Debat over het beleid en de keuzes van de minister van Economische Zaken omtrent Nexperia (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D50251, datum: 2025-12-04, bijgewerkt: 2025-12-05 08:59, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-04 17:00: Debat over het beleid en de keuzes van de minister van Economische Zaken omtrent Nexperia (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Beleid en keuzes van de minister van EZ omtrent Nexperia
Voorzitter: Michon-Derkzen
Beleid en keuzes van de minister van EZ omtrent Nexperia
Aan de orde is het debat over het beleid en de
keuzes van de minister van Economische Zaken omtrent
Nexperia.
De voorzitter:
Ik wil de vergadering graag heropenen. Mag ik de minister verzoeken
plaats te nemen? We zijn al iets later gestart dan de planning. Dank u
wel. Goedemiddag. Welkom aan de minister. Van harte welkom aan de leden.
We zijn hier bij elkaar voor het debat over het beleid en de keuzes van
de minister omtrent Nexperia. Daar hebben wij met een aantal leden van
de commissie voor Economische Zaken een vertrouwelijke briefing over
gehad. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat wat daar is gewisseld, niet
kan worden gebruikt in het debat. Ik vraag de leden om daar scherp op te
zijn.
We hebben elf sprekers in eerste termijn en een aantal maidenspeeches.
Ik zie het al aan de volle vakken. Dat wordt dus een mooi debat.
Dat gezegd hebbende wil ik direct van start. De eerste spreker, en de
aanvrager van dit debat, is de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Zeker mooi, meerdere maidenspeeches vanavond. Ik wens
de collega's heel veel plezier en succes. Een bijzonder mooi moment om
dat vanaf hier te mogen doen.
Voorzitter. "I would do it all again." Ik zou alles opnieuw doen, zei de
minister in The Guardian over zijn besluit om via een wet uit 1952 in te
grijpen bij het bedrijf Nexperia. Een opmerkelijke uitspraak, gezien de
negatieve gevolgen van dit besluit voor de Europese industrie en de
diplomatieke rel met China, en omdat de minister nog geen week later
terugkwam op zijn besluit en het bevel opschortte. Er is veel
onduidelijkheid in deze casus. Als Volt kunnen wij goed begrijpen dat er
een noodzaak was om in te grijpen. Maar de rommelige manier waarop dat
gedaan is, als een bestuurder die vol gas gaf, maar was vergeten om de
navigatie te updaten, daar hebben wij wel vragen bij.
Kan de minister aangeven wat het effect was van het inzetten van de Wbg?
Was deze wet ook zonder het besluit van de Ondernemingskamer toereikend
geweest voor het doel van de minister? Heeft de minister op voorhand
goed ingeschat wat de reactie van China kon zijn? Waarom zijn wij als
Kamer pas op 14 oktober geïnformeerd, terwijl China op 4 oktober al
aangekondigd had geen chips te exporteren? Eerder informeerde de
minister de Kamer dat hij niet betrokken was bij de procedure van de
Ondernemingskamer, maar dat lijkt toch ook anders te liggen, gezien de
brief van de landsadvocaat. Ik hoor daar graag van de minister een
uitleg over.
De minister zegt zonder last en ruggespraak te hebben gehandeld, maar ik
vraag mij dan af waarom de Europese Commissie niet is meegenomen. Kan de
minister echt uitsluiten dat er overleg is geweest met de Verenigde
Staten? Als je het rapport van de Ondernemingskamer leest, is het
namelijk haast onvoorstelbaar dat de Verenigde Staten hier niet actief
bij betrokken zijn geweest.
Mevrouw Martens-America (VVD):
De heer Dassen en ik hebben allebei dezelfde stukken gelezen, ook over
de urgentie en de noodzaak om snel te handelen, dat het over dagen of
uren zou gaan. Daar kan de minister zelf vast ook nog wat op antwoorden.
Maar ik ben wel heel erg benieuwd hoe Volt voor zich ziet dat dit had
moeten worden afgestemd in Europa. Had de minister dan moeten wachten op
de eerstvolgende Europese Raad of had hij een tour moeten doen met zijn
dienstauto langs alle lidstaten? Ziet de heer Dassen ook het risico dat
deze minister van Economische Zaken dan niet in alle vertrouwelijkheid
had kunnen ingrijpen en dat het dan wellicht eerder bij China was
uitgekomen dan wij hadden gewild?
De heer Dassen (Volt):
Laat ik vooropstellen dat ik hoop dat de minister gewoon een telefoon
heeft met de nummers van de Europese collega's en dat hij dus had kunnen
bellen. Maar het probleem zit voor mij al daarvoor. Deze casus laat
namelijk volgens mij zien dat als je in deze situatie komt en dan gaat
ingrijpen, je eigenlijk al te laat bent. De afgelopen jaren is de
minister in gesprek geweest met dit bedrijf. Hij is in juni gewaarschuwd
door de Amerikanen dat deze CEO hier geen toekomst zou hebben. Er is ook
aangegeven dat er bij Nexperia veranderingen doorgevoerd moesten worden
en dat dat niet gebeurt. De CEO waar de minister zelf mee heeft
gesproken, is in China al veroordeeld voor precies datgene waar hij nu
mee te maken heeft. Er waren dus al meerdere signalen. In mijn ogen zit
de kwetsbaarheid in het punt waarop de minister is uitgekomen. En ja,
dan ben ik nog steeds van mening dat het sterker was geweest als de
minister zijn Europese collega's had meegenomen, omdat je dan
uiteindelijk ook sterker staat tegenover China.
De voorzitter:
Mevrouw Martens, een vervolgvraag.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik vind het lastig. Wij zijn een autonoom, soeverein land met een
minister die ingrijpt vanwege ons economische landsbelang. Dat vind ik
in dezen wel heel erg lastig. Dit voelt, als ik zo vrij mag zijn, toch
wel een beetje alsof je huis in de fik staat en de heer Dassen even in
de buurtapp gaat vragen of het wel oké is dat de brandweerauto met de
sirenes aankomt en of we dat dan wel goed overleggen met z'n allen. Ik
ben dus toch even zoekende. Stel je voor dat de heer Dassen in deze
situatie aantreedt op het ministerie van Economische Zaken en de stukken
onder ogen krijgt die deze minister waarschijnlijk heeft gekregen. Had
hij uiteindelijk dezelfde afweging gemaakt, gezien de termijn waarop
deze minister er zat?
De heer Dassen (Volt):
Ik had gehoopt dat ik er al veel eerder voor had gezorgd dat we niet op
deze manier in deze situatie terecht waren gekomen. Maar als ik de
analogie van mevrouw Martens doortrek, namelijk die van het huis dat in
de fik staat: de consequentie van het besluit is wel dat de hele
Europese industrie in de fik staat. Er werden geen chips meer geleverd
aan verschillende autofabrikanten en daar werd vanuit andere landen op
gereageerd met: het was toch fijn geweest als we hier in ieder geval
goed van op de hoogte waren geweest. Je ziet in de reactie die China
geeft ook dat we de Verenigde Staten en Europa nodig hebben om te zorgen
dat de hete kolen uit het vuur gehaald worden. Dus ja, ik ben van mening
dat het verstandig was geweest als die beter aangehaakt waren geweest,
maar ik hoor ook graag van de minister — dat is precies de reden dat ik
hem de vragen stel — waarom hij dat niet gedaan heeft.
De voorzitter:
In drieën. Dus mevrouw Martens, tot slot.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ja, mijn laatste vraag. Ik heb eigenlijk nog steeds geen antwoord
gekregen op mijn vraag. We hebben allebei dezelfde stukken gelezen en we
zijn in vertrouwen bijgepraat. Het ziet ernaar uit dat we bijna voor een
voldongen feit zijn geplaatst, waarbij de keuze was: laten we het
gebeuren dat wij strategisch eenzijdig afhankelijk worden van een onvrij
land? De heer Dassen en ik zijn op de portefeuille OCW bijvoorbeeld
altijd fel tegen landen als China en hij vraagt hier nu vol in de
plenaire zaal, openlijk, terwijl iedereen meekijkt, aan deze minister of
hij niet even beter wil reflecteren en of hij had willen afstemmen. Dus
nogmaals mijn vraag: wat had de heer Dassen in deze situatie gedaan,
wanneer je al zo ver was in het proces? Had hij ingegrepen of niet?
De heer Dassen (Volt):
Zoals ik ook in mijn bijdrage al heb gezegd, kan ik goed begrijpen dat
er ingegrepen is. Ik denk alleen wel dat het verstandig was geweest als
de minister zijn buitenlandse collega's op een betere manier had
meegenomen. Dat dat op dit moment niet gebeurt, toont in mijn ogen de
zwakte van Europa aan, namelijk dat je niet als 27 lidstaten met één
stem opereert op het wereldtoneel en daardoor vermorzeld dreigt te
worden tussen China en de Verenigde Staten. Ik vind dat kwetsbaar. Ik
denk inderdaad dat we daarop moeten reflecteren: gaan we op deze manier
verder, totdat er de volgende keer weer een ander land is dat op deze
manier ingrijpt en China daarbovenop duikt, of zorgen we ervoor dat
wordt gekeken hoe we in Europa steviger kunnen staan zodat we niet
vermorzeld worden door China en de Verenigde Staten, wat op dit moment
gebeurt?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Het gaat hier ook om legacychips. Ik ben ook benieuwd
van de minister te horen hoelang het zou duren voordat China in staat is
om de wafers die dan nu geblokkeerd zijn zelf te produceren. Er wordt al
veel ontwikkeling gedaan, dus hoelang gaat dat nog duren? Zeker omdat
het risico daar volgens mij bij de minister zit.
Voorzitter. Er is wereldwijd een economisch en strategisch machtsspel
gaande. Al sinds jaar en dag wordt gewaarschuwd voor economische
spionage vanuit China. De huidige minister-president noemde het in 2018
al een van de grootste dreigingen. De reactie van China laat zien welke
macht het inmiddels heeft vergaard: met één besluit dreigden de
industrieën in Europa en in de Verenigde Staten stil te vallen. Dit is
de nieuwe realiteit en daar moet in mijn ogen een antwoord op komen. Wat
ons betreft is een Europees antwoord noodzakelijk, want de lidstaten
alleen kunnen geen weerstand bieden tegen de tweede en de eerste
economie van de wereld. Daarom is het cruciaal om in Nederland, maar ook
binnen de Europese Unie de juiste instrumenten te hebben om deze
machtsstrijd mee te kunnen voeren. Is de minister het met mij eens dat
er gezamenlijke slagkracht moet worden ontwikkeld binnen de Europese
Unie? Welk instrumentarium is er nu op Europees niveau beschikbaar,
vraag ik aan de minister. Welke mogelijkheden ziet de minister om hier
Europees stappen op te nemen? Ziet hij ook iets in een soort 51%-regel
voor bedrijven in strategische sectoren, zoals ze dat in China hebben?
Wat Volt betreft moet er een breder scala aan instrumentarium komen om
te reageren op die strategische dreiging voordat het weg kan lekken. Ik
ben dus benieuwd welke stappen de minister hierop gaat zetten.
Voorzitter. "I'd do it all again." Graag vraag ik de minister op een
betere reflectie. Ook al is het besluit, zeg ik nogmaals tegen mevrouw
Martens, heel goed te begrijpen, in een snel veranderende wereld hebben
we doordacht Chinabeleid nodig vanuit een continent dat samen sterker
staat dan alleen. Alleen een verenigd Europa kan ons de economische
autonomie geven waar de minister in zijn besluit volgens mij zo hard
naar op zoek is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dassen. We gaan luisteren naar de tweede spreker in
dit debat. Dat is de heer Grinwis. Hij spreekt namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ook van mijn kant succes aan alle collega's die
zo meteen hun maidenspeech gaan uitspreken.
Voorzitter. Opeens was Nederland het middelpunt van een geopolitieke
storm. Er is al veel gezegd en gespeculeerd over de rol en
verantwoordelijkheid van minister Karremans daarin. Karde hij op
ondiplomatieke wijze voor de troepen uit of deed hij namens het kabinet
gewoon wat nodig was, achteraf weliswaar met iets te veel branie in zijn
uitspraken richting The Guardian? Hij zei daar "I'd do it all again";
collega Dassen noemde het ook al. Verder was het een volkomen logische
ingreep. Hoe het ook zei, er was volop media-aandacht. Nexperia is
daarmee ongewild in no time een van de bekendste bedrijfsnamen van
Nederland geworden. Dat kwam vooral door de gevolgen van, en met name de
Chinese reactie op, het besluit van deze minister. Het is goed dat we
hier als Kamer met deze minister over spreken. Tegelijkertijd is het ook
wat ongemakkelijk, gelet op alle vertrouwelijkheid waarmee deze kwestie
is omgeven. Ik zal daarom in mijn bijdrage zelf een aantal vragen over
deze casus stellen, maar ik zal ook de blik verbreden en op de toekomst
richten.
Het valt bij het besluit van 30 september van de minister op hoe het in
de tijd samenloopt met twee besluiten. Enerzijds loopt het samen met het
besluit van de Verenigde Staten dat beperkingen die gelden onder de
Entity List, waar het moederbedrijf Wingtech al op stond, ook zouden
gaan gelden voor dochterondernemingen. Anderzijds loopt het samen met de
voorlopige schorsing van de Chinese CEO door de Ondernemingskamer, twee
dagen na het bevel. Dat roept bij mijn fractie een aantal
ophelderingsvragen op. Waarom is minister Karremans overgegaan tot het
bevel op basis van de Wet beschikbaarheid goederen uit 1952? Waarom was
dat proportioneel? Hing dit bevel samen met wat Amerika deed met zijn
Entity List, met wat de bestuurders van Nexperia een dag later deden en
met wat de Ondernemingskamer twee dagen later deed? Dat kan zo overkomen
bij de argeloze krantenlezer en volksvertegenwoordiger, en overigens ook
bij de Chinese autoriteiten. Als er al samenhang is, was het bevel van
de minister dan nog wel nodig, gelet op de voorlopige schorsing van de
CEO door de Ondernemingskamer twee dagen later? Waarom schortte de
minister zijn bevel niet gelijk op na die voorlopige schorsing door de
Ondernemingskamer? Waarom deed hij dat pas weken later, terwijl door de
handelingen van de Onderhandelingskamer het bevel van de minister
materieel was uitgevoerd?
De minister zei in zijn beruchte interview met The Guardian dat hij het
allemaal opnieuw zo zou doen. Of dat nou een uitspraak was van een — ik
citeer — "dode eend met een harde snavel" of van een dappere strijder
voor het Nederlands belang, het was in ieder geval olie op het vuur in
plaats van op de golven. Daarom vraag ik aan de minister welke lessen
hij uit deze kwestie trekt. En hoe worden de verhoudingen met China weer
normaal?
Tegelijk onderkent mijn fractie het belang van een assertieve
bescherming van vitale Nederlandse en Europese belangen. Wat de
ChristenUnie betreft zijn we te lang naïef geweest. Zeker sinds de
paarse jaren negentig geloofden we nergens zo in een liberale wereldorde
als hier. Op allerlei vlakken gaven achtereenvolgende kabinetten de
markt vrij spel, zonder lang stil te staan bij de vraag of daarmee onze
publieke en economische belangen ook het beste waren gediend. We waren
haantje-de-voorste bij het implementeren van een Europese richtlijn om
energiebedrijven te splitsen en te verpatsen. Als je er wat van zei,
zoals Arie Slob in 2006, dan kreeg je de wind van voren en betichtte
toenmalig minister Brinkhorst je van "ongezonde Oranjegevoelens". Nou,
liever ongezonde Oranjegevoelens dan misplaatst naïef geloven in een
liberale wereldorde.
Het is een repeterend verhaal. Terwijl geo-economische en geopolitieke
overwegingen steeds belangrijker werden, zowel bij bondgenoten als bij
rivalen, deed Nederland alsof zijn neus bloedde en werd Nexperia in 2017
vrolijk verkocht aan Chinese investeerders. EZ zei toen dat er geen
vitale veiligheidsbelangen in het geding waren. Hoe kijkt de minister
daar nou op terug? Zou dat met de Wet vifo anders zijn gegaan? Staat hij
nu niet te hozen op een schip met een giga gat in de romp? Daarom mijn
volgende vragen. Zijn de Wet vifo en de Wbg voldoende om de Nederlandse
publieke en economische belangen te beschermen? Is er niet meer nodig?
Ik overweeg een motie op dit punt.
Bij een onderwerp als dit hebben zowel de overheid als bedrijven een
verantwoordelijkheid. Je kunt in een tijd vol van geo-economie en
geopolitiek niet voor een dubbeltje op de eerste rij zitten en alle
eieren in één mandje leggen. Is het wel zo verstandig om praktisch alle
chips voor de auto in China te kopen? De vraag stellen is hem
beantwoorden. Op welke manier voert de minister het gesprek in Europa en
met bedrijven over het verminderen van ongewenste afhankelijkheden? Is
het bijvoorbeeld niet hoog tijd voor een strategische autonomietop met
onze bedrijven, gericht op het verminderen van die eenzijdige
afhankelijkheden?
Met deze vraag besluit ik mijn bijdrage in de eerste termijn,
voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik probeerde u al streng aan te kijken, maar u vermeed het
natuurlijk om mijn kant op te kijken. Dat is heel slim van u.
We gaan luisteren naar de derde spreker in dit debat. Dat is mevrouw
Oualhadj namens D66. Dit is tevens haar maidenspeech. Daarmee heeft u
wat extra tijd, mevrouw Oualhadj. Het is goed gebruik, hoewel het geen
regel is, dat u spreekt zonder interrupties, tenzij u zegt: nou, ik doe
het graag met interrupties. Dan kunt u daar de collega's natuurlijk toe
uitnodigen. Maar het hoeft niet, wil ik maar zeggen. Het woord is aan
u.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ruim 30 jaar geleden stond ik als klein meisje,
zoals veel Haagse schoolkinderen, langs de route van Prinsjesdag. Wat
was ik onder de indruk van de pracht en praal en het ceremoniële. Aan
alles om me heen voelde ik: hier vieren we iets bijzonders. Wat zouden
mijn opa's trots zijn geweest als ze hier vandaag bij hadden kunnen
zijn! Zij reisden als arbeidsmigrant duizenden kilometers om hier in Den
Haag te wortelen, slechts verbonden met thuis door ingesproken
cassettebandjes. Zij grepen de kansen die zij kregen om bij te dragen
aan hun geluk, dat van hun kinderen en kleinkinderen en van de
samenleving met beide handen aan. Dat was de belofte waar ik mee werd
grootgebracht: Nederland heeft alles in zich om vooruit te komen. Het
besef dat we voorsprong creëren door ons naar de wereld toe te keren
door van anderen te wíllen leren, simpelweg omdat we weten dat we daar
zelf ook beter van worden. We zien het resultaat overal terug. Onze
kennis van het water wordt wereldwijd geroemd en de slimste geesten uit
alle windstreken werken hier in Nederland aan de kleinst mogelijke
bouwsteentjes van chips, die met AI een nieuwe golf van vooruitgang
zullen brengen.
Afgelopen zomer besloot ik: ik wil niet langer aan de zijlijn staan
terwijl angst, negativiteit en geslotenheid aan terrein winnen. Ik wil
bouwen aan die open samenleving, aan de economie van morgen. Ik weiger
te geloven dat cynisme het laatste woord heeft. Ik vind het dan ook een
grote eer om juist nu hier te staan na déze verkiezingen. Het waren
verkiezingen waarin heel veel Nederlanders zeiden: het is tijd voor iets
nieuws. Wij laten ons niet aanpraten dat de Nederlander alleen maar
muren wil optrekken. Nu ik hier sta, jaren later, begrijp ik ook beter
wat ik toen op Prinsjesdag als kind voelde. Die ceremonie is meer dan
alleen pracht en praal. Het is een belichaming van iets wat generaties
voor ons zorgvuldig hebben opgebouwd: democratische waarden,
instituties, macht en tegenmacht. Juist ook tegenmacht moeten we
beschermen. Daar wil ik me met alles wat ik heb voor inzetten, met daden
en met woorden. Woorden doen er namelijk toe.
Ik heb van kinds af aan veel profijt gehad van positieve woorden. Die
kwamen van mensen die mij stimuleerden, kansen boden of nieuwe inzichten
gaven. Ik heb me als vrouw van kleur helaas ook tot veel negatieve
geluiden moeten verhouden, ook uit deze zaal. Nog steeds wordt hele
generaties, hier geboren en wel, aangepraat dat hun aanwezigheid in
Nederland niet onvoorwaardelijk is. Ik wil dit moment gebruiken om te
zeggen: de pijn en energie die dat mij en velen met mij heeft gekost,
had zo veel beter ingezet kunnen worden. Tegelijkertijd heeft die pijn
mij ook strijdbaarder gemaakt om te staan voor het Nederland van
iedereen. Louis Couperus bracht vele jaren in het buitenland door. Hij
schreef ook: "Zoo ik íéts ben, ben ik een Hagenaar." Ook voor hem was
die blik naar buiten geen tegenstelling, maar juist een
verrijking.
Voorzitter. Die openheid is niet alleen een kwestie van waarden, maar
ook cruciaal voor onze economie. Mario Draghi zei het onomwonden: onze
Europese productiviteit hapert. Overal in het land herkennen mensen dat.
We zullen sneller moeten innoveren, groei moeten aanjagen en
mogelijkheden moeten creëren. We moeten ervoor zorgen dat we weer trots
kunnen zijn op onze nieuwe koplopers, zodat we zelf de banen en welvaart
van onze toekomst veilig stellen. Ik geef toe dat de verhoudingen in de
wereld zijn veranderd. We kunnen niet langer automatisch rekenen op
economische bondgenoten, en de meest basale spelregels van de vrije
markt staan ook weer ter discussie. Juist wij, met een economie die
bestaat bij gratie van verbondenheid en handel, zullen het nu nog
slimmer moeten doen. Daarom zijn er ook moedige keuzes nodig.
Zo kom ik bij vandaag, bij Nexperia, een schitterend voorbeeld van een
bedrijf dat in Nederland groot is geworden en nu cruciaal is voor de
Europese industrie. Daar is veel te beschermen. Tegelijkertijd moeten we
als Nederlandse politiek ook weten: hoe beschermen we dat belang, hoe
gebruiken we onze woorden? Handeldrijven is meer dan een uitwisseling
van geld of kennis. Het vraagt om iets wat Europa altijd heeft gekend,
namelijk de kracht van diplomatie, laveren tussen grote internationale
belangen, omdat we vanuit die houding met iedereen om de tafel kunnen,
omdat we geloven dat we juist met die blik onze economie en onze
veiligheid het beste dienen.
Dat brengt mij tot de volgende concrete vragen voor deze minister van
Economische Zaken. Om te beginnen vraag ik mij af welke criteria en
risicosignalen hebben geleid tot het toepassen van het Wbg-bevel bij
Nexperia. Hoe onderbouwt deze minister dat deze stap noodzakelijk en
proportioneel was in het licht van de aanzienlijke economische en
diplomatieke gevolgen? Daarnaast willen we graag weten in hoeverre het
toepassen van het Wbg-bevel beïnvloed is door de inzet van de
Amerikaanse exportcontrolemaatregelen. Zijn er nog andere instrumenten
of interventies overwogen om die risico's te beperken? Zo ja, waarom
zijn die dan uiteindelijk niet ingezet? Ook willen we graag weten in
welke mate onze Europese partners vooraf betrokken zijn geweest bij de
risicoanalyse en de afweging van mogelijke alternatieve
maatregelen.
Dan de blik op de toekomst. We willen er natuurlijk zeker van zijn dat
dit bevel een uitzonderlijke maatregel blijft en voorkomen dat
buitenlandse investeringen in onze strategische sector erdoor worden
afgeschrikt. Hoe wordt geborgd dat de toepassing van dit bevel
voorspelbaar en transparant blijft?
Tot slot, voorzitter. Ik heb de minister over deze kwestie eerder horen
zeggen dat hij het inderdaad nog een keer exact zo zou doen als deze
situatie zich weer zou voordoen. Tegelijkertijd is de ironische
conclusie ook dat de productie juist stokte na deze ingreep. Ik wil dan
ook vooral graag weten welke lessen de minister zelf trekt uit dit
dossier om toekomstige ingrepen effectiever, voorspelbaarder en
diplomatiek minder risicovol te maken.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank voor uw prachtige maidenspeech. Ik mag u daar als eerste mee
feliciteren. Dat ga ik zo ook live doen. Ik nodig ook iedereen uit om u
te feliciteren. Als u hiervoor wilt gaan staan, dan schors ik het debat
voor een enkel moment.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. We gaan luisteren naar de vierde spreker in dit
debat. Dat is de heer Dekker namens Forum voor Democratie. Meneer
Dekker, aan u het woord.
De heer Dekker (FVD):
Voorzitter. De Nexperiaperikelen waren wereldnieuws. Het Nederlandse
hoofdkantoor van een Chinees chipbedrijf kreeg te maken met een abrupte
ingreep door de Nederlandse overheid waarmee werd voorkomen dat
technologische kennis en productiecapaciteit van Nederland verplaatst
zou worden naar China, op basis van de Wet beschikbaarheid goederen. Die
wet uit 1952 is ontworpen als instrument bij acuut dreigende tekorten
waarbij de continuïteit van de Nederlandse samenleving in het geding is.
Het was voor het eerst sinds de invoering ervan dat deze wet door de
minister van EZ in werking werd gesteld. Parallel hieraan was het de
Ondernemingskamer die overging tot bestuursingrepen bij Nexperia,
waarbij de Chinese topman van het bedrijf werd geschorst. Dat is een
uniek hybride gebruik van bestuurs- en ondernemingsrecht.
Deze opmerkelijke daadkracht werd door China niet op prijs gesteld. Dat
is niet onbegrijpelijk. Men ziet deze acties daar als een Nederlandse
samenzwering om het Amerikaanse sanctie- dan wel tariferingsbeleid
kracht bij te zetten en China dwars te zitten. De tegenactie vanuit
China kwam dan ook onmiddellijk: een exportverbod naar de EU van de in
China geproduceerde Nexperiachips. Hierdoor raakte onder meer de Duitse
auto-industrie in paniek, want deze Nexperiachips blijken essentieel in
hun supplychain. Het koortsachtige internationale overleg dat hierop
volgde, resulteerde in de opschorting van de maatregelen uit hoofde van
de genoemde crisiswet door minister Karremans. De export van de chips
uit China werd hervat, maar het verhaal met de Ondernemingskamer is nog
niet voorbij en de relatie van Nederland met China lijkt beschadigd. Het
feit dat men in China aangaf nu geen tijd te hebben om de minister te
ontvangen, is een teken aan de wand.
Het is al met al een ongelukkige episode die de schoonheidsprijs niet
verdient. Had dit nou niet anders gekund, vraag ik aan de minister. Het
motief dat de minister naar voren brengt, is het risico op Nederlands
verlies van cruciale technologische kennis en productiecapaciteit in de
halfgeleidersector. Op zichzelf spreekt het FVD aan wanneer een regering
op een dergelijke manier naar het Nederlandse industrielandschap kijkt.
In veel sectoren hebben we in het kader van de internationale
vrijemarktwerking iconische Nederlandse bedrijven helaas in buitenlandse
handen over laten gaan, zoals Hoogovens, KLM, Organon, Numico, Crucell,
Nuon en Essent, en dus ook Nexperia. Terugkijkend zijn we daar niet in
alle gevallen blij mee. Wanneer een bedrijf volledig in buitenlandse
handen is, zoals het geval is bij Nexperia, kun je als overheid als het
erop aankomt betrekkelijk weinig doen wanneer activiteiten geheel of
gedeeltelijk uit Nederland verdwijnen. Dan blijven er alleen heel
ingrijpende maatregelen over.
Eventueel bijsturen om de Nederlandse belangen beter te beschermen, had
in het geval van Nexperia in een veel eerder stadium op natuurlijke
wijze gekund, bijvoorbeeld door de verkoop aan een Chinese partij te
blokkeren, aan voorwaarden te verbinden of door zelf een belang te
houden. Daar voorziet tegenwoordig de Wet vifo in. Deze geldt voor
gevoelige technologieën, maar zou de werking niet breder kunnen worden
toegepast? Dat doet denken aan de tijden van directeur-generaal
Industrie Joseph Molkenboer, bij EZ in de jaren zeventig. Hij werd "de
Nederlandse industriepaus" genoemd. In die tijd was Economische Zaken
met tientallen Nederlandse bedrijven verbonden als aandeelhouder,
financieel ondersteuner en vaak als regeringswaarnemer. Dat leverde
behalve grote verliezen ook ingewikkelde belangenverstrengelingen op,
zoals duidelijk bleek bij de parlementaire enquête Rijn-Schelde-Verolme
in '83, '84. Die intensieve financiële verplichting is vervolgens in de
jaren tachtig afgebouwd.
Voorzitter. Een heroprichting van die oude industriepolitiek zou ik hier
zeker niet willen bepleiten, maar een aantal elementen daarvan, zoals
het selectief participeren in strategisch cruciale Nederlandse
bedrijven, zou wellicht kunnen worden overwogen. Met dit soort
instrumentarium kan waar nodig toekomstgericht het Nederlandse belang
worden beschermd en kunnen ongelukkige kunstgrepen zoals we bij Nexperia
hebben gezien achterwege blijven. Graag zien we een schriftelijke
reflectie hierop van de minister. Kan hij dit toezeggen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we bij de bijdrage van de heer Van Lanschot.
Hij spreekt namens het CDA. Ik weet niet of u hier al eerder heeft
gesproken, maar we gaan in ieder geval luisteren naar uw maidenspeech. U
heeft daarom wat extra tijd voor uw bijdrage. Veel succes.
De heer Van Lanschot (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het is bijna Sinterklaas, dus ik zal ook wat
dichten. "O Nederland, let op u saeck." Zo dichtte Valerius tijdens de
Tachtigjarige Oorlog. De Spaanse furie waar hij voor vreesde, komen we
nu alleen nog maar tegen op het voetbalveld. Als zoon van liefhebbende
ouders, als oud-wethouder in booming Brainport Eindhoven, daarvoor als
consultant in het bankwezen, als echtgenoot van de directeur van een
bloeiend familiebedrijf in Limburg, als broer van een EP-lid en als
andere broer van een fintech-oprichter, weet ik hoe essentieel het
bedrijfsleven is voor de strategische autonomie van Nederland en Europa.
Daarom zult u mij als woordvoerder Economische Zaken en Defensie de
komende jaren horen pleiten voor onder meer het slim investeren van de
NAVO-miljarden in het transformeren van onze Nederlandse en Europese
defensie-industrie naar een internationale krachtpatser.
Voorzitter. Te laat zijn wij ontwaakt uit onze geopolitieke winterslaap.
De verkoop van een bedrijf als Nexperia zou heden ten dage ondenkbaar
zijn, maar helaas: de Wet vifo is te laat in ons bezit gekomen. Bij het
controleren van het kabinet in de casus-Nexperia kijkt het CDA naar drie
elementen: het risico, de proportionaliteit — het lid Grinwis noemde het
al — en ook de communicatie. Allereerst, het risico van het wegsluizen
van cruciale chipcapaciteit was acuut en omvangrijk, van een financieel
directeur die de toegang tot bankrekeningen ontzegd wordt tot de
geplande overheveling van octrooien. Dat bevestigt ook de
Ondernemingskamer, die met het op afstand zetten van de CEO de private
belangen van de onderneming behartigt. De minister gaat natuurlijk over
de publieke belangen. Die greep al een dag eerder in met zijn bevel, dat
ik voor het gemak maar even een "going concern"-verplichting noem, om
het bedrijf in stand te houden.
Voorzitter. Het is goed dat het kabinet opkomt voor het Nederlandse en
Europese bedrijfsleven, maar is de inzet van dit paardenmiddel ook
proportioneel? Terecht is het hoogst ongebruikelijk dat de overheid
ingrijpt in de bedrijfsvoering van een bedrijf. Daarom de volgende
vragen. Hoe reflecteert de minister op de proportionaliteit van de inzet
van dit instrument? Kan de minister toezeggen de inzet, de kaders en de
proportionaliteit van dit middel te evalueren?
Dan communicatie; voorgaande sprekers hebben daar ook al wat over
gezegd. De bijna gelijktijdige timing van de maatregelen van de
Amerikaanse overheid, de minister en de Ondernemingskamer leidde tot
verwarring in de beeldvorming, namelijk dat het kabinet de macht overnam
bij Nexperia. Daarom vragen wij aan de minister welke lessen hij trekt
over het in de media voldoende ophelderen wie welke maatregelen nam. Kan
de minister dan ook toelichten hoe hij het belang heeft gewogen van het
tijdig informeren van onze bondgenoten, waaronder Europese partners, in
relatie tot het mogelijk versterken van het wegsluisrisico? Die twee
moet je natuurlijk in samenhang zien.
Dan het investeringsklimaat. We zijn benieuwd hoe de minister
reflecteert op de implicaties van deze maatregel op het
ondernemingsklimaat. Tegelijkertijd zijn we ook benieuwd wat het effect
op het ondernemingsklimaat zou zijn geweest als hij niet had ingegrepen.
Hoe nu verder, is de vraag die voor ons ligt. Het CDA rekent erop dat de
chips snel weer van de band rollen, op korte termijn, en dat de minister
zich daarvoor inspant. Op de langere termijn moeten we onze geopolitieke
onafhankelijkheid versterken, niet alleen voor dit bedrijf, maar voor
heel onze cruciale economische infrastructuur. Met een gestructureerde
aanpak voorkom je dit soort ad-hocbeleid. Daarom zal ik, samen met
GroenLinks-PvdA, de ChristenUnie en JA21, een motie hierover indienen in
de tweede termijn.
Dan het slotwoord aan Valerius: "Beschut, beschermt, bewaert u land en
thoont u elck (…) vol moet in 't houden van uw wetten".
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel. Terecht geroffel uit de Kamer. Ik wil u als eerste
feliciteren met uw maidenspeech en heel veel succes wensen in de Kamer.
Ik schors een enkel moment voor de bloemen en de felicitaties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Voor wie net inschakelt: we gaan door met het
debat met de minister van Economische Zaken over Nexperia. We gaan
luisteren naar de zesde spreker. Dat is mevrouw Martens-America en zij
spreekt namens de VVD. Mevrouw Martens, aan u het woord.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Felicitaties aan iedereen die zijn of haar maidenspeech nog houdt of
heeft gehouden.
Voorzitter. De wereld is onrustig. Verhoudingen staan onder druk, zowel
met bondgenoten als met handelspartners. Een sterke economie is daardoor
niet alleen van belang voor onze welvaart, maar ook voor onze
veiligheid, in Nederland en in Europa. Het is dan ook terecht dat
onderwerpen zoals strategische autonomie en economische veiligheid in
dit huis steeds vaker op de politieke agenda staan. Want als één ding
duidelijk is geworden, dan is het dat Nederland en Europa niet langer
naïef kunnen zijn als het gaat om het belang van een robuuste economie,
iets waar ook de door sommigen in dit huis zo geprezen Mario Draghi zich
helder over heeft uitgesproken. De halfgeleiderindustrie is daarvan
steeds vaker het middelpunt. Juist het hebben van strategische bedrijven
op eigen grond maakt ons relevant voor andere economieën in de wereld,
bondgenoot of niet.
Voorzitter. Daarmee komen we bij het onderwerp van vandaag: Nexperia en
het ingrijpen van deze minister van Economische Zaken om te voorkomen
dat de kennis en de technologieën, de strategische waarden voor ons land
en Europa, ons zouden verlaten. Nexperia staat volop in de
schijnwerpers, maar het bredere plaatje mag niet worden vergeten.
Onvrije landen zoals China zijn niet alleen geïnteresseerd in onze
cruciale bedrijfsinformatie. Als woordvoerder Hoger Onderwijs heb ik mij
dan ook verzet tegen het alsmaar uitdijen van het aantal beurzen dat wij
geven aan Chinese CSC-beursleerlingen die toegang hebben tot onze
sleuteltechnologieën. De rapporten zijn helder: we mogen niet langer
naïef zijn. Eenzijdige diplomatie tegenover landen die uit zijn op onze
kennis, maakt kwetsbaar.
Voorzitter. Daarmee komen twee vragen centraal te staan. Enerzijds is
dat de vraag hoe wij onze economie versterken en een aantrekkelijk
vestigingsklimaat behouden. Project Beethoven is daarvan een heel goed
voorbeeld. Wat mijn fractie betreft gaan wij dit breder inzetten,
bijvoorbeeld ook voor de basisindustrie. Hoe kijkt de minister hiernaar?
Anderzijds is dat de vraag hoe we beschermen wat we hebben opgebouwd.
Dat is eigenlijk waar het vandaag over gaat. De wet die de minister
heeft ingezet, bestaat niet voor niets. Maar hoe kijkt hij naar de Wet
vifo? Ziet hij ruimte voor uitbreiding, zodat we beter voorbereid zijn
op eventuele toekomstige risico's?
Voorzitter. Dan toch terug naar Nexperia. Ik heb enkele vragen aan de
minister. Hoe verhoudt het proces bij de OK zich tot het besluit van de
minister? En over het Europese aspect: hadden andere Europese landen
kunnen ingrijpen zoals wij dat in Nederland hebben gedaan als zich daar
vergelijkbare casussen hadden voorgedaan? Met andere woorden: beschikken
andere lidstaten over dezelfde noodrem om te voorkomen dat strategische
innovaties verdwijnen naar landen waarvan we niet eenzijdig afhankelijk
willen zijn?
Tot slot. Laten we niet naïef zijn over de geopolitieke realiteit waarin
we ons vandaag de dag begeven. Politieke en economische belangen raken
steeds sterker met elkaar verweven. Daarom is het wat de VVD betreft
essentieel dat we blijven inzetten op een krachtige en weerbare
economie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dit leidt tot een interruptie van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Het gaat niet over de bredere aanpak van China. Daar ben ik zelf ook
heel erg voor. Op allerlei fronten is daar reden voor. Mevrouw
Martens-America verdedigt echter heel specifiek de ingreep van de
minister en het gebruik van een Koude Oorlogwet uit 1952 en daarom heb
ik daar toch een vraag over. Daar zitten namelijk ook risico's aan. Die
wet gaat over de beschikbaarheid van goederen. Dat het voortbestaan van
de vennootschap in gevaar was, is evident. Dat de stap naar de
Ondernemingskamer is gezet, is ook evident. Maar dat er sprake was van
een acute dreiging, namelijk dat bepaalde goederen, legacychips, niet
beschikbaar zouden zijn, is niet zo evident, temeer omdat er veel meer
bedrijven zijn die dit type legacychips maken. Is dat beroep op die wet
nou wel zo terecht, vraag ik aan mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is natuurlijk een hele lastige vraag aan een Kamerlid, want wij zijn
in besloten sessies bijgepraat over de bronnen op basis waarvan de
minister deze besluiten heeft moeten nemen. Ik zou de heer Van der Lee
daarom willen vragen deze vraag aan de minister te stellen. Mijn fractie
geeft aan dat zij zich extreem veel zorgen maakt over de naïviteit
waarmee wij heel lang naar deze handelsrelatie hebben gekeken. Ik denk
dat niemand dit een ideale situatie vindt, maar ook ik heb net in mijn
bijdrage aan de minister gevraagd hoe hij dit ziet. Dat is namelijk iets
waar wij op dit moment lastig openlijk over kunnen debatteren in dit
huis.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Nou, dat vind ik wat minder, want ik ben bewust niet naar die besloten
technische briefing gegaan ...
Mevrouw Martens-America (VVD):
Daarvan was ik op de hoogte, ja.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
... omdat je dan met meel in de mond praat. Kijk, het gaat om een wet
die ooit door onze voorgangers in deze Kamer is gepasseerd met een
specifiek doel, in de Koude Oorlogstijd: om te zorgen dat bepaalde
goederen beschikbaar blijven. Dat is de basis van deze wet. De minister
heeft deze ingeroepen. Mij is niet duidelijk geworden dat de
beschikbaarheid van legacychips heel acuut op het spel stond. Wat wel op
het spel stond, is het voortbestaan van een Nederlandse vennootschap,
maar dat is een andere kwestie; dat legitimeert niet automatisch het
beroep op deze wet. Daar kan ik u best wel een oordeel over vragen, los
van wat er in vertrouwelijke briefings over is gezegd.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Wat is het oordeel van de VVD over of het wel terecht is dat deze wet is
ingezet?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Laten we gaan proberen om hier een antwoord op te geven, want dat is
absoluut mijn intentie. Ik vind het moeilijk dat de heer Van der Lee de
hele tijd teruggrijpt naar het jaartal waarin deze wet is ontstaan,
omdat wij toen in een andere realiteit leefden. De economie van vandaag
de dag werkt anders. Dus ja, als je die wet moet hanteren voor de
economische situatie vandaag de dag, dan denk ik dat die daar zeker
geschikt voor is. Er zijn verschillende vragen gesteld over de lijnen
tussen de OK en het handelen van deze minister, dus ik ben ook heel erg
benieuwd naar die antwoorden. Of ik het helemaal terecht vind? Ja.
Volgens mij wordt het in de laatste brief die de minister ons heeft
toegestuurd, die van — wat was het? — 14 november volgens mij, heel
duidelijk uitgelegd, de back-end en de front-end en wat er gebeurt
wanneer een van de twee verdwijnt naar het buitenland. Tja, dat is dan
gewoon een gok die we hier moeten nemen. Ik denk dat de heer Van der Lee
en ik dan een andere gok nemen. Wij zouden liever niet eenzijdig
afhankelijk willen worden van China. En of dat dan uiteindelijk
daadwerkelijk realiteit was geworden, zullen we nooit weten, maar er is
op dit moment ingegrepen en dat is dan wel belangrijk.
De voorzitter:
We doen het in drieën, dus dit is de laatste vraag van de heer Van der
Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, dan vind ik het jammer dat de VVD al van oordeel is dat het goed
is om een wet te gebruiken uit 1952 die nog nooit is gebruikt, waarover
ook geen enkele jurisprudentie is en waardoor we nu echt een behoorlijk
risico lopen. Ik wil ook dat we optreden tegen China, maar dan wel
effectief. Dat doe je door samen met anderen op te trekken, niet door
onnodig al een geopolitieke crisis te veroorzaken terwijl er nog een
route bewandeld is, die via de Ondernemingskamer. Die was veel
effectiever in de maatregelen die direct ingrijpen in de bedrijfsvoering
van de vennootschap en het op afstand plaatsen van de Chinese CEO. Dus
waarom komt u nu al tot de conclusie dat het terecht was dat de minister
die wet in werking heeft gesteld?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is exact niet wat ik heb gezegd. Ik heb een hele hoop vragen gesteld
aan de minister, en ik ben benieuwd naar wat de antwoorden daarop zijn.
En ja, wetten zijn er niet voor niets, en het is toch wat gek als we de
minister nu gaan verwijten dat hij gebruik heeft gemaakt van een wet die
is opgericht voor dit soort situaties. Dus we hadden dit kunnen gaan
analyseren en evalueren, als het aan mijn fractie had gelegen nadát de
minister was afgereisd naar China, om hier een openlijker debat te
kunnen voeren over wat daar besproken is, in plaats van dat nu iedereen
mee kan kijken naar hoe wij hier openlijk dit debat aan het voeren zijn.
Maar dat wilde de heer Dassen heel graag, dus dan doen we dat hier.
Daarom staan we hier.
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. Ik wilde inderdaad graag een debat voeren. Overigens begrijp
ik dat de minister niet naar China afreist omdat de ministers daar te
druk zijn op dit moment. Dat is misschien ook veelzeggend.
Maar ik wil even kijken naar die toekomst. Ik vraag me af wat er nu
gebeurd is. We hebben het eerder ook gezien bij Litouwen: als de macht
van China op een land wordt geprojecteerd, dan zie je dat dat land in de
problemen komt. Als je kijkt naar wat nou de macht is van Nederland
tegenover China, dan is die zeer beperkt. Ik ben van mening dat we met
elkaar in Europa moeten kijken naar hoe we ervoor gaan zorgen dat we
instrumentarium ontwikkelen dat er juist voor zorgt dat we, als er
strategische kennis uit Nederland dan wel uit Europa verdwijnt,
gezamenlijk kunnen optrekken. Ik ben benieuwd hoe mevrouw Martens
daarnaar kijkt.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Kijk, dat vind ik een hele terechte vraag. Ik denk dat de heer Dassen en
ik verschillen over de aanloop hiernaartoe. Ik ben van mening dat, als
we de stukken lezen die de minister ons heeft toegestuurd, we hem er wel
op kunnen vertrouwen dat het toen een kwestie van dagen was. Dus de heer
Dassen en ik verschillen daarin. Maar ik ben het natuurlijk wel eens met
wat de heer Dassen zegt in zijn bijdrage: wij moeten voorkomen dat wij
als Nederland of Europa worden vermorzeld tussen China en Amerika. De
heer Dassen en ik vinden elkaar daarin dus helemaal. Dat is ook de vraag
die ik aan de minister heb gesteld: welke instrumentaria hebben wij?
Welke instrumentaria hebben andere landen in Europa? Wat zouden we van
elkaar moeten leren? En welke gesprekken worden nu gevoerd? Daarin
vinden de heer Dassen en ik elkaar helemaal.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Is de VVD dan ook van mening dat we een bepaald instrumentarium
misschien op Europees niveau zouden moeten beleggen, om te zorgen dat we
de kracht van heel Europa achter het instrumentarium hebben staan, dus
dat we dat niet als land individueel doen, maar zorgen dat er meteen 450
miljoen Europeanen achter staan?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is, denk ik, een ideaaldenkensituatie. Ik kan me namelijk
voorstellen dat dat juridisch gezien best lastig is voor bedrijven die
zijn gevestigd in verschillende lidstaten. Laten we ook vragen hoe de
minister hiernaar kijkt, zeker.
De heer Dassen (Volt):
Dat is in ieder geval een positieve grondhouding, maak ik hieruit
op.
De voorzitter:
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de bijdrage van mevrouw
Martens. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Nanninga, die
spreekt namens JA21. Ook mevrouw Nanninga — we hebben echt een mooie
avond — houdt haar maidenspeech. We gaan naar haar luisteren.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier voor het eerst, maar ik ben ook weer
niet nieuw in Den Haag. Ruim zes jaar mocht ik de kiezers van JA21
vertegenwoordigen in het andere deel van de Staten-Generaal: de Eerste
Kamer. Die senaat wordt hier ook wel "de overkant" genoemd, maar dat is
natuurlijk maar net hoe je het bekijkt. Waar ik vandaan kom, heet het
hier juist "de overkant". Het is, zoals wel vaker in de politiek, een
kwestie van perspectief. Mijn oversteek van mijn kant naar hier is geen
dramatische, eenmalige, schepenverbrandende beweging over de rivier de
Hades. Nee, sterker nog, meestal maken mensen die beweging de andere
kant op. Na intensieve jaren hier in de Tweede Kamer dienen zij hun
laatste actieve jaren de publieke zaak in de Eerste Kamer. Ik sluit niet
uit dat mijn politieke slotakkoord ooit weer in de senaat aan de
overkant zal zijn. Bent u er nog, dames en heren?
Dit brengt mij op een mooi lied over deze materie van Drs. P. Wees
gerust, ik ga het niet zingen; dat ga ik u niet aandoen. Ik ga het wel
voordragen. Het gaat als volgt.
Wij zijn hier aan de oever van een machtige rivier
De andere oever is daarginds, en deze hier is hier
De oever waar we niet zijn, noemen wij de overkant
Die wordt dan deze kant, zodra we daar zijn aangeland
En dit heet dan de overkant, onthoudt u dat dus goed
Want dat is van belang voor als u oversteken moet
Dat zou nog best eens kunnen, want er is hier veel verkeer
En daarom vaar ik steeds maar vice versa heen en weer
Maar goed, vooralsnog ben en blijf ik dus hier aan onze kant van de
overkant. Met uw welnemen, voorzitter, gaan we naar de inhoud.
Voorzitter. Dit debat gaat over het bijzondere handelen van de minister
de afgelopen maanden. Bij mijn weten is het voor het eerst in de
geschiedenis dat de Nederlandse overheid zo de controle grijpt over een
privaat bedrijf. Over hoe wij dit moeten beoordelen, welke lessen we
moeten trekken en hoe we dit in de toekomst moeten aanpakken, heeft JA21
vooral veel vragen.
Maar dit debat gaat ook over iets veel fundamentelers. Daar wil ik ook
wel even op ingaan, wat de VVD net trouwens ook al deed. Het gaat over
de noodzaak voor Europa in het algemeen en voor Nederland in het
bijzonder om geopolitiek wakker te worden of te blijven, onze naïviteit
af te leggen en de wereld te gaan begrijpen zoals die is en niet alleen
zoals hoe wij zouden willen dat die is. De wereld is geen speeltuin. De
wereld verandert. De tijd van globalisering en een utopisch geloof in
grenzeloosheid is voorbij. We zijn beland in een wereld waarin de
dominantie van het Westen voorbij is en die van Europa al
helemaal.
We kunnen niet naïef zijn over China, over de manier waarop de Chinezen
proberen om ons van hen afhankelijk te maken, zodat ze die positie
kunnen gebruiken om ons hun wil op te leggen. Afgelopen decennia zijn
wij namelijk steeds afhankelijker geworden van China, zowel economisch,
technologisch als strategisch. Niets wijst erop dat dit vanzelf minder
wordt.
Los van die afhankelijkheid hebben we ook zorgen over onze nationale
veiligheid. Vorig jaar nog concludeerde de MIVD dat een statelijke actor
verantwoordelijk was voor malware bij de krijgsmacht. Spionage dus
vanuit de Chinese overheid. Ik heb een donkerbruin vermoeden dat dit
niet het enige incident was en dat het daar ook niet bij zal
blijven.
Kortom, China geeft reden tot zorg. Daarom pleit JA21 al langer voor een
proactieve, kritische en vooral wantrouwende houding richting Beijing.
Daarom begrijpen we de bruuske houding van de minister ook nog wel
enigszins. Maar juist omdat China zo'n enorme geopolitieke speler is en
juist omdat de machtsverhoudingen zo scheef liggen, moeten onze acties
extra zorgvuldig, doordacht en professioneel worden uitgevoerd. Wij
vragen ons af: is dat hier nou wel helemaal goed gegaan?
Dat ingrijpen soms nodig is, begrijpen wij. Dat een minister van
Economische Zaken het Nederlandse bedrijfsleven beschermt, lijkt ons ook
een goede zaak. Het gaat hier echter om een strategisch gevoelig bedrijf
met een Chinese eigenaar in een sector die essentieel is voor onze
industrie en onze geopolitieke positie. Dan komt het domweg onverstandig
over om zonder bilaterale diplomatieke voorbereiding een eenzijdige
ingreep te doen die onmiddellijk zware tegenmaatregelen uitlokt.
Daarover heb ik een aantal vragen aan de minister.
Ten eerste. Wat was nu heel concreet het acute gevaar? Het weglekken van
kennis houd je immers niet tegen met zo'n besluit. Dat gebeurt gewoon.
Het is ook al lang gebeurd. Konden die octrooien niet op een andere
manier behouden worden? Kortom, was dit nou echt het enige middel dat
met zo veel spoed ingezet kon worden?
Ten tweede. Als je deze wet al gebruikt, was het dan niet verstandig
geweest om, desnoods op de hele korte termijn, toch eerst te overleggen
met andere chipafhankelijke Europese landen, zoals Duitsland? Zo waren
zij ook niet voor verrassingen komen te staan.
Ten derde. Hoe verhouden de ingrepen van de minister en de uitspraken
van de Ondernemingskamer zich tot elkaar? Hoe ziet de minister in dit
verband zijn brief waarin hij aandringt op spoed bij de
Ondernemingskamer, zoals gerapporteerd in diverse media?
Ten vierde. Heeft de minister zelf een helder overzicht van welke
Nederlandse sectoren, bedrijven of ketens op dit moment in een
structurele afhankelijkheidsrelatie met China dan wel soortgelijke
landen zitten? Hoe wordt dit gemonitord? Welke maatregelen zijn in de
maak om deze afhankelijkheidsrelaties meer in balans te brengen? Op dat
punt overwegen wij een motie samen met meneer Van Lanschot van het CDA
en anderen.
Tot slot vraag ik daarom aan de minister hoe hij nu reflecteert op zijn
eigen handelen. Had hij met de kennis van nu weer precies hetzelfde
gedaan, zoals hij eerder vrij zelfverzekerd stelde in The Guardian? Of
zijn er zaken die hij anders had aangepakt of had moeten aanpakken? Zo
ja, welke? Kortom, wat heeft hij hiervan geleerd? Wij verwachten van de
minister dat hij niet alleen de juiste richting kiest, maar ook de
juiste aanpak.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank voor uw maidenspeech, mevrouw Nanninga. Welkom aan deze kant van de
rivier. Ik wens u alle succes. Ik feliciteer u als eerste.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Er wordt nog wat nageklapt naar aanleiding van de
maidenspeech van mevrouw Nanninga. Ik wil graag het woord geven aan de
heer Van der Lee voor zijn bijdrage in eerste termijn. Mag ik wat stilte
in de zaal? We gaan luisteren naar de bijdrage van de heer Van der Lee.
Hij spreekt namens GroenLinks-PvdA.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Al bijna vijf jaar ben ik lid van de
Interparlementaire Alliantie inzake China. Parlementariërs uit 44 landen
werken samen om mensenrechtenschendingen door China tegen Oeigoeren,
Tibetanen en Hongkongse Chinezen en de intimidatie van Taiwan aan te
pakken. Ook wat betreft de economische politiek van China valt er veel
te beschermen. Daar ben ik altijd voor wakker te maken. De vraag is wel:
hoe doe je dat effectief? Dat doe je alleen maar effectief door echt
goed samen te werken met bondgenoten.
Dat brengt mij op de ingreep van de minister. Ik vond en vind dat de
minister te driest en onbesuisd gehandeld heeft, en dat zal ik
beargumenteren. Ik heb daar zes argumenten voor. Op zich is het evident
dat Nexperia als vennootschap in gevaar was, maar het is niet evident
dat de levering van eenvoudige legacychips aan Nederland en de rest van
Europa in het geding was. Nexperia heeft immers veel concurrenten die
soortgelijke chips maken. De ironie wil zelfs dat juist doordat de
minister ingreep er een escalatie ontstond en er dus een gebrek was aan
leveringen van chips aan Europa. Die ingreep was gebaseerd op een Koude
Oorlogswet uit 1952, die juist bedoeld was om ervoor te zorgen dat
goederen beschikbaar bleven. Ik denk dat de minister een risico heeft
genomen door deze wet van stal te halen en ik ben benieuwd naar zijn
onderbouwing van de redenering waarom deze wet van toepassing is op deze
casus.
De plotselinge ingreep van de minister staat ook haaks op het tot nog
toe gevoerde, altijd vrij voorzichtige buitenlands beleid van Nederland.
Dat is een les die we jaren geleden hebben geleerd toen we twee
onderzeeboten aan Taiwan hebben geleverd. Tot op de dag van vandaag
durven we niet eens een minister af te vaardigen naar Taiwan. En dan
plotseling deze ingreep. Hoe moet ik dat verklaren? Staat dit ook
symbool voor een verschuiving in hoe Nederland de aanpak van China in de
toekomst voor zich ziet, juist ook als het gaat om economische
veiligheid?
Ik wil ook graag van de minister weten hoe hij denkt dat zijn ingreep
wordt gepercipieerd in de markt. Is het niet ook een risico voor ons
vestigingsklimaat dat een obscure wet plotseling van stal wordt
gehaald?
Een derde argument. De minister heeft overduidelijk de schaal van de
Chinese reactie onderschat en daarbij niets gedaan om de verwachte
maatregelen te mitigeren. Hij heeft bedrijven in Europa ook niet in
staat gesteld om zich voor te bereiden op een mogelijke reactie van
China. Hoe kijkt hij daarop terug?
De minister, en dat is mijn vierde argument ...
De voorzitter:
Voordat u aan uw vierde argument begint, hebt u een interruptie van de
heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik hoor de heer Van der Lee zeggen dat de minister de reactie van
Chinezen heeft onderschat, maar welke informatie heeft hij dan die wij
niet hebben, over de vraag of dat wel of niet ingecalculeerd was?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Er zijn meerdere voorbeelden te vinden van gevallen waarin een relatief
klein land China tegen de haren instrijkt op een voor hen heel gevoelig
punt en er dan een hele zware reactie komt van China. Neem Litouwen, dat
plotseling bereid leek te zijn om Taiwan te erkennen. Ik kan meerdere
voorbeelden noemen. Nederland plaatst solistisch een geopolitieke actie
door vanuit de politiek in te grijpen, terwijl er een juridische weg
openstond, die ook bewandeld werd en die trouwens veel effectiever is
dan het beroep dat de minister heeft gedaan op die oude wet. Dan loop je
een risico op een heel forse Chinese reactie. Daar zijn tal van
voorbeelden van. Ik zie nergens dat er maatregelen zijn genomen om de
reactie te mitigeren, of om mensen en bedrijven die daar gevolgen van
ondervinden, te waarschuwen en in staat te stellen om zich daarop voor
te bereiden. Daarom wil ik weten waarom de minister dat niet beter heeft
voorbereid.
De voorzitter:
Ja. Een vervolgvraag van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Wat ik niet helemaal snap, is het volgende. Als de heer Van der Lee dit
allemaal vindt, waarom stelt hij dan toch alternatieve routes voor? Het
maakt toch niet uit welk middel Nederland inzet om dit probleem te
tackelen? De reactie van China zal dan toch altijd gelijk zijn?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat is precies mijn punt. De minister had kunnen wachten tot de
uitspraak van de Ondernemingskamer. Die uitspraak was supereffectief,
want de CEO werd onmiddellijk opzijgezet en alle aandelen, op één na,
zijn overgebracht in Nederlandse handen. Dat is een veel effectievere
ingreep. Daar had hij op kunnen wachten. Maar wat deed de minister een
dag daarvoor? Hij maakte er een politieke actie van door als minister in
te grijpen. Ik denk dat dat de verkeerde volgorde is geweest. Hij had
die wet misschien van stal kunnen halen, als de Ondernemingskamer niet
in beeld was geweest en er geen uitspraak was gedaan. Maar nu maakt hij
de zaak door die ingreep veel groter dan achteraf gezien, denk ik, nodig
is geweest.
De voorzitter:
De heer Vermeer, laatste keer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik vind het ontstellend naïef van de heer Van der Lee om te
veronderstellen dat de reactie op een politieke actie heel anders zou
zijn dan die op een juridische actie, die door dezelfde Nederlandse
overheid in gang wordt gezet. Of in samenwerking met de Nederlandse
overheid, want hier zit natuurlijk duidelijk een strategie achter,
namelijk ervoor te zorgen dat we dit in Nederland op orde houden. Dan
maakt het voor die Chinezen toch helemaal niets uit wie die actie in
gang zet en via welke weg?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Hier laat u het dus door elkaar heen lopen. U maakt het voor de Chinezen
heel gemakkelijk om het louter als een politieke ingreep af te doen. Wij
hebben hier een rechtsstaat en die functioneerde prima. Dat bewijst de
uitspraak van de Ondernemingskamer ook. Het was niet nodig geweest om
een dag ervoor een beroep te doen op die wet. Dat is wel gedaan. De
minister zegt: dat stond helemaal los van mij. Hij heeft er inderdaad
ook nog voor gekozen om een brief te sturen aan de Ondernemingskamer.
Maar daardoor wek je de indruk dat hier politieke motieven achter
zitten, terwijl het primair gaat om — dat vind ik ook evident — het
voortbestaan van de vennootschap. Die stond immers op het spel. Maar
daarvoor hebben wij in onze rechtsstaat middelen en die zijn gevolgd.
Door het zo zwaar aan te zetten, heb je bewust het risico genomen dat er
een veel zwaardere Chinese reactie komt. En er is niet één maatregel
genomen om die zware reactie enigszins te mitigeren.
De voorzitter:
Graag via de voorzitter, zeg ik er even bij. Mevrouw Martens heeft een
vraag.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Is de heer Van der Lee van mening dat de reactie van China enigszins
proportioneel was?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar dat is het kenmerk van China. China reageert zelden
proportioneel. Daarom moet je ook verstandig zijn. Als je ingrijpt, moet
je dat doen met volledige rugdekking van de hele Europese Unie, van je
bondgenoten en ook van de industrie die de mogelijke gevolgen draagt van
die ingreep. Dat is allemaal niet gebeurd. Het was een solistische
actie, die heel snel een heel stevige reactie van China heeft
opgeleverd.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Martens.
Mevrouw Martens-America (VVD):
En dan de schade, die disproportionele schade. Komt die door het
handelen vanuit Nederland of door het handelen vanuit China?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat een combinatie van factoren hierin een rol speelt. Laten we
eerlijk zijn. We moeten terug naar 1 december vorig jaar. Het waren de
Amerikanen die besloten om Wingtech op de zwarte lijst te zetten. Dat
was de aanloop naar de discussies die zijn gevoerd met Wingtech over het
volledig aandeelhouderschap van Nexperia. Dat is niet houdbaar voor de
toekomst. Wat ook dreigde, was het besluit van de Amerikanen om ook de
volle dochter, Nexperia, op de zwarte lijst te zetten. Dat is ook
gebeurd op 29 september. De Amerikanen hebben dus een aanjagende rol
gespeeld in het feit dat dit binnen het bedrijf tot allerlei spanningen
heeft geleid. Daarbij leek de CEO in eerste instantie mee te bewegen,
maar vervolgens heeft hij gekozen voor een andere route. In die
escalatie — want dat was het natuurlijk — heeft de minister ervoor
gekozen om nog voordat de directie de route koos om naar de
Ondernemingskamer te gaan, zelf een beroep te doen op die wet. Mijn punt
is: dat is de verkeerde volgorde. Hij had eerst de juridische gang
moeten laten maken en dan kunnen besluiten: het is nodig om de wet van
stal te halen, want de rechter heeft onvoldoende ingegrepen.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Martens.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Het is goed dat de heer Van der Lee dit aan het einde nog even
benadrukt: het is zíjn analyse en zíjn visie op hoe het is gegaan. En
die stroken niet helemaal met de brief die de minister ons heeft
toegestuurd. Het is het oordeel van de fractie van GroenLinks-PvdA. Maar
we hebben het hier over de langetermijnleveringszekerheid. Als ik de
heer Van der Lee — zeg ik via de voorzitter — goed begrijp, dan zegt hij
hier eigenlijk: we hadden kunnen weten dat China disproportioneel zou
reageren en daarom had Nederland maar moeten toekijken of moeten wachten
op het oordeel van de OK. Zegt de heer Van der Lee hier dus eigenlijk
dat op het moment dat de minister anders had gehandeld en alle kennis en
technologieën binnen die dagen naar een onvrij land waren overgeheveld,
de heer Van der Lee hier niet had gestaan? Dan had hij het
toegejuicht?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
U maakt een karikatuur van mijn woorden en dat helpt niet in een
fatsoenlijk debat. Ik heb heel duidelijk uitgelegd dat de toekomst van
de vennootschap duidelijk evident op het spel stond en dat er ingegrepen
moest worden, maar daar hebben we in onze rechtsstaat middelen voor en
die zijn ook gevolgd, heel terecht. De dag daarvóór had de minister niet
de keuze hoeven maken die hij heeft gemaakt. Hij had het ook kunnen doen
ná de uitspraak. Doordat hij er zelf voor koos om dat vóór de gang naar
de rechter te doen, is het zwaarder geëscaleerd dan mogelijk nodig is
geweest. Dat is het punt dat ik wil maken. Ik vraag dat heel
nadrukkelijk omdat de minister ook in The Guardian aangeeft: ik had het
zo weer gedaan. Ja, dat lijkt mij toch echt wel een beetje een vreemde
reactie, als ik eerlijk ben. Ik heb namelijk nog meer argumenten waarom
ik denk dat de minister niet weloverwogen dit besluit heeft genomen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Hij verzuimde namelijk om tijdig ook alle Europese bondgenoten te
informeren en te mobiliseren. Dit nodigt China uit om in Europa verdeel
en heers te spelen. Waarom koos hij dus voor dit solistische optreden?
Zijn de uitspraken van de Duitse minister van Financiën na diens recente
bezoek aan China dan niet problematisch? Die roept namelijk weer: "Meer
politieke spanningen helpen ons niet. Integendeel, ze dwingen ons om nog
meer in China te investeren om onze toeleveringsketen veilig te stellen.
Dit gaat ten koste van Duitsland als vestigingsplaats." Dat roepen
potentiële bondgenoten nu. Ik ben het helemaal niet eens met de Duitse
minister, maar dat duidt niet op een gezamenlijke Europese aanpak. Het
geeft ruimte aan China om verdeel en heers toe te passen.
Mijn tijd is de hele tijd doorgelopen tijdens de interruptie, dus ik heb
nog maar twintig seconden.
De voorzitter:
Die heeft stilgestaan, maar gaat u door met uw betoog. Ik zal ruimhartig
zijn, maar hij wordt gestopt.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik ben net één A4'tje verder.
De voorzitter:
Ja. We zijn bij argument vijf.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dan mijn zesde en laatste argument, namelijk dat de minister zijn
besluit snel heeft opgeschort. Dat geeft ook al aan: hoe waardevol was
dat besluit nu? Hij kon het opschorten vanwege de ingreep van de
Ondernemingskamer, maar ook vanwege de hulp van de Amerikanen, denk ik,
door de deal die Trump met Xi Jinping heeft gesloten om hun maatregelen
een jaar uit te stellen, waardoor Nexperia weer van de zwarte lijst
viel. Ik blijf dus bij het standpunt dat de minister te driest en te
onbesuisd gehandeld heeft.
Ik heb een aantal punten voor de toekomst, maar ik kan die amper
uitspreken, gelet op het feit dat de tijd doorliep. Maar ik zou de
minister toch willen vragen …
De voorzitter:
Meneer Van der Lee, sorry, maar de tijd liep niet door.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Bij mij wel.
De voorzitter:
Bij ons niet, dus u bent over uw tijd heen. Ik geef u nog een paar
laatste slotzinnen en wellicht dat de heer Vermeer u uit de brand gaat
helpen.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil de heer Van der Lee even vragen wat hij dan vindt dat er in de
toekomst moet gebeuren.
De voorzitter:
Aardig, dat is ontzettend aardig van meneer Vermeer.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat helpt, dank u wel. Dat vind ik heel collegiaal.
Er zijn drie scenario's voor de aanpak van China. Volgens mij is er
brede consensus dat er allerlei risico's zijn, niet alleen op het gebied
van mensenrechten maar juist ook op het gebied van economische
veiligheid. Het ene scenario is een beetje de fatalistische aanpak die
sommigen bepleiten — ik noemde net de minister van Financiën uit
Duitsland — en dat is zeggen: we zijn al zo afhankelijk, we kunnen het
ons eigenlijk niet meer veroorloven om China tegen de schenen te
schoppen, want daar hebben we alleen maar problemen door. Het andere
scenario is: we verenigen ons, we geven tanden aan een echt economisch
veiligheidsbeleid in Europa en we trekken altijd gezamenlijk op. We
pakken ook gezamenlijk de pijn, ook als die wat scheef wordt verdeeld in
een concrete casus. De tussenweg, het tussenscenario — daar zitten we nu
in — is dat iedereen ad hoc keuzes maakt: soms China vleien en dan weer
China tegen de schenen schoppen. Dat laatste scenario moeten we
voorkomen. Daarom wil ik dat de minister veel meer met zijn collega's
werkt aan een Europees veiligheidsbeleid op economisch terrein, een
beleid dat ook tanden heeft. Daar zal ik in tweede termijn per motie nog
een paar voorstellen voor doen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee bent u aan het einde gekomen van uw bijdrage in
eerste termijn. Wij gaan luisteren naar de heer Vermeer. Hij spreekt
namens de BBB. Meneer Vermeer, aan u het woord.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij zijn we het er allemaal wel over
eens dat wat er bij Nexperia aan de hand was, niet genegeerd kon worden
door de minister. Als cruciale chiptechnologie, intellectueel eigendom
en productiemiddelen via de achterdeur naar China dreigen weg te lekken,
dan is ingrijpen niet alleen logisch maar ook noodzakelijk. Je laat je
je kennispositie niet zomaar afnemen, en je laat je economie niet
gijzelen. Overigens moeten we niet alleen naar China kijken, want of je
nou door de hond of de kat gebeten wordt, maakt natuurlijk helemaal
niets uit.
Echter, zijn bij het voornemen tot ingrijpen alle mogelijke gevolgen wel
meegenomen? Er kwam namelijk een storm op gang die niet iedereen in de
toeleveringsketen kon opvangen: bedrijven die wekenlang geen chips
kregen, productielijnen die stilvielen en een Europese industrie die in
de wachtstand dreigde te gaan. Welke adviezen heeft het ministerie
ingewonnen om de gevolgen voor de keten goed in te kunnen schatten?
Welke inschatting maakte het ministerie hier zelf van? Zijn deze
inschattingen ook bij de minister terechtgekomen? Waren de risico's
volgens hem achteraf gezien goed ingeschat en dus bewust genomen?
De Europese auto-industrie had op een gegeven moment nog maar voor een
week microchips over. Bovenal was er sprake van enorme spanning met
China, waar Nederland alleen in leek te staan. Had de minister deze
enorme gevolgen zo ingeschat en deze reactie verwacht? En wat vindt de
minister van de kwetsbaarheid van die bedrijven en hun voorraadbeleid?
Daar is immers ook wat over te zeggen als je praat over chips van
relatief lage waarde in een hoogwaardige industrie.
Voorzitter. Het belang van primaire sectoren en de productie is hier
natuurlijk ook aan de orde: wij kunnen die chips hier in Europa niet
eens zelf produceren. Ik zou de minister dan ook willen vragen welke
actie hij gaat ondernemen om dat te veranderen. Een primaire sector, een
productiesector, hoort ook onderdeel te zijn van deze keten, zoals van
alle ketens. Het is essentieel dat je die op je eigen continent hebt. Ik
ben blij dat de heer Van Lanschot en daarmee het CDA ons ook steunt bij
diezelfde strategie op het gebied van defensie. Ook daar speelt dat
namelijk een rol.
Voorzitter. Wat er is gebeurd, zal onze relatie met China onvermijdelijk
een deuk hebben bezorgd, maar ja, je kunt ze niet zomaar laten gaan en
je zult bereid moeten zijn om ook stevige taal te spreken, want dat
werkt in China beter dan theedrinken. Ik vraag de minister wel of hij
kan ingaan op de bredere economische gevolgen van deze rel, ook buiten
de halfgeleiderindustrie. China kan immers niet alleen de chipsector
raken, maar ook de landbouw, de maakindustrie, de export en lopende
handelsgesprekken. Er zijn mensen in de landbouwsector die zich afvragen
of deze acties ook invloed hebben op de discussie rondom de
antidumpheffingen op bijvoorbeeld Europees varkensvlees en de
zuivelsector. Dan kan het ook nog grote gevolgen hebben voor heel andere
bedrijfstakken in Europa en in Nederland. Welke dwangmiddelen hebben wij
eigenlijk nog op zak richting China? Hoe kunnen wij China raken?
Voorzitter. BBB kiest voor gezond verstand, zorgvuldigheid en
stabiliteit; voor ingrijpen als het moet, maar wij willen ook echt een
plan voor wat er daarna komt. Daarom was ik ook geïnteresseerd in wat de
heer Van der Lee daarover te vertellen had. Er zijn natuurlijk niet
alleen Chinese eigenaren in de chipindustrie. Ook in bijvoorbeeld de
zaadproductie, waar men wereldwijd van afhankelijk is, hebben we daarmee
te maken. Een waarschuwing is hier dus op z'n plaats, en ook graag een
inventarisatie van mogelijke risico's.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Vermeer. We gaan luisteren naar de bijdrage van de
heer Flach. Hij spreekt namens de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Op 30 september greep deze minister stevig in
bij chipmaker Nexperia. Er werd zelfs — het is al vaker gezegd — een
oorlogswet voor uit de mottenballen gehaald. Tijdens dit debat richt ik
me namens de SGP eerst op een korte terugblik, om daarna vooruit te
blikken.
Voorzitter. De SGP staat voor een robuuste economie met een sterke
chipsector. Het is daarom te prijzen dat de minister daarbovenop zit en
waakt over de Nederlandse belangen. We kunnen niet met lede ogen
toekijken hoe patenten en fabrieken zomaar uit Nederland verdwijnen. Het
doel van de ingreep was om risico's voor de Europese en Nederlandse
economie weg te nemen en de stabiliteit van het bedrijf te waarborgen
teneinde een risicovolle strategische afhankelijkheid te voorkomen, las
ik in een van de Kamerbrieven. Mijn vraag aan de minister is in hoeverre
dat doel nu is gerealiseerd en welke bedreigingen de regering momenteel
nog ziet.
Deze actie heeft ook stevige reacties opgeleverd: een Chinees
exportverbod, nog meer problemen voor de auto-industrie en een
diplomatieke rel. Ik hoor graag hoe de minister zelf reflecteert op de
diplomatieke en geopolitieke gevolgen van zijn besluit. Wat gaat hij
doen om de zorgen naar aanleiding van zijn handelen bij de
halfgeleidersector en andere internationaal opererende ondernemingen weg
te nemen? Er lopen ook gesprekken over door China ingestelde heffingen
op varkensvlees, die de Nederlandse landbouw en voedselproducenten hard
raken. Wordt dit dossier ook meegenomen in de besprekingen met de
Chinese overheid?
Voorzitter. Dat brengt mij bij de blik vooruit. De minister is in
gesprek met de Chinese regering over een duurzame oplossing. Is daar
inmiddels zicht op en aan welke randvoorwaarden moet die volgens hem
voldoen? Wanneer worden de uitkomsten van het onderzoek van de
Ondernemingskamer verwacht en welke betekenis kan dat hebben voor het
vervolg van dat proces?
Voorzitter. Het is nu zaak om vooral lessen te trekken. In 2017 kwam het
moederbedrijf van Nexperia in Chinese handen, terwijl we daar nu toch
wel grote vraagtekens bij kunnen plaatsen. Hoe kijkt de minister met de
kennis van nu daarop terug? De geopolitieke context is veranderd en dat
vraagt ook dat we als Nederland scherper opkomen voor de Nederlandse
belangen. Nederland moet zich niet langer opstellen als het naïefste
jongetje van de klas, maar de eigen bedrijven, kennis en intellectuele
eigendommen proactief beschermen. Dat heeft deze zaak toch wel duidelijk
gemaakt. We moeten kijken hoe wet- en regelgeving hierop aangepast kan
en moet worden, zodat het toezicht op risicovolle buitenlandse
investeringen wordt aangescherpt.
Is het kabinet inmiddels een onderzoek gestart naar hoe de Nederlandse
strategische belangen beter kunnen worden beschermd om dergelijke
ingrepen te voorkomen? Wat is daar in wet- en regelgeving voor nodig en
welke toekomstige risico's op andere strategische gebieden ziet het
kabinet? Ik denk aan AI of voedseltechnologie. Ook Europees moet er
krachtiger een weerwoord komen op een dergelijk invasief optreden. De EU
Chips Act was het Europese antwoord op de te grote afhankelijkheid van
landen als China, maar ook die wet heeft dit niet tegen kunnen
houden.
Voorzitter, tot slot. Niemand heeft de wijsheid in pacht, zeker niet in
dit soort kwesties, waar nationale economische belangen en geopolitieke
belangen door elkaar heen lopen. Dat besef maakt de SGP voorzichtig in
haar oordeelsvorming, zeker als we bedenken dat dat deze minister te
maken heeft met de erfenis van jarenlange naïviteit als het gaat om de
overname van strategische bedrijven. We weten niet wat er was gebeurd
als het anders was gelopen. Een minister moet handelen met de kennis die
hij op dat moment heeft en een inschatting maken van de risico's. Voor
nu is het vooral zaak de blik vooruit te richten en lessen te
trekken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. De laatste spreker in de eerste termijn van de
zijde van de Kamer is de heer Kops. Hij spreekt namens de PVV. Aan u het
woord.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Volgens mij hebben we dit debat over Nexperia
nu, deze week, ter voorbereiding op het bezoek van de minister aan
China, dat volgende week zou plaatsvinden. Maar nee, eergisteren
ontvingen we van de minister het bericht dat hij toch niet naar China
gaat. Dan weer wel, dan weer niet. Dan weer dit, dan weer dat. Het is
ondertussen allemaal onnavolgbaar geworden en tegelijkertijd tekenend
voor het amateurisme en gepruts van deze minister. Waarom gaat de
minister volgende week niet naar China? Omdat de ministers, de Chinese
ministers, er niet bij kunnen zijn. Dat is toch raar? Je plant zoiets
toch? Je maakt toch een afspraak met iemand? Zeg nu zelf. Is de minister
niet gewoon afgepoeierd door de Chinezen en is dat dan niet weer
tekenend voor de voortslepende diplomatieke rel en de dramatische
gevolgen voor de auto-industrie die deze minister eigenhandig heeft
veroorzaakt?
Voorzitter. Er is namelijk nogal wat gebeurd de afgelopen tijd. De
minister ontving op 18 september de eerste signalen over oneigenlijke
verplaatsing van geld, technologie en kennis. Kan de minister dat
toelichten? Op 30 september volgde compleet uit het niets, tot ieders
verrassing en verbazing, het bevel van de minister. De Kamer wist
namelijk helemaal van niks. De Europese partners van deze minister
wisten ook van niks. Tussen 18 september en 30 september zitten elf
dagen. Waarom kon de minister de Kamer dan in de tussentijd niet
informeren? Beter gezegd: waarom heeft de Kamer er helemaal niets over
te zeggen gehad? De conclusie is dat het dus gewoon een solistische
actie, een eenmansactie, van deze minister was.
Voorzitter. Mijn vraag aan de minister is of hij hier geen spijt van
heeft. Ik stel deze vraag omdat we in de media lezen — ik citeer:
"Minister Karremans twijfelde al na één dag of ingreep bij Nexperia zin
had". Dit citaat komt uit een brief die de landsadvocaat namens de
minister aan de rechter heeft gestuurd. In deze brief werd gevreesd dat
het bevel werd genegeerd. Klopt dat? In dat geval hebben we namelijk te
maken met een minister die op eigen houtje als een olifant in een
porseleinkast naar het zwaarste middel grijpt, er vervolgens zelf ook
aan twijfelt, maar toch stoïcijns doorgaat. Klopt dat?
De rechter besloot een dag later al om de directeur van Nexperia te
schorsen. De vraag is dan waarom de minister zijn besluit toen niet
heeft teruggedraaid. De gevolgen ervan zijn immers dramatisch gebleken:
een diplomatieke rel, een Chinese exportmaatregel, Chinese chips die
opeens het land niet meer uit mochten. We wisten het allemaal. De
minister is ondertussen een wereldwijde beroemdheid geworden. In China
wordt hij ondertussen "een dode eend met een harde snavel" genoemd. Ik
weet niet precies wat dat betekent, maar het klinkt alleszins niet heel
positief.
Voorzitter. De minister heeft het bevel uiteindelijk dan toch
opgeschort. Waarom deed hij dat? We lezen dat hij dat zogezegd deed als
teken van goede wil. Is dat de werkelijke reden? Dat klinkt nogal
arrogant. Het getuigt ook niet bepaald van zelflerend vermogen. Dat
blijkt ook wel, want in een interview met The Guardian heeft de minister
zelf gezegd — ik citeer: "Als ik in dezelfde positie had gezeten met de
kennis die ik nu heb, dan had ik precies hetzelfde opnieuw gedaan." Ja,
dat is arrogantie. Afgezien van die zogenaamde goede wil, wat heeft het
bevel inhoudelijk nou precies opgeleverd, waardoor het tot opschorting
heeft geleid? Maar wat heeft dat bevel dan níét opgeleverd waardoor het
niet direct geheel is ingetrokken? Graag een reactie op dat punt.
Voorzitter. Tot slot vraag ik wanneer deze "eend" de boel definitief
gaat oplossen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kops. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de
eerste termijn van de Kamer. Ik wil schorsen voor een dinerpauze. Daarna
gaan we luisteren naar de antwoorden van de minister. Dat betekent dat
we schorsen — let u even op! — tot 19.25 uur. Om 19.25 uur gaan we
luisteren naar de antwoorden van de minister.
De vergadering wordt van 18.38 uur tot 19.25 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. De minister staat al klaar. We gaan luisteren naar
de antwoorden van de minister van Economische Zaken. We spreken vanavond
over de kwestie rond Nexperia. Ik wil de minister graag het woord geven
voor de beantwoording van de gestelde vragen in de eerste termijn. Mag
ik stilte in de zaal, alstublieft?
De minister.
Minister Karremans:
Dank u wel, voorzitter. We voeren vandaag een belangrijk debat. Ik dank
de Kamer voor alle vragen die gesteld zijn en voor de aandacht voor dit
onderwerp. Ook dank ik de Kamer voor de mogelijkheid om dit hier met
elkaar te bespreken. Laat ik vooropstellen dat ik het ontzettend
waardeer dat er vorige week een vertrouwelijke technische briefing heeft
kunnen plaatsvinden. Een aantal leden van uw Kamer heeft daar gebruik
van gemaakt. Mijn inzet vandaag is om een zo'n transparant en zorgvuldig
mogelijk debat met u te voeren. Daarbij houd ik natuurlijk wel rekening
met de vertrouwelijke en diplomatieke aspecten die met dit dossier
gepaard gaan.
Dit debat raakt aan de leveringszekerheid van chips en het waarborgen
dat cruciale technologie én productiecapaciteit ook in de toekomst
beschikbaar blijven voor Nederland en Europa. Tijdens mijn iets langere
inleiding dan gebruikelijk zal ik u meenemen in het dossier. Dat doe ik
met de volgende blokjes: het belang van de leveringszekerheid van chips,
het bedrijf Nexperia, de aanloop naar mijn besluit, het bevelschrift, de
procedure van de Ondernemingskamer, de exportcontrolemaatregel, de
opschorting van het bevel en waar we nu staan. U hoeft niet mee te
schrijven, zeg ik tegen de heer Flach. Het zijn er te veel. Ik kom er
vanzelf op.
Allereerst, voorzitter. De wereld is de afgelopen jaren flink veranderd.
Het geopolitieke klimaat is verscherpt, en economie en geopolitiek raken
steeds meer met elkaar verweven. De chipindustrie is een van de meest
belangrijke strategische sectoren van dit moment. Chips zijn verweven in
vrijwel alle producten en sectoren, van de auto-industrie tot telecom,
consumentenelektronica, energievoorziening en toepassingen die raken aan
onze nationale veiligheid. Daarmee is het behoud van kennis en
technologie van chips cruciaal, niet alleen voor ons verdienvermogen,
maar ook voor onze strategische autonomie en weerbaarheid. Voor
Nederland en Europa dreigt het risico dat we voor cruciale technologieën
en productiecapaciteiten afhankelijk worden van landen buiten de EU. Het
behoud van wederzijdse afhankelijkheden — dat is vandaag een belangrijk
woord — is echter van belang voor een hogere leveringszekerheid en
leveringszekerheid op lange termijn. Het is essentieel om onze
strategische kennis, technologie en innovatie te beschermen en te
versterken. Daarom nemen Nederland en Europa ook maatregelen om de
leveringszekerheid op lange termijn te waarborgen. Denk hierbij aan de
EU Chips Act, de Nationale Technologiestrategie en de industriebrief die
het kabinet onlangs naar de Kamer heeft gestuurd.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de casus Nexperia. Nexperia is een
producent van zogeheten legacychips. Dat zijn relatief eenvoudige maar
essentiële chips voor onder meer telefoons, stofzuigers, zonnepanelen en
auto's. In de Europese fabrieken van Nexperia worden de zogeheten wafers
gemaakt. Dat zijn die ronde platen. Daarop worden vervolgens de chips
aangebracht door middel van belichting. Deze stap wordt ook wel de
"frontendproductie" genoemd. De individuele chips worden vervolgens
uitgesneden, getest en verpakt in China — dat land is goed voor 70% van
de productie — Maleisië en de Filipijnen, die samen goed zijn voor 30%
van de productie van chips van Nexperia. Dit wordt de "backendproductie"
genoemd.
Nexperia was tot 2017 onderdeel van het Nederlands chipbedrijf NXP, dat
weer zijn oorsprong vindt binnen Philips. Het is goed om op te merken
dat er in deze tijd nog geen Wet vifo was. Het is in dat jaar verkocht
aan een Chinese investeerder en in december 2019 verwierf het Chinese
bedrijf Wingtech een meerderheidsbelang in Nexperia. Het bedrijf heeft
daarmee een hoofdzetel in Nederland, met een 100% Chinese
aandeelhouder.
In de jaren daarna werd Nexperia geconfronteerd met een aantal
problemen. Zo moest in 2022 de investering in de Newport wafer facility
in het Verenigd Koninkrijk worden teruggedraaid op grond van een besluit
van de Britse overheid. Ook werd het bedrijf door de Duitse overheid
uitgesloten van een groot Europees subsidieprogramma. Dat was allemaal
vanwege nationale veiligheidsredenen van die landen. Ook daar ging het
om de kans op het weglekken van kennis en technologie en het ontstaan
van mogelijk risicovolle afhankelijkheden. Eind 2023 zocht Nexperia op
eigen initiatief contact met het ministerie van Economische Zaken, om
met hulp van het ministerie bestaande zorgen over de veiligheid weg te
nemen. De aanleiding hiervoor waren zorgen van partners als klanten en
toeleveranciers. Die zorgen gingen over Nexperia's Chinese eigenaar,
naar aanleiding van de zojuist genoemde verkoop van de waferfaciliteit
in Newport en de uitsluiting van het Europese subsidieprogramma. Het
doel van Nexperia was om met hulp van het ministerie zorgen over de
veiligheid weg te nemen. Sindsdien zijn gesprekken gestart tussen het
ministerie en het bedrijf over stappen die Nexperia kan nemen om de
bestaande zorgen weg te nemen.
Vanaf de zomer van 2025 is ook met de Chinese autoriteiten gesproken,
omdat verschillende oplossingsrichtingen instemming vereisten van de
Chinese overheid. Het gaat hier om het instellen van een onafhankelijke
raad van commissarissen, een veiligheids- en integriteitsbeleid en het
afbouwen van 100% Chinese zeggenschap door de verkoop van een
substantieel minderheidsbelang.
Aanvankelijk verliepen deze gesprekken constructief en voortvarend, maar
echte voortgang bleef uit. In de loop van september van dit jaar
bereikten mij zeer zorgwekkende concrete aanwijzingen over de
wijzigingen in zowel de operationele bedrijfsvoering als de strategie
van de onderneming die, met steun van aandeelhouder Wingtech, hebben
geleid tot een oneigenlijke verplaatsing van geld, technologie en een
gedeelte van de vertrouwelijke kennis naar een buitenlandse entiteit.
Die entiteit staat onder zeggenschap van en is grotendeels in het bezit
van de CEO, maar maakt geen onderdeel uit van de Nexperiagroep. Ook
waren er vergevorderde plannen om de portefeuille aan octrooirechten
over te dragen en de Europese productie- en onderzoekslocaties te
sluiten of sterk in belang te doen afnemen wanneer de eerdergenoemde
overdracht van kennis en middelen ver genoeg gevorderd zou zijn.
Er was dus sprake van een situatie van veiligheidsbelangen, publiek
belang, hoge druk en acute risico's die om een directe en tegelijk
zorgvuldige aanpak vroegen. Daarbij is het gebruikelijk om hiermee
vertrouwelijk en discreet om te gaan en de meest direct betrokkenen
hierover te informeren. Het is niet gebruikelijk om anderen te
informeren over zaken van nationaal economischeveiligheidsbelang, maar
dat is wel gedaan, nog ver voordat deze zaak in de publiciteit is
gekomen. Hoe groter namelijk de kring van partijen, hoe groter de kans
dat het risico dat deze kennis, kunde en expertise naar buiten Europa
worden verplaatst, zich daadwerkelijk manifesteert. In dergelijke
situaties informeer je op basis van need to know. Elke persoon meer is
er één meer en daarmee is de kans groter dat deze informatie in
verkeerde handen komt. Dan ontstaat er namelijk een kans dat die
informatie dus ook terechtkomt bij partijen waarvan de gedragingen juist
reden voor optreden is, zoals het geval was. Dan kan er een versnelling
van die gedragingen optreden en kan ook de bronbescherming worden
aangetast, ook in deze situatie.
Ik heb daarom op 30 september jongstleden op basis van de concrete
aanwijzingen een bevel uitgevaardigd op grond van de Wet beschikbaarheid
goederen bij het bedrijf Nexperia. Met dit bevel kan ik de
beschikbaarheid van essentiële goederen en de productiemiddelen voor die
goederen waarborgen, waarbij de normale bedrijfsvoering, en daarmee de
productie, gewoon door kan gaan, zelfs door móét gaan. Maar het bedrijf
is de laatste Europese producent met een productiecapaciteit voor
legacychips van dit soort. Die is nog verankerd in Europa, Maleisië en
de Filipijnen. Het bedrijf zorgt daarmee ook voor een diversificatie van
dit soort capaciteiten buiten één specifiek land. Dat is vandaag de dag
essentieel. Eerder heeft covid ons geleerd dat we niet al onze eieren in
één mandje moeten leggen, en dat was hier anders wel gebeurd.
De voorzitter:
Op dit punt is er een interruptie van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Voordat ik die vraag stel, wil ik nog even één stapje terug. Ik hoor de
minister de geschiedenis en de aanloop uit de doeken doen. Mij valt wel
op dat daarin toch twee dingen missen, namelijk het besluit van de
Amerikanen van 1 december vorig jaar om Wingtech op de zwarte lijst te
zetten en het bestaan van de zogenaamde Affiliates Rule, dat een
volledige dochter dat ook kan overkomen, wat bij Nexperia ook is
gebeurd, op 29 september. Ik denk dat dat toch echt wel een rol heeft
gespeeld in de dynamiek die de minister beschreef. Ik begrijp niet
helemaal waarom hij dat niet benoemt.
Minister Karremans:
Ik heb dat uitgebreid benoemd in de Kamerbrief en de tijdlijn die ik
naar de Kamer heb gestuurd. Ik wil daar dus ook niets mee verhullen. Het
punt is dat die Affiliates Rule in mijn besluit en motivering daarvoor
natuurlijk niet heeft meegespeeld. Dat was een maatregel die mogelijk
gericht was op Nexperia. Daar is natuurlijk ook veel over gespeculeerd,
maar ik kom zo terug op die vragen: wat was de rol van de VS hierin,
hebben de VS een belletje gepleegd naar Nederland en is er druk gezet om
dit bevel uit te vaardigen? Ik kan u zeggen, via de voorzitter, dat dat
niet het geval is. Dat heb ik natuurlijk ook in de Kamerbrief
gezegd.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Niet op dit punt, maar ik wou dit toch even gezegd hebben. Ik kom even
terug op waarom ik vooral naar voren liep. Dat heeft toch te maken met
hoe je de Wet beschikbaarheid goederen nou precies moet interpreteren.
In het betoog van de minister is het evident dat de Nederlandse
vennootschap in gevaar was — dat snap ik — maar daar komt niet
automatisch uit voort dat op heel korte termijn de levering van
legacychips zelf in gevaar zou zijn gekomen. Ik denk dat dat toch het
aanknopingspunt zou moeten zijn. Het betoog dat de minister houdt, dat
ik ook snap, is dat bepaalde technologie en productiecapaciteit op
termijn dreigden te verdwijnen. Dat is ook heel vervelend en ik snap de
motieven, maar de vraag is even de volgende. Het klopt toch dat dat niet
onmiddellijk gaat over de beschikbaarheid van goederen?
Minister Karremans:
De formulering die ik gebruikt heb, ook in Kamerbrieven en bijvoorbeeld
eerder in uitingen in de media, is: "Er is een acute dreiging voor de
leveringszekerheid van Europa." Waar heeft dat nou mee te maken? Met die
wederzijdse afhankelijkheden. Die zijn heel belangrijk om te behouden,
omdat dan beide economieën, beide partijen in zo'n wederzijdse
afhankelijkheidsrelatie, baat hebben bij voortdurende levering. Op het
moment dat die wederzijdse afhankelijkheid een eenzijdige
afhankelijkheid wordt, wordt dat een ander verhaal. Dat is ook wat ik
net in mijn inleidende tekst heb gezegd. Dat levert een kwetsbaarheid op
ten aanzien van de leveringszekerheid. Dat hebben we natuurlijk in de
covidperiode ook wel geleerd. Dáár zit dus de redenatie over de
leveringszekerheid ten aanzien van deze chips.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Die redenering snap ik. Ik ben het er zelfs mee eens.
Minister Karremans:
Dat is mooi.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Maar de vraag is wel wat de beste route is om die leveringszekerheid te
borgen. Ik kom dan toch weer terug op de interpretatie van de wet die de
minister van stal heeft gehaald, want die ziet daar niet specifiek op.
Er is ook nog geen enkele zaak geweest op basis van die wet waardoor je
die conclusie eraan zou verbinden. Het gaat primair om ervoor zorgen dat
bepaalde goederen beschikbaar blijven.
Minister Karremans:
Ja.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat gevaar, dat die plotseling op een heel korte termijn zouden
verdwijnen, kan de minister in mijn ogen op dit moment niet goed
onderbouwen.
Minister Karremans:
Ja, maar goed, dat heb ik dus op die manier onderbouwd, want op het
moment dat de wederzijdse afhankelijkheidsrelatie die er nu is een
eenzijdige afhankelijkheidsrelatie wordt, heb je een directe
kwetsbaarheid. Dat is een kwetsbaarheid voor onze
langetermijnleveringszekerheid. Dat geldt overigens ook op de korte
termijn, maar ook op de lange termijn voor de leveringszekerheid van
deze chips. Ik kom zo in een apart blokje op de wet die ik heb ingezet,
de Wet beschikbaarheid goederen. Daar zijn natuurlijk ook veel vragen
over gesteld, zoals: hoe verhoudt het bevel dat ik gedaan heb op basis
van de Wbg zich tot de Ondernemingskamer? Wat die wet sec doet — dat
wordt nog weleens door elkaar gehaald — is zeggen tegen een bedrijf: er
moet continuïteit van bedrijfsvoering plaatsvinden. Voor belangrijke,
strategische beslissingen heeft het bedrijf toestemming nodig van de
minister van Economische Zaken. Ik vind dat een proportionele maatregel,
die er op die manier voor zorgt dat die productiefaciliteiten, de
kennis, kunde en expertise, in Europa blijven. Sec met het behoud van
die kennis, kunde en expertise in Europa behoud je per definitie ook die
wederzijdse afhankelijkheid. Dat is de redenatie die daarachter zit.
De voorzitter:
Meneer Dassen, er gaan nog allemaal vragen beantwoord worden, maar u
heeft al een interruptie?
De heer Dassen (Volt):
Ja, voorzitter, over de wederzijdse afhankelijkheid. De minister begon
daar net namelijk zelf over. Hij geeft aan dat dat ook een belangrijk
onderdeel van het debat gaat vormen. Ik ben benieuwd naar het volgende.
Heeft de ingreep van de minister en de consequentie daarvan niet juist
naar voren gebracht dat onze afhankelijkheid van China vele malen groter
is dan China's afhankelijkheid van ons? Met andere woorden: hoelang
heeft China nodig om volledig onafhankelijk te worden van Europa voor
die wafers? Of zijn ze dat al? Die vraag heb ik ook al gesteld in mijn
bijdrage.
Minister Karremans:
Daar kom ik zo op terug in het blokje over dat onderwerp. Dan heb ik ook
de juiste tekst bij de hand. In grote lijnen kan ik daar natuurlijk niet
op speculeren en heb ik daar geen zicht op. Het volgende is hierbij wel
van belang. Natuurlijk zijn er afhankelijkheden; dat zien we ook. Ik zeg
niet dat wij een totaal eenzijdige relatie hebben of dat China
afhankelijk moet worden van Europa op het gebied van deze chips. Ik zou
zeggen: we moeten de wederzijdse afhankelijkheid behouden. Wederzijdse
afhankelijkheid betekent inderdaad dat beide partijen van elkaar
afhankelijk zijn. Dat betekent ook iets wat ik vanaf moment één heb
gezegd. Deze chips zitten in auto's uit de Europese auto-industrie, in
tv's, in iPhones en in auto's van Amerikaanse autofabrikanten, maar ook
in auto's van Chinese autofabrikanten. Het is ook in het belang van de
Chinese economie — dat belang is er — om die leveringsketen weer te
herstellen. Dat zien we nu dus ook voorzichtig gebeuren. Het is
belangrijk om te beseffen dat het chips zijn die niet alleen gebruikt
worden in Europa, maar overal ter wereld.
De heer Dassen (Volt):
Het gaat me om de wederzijdse afhankelijkheid.
Minister Karremans:
Ja, en dat is een wederzijdse afhankelijkheid.
De heer Dassen (Volt):
Dat begrijp ik. Alleen, de vraag is of het door de actie die nu
ondernomen is voor China niet juist duidelijk wordt dat ze die
wederzijdse afhankelijkheid niet willen hebben. Mijn vraag aan de
minister is hoelang het China kost om af te komen van de afhankelijkheid
die ze nu blijkbaar nog hebben van de wafers hier in Europa. De minister
zegt net zelf: ik weet eigenlijk niet hoe groot die afhankelijkheid is.
Het is dus goed mogelijk dat er in China al voldoende fabrieken zijn
zodat ze die zelf kunnen produceren. Hoe snel kan China onafhankelijk
worden van Europa op dit gebied? Dan is die wederzijdse afhankelijkheid
er namelijk ook niet meer. Is de schade dan niet juist nog groter omdat
er dan chipsfabrieken in China staan?
Minister Karremans:
Daar hadden ze sowieso gestaan als ik niet had ingegrepen. Het was
sowieso sneller gegaan als ik niet had ingegrepen, want dan waren ze
binnen afzienbare tijd weggeweest. Dan waren al die kennis, expertise en
productiemiddelen naar China verplaatst in een veel hoger tempo dan het
tempo waarin het daar mogelijk had kunnen worden opgebouwd. Ik zal
straks in de uitleg ook zeggen: het is niet zo dat ik als minister van
Economische Zaken graag ingrijp bij bedrijven. Dat doe je alleen als er
sprake is van pure noodzaak. Dat zijn lastige dilemma's onder hoge druk,
met grote belangen en met weinig tijd. Maar dat besluit heb ik
weloverwogen genomen, omdat dat anders de gevolgen zijn. Ik ben het eens
met de heer Dassen dat dat geen wenselijke eindsituatie is. Maar die
eindsituatie had zich wel op korte termijn gemanifesteerd als ik niet
had ingegrepen. Dat is wel de realiteit die erbij hoort.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, meneer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik begrijp dit antwoord van de minister. Ik snap ook dat dat een
rechtvaardiging voor de minister is om daadwerkelijk in te grijpen. Mijn
vraag gaat over die wederzijdse afhankelijkheid. Gaan we die op dit
moment behouden? Of is de minister van mening dat dit ook een proces in
gang gaat zetten omdat China gaat denken: we moeten zo snel mogelijk af
van de afhankelijkheid die we nu van Europa hebben voor die wafers? Wat
is dan de tijdlijn die de minister schetst? Hoe snel denkt hij dat China
die onafhankelijkheid kan hebben? Dat is namelijk ook weer relevant voor
onze afhankelijkheid van de chips uit China.
Minister Karremans:
Ik snap die vraag. De eerste vraag was: zijn het kabinet en de minister
van plan om die wederzijdse afhankelijkheid te behouden? Ja. Dat is ook
de reden dat ik heb ingegrepen. Dat is dus inderdaad absoluut de inzet
van het Nederlandse kabinet en ook van mij als uiteindelijke hoeder van
het publieke economische belang hier.
Op de vraag hoelang het naar mijn verwachting duurt tot China of een
Chinese producent daar de frontendproductie van Nexperia kan opzetten,
zeg ik dat het niet in het belang is van de diplomatieke relatie of het
Nederlandse belang in dezen om daar nu publiekelijk uitspraken over te
doen. Dat ga ik dus hier niet doen.
De voorzitter:
Helder. Dat leidt tot een vraag van de heer Kops.
De heer Kops (PVV):
De minister zei dat er sinds eind 2023 gesprekken waren tussen het
ministerie en Nexperia. Dat lezen we ook in de openbare tijdlijn. Het
gaat dan om veiligheidszorgen. De bedoeling van die gesprekken is het
"mitigeren" van de veiligheidszorgen. Zo staat het er letterlijk. Kan de
minister uitleggen welke veiligheidszorgen er toen precies waren? Zijn
de veiligheidszorgen van toen op wat voor manier dan ook vergelijkbaar
met de zorgen van nu, die hebben geleid tot ingrijpen van de
minister?
Minister Karremans:
Ik denk dat ze minder vergevorderd waren dan nu het geval was, omdat er
toen nog geen sprake was van het verplaatsen van kennis, expertise en
productiecapaciteit en van vergaande plannen om dat verder uit te
voeren. Toen waren er vooral zorgen bij klanten. Dat heb ik ook genoemd
in mijn inleiding. Er was sprake van een 100% Chinese aandeelhouder en
er waren zorgen over de gevolgen daarvan voor het bedrijf, over het
eventueel weglekken van cruciale kennis en het creëren van risicovolle
afhankelijkheden. Dat heb ik net ook gezegd. Dat zit natuurlijk wel in
dezelfde sfeer. Daarom waren wij ook in gesprek met Nexperia om daar
mitigerende maatregelen over af te spreken. Ik heb daar zelf nog op mijn
ministerie met de CEO in kwestie over gesproken. Zoals de Kamer weet —
daarover is de Kamer ook geïnformeerd — heeft hij ervoor gekozen om
achter onze rug voor een andere weg te kiezen. Daarop heb ik een reactie
gegeven en gehandeld.
De voorzitter:
Meneer Kops, een vervolgvraag?
De heer Kops (PVV):
Ja, voorzitter. De vraag is natuurlijk wel wat er dan sinds 2023, sinds
die gesprekken, concreet is gebeurd om de situatie waar we nu in zitten,
te voorkomen. De minister schrijft in zijn tijdlijn: in december 2019
verwierf het Chinese bedrijf Wingtech een meerderheidsbelang in
Nexperia. Oké, dat was al in 2019. Over de casus waarin we nu zitten,
lezen we — ik heb het gewoon uit de NRC — dat Wingtech octrooien van
Nexperia naar China wilde doorsluizen. Mijn vraag is dan toch of niet
toen al, sinds 2019, dus jaren eerder, vermoed had kunnen worden dat dit
misschien allemaal niet zo lekker zou gaan lopen. Dus nogmaals: had de
minister niet al eerder iets kunnen doen, op welke manier dan ook,
waardoor ingrijpen vandaag de dag door middel van een bevel niet nodig
was geweest?
Minister Karremans:
De juridische instrumenten daarvoor waren er op dat moment niet. Naar ik
meen, is de Wet vifo pas in 2020 in internetconsultatie gegaan. Wij
hebben het hier over een verkoop die aanvankelijk in 2017 heeft
plaatsgevonden en over een doorverkoop daarna, in 2019.
De voorzitter:
Ik wil eigenlijk door met het betoog van de minister.
Minister Karremans:
Ik heb nog een hele inleiding! Daarna kom ik nog op de vragen.
De voorzitter:
En daarna hebben we nog de blokjes. Volgens mij hebben we dus nog heel
veel tijd om dit met elkaar uit te diepen. De minister vervolgt zijn
betoog.
Minister Karremans:
Ja. Ik zei het al even: eerder heeft covid ons geleerd om niet al onze
eieren in één mandje te plaatsen. Dat was hier anders wel gebeurd. Dat
is ook de reden dat ik uiteindelijk heb ingegrepen nadat duidelijk werd
dat de CEO Zhang de Europese tak van het bedrijf aan het uithollen was.
Daar zag mijn actie precies op: voorkomen dat Europa voor deze
essentiële chips in de toekomst volledig afhankelijk zou zijn van
niet-Europese aanbieders. Het bevel heeft dit voor nu zeker
gesteld.
Voorzitter. Naar aanleiding van het gedrag van meneer Zhang hebben leden
van het bestuur van Nexperia zelf een enquêteprocedure gestart bij de
Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Dat de bestuurders naar
de Ondernemingskamer zijn gestapt, is niet onlogisch, gelet op het door
de CEO gevoerde beleid in de onderneming. Dit is al veel vaker gebeurd
in zaken waarbij de bestuurder zich onbehoorlijk gedroeg. De
Ondernemingskamer heeft de CEO geschorst, een tijdelijke bestuurder met
doorslaggevende stem benoemd en de aandelen onder beheer geplaatst. Ik
hecht eraan hierbij te zeggen dat mijn ingrijpen niet heeft geleid tot
een beperking van de reguliere bedrijfsprocessen van Nexperia.
Integendeel, mijn bevel gaat juist uit van een ongewijzigde productie
door Nexperia en maakt dat ook expliciet. Ik zei het net ook al
even.
Voorzitter. De bedrijfsspecifieke exportcontrolemaatregel die China op 4
oktober afkondigde, had echter wel een verstorend effect op de mondiale
halfgeleiderketen. Gelijktijdig met deze exportcontrolemaatregel kwam
een proces op gang waarmee Nexperia China zich in de praktijk ging
afsplitsen van de rest van Nexperia. De holding verloor daarmee de
controle over de backendactiviteiten in China. Tegen de achtergrond van
deze situatie werd, ondanks dat er een uitspraak bij de
Ondernemingskamer was, snel duidelijk dat we in een heel ander vaarwater
waren gekomen en dat het bevel actief diende te blijven vanwege het
publieke belang dat hiermee gemoeid was. De Ondernemingskamer kijkt
namelijk naar het belang van de onderneming en niet naar het bredere
publieke belang. Dat is inderdaad wezenlijk anders.
In die periode verslechterde de situatie in bijvoorbeeld de
automotive-industrie omdat bedrijven niet voor heel lang voorraden
hadden. Deze disruptieve gevolgen van de exportcontrolemaatregel
betekenden ook dat Nederland met steeds meer partijen in intensief
contact stond. Denk hierbij aan de Europese Commissie, Duitsland, het
Verenigd Koninkrijk; allemaal partijen die we daarvoor al hadden
geïnformeerd en die nu door de feitelijke impact last zouden krijgen van
deze casus. En natuurlijk de verschillende bedrijven en
industriekoepels. Ondertussen liepen er gesprekken tussen de VS en China
over het handelsconflict. Op 1 november is er een handelsdeal gesloten
waarin onder meer werd afgesproken dat de levering van Nexperiachips
weer op gang diende te komen. En hoewel de exportcontrolemaatregel van
China niet is opgeheven, krijg ik van veel bedrijven wel het signaal dat
zij in ieder geval een license krijgen om te kunnen exporteren. Daardoor
lijken er weer chips op de markt te komen.
Voorzitter. Gezien de maatregelen die de Ondernemingskamer heeft
getroffen en in het vertrouwen dat door de Chinezen de
standaardgoedkeuring zou worden gegeven aan export van chips, dus het
blijvend vergunningen afgeven voor alle bedrijven en landen, en dat deze
vergunningen ook daadwerkelijk leidden tot leveringen aan de afnemers,
zag ik ruimte om het bevel op te schorten. Ik heb dit meegegeven aan de
hoge ambtelijke delegatie die medio november naar China is afgereisd,
vanuit de intentie om in gesprek te komen over een verder herstel van de
leveringsketen. Daarmee is een constructieve stap gezet die recht doet
aan onze strategische belangen en aan onze inzet om deze casus in goed
overleg verder te brengen.
Wel heb ik met de Chinese overheid afgesproken dat het essentieel is dat
de Nexperiaholding en Nexperia China weer met elkaar in contact komen.
Door alles wat er is gebeurd, is er nu heel weinig contact mogelijk. Het
is dus van belang dat we hier een pragmatische oplossing nastreven die
beide onderdelen van de waardeketen volledig herstellen. Daarmee bedoel
ik dat de chips weer volledig worden uitgeleverd en dat de
Nexperiaholding van Nexperia China garanties krijgt dat er betaald gaat
worden voor Europese wafers en dat, andersom, Nexperia China garanties
krijgt dat de wafers worden geleverd. Op dit moment is dat contact nog
suboptimaal, ondanks de pogingen van Nexperiaholding. Daarom kijken wij
samen met de Chinese overheid, waarmee we in goed contact staan, met
welke acties we de twee bedrijfsonderdelen weer om de tafel krijgen. Die
oplossing is cruciaal voor het echt weer op gang brengen van de
waardeketens in het belang van iedereen, dus ook Nederland, China, de EU
en de Verenigde Staten, zodat er ook ruimte komt voor het vinden van een
duurzame oplossing.
Tot slot, voorzitter. Deze casus laat zien hoe kwetsbaar die
leveringszekerheid kan zijn wanneer strategische sectoren onder druk
komen te staan. Dit moet voor ons allemaal een wake-upcall zijn: een
signaal dat we onze strategische autonomie moeten verstevigen; dat we
onze technologische positie moeten beschermen en een goede balans moeten
vinden in wederzijdse strategische afhankelijkheden. Dit debat
onderstreept hoe belangrijk het is dat we hier gezamenlijk aan werken,
met een gericht industriebeleid en het waarborgen van voorzienings- en
leveringszekerheid.
Voorzitter. Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen, voor
zover ik al niet een deel daarvan heb beantwoord met mijn inleiding. Ik
doe dat in de volgende, omvangrijke, blokjes. Allereerst begin ik met de
inzet van de Wet beschikbaarheid goederen, de OK-procedure en de
verhouding daartussen. Vervolgens de afstemming met andere landen, de
Europese Commissie, de VS, en het informeren van de Kamer. Dan de
reactie in de relatie met China. En tot slot de effecten op
vestigingsklimaat, industriebeleid en strategische autonomie. Daarachter
heb ik nog een heel klein kopje overig. Dat zijn de blokjes aan de hand
waarvan ik dus de vragen ga beantwoorden.
Ik begin met de inzet van de Wet beschikbaarheid goederen. De
allereerste vraag die ik hier voor me heb, is: hoe concreet was het nou?
Hoe concreet waren de signalen van wat er nou precies aan de hand was?
Ik heb al eerder in de Kamerbrieven daarover gezegd dat er zeer concrete
aanwijzingen waren van handelingen van de CEO die een direct risico
vormden voor de productie, de kennis en het intellectueel eigendom: het
verplaatsen van octrooien; het uiteindelijk ook willen verplaatsen van
productiecapaciteit; het verplaatsen van geld en dergelijke. Dat was
overweldigend bewijs waaruit bleek dat de CEO bezig was op een
heimelijke manier de kennis, kunde en capaciteit van Nexperia te
verplaatsen naar buiten Europa.
Laat ik daar helder over zijn: zo'n besluit om in te grijpen op grond
van de Wbg, zeker omdat het nog nooit gebeurd is, neem je niet
lichtzinnig en ook zeker niet op basis van een aantal geruchten. Je
krijgt signalen, je onderzoekt die en je wint informatie in om een
compleet beeld te krijgen van wat er aan de hand is. Ik kan niet
publiekelijk zeggen om wat voor bewijs het gaat, om redenen van
nationale veiligheid en omdat ik daarmee mogelijk bronnen in gevaar
breng. Maar ik kan hier zeggen: ik heb het zelf gezien en het is zeer,
zeer overtuigend. Daar zeg ik overigens ook bij dat de Ondernemingskamer
in een aparte procedure, namelijk de enquêteprocedure die is
aangespannen tegen de CEO, vrijwel direct tot dezelfde conclusie is
gekomen. Dat zegt denk ik ook voldoende.
De voorzitter:
De heer Van der Lee heeft een vraag op dit punt.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ja, omdat ik daar natuurlijk wel een punt van heb gemaakt in mijn
inbreng. We leven in een rechtsstaat. Het is evident dat er genoeg
speelde om het voortbestaan van de Nederlandse vennootschap als "in
gevaar" te beschouwen. Sterker nog, de Chinese CEO had de Nederlandse
directieleden ontslagen. In onze rechtsstaat heb je ook een rechtsgang
naar de Ondernemingskamer. Die is ingezet en ook heel erg effectief
gebleken. Mijn vragen zitten vooral op het volgende punt. Waarom heeft
de minister niet gewacht op die rechtsgang voordat hij zelf een
maatregel nam?
Minister Karremans:
Ik dank de heer Van der Lee voor die vraag. Daar zie ik in het
maatschappelijke debat, niet alleen in het politieke debat, ook veel
verwarring over ontstaan. Waarom heb ik niet gewacht op een uitspraak
van de Ondernemingskamer? Zou ik het daar niet gewoon bij hebben moeten
laten? Het geval was dat ik geen enkele bevestiging of zekerheid had dat
de bestuurders in kwestie, dus de medebestuurders van de CEO die bezig
was de boel te verplaatsen, naar de Ondernemingskamer zouden stappen.
Daar had ik geen enkele bevestiging van. Daarnaast had ik geen enkele
zekerheid, als ze al wat zouden doen en als ik dat al zou weten, tot
welk oordeel de Ondernemingskader in dezen zou komen, terwijl
ondertussen tijd van groot belang was. Dat is de reden waarom ik op
basis van de informatie die ik had, heb besloten om in te grijpen op
grond van de Wbg, een wet die kijkt naar de bredere publieke belangen
voor economische veiligheid van Nederland en Europa, daar waar de
Ondernemingskamer alleen ziet op het belang van de vennootschap. Daar
heeft de heer Van der Lee absoluut gelijk in. Dat kan hand in hand gaan,
maar dat hoeft natuurlijk niet. Als ik dat helemaal daar zou laten, dan
zou ik ook het belang van Nederland in deze kwestie totaal in handen
laten van bestuurders die op elk moment, om wat voor reden dan ook, die
zaak weer hadden kunnen intrekken. Daarom vond ik het verstandig en
weloverwogen om de Wbg in te zetten.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Mijn punt is niet dat de minister deze wet helemaal nooit had mogen
inroepen. Het gaat mij over het moment waarop. Ik vind het moeilijk te
geloven dat hier in de intensieve contacten die er waren tussen het
ministerie en het Europese deel van Nexperia niet over gesproken is.
Temeer daar zeker voor statutaire directeuren geldt dat zij persoonlijk
aansprakelijk zijn als zij niet handelen als de vennootschap in gevaar
komt. Dat er een rechtsgang zou komen op korte termijn lijkt mij heel
vanzelfsprekend. De minister had heel goed kunnen afwachten of die gang
er zou komen en wat de uitspraak zou zijn. Als die uitspraak niet naar
tevredenheid van de minister was, had hij alsdan de wet in werking
kunnen roepen. Waarom heeft hij daar niet voor gekozen?
Minister Karremans:
Ten eerste omdat, zoals ik al gezegd heb ... De heer Van der Lee vindt
het moeilijk te geloven. Die perceptie laat ik voor zijn rekening. Ik
zeg hier in de Kamer dat ik geen enkele zekerheid of bevestiging had dat
er een OK-procedure gestart zou worden. Ik denk dat de heer Van der Lee
onderschat welke stap de bestuurders daarmee hebben gezet en wat het
vergt om zo'n stap te zetten in deze situatie. Dat ten eerste. Ten
tweede kan ik in een rechtsstaat, waar we in leven, waar we er trots op
zijn dat we erin leven en waar we er blij mee zijn dat die er is, nooit
een bestuurder dwingen of op enige manier onder druk zetten om hem of
haar te bewegen een zaak te starten bij de Ondernemingskamer. Dat heb ik
dus ook niet gedaan. Ik heb gehandeld op basis van de informatie die ik
had. Dat was de informatie dat ik geen zekerheid of bevestiging had dat
er een Ondernemingskamerprocedure zou worden aangespannen. Laat staan
dat ik niet zou weten wanneer of in welke mate de Ondernemingskamer tot
een bepaald oordeel zou zijn gekomen. Daar komt nog eens een keer
bovenop dat de Ondernemingskamer alleen kijkt naar het
vennootschappelijk belang in dezen en niet naar het bredere publieke
belang, dat ik natuurlijk wel hoed middels de Wbg.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ja, tot slot op dit punt. Ik heb helemaal niet gesuggereerd dat de
minister directieleden zou moeten dwingen. Ik snap heel goed dat zij
voor een enorm dilemma stonden. Zij hebben echter zelf ook de juridische
verantwoordelijkheid om op te komen voor het belang van de vennootschap,
omdat ze statutair directeur zijn. Ik denk dat de minister daarop had
kunnen wachten. Ik denk dat er geopolitiek toch een groter incident is
gecreëerd doordat hij dat niet heeft gedaan.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Erkent de minister dat element? Erkent hij dat hij dat risico heeft
genomen? Erkent hij, als je ziet hoe zwaar de reactie van China was, dat
het ook niet helemaal heeft uitgepakt zoals hij het zou hebben
voorzien?
Minister Karremans:
Op de reactie van China komen we zo. Als ik had gevonden dat de
OK-procedure voldoende was geweest, dan ik had ik het bevel wel direct
ingetrokken op het moment dat die OK-procedure was gestart of op het
moment dat de OK daar een uitspraak over had gedaan en de bestuurders
had geschorst. Dat heb ik echter niet gedaan, omdat ik natuurlijk het
publieke belang wil dienen. Ik wil het publieke belang niet enkel in de
handen leggen van twee bestuurders die op elk moment die zaak kunnen
terugtrekken, terwijl een bestuurder ondertussen bezig was
productiemiddelen, kennis en expertise te verplaatsen. Dat weeg je
allemaal mee in zo'n overweging. Daarom denk ik dat het gerechtvaardigd
is dat ik die stap gezet heb.
In relatie tot de vraag van de heer Van der Lee of ik daarmee het
conflict niet groter heb gemaakt, zeg ik het volgende. Het heeft
allemaal met dilemma's te maken. Je moet in korte tijd weloverwogen alle
risico's en alle mogelijke gedragingen van alle actoren in dit verhaal
bekijken. Dat hebben we ook gedaan; we zijn voor dit besluit niet over
één nacht ijs gegaan. Alleen, ik heb het zeer proportioneel geacht dat
ik op basis van de Wbg, een maatregel die niet ziet op het
aandeelhouderschap of de positie van de CEO, de continuïteit van het
bedrijf in Europa heb kunnen waarborgen. Ik denk dat het een
proportionele maatregel is, al is die niet eerder ingezet. Die was hier
gerechtvaardigd, zeker gezien de publieke belangen die in het geding
waren. Ik blijf er dus bij dat dat van belang is.
In dit debat en in het maatschappelijke debat werd overigens ook een
aantal keer gezegd dat wij hier als Nederland alleen in zouden staan.
Dat is niet de ervaring die ik heb. Ik heb veel contact met mijn
Europese collega's. Ik ga morgen weer naar Brussel. Ik ga maandag weer
naar Brussel. Ik heb hier veel contact over. Over de zeer brede linie is
er ontzettend veel begrip en steun voor de actie die Nederland op basis
van de Wbg heeft ondernomen. Ook daar zie je dat er begrip is voor dit
handelen, juist in het Europese en nationale publieke belang.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ervan uitgaande dat het gerechtvaardigd en proportioneel is om zo'n
bevel uit te vaardigen loop ik er bij het lezen van de stukken een
beetje in vast hoe zo'n bevel dan concreet werkt om het weglekken van
kennis en expertise te voorkomen. Misschien kan de minister mij dat
uitleggen. Dat gebeurt namelijk toch, of er nou een bevel ligt of niet.
Als iemand dat wil doen, kan iemand dat doen. Hoe gaat zo'n bevel dus
voorkomen dat dat gebeurt? Als iemand iets naar een ander bedrijf of
naar China wil sturen, kan het toch?
De voorzitter:
Helder.
Minister Karremans:
Omdat er een sanctie op staat. Je hebt daar natuurlijk ook medewerking
van mensen voor nodig. Uiteindelijk zijn er natuurlijk meerdere
bestuurders in dat bestuur. De heer Zhang kan dat niet in zijn eentje
bepalen; de statutaire bestuurders kunnen dat met elkaar doen. Door het
bevel op te leggen wordt het voor elke bestuurder verplicht om dat te
doen. Dat betekent dus dat hij niet meer in zijn eentje kan handelen om
dat soort zaken weg te sluizen, waar inderdaad wel sprake van is.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Nanninga?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Het is dus een bemoeilijking van het weglekken van dat soort kennis. Dat
brengt mij op de volgende vraag: is dit het enige middel dat zoiets kan
bewerkstelligen? Er is natuurlijk wel meer wetgeving die
bedrijfsspionage en het stelen van kennis of documenten of wat dan ook
strafbaar maakt. Waarom dan dit middel?
Minister Karremans:
Omdat dit inderdaad het enige proportionele middel is dat daarvoor
beschikbaar is. Er is ook gevraagd: zijn er alternatieven voor dit soort
situaties? Je komt al heel snel in de categorie van nationalisatie of
staatsnoodrecht. Dat zijn een beetje de smaken waar je aan moet denken
als je met dit soort situaties te maken hebt. Voor de goede orde, want
ik wil de krantenkop voorkomen: dat hebben we niet overwogen. Maar dat
zijn de smaken die je hebt om in te grijpen in dit soort situaties. Dat
heb ik dus ook niet willen doen. Ik heb willen ingrijpen met een zo
proportioneel en geschikt mogelijke maatregel. Dit is de enige geschikte
en proportionele maatregel die ik daarvoor kan nemen. Ik vind het niet
leuk om het te doen. Liever had ik het helemaal niet gedaan. Dan zouden
we allang met Nexperia in gesprek zijn geweest over die mitigerende
maatregelen. Sterker nog, mijn voorganger was daar al mee begonnen.
Ikzelf heb ook met de CEO in kwestie gesproken, omdat ik het heel
belangrijk vond om een bepaalde oplossing uit te werken. Er zaten wel
een aantal mitigerende maatregelen in die helpen voorkomen dat kennis
weglekt, bijvoorbeeld naar China. Daar waren we dus op die manier mee
bezig. Gezien de situatie, en omdat het heel snel ging, heb ik
uiteindelijk op basis van deze wet ingegrepen.
De voorzitter:
Meneer Dassen op dit punt met een vraag.
De heer Dassen (Volt):
Zoals ik het begrijp, zorgt het bevel er uiteindelijk voor dat de
minister een toezichthoudende rol krijgt en achteraf zou kunnen
bijsturen. Dus het is niet zo dat hij daadwerkelijk kan ingrijpen op het
moment dat er bepaalde middelen weggehaald zouden worden. In de media
lezen we dat de minister daarom twijfelde of het bevel dat hij had
gegeven überhaupt wel zin had gehad. Dan kom ik terug bij de vraag die
de heer Van der Lee net stelde, namelijk: was het dan niet verstandiger
geweest om af te wachten waar de Ondernemingskamer mee zou komen? Het
antwoord van de minister daarop is de hele tijd dat hij geen zekerheid
had. Dat vind ik moeilijk te begrijpen en dan vraag ik me af: wat heeft
de minister gedaan om ervoor te zorgen dat hij die zekerheid wel zou
krijgen? Heeft hij daarover met bestuurders gesproken? Zo ja, wat hebben
zij dan teruggegeven? Gezien de korte tijdslijn vind ik dat een moeilijk
verhaal.
Minister Karremans:
Ik denk dat de heer Dassen begrijpt dat ik publiek geen uitspraken kan
doen, vanwege de belangen die daarmee gemoeid zijn, ook van de
bestuurders in kwestie. Ik denk dat de heer Dassen dat begrijpt.
Nogmaals, ik blijf bij mijn stelling dat ik het niet wist. Ik geloof ook
niet dat de heer Dassen mij ertoe oproept dat ik de bestuurders op een
bepaalde manier had moeten aansporen om die OK-procedure te starten. Het
gegeven was dat ik geen enkele bevestiging of zekerheid had dat de
OK-procedure gestart zou worden, laat staan dat ik wist tot welk oordeel
de Ondernemingskamer in dezen zou zijn gekomen. Let wel: een schorsing
één dag na het aanspannen van een procedure is nog nooit voorgekomen.
Meestal duurt het een aantal weken totdat iemand wordt geschorst. Dit is
nog nooit op deze manier voorgekomen. Ik had ook geen enkele indicatie
om te denken dat dit nu het geval zou zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, meneer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Behalve misschien de indicatie, die de minister zelf ook had, dat er wel
degelijk veel aan de hand was. Ik ging misschien te snel. Ik had
halverwege mijn vraag moeten stoppen. De Wbg die de minister heeft
ingezet, de toezichthoudende functie, zorgt ervoor dat hij niet
daadwerkelijk het proces zou kunnen stoppen op het moment dat er
bijvoorbeeld octrooien of patenten weggesluisd zouden worden. Klopt
dat?
Minister Karremans:
Je zou dat via een gang naar de rechter voor elkaar kunnen krijgen. Dat
klopt wel. Dat kan op basis van de Wbg. Als de Wbg van kracht is op dat
bedrijf, dan zeg je: per deze datum moet elk besluit worden getoetst bij
— in dit geval — mij. Daar moet toestemming voor gevraagd worden. Op het
moment dat daar niet naar gehandeld wordt, kan er strafrechtelijk tegen
opgetreden worden. Omdat je dan een onrechtmatige daad begaat, kunnen
zaken via de rechter worden teruggedraaid. Het kan inderdaad zo zijn —
en dan kom ik op de brief van de landsadvocaat, waar de heer Dassen op
doelt — dat in de tussentijd de productiecapaciteit of de octrooien, om
maar wat te noemen, allang verplaatst zijn. Probeer die dan maar eens
terug te halen. Er gaat dus zeker een hele sterke werking van uit. Op
iedereen die daaraan meewerkt, heb ik dan invloed op die manier, ook op
delen van Nexperia in Europa. Dat de landsadvocaat namens mij die brief
naar de Ondernemingskamer heeft gestuurd, was omdat een schorsing van de
CEO in kwestie het gevaar voor het publieke belang zou wegnemen. Om die
schorsing werd gevraagd, omdat de dreiging voortkwam uit het handelen
van de CEO.
Ik vergelijk het altijd een beetje met autorijden. De CEO zat in de auto
en de auto is Nexperia. Hij wilde linksaf en ik wilde niet dat hij
linksaf ging. Dus ik zei: "Ik leg nu een regel op, namelijk dat je
vooral moet blijven doorrijden. Gewoon blijven doen wat je doet. Blijf
vooral rechtdoor rijden!" Dit terwijl ik weet dat hij naar links wil,
want daar heb ik informatie over. Op het moment dat hij toch naar links
gaat, volgt er inderdaad een sanctie. Dan kan ik dat vervolgens op
allerlei manieren proberen terug te vorderen. Maar in de geopolitieke
context is dat natuurlijk ingewikkeld, althans voor een deel. Dat geldt
niet voor alles. Op het moment dat de Ondernemingskamer langskomt en
zegt "jij gaat nu de auto uit en ik zet een andere chauffeur neer" — die
benoem ik zelf — is de dreiging natuurlijk geweken. Vandaar dat het in
het publieke belang was om de persoon waar de dreiging van uitging te
schorsen. Dat vind ik een heel logisch verhaal. Dat is uitgelegd in de
media alsof ik zou twijfelen aan mijn bevel. Geenszins! Op geen enkele
manier. Anders had ik mijn bevel allang ingetrokken.
Ik dank de heer Dassen voor die vraag, want het stelt mij in staat om
het even goed uiteen te zetten.
De heer Dassen (Volt):
Het roept bij mij wel meer vragen op. Als ik de analogie van de minister
volg: de CEO rijdt en wil linksaf, de minister zegt "nee, je moet
doorrijden", maar die CEO gooit 'm vol naar links. Hij is linksaf
gegaan. En dan zegt de minister: oké, ik kan nu naar de rechter stappen.
Als ik het goed begrijp, zou dat bevel van de minister uiteindelijk geen
effect hebben gehad op het moment dat er daadwerkelijk door de voormalig
CEO gehandeld zou zijn en kennis en kunde weggelekt zouden zijn. Dat
maak ik op uit zijn verhaal. Dan vraag ik me af of de handeling van de
minister niet te snel en te voorbarig is geweest, gezien dat dit grote
geopolitieke consequenties heeft gehad.
Minister Karremans:
Dat is nog maar de vraag. De analyse is dat dit allemaal te maken zou
hebben met het bevel. Dat is nog maar de vraag. We maken hier zo veel
wetten met elkaar en dan zeggen we altijd: je mag iets niet doen, op
straffe van … Daar gaat een preventieve werking van uit, want mensen
willen die sanctie niet. Dat geldt voor heel veel dingen die we hier met
elkaar vaststellen. Maar het klopt wat de heer Dassen zegt, namelijk dat
ik niet de bevoegdheid heb om een bestuurder uit zijn functie te
ontslaan. Tenzij ik Nexperia zou nationaliseren, maar daar heb ik niet
voor gekozen. Ik denk ook niet dat de heer Dassen mij ertoe had
aangemoedigd om dat te doen, als ik zo zijn betoog hoor. Dit was de
enige geschikte en proportionele maatregel, waar zeer veel dreiging en
werking van uitging, omdat er een serieuze sanctie op zit.
Vervolgens kun je samenwerken met overheden van landen waar bijvoorbeeld
productiefaciliteit staat en zeggen dat die daar niet weg mag. Daar
vraag je dan hulp voor. Dat kan op basis van de Wbg; dat is zeer
effectief. Daarmee kun je er bijvoorbeeld voor zorgen dat die machines
het land niet uitgaan. Dat kun je op basis van de Wbg doen. Alleen is
het inderdaad zo dat op het moment dat er zeer onomkeerbare stappen
worden gezet en er daadwerkelijk zaken naar China worden verplaatst, het
lastig is om die terug te halen, gegeven de geopolitieke context. Maar
er gaat wel degelijk een sterke werking uit van de Wbg. Ik zeg daarnaast
ook dat de schorsing van een bestuurder door de Ondernemingskamer,
namelijk degene van wie de dreiging uitgaat, zeer effectief is om de
dreiging weg te nemen; alleen heb ik die bevoegdheid zelf niet.
De voorzitter:
Meneer Dassen, u heeft uw interruptie in drieën gehad. Het gebeurt elke
keer in drieën en ik wil graag naar de blokjes. U kunt dan aan de hand
van de beantwoording een vervolgvraag stellen. Nee, echt niet, meneer
Dassen, we gaan nu naar de blokjes. Ik hanteer bij iedereen de
interruptie in drieën. U krijgt bij de beantwoording vast weer de
gelegenheid om een vraag te stellen. Ik ga naar de beantwoording van de
minister. Meneer Kops, u heeft een interruptie op dit punt?
De heer Kops (PVV):
De minister heeft een bevel afgevaardigd en zegt vervolgens: ik had niet
kunnen vermoeden dat bestuursleden naar de Ondernemingskamer zouden
stappen. Natuurlijk, dat is waar.
Minister Karremans:
Ik wist het niet zeker.
De heer Kops (PVV):
Oké, maar het is vervolgens wel gebeurd. De minister maakte de
vergelijking met de auto met een bestuurder, een letterlijke bestuurder,
die linksaf wil gaan. Die bestuurder is geschorst, hij wordt vervangen
of iets dergelijks, hij is in ieder geval weg, en dan zegt de minister
letterlijk: het gevaar is daarmee geweken. Dat gezegd hebbende, wat
heeft het bevel dat nog steeds van kracht bleef dan eigenlijk nog voor
nut gehad? Dat had dan op dat moment toch al geschorst of ingetrokken
kunnen worden, zodat verdere escalatie voorkomen had kunnen worden?
Minister Karremans:
Dat heb ik ook gezegd. Overigens heb ik tegen het licht van de uitspraak
van de Ondernemingskamer besloten het bevel op te schorten; het geldt nu
dus ook niet. Ik heb dat gedaan, juist ook om met China in de
diplomatieke verhouding tot een vergelijk te komen. Als de persoon die
de dreiging vormde voor de publieke belangen die in het geding waren,
weg is, is dat een heel effectieve en sterke maatregel; dat klopt. Het
is alleen niet een maatregel die ik kan nemen en ik het is bovendien
iets waar ik geen invloed op heb. De bestuurders die deze procedure bij
de Ondernemingskamer hebben aangespannen, kunnen er op elk gegeven
moment om wat voor reden dan ook voor kiezen om de procedure in te
trekken. Dan is er niets meer dat de CEO in kwestie er vervolgens van
weerhoudt om de boel verder te verplaatsen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Kops.
De heer Kops (PVV):
Dat is toch een beetje een aanname; dat weten we niet zeker. Volgens mij
impliceerde de minister net dat het opschorten van het bevel een gevolg
was van de uitspraak van de Ondernemingskamer.
Minister Karremans:
Nee, dat heb ik niet gezegd.
De heer Kops (PVV):
In ieder geval dan toch de volgende vraag. De CEO werd geschorst op 2
oktober, maar pas op 19 november werd het bevel opgeschort. Waarom heeft
dat zo lang geduurd? Wat is er dan in de tussentijd gebeurd? Waarom kon
het niet eerder, met de bedoeling om verdere escalatie te voorkomen?
Minister Karremans:
Dat heb ik al gezegd. Het bevel ziet op het publieke belang. Het feit
dat de Ondernemingskamer een bestuurder schorst, wil niet zeggen dat ik
invloed heb op de procedure bij de Ondernemingskamer. Die kan op elk
moment worden ingetrokken, om wat voor reden dan ook. Dat zou
theoretisch kunnen, daarom wil ik graag een bevel hebben dat de publieke
belangen waarborgt. Dat is de reden waarom ik het daarvoor nog niet had
opgeschort, maar gegeven de diplomatieke verhoudingen en de geste die
China daar aanvankelijk eerst in heeft gedaan — ze hebben de
exportcontrolemaatregelen verzacht — heb ik vervolgens een stap gezet.
Dat doe je ook in een constructieve relatie met elkaar, zeker met een
belangrijke handelspartner als China. Ik vond het ook nodig om een stap
te zetten, om vervolgens verder in gesprek te komen over een oplossing.
Dat is de reden waarom ik dat uiteindelijk heb gedaan, uiteraard tegen
het licht van de Ondernemingskamerprocedure, want die is er nu
eenmaal.
De voorzitter:
Ik wil heel graag naar de blokjes. We gaan alle vragen die in de eerste
termijn zijn gesteld, bij de interruptie weer stellen. Op zich is dat
ook een methode, maar ik zou zo graag de antwoorden horen en daar dan de
interrupties op hebben. Dan hebben we een wat diepgravender debat. Maar
meneer Van der Lee is het niet met mij eens.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik wil graag met u meewerken, maar ik wil hier nog wel op terug kunnen
komen. Straks krijgen we te horen: ik heb dit al uitvoerig in
interruptiedebatten behandeld. Die ervaring heb ik al vaak genoeg gehad
in dit huis.
De voorzitter:
Dan houdt u mij daaraan, meneer Van der Lee. We zijn nog bij blokje
één.
Minister Karremans:
Ik ben nog niet eens halverwege blokje één.
De voorzitter:
We gaan naar het einde van blokje één en dan kijk ik meneer Van der Lee
en overigens u allen indringend aan of dan alle vragen over de inzet van
de Wbg in combinatie met de Ondernemingskamer zijn beantwoord. Zullen we
het zo doen? Dan vraag ik de minister om zijn antwoorden van het eerste
blok.
Minister Karremans:
Ik denk dat ik inderdaad veel vragen al gehad heb, voorzitter. Eerst het
effect van de inzet van de Wbg. Dat is de bedrijfscontinuïteit en die
processen waarborgen. Dat hebben we daarin genoemd.
De vraag naar de risicosignalen heb ik behandeld.
Dan de proportionaliteit. De heer Van Lanschot vroeg of ik kan toezeggen
om de kaders van de inzet van dit middel te evalueren en te onderzoeken
hoe ons instrumentarium op dit gebied eventueel aangevuld zou moeten
worden, en de Kamer daarover te informeren. Dat kan ik toezeggen. Ik
moet even kijken op welke termijn dat wenselijk is, ook gegeven de
situatie waar we in zitten, en of dat vertrouwelijk zou moeten of dat
het publiek kan. De inzet is altijd publiek waar het kan en
vertrouwelijk waar het moet. Maar die toezegging kan genoteerd
worden.
De vraag over alternatieven heb ik beantwoord.
Dan een vraag over de toekomst. Hoe zorgen we ervoor dat de toepassing
van de Wbg voorspelbaar en transparant blijft? Het blijft natuurlijk een
heel uitzonderlijk instrument. Het is niet voor niets nooit eerder
ingezet. Het wordt echt alleen ingezet wanneer andere juridische
middelen onvoldoende zijn om de Nederlandse en Europese belangen te
waarborgen, waaronder de leveringszekerheid van cruciale chips. Als die
leveringszekerheid opnieuw in het geding komt, dan zou ik natuurlijk
opnieuw moeten beoordelen of de inzet van dit instrument of van andere
instrumenten noodzakelijk en proportioneel is, maar dat is altijd het
geval.
De heer Dekker zei: "Dit verdient niet de schoonheidsprijs. Had dit nou
niet anders gekund?" Ik zal gelijk zeggen — dat deed ik net ook al — dat
ik liever niet ingrijp bij een bedrijf, bij geen enkel bedrijf. Maar
hier was ingrijpen nu eenmaal noodzakelijk in het belang van Nederland
en ook in Europees belang. Daarbij zijn — dat heb ik al gezegd —
allerlei maatregelen onderzocht en afgewogen op geschiktheid,
inzetbaarheid en effectiviteit. Ik hecht er ook aan toe te voegen dat de
maatregel die ik genomen heb, niet gericht was tegen een land, maar
tegen een persoon, en vooral tegen de effecten van het handelen van die
persoon.
Over de gelijktijdigheid hebben we het net uitvoerig gehad, hoe dingen
samenhingen met elkaar en waarom ik 'm toen niet direct heb
opgeschort.
Een vraag van mevrouw Martens: hoe verhoudt het bevel zich tot de
enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer? Die heb ik ook
beantwoord.
De heer Dassen vroeg of ik de Kamer niet eerder had moeten betrekken bij
deze zaak. Hij vroeg daar uitleg over van mijn zijde. Vooropgesteld over
de procedure bij de Ondernemingskamer: de Staat heeft niet het verzoek
om een enquête ingediend bij de Ondernemingskamer. Dat weet de heer
Dassen natuurlijk. Dat hebben enkele bestuurders van de onderneming
gedaan. Ik kan mij voorstellen dat het door mij uitgegeven bevel
mogelijk een steun in de rug was voor deze bestuurders om die stap te
zetten, maar dat weet ik ook niet. Dat is verder aan hen. Dat de Staat
zich als belanghebbende in deze enquêteprocedure heeft gemeld, heeft te
maken met het bevel en de eerdere gesprekken — daar heb ik het net ook
al over gehad — die daarover gevoerd zijn.
Waarom ik de Kamer daar nog niet vertrouwelijk over heb geïnformeerd,
komt doordat wij nooit over dit soort bedrijfscasussen communiceren. De
intentie is altijd om dit onder de radar te houden. Ik kan de Kamer
vertellen dat ik met ontzettend veel bedrijfscasussen te maken heb. Niet
allemaal zo uitzonderlijk als deze, maar die blijven allemaal
vertrouwelijk, in het belang van het bedrijf zelf en in het belang van
de Nederlandse economie. Dat was ook hier onze intentie. Ik heb ook
verwijten gezien dat ik dit zou gebruiken als campagnestunt of iets
dergelijks. Nou, dat is allemaal niet het geval.
De hele intentie van ons handelen in dezen was om het vertrouwelijk te
houden, ten aanzien van het bedrijf en ook om te voorkomen dat het
verder in de publiciteit zou komen. Er is geen verplichting om de Kamer
daarover te informeren, maar op het moment dat het in de media kwam, heb
ik direct een statement uitgedaan en na de laatste uitspraak van de
Ondernemingskamer heb ik heel snel de Kamer geïnformeerd. Dat heb ik ook
in de brief gezet. Het is voor mij natuurlijk altijd kiezen: op welk
moment informeer je de Kamer en doe je dat vertrouwelijk of doe je dat
publiek? Daar zal ik aan blijven werken. Daar ga ik natuurlijk ook graag
verder over in gesprek met de Voorzitter, over wat de wens van de Kamer
daarin is, want onze intentie is altijd om de Kamer hierover goed te
informeren.
Dan de OK-procedure. Daar hebben we het natuurlijk al heel veel over
gehad.
De heer Grinwis heeft een vraag gesteld over de Wet vifo, namelijk hoe
ik nu kijk naar de uitspraak van EZ dat er destijds, toen Nexperia werd
verkocht, geen vitale veiligheidsbelangen in het spel waren. De heer
Grinwis zei het zelf al: de Wet vifo was er toen nog niet. Onder de Wet
vifo zou het Bureau Toetsing Investeringen deze transactie vooraf hebben
getoetst of had het die vooraf kunnen toetsen. Bij risico's voor
nationale veiligheid worden vervolgens maatregelen opgelegd of kan een
transactie zelfs worden verboden. Maar, zoals ik al zei, die was er toen
nog niet. Dat is iets wat we nu eenmaal met elkaar moeten accepteren.
Inmiddels is die er gelukkig natuurlijk wel.
Dan de vraag of de Wet vifo niet breder zou moeten worden toegepast dan
sensitieve technologie. De Wet vifo richt zich niet alleen op sensitieve
technologie. Ook vitale aanbieders vallen onder de reikwijdte. Dit zijn
bijvoorbeeld aanbieders in de energie-infrastructuur, telecom,
datanetwerken et cetera. Het toepassingsbereik is specifiek om de wet zo
proportioneel mogelijk te maken — daar zijn net ook vragen over gesteld
— en de impact op het bedrijfsleven te minimaliseren. Dat is natuurlijk
altijd een belangrijk uitgangspunt, dat we ook willen handhaven.
Mevrouw Martens vraagt of ik ruimte zie voor uitbreiding van de Wet
vifo. Die ruimte zie ik zeker. Technologieën ontwikkelen zich namelijk
in hoog tempo en wetgeving moet dat natuurlijk bijbenen. Daarom wordt
voortdurend beoordeeld of de Wet vifo nog toereikend is. Op dit moment
werken we aan het toevoegen van een aantal technologieën aan de Wet
vifo, zoals AI, sensoring en biotech. Daarbij blijft het uitgangspunt
dat het toepassingsbereik heel gericht is om de impact op het
investeringsklimaat te minimaliseren.
Dan de vraag van de heer Flach hoe ik terugkijk op het feit dat Nexperia
in 2019 in Chinese handen kwam: hoe kijk ik daar met de kennis van nu op
terug? Ik snap de vraag heel goed, maar die is tegelijkertijd ook helaas
niet meer relevant. Ik kan het op die manier niet beoordelen, in die
context, op dat moment, gegeven de informatie die er toen was.
De heer Van der Lee vroeg of ik niet te driest en onbesuisd heb
gehandeld. Ik denk dat ik die vraag beantwoord heb en ik denk dat de
heer Van der Lee ook het antwoord van mij wel kan raden.
Tot slot de vraag van de heer Flach wanneer de uitkomsten van het
onderzoek van de OK worden verwacht en welke betekenis dit kan hebben
voor het proces. De Ondernemingskamer zal een formeel onderzoek
uitvoeren, dat een halfjaar tot een jaar kan duren. De door de
Ondernemingskamer nog te benoemen onderzoeker zal eerst de gang van
zaken binnen het bedrijf onderzoeken en vervolgens een rapport
opstellen. Op basis van de bevindingen van de onderzoeker en na partijen
gehoord te hebben, kan de Ondernemingskamer vaststellen of er sprake is
geweest van wanbeleid en, zo ja, definitieve maatregelen opleggen, zoals
het ontslag van bestuursleden of de vernietiging van bepaalde
bestuursbesluiten. In deze periode zullen de door de Ondernemingskamer
benoemde niet-uitvoerende bestuurder met doorslaggevende stem en de
beheerder van de aandelen de stabiliteit en de operationele continuïteit
van de onderneming helpen waarborgen.
Dat zijn de vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Dat waren alle antwoorden uit het eerste blok. Die leiden tot een aantal
vervolgvragen, waarvoor ik u graag in de gelegenheid wil stellen. Als
eerste de heer Flach. Aan u het woord.
De heer Flach (SGP):
Kennelijk loopt er op het departement een ambtenaar rond die bij een
dergelijk probleem in staat is om een wet uit 1952 op de kop te tikken,
wat nog nooit gebeurd is.
Minister Karremans:
Hij zit ook mee te kijken.
De heer Flach (SGP):
Ik ga ervan uit dat de minister zorgt dat die morgen een mooie
boterletter krijgt, maar dat is mijn vraag natuurlijk niet. Een
boterletter, zo'n letter die je bij 5 december weleens nuttigt. Mijn
vraag is anders. Ik zit daar nog steeds een beetje mee. Ik vind die hele
redenering van die wederzijdse afhankelijkheid en dat het handelen
gericht is op één persoon heel valide. Je zou verwachten dat een
handelspartner als China dergelijke redeneringen ook aanhangt. Wat zegt
het de minister dat China als handelspartner zo fel gereageerd heeft
hierop? Wat zegt dat over hun visie op wederzijdse afhankelijkheid en
ingrijpen in een bedrijf als dat gericht is op één persoon? Hebben zij
een heel andere visie of komen we nog enigszins tot elkaar op dat
punt?
De voorzitter:
Volgens mij is dat een heel apart blok zelfs, deze vraag.
Minister Karremans:
Ik snap de vraag natuurlijk heel goed. Als de heer Flach het goedvindt,
wil ik heel even van tevoren consulteren of ik die vraag op deze manier
kan beantwoorden, ook gezien de diplomatieke relatie die hier natuurlijk
ook op het spel staat. Ik zie begrip bij de heer Flach. Daar kom ik zo,
eventueel in tweede termijn, op terug.
De voorzitter:
Ja, graag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb toch nog een vraag in vervolg op het eerdere interruptiedebat met
een aantal collega's. Als ik de minister namelijk goed begrijp, dan
heeft hij een bevel afgevaardigd op basis van de Wbg, de Wet
beschikbaarheid goederen uit 1952. Hij wist daarbij wel dat het bevel
grote impact zou hebben, maar hij was niet op voorhand zeker van de
effectiviteit van zijn bevel — hij had het plan om het allemaal
vertrouwelijk te houden — terwijl de potentiële diplomatieke
repercussies of andere repercussies heel groot waren. Ik worstel daar
nog wel een beetje mee. Het is namelijk toch wel een groot bevel met
grote risico's en een potentieel kleine effectiviteit, mocht de persoon
waartegen het bevel gericht was, volharden in zijn gedrag. Daar worstel
ik dus nog wel een beetje mee. Wat de Ondernemingskamer heeft gedaan in
het belang van de vennootschap, was echter zowel juridisch als materieel
gelijk heel helder, klaar en supereffectief.
Minister Karremans:
Ja, maar die maatregel stond natuurlijk niet tot mijn beschikking. Ik
kan niet als Staat naar de Ondernemingskamer stappen en zeggen dat ik
vind dat er nu een bestuurder geschorst moet worden, omdat er sprake is
van wanbestuur. Die maatregel stond niet tot mijn beschikking. Ik ben
het dus niet eens met de analyse, die ik natuurlijk ook in de media heb
gezien, dat ik zou twijfelen aan de effectiviteit van mijn bevel,
geenszins. Ik heb alleen niet voor niets die analogie van die auto
gebruikt om aan te tonen hoe het een zich tot het ander verhoudt. Als er
inderdaad een schorsing plaatsvindt van een bestuurder van wie de
dreiging uitgaat, dan is dat natuurlijk een heel effectieve maatregel om
die dreiging in te perken. De Wbg doet dat ook. Dat heeft dus wel
degelijk een groot effect. Voor de goede orde: je legt zo'n
Wbg-maatregel niet op aan een persoon, maar aan een heel bedrijf. Bij
dat bedrijf werken honderden mensen. Er is meer dan één bestuurder. Dat
heeft dus een veel breder effect dan natuurlijk alleen op de CEO. Hij
was trouwens op het moment van handelen niet op het kantoor van
Nexperia. Ik snap waar de heer Grinwis vandaan komt. Ik heb net ook al
gezegd, met het risico dat ik te veel in herhaling val, dat ik
natuurlijk niet wist of die bestuurders naar de Ondernemingskamer zouden
stappen. Ik had dat zelf natuurlijk ook niet kunnen doen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat begrijp ik wel. Ik snap dat de relatie tussen wat de minister kon
doen, wat de bestuurders al dan niet konden doen en of de
Ondernemingskamer zou overgaan tot een voorlopige schorsing, niet helder
was. Maar het punt is dat het optreden van de Ondernemingskamer — dat
zou je kunnen zeggen —buitengewoon digitaal is. De effecten zijn ook
gelijk materieel buitengewoon zichtbaar. Zoals de minister net, en ook
eerder, zijn bevel heeft toegelicht met het voorbeeld over autorijden en
niet naar links gaan, had hij op dat moment ook met lege handen gestaan
als de automobilist wél naar links was gegaan. Pas later had hij dat dan
terug kunnen ...
Minister Karremans:
Nee, dat is niet waar.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, zo heeft de minister het net wel uitgelegd. Dan is mijn vraag: leg
dan eens heel precies uit aan de Kamer waarom dat bevel vanaf stonde één
effectief was.
Minister Karremans:
Omdat er vaak meerdere mensen moeten meewerken, zeker als het een
meerkoppig bestuur is, aan het verplaatsen van bepaalde zaken. Dat zag
dus niet alleen op de CEO in kwestie. Als ik daar hele zware sancties
tegenover zet, bijvoorbeeld "je mag dat niet doen, want anders ...", dan
gaat daar een zeer preventieve werking van uit. Daar gaat echt een zeer
preventieve werking van uit. Daar wordt een beetje bagatelliserend over
gedaan, maar dat is niet het geval. Dat geeft ook mogelijkheden, omdat
daar strafrechtelijke consequenties aan vastzitten. Ik heb het niet over
boetes, maar over strafrechtelijke consequenties. Nou ja, het zou over
boetes kunnen gaan, maar het gaat in ieder geval over serieuze
strafrechtelijke consequenties. Daar gaat dus een preventieve werking
van uit, niet alleen ten aanzien van de CEO, maar ook ten aanzien van
andere bestuurders van het bedrijf die moeten meewerken aan het
verrichten van bepaalde handelingen. Dat is één.
Nogmaals, als ik het over de Ondernemingskamer heb ... Ik val in
herhaling, merk ik. Ik had natuurlijk kunnen vermoeden dat ze een stap
zouden kunnen zetten. Maar je kunt het ook omdraaien. Op het moment dat
ik met deze consequentie, met deze informatie te maken krijg, kan ik
niet zeggen dat ik weet dat er een kans is — dat wist ik; ik heb
ondernemingsrecht gestudeerd — van een gang naar de Ondernemingskamer.
Dat heb ik net ook in mijn spreektekst gezegd. Als ik met deze
informatie te maken zou krijgen, dan kan ik toch ook niet zeggen: laat
maar lopen, laat ze maar dag per dag deze operatie uitvoeren en dan zie
ik wel of die bestuurders naar de Ondernemingskamer stappen? Ik zou dan
niet weten of en wanneer dat zou gebeuren, en ik zou ook niet weten wat
de uitspraak van de Ondernemingskamer daarover zou zijn. Als ik dat had
gedaan, dus als ik had gezegd "ik laat het lekker aan de bestuurders om
in te grijpen in het uiteindelijk grote Europese belang dat we nu
allemaal met elkaar zien" en ik had hier verantwoording moeten afleggen
aan de Kamer dat ik dat had laten lopen en niet had ingegrepen, terwijl
ik wel een instrument had om in te grijpen, dan was er, zéér terecht,
veel kritiek geweest op dat handelen. Dat laat ook het dilemma zien waar
je in zit als je met zo'n situatie te maken hebt. Maar ik sta achter de
keuzes die ik daarbij gemaakt heb.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is helder. Ik sta hier ook niet om dat in twijfel te trekken. Ik ben
alleen op zoek naar de effectiviteit van het bevel van de minister in de
eerste uren en de eerste paar dagen. De minister zegt namelijk dat er zo
veel preventieve werking van uitgaat dat het eigenlijk vanaf het moment
dat hij het bevel heeft uitgevaardigd, gelijk impact heeft gehad op het
handelen binnen het bedrijf, wat uiteindelijk het doel was. Daar ben ik
naar op zoek. Daarover ontstond voor mij net wat mist in de discussie,
omdat er een soort van ruimte ontstond, van: het bevel kan wel
uitgevaardigd worden, maar het is niet duidelijk of er vervolgens
daadwerkelijk in de geest van dat bevel wordt gehandeld door de
betreffende onderneming.
De voorzitter:
Heeft u daar een vervolgvraag over, of is dat een afsluitend
statement?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil dit gewoon heel zeker hebben, omdat dit best wel fundamenteel is
voor de beoordeling hoe gerechtvaardigd en proportioneel het optreden
van de minister is geweest.
De voorzitter:
Helder.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik doe dat niet vanuit wantrouwen, maar vanuit vertrouwen.
De voorzitter:
De reactie van de minister graag.
Minister Karremans:
Het is natuurlijk vrij feitelijk. In de tijd tussen mijn uitvaardiging
van het bevel en de uiteindelijke schorsing van de bestuurder zijn er in
deze operatie geen verdere stappen meer gezet die leidden tot
verplaatsing van middelen, expertise, kennis en kunde. Maar die
uitspraak van de Ondernemingskamer kwam vrij snel. Ik denk dat dat het
al laat zien. Natuurlijk heeft het een bepaald effect. Ik probeer het
natuurlijk ook te rijmen. Aan de ene kant is een aantal, niet per se in
deze Kamer, van mening dat het een te vergaande maatregel is.
Tegelijkertijd vinden anderen dat die maatregel niet ver genoeg gaat,
omdat die eigenlijk niet zo veel effect zou hebben. Maar die maatregel
heeft wel degelijk effect. Ik denk ook dat die proportioneel is, gezien
de situatie waarin we zaten. Ik heb die maatregel daarom in het publieke
belang genomen. Dat is wat ik erover kan zeggen.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Het is mooi dat we in een democratie de minister helemaal kunnen
bevragen op dit onderwerp.
Minister Karremans:
Zeker!
De voorzitter:
Zeker.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat kan in China niet, dus dat wil ik de minister toch nageven. Maar
toch wil ik wel even doorgaan op dit punt, even los van het feit dat ik
nog steeds vind dat de minister te driest en onbesuisd is geweest. Wat
betreft effectiviteit zegt de minister: ja, het heeft in die zin een
directe werking omdat het niet alleen de CEO, maar ook alle bestuurders
tot iets verplicht. Het probleem was natuurlijk wel dat die bestuurders
hier in Europa allemaal al ontslagen waren. Dat heb ik in ieder geval
gehoord van het bedrijf Nexperia. Als dat niet waar is, hoor ik dat
graag. Maar in ieder geval waren degenen ontslagen die het hier in
Nederland voor het zeggen hadden. Dat is in ieder geval mijn begrip. Ik
moet dan helaas ook nog concluderen dat dat weer druk heeft gezet op de
betrokken bestuurders om de gang naar de Ondernemingskamer te maken.
Maar ik hoop dat dat toch niet het beoogde effect was van het bevel dat
de minister heeft uitgevaardigd?
Minister Karremans:
Nee, het beoogde effect was om die verplaatsing van kennis, kunde en
capaciteit tegen te gaan. Daarover heb ik ook net tegen de heer Grinwis
gezegd hoe dat in zijn werk gaat en wat voor werking daarvan uitgaat.
Dat was het doel. Het is niet zo dat alle bestuurders … Er is gewoon een
statutair bestuurder in Europa en onder anderen die is uiteindelijk is
naar de Ondernemingskamer gestapt.
De voorzitter:
De heer Van der Lee heeft een vervolgvraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ja, in Amsterdam. Het Gerechtshof Amsterdam kwam met een aantal
effectieve maatregelen die wel degelijk een directe werking hadden,
terwijl het bij de Wet beschikbaarheid goederen echt meer gaat om
toezicht achteraf. Natuurlijk kan het zijn dat er verplichtingen worden
opgelegd aan het bedrijf, maar als dat bedrijf bestuurd wordt door één
persoon die zich niet eens in Nederland bevindt, dan was het toch gewoon
niet effectief om op dat moment voor deze route te kiezen en had de
minister toch echt beter kunnen afwachten waar de Ondernemingskamer mee
zou zijn gekomen?
Minister Karremans:
Ik wist natuurlijk niet of de Ondernemingskamer met iets zou komen, dus
dat gaat gewoon helaas echt niet op. Op het moment dat ik dat besluit
nam, wist ik gewoon niet dat de Ondernemingskamer met iets zou komen.
Die procedure is daarna gestart en de uitspraak is kort daarop gekomen.
Nogmaals, ik wist ook niet dat die kort daarop zou komen. Ik heb nu al
vaak genoeg gezegd hoe die volgordelijkheid in elkaar zit. Het gaat erom
dat er nog steeds bestuurders waren. De heer Van der Lee zegt dat het
bedrijf werd bestuurd door één man. Dat is niet het geval. Er was een
meerkoppig bestuur. Je hebt voor de uitvoering van beslissingen vaak
meerdere bestuursleden nodig. Vandaar ook het invoeren van die Wbg,
omdat dat zeker een beperkende werking heeft op de operatie waar de heer
Zhang in dit geval mee bezig was.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Misschien bedoelt de minister dan degenen die vervangers waren van ...
Maar goed, ik heb nog een andere vraag, over het opschorten van het
bevel. Ik begrijp nog steeds niet waarom de minister daartoe zelf niet
is overgegaan na die hele duidelijke uitspraken van de
Ondernemingskamer. Hij zegt dat hij het heeft gekoppeld aan het gebaar
van de Chinezen. Maar het gebaar van de Chinezen was toch alleen maar
het gevolg van de deal die Xi Jinping en Trump hebben gesloten? Dat was
toch niet onder invloed van Nederland?
Minister Karremans:
Ik denk dat dat zeker heeft geholpen, maar er zit geen formele
verklaring achter waarom dat het geval was. Er gebeurt natuurlijk van
alles tussen verschillende landen, ook tussen ons en China, de Verenigde
Staten en andere Europese lidstaten. Waarom ik dat niet gedaan heb — ik
heb dat al eerder gezegd — is omdat de Wbg op het publieke belang ziet
dat ik dien te beschermen. De procedure bij de Ondernemingskamer ziet
alleen op het vennootschapsbelang. Dat is het belang van de vennootschap
en dat kan hand in hand gaan met het publieke belang, maar dat hoeft
natuurlijk niet. Dat is de reden waarom ik mijn bevel heb gehandhaafd op
het bedrijf. Uiteindelijk heb ik vanuit diplomatieke overwegingen, als
een geste richting de Chinezen, opgeschort, omdat zij een eerste stap in
onze richting hebben gezet.
De heer Dassen (Volt):
Ik wil hier nog even op doorgaan, want ik dacht dat de minister eerder
zei dat de uitspraak van de Ondernemingskamer veel effectiever was. Met
die uitspraak werd de bestuurder uit de auto gehaald en werd er een
andere bestuurder in gezet, waarmee hetgeen de minister beoogde
uiteindelijk werd geëffectueerd. De minister zegt nu: op dat moment kon
ik het bevel nog niet opschorten in het kader van het landsbelang. Ik
probeer toch te begrijpen hoe die twee zich tot elkaar verhouden. Dat is
mij nog niet helemaal duidelijk. Waarom kon op dat moment ook niet
meteen het bevel opgeschort worden?
Minister Karremans:
Nogmaals, omdat er een publiek belang was. Op het moment dat de
bestuurders het direct hadden teruggetrokken, had ik opnieuw een bevel
moeten uitvaardigen. Ik moet daarvoor de exacte formulering terugzoeken,
maar ik kom anders zo in de tweede termijn even terug op wat de
juridische implicaties daarvan waren. Dat laat onverlet dat je het
publieke belang niet sec in handen wilt geven van twee bestuurders die
een OK-procedure starten in het belang van de vennootschap, terwijl er
natuurlijk ook nog een publiek belang was.
Voorzitter. Als u mij toestaat, heb ik over de effectiviteit van het
bevel het volgende. Ik krijg nu namelijk ook even een briefje
doorgestuurd over hoe dat bevel verder werkt in juridische zin. Ten
eerste, de bestuurders zijn niet ontslagen, zoals de heer Van der Lee
zei. De CEO was wel van plan dat te doen, maar dat is niet
geëffectueerd. Daarom zag dat bevel dus op die bestuurders. Je hebt vaak
meerdere bestuurders nodig voor bestuursbesluiten. Dat is dus één. Twee.
Alle medewerkers zijn gebonden aan het bevel, dus niet alleen het
bestuur. Punt twee kan ik niet lezen, dus daar kom ik zo nog op terug.
Punt drie is dat er bestuursdwang kan worden opgelegd. Dat is een vrij
fors middel uitgaande van het bevel. Als dat niet wordt nagevolgd,
kunnen de toezichthoudende ambtenaren zelf ingrijpen. Dat is dus even om
wat meer inkleuring te geven. Dank voor die verdere invulling. Ik heb
zeer kundige, hardwerkende ambtenaren op dit dossier zitten. Dat ziet de
heer Dassen wel. Dat zeg ik even ter ondersteuning van het betoog dat
het een zeer effectieve ingreep is ten aanzien van Nexperia in
dezen.
De heer Dassen (Volt):
Dat zie ik natuurlijk altijd, dus alleen maar dank daarvoor richting de
ambtenaren, maar dat is nog geen antwoord op de vraag die ik had. Ik ben
zelf nog zoekende naar het volgende. Het bevel van de minister heeft
uiteindelijk ook geleid tot een enorme diplomatieke rel, een enorme
reactie vanuit China. Over het moment dat de Ondernemingskamer een
besluit neemt dat uiteindelijk een effect beoogt dat de minister ook
voor ogen heeft, zegt de minister: ik kon op dat moment het bevel nog
niet opschorten. Dat heeft hij later wel gedaan. Is het dan zo dat de
dreiging daar nu dan weg is of is dat omdat de procedure nu al verder
is?
Minister Karremans:
Ik snap de vraag. Als die geste van China er niet was geweest, had ik
het niet gedaan. Dat heeft verder dus ook geen inhoudelijke motivering,
anders dan dat er sprake was van een diplomatieke verstandhouding tussen
twee overheden. Als de ene overheid een stap zet, wordt er van de andere
kant ook verwacht dat er een stap wordt gezet. Zo heb ik dat ook
onderbouwd, als een diplomatieke geste. Zo moet de heer Dassen dat zien.
Ik blijf er natuurlijk bij dat dat publieke belang op elk moment
belangrijk is, maar gezien het feit dat die schorsing effectief is
gemaakt door de Ondernemingskamer en dat daarmee de directe dreiging van
het handelen van de CEO wegviel, omdat hij degene was die dit aan het
doen was, vond ik het verantwoord om die diplomatieke geste te doen. Zo
moet de heer Dassen dat zien.
De heer Dassen (Volt):
Dan is mijn vraag: was het niet verstandiger geweest om die geste meteen
te doen, om er zo voor te zorgen dat dit niet zo ver escaleerde? Was het
niet verstandiger geweest om op het moment dat de Ondernemingskamer dat
besluit had genomen ook meteen richting China te zeggen: oké, dan schort
ik dit bevel op, want de dreiging is weg? Dan zouden we helemaal niet in
de situatie terecht zijn gekomen waar we nu in terecht zijn gekomen.
Minister Karremans:
Nee, dat denk ik niet, want we waren allang in die situatie. Dat is dus,
denk ik, niet het geval.
De heer Kops (PVV):
Ik heb een vraag over de Ondernemingskamer. De minister heeft meermaals
gezegd dat hij er helemaal geen invloed op heeft of bestuurders
daarnaartoe stappen. Dat is natuurlijk zo. Hij heeft er eigenlijk
feitelijk niks mee te maken. Hij zei ook nog: ik wist niet waar de
Ondernemingskamer mee zou komen. Dat zei hij letterlijk. Maar ik begrijp
niet waarom de landsadvocaat dan namens de minister aan diezelfde
Ondernemingskamer een brief heeft gestuurd. Die is volgens mij niet
openbaar. Ik heb 'm in ieder geval niet gezien. Wat stond daarin en wat
was daar de bedoeling van?
Minister Karremans:
Daar hebben we het net echt uitgebreid over gehad.
De voorzitter:
Ja, dat gevoel heb ik ook.
Minister Karremans:
Ik wil het met liefde nog een keer doen, maar dat hebben we net al twee
keer behandeld.
De heer Kops (PVV):
Ik heb dit uit de pers, hoor. Maar daar staat in: "Een spoedig optreden
van de Ondernemingskamer kan voorkomen dat op hele korte termijn
cruciale bedrijfsprocessen, goederen en kennis verloren gaan door
verplaatsing ervan naar locaties buiten Europa." Als de
Ondernemingskamer dan heeft geoordeeld, is die dreiging toch weggenomen?
Dan begrijp ik nog steeds niet waarom dat bevel nog zo lang van kracht
is gebleven.
Minister Karremans:
Omdat de Ondernemingskamer natuurlijk tot een schorsing heeft besloten.
De Ondernemingskamer heeft niet een dag nadat die procedure is
aangespannen tot een definitieve oplossing besloten. Er is sprake van
een schorsing van de aandeelhouder en van de bestuurder. Dat is de
situatie. Ik verwijs ook even naar het debat wat we daar net over gehad
hebben.
We zijn nog steeds bij dit blokje, denk ik.
De voorzitter:
Ja. We gaan het ook helemaal uitdiepen. Meneer Van der Lee, een vraag
over het eerste blokje.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dit is sec even een feitelijke vraag, omdat er ook een procedure is
gestart richting de Hoge Raad. Ik ben benieuwd of die procedure alleen
gericht is op de uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam, de
Ondernemingskamer, of ook op het bevel van de minister om een beroep te
doen op de Wbg.
Minister Karremans:
Volgens mij alleen de Ondernemingskamer, maar dat kunnen we zo even
dubbelchecken. Ik dacht dat het alleen de Ondernemingskamer was, want
dan kun je naar de Hoge Raad. Als ik het verkeerd heb, dan kom ik er zo
op terug.
De voorzitter:
We gaan naar het tweede blokje.
Minister Karremans:
Ja, het tweede blokje. Dat gaat over de afstemming met andere landen,
met de Europese Commissie, de VS et cetera. Ik begin met de eerste
vraag, van de heer Grinwis. Dat vind ik op zichzelf een hele terechte
vraag. Hij vroeg: wat zijn de geleerde lessen? Die vraag is vaak aan mij
gesteld. Ook de quote uit het interview in The Guardian is vaak
aangehaald. Dat snap ik. Achteraf kan ik absoluut met zekerheid zeggen
dat ik dingen anders had kunnen aanpakken, zeker als het gaat om een
quote in de pers of iets wat je zegt in een bilateraal overleg met
collega's. Dat is bij elk dossier zo, zeker bij een dossier met grote
belangen waarin je in weinig tijd en onder hoge druk besluiten moet
nemen. Het zijn lastige dilemma's, maar je doet dat weloverwogen en in
overleg met ontzettend veel adviseurs om je heen. Je gaat niet over één
nacht ijs; dat zeg ik er wel bij.
Ten aanzien van de quote in The Guardian: ik vind het ongelukkig hoe dat
interview heeft uitgepakt; dat zeg ik eerlijk. Het doel dat ik had met
het interview had ermee te maken dat ik ontzettend veel desinformatie
zag in internationale media. Niet alleen ik zag dat, maar mijn hele
team. De bedoeling was om daar wat meer clarificatie bij te geven. Er
werd heel veel gespeculeerd. Het kan potentieel slecht zijn voor ons
investeringsklimaat als het beeld is dat Nederland zomaar bedrijven kan
afpakken. Dat werd in de internationale media een beetje zo neergezet.
Dat is absoluut niet het geval. Het valt allemaal binnen de kaders van
de wet; daarbinnen handelen wij uiteraard. We hebben een
Ondernemingskamer. Een reden voor bedrijven om naar Nederland te komen
is vaak juist dat wij zo'n sterke rechtsstaat en een Ondernemingskamer
hebben.
Ik zag dat gebeuren. Dan kies je ervoor om een interview te geven. Ik
kan er duidelijk over zijn: ik ben zeer ongelukkig met hoe dat interview
heeft uitgepakt, zeker vanwege dat soort quotes. Ik heb een gesprek
gehad van anderhalf uur met een journalist. Daar worden natuurlijk een
aantal dingen uit gepakt. Ik bedoelde het volgende te zeggen met "I
would do it all again". Stel dat ik als minister van Economische Zaken
de film terugdraai en ik een situatie op mijn bord krijg waarin cruciale
kennis, expertise en productiecapaciteit van chips die overal in zitten
buiten Europa worden geplaatst, wat Nederland en Europa in een kwetsbare
positie kan brengen. Als ik in zo'n situatie middelen heb om in te
grijpen, dan zal ik dat inderdaad doen; daar ben ik echt van overtuigd.
Daar sta ik in grote lijnen natuurlijk nog steeds achter. Zo moet die
quote gelezen worden.
Ik ben het er gelijk mee eens dat die quote niet zo overkwam. Daarop
kijk ik mezelf natuurlijk ook kritisch aan, zoals ik mezelf continu
kritisch aankijk in dit soort debatten. Ik vraag ook een beetje begrip
van de Kamer, omdat we nu midden in deze casus zitten. Om hier dan nu
heel uitgebreid op te reflecteren ... De heer Van Lanschot heeft een
toezegging van mij om daar op een gegeven moment op grote lijnen op te
reflecteren. Daar zijn natuurlijk ongetwijfeld veel lessen uit te halen.
Ik zie nu al lessen die getrokken zullen worden. Dat merk ik ook bij
veel collega's van mij in Europa. Dit is echt een wake-upcall. Dit maakt
natuurlijk heel duidelijk wat de afhankelijkheidsrelatie op dit moment
is. Zoals ik al zei, ben ik voortdurend bezig met zelfreflectie. Als de
Kamer in één ding goed is, dan is het ministers voorzien van reflectie.
Dat zal ik ook meenemen richting het departement.
Dan over het informeren. Waarom heb ik van tevoren geen Europese landen
geïnformeerd? Dat heb ik overwogen, maar niet gedaan. Ik zal ook
uitleggen waarom. Bij dit soort besluiten houd je de kring héél klein,
zeker als het gaat om nationale economische veiligheid. Het eventueel
naar buiten komen van het voornemen tot dit besluit kon grote gevolgen
hebben. Als de handelende partij, in dit geval de CEO in kwestie, lucht
had gekregen van hetgeen wij op het punt stonden te doen, dan hadden
snel onomkeerbare stappen gezet kunnen worden die het publieke belang in
dezen zwaar hadden kunnen schaden en, sterker nog, zwaarder hadden
kunnen schaden dan tot dan toe het geval was. Ik zeg erbij dat het niet
gebruikelijk is dat landen in dergelijke bedrijfsvertrouwelijke gevallen
elkaar van tevoren op de hoogte stellen, ook niet als het om nationale
economische veiligheid gaat.
Wel hebben we direct na het uitvaardigen van het bevel onze meest
betrokken partners op de hoogte gesteld, nog vér voordat dit in de
openbaarheid kwam, wat wij natuurlijk continu absoluut probeerden te
voorkomen. Het was niet onze keuze dat deze casus in de openbaarheid
verscheen. Ook om die reden hebben wij de kring zo klein mogelijk
gehouden. Dat is dus de reden waarom we dat gedaan hebben. De Europese
Commissie is geïnformeerd zodra wij wisten dat dit een effect zou hebben
op de Europese industrie; dat was nog ver voordat deze kwestie in de
openbaarheid kwam, wat ik al zei.
De voorzitter:
Dit hierover? Ja. Bedankt dat u mij een handje helpt.
Minister Karremans:
Sorry! Excuus. Ik heb nog wel meer vragen. Ik kan ze ook allemaal
afwerken.
De voorzitter:
Zullen we de vragen over het informeren van andere landen even afmaken,
mevrouw Oualhadj? Graag. Daarna geef ik u het woord voor uw vraag.
Minister Karremans:
Ik denk overigens dat dit de kern is van het niet van tevoren informeren
van andere landen. U kunt weer terugkomen, mevrouw Oualhadj. Dat is
uiteindelijk de kern van de afweging die wij daarbij hebben gemaakt.
De voorzitter:
Goed. Mevrouw Oualhadj.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Misschien kan ik om te beginnen een gratis tip geven aan de minister. Ik
begrijp helemaal wat u zegt: het kan soms inderdaad zo zijn dat woorden
uit hun context worden gerukt of dat dat dan de koppen zijn in de
kranten. Tot daaraan toe kan ik u helemaal volgen. Maar u heeft het niet
gecorrigeerd, en dat had natuurlijk wel gekund. U heeft een heel leger
aan woordvoerders in uw team. Dat had ook voor het corrigeren van die
woorden kunnen zorgen. Misschien een gratis tip voor u. Ik zeg dat niet
alleen als een flauw grapje, maar ook omdat we wel hebben gezien wat het
effect is geweest. Het heeft bijgedragen aan de perceptie dat ons land
hierbij tegenover een ander land is komen te staan. Ik wil dus even
vragen waarom u dat niet heeft gedaan.
Minister Karremans:
Ik heb dat vrij snel gecorrigeerd, naar ik meen in een interview met de
NOS voor het achtuurjournaal of het zesuurjournaal, of op RTL of een van
de andere … Ik neem de tip mee, hoor. Ik neem hem in dankbaarheid in
ontvangst. Overigens … Nou ja, laat ik daar verder niks over zeggen.
Punt.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Dan heb ik een vervolgpunt. In uw eerdere bijdrage zei u dat dit geen
handelen tegen een land is geweest, maar tegen de CEO in kwestie. Toch
is dat wel de perceptie. Daarom stelde ik mijn vorige vraag. Ik kom even
terug op het informeren van partners. Ik snap dat u direct daarna de
afstemming met Europese partners heeft gezocht, maar we zien nu dat de
perceptie wel degelijk is dat Nederland tegenover China is komen te
staan. Was het niet toch handiger geweest om minimaal de collega's in de
buurlanden of op z'n minst EU-commissaris Sefcovic hierin, of op z'n
minst in een soort publiek statement, mee te nemen, zodat het niet het
ene land tegen het andere land is, maar misschien wel een heel
continent? Daardoor was de boodschap misschien wel krachtiger
geweest.
Minister Karremans:
Ik denk dat het op zich een terechte opmerking is: je wilt natuurlijk
Europeanisering uitstralen; je wilt laten zien dat je dit met elkaar
doet. Daarom ben ik ook heel blij dat Commissaris Sefcovic, met wie ik
veel contact heb gehad — ik heb hem hem in een aantal weken vaker
gesproken dan mijn eigen vrouw — dit ondersteunt. Dat heeft hij ook
publiek vermeld. Dat is dus ook publiek een uiting van hem geweest, en
van nog een aantal andere Europese ministers idem dito. Ik ben er
natuurlijk dankbaar voor dat zij zich op die manier hierover hebben
uitgesproken. Ik denk dat het goed is om dat te doen; dat is ook de
reden waarom wij direct wanneer dat verantwoord was daarover contact
hebben gezocht. En zoals ik net al heb gezegd: ik heb die risicoafweging
moeten maken. Als ik die kring zou gaan verbreden, ministers zijn
geïnformeerd en ook ambtenaren, gaat dat over landsgrenzen heen. Dan
komen er vervolgens natuurlijk vragen, die worden weer beantwoord, en
het wordt weer afgestemd. Je maakt die kring zo op een gegeven moment
heel veel groter.
Ik vond dat risico groot. Zo heb ik dat beoordeeld. Dat was mijn
afweging; daar wil ik ook volledig transparant in zijn. Het was mijn
afweging om daarvoor te kiezen, natuurlijk niet wetende dat dit helemaal
zo zou uitspelen als het uiteindelijk heeft gedaan. Aanvankelijk was het
ook niet de meest waarschijnlijke inschatting dat het zich op deze
manier zou uitvouwen. Maar op dat moment heb ik dus die
risico-inschatting gemaakt en het van groter belang geacht dat het in
een kleine kring bleef, dat de handelende partijen geen lucht zouden
krijgen van het feit dat we voornemens waren om dit te doen. Maar ik heb
dit wel al gemeld nog ver voordat het überhaupt in de publiciteit is
gekomen. Dat betekent dus dat zij echt zeer ver van tevoren al op de
hoogte waren, voordat het publiek is geworden. Maar ik heb inderdaad
bewust geen afstemming gezocht, niet alleen vanwege de risico's, maar
ook omdat die tijd er gewoon niet was. Afstemming kost ook tijd. Ik heb
die belangenafweging zo gemaakt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Helder. Dan nog één vraag. Ik heb de minister horen zeggen dat hij dit
toch nog een keer zo, op deze manier, zou doen. Aan de andere kant
hoorde ik de minister ook de volgorde herhalen van de afstemming met de
Europese landen. Ik wil dan eigenlijk nu ook weten: zou u, met alles wat
u nu weet, dat nog een keer zo hebben gedaan, juist ook met die
afstemming, expliciet met die partners? En misschien ook wel expliciet
alleen met Sefcovic?
Minister Karremans:
Kijk, dat is natuurlijk een als-danvraag, hè. Ja, dat denk ik wel: als u
had geweten dat dit op deze manier was ...
Mevrouw Oualhadj (D66):
Het is niet een als-danvraag, maar het gaat hier wel degelijk over. U
weet nu wat die als-dan is. We zitten namelijk in het nu en we weten
inmiddels wat de situatie is, dus het is geen hypothetische vraag. Maar
met alles wat de minister nu weet, dus met de kennis van nu ...
Minister Karremans:
"Als u toen had geweten wat u nu weet, had u dan zo gehandeld?" Dat is
volgens mij de als-danvraag hier. Maar ik wil best een poging wagen om
hem te beantwoorden. Dat is overigens wel heel gevaarlijk terrein voor
een minister. Het is dan ook een hele veilige verdedigingslinie om te
zeggen: we doen geen als-danvragen. Maar ik snap de vraag wel en ik wil
dit ook serieus nemen. Het eerlijke antwoord is dat het moeilijk is om
dit in te schatten, omdat je natuurlijk wel te maken hebt met serieuze
risico's als de handelende partij lucht krijgt van het feit dat wij dit
hier zouden overwegen. Dan heeft ingrijpen allang geen zin meer, dan is
alles al verdwenen en dan is die wederzijdse afhankelijkheid dus
veranderd in een eenzijdige afhankelijkheid.
Tegelijkertijd zeg ik daar dit bij, want ik denk dat daar terecht
aandacht voor wordt gevraagd. Had Europese saamhorigheid niet geholpen
om dat te doen? Wat ik ook al eerder heb gezegd, is dit. Als ik kijk
naar de gesprekken die ik heb gevoerd ... Ik heb ontzettend veel
gesprekken met mijn Europese en internationale collega's gehad. Sinds
het begin van deze casus — ik heb het nog even nageteld, voor zover we
daar een overzicht van hadden — heb ik meer dan 130 gesprekken gevoerd.
Natuurlijk niet alleen ik, maar ook hoog ambtelijk en het team dat dat
doet. Maar ook ik heb er dus ontzettend veel gevoerd. Over de hele linie
was er ontzettend veel begrip en steun voor de handelingen die Nederland
heeft gedaan. Enkele ministers hebben zich daar ook publiekelijk over
uitgesproken. En ik ga morgen ook weer naar Europa. Maandag ben ik ook
weer in Brussel. Daar zie je die saamhorigheid absoluut. Het is, denk
ik, ook een misvatting om te denken dat als er een Duitser is die zegt
dat hij het er niet mee eens is, dat ook wil zeggen dat dat het
standpunt is van de Duitse regering. Of dat als een Spanjaard zegt "die
Karremans had het niet zo moeten doen", dat dan het standpunt is van de
Spaanse regering. We hebben een goed contact met onze Europese collega's
hierover.
De voorzitter:
Minister, ik zou in dit tweede blokje toch even naar de antwoorden op de
vragen willen gaan, en dan willen kijken of er voor de leden nog open
punten zijn. Zegt u dat u hiermee alle vragen over het informeren van
partners en de afstemming met andere landen hebt gehad?
Minister Karremans:
Nee, nee, nee. Of er op voorhand echt geen overleg is geweest met de VS
om dit te doen: nee. Er zijn gesprekken geweest met de VS in de zomer
van afgelopen jaar. Dat heb ik allemaal in de brieven gezet. Daar ben ik
volledig transparant over. Maar of er een belletje is … Dat is
natuurlijk ook de suggestie die … Ik zeg niet dat de heer Dassen, de
heer Grinwis of iemand anders dat gezegd heeft. Er is absoluut geen druk
geweest van de Amerikanen richting mij of ons om dit te doen. Absoluut
niet. Dat is niet het geval.
Eigenlijk zijn dit de vragen over het belang … Dat heb ik dus ook
gewogen.
Dan een vraag van de heer Van Lanschot. Volgens mij heb ik dit net
genoemd, over het risico dat het zou uitlekken ten opzichte van mensen
meenemen. Dat heb ik op die manier beantwoord.
Dan over waarom de Kamer niet eerder geïnformeerd is en of dat ook niet
vertrouwelijk … kon. Excuus, ik verslikte me; ik word er bijna
emotioneel van, zou ik zeggen. Op 30 september heb ik de Wet
beschikbaarheid goederen bij de halfgeleiderfabrikant Nexperia
toegepast. Gezien de bedrijfsgevoelige aard van deze zaak heb ik
destijds geen openbare mededeling gedaan; dat heb ik net ook toegelicht.
Op zondag 12 oktober is het betreffende bevel via derden naar buiten
gekomen, waardoor ik mij genoodzaakt zag op diezelfde dag nog een
verklaring te publiceren op de website van de overheid. Op maandag 13
oktober heeft de Ondernemingskamer toestemming gegeven voor de
openbaarmaking van de inhoud van deze enquêteprocedure. Door deze
ontwikkelingen kon ik de Kamer op 14 oktober nadere toelichting en
context verschaffen.
Ik denk dat ik de vraag van de heer Flach over de geleerde lessen
daarmee ook heb beantwoord.
Dat geldt ook voor de laatste vraag van de heer Kops over de
vertrouwelijke informatievoorziening aan de Kamer. Daarbij maak ik nog
een keer de opmerking dat we altijd graag in overleg gaan met de Kamer
om te kijken hoe we de Kamer het beste geïnformeerd kunnen houden.
De voorzitter:
De heer Dassen met een vraag over dit blok.
De heer Dassen (Volt):
Als ik het verhaal van de minister hoor, vraag ik me af of we als Europa
niet ontzettend kwetsbaar zijn op het moment dat we niet in staat zijn
om elkaar bij dit soort zaken tijdig, vlug en vertrouwelijk te
informeren. De consequenties van een dergelijk besluit raken namelijk
wel alle andere landen en Europa als geheel, die dus onverwachts daarop
moeten reageren. Het is mooi dat iedereen naar buiten toe steun betuigt,
maar achter de schermen horen we ook andere geluiden. Ik vraag aan de
minister of we daar in Europa niet iets op moeten vinden, zodat dadelijk
niet in Duitsland een besluit wordt genomen dat ons ook weer gaat raken
en waar wij dan niet van op de hoogte zijn. We moeten als één sterk
Europa naar buiten kunnen optreden. Anders worden we door China toch een
beetje bespeeld met elkaar.
Minister Karremans:
Ik snap die vraag heel goed. Je probeert natuurlijk zo veel mogelijk
afstemming te zoeken. Tegelijkertijd heb je in dit specifieke geval ook
te maken met risico's als je meer mensen informeert. Dat heb ik net ook
proberen te zeggen. Dat behoud je. Hoe meer mensen je informeert, hoe
meer risico er is dat de informatie in verkeerde handen komt. Dat risico
is klein, want we vertrouwen onze partners volkomen. Maar als het over
landsgrenzen gaat en je de kring elke keer groter maakt, brengt dat
risico's met zich mee voor de effectiviteit van het handelen. Afstemming
kost ook tijd. Het is dus ook zo dat het van belang is.
Ik zeg er tot slot het volgende bij. Dan kom ik daarna nog even terug op
de heer Dassen. Hij had namelijk een hele positief-kritische vraag: hoe
kunnen we die samenhang nou verbeteren? Daarvoor zeg ik nog even dat in
dit geval tijd van belang is. Toen wij dit bevel uitvaardigden, waren de
verwachtingen niet dat dit … Je bekijkt alle mogelijkheden: wat kan er
gebeuren? De heer Van der Lee heeft natuurlijk volstrekt gelijk in het
feit dat je nooit weet wat China doet. Dit was geen waarschijnlijke
optie, omdat een exportcontrolemaatregel een non-proliferatie-instrument
is, zoals de heren Dassen en Van der Lee weten. Dat wordt ingezet tegen
het maken van wapens. Dat wordt nooit ingezet tegen één bedrijf.
Natuurlijk kijk je altijd naar wat er mogelijk is, maar dit was niet de
meest waarschijnlijke optie die zou plaatsvinden. Je moet ook afwegen in
hoeverre het waarschijnlijk is dat iets vervolgens verdere consequenties
heeft voor de bredere Europese industrie. Ik wil die vraag ook wel mee
terugnemen, maar ik geef ook even een aantal reflecties om het te
nuanceren en een beetje begrip te vragen voor de situatie waar we in
zaten, gegeven al die afwegingen en belangen. Ik zeg toe dat ik de vraag
mee terugneem. We moeten even kijken op welke manier we daarop terug
kunnen komen, want het is tegelijkertijd ook een vraag die ingaat op het
Europees economischeveiligheidsbelang. Het is niet altijd verstandig om
dat publiekelijk met elkaar te wisselen.
De voorzitter:
Meneer Dassen, u bent kampioen interrupties in dit debat. Dat is
allemaal heel prijzenswaardig, maar ik zou graag naar het volgende
blokje toe willen. Heeft u een nieuwe vraag op dit punt? We komen
namelijk nog op het beleid voor strategische autonomie. Het vierde blok
gaat daarover. Daar zitten natuurlijk ook Nederland en Europa in. Ik
kijk u even indringend aan. Het is nu 21.00 uur. Ik wil om 23.00 uur
afronden.
De heer Dassen (Volt):
Dan zal ik het er nu bij houden dat ik blij ben met de toezegging. De
vervolginterruptie neem ik mee naar het volgende blokje.
De voorzitter:
Goed zo. Ik kijk ernaar uit.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik neem toch nog even het stokje over. Ik wil de heer Dassen toch
bijvallen. Voor onze nationale en Europese veiligheid in termen van
defensie hebben we gewoon communicatie en procedures in place om
vertrouwelijk onderling af te stemmen. Dat dat in dit geval nog niet zo
is, kan ik misschien begrijpen, maar mag ik de minister zo verstaan dat
hij vindt dat wij dit moeten ontwikkelen als we de economische
veiligheid serieus nemen in Europa? Moeten we dus zorgen dat we dit
soort zaken in voorkomende gevallen wél in vertrouwen kunnen afstemmen
en daarbij eendrachtig kunnen optreden?
Minister Karremans:
Afstemming is altijd goed, zeker waar je dat van tevoren kan doen en
zeker als er een mogelijkheid is dat het risico dat informatie
terechtkomt bij de partij waarvan ik niet wil dat die informatie er
terechtkomt, tot het nulpunt of zeer dicht bij het nulpunt wordt
geminimaliseerd en als er tijd is om af te stemmen. Ik snap dat. Op
zichzelf vind ik ook helemaal niet dat je per definitie nooit moet
afstemmen of dat niet moet willen. Ik vind dat je natuurlijk altijd moet
proberen af te stemmen. Dat is voor een heel groot deel ook het werk van
de minister van Economische Zaken. Wij verdienen ons geld in het
buitenland. Ik ben in continue afstemming met ministers van allerlei
landen, omdat veel Nederlandse bedrijven overal in Europa handeldrijven
en daar allerlei economische belangen mee gemoeid zijn. Dat deel ik dus
wel.
Tegelijkertijd vraag ik wel begrip voor de situatie dat we weinig tijd
hadden en dat er risico's gemoeid zijn met het verder afstemmen, met het
groter maken van die kring. Nogmaals, ik wil heel helder zijn, voordat
dat de kop wordt van artikelen: wij vertrouwen onze partners natuurlijk
volstrekt, maar naarmate je meer mensen betrekt, maak je per definitie
het risico groter dat de informatie bij de partijen terechtkomt waarvan
je niet wilt dat die er terechtkomt. Dat heeft uiteindelijk desastreuze
gevolgen voor de publieke belangen die hierin spelen.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dat is een herhaling van het antwoord. Ik laat het hier voor dit moment
bij. Ik kom er misschien in tweede termijn op terug.
Ik heb nog één andere vraag. Ik heb een citaat voorgelezen van niet
zomaar een Duitser, maar van de minister van Financiën van Duitsland,
die na een bezoek aan China publieke uitspraken deed die niet helemaal
synchroon lopen met de uitspraak dat we volledige Duitse steun krijgen
voor deze ingreep. Daar wil ik graag nog een reactie op.
Minister Karremans:
Dat snap ik. Dat ben ik even nagegaan. Voor zover wij weten, was dat
geen reactie op Nexperia of het voorval, maar een generieke
uitspraak.
De voorzitter:
Oké. Dat is het antwoord, meneer Van der Lee. We gaan naar het derde
blokje.
Minister Karremans:
Ja. Ik kan ook het blokje reactie van en relatie met China eerst doen,
tenzij de voorzitter natuurlijk anders verlangt.
De voorzitter:
Ik zit bij het blokje reactie van en relatie met China.
Minister Karremans:
Er is hier maar één iemand de baas.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Karremans:
Dan gaan wij ons daaraan conformeren. Mevrouw Martens-America had een
vraag over de effecten op het vestigingsklimaat: hoe versterken we onze
economie en hoe behouden we een aantrekkelijk vestigingsklimaat? Ik heb
ook eerder gezegd: ik denk dat juist het hebben van een
Ondernemingskamer en een sterke rechtsstaat — rule of law, in goed
Rotterdams gezegd — een belangrijk onderdeel is van ons
vestigingsklimaat. Ook al wordt dat op een bepaalde manier
geïnterpreteerd, ik sta daar wel voor. Dat is een heel belangrijk
onderdeel van het Nederlandse vestigingsklimaat. Daarnaast vind ik —
daar hebben we namens het kabinet natuurlijk ook een industriebrief over
naar de Kamer gestuurd — dat we ons er veel meer op moeten focussen dat
we wederzijdse afhankelijkheden hebben. We moeten ervoor zorgen dat we
sterk staan in deze zeer sterk veranderende geopolitieke wereld, waarin
economische macht ook steeds meer voor politieke doeleinden wordt
ingezet. Daar moeten we veel meer mee bezig zijn.
De heer Van Lanschot vroeg of er, terecht, vragen worden gesteld over de
implicaties en hoe ik taxeer dat deze implicaties en potentiële effecten
er zowel bij ingrijpen als bij niet ingrijpen zouden zijn. Dat is
inderdaad een terecht punt. Om het even om te draaien: als ik niet
ingegrepen zou hebben, wat zouden dan de effecten op het
vestigingsklimaat zijn? Dat betekent dat alle autofabrikanten, maar ook
elektronicafabrikanten — ik heb net gezegd waar die chips allemaal in
zitten — in één keer eenzijdig afhankelijk zouden zijn geworden van één
land. Dit was de laatste productiecapaciteit van dit soort chips die nog
in Europa aanwezig was. Dat is ook geen aantrekkelijk verhaal voor
bedrijven om zich vervolgens hier te vestigen. We zien ook dat
ontzettend veel autofabrikanten naar China zijn verplaatst. Ook in die
zin zou niet-ingrijpen gevolgen hebben gehad voor ons vestigingsklimaat.
Dat is inderdaad een terechte reflectie.
De heer Dekker vroeg hoe we breder kijken naar industriepolitiek. Dan
maken we het debat natuurlijk wel heel breed. Ik weet zeker dat de
ambtenaren van EZ die meekijken de verwijzing naar de heer Molkenboer
een fantastische referentie vinden. Dat was inderdaad de grote meneer op
het ministerie vroeger. Ik verwijs in dit verband naar de industriebrief
die we gestuurd hebben. We moeten mee in een geopolitiek veranderende
wereld om onze economie te verdedigen. Dat doen we natuurlijk onder
andere met de Wet vifo. Dat is een instrument dat vrij recent door de
Kamer is aangenomen en dat ook wordt ingezet. We nemen dus allerlei
maatregelen om onze economie en bedrijven te beschermen.
De heer Dekker (FVD):
Ik heb in mijn betoog gevraagd om een brief of een beschouwing daarover.
Ik weet dat er een industriebrief is gekomen, maar het is misschien tijd
om die te updaten en uit te breiden. Ik heb ook gezegd: wellicht zou je
strategisch aandelenparticipaties kunnen nemen in bedrijven die in zo'n
situatie gaan verkeren, zodat je op een heel ander palet aan
instrumenten komt, om ook op een positieve manier de zaak onder controle
te houden en het Nederlandse belang te waarborgen.
Minister Karremans:
Nu al een update, terwijl die twee maanden oud is, lijkt me een vrij
snelle update. Ik kan dat niet zo toezeggen. Ik vind wel dat de heer
Dekker een terecht punt heeft als hij zegt dat de wereld blijft
veranderen en dat je moet kijken of je je industriebeleid moet aanpassen
naarmate de wereld verandert. Ik wil toezeggen dat we het
industriebeleid aanpassen naargelang er aanleiding toe is om dat te doen
en dat we continu de vinger aan de pols houden. Maar ik kan nu niet even
generiek zeggen dat we dat gaan doen, ook niet in relatie tot dit
geval.
De heer Flach (SGP):
Ik kan me heel erg vinden in het betoog van de minister over het belang
van wederzijdse afhankelijkheid. Tegelijkertijd zie ik dat er een
heleboel landen zijn die een heel andere cultuur qua handeldrijven
hebben, veel meer gericht op machtsstructuren. Is de minister van mening
dat we ons als Nederland, of als Europa, wellicht nog wat
protectionistischer moeten opstellen? Onze cultuur ademt vrijhandel. We
delen onze kennis op universiteiten en noem allemaal maar op. Het is
hier één grote, open duiventil. Moeten we die cultuur misschien ook eens
ter discussie stellen?
Minister Karremans:
Als econoom en als minister van Economische Zaken ben ik natuurlijk
principieel voor geen handelsbarrières. Tegelijkertijd maakt meneer
Flach wel een terecht punt. We voeren die discussie ook met elkaar in
Europa. Sowieso heeft het alleen zin om dat op Europees niveau te doen,
omdat er een interne markt is. Maar die discussie is gaande. In hoeverre
verdedigen wij bijvoorbeeld de Europese staalindustrie, of de Europese
chemische industrie? Dat zijn discussies die nu voortgaan en waar best
wat voor te zeggen is. Er wordt veel goedkope, Chinese, chemie gedumpt
op de Europese markt. Dat maakt onze chemische industrie in Europa
kwetsbaar. Tegelijkertijd moet je altijd de vraag stellen of je alles in
Europa moet willen houden. Zolang je wederzijdse afhankelijkheden hebt —
de term waar het vanavond om draait — dan is dat op zichzelf natuurlijk
hartstikke goed; dan heb je een bepaalde economische veiligheid
ingebouwd. Maar als dat niet het geval is, dan moet je overwegen om dat
wel te doen. Ik denk dat de heer Flach absoluut een terecht punt heeft.
Daarover zal ik vrijdag en maandag ook weer spreken met mijn
collega's.
De heer Flach (SGP):
Afrondend. Ik ga de minister niet allerlei toezeggingen ontlokken naar
aanleiding van deze casus om daar in het vervolg verder over door te
spreken, maar ik zou het wel waarderen als we op enig moment als
commissie met de minister verder kunnen spreken over de effecten die dit
op langere termijn voor de Europese handelscultuur moet hebben.
Minister Karremans:
Ik denk dat dat goed is om te doen. Dat kan bijvoorbeeld samen met de
staatssecretaris Buitenlandse Handel. Dat kunnen we zo oppakken.
De heer Vermeer (BBB):
Is de minister het met mij eens dat die wederzijdse afhankelijkheid
inschatten er ook van uitgaat dat je dezelfde perceptie hebt over de
waarde van zaken en over hoever je bereid bent te gaan in een
handelsoorlog of wat dan ook? Ik heb namelijk sterk het idee dat we hier
alles steeds aan onze eigen normen en waarden toetsen en aan wat wij
"handelen" en "rechtsstatelijk" vinden. Dit soort landen redeneert
echter totaal anders. Precies hetzelfde is dat wij zien dat de Russen
een heel andere waarde geven aan het leven van een soldaat dan dat de
Europeanen doen.
Minister Karremans:
Ik denk dat het onvermijdelijk is dat er verschillende economieën,
verschillende landen en verschillende culturen zijn, die dus ook
verschillende waarden met zich meebrengen. Dan heb ik het even niet over
Rusland. Daar wil ik graag buiten blijven. Wat dat betreft ben ik het
volstrekt eens met de analyse van de heer Vermeer. Maar het gaat hier om
China. China is een gewaardeerde handelspartner. Daar wil ik helder over
zijn. We voeren voor bijna 100 miljard euro handel met China. Dat is
ontzettend veel. Het is bijna de helft van wat we met Duitsland doen en
dat land, onze grootste handelspartner, ligt naast ons. En het is
groeiende; jaar op jaar groeien de cijfers. Het is ook een gewaardeerde
handelspartner. Ik hecht er belang aan om vanavond in het debat te
benadrukken dat ik ook constructieve gesprekken voer over een oplossing.
Dat doe ik persoonlijk met mijn collega in China. We moeten dus niet
doen alsof het twee totaal gescheiden werelden zijn. We hebben elkaar
ook nodig en we vinden het belangrijk om dat zo te houden. Maar
vanzelfsprekend heb je te maken met verschillende interpretaties,
verschillende percepties en verschillende reacties. De ene kant vindt
die misschien normaal en de andere kant helemaal niet. Dat klopt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Vermeer (BBB):
Ik zou daar graag in meewegen dat het leiders van een land als China
niet alleen gaat om een economische afweging, maar ook om het innemen
van binnenlandse posities. Soms geeft men signalen naar buiten toe af
die meer binnenlandse dan buitenlandse waarde hebben. Zaken als eer en
trots kunnen daarbij een veel grotere rol spelen dan in onze
Excelcalculaties staat. Ik zou graag willen meegeven dat we niet te
gemakkelijk moeten denken dat het in balans is. Misschien is het volgens
onze schaal in balans, maar volgens de schaal van de mensen met wie we
zakendoen totaal niet, omdat die schaal totaal andere waardes kent.
De voorzitter:
Dat was geen vraag.
Minister Karremans:
Terecht punt.
Dan het punt van de heer Grinwis of ik een gesprek voer in Europa met
bedrijven over het verminderen van strategische afhankelijkheden. Is het
niet hoog tijd voor een strategische-autonomietop met bedrijven? Ik
hecht veel waarde aan de dialoog met het bedrijfsleven. We hebben dit
inmiddels vormgegeven in het geopolitieke- en weerbaarheidsberaad, en
specifiek voor de semicon-sector in de Semicon Board NL. In het
geopolitieke- en weerbaarheidsberaad sluiten zowel leden van het kabinet
als leden uit het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld aan en
dan spreken we over economische weerbaarheid en veiligheid. Ook in het
Semicon Board NL wordt gesproken over publiek-privaat, over weerbaarheid
en leveringszekerheid.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat antwoord impliceert waarschijnlijk dat er genoeg
strategische-autonomietoppen zijn?
Minister Karremans:
Daar wordt zeker over gesproken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Of zegt de minister: "Deze casus leert mij het volgende. Niet alleen de
overheid heeft hier een verantwoordelijkheid om na te denken of het
instrumentarium helemaal is wat we nodig hebben in de toekomst. Maar ook
het bedrijfsleven heeft de verantwoordelijkheid om te kijken waar ze de
spulletjes bestellen"? Om de uitspraak over "alle eieren in één mandje"
nog maar eens te herhalen: gaan ze alles single source bestellen, bij
één bron in China of een ander land, in plaats van te diversificeren?
Wordt dat gesprek inderdaad voldoende bij die weerbaarheidsoverleggen
gevoerd of mag er nog wel een tandje bij?
Minister Karremans:
Ik denk dat er naar aanleiding van deze casus per definitie een tandje
bij gaat. Dat merk ik ook. Ik merk het bij het bedrijfsleven, ik merk
het bij mijn collega's in Europa. Ik denk dat die gesprekken niet alleen
moeten worden gevoerd op nationaal niveau — wat we doen — maar dat ze
ook moeten plaatsvinden op Europees niveau. Dat gebeurt wel degelijk:
onlangs is er in Berlijn in Duitsland nog een top geweest die deels over
strategische autonomie ging. Die gesprekken lopen. Wanneer er een
noodzaak is om verdere overlegstructuren op te tuigen, zoals een top of
een andere structuur om met elkaar te praten, zal ik dat aanmoedigen en
aanjagen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben niet per se op zoek naar nieuwe structuren en nieuwe toppen of
allemaal gedoe. Ik zoek wel naar de mogelijkheid om iets terug te kunnen
horen over deze voortgaande gedachtewisseling. Wat verandert er dan
daadwerkelijk? Gaan we inderdaad, iets duurder dan nu wordt besteld,
binnen de Europese Unie of bij bondgenoten eigen productiecapaciteit
organiseren? Wat gaat er daadwerkelijk veranderen? Mijn vraag aan de
minister is: is hij bereid ons regelmatig te informeren over wat eruit
komt en wat er daadwerkelijk verandert? Ik snap dat er ook
vertrouwelijke en geheime bedrijfsprocessen bij betrokken zijn, maar het
is wel belangrijk om concreet zicht te krijgen op meer strategische
autonomie als het gaat om cruciale goederen voor het functioneren van
onze samenleving en economie.
Minister Karremans:
Helder. Die toezegging wil ik doen. Ik zal de Kamer daarvan op de hoogte
houden.
Een vraag van mevrouw Martens: beschikken de andere lidstaten over
dezelfde noodrem om te voorkomen dat strategische innovaties verdwijnen
naar landen waarvan we niet eenzijdig afhankelijk willen zijn? Ook
andere landen, niet allemaal, beschikken over instrumentarium om te
voorkomen dat strategische innovaties verdwijnen naar landen die ze
mogelijk tegen hen gebruiken. Dat kan in meerdere vormen. Sommige landen
doen het via toetsing vooraf bij investeringen, andere hebben de
mogelijkheid om achteraf in te grijpen. Het is niet overal hetzelfde in
Europa.
Er werd ook gevraagd: is er niet een Europees instrument dat ingezet kan
worden? Nee, dat is er niet. Er is geen Europees instrument op dit
gebied dat je daarvoor zou kunnen inzetten.
De vraag van de heer Dassen over de slagkracht hebben we al
behandeld.
De voorzitter:
Dan komen we bij het laatste blok.
Minister Karremans:
Ik pak deze vragen er even bij. Dan is dat inderdaad het laatste
blok.
Ik kom bij een vraag van de heer Van der Lee. Mevrouw Nanninga heeft die
vraag ook gesteld. Zij zeiden: omdat China een grote geopolitieke speler
is en de verhoudingen zo scheef zijn, moeten onze acties zorgvuldig,
doordacht en professioneel worden uitgevoerd. Daar ben ik het volstrekt
mee eens. Dat hebben we hier ook gedaan.
De volgende zaken werden gezegd: de minister heeft de reactie van China
onderschat, niets gedaan na de analyse van de Kamer; je loopt een risico
op een Chinese reactie en ik zie nergens dat er maatregelen zijn genomen
om die reactie te mitigeren. De vraag is dan waarom de minister dit niet
beter heeft voorbereid. Daar hebben we al heel veel over gesproken in
dit debat, denk ik. Ik zie de heer Van der Lee al kijken. Vanwege de
zeer zorgwekkende ontwikkelingen die op korte termijn stonden te
gebeuren, was afstemming … Daar heb ik het net over gehad. Ik vond het
lastig, sterker nog, ik heb de afweging gemaakt om dat niet te doen,
gegeven de risico's die dat inherent met zich meebracht. Er is een
inschatting gemaakt over wat de mogelijke tegenreacties zouden kunnen
zijn; dit was niet de meest waarschijnlijke tegenreactie vanuit China.
Daarnaast speelde tijd een cruciale rol; daar hebben we het ook over
gehad.
Hoelang duurt het tot China zelf in staat is om deze chips te
produceren? Had ik deze reactie van China verwacht? Nogmaals, je weet
nooit hoe China reageert; dat ben ik echt met de heer Van der Lee eens.
Daar heb je ook van tevoren nul zekerheid over. Je hebt, als je zo'n
besluit neemt, nooit zekerheid over hoe dat precies loopt, net zomin als
ik zekerheid had over de Ondernemingskamer en wat daarvan de voorlopige
uitspraak zou zijn. Dit was dus een weloverwogen en onderbouwd besluit,
waarin we al die risico's en al die informatie hebben meegenomen en
zorgvuldig tegen elkaar hebben afgewogen. Daarbij zijn we natuurlijk ook
alle scenario's langsgegaan. Een scenario beschouw je nooit op zichzelf,
maar altijd in relatie tot een bepaalde mate van waarschijnlijkheid
waarin je denkt dat dat scenario zich voordoet. Op zo'n manier is die
afweging dus gemaakt.
Hoe worden de verhoudingen met China weer normaal? Daarop moet ik zeggen
— ik hecht er ook belang aan om dat hier te zeggen — dat de relatie met
China veel breder is dan Nexperia alleen. Dat wordt ook elke keer
bevestigd in de contacten die wij hebben met China. Over het algemeen
hebben wij nog steeds een heel goede relatie met China. Ik ga niet
ontkennen dat wij een aantal meningsverschillen hebben over deze casus,
maar tegelijkertijd zijn we wel, zoals je dat ook in een goede relatie
doet, constructief met elkaar in gesprek om die op te lossen. Dat is
precies wat we nu aan het doen zijn en waar we staan.
Een vraag van de heer Vermeer: welke dwangmiddelen hebben wij nog op zak
richting China? Laat ik daar niet op ingaan, in elk geval niet
publiekelijk. Het is van belang dat er een pragmatische oplossing wordt
gevonden. Het kabinet richt zich dan ook op de-escalatie en niet op het
tegenovergestelde daarvan. China en Nederland blijven, zoals ik net al
zei, ook belangrijke handelspartners van elkaar.
Waarom ga ik volgende week niet naar China? Dat vroeg de heer Kops. Het
geval was dat ik aanvankelijk mee zou gaan op een handelsmissie van
VNO-NCW. Het is niet zoals de heer Kops suggereerde toen hij zei: je
hebt toch een afspraak en die wordt nu toch afgezegd? Nee, dat was niet
het geval. Ik zou meegaan op een handelsmissie van VNO-NCW. Dan kijk je
altijd — zo gaat dat bij werkbezoeken en dienstreizen — of je ook op
ministerieel niveau met elkaar kunt spreken. Wij krijgen heel vaak
verzoeken om dat te doen en dan lukt het in de agenda vaak niet.
Ministers en bewindspersonen hebben gewoon allerlei verplichtingen waar
ze zich aan moeten committeren en er kan ook altijd tussendoor nog iets
komen. Dat is de reden waarom wij in goed overleg hebben besloten om dit
te verplaatsen. Ik heb al die analyses ook gezien die hierop los worden
gelaten, maar dit is het verhaal. Wat er aan de hand is, is dat we in
goed overleg hebben besloten om dit te verplaatsen. Ik heb tegen mijn
Chinese collega ook van begin af aan gezegd: als het nodig is in deze
kwestie om richting China te reizen, dan doe ik dat. Dat ben ik dus ook
bereid te doen.
De heer Van der Lee zei: deze beslissing staat haaks op het vrij
voorzichtige buitenlandbeleid richting China. Ik hecht eraan hier
nogmaals te benadrukken dat dit niet een besluit is dat is gericht tegen
een land. Daarom is de ambassadeur in Nederland ook gelijk naar het
ministerie van Commerce in Beijing gegaan om daar uit te leggen dat dit
een maatregel is gericht tegen het handelen van een CEO en niet tegen
een land. Ons Chinabeleid blijft wat dat betreft gewoon ongewijzigd.
Daar zitten geen veranderingen in.
Dan de heer Flach. Hij vraagt: "Er lopen ook gesprekken over door China
ingestelde heffingen op varkensvlees, die Nederlandse landbouw- en
voedselproducenten hard raken. Wordt dit dossier ook meegenomen in de
gesprekken met de Chinese overheid?" Wij nemen natuurlijk elk dossier
mee in allerlei besprekingen. De staatssecretaris van Buitenlandse
Handel is daar primair mee bezig. Dat wordt dus zeker besproken, net
zoals we natuurlijk allerlei dingen met elkaar bespreken.
Kan ik ingaan op de bredere economische gevolgen van deze rel, ook
buiten de halfgeleiderindustrie? China kan immers ook de landbouw, de
maakindustrie, de export en lopende handelsgesprekken raken en mensen
vragen zich af of de antidumpingheffingen op varkensvlees hiermee te
maken hebben. Wij hebben nu geen formele indicatie dat dit het geval is,
maar ik kan ook nooit uitsluiten dat het het geval is. Dat maakt het
lastig. We zien nu in elk geval niet dat dit heel breed wordt getrokken.
En nogmaals, onze relatie met China is veel breder dan Nexperia alleen.
Daarnaast is er ook gewoon nog steeds een wederzijdse afhankelijkheid
ten aanzien van die wafers en die chips. Dat willen we ook graag zo
houden.
Dan de blik vooruit. Ik ben in gesprek met China over een duurzame
oplossing. Is daar zicht op? Aan welke randvoorwaarden moet die
oplossing voldoen? Ik kan — ik denk dat daar begrip voor is van de heer
Flach — nu niet publiekelijk melden wat de status daarvan is anders dan
dat wij constructief in gesprek zijn. Ik snap dat het frustrerend is,
maar die gesprekken vinden plaats in zeer grote vertrouwelijkheid. In
het belang van de uitkomst daarvan kan ik daar dus nu geen mededelingen
over doen anders dan die ik gedaan heb.
De heer Kops had het in zijn verhaal over olifanten, eenden en nog heel
veel andere dieren, geloof ik, en zei dat ik toch maar stoïcijns doorga
en twijfel zaai. Nou, dat is allemaal niet het geval. Ik zaai geen
twijfel en ik grijp ook niet zomaar naar de zwaarste middelen. De
suggestie dat wij over één nacht ijs zouden gaan, op basis van een paar
geruchten zomaar een besluit zouden nemen en dat besluit dan vervolgens
zomaar zouden intrekken, is allemaal bezijden de waarheid. Dit zijn
weloverwogen beslissingen, waarbij we alle scenario's en risico's goed
doorgronden, die wegen op de waarschijnlijkheid waarin die gaan
plaatsvinden, kijken naar risico's en natuurlijk in allereerste
instantie naar het belang dat hierbij gediend is ten aanzien van onze
nationale economische veiligheid en de Europese economische
veiligheid.
Over de reden van opschorting heb ik het ook al veel gehad. Over de
brief van de landsadvocaat hebben we het ook gehad.
In hoeverre is het doel door de ingreep nu gerealiseerd. Dat is een
vraag van de heer Flach. Ik snap die vraag en ook de vervolgvraag hoe de
bedreigingen er nu uitzien. Met het bevel heb ik inderdaad nu voorkomen
dat Europa voor die essentiële legacychips in de toekomst volledig
afhankelijk zal zijn van niet-Europese aanbieders. Dus wat dat betreft
is het doel daarvan bereikt. Voor de komende tijd is het de uitdaging om
ervoor te zorgen — daar is al mijn focus op gericht — dat die chips weer
volledig worden uitgeleverd, ook richting de Europese industrie, dat
Nexperia Holding van Nexperia China garanties krijgt dat er betaald gaat
worden voor de Europese wafers en, andersom, dat Nexperia China
garanties krijgt dat de wafers aan China geleverd gaan worden zodat we
die leveringsketen weer herstellen.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vraag van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Een korte vraag. Ik schat in dat de minister zegt dat hij er in tweede
termijn op terugkomt. Ik stelde de vraag of daarmee het doel is
gerealiseerd. Als het echt aan de ene persoon hing, zou je kunnen zeggen
dat het doel ermee is gerealiseerd. Maar als er een bredere beweging is
vanuit China om op deze manier met elkaar handel te drijven c.q. het
onmogelijk te maken om handel te drijven met elkaar, dan zijn die doelen
dus nog niet gerealiseerd. Eerder heb ik die vraag in andere woorden al
gesteld, met name rond de felheid van de reactie. De minister heeft
gezegd: ik kom daar in tweede termijn op terug. Daar ziet deze vraag ook
op.
Minister Karremans:
Ik snap dat. Deze kan ik nu beantwoorden. Deze maatregel en het doel van
de Wbg was het zekerstellen van de leveringszekerheid en dus die
wederzijdse afhankelijkheden in de productiecapaciteit en kennis
expliciet hier in Nederland en in Europa.
Dan de octrooien. Mevrouw Nanninga vraagt of er niet andere
alternatieven waren. Die hebben we denk ik allemaal al behandeld. We
hebben het over nationalisatie gehad en dat soort zaken. Dat is allemaal
niet aan de orde geweest. Dat daarover.
Welke actie ga ik ondernemen om chips in Europa te kunnen produceren? In
Europa worden onder meer in Duitsland, Frankrijk en Nederland chips
geproduceerd. NXP heeft onder andere een fabriek in Duitsland en ook in
Nederland, in Nijmegen. Op grond van de Europese Chips Act wordt er
ingezet op het verhogen van de productiecapaciteit voor chips in Europa.
Voor de Chips Act 2.0 zetten we niet alleen in op extra versterking van
de productiecapaciteit voor legacychips voor kritische sectoren. We
zetten ook expliciet in op het stimuleren van de vraag naar
leading-edgechips om het gehele ecosysteem in Europa te versterken, want
dat is wel nodig. Ik weet dat de heer Van Lanschot daar altijd veel
aandacht voor heeft. Hij komt uit de Brainport. Daar kom ik natuurlijk
ook als minister van Economische Zaken. Erg veel, moet ik zeggen. Daar
krijg ik dan altijd van ASML het staatje te zien van wat hun sales waren
richting verschillende markten en continenten: Azië 85% van de sales, de
Verenigde Staten grofweg 15%. Je ziet dat Europa nagenoeg altijd ergens
tussen de 0% en 2% zit. Dat laat ook zien dat we weinig eindmarkt hebben
hier en dat moeten we wel gaan realiseren, want dat is een illustratie
van de economische afhankelijkheid die er natuurlijk is. Daarom zetten
we in op die Semicon Coalitie die Nederland samen met Italië heeft
geïnitieerd en die ook een vervolg zal krijgen binnen de Chips Act
2.0.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Ik ben blij dat de minister die Chips Act noemt, maar tegelijkertijd is
dat er natuurlijk een die pas in 2028 ingaat. Dus dat duurt nog wel
even. Volgens mij was de vraag ook hoe we het zo versneld mogelijk
kunnen doen.
Minister Karremans:
Ik kan daar publiekelijk niets over zeggen. Maar ik deel die zorg.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Dat begrijp ik. Ik wil het diplomatieke proces niet verstoren, want
volgens mij is niemand daar gebaat bij. De vraag is dan eigenlijk of u
niet alsnog wél naar China moet. Ik begrijp dat die reis vanwege hele
logische redenen is afgezegd; u verklaarde dat net zelf. Maar wat doen
we er dan nu aan om wel zo snel mogelijk met de Chinezen aan tafel te
zitten?
Minister Karremans:
We zitten aan tafel met de Chinezen. Er is bijna dagelijks contact. Ik
ga ook nog naar China. Dat is de afspraak. Dat zal ook gebeuren. Ik zal
de Kamer daar ook van op de hoogte houden.
Volgens mij was dat 'm vanuit mij, want dit ging over de
inschatting.
De voorzitter:
Meneer Van der Lee denkt daar anders over. Meneer Van der Lee, is er een
door u gestelde vraag die nog niet beantwoord is?
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Oké.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ik heb keurig gewacht tot het einde van het blokje.
De voorzitter:
Ja, heel fijn. Dank u wel. Stelt u uw vraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
De minister en ik zijn het op een aantal punten niet helemaal eens. Op
één punt zijn we het wel eens. We vinden allebei dat de reactie van
China disproportioneel en heel heftig was: een exportcontrolemaatregel
die eigenlijk gericht is op één bedrijf, terwijl de achtergrond een hele
andere is. Maar goed, het is wel gebeurd. De minister geeft aan dat het
interview in The Guardian niet zo gelukkig is overgekomen. Dat snap ik
ook. Maar de reactie van China was heel groot. Kan hij dan op één punt
aangeven welke les hij daaruit trekt voor een casus, die nooit identiek
zal zijn, die zich mogelijk in de toekomst voordoet?
Minister Karremans:
Dan trek ik de les dat je dus rekening moet houden met zaken die
misschien minder waarschijnlijk zijn. Ik denk dat dat is wat we hiervan
geleerd hebben. Maar nogmaals, dat kan met allerlei factoren te maken
hebben. We zullen dat dus ook verder moeten analyseren en bespreken. Ik
zeg daar ook bij dat we tegelijkertijd in goed gesprek zijn met de
Chinezen. Daar leren we ook van, bijvoorbeeld hoe zij natuurlijk tegen
zaken aankijken.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank voor dat antwoord. Daar ben ik het mee eens. Impliceert dat dan ook
niet dat er een mechanisme moet worden gezocht om betrokkenen in Europa,
of dat nu de bedrijven of misschien de bondgenoten zijn, dan ook bij
voorbaat mee te nemen?
Minister Karremans:
Dat is waarom ik heb gezegd dat afstemming natuurlijk heel goed is, maar
dat daar natuurlijk wel een aantal haken en ogen aan zitten. Er zitten
afwegingen in, die ik op deze manier heb afgewogen. Ik ben het op
zichzelf met de heer Van der Lee eens dat afstemming, en zeker optreden
als één Europees front, absoluut heel belangrijk is.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Ook die wil ik de minister geven, als het gaat om deze casus. Als we in
de toekomst echter effectiever willen zijn en willen voorkomen dat we
zulke zware reacties krijgen uit China, dan zal die afstemming toch
vormgegeven moeten worden op een manier zoals dat ook bij militaire
samenwerking gebeurt. Daar is dat vertrouwen niet alleen aanwezig, maar
het is ook gegarandeerd door de structuren die zijn opgezet. Moeten we
daar niet naartoe?
Minister Karremans:
Dat snap ik ook. Eigenlijk wil je dat doen, ongeacht de casus. Dat wil
je met elkaar bespreken, zonder dat er tijdsdruk is of dat er sprake is
van een casus. Dat ben ik volstrekt met de heer Van der Lee eens. Dat
zijn ook de gesprekken die wij nu met elkaar voeren.
De heer Dassen (Volt):
We zijn helemaal bij het einde, toch?
De voorzitter:
Ja, dat zijn we.
De heer Dassen (Volt):
Ik heb een vraag die nog niet beantwoord was. Ik had een vraag gesteld
over een 51%-aandeelhoudersregeling voor bedrijven in strategische
sectoren. Een land als China doet dat bijvoorbeeld. Ik weet niet of dat
iets is wat we in Europa moeten willen. Ik weet niet of dat kan. Ik weet
niet wat daar de voor- en nadelen van zijn. Ik ben benieuwd of de
minister daarnaar zou willen kijken. Dan ga je namelijk naar een heel
ander model toe. Ik kan daar nog niet precies de risico's van overzien,
maar ik ben daar wel nieuwsgierig naar.
Minister Karremans:
Ik denk dat het verstandig is dat ik daar schriftelijk op terugkom,
omdat ik dat ook moet afstemmen met de staatssecretaris Buitenlandse
Handel.
De voorzitter:
Akkoord. Dat noteren we als ...
Minister Karremans:
Ik kan toezeggen dat ik daar schriftelijk op terugkom ...
De voorzitter:
... een toezegging.
Minister Karremans:
... maar dat moet ik natuurlijk even overleggen met de
staatssecretaris.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording in de eerste
termijn. Ik wil naar de tweede termijn, maar voordat we daarmee
beginnen, schorsen we even drie minuten, zodat we even de handen kunnen
wassen. Om 21.38 uur beginnen we dan met de tweede termijn. Ik schors
voor drie minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. We gaan beginnen met de tweede termijn van de
zijde van de Kamer. Die tweede termijn begint met de eerste spreker, de
heer Dassen. Ik geef hem graag het woord.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik moet
wel zeggen dat de afdronk van dit debat niet is dat ik denk dat alles
wat er gedaan is, ontzettend goed is gegaan. Ik denk dat de reflectie
van de minister op bepaalde punten noodzakelijk is, maar we komen
vanavond voornamelijk toch wel tot de conclusie dat we nog niet
uitgerust zijn voor de echte strijd die nu gaande is, tussen China en de
Verenigde Staten. We staan daar als Europa middenin. Ik heb daarom
daarover twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat China middels exportrestricties en gecoördineerd
industriebeleid veel druk heeft gezet op de Europese economieën;
overwegende dat gecoördineerde Europese industriepolitiek ontbreekt,
waardoor lidstaten alleen voor de gevolgen komen te staan wanneer zij
opkomen voor het Europees economische belang;
verzoekt de regering om in Europees verband stappen te zetten richting
een gecoördineerd Europees industriebeleid, waarbij gezocht wordt naar
een gezamenlijk instrumentarium om in te kunnen grijpen wanneer
strategische kennis en capaciteiten dreigen weg te lekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen, Van der Lee, Oualhadj en
Martens-America.
Zij krijgt nr. 729 (32637).
De heer Dassen (Volt):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de huidige reikwijdte van de Wet veiligheidstoets
investeringen, fusies en overnames ontoereikend is om bij geopolitieke
noodzaak in te grijpen bij bedrijfsovernames en -investeringen die voor
de totstandkoming van deze wet in 2023 hebben plaatsgevonden;
verzoekt de regering om te onderzoeken of en hoe een aanvullend
instrumentarium ontwikkeld kan worden om in te kunnen grijpen bij alle
bedrijven, ondanks het jaar van investering of overname, wanneer er
sprake is van ernstige geopolitieke risico's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dassen, Van der Lee en
Grinwis.
Zij krijgt nr. 730 (32637).
De heer Dassen (Volt):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Grinwis voor zijn bijdrage in de
tweede termijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank aan de minister dat hij is afgereisd naar deze Kamer om
zijn optreden, het uitvaardigen van het bevel, toe te lichten en
daarover verantwoording af te leggen. Ik denk, alles overwegend en
gehoord de toelichting van de minister, dat hij gerechtvaardigd aan de
noodrem heeft getrokken. Het is ook goed dat hij reflectie heeft getoond
op met name zijn interview in The Guardian en de repercussies van dat
interview. Tegelijkertijd blijft het natuurlijk een onbevredigend gevoel
bij ons als Kamer dat het echte falen al veel eerder zit, namelijk dat
een bedrijf als Nexperia nooit overgenomen had mogen worden door de
partij waardoor het overgenomen is. Daar wringt wat en ik heb daar in de
eerste termijn woorden aan gegeven. We hebben veel te lang in een soort
liberale wereldorde geloofd. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de kwestie-Nexperia wederom laat zien dat Nederland voor
vitale infrastructuur, processen en sensitieve technologieën afhankelijk
is van bedrijven die niet altijd opereren in lijn met nationale dan wel
Europese publieke en economische belangen, en dat het ontbreken van
eigenaarschap en zeggenschap grote repercussies kan hebben;
overwegende dat de Wet vifo al onderdeel is van het wettelijk
instrumentarium, maar dat mogelijk meer beleidsinstrumenten moeten
worden ontwikkeld voor het goed borgen van deze publieke en economische
belangen;
overwegende dat de WRR na de aangenomen motie-Bikker c.s. op stuk nr.
471 (29023) reeds werkt aan een advies over strategische autonomie en in
welke mate geopolitieke ontwikkelingen vragen om een nieuwe balans
tussen markt en overheid;
verzoekt de regering te bezien en uit te werken welke aanvullende
beleidsinstrumenten nodig zijn om nationale dan wel Europese publieke en
economische belangen beter te beschermen, onder meer met het oog op
risico's in waardeketens en bij bedrijfsovernames, en de Kamer medio
2026 over de voortgang te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Dassen, Oualhadj, Van
der Lee, Flach, Van Lanschot en Vermeer.
Zij krijgt nr. 731 (32637).
Dank aan de heer Grinwis. Dan komen we bij de bijdrage in de tweede termijn van mevrouw Oualhadj.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Dank, voorzitter. Ook ik wil de minister bedanken voor zijn
beantwoording. Ik waardeer ook zijn toelichting, maar ik denk dat zijn
antwoorden juist onderstrepen hoe groot de zorgen zijn. Dit debat laat
ook zien dat één ingreep niet alleen Nederland raakt, maar de hele
Europese economie ontregelt. Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat
Europa nog altijd veel te veel afhankelijk is van de Chinese productie
van chips die onze industrie nodig heeft. Deze kwetsbaarheid is niet
alleen economisch een probleem, maar ook een risico voor onze
strategische onafhankelijkheid en daarom kom ik tot de volgende
motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat recente verstoringen in de halfgeleiderketen aantonen
dat de Europese productiecapaciteit voor kritieke halfgeleiders
kwetsbaar en sterk afhankelijk is van productie en assemblage in
China;
overwegende dat versterking van de Europese capaciteit voor zowel
geavanceerde als legacychips noodzakelijk is voor economische
veiligheid, leveringszekerheid en het verminderen van druk op nationale
noodinstrumenten zoals de Wbg;
overwegende dat de Europese Chips Act wel een kader biedt, maar dat
aanvullende, tijdige en effectievere Europese instrumenten nodig zijn om
strategische investeringen, in het bijzonder in legacychips, op te
schalen, zoals ook breed wordt bepleit door de Europese
halfgeleidersector;
verzoekt de regering om zich binnen de EU in te zetten voor een versneld
concreet uitvoeringspakket voor uitbreiding van de Europese
halfgeleidercapaciteit, met bijzondere aandacht voor legacychips,
waaronder in elk geval:
voorstellen voor versnelde investeringen in productie- en testcapaciteit;
versterkte Europese samenwerking in R&D en ontwerp;
structurele maatregelen om leveringszekerheid voor de Europese maakindustrie beter te borgen;
en verzoekt de regering de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Oualhadj, Dassen, Grinwis en Van
der Lee.
Zij krijgt nr. 732 (32637).
Dank u wel.
Mevrouw Oualhadj (D66):
Pff, ja, dat is nog even oefenen.
De voorzitter:
Maar u deed het heel slim. Je moet gewoon beginnen met de motie voordat
de spreektijd voorbij is. Dat is mijn gratis tip vanavond. De heer
Dekker voor zijn tweede termijn.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de duidelijke
toelichting. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er Nederlandse bedrijven bestaan waarvan het een
nationaal belang is dat deze in Nederland gevestigd blijven;
overwegende dat er een adequaat overheidsinstrumentarium moet bestaan om
het in Nederland blijven van cruciale bedrijven te kunnen stimuleren of
zelfs afdwingen;
overwegende dat de Wet vifo voorziet in de bescherming van het
Nederlands belang bij onder andere bedrijven in de technologische
sector, maar belangrijke andere sectoren buiten beschouwing laat;
verzoekt de minister om de mogelijkheden te onderzoeken om het
beschermend instrumentarium dat door de Wet vifo geboden wordt te
verruimen naar andere sectoren en daarbij tevens de mogelijkheid van
strategische overheidsparticipatie te bekijken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dekker.
Zij krijgt nr. 733 (32637).
Dank u wel. We zijn bij de heer Van Lanschot voor zijn tweede termijn.
De heer Van Lanschot (CDA):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de minister voor de uitgebreide
toelichting. Je ziet dat die studie ondernemingsrecht toch nog van pas
komt. Daarnaast dank voor de openhartige bespiegeling ten aanzien van de
communicatie — dat siert de minister. Dank voor de toezegging over de
evaluatie. Ik heb er begrip voor dat die pas kan worden gepubliceerd als
het stof wat is neergedaald.
Ik preludeerde al op een motie om aan de voorkant te komen tot een meer
gestructureerde aanpak. Ik zal die nu voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onze cruciale economische infrastructuur, zoals
bedrijven, campussen, havens en vliegvelden, in toenemende mate onder
druk staat;
overwegende dat in het belang van onze veiligheid en economische
onafhankelijkheid actief beleid gevoerd moet worden om deze te
beschermen;
van mening dat op het vlak van strategische autonomie geen ad-hocbeleid
gevoerd zou moeten worden, maar een gestructureerde aanpak noodzakelijk
is;
verzoekt de regering op pragmatische wijze onze cruciale private
economische infrastructuur in kaart te brengen — denk aan een top 100 —
inclusief risicoassessment en additionele instrumenten om deze risico's
te beperken;
verzoekt de regering de Kamer hierover in 2026 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Lanschot, Van der Lee,
Grinwis, Nanninga, Martens-America, Flach, Vermeer en Dassen.
Zij krijgt nr. 734 (32637).
De heer Van Lanschot (CDA):
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Martens-America, ik nodig u uit voor de tweede
termijn. Ga uw gang.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de minister voor alle antwoorden. Er zijn
vanavond meerdere moties ingediend waar mijn fractie onder staat. Daar
wil ik het dus eigenlijk bij laten. Ik wil graag afsluiten met de,
volgens mij toch wel breed gedeelde, behoefte om achteraf, nadat de
minister naar China is afgereisd, breder te reflecteren op hoe we dit in
de toekomst zouden kunnen voorkomen. Voor nu wens ik hem hiermee heel
veel succes.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Nanninga nodig ik uit voor haar tweede termijn.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens JA21 is er vanavond een motie
mede-ingediend. De minister heeft JA21 wel overtuigd van de urgentie van
de situatie. Het verbaast ons nog wel hoe de minister toch nog zo
verrast kon zijn door de heftige Chinese reactie. Maar goed, het is
altijd makkelijk om achteraf te oordelen: had de minister niet dit of
dat moeten doen, want dan hadden we een heel ander verhaal gehad. Dat
weet je natuurlijk nooit.
Er zijn twee punten die, gezien de haast en de ernst van de situatie,
wat ons betreft misschien toch wel anders hadden gekund. Dat betreft
namelijk andere Europese landen een heads-up kunnen geven zonder meteen
het hele vertrouwelijke plan prijs te geven, waardoor die diplomatieke
schok wat minder groot zou zijn. We hebben ook een beetje onze twijfels
over de brief naar de Ondernemingskamer. Was dat nou wel handig? Het is
achteraf heel lastig om dan de schijn van beïnvloeding te vermijden.
Maar goed, ga er maar aan staan in zo'n situatie.
Ja, dan het branievolle "ik zou het zo weer doen". Wat zal ik zeggen?
Dat zijn onhandige uitspraken die wat verdraaid in de pers komen. Ik zal
de laatste zijn om daar iets van te vinden, maar ik hoor hier wel iets
anders terug dan hoe het in de pers is verschenen. Dat is inderdaad wel
hoe het vaak gaat, natuurlijk, als je in the heat of the moment in een
moeilijke situatie zit. Ik wens de minister derhalve kalmte en wijsheid,
en ik houd later graag een vervolggesprek.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we bij de heer Van der Lee voor zijn tweede
termijn. Ga uw gang.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik heb
weinig tijd. Ik ben niet in alle opzichten overtuigd. Ik denk dat er een
andere afweging mogelijk was geweest en dat dit tot minder schade geleid
zou kunnen hebben. Ik denk ook dat de heftige reactie van China te
verwachten was, zelfs de aard van de reactie, omdat maatregelen in de
exportcontrole eerder zijn toegepast onder druk van de Amerikanen,
bijvoorbeeld bij ASML. Maar goed, als het gaat om de toekomst, denk ik
dat we wat meer naar elkaar zijn toe bewogen. Daarom ga ik twee moties
indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat geopolitieke dreigingen vanuit onder andere China
toenemen;
constaterende dat deze dreigingen zich, zoals de casus-Nexperia laat
zien, ook voordoen in het economisch domein;
overwegende dat de Kamer te weinig zicht heeft op waar en in welke mate
deze dreigingen zich voordoen en hoe hier met beleid op wordt
geanticipeerd;
verzoekt de regering halfjaarlijks te rapporteren over de ontwikkelingen
in het nationaal en Europees economisch veiligheidsbeeld, in het
bijzonder als het gaat om China, zoals over risico's en genomen stappen
in concrete casussen als voornemens voor nieuwe beleidsstappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Dassen, Grinwis en
Oualhadj.
Zij krijgt nr. 735 (32637).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de dreigingen op het terrein van economische
veiligheid toenemen;
overwegende dat de casus-Nexperia laat zien dat Nederland en Europa nog
onvoldoende zijn voorbereid op economische dreigingen vanuit China en
nog onvoldoende instrumenten in huis hebben om hierop effectief te
reageren;
verzoekt de regering een externe adviescommissie in te stellen die het
kabinet, liefst voor de zomer van 2026, kan adviseren over hoe we zowel
nationaal als Europees tot een effectiever en gezamenlijk economisch
veiligheidsbeleid kunnen komen dat ook tanden heeft,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee en Dassen.
Zij krijgt nr. 736 (32637).
Dank u wel. De heer Vermeer ziet af van zijn tweede termijn. De heer Flach nodig ik uit voor zijn tweede termijn.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Vanuit de controlerende rol van de Kamer zijn dit soort
debatten bedoeld om terug te kijken en te kijken hoe we de feiten wegen.
Je kunt daar van alles over zeggen. De SGP-fractie ligt niet wakker van
een zin in The Guardian; we worden allemaal weleens een keer verkeerd
geciteerd. Ik denk dat we alles afwegende kunnen zeggen dat de
handelswijze van de minister en het departement varieert van redelijk
tot hier en daar zelfs heel goed. De felheid van de reactie van China
mag wat mij betreft een voortdurende ringtone zijn om te kijken naar de
robuustheid van onze handelsstructuren. Daar heb ik net voldoende over
gezegd. Daar zou ik graag een vervolg aan geven, vergelijkbaar met hoe
mevrouw Martens dat heeft geformuleerd. Volgens mij moeten we daar na
vanavond gauw mee ophouden en weer aan het werk gaan om ervoor te zorgen
dat dit soort zaken in de toekomst gewoon niet meer voorkomen.
De voorzitter:
Dank aan de heer Flach. Ook de heer Kops ziet af van zijn tweede
termijn. Dat betekent dat we aan het einde van de tweede termijn zijn
gekomen. In overleg met de minister schorsen we tien minuten. We gaan om
22.05 uur luisteren naar de tweede termijn van de minister. Er is voor
tien minuten geschorst.
De vergadering wordt van 21.55 uur tot 22.05 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. We zijn aangekomen bij de tweede termijn. Om
precies te zijn: we gaan luisteren naar de minister in tweede termijn.
Wellicht is er hier en daar nog een openstaande vraag. Ik kijk even naar
de minister. Hij heeft die administratie vast nog beter op orde dan ik.
En dan gaan we over tot de appreciatie van de moties. Dat gezegd
hebbende geef ik het woord aan de minister.
Minister Karremans:
Dank, voorzitter. Ik heb inderdaad nog een openstaande vraag van de heer
Flach, waar hij net voor het einde van de eerste termijn nog even aan
refereerde. Hij vroeg hoe ik de felheid van China taxeer. Het is
inderdaad beter dat ik die niet hier en plein public ga recenseren. Ik
wil daar best een keer vertrouwelijk over praten, maar het is niet aan
mij om dat hier zo te doen.
Dan kom ik bij de moties. De eerste motie is de motie van de heer Dassen
c.s. op stuk nr. 729. Deze motie verzoekt de regering om in Europees
verband stappen te zetten richting een gecoördineerd Europees
industriebeleid, waarbij gezocht wordt naar een gezamenlijk
instrumentarium om in te kunnen grijpen wanneer strategische kennis en
capaciteiten dreigen weg te lekken. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 729: oordeel Kamer.
Minister Karremans:
De motie-Dassen c.s. op stuk nr. 730 vraagt mij te onderzoeken of en hoe
een aanvullend instrumentarium ontwikkeld kan worden om in te kunnen
grijpen bij álle bedrijven, ondanks het jaar van investering of
overname, wanneer er sprake is ernstige geopolitieke risico's. Deze
motie moet ik ontraden. Bij het opstellen van de Wet vifo is bewust
gekozen voor een beperkte mogelijkheid om met terugwerkende kracht
transacties te toetsen vanwege de impact op de rechtszekerheid en het
investeringsklimaat. Dat is dus de reden. De heer Van Lanschot had daar
ook al terecht een aantal vragen over. Het is dus niet mogelijk en niet
juridisch houdbaar bij de rechter om investeringen van voor 9 september
2020 te toetsen. Om die reden moet ik die motie ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 730: ontraden.
Minister Karremans:
De motie-Grinwis c.s. op stuk nr. 731 verzoekt de regering te bezien en
uit te werken welke aanvullende beleidsinstrumenten nodig zijn om
nationale dan wel Europese publieke en economische belangen beter te
beschermen, onder meer met het oog op risico's in waardeketens en bij
bedrijfsovernames, en de Kamer over de voortgang medio 2026 te
informeren. Die motie kan ik oordeel Kamer geven als ik haar zo kan
interpreteren dat ik de Kamer voor 2026 een overzicht stuur van het
beschikbare instrumentarium. Daarbij wil ik opmerken dat het
protectinstrumentarium de afgelopen jaren al sterk is uitgebreid en
mogelijk slechts een beperkte aanvulling behoeft. Met die interpretatie
zou ik de motie oordeel Kamer willen geven.
De voorzitter:
Daar wil de heer Grinwis nog graag het woord over.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is op zich prima, ware het niet dat ook de WRR medio 2026 of in de
tweede helft van 2026 met zijn advies komt. Wie weet zit daar nog een
beleidsaanbeveling in waarvan de minister denkt: die is zo gek nog niet.
Als ik aan de appreciatie kan toevoegen dat te zijner tijd wel goed
wordt gekeken naar de beleidsaanbeveling van de WRR, dan ga ik helemaal
akkoord.
Minister Karremans:
Ja.
De voorzitter:
Oké. De motie op stuk nr. 731: met toelichting oordeel Kamer. De motie
op stuk nr. 732.
Minister Karremans:
De motie-Oualhadj c.s. op stuk nr. 732: oordeel Kamer. Ik sta volledig
achter de strekking van deze motie. In lijn met die motie zal ik mij
maximaal inspannen en dit als inzet meenemen voor de onderhandeling over
de nieuwe Chips Act 2.0.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 732 krijgt oordeel Kamer.
Minister Karremans:
De motie-Dekker op stuk nr. 733 krijgt ook oordeel Kamer. Het is
namelijk al mijn voornemen om de vifo uit te breiden. Via de
Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid en de Nota
Deelnemingenbeleid zijn er al mogelijkheden. Nationale
investeringsinstellingen zouden hier overigens ook nog een rol in kunnen
spelen. Die motie geef ik dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 733: oordeel Kamer.
Minister Karremans:
De motie-Van Lanschot c.s. op stuk nr. 734 verzoekt de regering om op
pragmatische wijze onze cruciale private economische infrastructuur in
kaart te brengen ("top 100"), inclusief een risicoassessment en
additionele instrumenten om deze risico's te beperken, en zij verzoekt
de regering om de Kamer hierover in 2026 te informeren. Deze motie kan
ik oordeel Kamer geven als ik haar zo kan interpreteren dat gevraagd
wordt een lijst op te stellen van kritieke entiteiten in Nederland en uw
Kamer hierover vertrouwelijk te informeren.
De voorzitter:
Meneer Van Lanschot gaat daarmee akkoord, zegt hij buiten de camera. Met
die uitleg krijgt de motie op stuk nr. 734 oordeel Kamer.
Minister Karremans:
De motie-Van der Lee c.s. op stuk nr. 735 verzoekt de regering
halfjaarlijks te rapporteren over de ontwikkelingen inzake nationaal en
Europees economischeveiligheidsbeleid, in het bijzonder als het gaat om
China, zoals over risico's, genomen stappen in concrete casussen en
voornemens voor nieuwe beleidsstappen. Die motie kan ik oordeel Kamer
geven als ik haar zo mag interpreteren dat door de veiligheidsdiensten
een periodieke, vertrouwelijke technische briefing aan de Tweede Kamer
wordt gegeven. Dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Van der Lee, die naar de interruptiemicrofoon
loopt.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Een dilemma, hoor, want ik vind dit wel heel mager. Alsof er helemaal
niets publiek over gemeld zou mogen worden ... Kan de minister nog even
uitleggen waarom er helemaal niets publiek hierover naar buiten zou
kunnen komen?
Minister Karremans:
We kunnen natuurlijk altijd kijken, maar de houding is natuurlijk: wat
publiek kan, kunnen we publiek doen; maar wat vertrouwelijk moet, moet
vertrouwelijk. Ik kan u zeggen dat we er op die manier mee omgaan.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dan lijkt dat me een goede interpretatie.
De voorzitter:
Oké, met die uitleg: oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 735.
Minister Karremans:
Dan de laatste motie, die op stuk nr. 736. Die verzoekt de regering een
externe adviescommissie in te stellen die het kabinet, liefst vóór de
zomer van 2026, kan adviseren over hoe we zowel nationaal als Europees
tot een effectiever en gezamenlijk economisch veiligheidsbeleid kunnen
komen dat ook tanden heeft. Die motie moet ik ontraden of "overbodig"
geven. Ik zie daar geen meerwaarde in. Binnen de Rijksoverheid bestaan
diverse gremia op politiek niveau. Het gaat hier om de Nationale
Veiligheidsraad, de Raad Defensie, Internationale, Nationale en
Economische Veiligheid, de Raad Veiligheid en Inlichtingen, en het
geopolitieke- en weerbaarheidsberaad dat ik ook in het debat heb
genoemd. In deze gremia wordt economische veiligheid besproken op een
strategisch tot een meer tactisch-operationeel niveau. Ook hoogambtelijk
zijn hiervoor diverse gremia ingericht, onder meer de Taskforce
Economische Veiligheid. Naast deze al uitgebreide governance nog een
adviescommissie instellen, zou een zo gestroomlijnd mogelijk bestuurlijk
proces in de weg staan. Dus om die reden kan ik deze motie niet oordeel
Kamer geven.
De voorzitter:
Daar wil de heer Van der Lee nog een interruptie aan wijden.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
We hebben nog tijd, toch?
De voorzitter:
Meneer Van der Lee, ga uw gang.
De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Aan de ene kant kan ik daarin meegaan, maar aan de andere kant heb ik
vastgesteld dat in Duitsland de regering wel heeft besloten om zo'n
commissie in te stellen, ook vanuit de gedachte aan nieuwe inzichten op
dit terrein. Er zijn voortdurend veranderingen en vreemde ogen dwingen.
Het is toch goed om ook experts van buiten daarnaar te laten kijken? En
het gaat hier niet alleen om de Nederlandse aanpak, het gaat vooral ook
om de vraag hoe we dit in de Europese Unie kunnen opbouwen. Dat is echt
nog niet een gelopen race, dus ik denk dat dit echt nog wel van
meerwaarde is. Ik hoop dat ik op deze manier de minister nog kan
verleiden om zijn oordeel te herzien.
Minister Karremans:
Daarvoor hebben we ook de eerste motie, die op stuk nr. motie 729, waar
ook de heer Van der Lee onder staat. Op zichzelf ben ik dit met de heer
Van der Lee eens. En ik weet natuurlijk ook niet wat Duitsland nog niet
had wat wij bijvoorbeeld al wel hadden. Bovendien zitten in dat
weerbaarheidsoverleg experts van buiten. Maar goed, mocht er in de
toekomst aanleiding zijn om dit te overwegen, dan ben ik daar natuurlijk
zeer toe bereid. Op dit moment zie ik daar de meerwaarde niet van, maar
die eerste motie, op stuk nr. 729, die hier deels ook op ziet, gaf ik
wel oordeel Kamer.
Dan heb ik alle moties gehad, voorzitter.
De voorzitter:
Voor de administratie: het oordeel over de motie op stuk nr. 736 blijft
"ontraden".
Minister Karremans:
Ontraden. Als u me toestaat om nog twee zinnen te spreken?
De voorzitter:
Zeker.
Minister Karremans:
De Kamerleden hebben immers natuurlijk ook het een en ander gezegd. We
hebben denk ik een heel goed debat met elkaar gevoerd voor een
gezamenlijk economisch belang in dezen. Ik wil de Kamerleden danken voor
het faire, eerlijke en open debat dat we hierover gevoerd hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Ik wil
de minister hartelijk danken voor zijn bijdrage en alle leden voor hun
input.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik wens u allen een fijne avond en ik sluit de vergadering.
Sluiting
Sluiting 22.14 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
|---|