Vragenuur (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D51003, datum: 2025-12-09, bijgewerkt: 2025-12-10 09:00, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-09 14:00: Vragenuur (Vragenuur), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.
Vragen Kröger
Vragen van het lid Kröger aan de minister van
Infrastructuur en Waterstaat over het bericht "Opmerkelijke
timing: er komt vóór kerst een besluit over opening Lelystad
Airport".
De voorzitter:
Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet daarvoor van harte
welkom de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Ik geef als eerste
het woord aan mevrouw Kröger van de fractie van GroenLinks-Partij van de
Arbeid voor haar vraag aan de minister. U heeft het woord.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Een extra vliegveld midden in de klimaatcrisis. Al jaren en
jaren sleept de besluitvorming over Lelystad Airport zich voort met een
rammelende milieueffectrapportage, ontbrekende vergunningen, grote
zorgen in de wijde omgeving over de laagvliegroutes, en de absurditeit
van het openen van een nieuw vliegveld voor prijsvechters in deze tijd
van klimaatverandering. Er is geen juridische of economische basis voor
een besluit tot opening. En nog belangrijker: er is geen draagvlak in
deze Kamer. Toch lees ik dat het ministerie van IenW bevestigt dat er
nog voor het kerstreces een besluit gaat vallen over de openstelling.
Mijn eerste vraag aan de minister is of deze berichtgeving klopt.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister. U mag plaatsnemen achter het
spreekgestoelte.
Minister Tieman:
Voorzitter. Het antwoord op de vraag van mevrouw Kröger is dat wij op
dit moment werken aan een politiek besluit. Dat besluit is nog niet
genomen en zal te zijner tijd ook in de ministerraad voorgelegd worden.
Daar kan ik op dit moment nog niet op vooruitlopen. Op dit moment ben ik
informatie aan het verzamelen. U had het net over het juridische kader
en er zijn nog echt wat vraagstukken die daar op dit moment gewoon
doorgelopen worden. Wanneer dat rond is en wanneer we daar een goed
plaatje van hebben, gaat het de cyclus van besluitvorming in. Daar nemen
we alles in mee, ook dit overleg vandaag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Bij mij thuis staat de kerstboom al; het kerstreces is al bijna. Klopt
het dat de woordvoerder van het ministerie heeft bevestigd dat het
besluit nog voor het kerstreces genomen zal worden?
Minister Tieman:
Op dit moment hebben wij het voornemen — dat staat ook in de brief van 5
september beschreven — om dit jaar een besluit te nemen. Op dit moment
werk ik aan diverse scenario's, zodat het besluit ook in de onderraden
en uiteindelijk ook in de ministerraad genomen zou kúnnen worden. Het
klopt dat dat nog een aantal weken zijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Erkent de minister dat er op dit moment geen zicht is op een
natuurvergunning voor Lelystad Airport?
Minister Tieman:
Op dit moment wordt er gewerkt aan een natuurvergunning, een
Nb-wetvergunning, voor de luchthaven. Die is op dit moment nog niet
rond.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Erkent de minister dat het onwaarschijnlijk is dat er, zolang de
stikstofproblemen en andere zaken zoals de PAS-melders niet zijn
opgelost, een natuurvergunning zal komen?
Minister Tieman:
Op dit moment staat dat los van een mogelijk politiek besluit. De
luchthaven is al open. Het is de drukste groothandelsluchthaven
luchthaven van Nederland voor General Aviation. Voor groot
handelsverkeer is het een andere vraag. Daar is ook zo'n vergunning voor
nodig waar u het over heeft, en die is op dit moment nog niet rond.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wat bedoelt de minister als hij zegt dat de natuurvergunning losstaat
van het politieke besluit?
Minister Tieman:
Er zijn diverse zaken die nog geactualiseerd moeten worden. U had het
zonet over diverse juridische zaken. Nou, die zie ik ook. Daar moet
uiteindelijk wel een besluit over worden genomen, in de vorm van een
vergunning. Denkt u aan een luchthavenbesluit. Dat zijn allerlei zaken
die nog opgewerkt moeten gaan worden alvorens het grote handelsverkeer
daar dan kan landen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Zegt de minister nou dat er een politiek besluit genomen kan worden
vóórdat deze juridische zaken opgelost zijn en er een natuurvergunning
is afgegeven?
Minister Tieman:
Dat zou kunnen, in die volgorde. Jazeker.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Oké, dan constateer ik dat het drijfzand van Lelystad Airport alleen
maar dieper wordt. Ik zou de minister willen wijzen op twee aangenomen
moties. De eerste is de motie van het lid Teunissen, die vraagt om een
definitief plan voor een andere invulling van Lelystad Airport en het
niet openstellen van het vliegveld. De andere is de recent aangenomen
motie van het lid Ceder, die verzoekt om de openstelling voor
jachtvliegtuigen op Lelystad Airport niet te koppelen aan de opening
voor de burgerluchtvaart. Is de minister voornemens om deze moties uit
te voeren?
Minister Tieman:
Ten aanzien van het lid Ceder: dat betreft dan een tweetal besluiten.
Wat dat betreft ligt daar een knip. Ik kom op korte termijn met een
reactie daarop vanuit het kabinet. Daar is wat afstemming voor nodig. We
zullen daarin uitleggen hoe we invulling gaan geven aan de
motie-Ceder.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor geen antwoord op mijn vraag omtrent de motie van het lid
Teunissen. Is de minister van plan om deze motie uit te voeren?
Minister Tieman:
Nog heel even over de motie-Teunissen. Kunt u dat nog heel even
herhalen?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nou, de motie-Teunissen, breed aangenomen in de Kamer … De minister
probeert hier tijd te rekken, dus ik vraag de voorzitter om coulant met
mijn interrupties om te gaan. Die motie van het lid Teunissen verzoekt
om het vliegveld definitief niet te openen. Gaat de minister deze motie
uitvoeren?
Minister Tieman:
Ik zal er dan op korte termijn op terugkomen hoe we daaraan invulling
gaan geven, want het een kan niet zonder het ander, lijkt mij.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Wat bedoelt de minister met: het een kan niet zonder het ander?
Minister Tieman:
Een mogelijk politiek besluit nú voor het openstellen van de luchthaven
voor het grote handelsverkeer zou dan ook betekenen dat we een bepaalde
zienswijze op de motie-Teunissen loslaten.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dus de minister acht het mogelijk dat hij in dubbeldemissionaire staat
de uitvoer van de motie-Teunissen naast zich neerlegt, of, om de
minister te citeren, "loslaat"?
Minister Tieman:
Ja, dat zou dan het gevolg zijn wanneer we een luchthaven moeten gaan
sluiten, conform die motie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nee, het is de wens van de Kamer dat die luchthaven niet opengaat voor
de burgerluchtvaart. Ik hoor de minister nu zeggen dat hij het mogelijk
acht dat hij de wens van de Kamer loslaat.
Minister Tieman:
Dat zal ik dan ook gaan toelichten mocht het zover komen. Dat is op dit
moment nog niet aan de orde. We leggen dat eerst ter besluitvorming en
ter opwerking voor aan de ministerraad.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Vindt deze dubbeldemissionaire minister dat het gepast is om in deze
staat een besluit voor te leggen aan de ministerraad dat ingaat tegen de
wens van de Kamer en dat, zo citeer ik hem zelf, de wens van de Kamer
"loslaat"?
Minister Tieman:
Op dit moment werk ik aan wat we afgesproken hebben in het
hoofdlijnenakkoord. Dat is ook conform de brief van 15 september
jongstleden aan uw Kamer. Op dit moment verzamel ik in dat proces
allerlei informatie en leg ik dat voor aan de ministerraad. Het moet dan
voldoende zijn om daar mogelijk een besluit over te nemen. Daar ga ik nu
niet op vooruitlopen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Nogmaals, ik vraag de minister naar zijn dubbeldemissionaire status. Dit
kabinet wordt gesteund door een magere 26 zetels in deze Kamer, er ligt
in twee moties van deze Kamer een uitgesproken wens, en de minister rept
over een scenario waarin hij de wens van de Kamer loslaat. Nogmaals, kan
hij de wens van de Kamer respecteren en die niet loslaten?
Minister Tieman:
Ik ga in herhaling vallen. Als er een besluit genomen wordt voor de
openstelling, zal ik ook anders om moeten gaan met de motie-Teunissen,
mevrouw Kröger. We komen als kabinet met een reactie, mocht het zover
komen. Ik ga nu eerst een overzichtelijk plaatje schetsen van de
voordelen en de nadelen. De dubbeldemissionaire status nemen we daar ook
in mee. De sondering binnen uw Kamer nemen we daarin mee. Allerlei zaken
zullen in de weegfactor meegenomen worden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dit kabinet is dubbeldemissionair. De houding die deze minister hier
aanneemt, is wat mij betreft echt ongepast. Een besluit waar al jaren
over gesteggeld wordt, kan niet op deze manier tegen de wens van de
Kamer doorgedrukt worden. Ik vraag nogmaals: kan de minister toezeggen
geen onomkeerbare stappen te zetten, gegeven de demissionaire status van
de minister en de wens van de Kamer?
Minister Tieman:
Nee, die toezegging kan ik nu niet geven, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik ga zo bij de regeling van werkzaamheden verzoeken om het
tweeminutendebat deze week nog in te plannen, want het is echt volstrekt
ongepast wat de minister hier doet. Er ligt een duidelijke wens van de
Kamer en de minister is dubbeldemissionair en daar zou hij zich naar
moeten gedragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kröger. Er is een vervolgvraag van de heer
Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind het ongelofelijk. Ik hoor enkel en alleen een procedurele
rijstebrij van deze minister, terwijl de Kamer klip-en-klaar is geweest,
bij herhaling. De motie-Teunissen over het niet openen van Lelystad
Airport voor burgerluchtvaart werd genoemd. De motie-Ceder werd
aangehaald. Die is onlangs nog aangenomen met een duidelijke meerderheid
en daarin wordt gezegd: koppel de militaire openstelling voor de F-35 en
de burgerluchtvaart niet aan elkaar in één besluit. De motie-Ellian
vroeg om dat wél te doen en om tegelijk een positief besluit te nemen
over het aan elkaar koppelen van burgerluchtvaart en militaire
luchtvaart.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Die motie is verworpen. Mijn vraag aan de minister is of hij
klip-en-klaar kan aangeven dat hij zich houdt aan de moties van de
Kamer. Daarnaast vraag ik hem om, voordat het kabinet tot een besluit
komt, een heldere brief aan de Kamer te schrijven waarin wordt
aangegeven hoe er met deze moties wordt omgegaan. Dan bedoel ik dus de
motie-Teunissen, de motie-Ceder en de verworpen motie-Ellian. Waarom
worden die niet uitgevoerd?
Minister Tieman:
We strijden hier met een open vizier, dus ik zal daar een appreciatie
van geven wanneer het zo ver komt, meneer Grinwis, in ieder geval van de
drie moties waarover u het heeft.
De heer Goudzwaard (JA21):
De fractie van JA21 zou bijzonder content zijn wanneer de minister echt
knopen gaat doorhakken over de burgerluchtvaart en de F-35 op Lelystad
Airport. Misschien kan de minister een korte toelichting geven op de
vraag waarom de combinatie van burgerluchtvaart en de F-35 zo van belang
is.
Minister Tieman:
Dank voor de vraag. Dan ga ik even terug naar het debat dat we nog niet
zo lang geleden hier gevoerd hebben, al was dat nog met een andere
Kamer. Dan kom ik op diverse meekoppelzaken. Die meekoppelzaken worden
op dit moment ook financieel gewogen. Ik ga hier geen bedrag neerleggen.
Ik begrijp dat de president-directeur dat vanmorgen op de radio heeft
uitgesproken. Daar neem ik kennis van. Dit zijn wel zaken die wij
meenemen in dat hele pakketje waar ik het net over had. U moet dan
denken aan synergie op het gebied van brandstofinkoop. U moet dan denken
aan synergie op het gebied van de luchtverkeersleiding. U moet denken
aan de investeringen die op dit moment gedaan zijn. Zo kan ik een rijtje
maken. Tot zover mijn antwoord.
De heer Van Asten (D66):
Er werd over gesproken om voor het besluit het plaatje compleet te
maken. Later werd erop ingegaan dat dat plaatje er eigenlijk pas zou
komen nadat dit politieke besluit genomen zou worden. Ik vraag me daarom
af hoever dit plaatje nu eigenlijk is. Tot slot heb ik nog een laatste
vraag over de toezegging op de punten van de heer Grinwis. Ik wil die
nog eventjes specificeren. Komen de appreciaties van die moties vóór het
besluit of gelijktijdig mét het besluit?
Minister Tieman:
Ik strijd hier met een open vizier. Ik wil dat u ook duidelijk weet hoe
wij in de wedstrijd zitten. Ik heb daar wel een besluit voor nodig. Dat
besluit zal gelijktijdig komen met zowel de ministerraad als die
appreciatie. In mijn optiek gaat dat wel samen. Ik zal dat ook zo in de
ministerraad melden, als we daar komen. Ik moet namelijk ook eerst nog
met wat zaken naar een onderraad. Ik ga wat dat betreft nu gewoon het
proces door. Ik wil ook weten hoe het andere smaldeel in de wedstrijd
zit. Er worden allerlei uitwisselingen gedaan. Dit is het proces dat we
nu conform afspraak doorlopen.
De voorzitter:
Het lid Kostić. Of had u nog een tweede vraag, meneer Van Asten? Nee?
Het is wat het is. Het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is echt absurd. Deze BBB-minister zwicht gewoon voor de
luchtvaartlobby. Hij gooit niet alleen de burgers voor de bus, maar ook
de boeren. We hebben een enorm stikstofprobleem. Van boeren wordt
terecht verwacht dat ze wat leveren. Van deze BBB-minister mag de
luchtvaartlobby echter gewoon doorgaan, zelfs zonder een
natuurvergunning. Mijn vraag aan deze minister van de BBB is hoe hij dit
kan rechtvaardigen. Hoe rechtvaardigt hij dit niet alleen tegenover de
Kamer, die hij schoffeert, maar ook tegenover al die boeren?
Minister Tieman:
Dit wordt ook meegenomen in die weging. We hebben een oplossing voor de
laagvliegroutes. Maar op dit moment is het woord aan LVVN ten aanzien
van de PAS-melders. Ik laat me ook graag informeren over wat daar de
laatste stand van zaken is.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Deze minister gebruikt veel woorden, maar feit is dat hij als
BoerBurger-minister boeren én burgers hier keihard laat vallen. Hij
schoffeert de Kamer, want de Kamer wil dit niet. Experts zeggen dat dit
een heel slecht plan is. Ik hoor de minister net zeggen dat er een
koninklijk besluit komt. Mijn vraag is of dit betekent dat het kabinet
de Kamer probeert te omzeilen. Welke rol ziet de minister hier nog in
voor de Kamer? Tot slot: gaat hij de wens van de Kamer respecteren om
Lelystad niet te openen voor burgerluchtvaart of wil hij gewoon een
motie van wantrouwen aan zijn broek?
Minister Tieman:
Die laatste wil ik niet aan mijn broek hebben. Ik doorloop hier gewoon
een proces, waar conform de afspraak een weging aan verbonden wordt. Aan
het einde van die weging komt er een mogelijk besluit. Ik wil er niet op
vooruitlopen wat daar gaat gebeuren.
Mevrouw Moinat (PVV):
We wachten al jarenlang op de opening van Lelystad Airport. De gate zit
in de folie. We kunnen morgen beginnen. Ik verwacht van deze minister
dat hij als de wiedeweerga het enige juiste besluit neemt en dat is dat
we vanaf Lelystad Airport op vakantie kunnen. Kan de minister toezeggen
dat hij na al die jaren gekonkel 20 december aanhoudt als datum van
besluitvorming en niet weer gaat uitstellen?
Minister Tieman:
Ook dat kan ik helaas niet toezeggen. Wat dat betreft lopen we nu een
proces door en daar houd ik me aan. Ik ga daarover in overleg met de
andere kabinetsleden en daarna wordt u geïnformeerd. Ik ben op dit
moment nog echt het plaatje scherp aan het maken. Ik weet dat de tijd
doortikt, maar we wachten nog op een aantal zaken. Wat u hier aangeeft,
zou een uitkomst kunnen zijn.
De heer De Groot (VVD):
Voor de VVD is het glashelder dat er een verbinding nodig is tussen de
stationering van de F-35 en de burgerluchtvaart op Lelystad Airport. Dat
is namelijk de snelste manier om te komen tot meer veiligheid, omdat de
F-35 juridisch gezien het snelst van start kan op een functioneel civiel
vliegveld. De minister heeft al vaker de synergievoordelen daarvan
toegelicht. Hiervoor is er draagvlak bij Defensie. Ook Flevoland heeft
zich als volgt uitgesproken: wij verwelkomen de F-35, maar wel mét
burgerluchtvaart. Kan de minister hier vandaag dan ook bevestigen dat
een gekoppeld besluit heel hard nodig is?
Minister Tieman:
Ik moet daarbij toch een pas op de plaats maken. We kunnen dit
opknippen. Ik heb de synergie net aangegeven. Daar hoort een
prijskaartje bij. Dat is ook een onderdeel van de weging, maar ik wil
daar nu niet op vooruitlopen.
De voorzitter:
Ik dank de minister. O, ik zie nog een interruptie van mevrouw
Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De minister heeft nu een aantal keren de woorden "we lopen een proces
door en daar houd ik me aan" gebruikt. Ik wil de minister erop wijzen
dat er nog iets is waar hij zich aan moet houden, namelijk de verhouding
tussen de Kamer en de minister. De minister is dubbel demissionair en
deze Kamer heeft zich tot twee keer toe ongelofelijk helder
uitgesproken. Dan blijft de vraag aan de minister of hij zich een
scenario kan voorstellen, waarin hij de wens van de Kamer negeert. Wat
betekent dat wat hem betreft voor zijn positie als minister?
Minister Tieman:
Mevrouw Kröger, ik ga nu ook niet vooruitlopen op mijn positie. Dat is
wat dat betreft ook aan de Kamer. Maar ik weeg op dit moment alles mee,
ook de dubbeldemissionaire status, ook de moties die uw Kamer heeft
aangenomen, ook de nieuwe geopolitieke situatie waarin we in dit land
verkeren. Daarin is er namelijk toch enige wijziging, gezien wat er
heeft plaatsgevonden, ten opzichte van het verleden.
Op ...
De voorzitter:
Spreken doen we via de microfoon, mevrouw Kröger.
Minister Tieman:
Op dit moment loop ik dat proces gewoon uit, op een transparante wijze.
Dat wordt gewoon eerst in de onderraad en dan mogelijk in de
ministerraad besproken.
De voorzitter:
Ik dank de minister van Infrastructuur en Waterstaat voor zijn
aanwezigheid en voor de beantwoording van de gestelde vragen.
Vragen Ceder
Vragen van het lid Ceder aan de staatssecretaris Jeugd,
Preventie en Sport over het bericht "Zorgelijke verslechtering
van mentale gezondheid, vooral van jongeren".
De voorzitter:
Ik nodig de heer Ceder uit voor zijn vraag aan de staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die ik ook van harte welkom heet in
ons midden. U heeft het woord, meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. De kerstdagen staan voor de deur. De volgende woorden
van Jezus zijn niet alleen een troost voor mij, maar ook voor velen over
de hele wereld deze maand: "Kom naar mij toe, allen die vermoeid en
belast zijn, en ik zal u rust geven." En daarna: "U zult rust vinden
voor uw ziel." Rust voor de ziel: deze behoefte is van alle tijden, ook
nu, ook in Nederland. Maar de mentale gezondheid van Nederlanders holt
achteruit. Dat raakt mij. Economisch en materieel is Nederland, ondanks
de armoede van velen, relatief gezien een van de beste landen ter wereld
om in te wonen. En toch is het aantal mensen met angst of depressieve
gevoelens toegenomen. Ook het aantal mensen met een psychische
aandoening neemt toe. Inmiddels blijkt dat een kwart van alle
Nederlanders een psychische aandoening heeft. Er waren meer dan 100.000
wachtplekken in de ggz in 2024. Daarmee is het aantal wachtplekken in
twee jaar tijd dus, ondanks alle mooie woorden in de Kamer en de inzet,
met bijna 25% gestegen.
Voorzitter. Geruisloos glijden we af naar een diepzieke samenleving. De
Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving noemt het een "hypernerveuze
samenleving". Dat heeft op korte maar ook op lange termijn ontwrichtende
gevolgen voor het gezinsleven, de economie, onze rechtsstaat, ons
zorgstelsel en onze ziel. We moeten ook naar de samenleving durven
kijken. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat we naar jongeren luisteren en
niet direct in de therapiereflex schieten. Jongeren zijn mondiger
geworden en kunnen beter dan vroeger praten over hun gevoelens. Is deze
ontwikkeling terug te zien in de cijfers, vraag ik aan de
staatssecretaris. De identiteitsvorming van jongeren gaat door de
veranderde samenleving steeds meer gepaard met allerlei onzekerheden,
prestatiedruk en vragen: onzekerheid over uiterlijk, studiekeuze,
carrière, relaties en politieke en sociale opvattingen.
Voorzitter. Wat de ChristenUnie betreft kent de individualisering van
onze samenleving een grote prijs, want de mens bloeit het beste op in
gemeenschap, in verbondenheid. We moeten dan ook samen alles op alles
zetten om dat voor elkaar te krijgen. Daarom een aantal vragen aan de
staatssecretaris. Hoe reflecteert de staatssecretaris op deze cijfers?
Is het code rood? Wanneer komt er een effectieve agenda om de
ggz-wachtlijsten terug te dringen? Erkent de staatssecretaris dat
economische factoren niet genoeg zijn om te concluderen of het goed gaat
met Nederland? Is het kabinet bereid beleidsplannen veel meer te toetsen
op het brede welzijn?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport.
Staatssecretaris Tielen:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de heer Ceder voor zijn vragen en
inleiding. Ik ben zelf niet meteen heel erg gelovig, maar de boodschap
die meneer Ceder gaf, met de verwijzing naar Jezus, is volgens mij mooi
voor de adventstijd, om het maar zo te zeggen. Een mens alleen is
namelijk eigenlijk niet stevig genoeg: we hebben elkaar nodig. En de
mens is een sociaal wezen en dat heeft ook z'n effect op de mentale
gezondheid. Dat zeg ik zelf ook altijd: gezondheid is meer dan alleen
het lichamelijke; gezondheid gaat over lichamelijke, mentale en sociale
gezondheid. En die drie aspecten staan ook nog met elkaar in
verband.
De reflectie. Als iemand mij vraagt om een reflectie, dan heb ik de
neiging om daar heel lang op in te gaan. Maar ik denk dat daar in één
zo'n mondelinge vragenuur in de week niet zo veel ruimte voor is. Ik zal
dus proberen om een compact antwoord te geven op de vragen van meneer
Ceder.
De cijfers over de mentale gezondheid in Nederland doen ons somber aan.
Ik denk dat die ons ook alert moeten maken. Ze verrassen ons niet. De
eerste Monitor mentale gezondheid, die door het RIVM en Trimbos is
samengesteld, liet dergelijke cijfers zien, maar u heeft ook al eerder
dit jaar van mij kunnen lezen wat er aan cijfers beschikbaar is. Onder
andere daarop is bijvoorbeeld het interdepartementaal beleidsonderzoek
mentale gezondheid gebaseerd. We hebben daar ook al andere
nieuwsberichten over gezien. Dat betekent dat we ook al begonnen zijn
met werken aan de mentale en geestelijke gezondheid van Nederland, onder
andere met de afspraken die we gemaakt hebben in het Aanvullend Zorg- en
Welzijnsakkoord, waar u begin september wat over heeft kunnen lezen.
Daarin hebben we met de ggz-sector, dus ook met de zorgaanbieders in de
geestelijke gezondheidszorg, afspraken gemaakt over transparantie van de
wachttijden, zodat mensen ook naar kortere wachtlijsten toe bemiddeld
kunnen worden. We hebben ook afspraken gemaakt over bijvoorbeeld het
uitsluiten van bepaalde patiënten van bepaalde behandelingen.
Daarnaast kan ik u vast aankondigen dat u voor de kerst van mij nog een
brief krijgt, in vervolg op het Actieprogramma mentale gezondheid en
geestelijke gezondheidszorg, zoals dat door mijn voorganger was ingezet.
Daarbij laat ik volgende week een versterkingsagenda zien, waarmee we
inzetten op het vergroten van de mentale veerkracht, op
wachttijdondersteuning, op waakvlamondersteuning bij geestelijke
gezondheidszorg en specifiek ook op vrouwengezondheid in relatie tot
geestelijke gezondheid, aangezien we ook in deze monitor weer zien dat
er toch wel grote verschillen zijn tussen vrouwen en mannen. Dat was
mijn antwoord op de vraag over reflectie.
Daarnaast vroeg meneer Ceder: is het niet te kil om dit in ons land
alleen naar economische factoren af te meten? Dat ben ik met meneer
Ceder eens. Tegelijkertijd zijn ook de minder economische cijfers, de
mentalegezondheidscijfers en gelukscijfers van Nederland over het
algemeen nog best wel hoog. Ook in deze monitor zie je dat het overgrote
deel van de Nederlanders hun leven een hoog cijfer geeft. Nederland
behoort toch echt wel tot de landen met de gelukkigste bevolking en de
gelukkigste jeugd ter wereld. Gelukkig is het leven dus voor de meeste
mensen in Nederland goed, ook wat betreft mentale en geestelijke
gezondheid, maar, nogmaals, de cijfers zoals die in de monitor zijn
gepresenteerd, vragen ook wel om een betere aanpak om te zorgen dat ook
de mensen voor wie dat niet zo is, die kant op kunnen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben blij om te horen dat er nog voor de kerst een brief komt om niet
alleen deze alarmerende cijfers te duiden, maar ook te kijken wat de
Kamer of in ieder geval het kabinet kan doen. We zien ook dat leefstijl
echt wel wat uitmaakt. Je kan daarbij denken aan onder andere
problematisch socialemediagebruik. Verschillende onderzoeken wijzen
inmiddels uit dat er een verband bestaat tussen mentale gezondheid en
ongezond schermgebruik. Inmiddels zegt een op de drie jongeren in
Nederland te maken te hebben met een socialmediaverslaving. In Australië
is er al een wet doorheen om socialemediagebruik tot een minimumleeftijd
te verbieden. Allemaal zien we de signalen.
Ook in de Kamer hebben we deze stappen gezet. Er is een motie voor
nationale leeftijdsverificatiewetgeving aangenomen. Dat geldt ook voor
de motie-Van der Werf voor ophoging van de leeftijdsgrens voor social
media. Hoe staat het met de gesprekken daarover en de ontwikkeling
daarvan in EU-verband? Zou de staatssecretaris daar iets over kunnen
zeggen?
Staatssecretaris Tielen:
Ook hier weer complimenten aan de heer Ceder, omdat hij het onderwerp
breder trekt. Het onderwerp mentale gezondheid heeft met heel veel
aspecten in het leven te maken, onder andere social media. Voldoende
sporten en bewegen heeft ook weer een positief effect op de mentale
gezondheid. Zo kunnen we een heleboel noemen, denk ik. Ook in het
artikel over deze monitor wordt een aantal dingen genoemd.
Ik wil niet heel graag afschuiven, maar mijn collega, de
staatssecretaris Digitale Zaken, is de hoofdeigenaar van het dossier
sociale media, om het zo maar te zeggen. Ik wil niet voor mijn beurt
spreken, dus ik moet op dat punt toch nog wel wat ruggespraak houden om
duidelijk te maken waar we staan. Tegelijkertijd kan ik wel dit moment
even aangrijpen om te wijzen op de adviezen voor schermgebruik die we
vanuit VWS aan ouders hebben meegegeven. Dat zijn adviezen over het
gebruik van onder andere schermen, maar ook het gebruik van sociale
media, om ouders te helpen om hun kinderen daarin op te voeden en in die
zin ook om de mentale gezondheid enigszins te beschermen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zou dan graag een brief krijgen van de staatssecretaris die hiervoor
verantwoordelijk is, zodat we dat kunnen duiden.
Tot slot, voorzitter. We zien ook een rol voor opvoeders en ouders om
dit veelkoppige monster aan te pakken. Veel kinderen uit gebroken
gezinnen krijgen nou eenmaal te maken met jeugdzorg. Juist in gezinnen
met sterke relaties komen kinderen tot bloei, maar die relaties staan
onder druk. Mijn vraag is daarom of de minister bereid is om in ieder
geval te overwegen om relatietherapie op te nemen in het basispakket,
daar gesprekken over te voeren en het gezinsleven integraal te betrekken
bij het beleid.
Staatssecretaris Tielen:
Ik denk dat meneer Ceder heel terecht zegt dat klachten over mentale en
sociale gezondheid een breed probleem zijn. Mensen die klachten hebben
over hun mentale gezondheid hebben vaak ook te maken met sociale
uitsluiting, relatieproblematiek — inderdaad — en vraagstukken als
bestaanszekerheid en armoede. Om daar nu alleen de relatieproblematiek
uit te lichten gaat mij iets te ver, en om dat te verbinden aan het
basispakket gaat mij helemaal een beetje te ver. We hebben een hele
wetenschappelijke manier om met elkaar, als kabinet en Kamer, af te
spreken wat er wel en niet in het basispakket komt; dat is in de
Zorgverzekeringswet geregeld. Daar kan ik sowieso dus niet zomaar een
toezegging op doen, ook al zou ik dat willen. Ik vraag me ook af of dat
de grootste oplossing zal zijn. Ik verwijs weer naar mijn
versterkingsagenda, die de Kamer volgende week van mij ontvangt. Die
gaat over alle lijnen die we uitzetten om de mentale gezondheid van
Nederland te verstevigen.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vervolgvraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De staatssecretaris raakte in haar beantwoording al even aan het
onderscheid tussen mannen en vrouwen in dit dossier. Ik wil hierbij nog
aandacht vragen voor een specifieke groep. In de cijfers valt al langer
op hoe relatief slecht het eruitziet voor de groep van jonge meiden als
het gaat om mentale gezondheid. Kan deze doelgroep op gerichte acties
rekenen? Is de staatssecretaris bereid om daarop in te gaan in de brief
die zij aan de Kamer heeft toegezegd?
Staatssecretaris Tielen:
Een van de lijnen in de versterkingsagenda is vrouwengezondheid, waarbij
er inderdaad specifiek aandacht is voor jonge vrouwen. We weten nog niet
precies welke elementen daarin de hoofdrol spelen. We weten wel welke
elementen er allemaal mee te maken hebben. Social media hebben op meiden
vaak een andere impact dan op jongens. We hebben dus wel — hoe noem je
dat? — aanwijzingen, maar we weten het nog niet. Dat is dus onderdeel
van de aanpak vrouwengezondheid, die ook in deze versterkingsagenda
terugkomt, om dat beter zichtbaar te krijgen en te zorgen dat de
gezondheidsverschillen tussen jongens en meisjes, ook wat betreft
mentale gezondheid, kleiner kunnen worden.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
We hebben net een petitie aangeboden gekregen van een groep jongeren die
zich heel erg zorgen maakt over met name geldzaken. We zien dat jongeren
slecht rondkomen en dat ze zich zorgen maken over de toekomst, met
vragen als "krijgen we een woning?" en "krijgen we ook een betaalbare
woning?" De vraag is als volgt. Kan deze secreta… Kan deze minister
…
De voorzitter:
Staatssecretaris.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Sorry. Kan deze staatssecretaris in ieder geval ook kijken naar de
bestaanszekerheid van jongeren? Want ik denk dat dat een hele sterke
combinatie is, met name voor mentale gezondheid.
Staatssecretaris Tielen:
Jazeker, jonge mensen hebben überhaupt nog heel veel vragen te
beantwoorden in hun leven. Wie ben ik? Waar sta ik voor? Op wie val ik?
Wat wil ik eigenlijk worden? Waar wil ik studeren? Vind ik dat leuk? Kan
ik een huis kopen? Hoe ziet de toekomst eruit? Hoe vredig blijft
Nederland? En inderdaad: kan ik zelf voldoende inkomen vergaren? Dat
soort vragen zijn zeker op jonge leeftijd aan de orde. We zien dat dat
dus ook extra druk legt op de mentale gezondheid. Dat bevestigt maar
weer de breedte van het onderwerp, waarvoor ik als staatssecretaris niet
als enige naar de oplossing kan zoeken. Ik moet dat breed, op alle
beleidsdomeinen, en hopelijk ook samen met uw Kamer, aandacht geven. Ook
daarbij geldt: we hebben geen knopje. Maar we zien wel dat dat een van
de onderwerpen is waar we in samenwerking met de gemeenten mee aan de
slag zijn.
In sommige gemeenten zijn er laagdrempelige steunpunten voor mentale
gezondheidsvraagstukken. Dat loopt goed in sommige gemeenten. Dat doen
we juist met gemeenten, omdat die ook voor bredere vraagstukken aan de
lat staan, om het maar zo te zeggen. Zij kunnen veel beter hulp en
ondersteuning organiseren voor een persoon of een gezin, bijvoorbeeld
via wijk- of buurtteams. We verbinden dat daarbij ook aan elkaar. Als er
bijvoorbeeld een vraagstuk is over schulden, armoede of überhaupt
bestaanszekerheid, dan zeggen we niet direct: nou, als u zo veel zorgen
heeft, dan verwijzen we u door naar de geestelijke
gezondheidszorg.
Eerst wordt met die laagdrempelige punten en sociale teams aan de slag
gegaan met mensen, om te kijken waar oplossingen gevonden kunnen worden,
onder andere op het gebied van inkomen.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Nog een vervolgvraag voor de staatssecretaris. Wij zien dat de mentale
gezondheid bij mantelzorgers behoorlijk onder druk staat, omdat er
steeds meer gevraagd wordt van de omgeving. We zien dat ook bij ouderen.
Ouderen maken zich zorgen over de zorg, zo van: is er straks nog zorg
voor mij? Nou heeft deze staatssecretaris ooit een fantastische motie
ingediend over consultatiebureaus voor ouderen, of in ieder geval een
bureau waar ouderen terechtkunnen. Kan zij misschien vertellen wat de
stand van zaken daarvan is? En herkent zij die zorgen over de zorg bij
mantelzorgers en bij ouderen?
Staatssecretaris Tielen:
Die herken ik. In de berichtgeving die we vandaag konden lezen over die
monitor — die bevat overigens veel meer informatie dan we in het kleine
bericht terugvinden; ik heb 'm ook nog niet helemaal gelezen, moet ik
eerlijk zeggen — ging het met name over jongeren, maar ik denk dat
mevrouw Van Brenk terecht ook duidt op ouderen die heel veel taken te
doen hebben en daardoor onder zware druk staan en veel onzekerheden
ervaren. Daar zou een vorm van een consultatiebureau een goede oplossing
voor kunnen zijn. Dat hoeft niet per se een locatie te zijn. Denk ook
daarbij aan een multidisciplinair team dat op een laagdrempelige manier
beschikbaar is en kan meedenken. Ik ben ermee bezig om dat op een rijtje
te zetten. Dat heeft met nog meer dingen te maken, zoals vitaal ouder
worden en vaccinatie ten behoeve van gezondheid. Ik vermoed dus dat we
daar in het vroege voorjaar wat meer over kunnen zeggen.
De heer Hamstra (CDA):
Ik hoor de staatssecretaris heel veel goede dingen zeggen in het kader
van het bevorderen van de mentale weerbaarheid, ook onder jongeren. Ik
hoorde u zeggen dat u daarover ook met gemeenten in gesprek bent.
Verschillende gemeenten hanteren ook verschillende aanpakken. Een van de
aanpakken die ik persoonlijk ken, is bijvoorbeeld OKO, Opgroeien in een
Kansrijke Omgeving, naar IJslands model. Kan de staatssecretaris
toezeggen dat zij in haar brief die naar de Kamer komt dit soort
voorbeelden meeneemt, waar wij als Kamer misschien ook wat meer mee
kunnen?
Staatssecretaris Tielen:
Toen de heer Hamstra "OKO" zei, moest ik denken aan OMO; dat ken ik weer
uit een andere gemeente. We kunnen er niet alle voorbeelden in opnemen.
Dat zou, denk ik, te ver voeren, ook omdat ik ze echt niet allemaal ken.
We moeten elkaar helpen om zulke goeie voorbeelden uit te lichten. Er
staat wel een aantal van dat soort naar mijn mening hele inspirerende
voorbeelden in, om gemeentes te helpen om van elkaar te leren. We spelen
daar als kabinet graag een verbindende rol in.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het is een breed probleem. Ten aanzien van preventie moet de hele
samenleving aan de bak. Juist als het gaat om mensen die
gespecialiseerde hulp nodig hebben, ligt er wat ons betreft ook een
bredere taak bij de overheid. Een groot deel van de ggz is aan de markt
overgelaten. Een paar maanden geleden kwam er een interdepartementaal
beleidsonderzoek, een ibo, uit waarin de suggestie wordt gedaan om de
marktwerking voor een deel uit die specialistische ggz te halen. Ik zou
de staatssecretaris willen vragen wat ze met de aanbevelingen uit dat
onderzoek gaat doen.
Staatssecretaris Tielen:
Naar aanleiding van het interdepartementaal beleidsonderzoek heb ik een
brief geschreven. Daar zitten overigens meer dan 30 — ik weet het niet
precies — verschillende aanbevelingen in. Ik vind het zelf altijd lastig
… Nee, ik moet het even in stukjes verdelen. Het eerste is: ik ben
natuurlijk demissionair. Dit kabinet gaat dus geen grote
stelselvoorstellen doen, want dat past niet bij onze rol. Het tweede is
wat ik zelf lastig vind aan het woord "marktwerking": wat van de
marktwerking bedoelen we dan? Bedoelen we dat er nieuwe toetreders zijn?
Gaat het over concurrentie op kwaliteit? Gaat het over concurrentie op
geld enzovoort enzovoort? Ik vind dat begrip dus altijd lastig, maar ik
snap wel wat mevrouw Westerveld bedoelt. Voor een deel hebben we
natuurlijk in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord geprobeerd om ook
echt met de ggz-aanbieders afspraken te maken over hun aanbod, en met de
zorgverzekeraars afspraken te maken om af te dwingen dat in overleg met
de zorgaanbieders het aanbod er ook is. Voor de hele cruciale ggz — ik
moet de afkortingen eventjes goed vertalen — namelijk de intensive home
treatment en de high intensive care, hebben we de Nederlandse
Zorgautoriteit gevraagd om te kijken of die uit de bekostiging kan gaan,
waar die nu zit, en in de budgetbekostiging gestopt kan worden. Door
sommigen wordt dat geïnterpreteerd als "uit de marktwerking halen".
Goed, dat laat ik voor hen. Maar we zijn in ieder geval bezig om daar
een capaciteitsbeschikbaarheid van te maken. Op die manier zijn we daar
dus al mee aan de gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Als de staatssecretaris een definitie zoekt van "marktwerking uit de
zorg slopen" dan doen we bij dezen het aanbod om daaraan te voldoen. U
zegt het maar! U vraagt; wij draaien. Wij hebben het gehad over gebrek
aan bestaanszekerheid als een van de oorzaken van de verslechterde
mentale gezondheid van mensen, ook van jongeren en ook van vrouwen. We
kijken naar het beleid van dit kabinet en we zien dat de beloofde
huurbevriezing van tafel is geveegd. We zien dat er enorme bezuinigingen
zijn doorgevoerd op onderwijs.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Dobbe (SP):
Er is in deze Kamer een motie aangenomen om de boodschappenprijzen
omlaag te brengen; die is niet uitgevoerd.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Dobbe (SP):
Ziet deze staatssecretaris een verband tussen het afbraakbeleid van dit
kabinet en de slechtere mentale gezondheid van onze jongeren en in het
algemeen van de mensen in Nederland?
Staatssecretaris Tielen:
Mevrouw Dobbe wilde als eerste mij helpen om de marktwerking uit de zorg
te slopen. Dat roept bij mij altijd direct de gedachte op: kijk even aan
de overkant van de Noordzee. Daar hebben ze een volledig publiek
stelsel. Kijk hoe groot de problemen daar zijn; die zijn een stuk groter
dan hier. Op de tweede vraag van mevrouw Dobbe kan ik ontkennend
antwoorden.
De voorzitter:
Uw tweede vraag?
Mevrouw Dobbe (SP):
Dit is bijna een uitnodiging om een heel debat te voeren over de
marktwerking in de zorg. Misschien dat we …
De voorzitter:
Dat gaan we niet doen!
Mevrouw Dobbe (SP):
… dat binnenkort gaan doen en dat we voor dat idee op steun van deze
Kamer kunnen rekenen. Als dit kabinet de oorzaken van de mentale
problemen in Nederland, dus de problemen in de bestaanszekerheid, niet
erkent, dan kom je dus terecht bij de gevolgen. Dan komen mensen terecht
op ellenlange wachtlijsten. Dan is er geen zorg op het moment dat ze die
ggz-zorg nodig hebben. Die wachtlijsten worden kunstmatig lang gehouden
door bijvoorbeeld die budgetplafonds, die nog steeds door
zorgverzekeraars worden toegepast. Is deze staatssecretaris bereid om
eindelijk de wens van deze Kamer uit te voeren en die budgetplafonds uit
de ggz te halen?
Staatssecretaris Tielen:
Ik wil mevrouw Dobbe best complimenteren en zeggen dat de mentale
gezondheid echt breder is dan alleen maar het terrein van de ggz.
Mevrouw Dobbe maakt het echter heel groot. Ik ben het niet eens met de
stellingnames van mevrouw Dobbe; dat zei ik al bij een vorige vraag.
Vervolgens vraagt mevrouw Dobbe: is bestaanszekerheid een van de
oorzaken? Ja. Dat heb ik ook in eerdere antwoorden op de vragen van
meneer Ceder aangegeven. Ja, onder andere bestaanszekerheid, armoede- en
schuldenproblematiek, maar ook sociale uitsluiting, relatieproblematiek,
sociale media en verslavingsvraagstukken kunnen allemaal onderliggend
zijn aan de mentale gezondheid. Dat betekent dat het een breed vraagstuk
is, dat we ook breed moeten aanpakken. Dat doen we dus ook.
Mevrouw Wendel (VVD):
De VVD is van mening dat we aan de slag moeten om te voorkomen dat
mensen afhankelijk worden van de professionele gezondheidszorg en dat we
dus moeten werken aan een weerbare, veerkrachtige samenleving. Ik denk
dat vroegsignalering daar heel erg belangrijk in is. Ik ben dus benieuwd
wat de staatssecretaris aan die vroegsignalering doet en of dat
terugkomt in het tweede deel van het actieplan dat we aan het einde van
het jaar zullen ontvangen.
Staatssecretaris Tielen:
Ja, zeker. Ik denk dat mevrouw Wendel er heel erg gelijk in heeft dat we
ook heel veel samen kunnen oplossen als samenleving. Dat zie je ook al
in mooie voorbeelden. In antwoord op de vraag van meneer Hamstra zei ik
al dat in de versterkingsagenda een aantal mooie voorbeelden komen. Ik
was laatst in Utrecht, waar groepen worden georganiseerd voor meiden die
op een wachtlijst voor professionele ggz staan en die in de tussentijd
gesprekken met elkaar hebben onder begeleiding van een jeugdteam en een
jeugdwerkmedewerker. De helft van die meiden hoeft uiteindelijk niet
naar de professionele zorg. Dat soort voorbeelden zijn natuurlijk heel
goed. Het betekent niet dat je daarmee alles oplost, maar een heel groot
vraagstuk wel. Onder andere in de versterkingsagenda die u volgende week
krijgt, zult u lijnen zien die aangeven hoe we dat in de praktijk kunnen
brengen.
Vroegsignalering kan nog laagdrempeliger. Dat heeft onder andere met
onderwijs te maken, waar heel veel jongeren natuurlijk gewoon elke dag
rondlopen. Ook digitaal speelt mee. In oktober heb ik samen met koningin
Máxima In je bol gelanceerd, een digitaal platform voor jongeren tussen
de 16 en 27 met mentale gezondheidsvragen. Heel veel jongeren kunnen
elkaar daar vinden. Aan de ene kant kunnen ze elkaar helpen. Aan de
andere kant voelen ze zich niet zo alleen. Als het toch nodig is, omdat
er iets aan de hand is, dan is een signaal ook snel opgepakt en kan
iemand sneller naar hulp gebracht worden. Met die verschillende
elementen zijn we bezig.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording van deze
vraag. Ik dank de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
voor haar aanwezigheid en de beantwoording.
Vragen De Vos
Vragen van het lid De Vos aan de minister van Klimaat
en Groene Groei, viceminister-president over het bericht "Klap
voor klimaatbeleid: 'Opbrengst windparken op zee 50 procent lager dan
waarop overheid rekent'".
De voorzitter:
Ik nodig mevrouw De Vos van de fractie van Forum voor Democratie uit
voor haar vraag aan de minister van Klimaat en Groene Groei, die ik
overigens ook van harte welkom heet in ons midden. Mevrouw De Vos, u
heeft het woord.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Het standpunt van Forum voor Democratie over het
klimaatbeleid is altijd glashelder geweest. Klimaatverandering is zo oud
als het bestaan van deze planeet en bovendien een zeer complex samenspel
waarin de zon en allerlei andere factoren een nog onduidelijke rol
spelen. Ook de invloed van de mens is dus op z'n minst zeer onduidelijk.
Bovendien is CO2 een onmisbare voedingsstof voor planten, die
zorgen voor meer groen op aarde. Kortom, Forum voor Democratie vindt
deze energietransitie volstrekt onverantwoord. Dat gezegd hebbende: als
deze minister ondanks deze feiten toch kiest voor een
nul-CO2-beleid, dan mogen Nederlanders ten minste eerlijke
communicatie verwachten over de enorme kosten en consequenties. Daarover
gaat mijn vraag.
In De Telegraaf lazen we deze week de conclusie van een nieuw onderzoek
van de TU Delft, namelijk dat de daadwerkelijke elektriciteitsopbrengst
van toekomstige windparken op de Noordzee veel lager ligt dan de
overheid berekent. Het is een verschil van wel 50%. Om windenergie
rendabel te houden, zou dus nog meer subsidie nodig zijn en zouden
windturbines verder uit elkaar moeten worden gebouwd om elkaars wind
niet in de weg te zitten en weg te nemen. Dat betekent dat er nog minder
ruimte is voor onze vissers en onze natuur.
Energieproducent Eneco vindt deze uitkomst niet verrassend, omdat het
uitgaat van "veel conservatievere aannames van de opbrengst dan de
overheid doet". Daarom heb ik een aantal vragen. Is de minister het met
Forum voor Democratie eens dat je niet moet uitgaan van een wenselijk
scenario, zoals nu gebeurt, maar van een financieel realistisch
scenario, zoals Eneco doet? Waarom heeft zij dat niet gedaan? Wat gaat
ze doen met de uitkomsten van dit onderzoek? Wat vindt ze ervan dat de
Nederlandse voorspellingen veel onrealistischer zijn dan die van andere
landen? Graag een reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister van Klimaat en Groene Groei.
Minister Hermans:
Dank, voorzitter. Laat ik de vragen van mevrouw De Vos op volgorde
behandelen. Ik begin met de vraag die stelt dat het moet gaan om
financieel realistisch beleid. Dat ben ik natuurlijk met mevrouw De Vos
eens. Dat is ook een reden dat we hard aan het werk zijn om te kijken
wat we nou kunnen doen om de businesscase van wind op zee, die op dit
moment onder druk staat, te verbeteren. Tegelijkertijd is de vraag hoe
we er nou voor zorgen dat de opbrengst die we uit de windparken halen,
dus de stroom die we daadwerkelijk aan land brengen, zo hoog mogelijk
is. Dat raakt ook aan de volgende vraag, over met wat voor cijfers het
ministerie rekent.
Voorzitter, sta mij toe daar een paar dingen over te zeggen, want het is
een vrij technische discussie. Voor je het weet lopen er allerlei
cijfers door elkaar. Zoals ik al zei, gaat het erom hoe we er nou voor
zorgen dat zo veel mogelijk van de stroom die we opwekken in die parken
daadwerkelijk aan land komt. Dat is belangrijk voor ons energiesysteem,
voor wind op zee, natuurlijk ook voor de businesscase die eronder zit,
en in relatie tot de klimaatafspraken die we hebben gemaakt. De
hoeveelheid stroom die je aan land brengt, wordt uitgedrukt in een
zogenaamde capaciteitsfactor. Daar gaat nu de discussie over. Daar
refereert mevrouw De Vos ook aan op basis van het krantenartikel. Die
capaciteitsfactor wordt berekend op basis van een rekenmodel. Daarin
zitten een aantal aannames. Er wordt continu onderzoek gedaan naar die
aannames. Op basis van de laatste inzichten worden modellen aangepast en
daarmee dus ook de capaciteitsfactor waarmee je rekent.
Dat doet ook het ministerie. We hebben in 2024 op basis van de
Routekaart 2021 een onderzoek gedaan naar hoe de opbrengst van de
bestaande windparken er nou uitziet en naar hoe die parken elkaar
beïnvloeden, want dat is van belang om te zien hoeveel van die stroom we
daadwerkelijk aan land krijgen. We zijn op dit moment een
vervolgonderzoek daarop aan het doen. In dat onderzoek kijken we ook
naar de zogenaamde systeemverliezen. Je kan niet alleen opbrengst
verliezen bij de rotor, het blad, van de windmolen, maar ook bij het
platform van TenneT en vervolgens bij het aanlanden. Je moet zowel aan
de opbrengstkant als aan de systeemkant de verliezen meenemen. Op basis
van die onderzoeken heeft het ministerie in een aantal onlangs
verschenen rapporten de cijfers al bijgesteld en de capaciteitsfactor
ook naar beneden bijgesteld. Die staat voor ons in het windenergieplan
nu op 42%. Daarin zit ook al een aanname verwerkt die we gedaan hebben
over de systeemverliezen. Dus we rekenen met een lager percentage dan je
op basis van sommige artikelen kunt denken. Dat percentage is ook al
verwerkt in de Klimaat- en Energieverkenning van 2024. Dat zeg ik er
voor de volledigheid erbij. Dit even over de cijfers. We hebben de
capaciteitsfactor al naar beneden bijgesteld. Dat zit dus ook in onze
cijfers.
Daarmee zijn we er natuurlijk niet, want we blijven dit onderzoeken en
monitoren, wat ik al zei. Op basis van de laatste inzichten zullen we de
cijfers ook aanpassen als dat nodig is, want ik wil juist realistische
modellen en realistische berekeningen, waar mevrouw De Vos terecht naar
vraagt, omdat we natuurlijk zo goed mogelijk om willen gaan met de
investeringen die we doen en omdat we willen kijken hoe we die
windparken nou zo kunnen bouwen dat we er het meeste uit halen. Daar
doen we ook in het beleid een aantal verkenningen naar: hoe kan je
ervoor zorgen dat de opbrengsten binnen het windpark, dus in de bouw van
windmolens, en ook tussen de windparken zo goed mogelijk zijn?
Mevrouw De Vos (FVD):
Dat is een heel lang antwoord met allerlei technische uitweidingen, maar
laten we toch even naar de concrete cijfers gaan die ook uit die studie
blijken. Je hebt een bepaalde mogelijke opbrengst; je bent afhankelijk
van de precieze hoeveelheid wind. De lijn in deze grafiek die ik
meegenomen heb, vertegenwoordigt de daadwerkelijke cijfers. Je ziet dus
dat Nederland het als enige land structureel veel te rooskleurig
inschat. Daar komt natuurlijk ook vandaan dat nu blijkt dat dat flink
naar beneden moet worden bijgesteld. Dus nogmaals, het is niet
realistisch waar het kabinet mee komt. Ik wil toch even op het
fundamentele punt terugkomen. In de naam van dit ministerie zit "groene
groei". Er wordt dus steeds de suggestie gewekt dat dit beleid —- de
energietransitie, het klimaatbeleid met nul CO2 in 2050 —
iets oplevert, Nederland iets gaat brengen, maar in de praktijk zien we
steeds dat er subsidies bij moeten, zoals nu met de windturbines. Ook
zien we natuurlijk de netcongestie en dat de concurrentiepositie van
Nederland verslechtert. Dit beleid levert dus helemaal geen groei maar
krimp op. Ik zou de minister dus willen vragen om daar dan in ieder
geval eerlijk over te zijn, want nogmaals: wij willen dit beleid
überhaupt niet, maar als het er dan is, dan mogen Nederlanders in ieder
geval weten wat dit in de praktijk precies betekent.
De voorzitter:
Voordat ik de minister het woord geef, het volgende. U liet een tabel
zien. Ik denk dat dat niet per se de inhoudelijke bijdrage van dit
mondelinge vragenuur ten goede komt. Dat mag eigenlijk niet.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik zal het even toelichten. Dat komt dus rechtstreeks uit het
rapport.
De voorzitter:
Nee, nee, hoeft niet. Alleen, ik denk dat we het in dit parlement met
woorden zouden moeten willen proberen.
Mevrouw De Vos (FVD):
Maar ik heb het met woorden ook toegelicht.
De voorzitter:
Nou, laten we dan luisteren naar de woorden van de minister. Ik zeg het
u voor een volgende keer. Mevrouw de minister.
Minister Hermans:
Ik herkende de tabel die mevrouw De Vos omhooghield, en ik ken ook die
internationale vergelijking. Het is misschien goed om te zeggen dat het
rapport van de TU Delft zich baseert op cijfers uit 2022. Zoals ik net
schetste, hebben wij een aantal onderzoeken gedaan en hebben we op een
aantal punten onze cijfers al bijgesteld; dat blijven we ook doen. Ook
op basis van de bijstelling die wij gedaan hebben in het Windenergie
Infrastructuurplan en in de Klimaat- en Energieverkenning — daar rekenen
wij nu met een capaciteitsfactor van 42% — zitten wij nog steeds boven
waar de TU Delft mee rekent. Dat is ook de tabel waar mevrouw De Vos
naar verwijst. Wij gaan dus in overleg met de TU Delft over de vraag
welke verschillende aannames we nu gebruiken om te bezien of wij ons
model moeten aanscherpen en wat dat betekent voor de capaciteitsfactor.
Dat heeft dus ook invloed op de internationale cijfers. Dat neemt niet
weg dat je dit internationaal goed moet blijven vergelijken, vind ik.
Dat is ook de reden dat Nederland deelneemt aan de zogenoemde
NSEC-samenwerking. Dat is een samenwerking met de landen rondom de
Noordzee, die voor een groot deel windparken op zee bouwen voor hun
toekomstige energiemix en die allemaal te maken hebben met a die
ingewikkelde businesscase en b de vraag hoe om te gaan met de opbrengst-
en systeemverliezen. Eind januari zitten wij weer bij elkaar om daarover
verder te spreken.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik proef bij de minister dat de data in het onderzoek waar het nu over
gaat verouderd zouden zijn en dat het in de praktijk dus wel realistisch
is. Onlangs was er ook in het nieuws dat het in de praktijk heel lastig
is om investeerders te vinden voor windparken, omdat het niet rendabel
is. Hoe je het dus ook wendt of keert: die groene groei waar men het
steeds over heeft, en waar deze minister het ook steeds over heeft,
blijkt in de praktijk op z'n minst veel minder te zijn. Als we ook nog
even kijken naar de concurrentiepositie en allerlei andere factoren, dan
blijkt het eerder krimp te zijn. Ik stel dus toch nogmaals de vraag: is
deze minister wel zo realistisch?
Minister Hermans:
Mevrouw De Vos haalt nu wel een heleboel dingen bij elkaar en door
elkaar. Punt één gaat over die cijfers. Ik acht alle onderzoeken die er
liggen belangrijk. Dat is ook de reden dat wij hebben gezegd: we gaan
met de TU Delft in gesprek. Dan kunnen we vragen: hoe zitten nou de
aannames in uw onderzoek in elkaar, hoe zijn die bij ons en wat kunnen
we van elkaar leren? Ik zeg alleen dat de vergelijking in het onderzoek
van de TU Delft op basis van cijfers uit 2022 is. Wij hebben die in '24
en '25 op onderdelen al aangepast. Dat kan dan goed in dat gesprek
worden uitgewisseld. Overigens gaat ook TenneT zo'n zelfde gesprek met
de TU Delft voeren, ook specifiek over dat systeemverlies. Dat was één.
Twee gaat over de businesscase voor wind op zee. Die staat inderdaad
onder druk om verschillende redenen: hoge materiaalkosten, inflatie en
al die argumenten die we in verschillende commissiedebatten al
uitgebreid met elkaar gewisseld hebben. Eind oktober hebben we gezien
dat er geen inschrijvingen hebben plaatsgevonden op de tender die
openstond zonder subsidie. Dat zag ik ook bij landen om ons heen, zoals
Denemarken, het VK en België. Daarop anticiperend heeft het kabinet in
september gezegd: wij gaan een volgende tender voor wind op zee
openstellen met een subsidie, omdat we het van het allergrootste belang
achten dat die ontwikkeling van wind op zee doorgaat; wind op zee gaat
namelijk een cruciale factor worden in onze energiemix van de toekomst,
naast zon en kernenergie. Vandaag is gelukkig de Warmtewet aangenomen in
de Eerste Kamer, waardoor we verder kunnen gaan met de warmtetransitie.
Dat is weer relevant voor de netcongestie, waar mevrouw De Vos het
zojuist over had. Ik zeg er even bij: die wordt niet alleen met
warmtenetten opgelost, maar ook door het net uit te breiden en slimmer
te benutten. Groene groei is keihard werken, gelet op de internationale
concurrentiepositie en wat er nog meer aan de hand is in de wereld, maar
het is wel de toekomst van onze economie en de toekomst van onze
veiligheid en de verantwoordelijkheid die we hebben om dit land schoon
door te geven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van den Berg van JA21.
De heer Van den Berg (JA21):
Hoe kan het nou zo zijn dat we structureel aan het overschatten zijn? We
hebben hier te maken met een overschatting van zo'n 50%. Dat betekent
ook 50% hogere kosten, 50% meer netwerkaansluitingen of 50% meer
windturbines. U zegt wel dat het niet 51% maar 42% is, maar dan is het
nog 7% hoger dan de realiteit. Dat zorgt ook weer voor hogere kosten.
Kortom, mijn vraag aan u is: zijn we bij het bouwen van windturbines en
het berekenen van de prijzen van elektriciteit niet continu de kosten
aan het onderschatten, terwijl we die bij kernenergie continu
overschatten? Hoe kijkt u daarnaar?
De voorzitter:
We spreken via de voorzitter.
Minister Hermans:
Ik hoop dat ik de vraag van de heer Van den Berg goed begrijp. Eerst
even iets over wind op zee en de ambities die we op dat vlak hadden. Die
zijn een paar jaar geleden gesteld en die hebben we bijgesteld met het
windinfrastructuurplan van vlak voor de zomer en de Klimaat- en
Energienota van net na de zomer. We wilden dit realistischer neerzetten
in onze programma's, in onze programmering, want we zien bijvoorbeeld
dat de waterstofmarkt zich minder ontwikkelt. Waar we eerder de
verwachting hadden dat we meer binnen het land zouden produceren, is nu
onze verwachting dat we meer gaan importeren. Daarvoor hebben we minder
capaciteit nodig van wind op zee. Voor onze energievoorziening hebben we
ook in de meest conservatieve scenario's — laat ik het even zo zeggen —
nog steeds 30 tot 40 gigawatt wind op zee nodig. Daar zijn we ons gewoon
op aan het voorbereiden. We werken nu nog aan de routekaart voor 21
gigawatt wind op zee.
Voorzitter, ik snap dat ik korter moet zijn, maar er worden zo veel
vragen door elkaar aan mij gesteld. Ik moet wel even volledig
antwoorden, om te voorkomen dat hier dingen door elkaar worden
gehaald.
De voorzitter:
Ik denk toch dat u het kunt.
Minister Hermans:
Ik ga mijn best doen. Ik zie uw aansporing. In het kader van energie
moeten we ook zelf zo min mogelijk energie verspillen. Dat ben ik met u
eens.
Tot slot wil ik het hebben over de verbinding met kernenergie. De
vergelijking is lastig, want daar ligt de capaciteitsfactor weliswaar
hoger, maar de kosten zijn ook veel hoger. Je kan die vergelijking dus
niet zomaar maken. Overigens zijn wij wel bezig met een onderzoek naar
systeemkosten, zeg ik met een punt, voorzitter.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het thema kernenergie is een aantal keer gepasseerd. Hoe je er ook over
denkt en hoe je de cijfers rond de opbrengsten van windparken ook
interpreteert, je wordt er natuurlijk niet vrolijk van. Mijn concrete
vraag is: ziet de minister deze cijfers over de opbrengsten van
windparken wel als een stevige aansporing om meer en sneller inzet te
plegen op het terrein van kernenergie?
Minister Hermans:
Ik zie in het algemeen in het kader van een gedifferentieerde energiemix
het belang van doorgaan met wind op zee. Ik wil er in ieder geval voor
zorgen dat het niet stilvalt. Tegelijk wil ik zorgen dat we de ambitie
met kernenergie en het realiseren van nieuwe centrales in Nederland zo
snel als mogelijk van de grond krijgen. Het is dus voor mij en-en: én
zorgen dat we doorgaan met wind op zee en de capaciteitsfactor daar waar
we kunnen verder optimaliseren, én keihard doorwerken aan
kernenergie.
De heer Klos (D66):
Het lijkt me krankjorum om vandaag te suggereren dat we maar moeten
stoppen met de energietransitie, alleen al omdat onze situatie
onhoudbaar is omdat we als EU anderhalf miljard uitgeven aan het gas van
Poetin en voor een kwart van onze energiebehoefte afhankelijk zijn van
Trump. Die situatie lijkt me onveilig en onwenselijk. Daarom is het ook
heel goed dat de minister vandaag in de beantwoording aangeeft dat ze
gewoon door wil. Daar ben ik heel erg blij mee. Ik heb eigenlijk een
hele simpele ja-neevraag, om het ook makkelijker te maken in dit
vragenuurtje. Mag ik hieruit concluderen dat Nederland gewoon linksom of
rechtsom de ambities voor wind op zee gaat realiseren als het aan de
minister ligt?
Minister Hermans:
Ja, omdat ik vind dat wij in de toekomst niet zonder windenergie kunnen.
Het is ook nog steeds de meest kosteneffectieve vorm van hernieuwbare
energie om op te schalen. Ik zeg daar wel bij: ik ben wel continu aan
het kijken hoe we daar met elkaar een realistisch pad voor kunnen
maken.
De heer Vermeer (BBB):
Eneco en TenneT bevestigen ook de strekking van het rapport. Er is dus
echt wel wat aan de hand. Door de te hoge inschatting van de efficiency
van de windparken is er meer ruimte nodig om de doelstelling te halen.
Kan de minister aangeven hoe de balans met de benodigde ruimte voor
visserij, ecologische ruimte, oefenruimte voor Defensie en andere
ruimtevragende activiteiten wordt gewaarborgd?
Minister Hermans:
Ik wil eerst even ingaan op TenneT en Eneco. Ik heb met de CEO van
TenneT, Manon van Beek, gesproken om van haar te horen hoe zij het ziet.
Voor TenneT geldt hetzelfde als voor het ministerie. Wij gaan in gesprek
met de TU Delft om te zien welke aannames zij gebruiken en welke
aannames wij en TenneT gebruiken in onze modellen. Zoals ik al zei,
hebben wij dus al een aantal aanpassingen in onze modellen gedaan. Dat
is mijn reactie op de eerste vraag van de heer Vermeer.
Dan over de ruimte op zee. Heb je meer ruimte nodig, omdat je meer
windparken nodig hebt om dezelfde opbrengst voor elkaar te krijgen? We
zijn nu binnen de windkavels die al gereserveerd zijn, aan het kijken
hoe we daar kunnen optimaliseren, om op die manier meer uit de
windparken zelf en tussen de windparken voor elkaar te krijgen. Ik heb
een heel kort, concreet voorbeeld. De kavel ten noorden van de Wadden
was eigenlijk bedoeld voor waterstof uit wind op zee. Met het bijstellen
van de ambities zijn we nu aan het verkennen of we meer capaciteit
kunnen halen uit die ruimte en uit de ruimte van de kavel voor de wind,
die echt bedoeld is voor de elektriciteitsproductie uit wind op zee. We
zijn aan het kijken of we dat kunnen doen door de kavel slimmer en
optimaler in te richten. Daarmee heb je dus geen extra ruimte nodig,
maar benut je wel extra de ruimte die er is.
De heer Vermeer (BBB):
Daar tipt de minister precies het volgende punt aan dat hier een
consequentie van kan zijn, namelijk de productie van groene waterstof.
Minder capaciteit uit die parken betekent namelijk ook minder ruimte om
waterstof te produceren. Welke gevolgen verwacht de minister hiervan
voor de kostprijs en de uitrol van groene waterstof in het Nederlandse
energiesysteem?
Minister Hermans:
De bijstelling van de ambitie voor wind op zee, die met het
infrastructuurplan vóór de zomer met de Kamer is gedeeld, komt voort uit
wat wij zien gebeuren op die waterstofmarkt. Die is minder ver
ontwikkeld dan wij gedacht hadden. Waar we eerder de verwachting en de
aanname hadden dat we veel zelf zouden produceren, is nu onze aanname
dat we toch meer zullen importeren. Mijn verwachting is nu dus niet dat
er ineens een hele schep weer bovenop komt en dat er daarmee heel veel
extra ruimte nodig is. Die zorg hoor ik namelijk door de vraag van de
heer Vermeer heen. De zorgen over de ontwikkeling van de waterstofmarkt
in zijn geheel en het belang daarvan, en dat die ontwikkeling ook gaat
plaatsvinden tegen prijzen die het voor de industrie aantrekkelijk maken
om daarop over te stappen, deel ik ook. Op dat terrein zetten we ook
allerlei stappen om dat voor elkaar te krijgen. Ik noem maar even de
raffinageroute en de oplossing daarvan. Dat is een stap. Het is niet de
enige, maar het is wel wat we nodig hadden.
De heer Jumelet (CDA):
Ik hoor de minister het rapport van de TU Delft en de uitkomst daarvan
niet bagatelliseren. Ik hoor zelfs dat er op korte termijn al gesprekken
worden gevoerd om te kijken waar je nou van uitgaat en wat de aannames
zijn. Ik denk dat het goed is om daar ook van op de hoogte te worden
gesteld, want dit speelt en we hebben ook al heel veel vragen horen
passeren. Ik heb toch nog één vraag die mij ook elke keer weer puzzelt.
De minister heeft al wat gezegd over die energiemix. Hoe kijkt u naar
die energiemix, zeker als het gaat om betaalbaarheid en om de
klimaatdoelen die we met elkaar hebben te halen?
Minister Hermans:
Op de eerste vraag kan ik kort zijn. We doen nu sowieso zelf al een
vervolgonderzoek naar die opbrengstverliezen en systeemverliezen. In dat
kader zullen we ook verder spreken met de TU Delft. Als daar uitkomsten
uit komen die ook in zo'n vorm zijn dat ik ze kan delen met de Kamer,
zal ik dat uiteraard doen.
Dan kom ik bij die energiemix. Het is die mix, zoals ik dat net ook in
de richting van de heer Van Dijk zei, van zonne-, wind- én kernenergie,
en ook nog waterstof en warmte. We hebben dat allemaal nodig. We zien op
al die terreinen dat we ook tegen ingewikkeldheden aanlopen, maar dat is
geen reden om ermee te stoppen of een stap terug te doen; het is een
reden voor mij om te kijken waar we knelpunten moeten oplossen om de
beweging en het tempo erin te houden. Dat zit in procedures bij
kernenergie, dat zit in de businesscase verbeteren bij wind op zee, dat
zit in die marktontwikkeling van waterstof en dat zit natuurlijk in het
oplossen van de drukte op het stroomnet.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit mondelinge vragenuur. Ik
dank de minister van Klimaat en Groene Groei voor haar beantwoording. Ik
schors voor een enkel ogenblik, waarna we verder zullen gaan met de
stemmingen. De vergadering is een kort ogenblik geschorst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.