Begroting Algemene Zaken (36800-III) en de Koning (36800-I) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D51008, datum: 2025-12-09, bijgewerkt: 2025-12-10 09:07, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-09 17:05: Begroting Algemene Zaken (36800-III) en de Koning (36800-I) (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (š origineel)
Begrotingen Algemene Zaken en Koning 2026
Begrotingen Algemene Zaken en Koning 2026
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2026 (36800-I);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2026 (36800-III).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en verzoek de leden hun plaatsen in te nemen.
Aan de orde is de behandeling van de begroting Algemene Zaken en de
begroting van de Koning. Ik heet daarvoor de minister-president van
harte welkom in vak K.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Er zijn acht sprekers aan de zijde van de Kamer. Er is ook ƩƩn heugelijk
moment. Dat gaat om de maidenspeech van de eerste spreker van de zijde
van de Kamer, mevrouw Belhirch, die ik heel graag het woord zou willen
geven voor haar inbreng namens de fractie van D66. Bij maidenspeeches is
het gebruikelijk dat we niet interrumperen en na afloop van de bijdrage
ruimte geven voor felicitaties. Ik wil mevrouw Belhirch graag het woord
geven.
Mevrouw Belhirch (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het is bijzonder mijn maidenspeech te mogen
geven in dit gebouw, de plek waar ik mijn reis in de ambtelijke en
diplomatieke wereld bijna twintig jaar geleden begon als jonge diplomaat
voor Buitenlandse Zaken. Dat is een vak dat vraagt om luisteren,
verantwoordelijkheid en het bouwen van bruggen in een wereld onder
spanning.
Mijn weg naar de politiek begon echter niet bij Buitenlandse Zaken, maar
aan de keukentafel bij mijn ouders. Ik ben geboren in Rotterdam en
opgegroeid in Rotterdam en Capelle, met wortels in Marokko. Mijn moeder
komt uit Fez, thuisbasis van de oudste universiteit ter wereld. Mijn
vader komt uit Marrakesh, de handelsstad met roodkleurige huizen. Mijn
ouders leerden mij en mijn drie zussen te wortelen in het land waar je
leeft zonder je eigen wortels ooit te verliezen. Ik ben trots op mijn
ouders. Ze brachten ons zelfstandigheid, nieuwsgierigheid, een open blik
naar buiten en de verantwoordelijkheid om om te kijken naar wie het
moeilijk heeft, zonder oordeel, omdat ieder mens gelijk is. Aan de
keukentafel leerden we praten over vrijheid, mensenrechten en waarom
democratie nooit vanzelfsprekend is, maar we leerden vooral
discussiƫren, soms zo vurig dat mijn ouders elkaar aankeken en dachten:
waar zijn we aan begonnen? Voorzitter, ik denk dat mijn ouders u met
open armen hadden ontvangen om de discussies bij ons thuis te
leiden.
Voorzitter. In mijn werk heb ik de schaduwzijde van de wereld gezien,
landen aan de rand van conflict en oorlogsgebieden zoals Sudan en Irak.
In Al-Fashir in Darfur ontmoette ik een moeder die net haar dochter had
verloren; bruut vermoord terwijl ze hout ging halen voor het vuur. Ze
keek me aan en vroeg: zal iemand ons nog zien? Die vraag draag ik nog
altijd met me mee. Ik zag hulpverleners die bleven staan wanneer alles
instortte. Ik zag onze militairen, die ver van huis bouwden aan vrede.
Ik zag mensen die elkaar vasthielden, die zelfs in de zwaarste tijden
weigerden te breken; mensen die vroegen om medemenselijkheid, om
verbinding en om de hoop niet te worden vergeten. Mijn werk leerde mij
dat vrede, veiligheid en vrijheid kwetsbaar zijn, maar ook hoe groot de
menselijke veerkracht kan zijn: dat juist in kwetsbaarheid ruimte ligt
voor nieuwe kracht.
Ook in Nederland zie ik die kwetsbaarheid en die veerkracht. Bij mensen
die zich afvragen of ze zekerheid hebben over hun toekomst en elke maand
moeten puzzelen om rond te komen. Bij jongeren die zoeken naar
perspectief. Maar ik zie ook iets anders: mensen die elkaar dragen en
kansen zien in buurten, in bedrijven, in vrijwilligerswerk en in de
dromen van jongeren. Zij laten zien dat Nederland niet minder kracht
heeft, maar meer kracht dan wij samen soms denken. Dat brengt mij bij
een overtuiging die ik overal ter wereld heb gezien, en hier in
Nederland bevestigd zie. Nederland is op z'n sterkst wanneer we niemand
laten vallen en elkaar de ruimte geven om samen vooruit te komen. Daarom
ben ik trots op Nederland, op de mensen die ons land elke dag opnieuw
maken en op onze vrijheid en democratie, die we samen moeten koesteren
en beschermen. Dat is de opdracht die we gezamenlijk dragen.
Voorzitter. Onze vrijheid, veiligheid, welvaart en ons welzijn vragen om
bescherming, om een sterke rechtsstaat, een weerbare samenleving,
Defensie die onze mannen en vrouwen ondersteunt en diplomatie die
bruggen bouwt in plaats van muren, want in een wereld met meer
conflicten dan in decennia kan Nederland alleen sterk staan als we
kiezen voor samenwerking, menselijkheid en onze internationale
verantwoordelijkheid.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het Koninklijk Huis, een instituut met
een bijzondere rol in onze democratie, niet omdat het boven de politiek
staat, maar omdat het symbool staat voor continuĆÆteit en verbondenheid.
Juist daarom is het belangrijk dat het Koninklijk Huis weerbaar en
toekomstbestendig is, zodat het vertrouwen dat zo veel mensen erin
stellen, niet wordt ondermijnd door vragen over financiƫn of
nevenfuncties. Als we de monarchie willen versterken, moeten we haar bij
de tijd houden: transparant, zorgvuldig en in lijn met de waardige rol
die het Huis inneemt.
Voorzitter. Daarom een aantal vragen. De brief over de nevenfuncties
brengt meer duidelijkheid, maar niet op alle punten. Wanneer moet de
ministeriƫle verantwoordelijkheid precies gelden? Wie besluit
uiteindelijk: de vakminister of de premier? En hoe wordt die afweging
kenbaar gemaakt? Hoe heeft de premier deze afweging gemaakt bij de
nevenfunctie van een lid van het Koninklijk Huis als bestuurder bij het
NAVO-innovatiefonds? Is hierover vooraf afstemming geweest tussen dit
lid en de minister-president?
Dan die andere brief, of eigenlijk moet ik "briefje" zeggen. De moties
waarnaar wordt verwezen, zijn ruim een jaar geleden aangenomen, met
grote meerderheden. De brief zegt nu simpelweg: we gaan die niet
uitvoeren. Dat had de premier de dag na de stemmingen ook kunnen zeggen.
Dat de Kamer hier ruim een jaar op moet wachten, geeft geen pas. Waarom
heeft dit zo lang moeten duren? Ik snap zijn dubbeldemissionaire status,
maar het zou passender zijn geweest als de premier hier op een eerder
moment open over was geweest.
Voorzitter. Twintig jaar geleden begon ik hier in dit gebouw mijn reis
in de diplomatie. Nu sta ik hier opnieuw, niet langer als diplomaat die
bruggen zoekt tussen landen, maar als Kamerlid dat verschillen wil
overbruggen met mensen, in het hart van onze democratie. De waarden die
ik aan de keukentafel meekreeg ā gelijkwaardigheid, solidariteit,
menselijkheid en vertrouwen ā zijn dezelfde waarden die ons land
vooruitbrengen. Ik zie ernaar uit om hier samen met u het werk te doen
dat deze tijd van ons vraagt. Verantwoordelijkheid dragen wij namelijk
samen, om ons land sterker, vrijer en rechtvaardiger door te geven dan
wij het ontvingen. Maar solidariteit houdt niet op bij onze grenzen. Wat
buiten gebeurt, raakt ons binnen en wat wij hier besluiten, heeft
invloed buiten.
Dat is waarom ik hier sta. Dat is de opdracht die ik aanvaard. Dat is
het Nederland waaraan ik wil bouwen, samen met u en voor iedereen.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhirch. Het is een genoegen u als eerste te mogen
feliciteren. Ik zou u daarna willen verzoeken om voor het rostrum
felicitaties in ontvangst te nemen. De vergadering is voor een enkel
ogenblik geschorst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer De Kort voor
zijn inbreng namens de fractie van de VVD.
De heer De Kort (VVD):
Dank, voorzitter. Op de eerste plaats wil ik hiervandaan mevrouw
Belhirch van harte feliciteren met haar mooie en indringende
maidenspeech. Ik wil hier ook gebruikmaken van de gelegenheid om namens
de VVD-fractie mijn dank en waardering voor de minister-president uit te
spreken. Hij heeft in roerige tijden het hoofd koel gehouden en het land
gediend. Ik wil hem nog een vraag stellen over de beleidsagenda vanuit
AZ. Er is natuurlijk veel aan de hand op het gebied van veiligheid,
zowel nationaal als internationaal. Ik zou graag zijn visie daarop
willen horen en een toelichting willen krijgen.
Dan kom ik bij onze constitutionele monarchie. Als VVD zijn wij daar
voorstander van; dat zal u niet verrassen. Het is belangrijk dat de
koning een samenbindende, aanmoedigende en vertegenwoordigende rol in
ons stelsel vervult. Wat de VVD betreft mag de koning bij de volgende
formatie ook een rol spelen. Samen met de SGP zullen wij met een
voorstel komen. Dat zal de heer Flach namens de VVD en de SGP verder
toelichten.
Dan wil ik ook stilstaan bij de nevenfuncties. D66 had het daar ook al
even over. Bij de vorige begrotingsbehandeling hebben we vanuit de VVD
verzocht om meer duidelijkheid. Er was te vaak onduidelijkheid. We zijn
blij met de brief die gekomen is en dat het vaker gemonitord gaat
worden. Er moet nog steeds maatwerk worden geleverd. Dat zijn wij met
het kabinet eens. Wij denken dat die brief heeft geleid tot meer
duidelijkheid.
We zijn ook blij met het predicaat "hofleverancier", dat vaker onder de
aandacht wordt gebracht door het ministerie van Algemene Zaken en ook
door het ministerie van Economische Zaken. Juist die mkb'ers spelen een
cruciale rol in de bv Nederland. Het zijn heel vaak familiebedrijven die
met dat predicaat "hofleverancier" extra in het zonnetje worden gezet.
We willen het kabinet vooral ook aanmoedigen om dit onder de aandacht te
blijven brengen.
Tot slot vinden wij het belangrijk om de volgende generatie meer bij het
Koninklijk Huis te betrekken. In de provincies kennen we al de zogeheten
kamerheren. Dit zijn personen die van onbesproken gedrag zijn, die een
groot netwerk hebben in de betreffende regio, en die een begeleidende,
adviserende en ondersteunende rol hebben richting de koning wanneer er
een gebeurtenis in die regio heeft plaatsgevonden of wanneer er een
koninklijk bezoek zit aan te komen. Het lijkt ons mooi ā ik zou
eigenlijk aan de minister-president de suggestie mee willen geven om dit
voor te leggen in zijn overleg met de Majesteit ā om jaarlijks ook een
kinderadviseur van de koning te benoemen. De vraag is dus aan de
minister-president of hij dit zou willen meenemen in een van zijn
overleggen.
Tot zover mijn bijdrage in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Kort. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bromet
voor haar inbreng namens de fractie van GroenLinks-Partij van de
Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ook van mijn kant felicitaties voor mevrouw Belhirch. Het is hier
hartstikke leuk, en moeilijk!
Voorzitter. Dit is vermoedelijk de laatste begrotingsbehandeling van
deze premier. Ik wil vandaag met hem over twee zaken praten, allereerst
over het belang van nationale herdenkingen en feestdagen. We waren met
de hele Tweede en Eerste Kamer bij de herdenking van 80 jaar vrijheid.
Ik wist helemaal niet dat die plaatsvond. Het stond in mijn agenda en ik
dacht: het zal wel. Ik moet zeggen dat ik het heel indrukwekkend vond.
Ik wil hier mijn complimenten uitspreken over die herdenking, die op
zich heel weinig media-aandacht heeft gehad. Sociaaldemocraten die in de
oorlog vermoord zijn omdat ze Joods waren, werden daar gememoreerd. De
heer Van Uhm hield daar echt een prachtige speech, waarvan ik hoop dat
een heleboel parlementariƫrs hier er goed over nadenken. En die
schattige kindertjes ben ik ook niet vergeten. Ik vond het dus echt een
hele mooie en belangrijke herdenking. Ik zou ook willen zeggen:
herdenken is iets dat we als land samen doen en waarin we elkaar kunnen
vinden, waarin we ons met elkaar kunnen verbinden omdat we een verleden
delen of omdat we bepaalde waarden die wij allemaal belangrijk vinden,
willen uitspreken. We hebben dat gedaan bij 80 jaar vrijheid. Ik vind
het daarom van belang ā dat is ook ons pleidooi ā om van 5 mei een
feestdag te maken. Dat is dan dus niet een keer in de vijf jaar een
vrije dag, maar gewoon elk jaar. Het is namelijk juist zo belangrijk.
Ook Ketikoti hoort bij de geschiedenis van Nederland. Vandaag houd ik
dus het pleidooi om ook daar een feestdag van te maken.
Voorzitter. Dan kom ik specifiek op de financiƫle aspecten van het
Koninklijk Huis; dat is het andere onderwerp dat ik graag wil bespreken.
Al meermaals is door de Kamer een motie aangenomen om de
uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis ook
inkomstenbelasting en erf- en schenkbelasting te laten betalen. Onlangs
zijn moties daarover, eerder van collega Sneller en afgelopen jaar van
inmiddels oud-collega Van Nispen, aangenomen. De regering weigert om
deze moties uit te voeren omdat het een complexe stelselwijziging zou
zijn, maar dat vind ik toch lastig te snappen. De Kamer is het hoogste
orgaan in onze democratie. Als die er meermaals om vraagt, waarom
weigert de regering dan om hier uitvoering aan te geven? Voor ons als
Kamer is het een principieel punt. Graag een reactie hierop van de
minister-president. Waarom moet het zo lang duren voordat wij ā dat
benoemde D66 ook al ā een reactie hierop krijgen?
Tot slot nog twee punten waar ik de minister-president, als voorzitter
van de ministerraad, op wil aanspreken. Beide punten gaan over het
belang van transparantie. Het eerste gaat over de openbare agenda's. Ik
wil de minister-president een compliment geven voor het feit dat hij
bijna als enige bewindspersoon altijd zijn openbare agenda bijhoudt.
Alleen, deze week staat precies dit Kamerdebat niet in zijn agenda. Is
dat toeval? Ik wil hem vragen om zijn collega's in het kabinet hier
opnieuw op te wijzen, omdat zij het niet doen.
Voorzitter. Een ander punt betreft het feit dat leden uit zijn kabinet,
de minister van Landbouw specifiek, meermaals misbruik maken van
procedures om het openbaar maken van stukken die evident openbaar zouden
moeten worden gemaakt, te dwarsbomen. Het is niet alleen misbruik van
procedures, maar het kost de belastingbetaler ook nog eens onnodig
miljoenen euro's. Het onafhankelijke Adviescollege Openbaarheid en
Informatiehuishouding maakt zich hier grote zorgen over. Graag zou ik
van de minister-president horen hoe hij ervoor zorgt dat leden van zijn
kabinet geen procedureel misbruik maken van wetgeving.
Ik zie uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Ik stel de leden voor om het aantal
interrupties niet te maximeren, maar daarbij wel met elkaar te bewaken
dat ze niet langer duren dan 30 seconden, en om in principe niet vaker
dan drie keer te interrumperen.
De heer Flach (SGP):
Mijn vraag gaat over de opmerking die mevrouw Bromet maakte over de
motie over het belasten van inkomens van leden van het Koninklijk Huis.
Ik begrijp dat het haar er vooral om te doen is waarom er niks gedaan is
met die moties. Maar ik zou toch ook graag de volgende inhoudelijke
vraag stellen, nu zij het toch zelf opnieuw aankaart: wat zou de
onderbouwing zijn om het op deze manier te doen? Die vergoedingen zijn
ergens op gebaseerd. Door die te belasten, zul je ze ook weer op een
bepaalde manier moeten aanvullen. Dan krijg je toch een beetje het
gevoel van het rondpompen van geld. Wat is de ratio achter die motie van
destijds?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Als je redeneert dat het het rondpompen van geld is, kan je het ook net
zo goed wel doen. Het gaat over een bepaalde mate van eerlijkheid, zo
van: wat de burger van een land doet, moeten de leiders ook. U betaalt
ook belasting. Ik betaal ook belasting. Waarom zouden de leden van het
Koninklijk Huis dat niet doen? In Engeland is dat heel gewoon. Het is
dus helemaal niet zo'n heel wild voorstel. Bovendien wordt het gesteund
door de meerderheid van de Kamer. Tenminste, dat was tot nu toe het
geval.
De heer Flach (SGP):
Het is oprechte interesse, omdat ik die discussie nooit eerder heb
gevoerd. Als mevrouw Bromet het er inderdaad om gaat om dat inkomen aan
te vullen en het daarna te belasten, zodat het netto hetzelfde blijft,
is het, denk ik, een ander verhaal dan dat het huidige bedrag belast
moet worden, want dan hebben we gewoon een gat in de begroting van de
koning.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het belangrijk om juist ook tijdens de begrotingsbehandeling van
Algemene Zaken altijd het debat te voeren over waar we het geld dat van
ons allemaal is, aan uitgeven. Het zou best kunnen zijn dat we grote
noden hebben in het land, grote opgaves, en dat we geld nodig hebben.
Dat kunnen we overal vandaan halen, ook uit de begroting van Algemene
Zaken. Ik zeg niet per se dat het bedrag voor de leden van het
Koninklijk Huis naar beneden moet, maar ik vind het wel een mooie
gewoonte, en niet meer dan logisch, dat we elk jaar het debat daarover
opnieuw voeren. Dat doen we vanavond.
De heer De Kort (VVD):
Ik ken de GroenLinks-PvdA-fractie als een fractie die veel waarde hecht
aan rekening houden met de uitvoering. En in de uitvoering zitten wel
problemen als het gaat om belasting heffen in box 1 van de Koning. Hoe
kijkt mevrouw Bromet daarnaar?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voor ons is uitvoering niet een beletsel om iets te doen. Het kan best
lastig zijn in de uitvoering. Een heleboel is lastig in de uitvoering.
Maar als we iets willen, dan moeten we ervoor zorgen dat het ook
uitvoerbaar is. Daar zullen wij zeker op letten, want dat vinden we
inderdaad belangrijk.
De heer De Kort (VVD):
Juist vanuit allerlei adviseurs hebben we eerder gehoord dat privƩ en
zakelijk hier heel erg door elkaar lopen. Neem bijvoorbeeld de
thuiswerkvergoeding op het moment dat de minister-president langsgaat
bij de Koning. Dat geldt ook voor andere belastingen. Het is wel echt
een complex probleem hoe je daarmee omgaat. Dat wil ik nogmaals aan de
GroenLinks-PvdA-fractie meegeven.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Niet alleen bij de leden van het Koninklijk Huis lopen privƩ en zakelijk
door elkaar heen; dat geldt voor ons als Tweede Kamerleden ook. Ik had
heel toevallig vandaag een discussie over het gebruik van de
NS-jaarkaart. Wanneer is iets privƩ en wanneer zakelijk? Leg het maar
uit. Dat is geen beletsel om iets te doen. Misbruik moet je altijd
voorkomen, maar ik ⦠Juist als het zo complex is, moeten er plannen
komen, vind ik. Dan moet je niet zeggen: het is complex; we laten het
maar. Dat is niet hoe wij in het leven staan. Wij willen dingen
veranderen. Wij willen onder andere dat het Koninklijk Huis een
voorbeeldfunctie heeft. Wij willen dat mensen niet hoeven te denken: wat
oneerlijk dat wij belasting moeten betalen, maar zij dat niet hoeven te
doen. Vanuit die eerlijkheid willen wij dit. Hoe we het later dan gaan
organiseren, is vraag twee. Alleen komen we daar niet aan toe, want het
kabinet zegt alleen maar: het is reuze-ingewikkeld; we doen een jaar
over het schrijven van een brief naar de Kamer. En dan hebben we nog
niks. Dus dat schiet niet heel erg op.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik het woord aan de heer Van den
Brink voor zijn inbreng namens het CDA. Gaat uw gang.
De heer Tijs van den Brink (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de felicitaties aan
het adres van mevrouw Belhirch en bij de woorden van dank van de heer De
Kort aan de minister-president voor zijn werk in het afgelopen
jaar.
In dat afgelopen jaar vierden we 80 jaar vrede en vrijheid. We hebben
stilgestaan bij alle mijlpalen, vanaf de start van de bevrijding in
Limburg en vervolgens in Brabant en Gelderland, de vieringen en
herdenkingen van 4 en 5 mei, tot aan de herdenking van de bevrijding van
Nederlands-Indiƫ op 15 augustus. Bij tal van deze herdenkingen is de
Koning aanwezig, zo ook bij de Bijzondere Vergadering waar mevrouw
Bromet het net over had. Ik vond het net zo mooi als zij. Dat was een
bijzondere bijeenkomst, waar de Koning andermaal als nationaal symbool
een rol vervulde boven alle partijen. Die rol moeten we wat het CDA
betreft van harte koesteren. Nationale symbolen doen ertoe, zeker in
tijden dat de polarisatie in de samenleving groeit en we alles wat ons
samenbindt moeten koesteren. Bij een werkbezoek vindt iedereen het fijn
als de Koning er is. Iedere stad vindt het fantastisch als Koningsdag
daar wordt gevierd. Het is lastig dat te kwantificeren, maar wij vinden
die bijdrage zeer waardevol.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat de heer Van den Brink en GroenLinks-PvdA er ongeveer
hetzelfde in staan. Dat blijkt wel uit zijn inbreng. Maar ik had ook
gepleit voor een nieuwe feestdag, voor een andere gebeurtenis die heel
veel Nederlanders beroert, namelijk Ketikoti. Hoe zit het CDA
daarin?
De heer Tijs van den Brink (CDA):
Als u het goedvindt, kom ik daar in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
U vervolgt.
De heer Tijs van den Brink (CDA):
Wat ons betreft heeft de Koning een meer dan symbolische ceremoniƫle
functie. Als staatshoofd vertegenwoordigt de Koning de continuĆÆteit, de
stabiliteit en het internationale gezag van ons Koninkrijk. Zeker in
tijden waarin de wereldorde onder druk staat, kan deze diplomatieke
symboliek van onschatbare waarde zijn, zoals we bijvoorbeeld ook tijdens
de NAVO-top zagen. Ook nationaal kan de Koning wat ons betreft een
prominentere rol vervullen. De afgelopen drie formaties begonnen alle
drie rommelig omdat verkenners of informateurs al dan niet terecht in
opspraak raakten. Zoals u weet, is mijn fractie er om die reden
voorstander van de Koning opnieuw een rol te geven in de formatie. Ik
sluit me aan bij de motie van meneer De Kort en meneer Flach, die later
wordt ingediend.
Wat betreft de nevenfuncties van de leden van het Koninklijk Huis kan
mijn fractie de lijn volgen die de premier vorige week in zijn brief
uiteenzette. Wij vinden het verstandig om bij nevenfuncties van leden
van het Koninklijk Huis voortdurend met elkaar in gesprek te zijn over
de vraag of er geen spanning op de koninklijke lijn zit of komt. De
NAVO-top, die ik net al even noemde, was uiteraard van groot belang
omdat de geopolitieke verhoudingen aan grote veranderingen onderhevig
zijn. In de begroting Algemene Zaken wordt gemeld dat het functioneren
van de in 2022 opgerichte Nationale Veiligheidsraad, de NVR, steeds meer
centraal staat in het bepalen van de koers die Nederland in dit
krachtenveld aanhoudt. Mijn vraag aan de minister-president is of hij
kan schetsen hoe die NVR nu functioneert. Vergadert die nog wekelijks,
zoals in het begin van het jaar is gemeld?
Voorzitter. Ik begon met de viering van 80 jaar vrede en veiligheid. Ook
in het komende jaar zullen we ons stevig moeten inzetten om die vrede en
veiligheid in stand te houden. Op onze fractie kunt u daarbij
rekenen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Brink. Het woord is aan de heer Eerdmans voor
zijn inbreng namens JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank. Namens JA21 ook felicitaties aan mevrouw Belhirch voor
haar maidenspeech. Mooi verhaal.
Voorzitter. De problemen in de wereld zijn het afgelopen jaar niet
minder geworden. Ik stond hier ook vorig jaar bij de
begrotingsbehandeling. Kijk naar Sudan ā mevrouw Belhirch sprak er al
over ā OekraĆÆne, Gaza, IsraĆ«l, en de dreiging nu rondom CuraƧao, 65
kilometer verwijderd van Venezuela. Onze nationale veiligheid staat
daarmee in verband. Het is dus ook terecht dat we op standje alert staan
met elkaar, met de minister-president voorop. Afgelopen zondag nog, toen
twee Nederlandse gevechtsvliegtuigen vanuit Volkel opstegen vanwege een
onbekend object. Over de internationale ontwikkelingen heb ik een vraag
aan de minister-president. Wat is de laatste stand rond het conflict
tussen Trump en Venezuela? In het bijzonder: hoe verloopt het contact
met de CuraƧaose autoriteiten? Liggen er ook voor hen plannen klaar als
de situatie daar escaleert? Graag een reactie.
Ondertussen piept en kraakt onze nationale veiligheid. We hebben het
hier heel vaak over de overvolle gevangenissen, tbs-klinieken, de
politie die met tekorten kampt en het dreigingsniveau terrorisme dat
hoog ā substantieel ā is. Het ministerie van Algemene Zaken is daar
natuurlijk niet in de eerste plaats verantwoordelijk voor, want daarover
voeren we debatten met de minister en staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid, maar de minister-president is wel verantwoordelijk voor de
begroting van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten. Het is bekend dat de minister-president nogal veel
verwantschap heeft met de inlichtingenwereld, dus de vraag is of die
inlichtingendiensten volgens de minister-president voldoende armslag
hebben. Ziet hij dat het genoeg is op dit moment? Zou hij misschien wel
pleiten voor meer financiƫle ruimte of niet?
Voorzitter. Dan ga ik even naar de ambtenarij. Zoals bekend ondersteunt
het ministerie van Algemene Zaken de minister-president in zijn rol als
voorzitter van de ministerraad en de onderraden. Een van de taken van de
raad is natuurlijk, conform artikel 45 van de Grondwet, het bevorderen
van de eenheid van het kabinetsbeleid. Toch zie je heel vaak ā de
afgelopen tijd heb ik me daar bijzonder aan geĆ«rgerd ā dat er informatie
wordt gelekt vanuit departementen en dus ook vanuit de ambtelijke top,
in ieder geval van een behoorlijk niveau. Ik blijf dat echt bijzonder
storend vinden. Het ondermijnt namelijk de eenheid van het
kabinetsbeleid. Op dit front moet ik altijd weer denken aan Arnon
Grunberg. Toen het vorige kabinet er kwam, zei hij dat hij van hoge
ambtenaren had gehoord dat ambtenaren wanneer het maar kon zo veel
mogelijk zand in de machine zouden gooien. Dat is ambtelijke muiterij,
als dat waar is. Ook na het vertrek van minister Veldkamp van
Buitenlandse Zaken hebben we gezien dat hij openlijk werd afgevallen
door zijn eigen ambtenaren.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Hoe weet de heer Eerdmans dat die lekken van ambtenaren komen?
De heer Eerdmans (JA21):
Ik citeer Arnon Grunberg. Wat betreft het geval waar u op doelt:
ambtenaren van Buitenlandse Zaken hadden zelf een brief laten publiceren
over het Israƫl-Gaza-conflict. Grunberg had het van horen zeggen, in de
trant van: ik hoor van ambtenaren dat er zo veel mogelijk zand in de
motor van het nieuwe kabinet moet worden gestrooid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Maar eerder had de heer Eerdmans ook allerlei opmerkingen over lekkende
ambtenaren. Heeft hij die ook ergens gehoord of heeft hij daar bewijzen
van?
De heer Eerdmans (JA21):
Nou, in het geval van Buitenlandse Zaken is dat heel duidelijk. Daar
hebben de ambtenaren zich openlijk afgezet tegen het beleid van minister
Veldkamp, toen hij al vertrokken was. Dat kunt u allemaal teruglezen.
Zij zeiden: we hebben hem wel gewaarschuwd om maatregelen te nemen, en
dat wilde hij niet. Het gaat mij om de loyaliteit van ambtenaren. Ik
vind dat elke ambtenaar recht heeft op vrijheid van meningsuiting, maar
zodra het knaagt aan de loyaliteit en neutraliteit van het beleid, dan
hebben we een probleem. Overigens hebben diverse ministers, ook de
minister van Binnenlandse Zaken, al erkend, en terecht, dat dit een
probleem is van deze tijd.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nu zeilt de heer Eerdmans weer weg bij wat hij eerder zei, want hij had
het over lekken en niet over protest. Dat is iets anders. Lekken is dat
je achter de schermen iets doorvertelt aan de pers, toch? Of heb ik dat
dan verkeerd begrepen?
De heer Eerdmans (JA21):
Dat sloeg op de opmerking die ik maakte over Grunberg. Die vertelde: we
hebben gehoord dat er inderdaad over wordt gesproken dat, als het kan,
ervoor gezorgd wordt dat het beleid wordt afgevallen. Het lek vinden we
nooit en daar gaat het mij vaak ook om. Zo was het ook bij Buitenlandse
Zaken. Toen hebben we Kamerbreed verzocht om aangifte te doen. Daarop is
mijn vraag aan de minister-president ook gericht. Is er iets gekomen in
reactie op dat verzoek van de Kamer?
De voorzitter:
U vervolgt.
De heer Eerdmans (JA21):
Ambtenaren moeten neutraal zijn en loyaal aan hun politieke bazen. Ze
mogen een mening hebben, maar die moet niet tegen de politieke bazen
worden gebruikt.
Voorzitter. Dit lijkt me een mooi bruggetje naar de leden van ons
koningshuis. Zij hebben zeer zeker recht op hun vrije mening. Toch
vinden we ook met z'n allen dat zij zich vanwege hun ceremoniƫle functie
niet moeten inlaten met politieke opvattingen, in het belang van het
Koninklijk Huis zelf. Het wordt ongemakkelijk als je dan leest dat leden
van het koningshuis enthousiast pleiten voor de digitale euro, zoals in
het verleden, of zich mengen in het dispuut rond de toeslagenaffaire. Ik
denk dat het goed is dat het kabinet in de Kamerbrief van vorige week
aangeeft dat nevenfuncties van de Oranjes beter worden gecontroleerd en
ook worden geƫvalueerd. Voordat een functie wordt aangenomen, moet er
toestemming worden gevraagd aan de vakminister. Als een Oranje dus iets
wil doen op het gebied van armoede, dan gaat de minister van Sociale
Zaken daarover. Ik denk dat het goed is dat die controle er komt. Wij
beoordelen dat positief.
Tot slot. Het vertrouwen in de koning en de familie neemt toe. Dat
vinden wij fijn. 72% van de Nederlanders is nu voorstander van de
monarchie. Dat is weleens minder geweest. Ik denk dat dat ook terecht
is, want in het gepolariseerde Nederland bewaakt de koning de eenheid en
vormt hij een stabiele factor in woelige tijden. Wat JA21 betreft blijft
de Koning vooral een ceremoniƫle functie houden, maar hij opent de
deuren die normaal gesproken gesloten blijven en brengt het volk dichter
bij elkaar op momenten van rouw en vreugde.
Voorzitter. Daar laat ik voor nu mijn bijdrage bij.
De heer Flach (SGP):
Over de warme afrondende alinea over de koning heb ik een vraag aan de
heer Eerdmans. Hij beschrijft een rol die louter ceremonieel zou zijn,
maar als je alleen maar ceremonieel bent, openen de deuren niet meer zo
makkelijk als wanneer je daadwerkelijk een rol hebt als hoofd van de
regering. Hoe kijkt de heer Eerdmans daar precies naar? Hoe afgebakend
is dat ceremoniƫle, en ziet hij voor de Koning bijvoorbeeld een rol in
het formatieproces weggelegd?
De heer Eerdmans (JA21):
Die zie ik niet per se. Ik ga nog even de toelichting van de heer Flach
op het voorstel met de VVD afwachten. Ik vind de positie nu goed. Ik heb
niet sterk de neiging om te denken dat de Koning die positie opnieuw
moet gaan innemen, maar het is ook niet iets waarvan ik zeg: coƻte que
coƻte niet. Ik wacht het voorstel even af. Ik weet niet of de problemen,
die we natuurlijk met diverse fases, dus de verkenning- en formatiefase,
gekend hebben, door dat voorstel nu per se worden opgelost. Maar dat
laat ik me graag even uitleggen door de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Is de heer Eerdmans het dan wel met me eens dat de positie die de Koning
nu heeft en waardoor er deuren opengaan die anders gesloten blijven ā we
hebben allemaal gezien wat het met iemand als Trump deed dat een koning
hem uitnodigde om een nachtje te komen slapen ā gepaard moet gaan met
daadwerkelijke invloed in onze constitutionele monarchie? Zo voorkomen
we dat het een soort lege huls wordt en dus geen betekenis heeft.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik denk juist dat de koning en zijn familie er prima in slagen om die
deuren te openen zonder dat we aan zijn positie komen, dus zonder dat we
die uitbreiden of afnemen. Ik denk dat zijn positie precies goed is en
dat de koning die ook ten volle benut. Ik denk ook dat hij de grenzen
eraan goed kent. Ik zou het eigenlijk niet eens doen vanwege de positie
van de Koning, maar meer vanwege de positie van de Kamer, dus om onze
processen beter te laten lopen. Er zit een zekere gezagsfactor bij als
de Koning de verkenningsfase start. Ik hoor dus graag of het stopt bij
de verkenning of dat de voorstellen gaan over het hele proces van
informatie, dus het proces waar we met de huidige gesprekken met de
informateur in zitten. Dat hoor ik zo even. Ik ben er namelijk niet per
se tegen, maar ik weet ook niet of je het daarmee beter maakt. Misschien
moeten we gewoon betere verkenners en informateurs kiezen! Dat zou
natuurlijk ook kunnen.
Voorzitter, dat was hem.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Eerdmans. Dan geef ik het woord aan de heer Van
Meijeren voor zijn inbreng namens Forum voor Democratie. Gaat uw gang,
meneer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Forum voor Democratie hecht sterk aan
tradities. Het koningschap is er daar een van. Een Koning als
staatshoofd heeft iets sprookjesachtigs. De historische continuĆÆteit kan
generaties met elkaar verbinden en de politieke waan van de dag
overstijgen. Op momenten van nationale vreugde of juist nationale rouw
of onzekerheid kan een land behoefte hebben aan iemand die namens de
natie als zodanig spreekt, zonder politieke kleur of electoraal belang.
Een goede uitoefening van deze symbolische functie kan waardevol en
verbindend zijn. Ik kom daar in het slot van mijn inbreng op
terug.
Eerst moeten we het erover hebben dat de rol van de Koning in het
Nederlandse staatsbestel een stuk verder gaat dan de rol die ik zojuist
beschreef. Behalve staatshoofd is de Koning in ons land immers ook
onderdeel van de regering. Daar is helemaal niets ceremonieels of
symbolisch aan. Het is dan ook een wijdverspreid en hardnekkig
misverstand dat de Koning in het Nederlandse staatsbestel geen politieke
macht heeft. Die heeft hij wel degelijk. Dat hij daar in ieder geval op
papier geen gebruik van maakt, doet daar helemaal niets aan af. De
Koning heeft, hoe je het ook wendt of keert, zeer vergaande
grondwettelijke bevoegdheden. Geen enkele wet in dit land treedt in
werking voordat de Koning er hoogstpersoonlijk zijn handtekening onder
heeft gezet. Dat lijkt misschien slechts een formaliteit, al is het maar
omdat de Koning in de praktijk nooit heeft geweigerd zijn handtekening
te zetten, maar dat zou in buitengewone situaties zomaar kunnen
veranderen.
Hoe groot de invloed van de Koning in de hedendaagse praktijk precies
is, valt simpelweg niet te controleren. We weten dat de Koning wekelijks
overleg voert met de minister-president over het regeringsbeleid, maar
de strikte vertrouwelijkheid van die gesprekken, het zogenaamde "geheim
van Noordeinde", maakt het onmogelijk te achterhalen in welke mate de
Koning pogingen onderneemt om het beleid te beĆÆnvloeden en of de
minister-president die pogingen kan weerstaan.
Voorzitter. Dat een ambt met politieke macht wordt vervuld op basis van
erfopvolging druist in tegen het grondbeginsel van democratie, ongeacht
of, en zo ja, hoe terughoudend, daar in de praktijk gebruik van gemaakt
wordt. Democratische legitimiteit vereist dat politieke macht wordt
vervuld op basis van een mandaat van het volk, niet op basis van waar je
wieg heeft gestaan. Forum voor Democratie pleit daarom voor een louter
ceremonieel koningschap. Een aangenomen motie om hier invulling aan te
geven wordt door deze regering schaamteloos terzijde geschoven. Vorige
week heeft de minister-president aan deze Kamer laten weten de motie
niet te zullen gaan uitvoeren, waarbij hij zich verschuilt achter
onnavolgbare redenen. Volgens de minister-president zou het niet de rol
zijn van het kabinet om uitvoering te geven aan deze motie, omdat er al
drie initiatiefwetsvoorstellen met deze strekking in procedure zijn
gebracht. Los van het feit dat dit op zichzelf geen geldige reden is om
een motie niet uit te voeren, is die reden ook nog eens feitelijk
onjuist. De initiatiefwetsvoorstellen waar de regering aan refereert
zijn namelijk alle drie al ruim een halfjaar vervallen op grond van
artikel 9.25 van ons Reglement van Orde. De regering verschuilt zich dus
achter wetsvoorstellen die in de praktijk helemaal niet meer bestaan.
Graag een reactie van de minister-president.
Verder wijst hij er in zijn reactie op de motie op dat er algemene en
brede waardering is voor wat het Koninklijk Huis doet in Nederland. Mijn
vraag is waar hij dit op baseert. In de peilingen die ik heb gevonden,
zoals de jaarlijkse peiling van EenVandaag over het koningshuis, blijkt
dat het vertrouwen in de monarchie en de populariteit van de koninklijke
familie de afgelopen jaren drastisch zijn gedaald, van 85% in 2018 naar
ergens tussen de 50% en 60% in de afgelopen jaren. Toegegeven, dat is
nog iets meer dan de helft, maar is dit wat de minister-president
beschouwt als "brede waardering"? Hoe beoordeelt de minister-president
dit afnemende vertrouwen? Ziet hij een verband met de politiek gekleurde
activiteiten en uitspraken van koning Willem-Alexander en koningin
MƔxima, die de deur platlopen bij het World Economic Forum, Bilderberg,
de Verenigde Naties en andere gremia waar zij globalistische agenda's
expliciet omarmen en uitgesproken standpunten innemen over zeer
omstreden projecten als de central bank digital currency? Deelt de
minister-president de mening dat leden van het Koninklijk Huis zich
verre moeten houden van politiek gekleurde functies en uitspraken, omdat
dit hen juist kwetsbaar maakt en afbreuk doet aan de ceremoniƫle rol die
zij zouden moeten vervullen? Graag een reactie.
Voorzitter. Ik begon mijn betoog met de erkenning van een ceremonieel
koningschap als waardevolle traditie, maar die functie kan alleen goed
vervuld worden als leden van het Koninklijk Huis zich in de publieke
ruimte politiek neutraal opstellen. Een koningshuis dat actief deelneemt
aan netwerken waarin beleidsagenda's worden besproken of dat zich
uitspreekt over maatschappelijke thema's die politiek zeer beladen zijn,
werkt niet verbindend maar juist polariserend. Onze samenleving is al
verdeeld genoeg.
Daarom, meneer de voorzitter, is het hoog tijd om het koningschap te
zuiveren van elke politieke rol, zowel juridisch als feitelijk, zodat
het kan doen waarvoor het bedoeld is, namelijk het zijn van een waardig,
verbindend symbool voor alle Nederlanders.
Dank u wel.
De heer Flach (SGP):
De SGP denkt anders over de inrichting van het staatsbestel dan FVD. Wij
zijn niet zo'n voorstander van die ver doorgevoerde volkssoevereiniteit,
maar vinden de balans in de constitutionele monarchie eigenlijk heel
passend in Nederland. Mijn vraag lijkt een beetje op de vraag die ik aan
de heer Eerdmans heb gesteld. Er is internationaal onderzoek dat laat
zien dat je, als je soft power wil inzetten, dus ceremonieel
koningschap, ook hard power nodig hebt. Je moet echt iets betekenen; je
moet ook iets kunnen doen in politieke zin. Door dat helemaal weg te
halen, maken we er toch een hele holle functie van, en wordt die
ceremoniƫle functie toch eigenlijk beklagenswaardig leeg?
De heer Van Meijeren (FVD):
Daar ben ik het uitdrukkelijk niet mee eens. Ik zie inderdaad een
meerwaarde van de rol die de Koning vervult als staatshoofd. Dat is ook
heel gebruikelijk in vrijwel alle andere landen met een koningshuis.
Maar de rol van de Koning als lid van de regering is helemaal niet zo
gebruikelijk. Kijk bijvoorbeeld naar Zweden. Daar is in de jaren
zeventig uitdrukkelijk gekozen voor het helemaal loskoppelen van die
politieke functie, zonder dat dat enige invloed heeft gehad op de wijze
waarop de Koning die ceremoniƫle taken kan uitoefenen. Zojuist noemde de
heer Flach het voorbeeld van president Trump. Ik denk niet dat het voor
president Trump zo belangrijk is of de koning lid is van de regering of
niet. Het gaat in dit geval juist om de symbolische functie van het feit
dat de president van Amerika te gast is bij het Koninklijk Huis. In dit
soort gevallen vervult de koning een representatieve functie, maar juist
die politieke macht verhoudt zich niet met democratie. Wij verstaan
onder democratie namelijk inderdaad dat de macht in een land bij het
volk ligt, ofwel middels personen die door het volk rechtstreeks zijn
gekozen ofwel middels referenda. Een Koning, een persoon die zijn ambt
vervult op basis van erfopvolging, past daar niet in. Wij zien dus
inderdaad voordelen van de traditionele, de symbolische functie, maar
willen die politieke macht daar absoluut weghalen.
De heer Flach (SGP):
Dat samenbindende in het land zie je zich ook wel voordoen rondom
evenementen en bepaalde bekende artiesten. Ik ben er een beetje bang
voor dat de Koning in deze redenering ook ongeveer afglijdt tot dat
niveau. Het gaat natuurlijk om informeel leiderschap. Het openen van
deuren doe je niet omdat je een mooi plaatje meebrengt; dat doe je ook
omdat je iets betekent op het wereldtoneel. Is de heer Van Meijeren het
met me eens dat het belangrijk is dat de Koning die rol houdt, zodanig
dat hij ook zijn meerwaarde kan blijven vervullen op het wereldtoneel
voor Nederland?
De heer Van Meijeren (FVD):
Volgens mij is dit exact dezelfde vraag als die de heer Flach in eerste
instantie stelde. Mijn antwoord blijft dus ook hetzelfde. Natuurlijk
begrijp ik dat in tal van situaties meer deuren worden geopend als je
ook daadwerkelijk iets te zeggen hebt over het beleid in een land, maar
die functies zouden naar onze mening dus vervuld moeten worden door
personen met een democratisch mandaat en niet door personen die zo'n
invloedrijke politieke functie puur en alleen te danken hebben aan de
plaats waar hun wieg heeft gestaan.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Flach (SGP):
Dan constateer ik dat we het daar niet over eens zijn, maar in ieder
geval dank voor het antwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meijeren. Ik geef het woord aan de heer Flach
voor zijn inbreng namens de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. De Tweede Kamer hamert heel vaak op het belang van een
feitenrelaas en van bewezen effectieve methoden. De politiek neemt
burgers daarmee nogal eens de maat. Laten we onszelf vandaag eens op die
manier bekijken als het gaat om de kabinetsformatie. De formatiefeiten
laten een zorgwekkend verloop zien. In 2021 verliep de verkenningsfase
onfortuinlijk. In 2023 moest de verkenner voor aanvang van de
werkzaamheden het veld ruimen. Dit jaar, in 2025, gebeurde hetzelfde met
een informateur. Dat is opmerkelijk en onzorgvuldig, pijnlijk voor de
personen die het betreft en schadelijk voor het aanzien van de politiek
in het algemeen en de Tweede Kamer in het bijzonder. Als ik de
historische feiten goed op een rij heb, is een Nederlandse koningin er
nog nooit in geslaagd een drievoudig debacle te maken van een formatie.
Uiteraard ga ik de premier niet vragen om het parlement te recenseren;
dat is een hachelijk avontuur. Toch draagt hij onmiskenbaar ook een
bepaalde verantwoordelijkheid voor het goede verloop van het
formatieproces. Hoe komt het volgens de minister-president dat er keer
op keer ophef ontstaat over de aangewezen personen? Zijn er lessen te
leren als het gaat om de selectieprocedures? De SGP vindt dat de Tweede
Kamer niet anders kan dan nu eens echt nuchter en eerlijk worden. Na de
formatie van 2021 besloot de Kamer om de eigen rol niet te herzien, maar
om beterschap te beloven en een paar wijzigingen door te voeren. Die
reactie begint nu ongeloofwaardig te worden. Inmiddels blijkt ook dat
het probleem zich breed voordoet, aan alle kanten van het politieke
spectrum.
De formatie moet anders, en dat kan echt. Na de verkiezingen is het tijd
voor rust en een gezonde, onafhankelijke afstand. Juist daardoor kunnen
we het politieke proces optimaal dienen. Ik wijs hierbij op het advies
van de Raad van State uit 2023 over het belang van een vast ambt. Ik zal
een motie indienen, mede namens de heer De Kort en inmiddels nog twee
anderen, om de Koning een rol te geven om personen aan te wijzen om een
opdracht te vervullen tijdens de formatie.
Voorzitter. De SGP bedankt de premier voor zijn brief over de
nevenfuncties van het Koninklijk Huis. Die onderstreept het belang van
maatwerk in plaats van regelzucht. Laten we de waardering voor de
betekenis die de leden van het Koninklijk Huis met een nevenfunctie
kunnen hebben, hoog houden. Toch heb ik ook behoefte aan een nadere
duiding. Zijn de vakministers in hun beoordeling extra alert op
activiteiten die duidelijk raken aan de taakuitoefening van
departementen?
Tot zover.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Beckerman voor
haar inbreng namens de fractie van de SP. Zij is de laatste spreker in
de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemiddag, bijna avond. Mijn felicitaties aan mevrouw Belhirch.
Voorzitter. Waar je wieg staat, mag niet bepalen wat je kan of moet
worden. Dat is misschien wel het meest essentiƫle punt van een
socialistische partij: waar je wieg staat, mag niet bepalen wat je kan
of moet worden. Dat geldt volgens de SP dus ook voor ons koningshuis.
Zolang Nederland nog een koningshuis heeft, zou dat volgens de SP een
ceremoniƫle rol moeten vervullen. Bovendien zou het, net als ieder
ander, belasting moeten betalen en transparant moeten zijn over inkomen
en vermogen. Het koningshuis kost ons dit jaar 60,8 miljoen. Inclusief
alle kosten op andere begrotingen, zoals het gebruik van het schip De
Groene Draeck en de kosten van de paleizen, is het zelfs 82 miljoen. We
weten niet hoeveel vermogen het koningshuis, of de koninklijke familie,
heeft. Wij vragen aan het kabinet waarom hier niet meer transparantie
over is. Het is geen gekke eis om hier transparant over te zijn. De
Spaanse koning deed dit bijvoorbeeld wel. De afgelopen jaren zijn er
moties aangenomen om het koningshuis eerlijker te maken en belasting te
laten betalen, zoals wij allen moeten. In 2024 werd een motie van het
lid Sneller c.s., waar wij medeondertekenaar van waren, om een
Grondwetswijziging voor te bereiden om de leden van het Koninklijk Huis
net als in Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Belgiƫ inkomstenbelasting
te laten betalen, met een hele keurige tweederdemeerderheid aangenomen.
De motie van mijn collega Van Nispen om de leden van het Koninklijk Huis
niet langer vrij te stellen van erf- en schenkbelasting werd vorig jaar
aangenomen. Beiden worden niet uitgevoerd, terwijl er toch een
duidelijke opdracht van de Tweede Kamer ligt. We vragen het kabinet
waarom dit niet wordt uitgevoerd. En waarom is er zo lang gewacht met
een reactie?
Dan kom ik op het inkomen van het Koninklijk Huis. In 2025 steeg het
inkomen met zo'n 7%. Dat ligt een stuk hoger dan de inkomensstijging van
de gemiddelde Nederlander. De cao-lonen stijgen in 2025 naar verwachting
namelijk maar met zo'n 4,3%. In lijn met het cao van het Rijk staat de
Koning nu op de nullijn. Zou het voortaan niet logisch zijn om het loon
van de leden van het Koninklijk Huis te laten stijgen met het gemiddelde
van alle cao-lonen of de uitkeringen?
Voorzitter. U schreef vorige week aan de Tweede Kamer dat er duidelijke
regels komen voor de bijbanen van de nauwe familieleden van koning
Willem-Alexander. Een betrokken vakminister gaat beoordelen of een
nevenfunctie van een van de Oranjes nog wel verstandig is. Follow the
Money kwam direct daarna met het nieuws dat prins Constantijn bij het
NAVO Innovatiefonds tegelijkertijd Ʃn bestuurder Ʃn toezichthouder is.
Dit is direct een zaak om de aangekondigde nieuwe regels tegen het licht
te houden. Hoe staat het kabinet tegenover deze functies en deze
dubbelrol? Heeft Constantijn hier toestemming voor gekregen?
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn allerlaatste punt. Het wetsvoorstel Wet
regels integriteit en vervolgfuncties bewindspersonen is in juni 2025
door de Tweede Kamer aangenomen, en door de Eerste Kamer in september
2025. Het moet nog in werking treden. Wanneer treedt deze wet in
werking? Treedt alles in een keer in werking, of per artikel? Hoe zeker
zijn we van de toezegging dat vertrekkende leden van het kabinet-Schoof
zich aan deze wet gaan houden, nu deze wet formeel nog niet in werking
is?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde
van de Kamer. Ik schors tot 18.45 uur voor de dinerpauze. Daarna zullen
we gaan luisteren naar de beantwoording in de eerste termijn van de
zijde van het kabinet. De vergadering is geschorst tot 18.45 uur.
De vergadering wordt van 18.00 uur tot 18.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van de zijde
van het kabinet bij de behandeling van de begroting Algemene Zaken en de
begroting van de Koning. Daarvoor geef ik het woord aan de
minister-president.
Minister Schoof:
Dank u, voorzitter. Ik zal drie onderwerpen behandelen, of, zoals ze zo
mooi heten: drie blokjes. Het eerste gaat over de vragen die gesteld
zijn over het buitenlandbeleid. Dan volgen een aantal meer specifieke
AZ-onderwerpen en vervolgens kom ik op alles wat te maken heeft met het
koningshuis.
Voordat ik begin, feliciteer ook ik mevrouw Belhirch hartelijk. Zij
heeft vandaag haar maidenspeech mogen houden. Dank.
Voorzitter. We leven in onrustige tijden en de wereld verandert snel. We
hebben te maken met de oorlog in OekraĆÆne, de directe dreiging vanuit
Rusland, de situatie in het Midden-Oosten, de veranderde verhouding van
de Verenigde Staten met landen zoals India en ook met landen zoals
India, die steeds meer hun plek opeisen. Ik ga dus graag in op de vragen
die door zowel Van den Brink, De Kort als Eerdmans zijn gesteld over dit
onderwerp.
Overkoepelend kun je zeggen dat het zwaartepunt van de wereld
verschuift. Neem China. De invloed van China neemt mondiaal toe. China
zet in op een alternatieve wereldorde waarin onze belangen niet altijd
gediend zijn. Sowieso zijn de multilaterale afspraken en de structuur
waaraan wij ons altijd hebben vastgehouden, minder vanzelfsprekend
geworden. Dat geldt ook voor onze veiligheid. Dit betekent dat Nederland
en Europa daar zelf meer verantwoordelijkheid voor moeten nemen en ook
dat we voorbereid moeten zijn. Dit vergt forse investeringen in
Defensie. Daar waren we als kabinet al mee begonnen. Bij de NAVO-top in
Den Haag hebben we hierover ambitieuze afspraken gemaakt die vol en
breed zijn gesteund in deze Kamer. Die afspraken hadden betrekking op de
5%, de 3,5% en 1,5%. Dit vergt dat we als samenleving bovendien
weerbaarder moeten worden tegen hybride en militaire dreigingen. Het
vergt ook dat we ons in deze nieuwe internationale context hardmaken
voor de belangen van Nederland en van onze veiligheid.
Voorzitter. Dat begint bij OekraĆÆne. De veiligheid van OekraĆÆne is de
veiligheid van Europa en daarmee die van Nederland. Er moet een duurzame
en rechtvaardige vrede komen. Dat is het gezamenlijke doel in alle
gesprekken die nu plaatsvinden en waarbij iedereen, de Verenigde Staten,
OekraĆÆne en Europa, een eigen rol heeft. Nederland is daar via onze
partners nauw op aangesloten. Dat geldt ook voor mijzelf.
Hoe zorgen we voor robuuste veiligheidsgaranties, waarmee we voorkomen
dat Rusland opnieuw OekraĆÆne aanvalt? Meer steun, zodat OekraĆÆne zich
kan blijven verdedigen, want dat is de beste veiligheidsgarantie die we
Europa en ons eigen land kunnen geven. Wij nemen daarin ten volle onze
verantwoordelijkheid. Zoals u weet, wordt er bij Defensie met man en
macht gewerkt om alles wat vanuit Nederland is toegezegd, of het nou
gaat om drones, munitie of luchtverdediging, zo snel mogelijk in
OekraĆÆne te krijgen. Dat blijven we ook onverminderd doen.
Europa als geheel zal overigens substantieel meer verantwoordelijkheid
moeten nemen voor de Europese veiligheid. We investeren in het
geopolitieke handelingsvermogen van bijvoorbeeld de Europese Unie. Maar
bij dit alles blijven de Verenigde Staten een cruciale partner en
bondgenoot. Ik hecht eraan te benadrukken dat een sterker Europa geen
alternatief is voor het NAVO-bondgenootschap; het is juist een
versterking daarvan.
Maar ook in andere partnerschappen zullen we moeten investeren, zoals
met landen als Japan en India, en met partners in Afrika en Latijns
Amerika. Met dat doel was ik vorige maand aanwezig bij onder andere de
EU-Afrikatop en de EU-Latijns-Amerikatop. De internationale
verbondenheid van Nederland is een grote kracht, zeker in economisch
opzicht, maar vergt ook onderhoud. Daarbij staan de belangen van
Nederland en het Koninkrijk der Nederlanden voorop.
Dat is ook het geval bij de situatie in het Caribisch gebied, waarnaar
de heer Eerdmans vroeg. Wij begrijpen de zorgen die in de Caribische
delen van het Koninkrijk leven. Er is veelvuldig overleg op alle
niveaus, ook tussen mij en mijn collega's, zoals gisteren nog met de
minister-president van Sint-Maarten en afgelopen vrijdag nog met de
beide collega's van Aruba en CuraƧao. Daarnaast heeft ook de minister
van Buitenlandse Zaken met enige regelmaat gesprekken met de landen van
het Koninkrijk, om onze informatievoorziening op alle fronten te delen.
Het is van groot belang dat de spanningen in de regio niet verder
oplopen en dat partijen zich inspannen voor de-escalatie. Onze inzet is
daarop gericht. In onze contacten met de VS benadrukken we ook dat de
gevolgen voor de regio goed moeten worden meegenomen.
Meer in algemene zin geldt dat de veranderde context vereist dat we soms
scherpe keuzes moeten maken; niet alles kan. We zullen steeds vaker
moeten kiezen tussen waarden, welvaart en weerbaarheid. Dit vergt
afwegingen. Die maken we als kabinet natuurlijk in de ministerraad, maar
in dat licht bezie ik ook het functioneren van de Nationale
Veiligheidsraad. Die stelt ons in staat om tot een gezamenlijk beeld te
komen van internationale ontwikkelingen die onze nationale veiligheid
kunnen raken en om ons standpunt af te stemmen. De frequentie daarvan
wisselt, afhankelijk van de ontwikkelingen en de benodigde afstemming.
Soms komen we ƩƩn keer per week bij elkaar, bij een regulier tempo van
ƩƩn keer in de twee weken, zeg ik daarbij. Als het nodig is voor een
crisissituatie, kunnen we binnen een dag bijeenkomen, zoals bij de
ontwikkelingen rondom de VS en Iran en de aanvallen die daar hebben
plaatsgevonden. Maar soms gebruiken we de Nationale Veiligheidsraad ook
juist om strategisch verder vooruit te kijken, in het bijzonder bij de
grotere geopolitieke dossiers.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende kom ik bij een aantal zaken die meer
betrekking hebben op AZ-achtige onderwerpen. De heer Eerdmans vroeg of
de toezichthouders van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten die onder
de begroting van AZ vallen, de CTIVD en de TIB, voldoende zijn
uitgerust. Daarbij verwees hij ook nog naar mijn verleden. Het zal u
niet verrassen: de inlichtingen- en veiligheidsdiensten spelen een
centrale rol in de bescherming van onze nationale veiligheid. Goed
functionerend onafhankelijk toezicht, zeg ik ook als oud-baas van een
inlichtingendienst, is daarbij van cruciaal belang. Graag verwijs ik
hierbij naar mijn brief van 26 november 2024. Hierin heb ik toegezegd
dat bij de herziening van de Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten zal worden bepaald welk budget voor welke
toezichthouder structureel nodig is. Hierbij is ook toegezegd dat het
budget van de toezichthouders zal meebewegen met het budget van de
inlichtingendiensten. Ook in het begrotingsdebat van vorig jaar hebben
we hier kort over gesproken. Op basis daarvan zijn de budgetten ook
aangepast.
Voorzitter. De heer Flach zei: u moet natuurlijk niet de Kamer gaan
recenseren voor wat betreft de formatie. Dat was ik ook zeker niet van
plan en zéker niet in dit stadium, maar ik hoop het überhaupt niet te
hoeven doen. Maar de verantwoordelijkheid voor het proces van de
formatie is, zoals u weet, in 2012 naar de Tweede Kamer toegetrokken met
een wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Dit
betekent onder meer dat de verantwoordelijkheid voor de beoordeling en
aanstelling van verkenners en informateurs bij de Tweede Kamer berust.
Dit is ook het geval bij de aanwijzing van een verkenner door de
Voorzitter van de Tweede Kamer, direct na de verkiezingen. Het is daarom
in mijn positie nu niet gepast om hierover opvattingen te uiten, omdat
deze raken aan de interne werkwijze van de Tweede Kamer. Hier past mij
dus grote bescheidenheid.
Mevrouw Bromet vroeg naar de openbare agenda. Het kabinet onderschrijft
het belang van het goed bijhouden van de openbare agenda. Ik was blij
dat ik een plusje van mevrouw Bromet kreeg. Vanzelfsprekend zal ik in de
ministerraad het belang van de openbare agenda nogmaals onderstrepen.
Dat heb ik al een keer gedaan, maar ik zal het een dezer dagen nog een
keer doen. Ik zal het zeker ook meenemen in mijn overdrachtsdossier. Ik
weet eerlijk gezegd nog niet helemaal precies hoe dat gaat, maar ik zal
dit punt zeker meegeven aan mijn opvolger. Terzijde merkte u op dat deze
vergadering niet in mijn openbare agenda stond, maar dat is omdat ervoor
gekozen is om voor Kamerdebatten door te verwijzen naar de websites van
de Eerste en Tweede Kamer. Die verwijzingen staan onderaan de openbare
agenda voor bewindspersonen op rijksoverheid.nl. Op die manier zijn ze
altijd weer terug te vinden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Een klein puntje. Het is niet van wereldschokkend belang, maar stel dat
je nou als burger een beetje transparantie wil hebben en wil kijken wat
zo'n premier nou de hele dag doet. Waarom staat dat openbare debat er
dan niet gewoon bij? Dan kunnen de mensen het namelijk aanzetten en
kunnen ze kijken. Dan hoeven ze niet eerst zelf tien stappen te
nemen.
Minister Schoof:
Ik wil met alle plezier daarnaar kijken. Er is gekozen voor een
systematiek met doorklikken op de site. Dan kom je meteen op de openbare
agenda van de Kamer. Het is inderdaad absoluut geen principieel punt;
het is een praktisch punt. Deze vergaderingen willen nog weleens
wijzigen. Ook deze ging van woensdag naar dinsdag. Ik geloof dat dat
trouwens nog net op tijd was voor mijn openbare agenda, maar dat
terzijde. Ik neem dat mee en kijk of we daar iets mee kunnen.
Mevrouw Bromet vroeg naar het misbruiken van procedures om het openbaar
maken van stukken te dwarsbomen. In de eerste plaats: ministers zijn
zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet open overheid. Het
is dan ook aan ministers als bestuursorgaan om te bepalen welke
informatie ze ter beschikking stellen binnen de kaders die de Woo
daarvoor stelt. Bij het openbaar maken van de informatie wordt
natuurlijk gehandeld binnen de kaders van de wet; daar kan geen enkel
misverstand over bestaan. Het is in voorkomende gevallen, ook in termen
van procedures, aan de rechter of een besluit in concreto voldoet aan
deze kaders. Dat hebben we een aantal keren gezien.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp dat de premier dit helemaal op het bordje van minister
Wiersma schuift, want ik had het over haar, maar het is ook schadelijk
voor het aanzien van het hele kabinet, voor het aanzien van de politiek
in Nederland en voor het geloof in de overheid. Ik zou daar dus bij
uitstek een rol voor de premier in zien. Media proberen al meer dan drie
jaar die gegevens boven tafel te krijgen. Er wordt alleen maar
getraineerd. Ik weet niet of u het artikel in de NRC van afgelopen
zaterdag heeft gelezen over de handelswijze van minister Wiersma ā¦
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voelt de premier zich verantwoordelijk voor het vertrouwen dat de burger
heeft in de overheid?
Minister Schoof:
Vanzelfsprekend. Ik denk dat openbaarheid daarbij hoort. Tegelijkertijd
maakt elke minister zelf de afweging, overigens met toepassing van de
criteria die we hanteren en die ook bekend zijn, of en, zo ja, hoe
stukken onder de Woo beschikbaar worden gesteld. Voor het geval partijen
het daarmee niet eens zijn, staan er allerlei procedures open om dat
verder af te dwingen dan wel waardoor de minister in het gelijk wordt
gesteld. Zo werkt het. Ik ben ervan overtuigd dat in de afwegingen die
elke minister maakt, misbruik niet aan de orde is, maar de vraag is of
het verantwoord is, overigens binnen de kaders die de Woo geeft om iets
wel of niet openbaar te maken.
Voorzitter. De heer Eerdmans vroeg of er iets gedaan is met de "lekkende
ambtenaren", zoals hij het formuleerde, kort samengevat. Ik hecht eraan
eerst iets te zeggen over ambtenaren. Dat zal de heer Eerdmans
ongetwijfeld niet verbazen. Ik heb dat een aantal keren eerder in
debatten hier in de Kamer ook gedaan. Ik hecht er namelijk aan toch op
te merken dat ambtenaren in Nederland professioneel onafhankelijk
opereren en dat ze dat ook naar eer en geweten doen op basis van hun
ambtseed. Daar moeten we, als politici en zeker als leden van het
kabinet, pal voor staan. Daar begint het mee. Dat doe ik ook hier, op
deze plek.
De heer Eerdmans raakte aan een punt waar we in de Kamer al een aantal
keer over hebben gesproken, namelijk hoever de opvatting strekt versus
het professioneel inzicht dat een ambtenaar een minister wil geven. Ik
ben er altijd heel duidelijk over geweest: opvattingen van ambtenaren
doen niet ter zake, behoudens in hun privƩdomein. Tegelijkertijd is het
belangrijk dat ambtenaren, op basis van hun professionaliteit,
bewindslieden te allen tijde kritisch kunnen adviseren. Dat doen ze in
huis en niet buitenshuis. Daar ben ik altijd heel helder over
geweest.
Dan de volgende vraag. Naar aanleiding van 19 september heeft de
minister van Buitenlandse Zaken een onderzoek ingesteld. Over de stand
van zaken van dat onderzoek is mij nu niets bekend, maar ik ben graag
bereid om de minister van Buitenlandse Zaken te vragen de Kamer daar
snel over te informeren.
Dan vroeg mevrouw Beckerman ā ik moet even zoeken waar zij nu zit; de SP
zit ongeveer nog in dezelfde hoek, constateer ik ā naar de Wet regels
vervolgfuncties bewindspersonen. Laat ik beginnen met de opmerking dat
het kabinet al heeft toegezegd zich te houden aan die wet, voor zover
dat mogelijk is. Bewindspersonen kunnen nu dus al advies inwinnen, maar
dan nog zonder het vastgestelde formulier. Maar dat systeem werkt dus
al. Formeel is het echter zo dat de onderliggende regelgeving die bij
deze wet hoort, een AMvB, nu voorligt bij de Raad van State voor
advisering. De verwachting is dat het gehele pakket, dus de wet en de
onderliggende regelgeving, in het voorjaar van 2026 in werking zal
kunnen treden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het voordeel van die plek in de zaal is dat je nog een beetje in
beweging blijft. Dank aan de heer Schoof voor het antwoord. De wet heeft
in artikel 9 de optie om verschillende artikelen al wel in werking te
laten treden, zag ik. Dat zouden dan losse koninklijke besluiten moeten
zijn. Is daar ook naar gekeken?
Minister Schoof:
Nu overvraagt u mij. Dat durf ik u echt niet te zeggen. Ik zal die vraag
aan de minister van BZK stellen; die zal dat ongetwijfeld weten.
Misschien kan ik er in tweede termijn iets over zeggen. Volgens mij is
het allerbelangrijkste ā daar begon ik mijn antwoord ook mee ā dat we
conform handelen. Dat is, denk ik, het allerbelangrijkste.
Mevrouw Beckerman (SP):
Daar heeft de minister-president helemaal gelijk in. Dat is ook het
allerbelangrijkste. Alleen, het lastige is natuurlijk dat we dit debat
ook hebben gevoerd voor het aftreden van het vorige kabinet. Toen werd
er gezegd: wacht u maar af, want we hebben die nieuwe wet wanneer er
weer een kabinet aftreedt. Die wet blijkt nu natuurlijk pas volgend jaar
in te gaan. Dat is dus ook de achtergrond van deze vraag. Maar dank voor
het antwoord.
Minister Schoof:
Voorzitter. Dan vervolg ik het pleidooi met betrekking tot herdenkingen
en jaarlijkse nationale feestdagen. Het al dan niet werken op feestdagen
is overigens niet bij wet geregeld; daarover worden afspraken gemaakt in
cao-verband of per bedrijf.
Op 3 juli 2025 ā dan ga ik specifiek in op Ketikoti ā is bij het debat
over het slavernijverleden ook een motie ingediend om Ketikoti tot
nationale feestdag te maken. Die vragen zijn toen als volgt door
toenmalig minister Uitermark beantwoord. Zij heeft gezegd: "De motie is
op dit moment ontijdig. Het comitƩ is nu bezig dit te onderzoeken en zal
met een advies komen. Dat wil ik afwachten. Het advies komt in de loop
van volgend jaar." Dat is 2026. Ze zal ā dat geldt ook voor het kabinet
ā dat niet vertragen; zodra dat binnen is, zal ik het kabinet op basis
van het advies van het comitƩ reageren.
Dan kom ik bij de vragen met betrekking tot het koningshuis. Mevrouw
Belhirch heeft een aantal vragen gesteld, en de heer Flach overigens
ook, met betrekking tot nevenfuncties en meer in zijn algemeenheid. De
een met iets meer enthousiasme voor de brief van het kabinet dan de
ander, maar ik beschouw dat als gradueel.
Bij de vorige begrotingsbehandeling heb ik toegezegd met reflecties te
komen op nevenfuncties van leden van het Koninklijk Huis. Hierover heb
ik u de brief gestuurd. Zonder te herhalen wat daarin staat, is dat
volgens mij de lijn die het kabinet heeft gekozen. Het gaat hierbij,
kort gezegd, om het vinden van een goede balans tussen het openbaar
belang enerzijds en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
anderzijds. Dit is bij alle leden van het huis aan de orde, maar ik wijs
erop dat het bij leden zonder grondwettelijke uitkering feitelijk niet
gaat om nevenfuncties, maar om hoofdfuncties waarmee zij voorzien in hun
bestaan. Daarom is het van belang dat alle betrokkenen zich ervan bewust
zijn dat het gaat om een subtiel evenwicht tussen alle belangen die in
het geding zijn en de ruimte die nodig is voor de goede uitoefening van
de functie. Daarbij geldt ook het woord "maatwerk". Daarnaast zal er op
gezette tijden sprake zijn van evaluaties en van contacten tussen
betrokken bewindspersonen en de leden van het huis, waarbij eventuele
aanpassingen besproken kunnen worden. Op deze manier kan het stelsel ook
voor de komende generatie goed blijven werken.
De primaire ministeriƫle verantwoordelijkheid geldt voor de Koning. Dit
is een alomvattende verantwoordelijkheid voor al het handelen van de
Koning. De Koning is immers onschendbaar; de ministers, in casu de mp,
zijn verantwoordelijk. Voor de andere leden van het Koninklijk Huis
geldt een afgeleide ministeriƫle verantwoordelijkheid. Zij zijn niet het
staatshoofd en als zodanig dus ook geen onderdeel van de regering. Zij
vallen dus niet onder de onschendbaarheid van de Koning. Tegelijkertijd
zijn ze wel onderdeel van het Koninklijk Huis en kunnen hun activiteiten
en werkzaamheden het openbaar belang raken. In dat geval geldt een
afgeleide ministeriƫle verantwoordelijkheid.
Daarbij geldt ten aanzien van de nevenfuncties dat de
eerstverantwoordelijke bewindspersoon op het beleidsterrein ook de
afgeleide ministeriƫle verantwoordelijkheid draagt voor leden van het
Koninklijk Huis die hierop actief zijn. Dat is dus de vakminister. Deze
heeft immers ook de kennis en ondersteuning om deze verantwoordelijkheid
waar te maken. Dit geldt uiteraard eens te meer wanneer de werkzaamheden
nauw samenhangen met de taakuitoefening van het departement, zeg ik ook
in de richting van de heer Flach. Het is dus niet zo dat de
minister-president altijd primair verantwoordelijk is. Hij is wel
verantwoordelijk voor het stelsel van het Koninklijk Huis in algemene
zin. Het is onvermijdelijk dat hierdoor raakvlakken kunnen ontstaan bij
de vakminister, die de eerste verantwoordelijkheid draagt voor de
functie. Ook dit vraagt om maatwerk en een beoordeling van geval tot
geval. Dit vraagt inzicht en wijsheid van alle betrokkenen, ook van de
minister-president, los van degene die dit ambt op enig moment zal
vervullen.
Voorzitter. Dan ga ik door naar de functie van prins Constantijn bij het
NATO Innovation Fund. Alle nevenfuncties van de leden van het Koninklijk
Huis worden volgens een instemmingsprocedure door de betreffende
vakminister en/of minister-president beoordeeld. Er wordt bekeken of de
ministeriƫle verantwoordelijkheid zich zou verzetten tegen de vervulling
van een functie. Indien dit niet het geval is, is er binnen die functie
vervolgens ruimte om deze in te vullen. Voor niet-uitkeringsgerechtigde
leden van het Koninklijk Huis geldt, zoals ik net al zei, een afgeleide
ministeriƫle verantwoordelijkheid. Deze geldt niet, tenzij het openbaar
belang wordt geraakt. Functies buiten de functie van lid van het
Koninklijk Huis zijn voor niet-uitkeringsgerechtigde leden immers de
hoofdfunctie. De aanvraag van de nevenfunctie van prins Constantijn bij
het NATO Innovation Fund heeft de bovengeschetste procedure doorlopen.
Een positieve conclusie van de minister van Economische Zaken is op 1
mei 2023 medegedeeld aan de toenmalige minister-president. De
minister-president heeft deze conclusie onderschreven. De functie is
vervolgens bekendgemaakt op de website van het Koninklijk Huis.
De minister van EZ draagt de ministeriƫle verantwoordelijkheid voor het
verlenen van de goedkeuring van deze functie, indien deze geactiveerd
zou worden, dus als daar aanleiding toe zou zijn. Dat geldt dus niet,
tenzij het openbaar belang wordt geraakt. Er vindt periodiek overleg
plaats met de betrokken vakminister. De functie van prins Constantijn
bij het NATO Innovation Fund sluit aan op het beleidsterrein waarvoor EZ
verantwoordelijk is. Denk daarbij aan innovatie, technologie,
economische veiligheid, strategische autonomie en start-upbeleid.
Daarnaast kan worden aangesloten op de bestaande ministeriƫle
verantwoordelijkheid van de minister van EZ voor prins Constantijn als
special envoy bij Techleap.nl en als lid van de adviescommissie voor het
Nationaal Groeifonds. Met betrekking tot de nieuwe functie geldt dat die
de facto niet is gewijzigd. Ik denk dat het belangrijk is om u daarover
te informeren.
Voorzitter. Dan ga ik door naar belastingvrijdom.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman heeft nog een interruptie op dit punt.
Minister Schoof:
Sorry. Deze keer hoorde ik haar niet aankomen, voorzitter.
De voorzitter:
Daarom zeg ik het voor u.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik zal een soort speciaal loopje of duikje ontwikkelen.
De voorzitter:
Een soort yell.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik dacht meer aan zo'n Van Hooijdonkduikje van vroeger. Ik ben zo oud
dat ik daaraan refereer.
Even over de nevenfunctie van prins Constantijn. De minister-president
zegt: die is op 1 mei 2023 goedgekeurd; die nieuwe functie is de facto
niet veel anders. Klopt het, zo vraag ik de minister-president, dat hij
nu zowel fondsbestuurder als toezichthouder is? Daarmee hou je dus ook
toezicht op jezelf. Dat is wel degelijk een andere rol erbij. Dat is ook
nog eens een hele vreemde constructie. Laat ik als eerste vragen of de
minister-president het daarmee eens is.
Minister Schoof:
De rol van boardmembers bij het NIF, het NATO Innovation Fund, waaronder
die van Constantijn, is het houden van toezicht op de investment
manager. Het is niet zo dat hij zichzelf zou controleren vanuit zijn
functie. In zijn functie is hij geen lid van het investeringsteam. Hij
heeft dus geen besluitvormende rol ten aanzien van het dagelijks
fondsbeheer. Of, zoals dat zo mooi in de documenten heet: they are not
members of the investment team and do not make decisions in relation to
day-to-day fund management.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, maar toch zijn het twee functies bij hetzelfde fonds, namelijk
bestuurder en toezichthouder. De minister zei: op 1 mei 2023 is de
functie goedgekeurd door EZ. Heeft een nieuwe beoordeling voor deze
nieuwe functie plaatsgevonden? Is er toestemming verleend?
Minister Schoof:
In onze ogen is de functie niet gewijzigd en is er daarmee geen
aanleiding voor een nieuwe instemmingsprocedure. De facto is zijn
functie niet gewijzigd, zoals ik al zei. Overigens blijft de minister
van EZ wel primair de ministeriƫle verantwoordelijkheid dragen.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik laat het hierbij, maar laat duidelijk zijn dat wij het hiermee niet
eens zijn.
De voorzitter:
Helder, dank u wel. De minister-president vervolgt.
Minister Schoof:
Ik vervolg met belastingvrijdom. Ik ga terug naar de motie-Van Nispen,
want die verzocht de vrijstelling van inkomsten-, erf- en
schenkbelasting op te heffen. Deze motie is vorig jaar aanvaard na het
debat. Ik kan me dat debat ook nog zeer goed herinneren.
Laat ik beginnen met toch zeggen dat de Koning gewoon belasting betaalt,
maar op een tweetal punten niet. Kort gezegd is dat over zijn eigen
inkomen en bij de vererving van vermogen aan de troonopvolger. In het
debat van vorig jaar is de complexiteit van dit vraagstuk nog eens een
keer aan de orde gekomen. Principieel is er iets te zeggen voor
afschaffing van belastingvrijdom. Tegelijkertijd zul je het beoogde
doel, gelijke behandeling onder fiscale wetgeving, nooit volledig
bereiken. De Koning heeft immers nu eenmaal een bijzondere rol, waarin
hij bijvoorbeeld geacht wordt een bijzondere huishoudelijke staat te
voeren. Ook is hij altijd Koning, waardoor het onderscheid tussen
zakelijk en privƩ anders is dan voor andere burgers. In dat opzicht is
de fiscale problematiek van publiek en privƩ wezenlijk anders dan bij
anderen. Er zal hier een geheel eigensoortig fiscaal statuut moeten
worden ontworpen voor een paar personen, zoals ook bleek uit het
onderzoek van ABDTOPConsult. In mijn brief van 4 december jongstleden
heb ik hierbij opgevoerd dat deze regeling zodanig moet zijn dat deze
niet voor derden geldt en een algemene fiscale werking krijgt door een
beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Het netto maatschappelijk resultaat is toch betrekkelijk gering als je
uitgaat van compensatie van de belastingheffing via verhoging van het
inkomen. Als het voorstel primair beoogt het inkomen van de Koning te
verminderen ā daar heb ik vorig jaar ook uitvoerig met u over
gedebatteerd ā als dat de doelstelling is, dan is het aanpassen van de
Wet financieel statuut daarvoor een eenvoudige route. Om het even kort
samen te vatten: twee derde meerderheid, ƩƩn lezing. De procedure voor
het afschaffen van belastingvrijdom is lang en weerbarstig:
grondwetswijziging in twee lezingen, de tweede lezing met twee derde
meerderheid, wijziging van de Wet financieel statuut, met twee derde
meerderheid, en wijziging van fiscale regelgeving.
In het debat in oktober vorig jaar was wederom, na eerdere
onduidelijkheid hierover in een eerder debat met mijn voorganger in dit
ambt, onduidelijk gebleven op welke wijze de Tweede Kamer de
wetswijziging wil vormgeven. Wilt u het inkomen grofweg halveren of wilt
u belasting en dus bruteren? Hiermee is onduidelijk wat nu het doel is
van een eventuele wetswijziging. Het risico is hiermee dat er een
grondwetswijziging wordt ingezet die uiteindelijk niet op steun kan
rekenen in beide Kamers en dat de financiƫle positie van de Koning
langdurig onderwerp van maatschappelijk en politiek debat wordt gemaakt.
Het in de debatten van vorig jaar gebleken gebrek aan duidelijkheid en
draagvlak vind ik, zoals ik hiervoor heb toegelicht en ook vorig jaar
heb gezegd, vanuit onze gezamenlijke opgave tot bescherming van het
instituut bezien risicovol, onverstandig en onwenselijk.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het einde gekomen van dit specifieke
deelonderwerp?
Minister Schoof:
Dit was het blokje belasting.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Als ik het goed begrijp, heeft het kabinet gezegd: we gaan er niet mee
verder, want we weten niet zo goed wat de Kamer bedoelt. Daar kunnen wij
natuurlijk duidelijkheid over geven. Ik heb net in een interruptiedebat
gezegd dat het ons niet gaat om het inkomen, want daar voeren we
eigenlijk jaarlijks een debat over. Dus daar hoeven we de Grondwet niet
voor te wijzigen. Ik zei dat het ons inderdaad gaat om een symbolisch
gebaar: wij betalen allemaal belasting en onze Koning en zijn
familieleden doen dat ook. Ik weet niet of de rest van de Kamer daar ook
zo over denkt, maar ik zal dat zo meteen in een motie proberen te
formuleren. Dan kan het kabinet er vervolgens weer mee aan de slag. Wat
betreft een grondwetswijziging: daar heb ik ervaring mee. Ik ben in de
laatste fase betrokken geweest bij de wijziging van artikel 1. Dus het
kan wel. Het kost heel veel tijd. Zo'n Koningshuis is sowieso al heel
symbolisch. Dus daar past ook wel bij dat je een symbolische maatregel
neemt die je vastlegt in de Grondwet. Maar dat is mijn opvatting.
Minister Schoof:
Voorzitter, ik heb geen vraag gehoord, dacht ik.
De voorzitter:
Nee.
Minister Schoof:
Als er wel een vraag was geweest, had ik natuurlijk willen antwoorden.
Daarom check ik het even.
De voorzitter:
Ik heb die ook niet gehoord. U vervolgt uw beantwoording.
Minister Schoof:
Ja, voorzitter. De vraag van, ik dacht, mevrouw Beckerman: waarom
stijgen de uitkeringen aan de Koning en de leden van het Koninklijk
Huis? De hoogte en de jaarlijkse aanpassing van de uitkering aan de
koning en de koningin, de afgetreden koningin en de kroonprinses zijn
geregeld in artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk
Huis. De jaarlijkse verhoging van het inkomensbestanddeel, de
A-component, is gerelateerd aan de voor rijksambtenaren geldende
cao-ontwikkeling. Zoals de cao nu staat, betekent dat dat daar in 2026
dus niets mee gebeurt. De jaarlijkse verhoging van de kosten die vallen
onder de B-component is voor de personele kosten eveneens gerelateerd
aan de voor rijksambtenaren geldende cao-ontwikkeling en voor de
materiƫle kosten aan de consumentenprijsindex zoals vastgesteld door het
Centraal Bureau voor de Statistiek. In die zin is de stijging van de
uitkering dus pure techniek.
Voorzitter. Dan ga ik naar transparantie. De begroting van de Koning
geeft inzage in de uitgaven die met het koningschap samenhangen. In
zowel de begroting als in het jaarverslag wordt toelichting gegeven over
de bestemming van deze uitgaven. Volledige transparantie in de
bestedingen van de uitkeringen is niet mogelijk. De besteding van het
inkomensdeel, de A-component, behoort tot de persoonlijke levenssfeer,
die valt onder artikel 10 van de Grondwet. Daarnaast verhindert de
vrijheid van de Koning om zijn Huis in te richten, artikel 41 van de
Grondwet, het bieden van transparantie in de besteding van personele en
materiƫle kosten behorende tot de B-component.
Tegelijkertijd, ondanks die grondwettelijke grenzen aan de openbaarheid,
die overigens nog een keer zijn bevestigd in diverse voorlichtingen van
de Raad van State, waarvan de laatste in juli 2023 was, zijn er binnen
de mogelijkheden van de grondwettelijke grenzen de afgelopen jaren
substantiƫle stappen gezet om waar mogelijk meer inzicht te geven. Sinds
'22 wordt in de begroting en het jaarverslag uitgebreide toelichting
gegeven bij de inrichtingswerkzaamheden van de Dienst van het Koninklijk
Huis. Vanaf 2023 wordt in het jaarverslag informatie verstrekt over de
dotaties en onttrekkingen aan bestemmingsreserves die binnen de Dienst
van het Koninklijk Huis worden gevormd. Ten slotte kan, los van de
begrotingsgerelateerde informatie, ook verwezen worden naar het sinds
2011 verschijnende Jaaroverzicht Koninklijk Huis, met een overzicht van
de door de leden van het Koninklijk Huis verrichte activiteiten.
Voorzitter. Ik ga verder. De heer Van Meijeren vroeg waarop de mp de
brede waardering die er voor het Koningshuis zou zijn, baseert.
Peilingen zijn momentopnames; dat weet u nog beter dan ik. Het is een
goede gewoonte van velen om daar dan ook niet altijd al te veel aandacht
aan te besteden. Maar toch, ook de cijfers die de heer Van Meijeren hier
nu noemt zijn cijfers waar de politiek, en overigens ook vele andere
instituten, alleen maar van zou kunnen dromen op dit moment. Ik denk dat
we die brede waardering maar gewoon met elkaar moeten aannemen op basis
hiervan.
Dan zijn er een aantal opmerkingen mijnerzijds over ceremonieel
koningschap. Daar zijn een aantal vragen over gesteld. In mijn reactie
op de aangenomen motie-Sneller met betrekking tot het ceremonieel
koningschap heb ik opgemerkt dat deze een onbepaald karakter heeft en
mede daarom feitelijk niet uitvoerbaar is, ook in relatie tot het goed
functioneren van het koningschap en het Koninklijk Huis. De
motie-Sneller is toen in de parlementaire behandeling door de indiener
toegelicht met verwijzing naar de drie aanhangige
initiatiefwetsvoorstellen. Deze voorstellen, die overigens inderdaad
zijn vervallen conform het Reglement van Orde in mei 2025, zijn
onbepaald en maken niet duidelijk wat het begrip "ceremonieel
koningschap" inhoudt. Dat komt ook door het uitblijven van een nader
rapport volgende op de uitvoerige adviezen van de Raad van State
hierover. Deze onbepaaldheid is op zichzelf al een reden om niet te
kunnen instemmen met deze voorstellen en de motie die zich hierop
beroept. Verder is deze motie niet alleen onuitvoerbaar maar ook
ongewenst, omdat deze afbreuk doet aan de goede uitoefening van het
koningschap zoals we die kennen.
Voorzitter. Dan heb ik nog twee opmerkingen. De eerste gaat over de
kinderadviseur. Dank voor uw suggestie. De Koning richt, zoals u weet,
zijn eigen Huis in. U hintte misschien op de wekelijkse gesprekken, maar
daar kan ik nooit mededelingen over doen. Ik verzeker u dat wat hier in
de Kamer ter sprake komt de Koning zal bereiken, dus ook op dit
punt.
Dan heb ik nog een korte opmerking over het predicaat "hofleverancier",
want daar sprak de heer De Kort kort over. Ik kan me herinneren dat dat
vorig jaar ook even aan de orde kwam. Daarom wil ik er nu ook even
aandacht aan besteden. Het ministerie van EZ heeft in samenwerking met
werkgevers en brancheorganisaties nadrukkelijk aandacht gevraagd voor
het predicaat "hofleverancier". De koninklijke predicaten zijn er als
uithangbord voor het Nederlandse bedrijfsleven, het mkb in het
bijzonder. Door aandacht te vragen voor deze unieke onderscheidingen
wordt het Nederlandse bedrijfsleven, terecht, in een positief daglicht
gezet. Het ministerie van EZ meldt in een brief dat het de huidige
aanpak ter uitreiking van het predicaat "hofleverancier" behoudt, in
plaats van de uitreiking te laten doen door een lid van het kabinet of
de Koning een jaarlijkse receptie te laten organiseren, maar dat geheel
terzijde.
Voorzitter. Daarmee heb ik geprobeerd de vele vragen uit uw bijdragen zo
goed mogelijk te beantwoorden.
De voorzitter:
Namens de leden dank ik u daarvoor. Dat was de eerste termijn van de
zijde van het kabinet. Ik stel voor om meteen door te gaan met de tweede
termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef daarvoor het woord aan
mevrouw Belhirch, die spreekt namens de fractie van D66. Ga uw gang.
Mevrouw Belhirch (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het was een interessant eerste debat voor mij in
deze Kamer. Ik bedank de minister-president voor het beantwoorden van de
vragen en ik dank ook de ambtenaren die het werk hebben gedaan. Twee
onderwerpen stonden voor mij centraal: de nevenfuncties en de reactie op
de moties.
Wat betreft de nevenfuncties heeft de minister-president een
uiteenzetting gegeven over hoe dat is gegaan bij de functie van een lid
van het Koninklijk Huis. Wat voor mij wel belangrijk is, ook in dit
geval, is hoe dit beter zou kunnen, want je ziet dat er onduidelijkheid
is, misschien door de mindere transparantie hierover. Zou het goed
kunnen zijn om hier beter over te communiceren, bijvoorbeeld door
antwoord te geven op de vragen hoe het in dit geval gegaan is, in
hoeverre dit is gecommuniceerd en in hoeverre destijds in de
communicatie is meegenomen welke ministeriƫle verantwoordelijkheid van
toepassing is? Daar zou ik graag een reflectie op willen van de
minister-president. Het zou nog mooier zijn als de minister-president
zou kunnen toezeggen dat hij voortaan dit soort zaken ook naar de Kamer
communiceert.
Een ander punt is de brief. Ik heb mijn onvrede over de wijze van
beantwoording al geuit. Het is duidelijk dat deze demissionaire
minister-president hier niets meer aan gaat doen, en daar heb ik op zich
begrip voor. Ik zal daar verder ook niet zwaar aan tillen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Kort voor zijn
inbreng in de tweede termijn namens de fractie van de VVD. Gaat uw
gang.
De heer De Kort (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn
beantwoording en ik dank ook u, voorzitter, voor de leiding van dit
debat. Het zou mooi zijn als de suggesties die gedaan zijn ook
Noordeinde bereiken. Daar heb ik ook alle vertrouwen in. Wellicht leidt
dat nog tot een mooie ontwikkeling in dit koperen jubileum van het
koningschap van ons staatshoofd. Namens ons zal de heer Flach nog een
motie indienen.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Kort. Het woord is aan mevrouw Bromet voor haar
inbreng in de tweede termijn namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dank u zeer. Ik heb een motie gemaakt, omdat ik van de premier hoorde
dat het kabinet niet precies weet wat er bedoeld is met de vorige motie.
Ik vind het jammer dat het een jaar geduurd heeft voordat dat bericht
ons bereikt heeft, want nu hebben we geen overleg kunnen plegen. Ik hoor
graag of de premier op deze motie zit te wachten. In zijn appreciatie
kan hij dan aangeven wat er wel of niet in staat en dan kunnen we de
motie wijzigen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering meermaals aangenomen moties van de Kamer
over het wijzigen van de belastingwetgeving voor de
uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis niet heeft
uitgevoerd omdat er kennelijk onduidelijkheid is over wat de Kamer met
deze moties heeft bedoeld;
verzoekt de regering om met een grondwetswijziging te komen om ook de
uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis dezelfde belastingen
te laten betalen als alle Nederlanders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet.
Zij krijgt nr. 8 (36800-I).
Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is het woord aan de heer ... O, mevrouw Bromet, u heeft nog een interruptie van de heer Flach.
De heer Flach (SGP):
Dit is natuurlijk in lijn met het debat dat we net gevoerd hebben. Ik
zit wel even met de staatsrechtelijke variant waarin een
dubbeldemissionair kabinet wordt gevraagd om met een grondwetswijziging
te komen. Vindt mevrouw Bromet dat wenselijk?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Na dit dubbeldemissionaire kabinet komt er een ander kabinet. Deze motie
geldt ook voor alle volgende kabinetten. Ik hoop dat ze er gewoon mee
aan de slag gaan, want anders hadden we vanavond net zo goed thuis
kunnen blijven. We gaan dus gewoon door en we hopen dat als deze premier
weg is, hij dit doorgeeft aan de volgende.
De heer Flach (SGP):
Prima. Mag ik uw motie dan zo beluisteren dat deze oproep eigenlijk via
de oren van de minister-president gericht is aan het volgende
kabinet?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nou, dat zou ik echt een diskwalificatie vinden van degene die hier nu
het kabinet vertegenwoordigt. Hij zit er nu in vol ornaat. We weten
alleen niet hoelang.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan de heer Van den Brink voor
zijn inbreng in tweede termijn namens het CDA.
De heer Tijs van den Brink (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn
antwoorden. Ik ben vooral mevrouw Bromet nog een antwoord op haar vraag
schuldig. Ik vind het een sympathiek idee om van Ketikoti een jaarlijkse
vrije dag te maken. Wij denken dat het kan helpen om onze geschiedenis
beter te leren kennen. Maar we zijn een partij van de samenleving, dus
we zouden het mooi vinden dat als er zoiets zou komen, dat ook vanuit de
samenleving opkomt. Werkgevers en werknemers kunnen daar bijvoorbeeld
afspraken over maken in cao's. De minister-president zei ook al: het is
geen wettelijk recht. Maar als het uit de samenleving opkomt, dan zullen
wij daar goed naar kijken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Brink. Het woord is aan de heer Eerdmans.
Nee, hij ziet af van zijn tweede termijn. Dan nodig ik de heer Flach uit
op het rostrum voor zijn tweede termijn namens de fractie van de
SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Dank aan de minister-president voor de beantwoording van de
vragen die ik in zijn richting heb gesteld. Ik zou willen afsluiten met
de motie die ik al heb aangekondigd in de eerste termijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat inmiddels driemaal op rij problemen zijn ontstaan ten
aanzien van de personen die zijn voorgedragen of aangewezen om in de
formatie een opdracht uit te voeren;
overwegende dat het schadelijk is voor het aanzien van de Tweede Kamer
als telkens ophef ontstaat over personen tijdens de formatie;
overwegende dat de Raad van State in 2023 in een voorlichting aan de
Tweede Kamer aandacht vroeg voor de waarde van een vast ambt;
verzoekt het Presidium een wijziging van het Reglement van Orde
aanhangig te maken die ertoe leidt dat de Koning verantwoordelijk is
voor het aanwijzen van personen om een opdracht uit te voeren tijdens de
kabinetsformatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach, De Kort, Vermeer, Tijs
van den Brink en Bikker.
Zij krijgt nr. 9 (36800-I).
De heer Eerdmans (JA21):
Ik heb de motie gelezen. Ik kijk even naar de eerste overweging: "dat
het schadelijk is voor het aanzien van de Tweede Kamer als telkens ophef
ontstaat over personen tijdens de formatie". Maar wat betekent het als
de Koning die rol overneemt? Dan kan het dus het koningshuis
beschadigen. Als je dit omdraait, kan het probleem zich dus verplaatsen
van de Kamer naar de Koning. Zitten we daar met elkaar op te
wachten?
De heer Flach (SGP):
In theorie kan dat, meneer Eerdmans. In het verleden, toen onze
voormalige vorstin koningin Beatrix dat deed, hebben we echter gezien
dat het eigenlijk heel zorgvuldig gebeurde. Je ziet toch dat daar rust,
stabiliteit en kennis over de jaren heen is. Daardoor gebeurden dat
soort ongelukken eigenlijk niet. We hadden daardoor hier in de Kamer dus
ook geen debatten waarin politiek leiders elkaar daar in allerlei
toonaarden op moesten bevragen en de brokken van zo'n formatieproces
moesten zien te lijmen. De rust, stabiliteit en onafhankelijkheid van
het staatshoofd kan in dit proces dus van toegevoegde waarde zijn, zijn
wij van mening.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik denk toch dat de tijden wel veranderd zijn. In 2010 was het niet te
bedenken dat privƩappjes een rol zouden spelen tijdens een
informatiefase. We spelen dan dus wel een beetje met dat risico.
Daarnaast herinner ik me dat de Koning destijds de verkenning deed. Dat
is volgens mij wat we toen hadden. Dan gingen we naar het paleis. De
eerste ronde was dan van de Koning. Die liet zich informeren door de
fractievoorzitters en een aantal vaste adviseurs. Hij kwam dan met het
voorstel, ook ingefluisterd door partijen, denk ik, voor wie de eerste
informateur werd. Dat is alleen niet wat de heer Flach voorstelt.
Althans, ik krijg hier niet duidelijk ⦠Eigenlijk vind ik vrij vaag wat
nou het verzoek aan het Presidium is. Moet de Koning weer de verkenner
worden? Of gaat de Koning een verkenner aanwijzen?
De heer Flach (SGP):
Dank voor de vraag, want dat geeft gelegenheid om dit enigszins uit te
werken. De formulering is bewust gekozen zoals ze gekozen is. Je hoeft
namelijk geen vast format neer te leggen. Het hoeft niet per se zoals
het was ten tijde van koningin Beatrix. Er zijn ook andere varianten
mogelijk. Wat we gezien hebben, is dat het van waarde kan zijn dat ons
staatshoofd personen aanwijst en die een opdracht geeft om tot
uitwerking te laten komen. Daar gaat vaak een lange fase van screening
aan vooraf. De Koning heeft ook een hele staf ter beschikking die dat
kan doen. Eigenlijk is de term "verkenner" pas ontstaan toen de Kamer er
zelf over ging. In het verleden was er inderdaad het bezoek aan het
paleis. Daar deden alle fractievoorzitters netjes hun verhaal.
Vervolgens wees de koningin iemand aan die het verder moest begeleiden.
Waarschijnlijk heette dat toen een "informateur". Uiteindelijk moest het
dan tot een kabinet komen via een formateur. We zouden prima kunnen
kijken naar de vorm waarin dat kan, maar nu staat het Reglement van Orde
het überhaupt niet toe. Door het Reglement aan te passen zijn er dus
mogelijkheden om het aanwijzen van personen en het formuleren van een
opdracht bij het staatshoofd neer te leggen. Je zou het een
"verkenningsfase" kunnen noemen.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
De heer Eerdmans (JA21):
Tot slot. Dit is heel interessant; het is een goeie discussie. Je zou nu
toch bijna niet meer kunnen bedenken dat als er nu een informateur door
D66 wordt aangewezen, dat ineens een PvdA'er zou worden? Dan zouden we
met z'n allen toch best raar staan te kijken. Is dat wel wat de heer
Flach bedoelt? Bedoelt hij dat als een partij uitgesproken de grootste
wordt, de Koning met zijn adviseurs dan nog gaat over het aanwijzen van
de informateur? Of is het toch het bekende verhaal dat de Koning ook
ingefluisterd krijgt: doe maar deze persoon, want dat is degene die we
het liefst zouden willen? Dan heb ik het even over de situatie waarin
bijvoorbeeld ƩƩn partij heel groot wordt. Denk aan de tijd van Rutte.
Toen werd het volgens mij Uri Rosenthal. Dan zou je toch denken: het is
ook wel logisch dat in ieder geval de grootste partij daar een flinke
vinger in de pap heeft. Of zegt de heer Flach: nee, in dit voorstel zal
het echt zo zijn dat de Koning zijn oren sluit en zelf naar aanleiding
van alles wat hij gehoord heeft kijkt wie hij zal kiezen?
De heer Flach (SGP):
Dat zou kunnen als de Koning dat doet op basis van de gesprekken die hij
heeft gevoerd met de fractievoorzitters. Als dat nodig is, zou hij dat
kunnen doen. Maar ik kan me ook voorstellen dat de Koning daar
verstandig mee omgaat, en dat, als een partij inderdaad met afstand
gewonnen heeft, dat ook betekenis heeft voor degene die je daarin
aanwijst.
Ik wil er nog ƩƩn punt aan toevoegen. Het kan ook goed zijn voor het
functioneren van de Kamer zelf. Nu zie je dat lijsttrekkers van partijen
die soms vrij onverwacht, in de laatste week, een grote overwinning
boeken ā we hebben het al een paar keer gezien ā vanaf dag ƩƩn na de
verkiezingen in een soort dubbelrol terecht komen van toekomstig
minister-president, degene die alles aan elkaar moet lijmen, degene die
ook een informateur moet gaan aanzoeken en degene die een screening moet
doen. Kortom: er komt heel veel op zo'n politieke partij af. Dat leidt
dan tot heel veel politieke druk, terwijl je meer de rust in het proces
zou moeten hebben om gewoon een frisse start te maken. Nu gaat er vaak
heel veel aandacht uit naar het gedoe rondom een formatie en te weinig
naar de inhoud. Wij zijn van mening dat door de positie van het
staatshoofd juist ook de winnende partijen iets meer hun handen vrij
hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw
Beckerman. Zij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer in de
tweede termijn. Zij zal haar inbreng leveren namens de fractie van de
SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Zeker, voorzitter. In deze tweede termijn dien ik alleen twee moties
in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er geen transparantie bestaat over het privƩvermogen
van de leden van het Koninklijk Huis;
overwegende dat transparantie voor iedereen met een publieke functie
noodzakelijk is om het vertrouwen van burgers te waarborgen;
verzoekt de regering met voorstellen te komen voor een
transparantieverplichting over het vermogen van het Koninklijk Huis,
naar voorbeeld van andere Europese monarchieƫn zoals Spanje,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 10 (36800-I).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de A-component van de uitkering van de Koning stijgt
op basis van de loonontwikkeling van de vicepresident van de Raad van
State;
overwegende dat deze loonontwikkeling sneller verloopt dan de
loonontwikkeling van de meeste Nederlanders;
verzoekt de regering de loonontwikkeling van de A-component van de
uitkering van de Koning voortaan te baseren op de ontwikkeling van de
cao-lonen, zoals vastgesteld door het CBS,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 11 (36800-I).
Dank u wel. Ik schors de vergadering voor tien minuten, dus tot 19.45 uur. Daarna zullen we nog luisteren naar de beantwoording van de laatste gestelde vragen en de appreciatie van de zijde van het kabinet van de ingediende moties.
De vergadering wordt van 19.36 uur tot 19.46 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister-president
voor de tweede termijn van de zijde van het kabinet. De
minister-president.
Minister Schoof:
Voorzitter, dank. Ik had ƩƩn vraag en vier moties.
De vraag, van mevrouw Belhirch, ging over de communicatie over de
nevenfuncties. De functies van de leden van het Koninklijk Huis worden
gepubliceerd op de website van het Koninklijk Huis; dat weet u
natuurlijk. Deze website is algemeen toegankelijk voor iedereen, maar
het zou naar mijn oordeel niet passend zijn om deze functies te melden
aan de Tweede Kamer. Dat klinkt misschien gek, maar door de functies te
melden aan de Tweede Kamer wordt de suggestie gewekt dat het openbare
belang bij de vervulling van deze functies per definitie zou worden
geraakt en de ministeriƫle verantwoordelijkheid geactiveerd zou moeten
worden. Bovendien worden de functies door het expliciet melden aan de
Kamer ook onderdeel van het debat. Dat is de reden waarom wij geen
wijziging van de procedure voorstaan.
Voorzitter. Dan de moties.
De motie op stuk nr. 8, van mevrouw Bromet, gaat over een
grondwetswijziging. Ik heb op basis van deze motie overigens nog geen
duidelijkheid over de vraag of u brutering wenst. U wilt wel een
grondwetswijziging ā daar bent u helder over ā maar moet ik dat dan
verstaan in termen van brutering of gaat u voor een halvering van het
inkomen? Dan zou overigens het financieel statuut volstaan. Ik zit dus
nog steeds even te zoeken, maar dat neemt niet weg dat er, ook gelet op
het debat en de andere redenen die ik heb genoemd, voor dit kabinet in
ieder geval geen reden is om hieraan te beginnen. Daarom ontraden we de
motie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb aangeboden om de motie aan te passen om het duidelijk te maken,
en de premier geeft aan dat het hem nog steeds niet duidelijk is. Hij
heeft het over het verschil tussen brutering en halvering van het
inkomen. Ik zou daar graag wat meer uitleg over willen hebben.
Minister Schoof:
Ik heb dat in mijn bijdrage al kort gedaan, maar brutering ⦠Nee, laat
ik beginnen bij de halvering van het inkomen. Als je gewoon het inkomen
wil halveren, volstaat een wijziging van het financieel statuut. Dan heb
je ook geen grondwetswijziging nodig. Als je brutering wil, dan heb je
een wijziging van de Grondwet, van het financieel statuut en vervolgens
nog van de fiscale wetten nodig. Dat is een hele riedel en een enorm
tijdsbeslag. Dat leidt ertoe dat het inkomen van de Koning hetzelfde
blijft en we wel meer uitgeven maar dat via de belasting dan weer
terughalen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb hier dus geformuleerd dat wij een grondwetswijziging willen. Dat
gaat dan over die brutering en dus niet over de halvering van het
inkomen, want daar is geen grondwetswijziging voor nodig. Volgens mij is
dat dus nu duidelijk.
Minister Schoof:
Helder. Dank voor deze helderheid. Ik denk dat dat ook voor de Kamer
helder is, want ook vorig jaar was er steeds onduidelijkheid over welke
lijn zou moeten worden gekozen. Ik heb uitgelegd welke stappen we
allemaal moeten doorlopen. Naar het oordeel van het kabinet zijn dat
allemaal stappen die de facto weliswaar symbolisch van aard zijn, maar
die zich niet verhouden tot de hoeveelheid werk die erin zit. Als de
motie wordt aangenomen, wordt die natuurlijk opgepakt door het kabinet
en ongetwijfeld ook door mijn opvolger.
De voorzitter:
Maar mevrouw Bromet lijkt te impliceren dat de verwijzing naar een
grondwetswijziging zegt dat het gaat om brutering van het inkomen. Leidt
dat tot een andere appreciatie van de motie?
Minister Schoof:
Nee.
De voorzitter:
Daarmee is de motie op stuk nr. 8 nog steeds ontraden. Tot slot, mevrouw
Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik zal overwegen om het woord "brutering" op te nemen als dat voor het
kabinet duidelijker is. Ik zou ook willen zeggen: er is al een motie
aangenomen. Het kabinet kan dus nu net doen alsof deze motie het
allemaal veel ingewikkelder maakt, maar ik zou ook wel hopen dat het
kabinet de wens van de Kamer respecteert. Wij hebben dit debat maar ƩƩn
keer per jaar. Als we elk jaar moeten vragen hoe het ervoor staat en
achtereenvolgende premiers dan steeds zeggen "moeilijk, moeilijk,
moeilijk", dan kan ik de volgende keer ook beter thuisblijven.
Minister Schoof:
Dat zou ik noch de volgende premier noch een Kamerlid toewensen, want ik
denk dat we altijd het debat met elkaar moeten blijven voeren. Vorig
jaar hebben we dit debat inderdaad ook gevoerd, maar was er grote
onduidelijkheid en kon de Kamer uiteindelijk ook niet tot
overeenstemming komen over de vraag of het over brutering of over
halvering van het inkomen ging. Dat was echt een fors onderdeel van het
debat. Daar ging het een groot gedeelte van het debat over. Vandaar dat
ik wel blij ben met de helderheid die nu in deze motie wordt
gegeven.
Voorzitter, de motie blijft ontraden.
De voorzitter:
Daarmee blijft, ongeacht de formulering, de appreciatie "ontraden" op de
motie op stuk nr. 8 overeind?
Minister Schoof:
Ja.
De motie op stuk nr. 9 is niet aan mij. Die is aan het Presidium.
De voorzitter:
Ja.
Minister Schoof:
Ik onthoud mij van commentaar daarover.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 10.
Minister Schoof:
De motie op stuk nr. 10, over de transparantieverplichting, krijgt het
oordeel ontraden. Ik verwijs naar het debat waarin ik al gewezen heb op
de grondwetsartikelen 10 en 41.
De motie op stuk nr. 11 over het indexeren van de loonontwikkeling van
de A-component van de uitkering ontraad ik. Dat is een wijziging van de
CAO Rijk naar een gemiddelde cao. Daarvoor moeten we met een
tweederdemeerderheid het financieel statuut gaan wijzigen. Ontraden.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde
van het kabinet en dus aan het einde van de behandeling van de
begrotingen Algemene Zaken en de Koning.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zal dinsdag gestemd worden en over de
begrotingen pas na de behandeling van alle andere begrotingen.
Ik wil de minister-president van harte bedanken voor zijn aanwezigheid,
de beantwoording van de gestelde vragen en het gevoerde debat. Ik dank
de aanwezige Kamerleden en de collega's van de Kamerorganisatie. Ik
sluit de vergadering van 9 december 2025.
Sluiting
Sluiting 19.52 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
|---|