Reactie op verzoek commissie over een kabinetsreactie op het krantenbericht van het AD dat zorgkantoren aanvragen voor verlengingen van meerzorg afwijzen
Langdurige zorg
Brief regering
Nummer: 2025D51124, datum: 2025-12-10, bijgewerkt: 2025-12-15 15:49, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 34104 -453 Langdurige zorg.
Onderdeel van zaak 2025Z21624:
- Indiener: N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-12-11 10:16: Debat over het beleid rondom de toewijzing voor meerzorg (Plenair debat (debat)), TK
- 2025-12-11 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-12-17 10:15: Procedurevergadering Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
34104 Langdurige zorg
Nr. 453 Brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2025
1. Inleiding
Sinds dit voorjaar is er aandacht voor de toekenning van meerzorg aan kwetsbare cliënten. Er waren signalen dat een aantal thuiswonende cliënten van het zorgkantoor te horen kregen dat hun aanvraag voor verlenging of verhoging van meerzorg was afgewezen. In mijn brief over meerzorg thuis van 8 september jl. (Kamerstuk 34 104, nr. 449) heb ik u geïnformeerd over de achtergrond hiervan. In deze brief ga ik in op de huidige stand van zaken, op de motie van Kamerlid Westerveld (Kamerstuk 24 170, nr. 366) en de toezegging om Kamerlid Dobbe te informeren over de juridische mogelijkheden om in te grijpen op schrijnende meerzorgsituaties. Tevens voldoe ik hiermee aan het verzoek van uw Kamer om u te informeren over de stand van zaken voorafgaande aan het debat van 11 december as. (met kenmerk: 2025Z21197).
Voor cliënten heeft de ontstane situatie geleid tot onzekerheid en onrust, zoals ook recentelijk is weergegeven in het artikel van het Algemeen Dagblad (AD) van 3 december jl. Deze aanhoudende onrust en onzekerheid bij cliënten met een persoonsgebonden budget (hierna: budgethouders) betreur ik zeer. De zorgen van deze cliënten gaan momenteel, zoals weergegeven in het artikel en voor zover mij bekend, niet zozeer over de hoogte van toekenning van meerzorg. De onzekerheid gaan vooral over de duur van de verlenging en daarmee niet goed weten waar ze aan toe zijn. Dit terwijl budgethouders hun hulpverleners tijdige duidelijkheid moeten geven over de voortzetting van de zorg. Via Metgezel bereiken mij signalen dat de communicatie vanuit de zorgkantoren over de periode van onzekerheid voor verbeteringen vatbaar is. Ik heb dit signaal doorgegeven aan de zorgkantoren.
Ik voel mij zeer betrokken bij de ontstane situatie. De afgelopen maanden is door het ministerie dan ook intensief overleg gevoerd met de zorgkantoren. Zorgkantoren beschikken momenteel nog niet over een gelijkgericht beoordelingskader die aansluit bij de huidige regelgeving. Dit licht ik toe in de volgende paragraaf. Daar waar mogelijk probeer ik te bemiddelen tussen cliëntorganisaties en zorgkantoren.
Graag licht ik in deze brief ook mijn formele rol op dit onderwerp nader toe. Tijdens het debat van 9 september jl. heb ik de Kamer toegezegd om nader in te gaan op de mogelijkheden om de zorgkantoren zonder wijziging van de regelgeving te dwingen iets te doen of te laten met betrekking tot de schrijnende meerzorgsituaties. Hierbij is terughoudendheid geboden. Dat komt doordat in de regelgeving de taak om te beoordelen of een cliënt in aanmerking komt voor meerzorg is belegd bij de Wlz-uitvoerder c.q. het zorgkantoor. Dit zijn zelfstandige bestuursorganen. Zelfstandige bestuursorganen zijn naar hun aard niet hiërarchisch ondergeschikt aan een minister. Het is vanuit mijn positie niet toegestaan om aan de zorgkantoren of Wlz-uitvoerders aanwijzingen te geven voor een concreet geval. Mijn rol is om passende kaders te stellen via regelgeving.
2. Huidige situatie
Volgens opgave van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben ongeveer 700 van de ongeveer 100.000 mensen met een persoonsgebonden budget (pgb) of een modulair pakket (mpt) thuis op dit moment meerzorg. Zoals in de brief van 8 september jl. is toegelicht, zijn sommige zorgkantoren, mede op basis van de duiding van het Zorginstituut “Duiding en advies in het kader van meerzorg bij de leveringsvormen pgb en mpt”, ertoe overgegaan om bij aanvragen voor meerzorg anders te beoordelen of sprake is van een bijzondere zorgbehoefte. Daarbij heb ik aangegeven dat de huidige regelgeving ten aanzien van meerzorg aanpassing behoeft. Mijn streven is erop gericht om de regelgeving met ingang van 1 januari 2027 te wijzigen. Ik snap dat deze fase ook kan leiden tot extra onzekerheid bij cliënten en hun naasten. Dit geven zorgkantoren ook aan. Tegelijkertijd is een verduidelijking van de regeling nodig om te komen tot een structurele oplossing. Hiermee geef ik invulling aan de motie Krul/Diederik van Dijk (Kamerstuk 25657, nr. 365) en aan de motie Westerveld, voor zover het in deze laatste motie gaat over de toekomstige situatie.
Op 22 oktober jl. heeft de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2025:1517) geoordeeld dat een zorgkantoor een aanvraag voor meerzorg niet op de juiste manier heeft beoordeeld en niet goed heeft onderbouwd. De Centrale Raad van Beroep heeft kortgezegd aangegeven dat een beoordeling niet alleen mag plaatsvinden aan de hand van een bijzondere zorgbehoefte bovenop de zorg in het zorgprofiel, maar ook het benodigde aantal uren voor de zorg thuis moet betrekken in de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep geeft verder aan dat de regelgeving lastig te begrijpen is en nadere verduidelijking behoeft. Zorgkantoren hebben hierbij aangegeven dat zij het enkel toepassen van een urengrens als beoordeling van de aanvraag voor meerzorg, moeilijk uitvoerbaar vinden. Dit onderstreept de noodzaak de regelgeving aan te passen.
Volgens ZN hanteren zorgkantoren momenteel nog geen uniforme werkwijze bij het beoordelen van meerzorg. Een aantal zorgkantoren heeft besloten om voorlopig bij herhaalaanvragen het eerder afgegeven pgb, veelal tot 1 januari 2027, te verlengen en bij nieuwe meerzorgaanvragen tijdelijk de gevraagde zorg toe te kennen, mits de zorg thuis verantwoord kan worden geboden. Ook worden beslissingen op bezwaar uitgesteld met behoud van het eerder toegekende pgb. Bij beroep wordt de beslissing van de rechtbank afgewacht. Andere zorgkantoren zetten hun (huidige) werkwijze voort, omdat deze de afgelopen periode niet of nauwelijks heeft geleid tot klachten of bezwaren.
Voor de periode totdat de regelgeving is aangepast, zijn ZN en de zorgkantoren gezamenlijk aan de slag om op basis van de bestaande regelgeving te komen tot een landelijk uniforme werkwijze voor het beoordelen van meerzorg in een zogeheten beoordelingskader. ZN geeft voorts aan dat de zorgkantoren momenteel bekijken of de werkwijze van een ander zorgkantoor voorlopig als basis kan dienen voor de gewenste landelijk uniforme beoordeling. Deze werkwijze is gebaseerd op meerdere referentiepunten, zoals opgenomen in het rapport over meerzorg van het Zorginstituut. Dit beoordelingskader voorziet ook in meer maatwerk. Dit laatste sluit aan bij de motie Westerveld. Binnenkort zal ik worden geïnformeerd of alle zorgkantoren deze werkwijze zullen gaan volgen.
3. Tot slot
In deze brief heb ik de stand van zaken ten aanzien van de meerzorg thuis toegelicht. Voor de korte termijn is er voor sommige cliënten in de thuissituatie sprake van onzekerheid over de wijze waarop het zorgkantoor de aanvraag zal afhandelen en op welk moment. De onrust die de budgethouders hierdoor ervaren betreur ik zeer, maar ik vertrouw erop dat hierover op korte termijn wel de benodigde duidelijkheid komt. Dit heeft mijn aandacht en heeft de meeste prioriteit. Daarna zal ik de aandacht richten op de geplande wijziging van de regelgeving met 1 januari 2027 als streefdatum voor de inwerkingtreding van een aangepaste regeling. Daarbij betrek ik ook de inbreng van professionals, zorgkantoren en vertegenwoordigers van cliënten.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
N.J.F. Pouw-Verweij