Stand van zaken realisatie energie-infrastructuur
Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Brief regering
Nummer: 2025D51482, datum: 2025-12-11, bijgewerkt: 2025-12-15 10:56, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 13 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 8 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 6 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 14 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 5 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 10 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 7 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 16 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 3 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 4 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 9 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 1 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 2 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 12 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 11 van 16
- Projectenboek 2025 digitaal Deel 15 van 16
- Beslisnota bij Kamerbrief Stand van zaken realisatie energie-infrastructuur
Onderdeel van kamerstukdossier 29023 -601 Voorzienings- en leveringszekerheid energie.
Onderdeel van zaak 2025Z21785:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-12-16 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2026-01-20 17:00: Procedurevergadering Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 601 Brief van de minister van Klimaat en Groene Groei
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2025
Het Rijk werkt samen met betrokken partners hard aan de bouw van
nationale energie-infrastructuur. Voldoende en goede infrastructuur is
onmisbaar voor een betrouwbare energievoorziening. Daarom versterken we
het elektriciteitsnet met nieuwe kabels en stations, bouwen we een
landelijk netwerk van buisleidingen voor waterstof en leggen we
leidingen aan voor warmte en CO₂(-opslag). Daarmee zorgen we ervoor dat
we, nu en in de toekomst, nieuwe huizen kunnen aansluiten op het
stroomnet en bedrijven, scholen of winkels van de benodigde energie
voorzien. Doordat we dit steeds meer met energie van eigen bodem doen,
kunnen we Nederland verduurzamen en minder afhankelijk van andere landen
maken.
De aanleg van de energie-infrastructuur die de komende jaren - maar ook op de langere termijn - nodig is, is in volle gang. Door heel het land zijn netbeheerders volop bezig met de aanleg of uitbreiding van projecten. Vanuit de Rijksoverheid zorgen we ervoor dat netbeheerders zo snel mogelijk kunnen starten met de bouw door de voorbereiding van projecten op tijd af te ronden. Dit jaar zijn de locatieonderzoeken voor een recordaantal van dertien nationale projecten – waaronder uitbreidingen van het hoogspanningsnet en onderdelen van het landelijk waterstofnetwerk – van start gegaan. Daarnaast zijn negen nieuwe energieprojecten geselecteerd die op rijksgronden zullen worden gebouwd, bijvoorbeeld langs snelwegen of op defensieterreinen. Een overzicht van de voortgang van de 41 projecten van nationaal belang is te vinden in bijlage 1 en het meegezonden projectenboek.
Het kabinet houdt grip op de ontwikkeling van energie-infrastructuur met verschillende programma’s. Zo wordt volgend jaar na uitvoerig onderzoek in het programma Verbinding aanlandingen wind op zee (VAWOZ) bekend wat de beste locaties zijn voor aanlandingen van toekomstige windparken in de kustregio’s. Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) houdt de overheid regie op individuele projecten van nationaal belang die extra steun en sturing nodig hebben, bijvoorbeeld door elektriciteitsprojecten een hogere prioritering in de investeringsplannen van netbeheerders te geven. Binnen het MIEK wordt ook gekeken welke infrastructuur in de toekomst nodig is. Zo wordt volgend jaar onderzocht welke extra kabels en leidingen nodig zijn als vliegtuigen richting 2050 op korte afstanden op elektriciteit of waterstof gaan vliegen. In bijlage 2 wordt de stand van zaken van de nationale energie infrastructuur programma’s gegeven.
Met de diverse onderzoeksprogramma’s en in totaal meer dan zestig lopende projecten in voorbereiding, pakt het Rijk haar verantwoordelijkheid om de benodigde energie-infrastructuur zo snel als mogelijk van de grond te krijgen. Dat gaat helaas niet altijd zo snel als we zouden willen. Nederland is een land met veel ruimtelijke belangen op een klein grondgebied. Energie-infrastructuurprojecten nemen veel ruimte in beslag en doorkruisen vaak meerdere gemeenten en provincies. Daar concurreren ze met andere opgaven die ruimte nodig hebben, zoals nieuwe huizen, mobiliteit en defensie. En er zijn andere uitdagingen, zoals gebrek aan stikstofruimte en te weinig personeel en materieel. De complexiteit van nieuwe projecten en uitdaging om vertraging te voorkomen neemt daarmee toe.
Dat de uitvoering ingewikkeld is, wordt bevestigd in het concept investeringsplan dat TenneT op 31 oktober 2025 heeft gepubliceerd.1 TenneT verwacht dat 60% van de projecten gemiddeld 2,5 jaar later worden opgeleverd dan eerder gedacht. Deze verwachte vertraging is opvallend en de omvang van de vertraging zeer zorgelijk. Het kabinet heeft TenneT hierop aangesproken. Het is schrijnend dat bedrijven en projecten die soms al jaren wachten op een aansluiting nu nog langer moeten wachten.
Het kabinet blijft daarom, met medeoverheden en netbeheerders, maximaal inzetten op de aanpak van netcongestie. Met de doorbraakaanpak krijgt flexibel gebruik van het net meer urgentie, zodat snel meer ruimte op het net gecreëerd kan worden. In januari 2026 wordt de Kamer hier verder over geïnformeerd.
Ook het sneller realiseren van het stroomnet heeft prioriteit. In het investeringsplan van TenneT is de impact van de tientallen maatregelen uit het versnellingspakket voor netcongestie2 niet verwerkt. Snelle invoering van die versnellingsmaatregelen is een belangrijke prioriteit om daarmee vertraging zoveel mogelijk te beperken. Onderdeel van het versnellingspakket zijn ook de 26 urgente projecten die een belangrijke bijdrage leveren aan verlichting van netcongestie. Om de energietransitie te laten slagen, wordt naast elektriciteit ook volop ingezet op versnelde realisatie van infrastructuur voor andere modaliteiten zoals waterstof, CO2 en warmte. De inzet van medeoverheden is daarbij hard nodig om alle projecten op tijd voor te bereiden. Daarom gaat vanaf 2026 de uitbreiding van de vliegende brigade van start, waardoor medeoverheden voor veel meer projecten ondersteuning krijgen voor de ruimtelijke inpassing. In bijlage 3 wordt meer informatie gegeven over de laatste stand van zaken van het versnellingspakket.
Tot slot
De energietransitie is echt op gang gekomen en er is een record aan nieuwe projecten van start gegaan dit jaar. Tegelijkertijd is de uitvoering weerbarstig en ligt vertraging op de loer. Het kabinet blijft daarom inzetten op versnelling door belangrijke projecten te ondersteunen en procedures waar mogelijk in te korten Daarmee zorgen we voor een sterke en schone energievoorziening waarmee we minder afhankelijk worden van het buitenland.
De minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans
Bijlage 1 – Voortgang nationale energie-infrastructuur
Het ministerie coördineert de ruimtelijke inpassing van energieprojecten met een nationaal belang. De stand van zaken op per project is te vinden in het meegezonden projectenboek. Hieronder wordt een korte stand van zaken per modaliteit gegeven.
Voortgang nationale energieverbouwing 2025 in cijfers
41 totaal lopende projectprocedures voor energieprojecten in Nederland
13 nieuwe procedures voor nationale projecten van start
3 nieuwe kavelbesluiten voor wind op zee
8 nieuwe projecten opgenomen in het nationale MIEK
9 nieuwe projecten opgenomen in programma OER
Het overzicht is ook te vinden in het projectenboek in de bijlage en op www.energieprojectennederland.nl.
Kernenergie
Via de rijksprojectprocedure wordt een locatiebesluit voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales genomen. In het voorjaar heeft het concept onderzoeksplan (concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau) naar en de onderlinge vergelijking tussen de locaties in Zeeland, Zuid-Holland en Groningen ter inzage gelegen. Op dit concept onderzoeksplan zijn 533 reacties ontvangen en de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie mer) heeft advies uitgebracht. Op basis hiervan worden de lopende onderzoeken mogelijk aangescherpt. Naar verwachting wordt na de zomer van 2026 duidelijk op welke locaties de kerncentrales zullen komen (ontwerp-Voorkeursbeslissing). Hier kan vervolgens op gereageerd worden door omwonenden en andere belanghebbenden.
Hoogspanningsprojecten op land
Komend jaar komt voor een aantal belangrijke uitbreidingen van het hoogspanningsnet meer duidelijkheid voor bewoners en bestuurders over nieuwe stationslocaties en tracés. Naar verwachting zullen in het voorjaar van 2026 de voorkeurstracés voor de 380 kV-projecten Diemen-Lelystad-Ens, Vierverlaten-Ens, Noord-Holland-Noord en Zeeuws-Vlaanderen bekend worden (de ontwerp-Voorkeursbeslissing). De regio’s, waarmee we in de afgelopen periode constructief hebben samengewerkt, zullen KGG hierover adviseren. Er kan op gereageerd worden door omwonenden en andere belanghebbenden. Na bestudering van alle zienswijzen en advies van de Commissie mer gaan de projecten richting een definitieve voorkeursbeslissing en worden de projecten tot op omgevingsplanniveau uitgewerkt waarna het Projectbesluit door de ministers van KGG, in samenspraak met de minister van VRO, wordt genomen. Ook zullen weer een aantal nieuwe rijksprojectprocedures voor hoogspanningsprojecten van start gaan, waaronder de opwaardering van verbindingen in het oosten van het land, de uitbreiding van bestaande hoogspanningsstations en nieuwe 380 kV-verbindingen in het rivierengebied en in Limburg.
Uitrol landelijk waterstofnetwerk
Een essentiële randvoorwaarde voor de ontwikkeling van de waterstofketen is zekerheid dat de benodigde infrastructuur op tijd beschikbaar is. Inmiddels lopen er zeven projectprocedures die onderdeel zijn van het landelijke waterstoftransportnet. Eind 2024 is de Delta Rhine Corridor West in de huidige scope (voor waterstof en CO2) van start gegaan. Ook is de procedure voor belangrijke verbindingsstukken tussen de grote industrieclusters gestart: waterstofnetwerk West-Nederland en Oost-Nederland hebben afgelopen jaar het Voornemen en voorstel voor Participatie (VenP) gepubliceerd. Hierin wordt aangegeven welk plan wordt overwogen en op welke manier inwoners en belanghebbenden kunnen meedenken. De projecten Delta Rhine Corridor Oost (voor CO2) en waterstofnetwerk Limburg zijn in voorbereiding, publicatie van het VenP van deze projecten staat gepland voor begin 2026. Het project HyStock (waterstofopslag in zoutcavernes) heeft het voorkeursalternatief gepubliceerd. De milieueffecten van de eerste vier waterstofcavernes zijn grondig in kaart gebracht. De voorbereiding van de vergunningaanvragen loopt en op korte termijn wordt gestart met de voorbereiding van het ontwerp Projectbesluit.
De Kamer wordt dit jaar nog geïnformeerd over de ontwikkeling van het transportnet voor waterstof.
Afvangen, transporteren en opslaan van CO2
Het ontwikkelen van de infrastructuur voor CO2-afvang, -transport en CO2-opslag is essentieel voor het behalen van de 2030 CO2-reductiedoelstellingen in Nederland en het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050, inclusief netto negatieve emissies daarna.3 Porthos is het eerste CCS-project dat is vergund en de bouwwerkzaamheden zijn in volle gang. Porthos ligt op schema om in 2026 te starten met het opslaan van CO2 en is daarmee het eerste commerciële CCS-project binnen de Europese Unie.
Op dit moment lopen er twee rijksprojectprocedures voor CO2-opslag en -transportinitiatieven en zijn vijf projecten in voorbereiding voor het opstarten van een rijksprojectprocedure. Naar verwachting starten deze procedures rond Q1/Q2 2026. Aramis (CO2-opslag op de Noordzee) en CO2Next (CO2-terminal op de Maasvlakte) vallen onder dezelfde rijksprojectprocedure waarvoor dit jaar de definitieve vergunningen zijn verleend. De Delta Rhine Corridor (DRC) gaat, naast waterstof, ook grootschalig CO2 transporteren. Voor het westelijke deel is in september dit jaar de rijksprojectprocedure gestart met de terinzagelegging van het Voornemen en Participatieplan (VenP).
Gaswinning en gasinfrastructuur
In de overgang naar duurzame energie speelt aardgas nog een belangrijke rol. In april 2025 heeft het kabinet een sectorakkoord over aardgaswinning op de Noordzee gesloten. Een belangrijk doel van het akkoord is om de productie van aardgas uit kleine velden op de Noordzee te vergroten4. In 2025 is het gasproductieproject N05-A op de Noordzee in gebruik genomen. Voor potentiële gaswinning door Eni Energy Netherlands B.V. in het L7-F gebied loopt de rijksprojectprocedure. Daarnaast zijn in 2025 nog drie aanvragen voor gaswinning op de Noordzee ontvangen, deze zijn in voorbereiding op start van de rijksprojectprocedure.
Als onderdeel van de verantwoorde afbouw van gaswinning mag nog gas worden gewonnen uit kleine gasvelden op land, zolang dit veilig kan.5 Momenteel lopen er twee procedures van vergunningverlening onder de projectenprocedure voor winning uit kleine velden in Drenthe en Friesland: respectievelijk het project VDW en het project FFW. Initiatiefnemer van deze rijksprojectprocedures is het bedrijf Vermilion Energy Netherlands B.V.
Met het oog op de gasleveringszekerheid en de robuustheid van het gehele gassysteem is het op peil houden van de in Nederland benodigde LNG-importcapaciteit van belang. Zo zal in 2026 de importcapaciteit van de GATE-terminal worden uitgebreid en wordt een verlenging van de tijdelijke LNG-terminal in de Eemshaven voorbereid. In 2025 is ook een rijksprojectprocedure gestart voor een nieuwe LNG-terminal in Zeeland.
Netten op zee
Met de huidige Routekaart wind op zee wordt in totaal ca. 21 GW duurzame energie aan land gebracht, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan leveringszekerheid, energie-onafhankelijkheid en het behalen van de Klimaatdoelen. De meeste net op zee projecten, die nodig zijn om de energie vanuit het windgebied aan te landen op het landelijke hoogspanningsnet, zijn inmiddels onherroepelijk. TenneT werkt aan de realisatie van die aanlandingen. Daarnaast lopen de rijksprojectprocedures voor Net op zee Nederwiek 3 en Doordewind.
In september is het actieplan windenergie op zee aangekondigd.6 Hierin staat dat de uitrol van windenergie op zee, en dus ook de aanlandingen die TenneT realiseert, vertraging oploopt. In overleg met de windenergiesector en TenneT wordt een geactualiseerde Routekaart windenergie op zee voorbereid.
Vanuit het Klimaatfonds is budget gereserveerd voor specifieke uitkeringen aan medeoverheden voor gebiedsinvesteringen in de omgeving van aanlandlocaties van het net op zee. De middelen worden beschikbaar gesteld voor het behoud en versterken van de natuur, verbeteren van de fysieke leefomgeving, versterken van de regionale economie of het versnellen van de energietransitie. Hiervoor is € 500 mln. beschikbaar gesteld. Een eerste tranche wordt sinds 2024 uitbetaald aan de regio’s middels een specifieke uitkering. Het totaal beschikbare bedrag is bij de ontwerpbegroting 2025 met € 35 mln. verlaagd vanwege de verwerking van de taakstelling op specifieke uitkeringen uit het Hoofdlijnenakkoord. De betrokken regio’s zijn hierover november 2024 geïnformeerd bij het bekendmaken van de middelen voor de tweede tranche gebiedsinvesteringen. Begin 2026 worden afspraken gemaakt over de tweede tranche.
Bijlage 2 - Stand van zaken energie-infrastructuurprogramma’s
Nationaal MIEK
Dit jaar zijn 12 aanvragen ingediend voor het nationale MIEK. Deze aanvragen zijn beoordeeld op maatschappelijk doel, passendheid in het toekomstige energiesysteem en de fysieke leefomgeving, hulpvraag en schaalniveau. De beoordeling is gedaan in een samenwerking tussen ministeries, netbeheerders en decentrale overheden.
Er worden acht projecten toegevoegd aan het nationale MIEK:
Onderzoek naar energie-infrastructuur voor luchthavens
Samenwerkingsprogramma voor laadinfrastructuur langs snelwegen
Praktisch onderzoek naar regionale waterstofinfrastructuur
Onderzoek naar de projectenaanpak voor netcongestieprojecten
Pocket elektriciteitsinfrastructuur Flevoland, Gelderland, Utrecht
380 kV Eindhoven – Maasbracht
380 kV Krimpen – Geertruidenberg of Crayestijn
Voorverkenning diepe aanlandingen wind op zee
De 26 netcongestie doorbraakprojecten zijn samengevoegd in één MIEK-onderzoeksproject “Onderzoek naar projectenaanpak voor netcongestieprojecten”. Reden daarvoor is dat er voor sommige projecten nog projectateliers plaatsvinden en projectafspraken worden gemaakt, waardoor het niet mogelijk was om nu al per project een besluit te nemen of nMIEK-status passend is. Die besluiten volgen naar verwachting volgend jaar.
Provinciaal MIEK
Afgelopen voorjaar hebben de provincies voor de tweede keer een provinciaal MIEK (pMIEK) opgeleverd: de pMIEK’s 2.0. In het pMIEK worden de maatschappelijk meest relevante energieprojecten geselecteerd met als doel om nieuwe energie-infrastructuur op regionaal schaalniveau tijdig te signaleren en beter te programmeren. Elke provincie heeft ook een provinciale Energievisie opgesteld, met daarin het provinciale toekomstbeeld op het gebied van energie. Op basis van dit toekomstbeeld van het energiesysteem zijn projecten geselecteerd voor de pMIEK’s 2.0.
Kennisinstellingen TNO, PBL en RVO hebben een reflectie uitgevoerd op de provinciale Energievisies en pMIEK’s 2.0. Het rapport van de kennisinstellingen is op 13 november 2025 door hen gepubliceerd.7 De provincies hebben op een aantal punten vooruitgang geboekt ten opzichte van de pMIEK’s 1.0. Zo is de toekomstige energievraag uit sectoren zoals mobiliteit, industrie en woningbouw via de provinciale Energievisies beter in kaart gebracht en weten provincies, gemeenten, netbeheerders, maatschappelijke organisaties en het Rijk elkaar tijdens het proces beter te vinden. De kennisinstellingen doen ook een aantal aanbevelingen. Bijvoorbeeld om het proces eenvoudiger en efficiënter in te richten door bepaalde technische expertise over het energiesysteem op landelijk niveau te organiseren. Daarnaast zien de kennisinstellingen mogelijkheden om de provinciale Energievisies concreter uit te werken, zodat deze een betere ruimtelijke doorwerking krijgen in het omgevingsbeleid. Deze aanbevelingen worden meegenomen in de volgende pMIEK-ronde.
OER (Opwek Energie Rijksvastgoed)
In het OER-programma stelt de Rijksoverheid - waar mogelijk - gronden die in haar bezit zijn beschikbaar voor het duurzaam opwekken van hernieuwbare energie. Hiermee wordt een substantiële bijdrage geleverd aan de opgave van de RES’en en daarmee de energietransitie. Dit jaar worden 9 nieuwe energieprojecten toegevoegd. Uitdagingen in het OER-programma zijn netcongestie en een smalle business case voor zon op land. Een nieuwe ontwikkeling binnen het OER-programma is dat meer wordt ingezet op een systeembenadering. Dit betekent dat hernieuwbare elektriciteit onderdeel wordt van de decentrale ontwikkelingen in het energiesysteem met het oog op de robuustheid hiervan. KGG is voornemens om in samenspraak met de uitvoeringsorganisaties de ambitie van het programma OER hier verder op aan te scherpen. Het idee is dat nieuw aanbod van elektriciteit op een slimme manier wordt verbonden met regionale energievragers. Zo draagt OER bij aan een oplossing in de regio met een behoefte aan energie, zodat bijvoorbeeld woonwijken, laadstations en bedrijventerreinen kunnen worden gerealiseerd. Een bestendig investeringsklimaat voor de ontwikkelaars van deze energieprojecten is hierbij nodig, omdat de marktontwikkelingen voor hernieuwbare energie sterk in beweging zijn.
Programma Verbindingen aanlanding wind op zee
Het programma VAWOZ (Verbindingen Aanlanding Wind Op Zee) brengt in samenspraak met de omgeving kansrijke alternatieven in beeld om wind op zee aan te landen na de huidige routekaart windenergie op zee. De bij het programma VAWOZ betrokken decentrale overheden werken momenteel aan het opstellen van regioadviezen. Met dit regioadvies geven de regio’s (Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland) de minister van Klimaat en Groene Groei in december 2025 hun voorkeuren en aandachtspunten mee met betrekking tot routes en locaties voor het aanlanden van windenergie van zee en mogelijke locaties voor grootschalige elektrolyse op land. Bij de publicatie van het programma Aansluiting Wind op Zee – Eemshaven (PAWOZ-Eemshaven) is de Tweede Kamer reeds geïnformeerd over de doorontwikkeling van het tunnelconcept. Het uitgangspunt is om het tunnelconcept in samenspraak met de regio dusdanig uit te werken dat deze onderdeel kan zijn van de afweging in programma VAWOZ over welke alternatieven te benutten voor toekomstige aanlandingen van wind op zee.
Mede op basis van de regioadviezen, het advies van Rijkswaterstaat, een consultatie van het Noordzeeoverleg, de onderzoeksresultaten en input vanuit de brede omgeving wordt een ontwerpprogramma VAWOZ met kansrijke alternatieven opgesteld. Voorzien is om het ontwerpprogramma – samen met de onderliggende onderzoeksrapporten – in mei 2026 ter inzage te leggen zodat eenieder in de gelegenheid is om een zienswijze in te dienen. In deze periode worden ook de wettelijke adviseurs en Commissie voor de milieueffectrapportage geraadpleegd. Naar verwachting wordt het programma eind 2026 vastgesteld, waarna rijksprojectprocedures starten voor de ruimtelijk inpassing en vergunningverlening van de aanlandingen.
Voorverkenning diepe aanlandingen
Door beperkte ruimte in de kustregio’s en om netcongestie in die gebieden te verminderen, worden in een nieuw traject ook verder landinwaarts aanlandingen onderzocht. Begin dit jaar zijn KGG en Tennet, in afstemming met Rijkswaterstaat en de betrokken provincies, gestart met een voorverkenning voor diepe aanlandingen windenergie op zee. Deze voorverkenning vormt de eerste stap in het ruimtelijke proces om tot diepe aanlandingen te komen en is de basis voor goed onderbouwde keuzes om in latere fasen kostbare aanpassingen of vertragingen te voorkomen.
De voorverkenning richt zich op verschillende potentiële aansluitlocaties die dieper landinwaarts liggen. Het gaat om locaties in Limburg, Gelderland, Noord-Brabant, Flevoland en Twente. Daarnaast worden op hoofdlijnen mogelijke kabeltracés naar deze locaties onderzocht, waarbij ook wordt bezien of reserveringsgebieden en indicatieve buisleidingenstroken uit het Programma Energiehoofdstructuur benut kunnen worden als alternatieve routes.
In de voorverkenning zal ook een variant worden onderzocht met een gelijkstroomhub. Een gelijkstroomhub fungeert als schakelstation tussen twee of meerdere gelijkstroomkabels en stelt TenneT in staat om in windluwe periodes beter te sturen waar de elektriciteit naartoe gaat. Besluitvorming over hubs, evenals de nut en noodzaak van diepe aanlandingen, volgt uit PEH II.
In de zomer 2026 moet de voorverkenning zijn afgerond op basis waarvan een set redelijke alternatieven wordt geselecteerd om nader te onderzoeken in een programma of brede rijksprojectprocedure.
Bijlage 3 - Voortgang versnellingspakket netcongestie
Toelichting doorbraakprojecten versnellingspakket netcongestie
Op verzoek van het kabinet heeft TenneT afgelopen zomer 26 projecten die cruciaal zijn voor de verlichting van netcongestie, grondig doorgelicht en heeft TenneT onderzocht bij welke versnellingsmaatregelen elk project baat heeft. In het najaar zijn voor alle projecten projectateliers georganiseerd. In elk projectatelier zijn de uitkomsten van de analyse van TenneT besproken met regionale netbeheerders, provincies en gemeenten. Het blijkt essentieel om in vroeg stadium duidelijke afspraken te maken tussen overheden en netbeheerders.
Terwijl beleidsmaatregelen verder wordt uitgewerkt, worden deze maatregelen waar mogelijk al ingezet in de doorbraakprojecten. Zo is sinds de zomer de expertpool al ingezet bij de doorbraakprojecten, vooruitlopend op officiële verbreding van de scope in 2026. Ook zal de uniforme taxatiemethodiek voor grondverwerving in de praktijk worden getoetst en geconcretiseerd bij lopende projecten. En er wordt gewerkt aan het verbeteren van het proces rondom het trechteren van locaties voor projecten om de locatiekeuze te vereenvoudigen.
De projectateliers hebben geleid tot afspraken per project over onder andere over bevoegd gezag, toepassing van nieuwe werkwijze en inzet van versnellingsmaatregelen. Als bleek dat versnellingsmaatregelen niet op tijd klaar zijn voor een project, zijn waar mogelijk specifieke afspraken gemaakt om toch versnelling te behalen en het risico op vertraging te beperken. Ook zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt, bijvoorbeeld over de rol van het Rijk bij projecten waar een provincie of gemeente het bevoegd gezag zijn of worden. In het voorjaar van 2026 zal de nieuwe werkwijze voor de doorbraakprojecten worden geëvalueerd in het kader van het MIEK en worden bezien of de aanpak kan worden uitgebreid naar andere TenneT-projecten.
Aankoopbeleid woningen bij nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen
De uitbreiding van het bovengrondse hoogspanningsnet loopt vertraging op door maatschappelijke bezorgdheid van omwonenden en lokale overheden. Eind november heeft de minister van Klimaat en Groene Groei daarom afspraken gemaakt met TenneT over de aankoop van woningen in de nabijheid van bovengrondse hoogspanningslijnen.
Met dit nieuwe beleid krijgen omwonenden die binnen 100 meter van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen wonen de mogelijkheid om hun woning door TenneT te laten aankopen tegen marktwaarde. Of bewoners kunnen een verhuiskostenvergoeding krijgen als ze de woning huren. Met TenneT is afgesproken dat aangekochte woningen in beginsel weer worden doorverkocht aan nieuwe bewoners die er wél willen wonen, zodat deze beschikbaar blijven voor de woningmarkt.
De komende twee jaar stellen de ministers van KGG en van VRO voor minimaal vijf nieuwe bovengrondse 380 kV-verbindingen de voorkeurstracés vast. Met dit aankoopbeleid worden de belangen van omwonenden beter geborgd en komen besluiten over het realiseren van nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbindingen sneller en met meer draagvlak tot stand. Het aankoopbeleid gaat 1 januari 2026 in.
Concrete versnelling wetgeving versnellingspakket
In het wetgevingsprogramma voor kortere procedures worden mogelijke wettelijke maatregelen voor structurele versnelling van de realisatie van elektriciteitsprojecten onderzocht. Er wordt ingezet op verbetering van wetgeving om procedures te versnellen, het effectiever inzetten van grondbeleid en het vrijmaken van ruimte voor elektriciteitsnetwerken8. Waar mogelijk worden aanpassingen breed gedaan, zodat ook projecten op midden-en laagspanning en andere energiemodaliteiten (waterstof, warmte en CCS) profiteren.
Concrete versnelling door aanpassing wetgeving voor energieprojecten:
In september is het ontwerpbesluit procedurele versnellingen elektriciteitsprojecten in procedure gebracht, met de start van de voorhang bij beide Kamers. Dit ontwerpbesluit kan leiden tot een versnelling van 1,5 jaar door besluiten voor energie-infrastructuurprojecten aan te wijzen waarvoor een snellere beroepsprocedure geldt. Zo wordt het mogelijk om beroepsmogelijkheden bij één instantie te leggen met verkorte termijnen. Uiteindelijk inwerkingtreding is afhankelijk van de grondslag in de Wet Regie Volkshuisvesting, die voor behandeling in de Eerste Kamer ligt.
Vanaf 1 januari 2026 treedt een wijziging van het Energiebesluit inwerking. Met deze wijziging wordt het bevoegd gezag voor vergunningverlening bij natuuraspecten voor het landelijk waterstofnetwerk van provincies naar de staatssecretaris van LVVN overgedragen. Dit bevordert efficiëntie, snelheid en consistentie in de besluitvorming van deze vaak provinciegrens-overschrijdende projecten.
De gedoogplicht van rechtswege waarmee netbeheerders eenvoudiger en sneller land kunnen betreden om vooronderzoek te doen voor de aanleg van netwerken is in november jl. gepubliceerd in het Staatsblad als onderdeel van de verzamelwet KGG/LVVN. De maatregel treedt op 1 januari 2026 in werking.
Bij complexe energie-infrastructuurprojecten is de huidige termijn van een voorbereidingsbesluit (maximaal 1,5 jaar) soms te kort, omdat een project soms langer nodig heeft dan een jaar om tot de volgende fase te komen. In de tussentijd kunnen dan andere ruimtelijke ontwikkelingen tot stand komen op de betreffende (project)locatie. Dit speelt ook bij andere projecten in de fysieke leefomgeving. Daarom wordt door het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gewerkt aan een wijziging van de geldigheidstermijn van het voorbereidingsbesluit. Een wetsvoorstel voor deze wijziging zal naar verwachting nog dit jaar in de internetconsultatie gaan.
Eind dit jaar komt TenneT met haar definitieve investeringsplan. Vervolgens wordt dit begin 2026 getoetst door de Autoriteit Consument en Markt (ACM). In het voorjaar wordt de Kamer geïnformeerd over de definitieve investeringsplannen van alle netbeheerders inclusief appreciatie van het kabinet en de toetsing van ACM.↩︎
Kamerstukken II 2025/2026, 29 023, nr. 597.↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 32 813, nr. 1505.↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 33 529, nr. 1293↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2024–2025, 33 529, nr. 1264.↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2025-2026, 33 561, nr. 91↩︎
Zie https://vector.tno.nl/artikelen/tweede-ronde-integraal-programmeren/↩︎
Kamerstukken II 2025/26, 29 023, nr. 597↩︎