Debat over het beleid rondom de toewijzing voor meerzorg (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D51763, datum: 2025-12-11, bijgewerkt: 2025-12-12 09:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-11 10:16: Debat over het beleid rondom de toewijzing voor meerzorg (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Beleid rondom de toewijzing voor meerzorg
Beleid rondom de toewijzing voor meerzorg
Aan de orde is het debat over het beleid rondom
de toewijzing voor meerzorg.
De voorzitter:
Dan is aan de orde het debat over het beleid rondom de toewijzing van
meerzorg. Ik heet de staatssecretaris van VWS van harte welkom. We
hebben hier tot 12.30 uur voor. Er hebben zich acht sprekers gemeld. Ik
begreep dat er drie maidenspeeches zijn; dat is iets om naar uit te
kijken. We hebben vier minuten spreektijd per bijdrage. Ik zou willen
voorstellen in de eerste termijn twee interrupties in tweeën te doen, om
ervoor te zorgen dat we tijdig kunnen afronden.
Dat gezegd hebbende, zou ik het woord willen geven aan de eerste
spreker. Dat is mevrouw Tijmstra van het CDA. Het is haar maidenspeech,
begrijp ik. Het is goed gebruik dat we elkaar niet interrumperen tijdens
een maidenspeech. Het is aan u of u toestaat dat andere leden na afloop
van uw bijdrage vragen stellen. Aan u het woord.
Mevrouw Tijmstra (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De rode draad in alles wat ik in mijn leven
gedaan heb, is dat ik bij heb willen dragen aan een samenleving waarin
iedereen meetelt en mee kan doen. Dat begon al op de middelbare school,
als er bij gym steeds dezelfde kinderen op de bank bleven zitten op het
moment dat er groepjes gemaakt moesten worden. Toen ik zelf een keer de
indeling mocht maken, zorgde ik ervoor dat dat anders verliep, want
samen sporten gaat niet alleen over winnen. Het samen doen is minstens
net zo belangrijk. Die overtuiging draag ik mee hier naar de Tweede
Kamer: dat niemand aan de kant mag blijven staan en dat ook in de
politiek het samen doen ontzettend belangrijk is. Omgangsvormen die
hieraan bijdragen, heb ik de afgelopen jaren in de landelijke politiek
echt gemist. Dat was voor mij de aanleiding om me verkiesbaar te stellen
bij de Tweede Kamerverkiezingen. Ik wil bijdragen aan een politieke
cultuur waarin we normaal met elkaar omgaan, waarin we het gesprek
voeren over de verschillen, maar altijd met het besef dat we samen
verantwoordelijk zijn om Nederland vooruit te helpen.
Mijn vader kwam op 4-jarige leeftijd, kort na de oorlog, met zijn ouders
vanuit het toenmalige Nederlands-Indië naar Nederland. Zij waren
getekend door die oorlog en kwamen terecht in een land dat nog aan het
begin stond van de wederopbouw. Mijn moeder, net geboren na de oorlog,
groeide op in datzelfde Nederland, in herstel en vooruitkijkend. Pas
veel later in mijn leven besefte ik hoe sterk hun ervaringen mij gevormd
hebben. Waarden als naar elkaar omzien, rechtvaardigheid en delen heb ik
niet bewust geleerd, maar vanzelf van huis uit meegekregen. Waar je
vandaan komt, vormt je. Ik geloof in een samenleving waarin je niet
alleen kijkt naar jezelf maar ook naar de mensen om je heen. Ik heb het
over een samenleving waarin mensen elkaar vertrouwen geven, zich
betrokken voelen en verantwoordelijkheid nemen. Vanuit die kijk op de
samenleving, dienstbaar aan de samenleving, is het mijn ambitie om daar
een bijdrage aan te leveren.
Dat brengt mij bij het onderwerp en het debat van vandaag. Als er één
groep is die laat zien hoe belangrijk meedoen is, is het de groep mensen
met een zware beperking. Zij verdienen niet alleen de zorg die medisch
juist is, maar ook de zorg die ze in staat stelt om mee te blijven doen
in onze samenleving. Daarover gaat dit debat. Het gaat erover hoe wij
als Kamer ervoor zorgen dat ook zij en hun naasten kunnen blijven
rekenen op een samenleving die hen ziet, draagt en mee laat doen.
We hebben het vandaag over de meerzorgregeling. Het gaat om extra
noodzakelijke zorg bij vaak ernstig meervoudige handicaps waarbij 24
uurszorg nodig is. Ik heb het over situaties waarin de omgeving en de
familie vaak al een enorme belasting ervaart en waarbij de zorg dus niet
alleen belangrijk is voor de zorgbehoevende, maar ook voor alle
mantelzorgers daaromheen, om het vol te kunnen houden. Al langer
bereiken ons verontrustende signalen over het afwijzen van
meerzorgaanvragen. Het CDA heeft daar in het pgb-debat van 9 april al
aandacht voor gevraagd.
In mijn eerste termijn wil ik drie punten aanhalen. Het eerste punt gaat
over de onzekerheid die er nu is. Het rapport van Metgezel toont echt
goed aan wat er nu niet goed gaat, met aangrijpende voorbeelden uit de
praktijk. De tussenfase waarin we nu zitten, totdat er een structurele
oplossing is, vind ik om meerdere redenen zorgelijk. Mensen en
zorgverleners weten niet waar ze aan toe zijn en hoe hun toekomst
eruitziet. Het CDA vindt het belangrijk dat hier heel snel duidelijkheid
voor komt.
De brief die de staatssecretaris gisteren gestuurd heeft, stelt mij niet
gerust. Het beeld dat geschetst wordt dat zorgen niet zozeer gaan over
de hoogte van de toekenning maar alleen zouden zitten op de duur van de
verlenging, klopt niet; dat beeld herken ik niet. Aanvragen worden
afgewezen of veel lager vastgesteld zonder dat daar een goede
beoordeling en onderbouwing voor ligt. Ook herken ik het beeld niet dat
in de tussentijd zorgkantoren indicaties verlengen tot 1 januari 2027.
We hebben heel veel signalen gekregen dat indicaties ook slechts
afgegeven worden voor zes maanden, met alle onzekerheid die daarbij
komt. We hebben in het Algemeen Dagblad kunnen lezen dat tientallen
ouders noodgedwongen naar de rechter stappen en dat daar op dit moment
ongeveer 90 schrijnende gevallen liggen. Dan kan je toch stellen dat er
echt iets niet goed gaat op dit moment? Hierover heb ik de volgende
vraag aan de staatssecretaris. Voor gezinnen die nu afhankelijk zijn van
meerzorg is wachten op structurele aanpassingen geen optie. Hoe voorkomt
de staatssecretaris dat er in de tussentijd mensen tussen wal en schip
vallen?
Het tweede punt gaat over de indicatiestelling. Het is zorgelijk dat
zorgkantoren nog steeds niet beschikken over een gelijkgericht
beoordelingskader dat aansluit bij de huidige wetgeving. De
staatssecretaris benadrukt in haar brief dat zorgkantoren zelfstandige
bestuursorganen zijn, maar het kan toch niet zo zijn dat we de Wlz nu
uitvoeren en er verschillen zitten tussen regio's in de uitvoering van
de meerzorgregeling? Graag een reactie hierop van de
staatssecretaris.
Er wordt op dit moment gewerkt aan een structurele oplossing door
aanpassing van regelgeving. Dat vindt het CDA positief. In dat proces
zouden wij graag willen onderzoeken of het niet beter is om de
indicatiestelling op termijn op een onafhankelijke manier in te richten.
Dan liggen de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte en de
financiering van de zorg niet meer in één hand. We zijn voornemens om
hier in de tweede termijn een motie over in te dienen.
Tot slot het derde punt, het pgb. In hoeverre is het pgb een volwaardig
alternatief voor zorg in natura als je leest dat de indruk bestaat dat
het pgb strenger wordt beoordeeld en indicaties maar afgegeven worden
voor twee tot drie jaar, met alle onzekerheid die daarbij hoort? Daarbij
komt dat voor deze groep een plek in een zorginstelling heel vaak niet
voorhanden is, juist vanwege de complexiteit. Er is dus vaak geen
alternatief. Wij pleiten ervoor om de indicaties voor de budgethouders
langer te laten duren. Dat zorgt namelijk voor rust, maar het zorgt
vooral ook voor heel veel minder regeldruk in de hele keten. Dat is
volgens mij ook iets wat we heel graag willen met elkaar.
Tot zover mijn eerste termijn. Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel. Ik mag u als eerste feliciteren met uw prachtige
maidenspeech. Ik kijk uit naar alles wat u hier nog gaat doen. Ik wens u
daar heel veel succes bij. Ik schors voor een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Ik vraag de leden om weer plaats te nemen en nodig
mevrouw Dobbe uit voor haar bijdrage in dit debat. Mevrouw Dobbe spreekt
namens de SP. Aan u het woord.
Mevrouw Dobbe (SP):
Eén korte zin stond er in de brief die Lian in april van dit jaar kreeg
van het zorgkantoor. Eén zin: de aanvraag voor meerzorg werd afgewezen.
Al 31 jaar doet Lian alles om de zorg voor haar zoon Nick goed te
regelen. Nick heeft een complexe meervoudige beperking. Zijn metabolisme
werkt niet goed. Hij heeft een stofwisselingsziekte, waardoor zijn
organen niet goed tot ontwikkeling kunnen komen en verzuren. Je weet
nooit wanneer Nicky door zijn benen zakt als hij een paar passen loopt.
Hij kan niet praten. Hij kan dus ook niet aangeven wat hij wil en hij
kan ook niet begrijpen wat jij bedoelt. Ik ging afgelopen maandag bij
hem langs. Nick heeft 24 uurszorg en -toezicht nodig. Dat is duidelijk.
Dat die zorg meer is dan gemiddeld, is ook duidelijk. Als Nick
buitenkomt, zal hij alles wat hij in de tuin vindt, in zijn mond
stoppen. Dan kan hij zich verslikken of hij kan stikken. Er gaat geen
nacht voorbij dat Nick geen zorg of hulp nodig heeft. Die zorg kan
simpelweg niet wachten tot de ochtend.
Nick is voor zijn zorg volledig afhankelijk van zijn ouders, en vooral
van zijn moeder Lian, die dat al 31 jaar doet. Ze zijn op zoek gegaan
naar een plek in een instelling, maar die bestaat niet voor de zorg die
Nick nodig heeft en het toezicht dat hij nodig heeft. Daarom huren ze
pgb-zorg in. Ze moeten wel. Lian is elke dag bezig met de organisatie.
Er is altijd toezicht en zij doet zelf ook alles wat zij kan. Al meer
dan twaalf jaar heeft Nick meerzorg. Op deze manier krijgt Lian deze
zeer intensieve zorg georganiseerd. Maar zonder toelichting of zonder
onderbouwing is het zorgbudget voor Nick nu gehalveerd. Er is geen
gesprek aan voorafgegaan, geen belletje, niks. Er was geen onderzoek of
dit wel kon, en wat als het niet kan? Niks. Natuurlijk heeft Lian
bezwaar ingediend, ergens rond mei. Ze heeft nog niks gehoord. Ze heeft
geen idee op welke termijn ze iets gaat horen over het bezwaar. Over een
paar maanden loopt het overgangsjaar af. Wat moet zij dan doen? Wat zegt
de staatssecretaris tegen Lian? Ze is hier vandaag aanwezig. Graag een
reactie.
Dit is één voorbeeld van hoe bezuinigingen op de zorg eruitzien. Er zijn
er zo veel meer. Ongeveer de helft van de verlengingsaanvragen voor
meerzorg blijkt afgewezen. Dat is al maanden bekend. Wat gaat de
staatssecretaris doen om dit nu op te lossen voor deze mensen? Er is een
motie aangenomen om maatwerk te bieden en een oplossing te vinden voor
de gezinnen van wie de aanvraag is afgewezen. Bij Nick is dat in ieder
geval niet gebeurd. Dat is overduidelijk. Hoe kan dat? Er zijn regionale
verschillen, omdat sommige zorgkantoren strenger zijn dan andere. Hoe
kan dat? Bent u het met ons eens dat dit niet de bedoeling kan zijn? Wat
gaat de staatssecretaris daaraan doen?
Er lopen hierover momenteel 90 rechtszaken van wanhopige ouders, van
gezinnen die in de problemen komen. Bent u het met ons eens dat het
onmenselijk is om deze gezinnen, die zorgen voor heel kwetsbare en
waardevolle mensen die volledig afhankelijk zijn van zorg, rechtszaken
te laten voeren voor zorg die gewoon keihard nodig is? Hoe gaat u zorgen
dat deze rechtszaken niet meer nodig zijn voor deze mensen? Op de
gehandicaptenzorg zijn nog steeds plannen om 140 miljoen euro te
bezuinigen. Dit is hoe bezuinigen op de zorg eruitziet. Dit is wat er
dan gebeurt. Gaat de staatssecretaris deze bezuinigingen schrappen? Meer
respect, meer menselijkheid, meer waardigheid voor deze gezinnen, voor
mensen die zorg nodig hebben en voor mensen die zorg verlenen, is echt
keihard nodig.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. Daarmee komen we bij de derde spreker, ik
moet even goed op mijn lijstje kijken: mevrouw Ten Hove van de PVV. Ook
voor u is het uw maidenspeech, begrijp ik, dus dan heeft u ook iets meer
tijd. Daarna zal ik ook weer een enkel moment schorsen, maar we gaan
eerst naar u luisteren. Het woord is aan u.
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Terugkijkend op mijn loopbaan zie ik een
duidelijke rode draad: dienstbaarheid. Ik begon niet in de zorg, maar in
militaire dienst. Daar heb ik geleerd wat verantwoordelijkheid betekent,
wat kameraadschap is en hoe belangrijk het is om klaar te staan voor
anderen. Tijdens mijn tijd bij Defensie werkte ik ook in het
verpleeghuis, waar ik daadwerkelijk zag wat het betekent als iemand
afhankelijk is van zorg. Ik ontdekte dat het niet alleen gaat om
medische handelingen, maar misschien nog wel meer om aandacht, nabijheid
en menselijkheid. Overal waar ik werkte, of dat nou bij Defensie, het
verpleeghuis, het ziekenhuis of de ambulance was, elke beslissing die je
als professional maakt, voelt als een schakel in een groter geheel.
Eentje die direct doorwerkt in het leven van de persoon en diens familie
voor je. Naast alle mooie facetten van de gezondheidszorg, zag ik ook
zaken die beter konden — efficiënter, menswaardiger en soms praktischer.
Niet omdat zorgverleners niet willen of er niet zijn, maar omdat
systemen soms vastlopen, omdat er andere belangen spelen of omdat regels
soms meer belemmeren dan helpen.
Vanaf de werkvloer lukte het mij niet om hier iets aan te veranderen. Ik
besloot daarom afscheid te nemen van het werk dat ik misschien wel het
allermooiste vind: het werk als ambulanceverpleegkundige. Niet omdat het
mij niet meer raakte, juist niet, maar omdat ik geloof dat ik op een
andere plek meer kan betekenen en dat de strijd voor onze mooie
gezondheidszorg gevoerd moet worden daar waar de besluiten worden
genomen, hier in Den Haag. Recent heb ik ook de andere kant ervaren,
namelijk hoe het is om zelf zorgbehoevend te zijn, om afhankelijk te
zijn van anderen. Dat was confronterend, maar toch ook leerzaam. Het
heeft me nóg scherper laten zien hoe belangrijk goede, menselijke en
toegankelijke zorg is, en dat één individuele hulpverlener of
mantelzorger echt het verschil kan maken voor iemand. Tijdens mijn
uitzendingen naar Bosnië en Afghanistan zag ik hoe groot het verschil is
wanneer er wel of juist geen hulp en goede zorg beschikbaar is. Wat was
ik dankbaar dat ik in Nederland leefde toen ik ziek werd.
Voorzitter. Dit brengt mij bij het debat van vandaag, over de toekenning
van meerzorg. Het is pijnlijk en beschamend dat in een welvarend land
als Nederland de zorg voor een van de kwetsbaarste groepen in onze
samenleving niet goed geregeld is, en dat families noodgedwongen bij de
rechter belanden omdat ze radeloos zijn. De PVV vindt het schandalig dat
door een gebrek aan regie en beleid mensen tot in het diepst van hun
hart geraakt worden. De gevolgen zijn groot wanneer meerzorg wegvalt.
Naasten hebben te maken met uitputting en soms zelfs verlies van werk,
want de zorg is vaak niet te combineren met een baan. Er is sprake van
psychische overbelasting en financiële problemen als vergoeding van zorg
en voorzieningen uitblijft. De PVV wil opheldering over de
uitvoerbaarheid en de gevolgen van het referentiepunt dat het
Zorginstituut nu in kaart brengt. Hoe staat het hiermee? Hoe gaan de
maatwerkoplossingen eruitzien voor thuiswonende cliënten met een
complexe zorgvraag die niet meer in aanmerking komen voor meerzorg? Wat
gaat de staatssecretaris doen om al deze mensen om wie het gaat lucht te
geven en met een menselijke oplossing te komen? De PVV vraagt om
daadkracht, zodat de mensen om wie het gaat weten waar ze aan toe
zijn.
Tijdens het debat over het VN-verdrag Handicap afgelopen september heeft
de Kamer de staatssecretaris ook al de opdracht gegeven om dit probleem
op te pakken. Helaas laat de oplossing nog op zich wachten. Om hoeveel
afgewezen aanvragen gaat het inmiddels? Schaarste in de zorg en een
tekort aan plekken zijn medeoorzaak van het feit dat meer mensen
noodgedwongen hun kind of naaste thuis verzorgen, ook als dat heel
intensief is of eigenlijk gewoonweg niet meer kan. Hoeveel passende
instellingsplekken komen er tekort? Is het reëel dat deze nog
gerealiseerd gaan worden? Wordt daar überhaupt nog op ingezet en, zo
nee, waarom niet? Hoeveel mensen geven de voorkeur aan een passende plek
in een instelling boven de zorg thuis? Welke grenzen stelt de
staatssecretaris aan wat mogelijk is in de thuissituatie? Hoe komt het
dat er regionale verschillen zijn tussen zorgkantoren? Veel zorgkantoren
wijzen de laatste tijd de aanvragen af, terwijl andere zorgkantoren wél
toekennen. Waarom lukt het die enkele wel om, zoals vanouds, de meerzorg
toe te kennen? Totdat er nieuw beleid komt van VWS en de zorgkantoren,
stellen enkele verzekeraars bij twijfelgevallen de beoordeling uit en
verlengen ze gelukkig tijdelijk de toeslagen. Maar wat zijn daar de
gevolgen van?
Uit deze schrijnende situaties blijkt wederom dat er geïnvesteerd moet
worden in de gezondheidszorg. Hopelijk klinkt deze boodschap dan ook
goed door aan de formatietafel.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ten Hove. Ik feliciteer u ook met uw maidenspeech. U
neemt een hele mooie schat aan ervaring mee in uw Kamerwerk. Heel veel
succes! Ik schors voor een enkel moment.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen het debat. We gaan luisteren naar de volgende spreker in dit
debat over het beleid rondom de toewijzing van meerzorg. De volgende
spreker op mijn lijst is mevrouw Westerveld. Mevrouw Westerveld spreekt
namens GroenLinks-PvdA. Aan u het woord.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. 's Nachts er voortdurend uit moeten en checken of de
medische apparatuur nog goed is aangesloten. Je kind helpen met eten,
met aankleden, met tandenpoetsen. Voorkomen dat je kind zich verwondt,
zich verslikt en dan stikt. Voortdurend je kind in de gaten houden, van
7 of 14 of 40, maar toch voor altijd een kind. Ouders doen dit met
liefde, maar heel veel ouders vertellen mij: het is ook heel zwaar. Het
kan zorgen voor spanning in het gezin, helemaal als er ook andere
kinderen zijn die ook aandacht en tijd nodig hebben. Daarom verdienen
deze ouders hulp en ondersteuning, zodat ze ouder kunnen zijn.
GroenLinks-PvdA vindt het absurd dat er nu advocaten en rechtszaken voor
nodig zijn om de steun en de hulp te krijgen die nodig is. Ik heb het nu
over kinderen, maar dit geldt ook voor volwassenen van wie de
meerzorgaanvragen zijn afgewezen. Net als verschillende collega's in
deze Kamer ontvangen wij ook radeloze berichten van mensen die een
afwijzing hebben gekregen. Ik werd geraakt door het verhaal van Jonas,
die al een tijd geleden in het AD vertelde zich af te vragen wat dan de
consequenties zijn, of hij en zijn vrouw dan maar moeten stoppen met
werken met alle consequenties van dien: dat ze de hypotheek niet meer
kunnen betalen, misschien het huis moeten verlaten, dat is aangepast
vanwege de handicap van hun dochter, en dat ze vervolgens op straat
staan, met ook alle gevolgen van dien.
Jonas deed dit verhaal begin september. Onze breed ondertekende en
gesteunde motie waarin we de staatssecretaris opriepen om met een
oplossing te komen, is ook al na het debat in september aangenomen. De
hele Kamer stemde daarvoor. Ik hoorde de staatssecretaris ook in Kassa;
die hadden een item. Toen liet ze weten dat ze ermee aan de slag wilde
gaan en dat ze samen met ouders en zorgkantoren wilde zorgen voor een
oplossing. Maar we zijn nu twee maanden verder en we blijven die
signalen binnenkrijgen. We hebben ook niet voor niets vandaag dit debat.
Ik sluit me aan bij vragen van de collega's: wat is dan die oplossing en
wanneer komt er zekerheid voor deze ouders?
Ik las in de brief van gisteren dat de staatssecretaris stelt dat niet
zij primair verantwoordelijk is. Maar wie dan wel, wil ik haar vragen.
Zorgkantoren geven aan dat ze duidelijke kaders nodig hebben. Dat is ook
precies waar onze motie uit september om vraagt. Ondertussen moeten ze
nog tot en met 2027 wachten voordat deze kaders komen. Zij maar ook
ouders zijn nog geen stap verder, terwijl de tijd echt begint te
dringen. Ouders zitten in onzekerheid, maar ook zorgkantoren weten niet
goed hoe ze die aanvragen moeten beoordelen. Wie is er dan wel
eindverantwoordelijk voor de zorg aan mensen met een beperking, vraag ik
de staatssecretaris. We hebben niet voor niets artikel 22 in de
Grondwet, uitgewerkt in andere wetgeving. We hebben internationale
mensen- en kinderrechtenverdragen. We hebben het VN-verdrag Handicap.
Het lijkt mij dat de staatssecretaris uiteindelijk verantwoordelijk is
voor het stelsel, al helemaal als het gaat over deze zeer kwetsbare
groep.
Voorzitter. Ook toen ik me aan het voorbereiden was op dit debat viel me
weer de wirwar aan regelingen op waarop ouders allemaal aanspraak kunnen
maken als er extra ondersteuning nodig is voor een kind. Die vallen niet
allemaal onder deze staatssecretaris, want een aantal daarvan vallen
onder het ministerie van SZW, maar het is wel weer een heel oerwoud aan
het worden. Ik wil de staatssecretaris vragen om daarop te reageren en
ook om eens met ons mee te denken over ouders die laaggeletterd zijn,
misschien zelf een beperking hebben of de Nederlandse taal niet goed
spreken en die misschien niet de stap kunnen zetten naar een advocaat of
een rechtbank. Ik ben heel bang dat juist de kinderen van deze ouders
misschien minder goede zorg en hulp krijgen, omdat ouders niet altijd de
weg weten.
Ook breder merk ik dat mensen veel zorgen hebben over de toekomst van
mensen met een beperking. Er is namelijk steeds vaker geen plek op de
dagbesteding en in het onderwijs, en als thuis wonen niet meer gaat, ook
niet in een zorginstelling. Daar zijn lange wachtlijsten voor. Het loopt
helemaal vast in de gehandicaptenzorg. Mijn laatste vraag is: ziet de
staatssecretaris dat ook, is ze het met ons eens dat bezuinigen het
laatste is wat ze moet doen en wat zijn de plannen om deze kinderen een
toekomst te geven?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. We gaan luisteren naar de bijdrage van
mevrouw Coenradie. Zij spreekt namens JA21. Aan u het woord.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Voorzitter. Het is 18.00 uur, we zitten aan de keukentafel en zijn klaar
voor onze dagelijkse avondmaaltijd. Altijd gezellig: even samen de dag
doornemen. Maar ons gezin is niet zoals vele andere gezinnen. Het is een
gezin met twee kinderen, waarvan één kind zeer ernstig gehandicapt is,
een zorgenkind. We doen als ouders alles wat in ons vermogen ligt om het
goed te doen. We werken allebei om de kosten van ons huishouden te
kunnen dragen en we proberen er te zijn voor ons gezonde kind en voor
ons kind met een zware handicap. Ons gezonde kind gaat een keer per week
naar de voetbal en heeft zwemles. Dat is altijd puzzelen, zoals alles
altijd puzzelen is. Financieel is dat puzzelen. Praktisch is dat
puzzelen. Zelf ziek zijn kan eigenlijk niet. Tijd voor onszelf is er
nauwelijks. Dat is niet erg, want we doen dat uit liefde, liefde voor
ons gezin, onze kinderen.
Terug naar die keukentafel. Het is een rekentafel geworden, want ineens
zitten we in een onzekere tijd, net voor kerst, net voor het nieuwe
jaar, omdat de meerzorg die wij als gezin ontvangen mogelijk komt te
vervallen. Dat betekent financiële stress. Dat betekent praktische
stress. Hoe houden we dit vol als gezin? Waar is de naastenliefde van
ons zorgstelsel gebleven? Hoe ziet ons leven eruit als de duur van de
verlenging onduidelijk is, als die misschien plotseling stopt? Wat
dan?
Voorzitter. Deze keukentafel is geen alsof. Dit is de realiteit voor
gezinnen met een ernstig gehandicapt kind. De meest kwetsbare mensen in
onze samenleving en hun gezinnen leven op dit moment in diepe
onzekerheid. Is dit de menselijke maat waar wij altijd de mond vol van
hebben?
De staatssecretaris stelt dat zij via Metgezel signalen heeft ontvangen
over de periode van onzekerheid. Wanneer heeft zij deze signalen
ontvangen en wat heeft zij daar concreet mee gedaan? Zij schrijft ook
dat zij deze signalen heeft doorgegeven aan de zorgkantoren. Welk
signaal was dat precies en wat was de reactie van de zorgkantoren
daarop?
In de afgelopen maanden blijken er meerdere gesprekken te zijn gevoerd
tussen cliëntenorganisaties en zorgkantoren, waarbij vanuit de
staatssecretaris is bemiddeld. Wat heeft die bemiddeling concreet
opgeleverd voor gezinnen die nu in onzekerheid zitten? Volgens signalen
uit de praktijk en de media gaat het om tientallen gezinnen die nu
tussen wal en schip dreigen te vallen. Hoe zit het daarmee? Kan zij
garanderen dat gezinnen tijdig, ruim voor het aflopen van hun
beschikking, duidelijkheid krijgen over wel of geen verlenging? Is de
staatssecretaris het met mij eens dat er tal van momenten en manieren
zijn waarop een zorgkantoor ruim van tevoren zijn beslissing kan delen
met gezinnen, zodat gezinnen ruimschoots de tijd en gelegenheid hebben
om op een negatieve beslissing te anticiperen?
Zorgkantoren geven aan dat zij enkel het toepassen van de urengrens als
beoordelingscriterium moeilijk uitvoerbaar vinden. Is "moeilijk
uitvoerbaar" dan gelijk aan de definitie van "onmogelijk"? Wat hebben ze
nodig om tot 2027 wel zorgvuldig, eenduidig en menswaardig te kunnen
beoordelen?
Voorzitter. Ik lees vooral zaken als "uniforme werkwijze", "aanpassen
regelgeving" en meer van dat soort hoog over containerbegrippen, maar
wat zegt de staatssecretaris tegen de mensen die nu in onzekerheid
leven? De staatssecretaris stelt dat zij nu niet kan ingrijpen, omdat
zorgkantoren zelfstandige bestuursorganen zijn. Nou, dat is bestuurlijk
jargon voor: niemand is verantwoordelijk of neemt de
verantwoordelijkheid. Niemand zorgt voor rust aan die keukentafel, ook
de staatssecretaris niet. Die wil vooral het gesprek aangaan, maar slaat
niet met de harde vuist op tafel. Ziet zij ook dat er daarmee feitelijk
een hiaat zit in de huidige regelgeving, namelijk dat er geen noodrem
bestaat wanneer zorgkantoren extreem uiteenlopend beleid voeren met
grote gevolgen voor hun cliënten? Kijkt zij naar zo'n noodrem, naar een
ultimum remedium?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik hoor warme woorden over de zorg die mensen leveren aan mensen met een
zware handicap. Maar ik heb toch een vraag, want ik begrijp iets niet.
Politiek is keuzes maken. Er moet waarschijnlijk geld bij. Dat zal ik
straks in mijn betoog ook betogen. Ik begrijp echt niet dat JA21 deze
week op verzoek van het kabinet binnen 48 uur 700 miljoen euro overmaakt
aan Oekraïne. Dat geld kunnen we niet besteden aan de zorg. JA21 heeft
ook tegen de motie-Dobbe gestemd, die een vergelijkbare strekking had.
Mijn vraag is: waarom maakt JA21 deze keuzes?
Mevrouw Coenradie (JA21):
Het feit dat je geld overmaakt aan het ene betekent niet dat je niet ook
vindt dat er geld naar het andere moet. Nog even los van het geld: ik
vind dat er procesmatige fouten zijn gemaakt. Mensen zijn niet tijdig
meegenomen in een beslissing. Ook door eerdere sprekers is bevestigd dat
er sprake is van rechtsongelijkheid tussen de regiokantoren, want het
ene regiokantoor gaat er anders mee om dan het andere regiokantoor. Ik
heb daar heel veel moeite mee. Ik vind dat we niet moeten wachten totdat
de regelgeving al dan niet per 2027 wordt aangepast, maar dat we nú
duidelijkheid moeten geven aan gezinnen. Die gezinnen hebben daar recht
op. Dat is niet alleen een geldkwestie, maar ook een procesmatige
kwestie. Als je enig fatsoen hebt, dan ga je anders om met deze
mensen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat begrijp ik en dat is ook een probleem. De correctie van mevrouw
Dobbe was terecht; u heeft tegen de motie van mevrouw Dobbe gestemd,
waarin staat dat de steun aan Oekraïne niet ten koste mag gaan van onze
sociale voorzieningen. Ik stel nogmaals mijn vraag, want ik heb daar
eigenlijk geen antwoord op gekregen. Op verzoek van dit kabinet heeft
JA21 zijn handtekening gezet. Tegen onze zin wordt er deze week binnen
48 uur 700 miljoen euro extra overgemaakt aan Oekraïne. Dat geld kan
niet naar onze zorg, want je kunt het geld maar één keer uitgeven. Ik
stel nogmaals mijn vraag, want daar is geen antwoord op gekomen: waarom
maakt JA21 zo'n keuze?
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik zie dat niet als een keuze. Ik vind dat er geld moet gaan naar
Oekraïne. Daar hebben we ons achter geschaard. Maar dat betekent niet
dat we zeggen: er gaat per definitie geen geld naar de sociale
zekerheid. Zo hebben wij deze motie niet uitgelegd. Wij zijn van mening
dat er geld moet naar de mensen die dat heel hard nodig hebben. Wij
staan hier voor kwetsbare gezinnen. Maar mijn punt is dat dit niet
alleen een geldkwestie is. Het is ook een procesmatige kwestie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, maar …
De voorzitter:
Dit wordt uw derde interruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit begrijp ik echt niet. Mevrouw Coenradie zegt: er moet geld naar
Oekraïne. Mevrouw Coenradie weet inmiddels ook dat dat een volstrekt
zinloze oorlog is, die ten koste van Oekraïne tot aan de laatste
Oekraïner wordt gevoerd. Dat is niet in het belang van Oekraïne, maar
zeker niet in het belang van Nederland.
De voorzitter:
Graag terug naar de orde.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit is de orde van het debat. Waarom gaat er wat JA21 betreft deze week
binnen 48 uur 700 miljoen euro van ons belastinggeld naar Oekraïne en is
er geen geld voor de meerzorg?
Mevrouw Coenradie (JA21):
Dit vind ik echt een beetje te kort door de bocht. Ik vind het echt
belachelijk om hier te stellen dat er geen geld is voor meerzorg omdat
er 700 miljoen naar Oekraïne gaat. Ik vind dat echt te kort door de
bocht en ik vind het ook een beetje goedkoop scoren van Forum voor
Democratie.
De voorzitter:
Dit is de laatste interruptie van de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Afrondend, voorzitter.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Je kunt het geld maar één keer uitgeven. Ik zal zelf een verklaring
geven. Mevrouw Coenradie weet dat als je tot dit kabinet wilt toetreden,
je je handtekening moet zetten onder meer steun aan Oekraïne. Dat is wat
JA21 doet en dat vinden wij heel teleurstellend.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Waarvan akte.
Mevrouw Dobbe (SP):
Bedankt voor het betoog. Wij zijn het helemaal met elkaar eens over een
heleboel zaken die u noemt, maar ik vraag me het volgende af. Deze
gezinnen hebben niet alleen behoefte aan duidelijkheid, alhoewel ze daar
ook behoefte aan hebben. Ze zitten al heel lang in de wacht en het is
ontzettend onzeker wat er nu gaat gebeuren. Maar als die duidelijkheid
in het geval van Lian betekent dat het budget wordt gehalveerd en dat er
geen oplossing wordt geboden waardoor er een situatie ontstaat waarin
het niet kan en er ook geen alternatief is, dan moet er toch geld
bij?
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik deel de mening die ik in deze vraag denk te horen, namelijk dat je
deze kwetsbare gezinnen, die misschien wel het meest kwetsbaar zijn in
onze samenleving, absoluut niet in de kou moet laten staan en dat deze
staatssecretaris daar verantwoordelijkheid voor moet nemen. Als dat
betekent dat er meer geld bij moet, dan zal dat zo zijn. De vraag is of
dat moet of dat er anders met deze gezinnen omgegaan moet worden. Er zal
in ieder geval anders gecommuniceerd moeten worden, want dat is de
essentie van mijn betoog.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe met een vervolgvraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dan zijn we het, denk ik, wel eens. Dat is wel belangrijk, want het is
niet alléén een communicatieprobleem; dat is het óók. Het is niet alleen
een probleem van onzekerheid en onduidelijkheid. Dat is het ook, maar
daarnaast is het een situatie waarbij er heel makkelijk wordt weggekeken
van gezinnen die zorg nodig hebben. Dan wordt er net gedaan alsof zij
dat zelf kunnen oplossen, terwijl dat niet kan en er ook geen
alternatief is. Wij zijn er samen verantwoordelijk voor om zo'n situatie
te voorkomen.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Daar wil ik nog aan toevoegen dat ik het daar absoluut mee eens ben. Het
kan ook niet zo zijn dat je in Nederland afhankelijk bent van het
zorgkantoor waarbij je bent aangesloten, waarbij het voor het ene
kwetsbare gezin wel wordt geregeld maar het andere letterlijk in de kou
staat.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Coenradie. We gaan luisteren naar de bijdrage van de
heer Vervuurt. Hij spreekt namens D66 en houdt zijn maidenspeech. Ik
wens hem daarbij veel succes. Aan u het woord!
De heer Vervuurt (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het feit dat ik hier ben, voelt als een
voorrecht, maar ook als een enorme verantwoordelijkheid. De kiezer mag
erop vertrouwen dat ik mij volledig zal inzetten om deze
verantwoordelijkheid zo goed mogelijk in te vullen.
Voorzitter. Ik ben opgegroeid in Venlo, in een liefdevolle familie. Als
ik buiten de regio vertel waar ik vandaan kom, beginnen mensen altijd
over Venlo als de thuisstad van Geert Wilders, het achterland van de
PVV. Hoewel de PVV inderdaad groot is in Venlo, bestaat er ook een ander
Venlo. Ik geef twee voorbeelden. Ik ben opgegroeid in Venlo-Zuid. Voor
de mensen die die buurt niet kennen: dat is een zeer gemêleerde buurt.
Er wonen veel mensen met een migratieachtergrond; kinderen die in mijn
klas zaten en met wie ik voetbalde in de pauze. Omdat we andere
gebruiken en tradities meekregen vanuit huis botste het weleens, maar
het brak nooit.
Dan het tweede voorbeeld. Op de middelbare school in Venlo maakte ik
vrienden voor het leven. Vrienden van alle genders, seksualiteiten en
etniciteiten. Zo nu en dan komen we weer bij elkaar, halen we
herinneringen op, praten we over hoogte- en dieptepunten en delen we
lief en leed. Die momenten herinneren mij altijd aan twee dingen. Eén:
elke keer als we samenkomen, heeft het te lang geduurd sinds de vorige
keer. Twee: die momenten kunnen niet snel genoeg voorbij zijn, want het
is me toch een potje moeilijk om langere tijd met een zeer diverse groep
mensen, met verschillende karakters en met allerlei verschillende
achtergronden, samen te leven. Sommige van mijn vrienden, misschien wel
allemaal, kan ik na zo'n bijeenkomst wel achter het behang plakken, maar
toch zijn ze me allemaal lief.
Voorzitter. Diversiteit van welke aard dan ook geeft dus diepgang aan
onze samenleving en verrijkt deze. En ja, ook in Venlo, een stad die
vaak anders geprofileerd wordt, leven mensen met verschillende
persoonlijkheden en achtergronden fantastisch samen. Het is onze
gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat iedereen een
plek heeft en een gelijk startpunt heeft in deze samenleving. Dat mensen
die het niet alleen kunnen, een steuntje in de rug verdienen en ook
krijgen: dát is de samenleving waarvoor ik sta en waarvoor ik mij hard
wil maken.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het debat van vandaag. Het besluit van
sommige zorgkantoren om meerzorgaanvragen af te wijzen, heeft voor veel
onrust gezorgd. Het vertrouwen van veel mensen in het systeem is
beschadigd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dat
meerzorgaanvragen niet onverkort afgewezen mogen worden, heeft helaas
nog niet tot concrete oplossingen geleid. Dat leidt tot schrijnende
situaties. Want toegewezen meerzorg of niet: zorg gaat door. Mensen
stoppen niet met zorgen omdat ze minder geld krijgen. Mensen zeggen hun
banen op, korten op hun uitgaven of proberen zelf het gat dat de
afgewezen meerzorg achterlaat te vullen. Laten we onszelf niet voor de
gek houden: dat is ook nu al gebeurd. Nu al hebben mensen onmogelijke
keuzes moeten maken om de zorg voor hun geliefden voort te zetten.
Onze inzet is dan ook duidelijk: de staatssecretaris moet de onzekerheid
bij deze gezinnen wegnemen. We lezen in de brief van gisteren dat de
staatssecretaris het vertrouwen heeft dat er op korte termijn een
oplossing komt, maar deze gezinnen verdienen het niet om in onzekerheid
af te wachten. Zij verdienen het om te weten waar ze aan toe zijn. Hoe
dicht zijn we bij deze structurele oplossing? Wat doet de
staatssecretaris om te helpen de gecreëerde onrust zo snel mogelijk weg
te nemen? Welke concrete toezeggingen kan zij nu doen aan de gezinnen
die in onzekerheid naar dit debat kijken?
Voorzitter. Deze situatie roept ook vragen op. Hoe zijn we eigenlijk op
dit punt gekomen? Hoe kan het zijn dat we op basis van signalen uit de
media van getroffenen die in uiterste nood aan de bel trekken, erachter
moeten komen dat dit speelt? Dit roept het beeld op van een ministerie
dat onvoldoende op de hoogte is van de problematiek. Op welke manier
verzamelt het ministerie informatie over het aantal erkende en
niet-toegewezen aanvragen? Hoe en hoe vaak monitort het of het systeem
functioneert zoals het zou moeten? Kan het kabinet ons inlichten over de
manier waarop hierover gerapporteerd wordt aan het ministerie?
Voorzitter. Volgens mij is uit alles wat we nu tot hiertoe hebben
gehoord duidelijk dat er vrij brede steun is om een dergelijke situatie
in de toekomst te voorkomen en dat we deze mensen nu goed en snel dienen
te helpen. Als samenleving moeten we het ook samen doen. We staan open
voor elkaar, rekenen elkaar niet af op wie men is en we helpen de mensen
die hulp nodig hebben. Dat gaat zeker op voor naasten die op basis van
meerzorg zorg voor hun kinderen, broers of andere familie organiseren.
Zij allen verdienen meer dan dit.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel. Een terechte roffel uit de zaal. Dank voor deze mooie
maidenspeech. Ik feliciteer u daar van harte mee en ik wens u heel veel
succes. Ik schors voor enig moment.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Het is mooi dat we zoveel maidenspeeches hebben.
Ik zie alleen geen staatssecretaris. Ja, daar is ze. Het is toch prettig
dat we in aanwezigheid van de staatssecretaris dit debat voeren. We gaan
luisteren naar de bijdrage van mevrouw Wendel. Zij spreekt namens de
VVD. Mevrouw Wendel, aan u het woord.
Mevrouw Wendel (VVD):
Stelt u zich eens voor dat uw partner, kind of ander familielid zo'n
ernstige handicap heeft dat er dag en nacht zorg nodig is. U kunt hem of
haar niet alleen laten zonder risico. Met veel moeite lukt het u om via
een persoonsgebonden budget de zorg thuis te organiseren. Ondertussen
moet u ook nog werken en gaan alle verplichtingen ook gewoon door. Dan,
zonder dat er iets veranderd is in uw thuissituatie, krijgt u ineens
fors minder geld voor diezelfde zorg. Dat is wat er nu aan de hand is in
Nederland. Nieuwe aanvragen of verlengingen voor meerzorg worden in
sommige regio's ineens veel strenger beoordeeld. Aanvragen worden
afgewezen, terwijl er niets veranderd is in de situatie. Waarom? Dat
blijft vaak onduidelijk. Het maakt dus uit waar je woont of je wel of
geen meerzorg krijgt.
Voorzitter. Dit gaat over mensen die volledig afhankelijk zijn van
intensieve zorg, voor wie meerzorg het verschil betekent tussen thuis
kunnen blijven in een vertrouwde omgeving of niet. De VVD vindt dat zorg
beschikbaar moet zijn, juist voor deze groep mensen. "Hoe kan dit?", zal
iedereen zich afvragen. Volgens het Zorginstituut Nederland is nu niet
duidelijk welk beoordelingskader zorgkantoren moeten gebruiken voor het
vaststellen van bijzondere zorgbehoeften. Het Zorginstituut adviseert
dit te verduidelijken. De VVD steunt dit advies uiteraard. Regels moeten
duidelijk zijn en overal gelijk toegepast worden, ongeacht in welke
regio je woont. De Kamer heeft in september een motie aangenomen om de
richtlijnen voor de beoordeling van meerzorgaanvragen vast te leggen,
maar uit de brief die de staatssecretaris gisteren naar de Kamer heeft
gestuurd, blijkt dat die pas op 1 januari 2027 worden ingevoerd — en dat
is zelfs nog maar een streefdatum. Via de voorzitter vraag ik de
staatssecretaris: waarom duurt dit zo lang? Deze gezinnen hebben nu
duidelijkheid nodig. Kan het sneller, en per wanneer?
Helaas is het verschil in toewijzing niet het enige probleem. Ouders,
partners en verzorgers die met hart en ziel voor hun dierbaren willen
zorgen, verdrinken in het papierwerk. Als er vervolgens zorg toegewezen
wordt, moet dit een paar jaar later weer helemaal opnieuw. En dat
terwijl er bij veel mensen met een ernstige handicap geen enkel uitzicht
is op verbetering of een situatie waarin de zorg minder kan worden.
Daarom wil ik via de voorzitter aan de staatssecretaris vragen: kan bij
deze groep meerzorg voor langere termijn worden toegekend, zodat ze niet
elke paar jaar door dezelfde molen hoeven?
Voorzitter, tot slot. Ik begrijp dat regelgeving aanpassen tijd kost,
maar deze gezinnen hebben geen tijd. Het kan voor deze mensen het
verschil zijn tussen in een vertrouwde omgeving, omringd door hun
dierbaren, thuis blijven wonen, of verhuizen naar een instelling, als
daar al plek is. Daarom is mijn oproep aan de staatssecretaris: maak
haast. Waar we op de lange termijn naartoe werken is duidelijk, maar wat
gaat u op de korte termijn doen om gezinnen die nu in onzekerheid zitten
te helpen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wendel. U heeft een interruptie van mevrouw
Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dit was een heel mooi pleidooi van mevrouw Wendel, waar ik me ook
helemaal bij aansluit. De VVD heeft in september gelukkig onze motie
gesteund waarin we zeggen: staatssecretaris, zorg voor een oplossing.
Tegelijkertijd vraagt mevrouw Wendel: waarom is dit zo? Dit terwijl de
VVD in haar verkiezingsprogramma, en dus ook in de plannen voor de
komende tijd, een forse korting van 1,2 miljard op de Wet langdurige
zorg heeft ingeboekt. Ik wil mevrouw Wendel dus vragen hoe zij die
verhouding ziet, want bezuinigingen hebben natuurlijk ook gevolgen voor
de organisaties die het moeten uitvoeren.
Mevrouw Wendel (VVD):
Dank u wel voor deze vraag. We hebben het nu over de meest kwetsbare
mensen in Nederland, die de meest intensieve zorg nodig hebben. Dat is
dan ook heel erg belangrijk. We zien dat het grote probleem in de
richtlijnen zit. Die zijn niet eenduidig, waardoor ieder zorgkantoor dus
een andere beoordeling kan geven. Daarom vinden wij het heel belangrijk
dat de motie die door u in september is ingediend zo snel mogelijk wordt
uitgevoerd en dat ook op de korte termijn actie wordt ondernomen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik allemaal ook, maar we zijn hier natuurlijk verantwoordelijk
voor de kaders, dus voor wet- en regelgeving en ervoor zorgen dat
organisaties zoals zorgkantoren hun werk kunnen doen. De VVD heeft niet
alleen de afgelopen periode breed bezuinigd op de gehandicaptenzorg,
maar ook voor de komende tijd een korting van 1,2 miljard ingeboekt op
de Wet langdurige zorg. Dat is te zien in de doorrekening.
Gehandicaptenzorg valt daar ook onder. Ik vraag me gewoon af hoe dat
rijmt met het terechte verhaal dat ik van mevrouw Wendel hoor.
Mevrouw Wendel (VVD):
De afgelopen jaren was er natuurlijk ook al meerzorg en is er meer
toegekend dan nu. We zien juist dat we ertegenaan lopen dat verlengingen
waarbij niets veranderd is, ineens niet meer worden toegekend. Dus
volgens mij moet dat gewoon kunnen binnen het huidige budget. De VVD wil
niet bezuinigen op zorg. Dat wil ik toch even corrigeren. We willen de
stijging afremmen die jaar na jaar na jaar doorgaat, zodat ook de
toekomstige generaties nog gebruik kunnen maken van die zorg.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, uw derde interruptie.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Niemand is voor zorg die niet werkt. Niemand is ervoor dat we zomaar
geld gaan uitgeven aan van alles en nog wat. Ik noem niet eens alle
punten waarop de VVD wil besparen in de zorg, maar ik heb het hier heel
specifiek over die 1,2 miljard van de Wet langdurige zorg. Daarin staat
ook heel specifiek de gehandicaptenzorg — dat zie je ook terug in de
doorrekening — die aan alle kanten onder druk staat: te weinig
personeel, problemen met mensen die willen wonen in zorginstellingen,
lange wachtlijsten en ook deze zorg. Dus ik begrijp gewoon niet hoe het
verhaal van mevrouw Wendel, dat ik steun, rijmt met de woorden in het
verkiezingsprogramma, die gewoon echt wat anders zeggen.
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik denk dat het verhaal overeind blijft. We willen niet bezuinigen op de
zorg, maar de kosten afremmen die jaar na jaar stijgen, zodat ook de
toekomstige generaties, mijn kinderen en kleinkinderen, gebruik kunnen
maken van die zorg. Daarvoor is het wel belangrijk dat we keuzes maken.
Nogmaals, dit debat gaat over de onzekerheid die er is omdat
zorgkantoren aanvragen verschillend beantwoorden. Volgens mij is de
oplossing heel helder: de richtlijnen moeten aangepast worden, en snel
ook. Die oplossing heeft u in september ook geboden.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als ik praat met de zorgkantoren, dan geven zij aan dat zij
verantwoordelijk zijn gemaakt voor kijken of wij ons zorggeld op een
goede manier uitgeven, maar dat wel moeten doen met de financiële kaders
die ze hebben. Ze krijgen een opdracht mee, maar niet een superruim
budget om het geld maar aan alles uit te kunnen geven. Dus wat doen
zorgkantoren? Die gaan besparen. Welke groep is daarvan de dupe? Onder
meer deze groep. Daarom vind ik het verhaal van mevrouw Wendel niet
kloppen met die bezuinigingen, specifiek op de Wet langdurige zorg. Als
je uitvoeringsorganisaties, zoals zorgkantoren en verzekeraars — ik kan
wel even doorgaan — deze belangrijke opdracht meegeeft, dan moet je er
als politiek ook voor zorgen dat ze die kunnen uitvoeren. Daar zit mijn
bezwaar.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ziet mevrouw Wendel ook dat het hier niet alleen maar gaat over een
echte stijging van zorgkosten, maar specifiek over bezuinigingen op zorg
die nodig is voor die gezinnen die mevrouw Wendel zo terecht benoemt in
haar bijdrage?
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik denk dat het erom gaat dat we de onzekerheid wegnemen voor de mensen
die met ziel en zaligheid iedere dag voor hun dierbaren zorgen met alles
wat ze in zich hebben. Ik denk dat we een einde moeten maken aan die
onzekerheid door die richtlijnen aan te passen en door ervoor te zorgen
dat je als er geen zicht is op verbetering, wat natuurlijk al heel erg
verdrietig en confronterend is, niet keer op keer in die papiermolen
belandt. Ik denk dat daar de oplossing in zit. Dat zegt het
Zorginstituut ook. Volgens mij moet dat gewoon binnen het huidige budget
kunnen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Laten we gewoon eerlijk zijn. Daartoe wil ik de VVD oproepen. Als er
wordt bezuinigd op de zorg, dan zijn dat ook bezuinigingen op de zorg.
Dat is wat mensen nu merken. Meerzorgaanvragen worden afgewezen. In de
rest van de langdurige zorg merken mensen ook dat er bezuinigd wordt.
Dat is het gevolg, want er wordt bezuinigd. De VVD doet altijd net alsof
dat niet zo is, maar het is wel zo. Daar hebben we het vandaag hier ook
over. Om dit voor de VVD wat concreter te maken: volgend jaar zouden
bezuinigingen van 140 miljoen euro op de gehandicaptenzorg ingaan. Er is
hier breed erkend dat dat bezuinigingen zijn, die niet gedekt zijn. Dat
zouden besparingen zijn, want we zouden allemaal dingen anders gaan doen
en dat zou geld opleveren. Die besparingen gaan allemaal niet door; die
dingen gaan we niet anders doen, maar die 140 miljoen staat nog steeds.
Dat zijn keiharde bezuinigingen. Die hebben we voor volgend jaar
uitgesteld, maar voor het jaar daarna staan ze nog steeds. Kunnen die
dan van tafel?
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik vind toch dat we hier in een verkeerd frame aan het belanden zijn. Ik
gaf zojuist al aan dat de problemen zitten in de richtlijnen. Die
richtlijnen moeten we aanpassen. Ik merk dat ik herhaling val, omdat ik
steeds een soortgelijke vraag krijg. We zien dat juist de kosten in de
Wlz jaar na jaar blijven stijgen. Er is een moment waarop wij een keuze
moeten maken en met elkaar moeten zorgen dat we die steeds maar
blijvende stijging dempen, zodat ook de toekomstige generaties nog
gebruik kunnen maken van die zorg. Ja, de VVD staat voor die keuze.
De voorzitter:
De laatste interruptie, mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Daar staat de VVD dus niet voor. Neem dan ook verantwoordelijkheid voor
de bezuinigingen die de VVD heeft doorgevoerd en gaat doorvoeren. Dat
zijn gewoon keiharde bezuinigingen.
De voorzitter:
Via de voorzitter.
Mevrouw Dobbe (SP):
Sorry, voorzitter. Ik ga even in op die 140 miljoen, want daar wordt
vakkundig omheen gepraat. Het gaat om 140 miljoen euro aan concrete
bezuinigingen op de gehandicaptenzorg. Dat zijn de allerkwetsbaarsten
van deze samenleving. Laat de VVD die bezuinigingen doorgaan of
niet?
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik denk dat ik in herhaling blijf vallen. Ik denk dat mevrouw Dobbe ook
weet dat ik hier nu niet een soort koehandel met u ga doen over
budgetten. Dat is iets wat we aan de formatietafel doen. De inzet van de
VVD daarbij is duidelijk.
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Ik vond het een mooi verhaal van mevrouw Wendel. Gisteren diende mijn
fractievoorzitter een motie in om bezuinigingen op de zorg te stoppen.
Toen heeft de VVD tegengestemd. Dat klopt niet helemaal met dit verhaal.
Waarom heeft de VVD gisteren tegen die motie gestemd?
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik ben blij dat u mij deze vraag stelt. U heeft kunnen zien dat de VVD
gisteren bijna tegen alle moties heeft gestemd, behalve uiteraard die
over de vervolgstappen in de formatie, omdat het debat daarover ging.
Aan de formatietafel voeren we de gesprekken. Dan kunnen we er niet in
meegaan om allerlei moties aan te nemen zonder er het gesprek over te
voeren, ook al gaan ze over heel belangrijke onderwerpen. Daarom is
volgens mij ook breed in de Kamer besloten om niet al die moties te
steunen.
De voorzitter:
Mevrouw Ten Hove met een vervolgvraag.
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Dat was dan een gemiste kans gisteren, want al die mensen die wachten op
duidelijkheid moeten nu langer wachten, dankzij de VVD. Dus ik vraag
mevrouw Wendel om tijdens de formatie echt dit onderwerp op tafel te
leggen en hiervoor te strijden, zodat de mensen in de zorg en ook de
mensen die zorg nodig hebben op de VVD kunnen rekenen.
De voorzitter:
Een reactie nog van mevrouw Wendel?
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik zei al eerder dat de VVD het belangrijk vindt dat we er echt zijn
voor de mensen die het nodig hebben, dus daar zetten we de komende tijd
op in. We willen de onzekerheid wegnemen. We willen dat er snel
richtlijnen komen. We vragen dus ook aan de staatssecretaris om daar
tempo mee te maken, zodat de mensen thuis weten waar ze aan toe zijn en
ook niet keer op keer op keer weer de papiermolen in moeten gaan voor
een nieuwe aanvraag.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vervolgvraag van mevrouw Ten Hove.
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Dit is niet zozeer een vraag, maar meer nog een laatste opmerking. In
jullie programma bezuinigen jullie fors op de zorg.
De voorzitter:
Bezuinigt "de VVD" of "mevrouw Wendel".
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Ja, dank u wel, voorzitter. Maar kijk daar nog eens goed naar.
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik blijf in herhaling vallen, maar dat komt omdat ik continu dezelfde
vraag krijg. De VVD wil de steeds stijgende kosten van de zorg dempen,
zodat ook toekomstige generaties nog kwalitatief goede zorg hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we aan bij de laatste spreker in dit debat.
Dat is de heer Van Houwelingen. Hij spreekt namens Forum voor
Democratie. Aan u het woord, meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Gedurende dit jaar zijn er steeds meer signalen
gekomen dat verlengingsaanvragen voor meerzorg — dat wil zeggen: voor
patiënten met een bijzondere zorgbehoefte, die dikwijls thuis intensieve
zorg ontvangen — door zorgkantoren worden afgewezen. Mij werd bij het
lezen van de stukken niet duidelijk waarom dit het geval is. Is het
beoordelingskader soms aangescherpt? Hoe kan dat? Want ik begrijp dat de
wet- en regelgeving niet is veranderd. Of worden verlengingsaanvragen
afgewezen omdat de zorgkantoren zich genoodzaakt zien de kosten te
drukken? Daar lijkt het namelijk op.
De kosten voor meerzorg zijn de afgelopen jaren immers sterk gestegen,
onder andere omdat er onvoldoende plekken bij zorginstellingen zijn voor
Nederlanders met een zware handicap. Volgens belangenvereniging Metgezel
kreeg één aanvrager bij de afwijzing van een verlengingsaanvraag van het
zorgkantoor te horen: "Naar aanleiding van de huidige maatschappelijke
ontwikkelingen, waarin de zorg in de toekomst door toenemende zorgkosten
onder druk komt te staan, is het zorgkantoor genoodzaakt om aanvragen op
een andere wijze te beoordelen dan in het verleden." Het lijkt dus met
de zorgkosten te maken te hebben.
Dat zou ook verklaren waarom zorgkantoren ineens, zo horen we, bij
verlengingsaanvragen zo veel extra informatie opvragen, die niet altijd
relevant lijkt te zijn. Immers, hoe meer informatie, hoe groter de kans
op een afwijzingsgrond. Ik begrijp dan ook niet waarom het kabinet in de
brief van 10 december schrijft dat "de zorgen bij aanvragers niet zozeer
over de hoogte van toekenning van meerzorg zouden gaan". Als een
aanvraag wordt afgewezen en er dus helemaal geen meerzorg wordt vergoed,
is de hoogte van de toekenning, die dan dus nul is, toch een probleem,
lijkt me.
Voorzitter. Het is voor mij ook onduidelijk waarom — ik citeer weer uit
de brief van het kabinet — "het enkel toepassen van een urengrens als
beoordeling van de aanvraag voor meerzorg een probleem is". Waarom kiest
het kabinet ervoor om de regelgeving op verzoek van de zorgkantoren aan
te passen, in plaats van zorgkantoren op te dragen besluiten binnen het
huidige wettelijke kader te nemen, zoals dat hier in de Tweede Kamer is
vastgesteld? Dat lijkt toch een beetje de wereld op zijn kop te
zijn.
Voorzitter. Politiek is keuzes maken. De kosten voor de meerzorg, zo
lezen we, bedroegen in 2021 412 miljoen euro. Dat is veel geld. Dat zal
nu in 2025 ongetwijfeld nog meer zijn, maar niet zo veel als de 700
miljoen euro die deze Kamer deze week binnen 48 uur op verzoek van de
regering heeft vrijgemaakt voor militaire steun aan Oekraïne, voor een
zinloze proxyoorlog die Oekraïne totaal vernietigt en die, als het aan
Forum voor Democratie had geleden, helemaal niet onze oorlog zou moeten
zijn.
Dat laatste is helaas voor alle andere partijen in deze Kamer wel het
geval, met als gevolg — het is toch het gevolg — dat er onder andere op
de meerzorg moet worden beknibbeld, dus de ondersteuning voor de
ongeveer 700 gezinnen die met een pgb of modulair pakket zeer intensieve
zorg moeten verlenen aan een familielid dat deze zorg nodig heeft. Je
kunt het geld namelijk maar één keer uitgeven. Maar deze week kan er dus
wel binnen 48 uur op stel en sprong even 700 miljoen euro aan militaire
steun worden verstrekt voor een volstrekt zinloze oorlog in Oekraïne.
Forum voor Democratie had deze 700 miljoen euro liever vrijgemaakt voor
de 700 Nederlandse gezinnen die meerzorg nodig hebben, of voor andere
zorg en sociale voorzieningen in ons land.
Voorzitter. We kijken uit naar de beantwoording van onze vragen door de
staatssecretaris.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn
van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft vijftien minuten
gevraagd om zich voor te bereiden. Ik wil echt strak om 11.35 uur
starten met de beantwoording van de staatssecretaris. Het debat is
geschorst tot 11.35 uur.
De vergadering wordt van 11.20 uur tot 11.36 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Aan de orde is het debat over het beleid rondom de
toewijzing voor meerzorg. We hebben de eerste termijn van de zijde van
de Kamer gehad en gaan nu luisteren naar de beantwoording door de
staatssecretaris van VWS. Ik zou met de leden willen afspreken ook in
deze termijn twee interrupties in tweeën of vier losse vragen te
hanteren. Ik realiseer me dat dat niet veel is, maar we hebben ook niet
heel veel tijd voor dit debat. Dat gezegd hebbende, geef ik het woord
aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dank u wel, voorzitter. Ten eerste mijn felicitaties aan de leden die
hun maidenspeech hebben gehouden. Een verbindende factor vond ik de
woorden over dienstbaarheid en het gevoel van verantwoordelijkheid
richting de bevolking, die bij dit ambt passen. Dat vond ik heel mooi
als verenigende factor. Ik denk dat het voor de leden van de commissie
voor VWS heel belangrijk is dat u zich altijd, en ik in mijn functie
natuurlijk ook, realiseert voor wie we dit doen; dat is uiteindelijk het
belangrijkste. Nogmaals, mijn felicitaties voor alle mooie
woorden.
Dan het inhoudelijke debat. Ik zou graag willen beginnen met een
algemene introductie waarin ik ook de chronologie langsloop. Er waren
namelijk best veel vragen over welk signaal op welk moment wie heeft
bereikt en over wie met wie gesproken heeft. Daar zal ik eerst even
doorheen gaan. Ik heb mijn beantwoording daarna opgeknipt in: korte
termijn, lange termijn en varia. Ik zal beginnen met een inleiding voor
de korte termijn en de lange termijn. Normaal gesproken houd ik wat
kortere verhalen en ga ik heel snel naar de vragen, maar dit is best een
lastig dossier met heel veel verschillende feiten, dus ik zal iets
langer aan het woord zijn voordat ik bij de vragen kom. Excuses
daarvoor. Als iets niet duidelijk is, interrumpeer dan vooral.
De introductie. Sinds het voorjaar van 2025 bereikten ons bij VWS
signalen van cliënten die gebruikmaakten van de meerzorgregeling, maar
te maken kregen met afwijzingen. In reactie daarop heeft mijn
ambtsvoorganger Metgezel en het ZEVMB-kenniscentrum gevraagd de
problematiek te inventariseren. Het ging op dat moment vooral om losse
casussen. We wilden in kaart brengen wat er precies gebeurde en hoe
groot het probleem was. Vervolgens ben ik eind augustus daarover
bijgepraat. Mij werd duidelijk dat het echt om een groter probleem met
de nodige urgentie ging. Op 9 september jongstleden hebben wij hier in
deze Kamer ook over gesproken. Het gaat veelal om ouders van een kind
met een intensieve zorgvraag; dat zijn ouders die al zwaar belast zijn,
zoals u ook bijna allemaal benoemd heeft. Onzekerheid over de verlenging
van meerzorg heeft zeer veel impact. Onduidelijkheid over de vraag of je
kind nog wel de zorg kan krijgen die hij of zij nodig heeft, of nog wel
thuis kan blijven wonen, wens je niemand toe.
Deze cliënten met een afwijzing, en vaak ook hun naasten, voelden zich
daarom genoodzaakt om naar de rechtbank te stappen. In mijn ogen mag dat
nooit het antwoord zijn. Het mag nooit zo zijn dat je zorg die je wel
nodig hebt, niet krijgt en dat als je zegt "dat gaat toch niet?" je te
horen krijgt: stap dan maar naar de rechter. Zoals aangegeven in eerdere
debatten met uw Kamer, is me er veel aan gelegen om de onzekerheid van
cliënten weg te nemen. Toen de eerste signalen mij bereikten, heb ik
gelijk contact gezocht met vertegenwoordigers van cliënten en met de
zorgkantoren. Ik heb een duidelijk signaal af willen geven: niemand mag
tussen wal en schip vallen en we moeten zo snel mogelijk zorgen voor
duidelijkheid voor deze groep. Met het VN-verdrag Handicap hebben we ons
er ook aan verbonden dat kinderen met een beperking zo veel mogelijk
thuis bij hun ouders moeten kunnen opgroeien. Dat mag niet in het geding
komen.
Mijn inzet is de afgelopen periode gericht geweest op de korte termijn,
waar ik zo wat over zal zeggen, en op de nieuwe regelgeving per 1
januari 2027. Voor de korte termijn heb ik gedaan wat mogelijk is vanuit
mijn rol als staatssecretaris. Ik heb signalen opgehaald en doorgegeven,
en ik heb de urgentie voor duidelijkheid voor gezinnen geagendeerd. Ik
zal hier zo verder op ingaan. Daarnaast heb ik een duidelijke opdracht,
namelijk het per 1 januari 2027 aanpassen van de regelgeving, zoals
aangegeven in de brief van 8 september. Dit doe ik in overleg met
professionals, vertegenwoordigers van cliënten, zorgkantoren en het
Zorginstituut, zoals ook stond in een motie van mevrouw
Westerveld.
Dan de korte termijn. Ik ben als staatssecretaris niet in de positie om
de zorgkantoren aan te spreken op de manier waarop zij uitvoering geven
aan de meerzorgregeling. Hier zijn meerdere vragen over gesteld. Ik ben
stelselverantwoordelijke, dus ik ga erover of iedereen de zorg krijgt
die hij of zij nodig heeft. De NZa controleert vervolgens of de
zorgkantoren hun taak uitvoeren. Die rapporteert daarover aan mij. Het
is niet aan mij om hen erop aan te spreken hoe zij dat doen, wel óf zij
dat doen, maar niet hoe zij dat doen. Daar schuurt het dus. Het is niet
aan mij om hen daarin aan te sturen.
Ik heb wel het volgende gedaan. Allereerst heb ik in de afgelopen
periode contact gehad met de vertegenwoordigers van cliënten en heb ik
hun signalen omtrent de afwijzingen opgehaald. Denk daarbij aan
gesprekken met Metgezel, ZEVMB, 2CU en Per Saldo. De signalen die ik zo
heb ontvangen, heb ik besproken met de zorgkantoren. Ik heb onder andere
besproken welke zorgkantoren als best practices werden gezien. Er waren
namelijk — dat wil ik ook graag noemen — ook zorgkantoren waar het wel
heel erg goed ging en waar men wel enthousiast over was. Dat leek me dus
ook heel erg belangrijk om te delen met de andere zorgkantoren. De
zorgkantoren hebben mij verzekerd dat ze de werkwijze rondom
meerzorgaanvragen gelijkgericht willen uitvoeren. Ze hebben mij
geïnformeerd over de wijze waarop ze meerzorgaanvragen gelijkgericht
willen beoordelen. In deze werkwijze was ruimte voor maatwerk via een
hardheidsclausule. Zorgkantoren hebben mij er ook over geïnformeerd dat
de door hen bedachte voorlopige werkwijze nog onvoldoende rekening hield
met de uitspraak van de Centrale Raad van eind oktober. Die werkwijze
moest dus aangepast worden. Dit vraagt aanvullende inzet en aandacht van
de zorgkantoren, maar zij blijven naar mij uitspreken dat ze op korte
termijn een gelijkgericht beoordelingskader willen vaststellen.
Tegelijkertijd zijn er natuurlijk drie situaties die de aandacht vragen
van de zorgkantoren en waar nu een oplossing voor nodig is: aanvragen
waar bezwaar tegen loopt, aanvragen waartegen beroep is aangetekend bij
de rechter en nieuwe aanvragen of verlengingen. De zorgkantoren waar in
de afgelopen periode meer afwijzingen zijn geweest, hebben mij laten
weten dat ze bij nieuwe aanvragen of verlengingen coulant zijn. Het
zorgkantoor kent bij nieuwe meerzorgaanvragen de gevraagde zorg
tijdelijk toe, voor zes maanden, zonder de voorheen gebruikte
inhoudelijke toetsing, stelt een beslissing op bezwaar uit tot er meer
duidelijkheid is, en verlengt het eerder afgegeven pgb als meerzorg is
afgewezen in afwachting van een nieuw uniform beleidskader. Het kan dus
zo zijn dat het zorgkantoor in de tussentijd een aanvraag voor een
verhoging van het eerder toegekende pgb niet toekent.
Het recente bericht uit het AD, waar u terecht vragen over stelde, gaat
over zaken waarin bezwaar is aangetekend. Voor bewaar geldt dat
zorgkantoren een toekenning verlenen die aansluit bij de aanvraag, maar
dat de duur van die toekenning vaak kort is, omdat de zorgkantoren
werken aan een nieuwe, gemeenschappelijke werkwijze. Dit brengt onrust
met zich mee, ook doordat de communicatie hierover naar ik begrijp wat
helderder kan. Ook dat signaal heb ik overgebracht aan de
zorgkantoren.
Omdat de aanpassing van de regelgeving niet op stel en sprong kan, heb
ik me gehouden aan het delen van signalen met zorgkantoren. Zorgkantoren
hebben daarbij vanuit hun status als zbo de verantwoordelijkheid om tot
een deugdelijke uitvoering van de meerzorgregeling te komen. Uiteraard
houd ik uw Kamer graag geïnformeerd over de gang van zaken.
De voorzitter:
Staatssecretaris, even voor de orde: is hiermee het blokje korte termijn
afgelopen of was dit de inleiding op het blokje korte termijn?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Het was de inleiding op het blokje korte termijn. Dan kom ik bij de
vragen, waarvan ik een aantal volgens mij al heb gehad.
De voorzitter:
Precies. Dan zou ik de Kamerleden namelijk adviseren om even op de
antwoorden te wachten en daarna te beslissen of u een interruptie
plaatst.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De eerste vraag: wat zeg ik tegen Lian? Die is hier aanwezig op de
publieke tribune, maar ik weet niet naar wie ik moet kijken. O, hallo
Lian. We hadden elkaar buiten ook al even gezien. Ik snap heel erg dat u
ongerust bent. Ik vind het heel erg dat u dit mee moet maken, zowel voor
u als voor uw zoon. Ik trek me dat persoonlijk aan. Ik ben hier de
afgelopen maanden mee bezig geweest en ik zal hiermee bezig blijven,
ofwel totdat mijn tijd hier op is, ofwel totdat er een oplossing ligt
waarmee u niet alleen nu, maar ook op de lange termijn verder kan. Die
belofte wil ik u dus graag doen. Ik ga daar werk van maken en ik maak me
daar hard voor. Tot die tijd mijn medeleven en sterkte, want het lijkt
me heel zwaar voor u. Dat ten eerste.
Van GroenLinks-PvdA was er een vraag over de regelingen voor extra
ondersteuning en het oerwoud aan regels. Ik herken dit. Ouders met een
kind met een intensieve zorgvraag hebben een zware zorgtaak en zij
ervaren heel erg veel regellast. We werken er vanuit VWS hard aan om dit
terug te dringen, maar het is een heel taai onderwerp. Er lopen heel erg
veel dingen door elkaar heen. Als je aan een radertje gaat draaien, dan
verandert er vaak elders in de machine weer iets. Dat is dus heel erg
lastig. Maar een van de maatregelen in de werkagenda van het VN-verdrag
Handicap is om inkomensondersteunende regelingen voor mensen met een
chronische ziekte en/of beperking te vereenvoudigen, zodat het
makkelijker wordt om de ondersteuning te krijgen waar zij recht op
hebben en zodat het geld beter terechtkomt. Daar maak ik mij dus samen
met mijn collega's in het kabinet hard voor. Daarnaast hebben we
cliëntondersteuners en gespecialiseerd cliëntondersteuners die ouders
helpen om de weg te vinden. Dat lost de kern van het probleem niet op,
maar ouders geven wel aan dat dit hen heel erg ontlast en helpt bij het
herstellen van de balans.
Een vraag van mevrouw Coenradie, over de gesprekken tussen de
cliëntenorganisaties en de zorgkantoren, en wat die concreet opgeleverd
hebben voor gezinnen. Ik noemde als laatst het signaal over de
communicatie aan cliënten. Dat is het laatste wat ik doorgegeven heb aan
zorgkantoren. Dat heb ik deze week gedaan. Daar heb ik nog geen reactie
op teruggekregen, dus dat zal helaas nog weinig effect hebben gehad. Ik
heb ook eerder signalen doorgegeven. Ik heb hen gevraagd om dat mee te
nemen in het beleidskader. Ik heb steeds de urgentie benadrukt. De
zorgkantoren waarbij de afgelopen periode meer afwijzingen waren
geweest, voor de uitspraak van de Centrale Raad in oktober, hebben mij
laten weten dat ze coulant zijn met nieuwe aanvragen of verlengingen.
Dat heeft dit dus concreet opgeleverd.
De vraag van de heer Vervuurt over het tijdspad heb ik al beantwoord in
de inleiding. Hij had ook een vraag over de manier waarop wij informatie
verzamelen over toegekende aanvragen. De informatie over aanvragen en
toekenningen voor meerzorg thuis, zowel vanuit het pgb als het mpt, heb
ik gevraagd aan ZN en de zorgkantoren, maar helaas zijn hier nog weinig
landelijke gegevens over beschikbaar. De informatie zit in de systemen
van de zorgkantoren en blijkt niet eenvoudig landelijk te ontsluiten.
Mijn inzet is om met zorgkantoren de informatievoorziening te
verbeteren. Het is uiteraard van belang dat we de ontwikkelingen kunnen
volgen, zeker nu er veranderingen aan staan te komen.
Over de aantallen cliënten met meerzorg op basis van verblijf en vpt is
informatie beschikbaar via de declaraties. Dat beeld is ons dus wat
duidelijker. De NZa en het Zorginstituut monitoren dit. Er staan ook
cijfers op de Monitor Langdurige Zorg, maar met name bij het pgb en/of
mpt valt hier nog wat winst te halen. Daar gaan we ook werk van
maken.
De PVV en het CDA vroegen hoe ik zorg dat mensen niet in de knel komen.
Zoals ik al aangaf, zijn er een aantal zorgkantoren die heel duidelijk
werden aangegeven als de best practices, waar het dus eigenlijk heel
goed loopt. Die regionale verschillen zijn ook door meerderen van u
benadrukt. Die zorgkantoren heb ik dus gevraagd: deel alsjeblieft met de
andere zorgkantoren hoe jullie dat nu doen, zodat die daar ook van
kunnen leren. Zo kunnen zij in de tussentijd, tot aan 1 januari 2027,
samen tot een beoordelingskader komen dat werkt. Ik bedoel dat vanuit de
cliëntenorganisaties en de ouders teruggegeven wordt dat dit werkt. Ik
heb meermaals benadrukt hoe belangrijk ik het vind dat er tot die tijd
maatwerk geleverd wordt. Er is vanuit de zorgkantoren, waar eerst juist
veel afwijzingen waren, toegezegd dat er met meer coulance naar gekeken
wordt. De toezeggingen worden nu tijdelijk, in aanloop naar die nieuwe
regelgeving, wel gedaan. Zo hebben we daarvoor gezorgd.
Er was een vraag van mevrouw Dobbe. Zij relateerde de bezuinigingen op
de zorg eigenlijk aan de verlengingsaanvragen. Daarbij wil ik heel graag
duidelijk zijn: dit is niet een bezuinigingsopgave vanuit VWS. Het is
niet zo dat ik of een van mijn collega's op VWS tegen de zorgkantoren
gezegd heeft: ga even wat strenger kijken naar deze meerzorgaanvragen,
want we willen dat er minder geld vanuit het VWS-budget naartoe gaat.
Dat is nadrukkelijk niet aan de orde. Het Zorginstituut heeft er
eigenlijk op gewezen dat in de regelgeving onvoldoende duidelijk was hoe
een beoordeling plaats moest vinden. Bepaalde zorgkantoren hebben toen
gedacht: vanuit onze plicht om voor doelmatigheid te zorgen, gaan wij
naar de aard en inhoud van het dossier kijken, in plaats van alleen maar
naar die 25% meer uren dan wel kosten. Daaruit is een ander
beoordelingskader voortgekomen. Dat heeft vaak tot strengere
beoordelingen geleid. Dat ligt nadrukkelijk bij die uitspraak van het
Zorginstituut en de zorgkantoren, die geprobeerd hebben hun taak goed te
vervullen. VWS heeft er hierbij niet op aangestuurd dat er eigenlijk
bezuinigd zou moeten worden omdat we het Wlz-budget kleiner willen maken
of zo. Dat wilde ik toch nog even benadrukken: dit is geen
bezuinigingsslag.
Een vraag vanuit de PVV en eigenlijk ook vanuit GroenLinks-PvdA: totdat
er een nieuw beleid komt, stellen sommige zorgkantoren bij twijfel een
beoordeling uit en verlengen ze gelukkig de toeslagen, maar wat zijn de
gevolgen hiervan? Het is zo dat cliënten dan langere tijd onzekerheid
hebben, maar we willen hun heel graag perspectief voor de toekomst
bieden. Zorgkantoren hebben aangegeven dat zij tot een kader willen
komen. Daarmee verwacht ik dat onzekerheid snel wordt weggenomen. Ik had
ook vóór dit debat al aangegeven dat ik hoop de oplossing hiervan op
zeer korte termijn aan de Kamer te kunnen laten weten. Eerst was het
streven vóór het kerstreces. Dat gaan we net niet meer redden, maar ik
verwacht uw Kamer in januari te kunnen informeren over hoe dat eruitziet
in de periode tot 2027.
Ik zie dat daar een vraag over is.
De voorzitter:
Ja, dit leidt tot een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het probleem is natuurlijk niet nieuw. We hebben het hier in september
over gehad in het Kamerdebat en ook al in het voorjaar. De signalen
blijven. De staatssecretaris zei in september: ik hoop zo snel mogelijk
met een oplossing bij u terug te komen. Nu zegt ze dat weer. Wat zijn
die belemmeringen dan? Wat is er dan zo moeilijk? Er is sprake van een
probleem waar de staatssecretaris en wij wat aan willen doen en waarover
zowel zorgkantoren als belangenorganisaties als ouders zeggen dat er wat
moet gebeuren. Wat zit er dan in de weg om niet nu al een oplossing aan
ons te hebben kunnen presenteren?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Er zit één duidelijke hiccup in het verhaal. De zorgkantoren waren samen
al bezig om te komen tot meer gelijkgesteld beleid binnen de
beoordelingskaders die zij stellen. De oplossing die zij daarvoor
bedacht hadden, kwam niet overeen met het oordeel dat er lag vanuit de
Centrale Raad. Vervolgens zijn zij teruggegaan naar de tekentafel en
hebben zij gezegd: het plan dat we hebben, gaat duidelijk niet of
onvoldoende werken, dus daarin moeten we gaan schrappen. Daar zijn wij
nadrukkelijk bij aangeschoven. Wij hebben gezegd: dit halen we terug uit
de gesprekken met de cliëntenorganisaties en de ouders; kunnen jullie
dat meenemen? De zorgkantoren zijn daar samen over in gesprek gegaan.
Een van de lastige factoren hierbij is de 25%-uursbepaling. Dat stond
ook in de brief. In de huidige zorgzwaartepakketten die we hebben, zit
eigenlijk geen urenaantal. Als je wilt weten of je uitkomt op 125% van
de uren in een pakket, moet je eigenlijk kijken naar de uren die
oorspronkelijk in de AWBZ-wetgeving zitten. Er zijn zorgkantoren die er
al op een dergelijke manier naar keken, maar je kan je natuurlijk
afvragen of dat een handige manier is om dit te doen. Daar zijn de
zorgkantoren mee bezig. Die voeren samen het gesprek over hoe ze dat aan
kunnen pakken en hoe ze tot gelijkgestemdheid kunnen komen. Ik heb
daarbij input geleverd en hou de vinger aan de pols. Ik heb van hen het
bericht gekregen dat het heel goed gaat en dat ze verwachten op zeer
korte termijn richting mij te komen met het positieve verhaal dat ze het
opgelost hebben.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voor de lange termijn wil je een regeling die klopt, die juridisch deugt
enzovoort, enzovoort. Maar we hebben in de motie van september ook
gevraagd om ouders die nu in de knel komen en gewoon bang zijn dat de
meerzorg binnenkort stopt of veel minder wordt … Er is een acuut
probleem. Die ouders kunnen eigenlijk niet wachten. Wat is dan voor deze
groep de oplossing voor de korte termijn, waar de hele Kamer om heeft
gevraagd?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Sorry, dan ben ik onvoldoende duidelijk geweest. Dit is namelijk de
oplossing voor de korte termijn. De zorgkantoren zijn dus samen tot een
nieuwe uitvoeringspraktijk aan het komen waaraan zij zich allemaal
kunnen houden, in voorbereiding op aangepaste wet- en regelgeving vanuit
VWS. Wij gaan dus in de wet- en regelgeving aanpassen wat onze
verwachtingen zijn en hoe wij vinden dat dingen moeten lopen, maar de
zorgkantoren zijn daarvóór al bezig met ervoor zorgen dat zij het in
aanloop naar 1 januari 2027 goed geregeld hebben. Of je dat nou "korte
termijn" of "middellange termijn" noemt … Ik hoop dat het in januari
2026 rond is en dan is het dus per januari 2027 in de regelgeving
geregeld. Ik heb de zorgkantoren verzocht om in de periode daarvoor met
coulance te kijken naar de nieuwe aanvragen. Dat hebben zij ook
toegezegd. Zij zorgen ervoor dat mensen in ieder geval een soort
tijdelijke toekenning of budget krijgen in afwachting van het nieuwe
beoordelingskader.
De mensen die eerder een afwijzing hebben gehad, zijn daarbij nog niet
meegenomen. Daarover hebben wij binnen VWS inmiddels ook gesproken. Ik
zal de zorgkantoren nadrukkelijk verzoeken om daarbij dezelfde coulance
te verlenen en zelf actief contact op te nemen met de ouders om wie het
gaat. Het mag natuurlijk niet zo zijn dat, in afwachting van dezelfde
regelgeving, aan de ouders die na de uitspraak van de centrale raad in
oktober een afwijzing hebben gekregen, coulance wordt verleend, maar dat
ouders die bijvoorbeeld in april, naar ik begreep, geen budget toegekend
hebben gekregen, niks krijgen. Dan krijg je wel of geen budget puur
afhankelijk van de tijd waarin je de aanvraag hebt ingediend. Dat is het
soort willekeur dat we volgens mij allemaal niet willen. Ik heb eerder
bij de zorgkantoren aangegeven dat ik heel graag zou willen dat dat
opgelost wordt, maar ik zal hun nogmaals nadrukkelijk verzoeken of zij
zelf proactief contact willen opnemen met de ouders, zodat het niet bij
de ouders ligt en zij niet opnieuw moeten gaan bellen naar de
instanties. Dat zal ik dus ook nog oppakken. Het was een lang antwoord,
maar ik hoop dat dit iets beantwoordt.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat was inderdaad precies mijn vraag. Er is een groep van ouders die
acuut in de problemen zijn geraakt of in de problemen raken, omdat ze nu
al moeten anticiperen op het besluit, zelfs al is het nog niet ingegaan
en ook al hebben ze nog een paar maanden. Ze hebben soms mensen in
dienst. Moeten ze het budget gaan uitspreiden of kunnen ze het blijven
besteden zoals nu nodig is? Het heeft dus nu al gevolgen, ook voor die
groep. Het is goed om te horen dat de staatssecretaris daar nu ook oog
voor heeft, maar als het zorgkantoor contact gaat opnemen met deze
mensen, wat kunnen zij dan verwachten? Op welke termijn gebeurt dat? En
hoe zien die coulance en dat maatwerk er dan uit? Dat ontbreekt
overduidelijk bij deze groep.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De vraag naar de termijn vind ik lastig. Zou ik daar in de tweede
termijn even op terug kunnen komen?
Wat betreft de coulance en het maatwerk: aan de groep vanaf eind oktober
hebben we een tijdelijke toekenning verleend, zodat mensen in ieder
geval financiële middelen krijgen in afwachting van het uiteindelijke
beoordelingskader. De feitelijke toets gaat pas plaatsvinden als het
nieuwe beoordelingskader gelijkgesteld is tussen de zorgkantoren. Dat is
zowel bij nieuwe aanvragen als bij verlengingen zo geregeld. Het zou
mijn streven zijn dat we dat ook zo doen voor de mensen die vóór eind
oktober hun aanvragen ingediend hebben. Mijn streven is dus dat we het
gewoon gelijktrekken voor de hele groep. Dan hebben we de regionale
verschillen tijdelijk opgelost én de verschillen door de tijd, en dan
kan er straks vanuit het nieuwe beoordelingskader gewoon voor iedereen,
op dezelfde manier, een nieuwe beoordeling plaatsvinden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Dobbe?
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat is fijn om te horen, want dat zou betekenen dat deze ouders in ieder
geval tijdelijk, op zeer korte termijn — de staatssecretaris laat de
termijn nog weten — te horen krijgen dat het budget nog even
doorloopt.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, dat is mijn streven.
Mevrouw Dobbe (SP):
Natuurlijk zijn zij er dan wel bij gebaat dat het zo snel mogelijk voor
de lange termijn bekend is. Anders zitten ze over twee maanden weer met
dezelfde problemen, zoals een tijdelijke toekenning, de vraag wat ze
moeten doen voor de rest van het jaar et cetera. Hoelang is dat
tijdelijke doorlopen dan? Is dat bijvoorbeeld een jaar? Kan dat een jaar
worden, zodat ze daadwerkelijk voor 2026 kunnen inplannen en ook weten
of ze het budget voor 2026 moeten uitspreiden of niet? Ik wil wel
teruggeven aan de staatssecretaris dat de reden dat ik hier zo over
doorvraag, is dat ik echt ben geschrokken van het beperkte onderzoek dat
wordt gedaan bij het afwijzen van zo'n meerzorgaanvraag. Je krijgt een
brief thuis met één zin erin, zonder dat je bent gebeld, zonder dat er
contact is opgenomen. Nu gaat hetzelfde zorgkantoor contact opnemen met
die ouders en moeten we erop vertrouwen dat er coulance komt. Ik wil dus
echt dat het concreet datgene wordt wat de staatssecretaris nu zegt.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Daar zal ik mij ook voor inzetten. De signalen dat de communicatie wat
verbetering behoeft, hebben mij ook bereikt. Dat heb ik ook laten weten
aan de zorgkantoren, want dit heeft gewoon een hele grote impact. Het
zou kunnen dat er met de nieuwe wet- en regelgeving afwijzingen zullen
plaatsvinden. Als dat zo is, mag je op z'n minst verwachten dat daar
uitleg bij wordt gegeven, dat je enige empathie in zo'n brief voelt en
dat het niet één zinnetje is. Dat ben ik helemaal met mevrouw Dobbe
eens. Dat behoeft verbetering. Ook daarover blijf ik dus in gesprek.
De voorzitter:
Ja. We gaan …
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
O, nog over de termijn van een jaar. Volgens mij hanteren de meeste
zorgkantoren op dit moment zes maanden, maar ik verwacht ook niet dat
meer dan dat nodig is. Zoals ik zei, verwacht ik in januari bij u te
kunnen komen met een heel positief verhaal over het beoordelingskader
dat, al vooruitlopend op de wet- en regelgeving, gelijkgesteld is tussen
de zorgkantoren. Dan gaan de nieuwe manieren van beoordelen dus in. Ik
verwacht niet dat dat nog zes maanden zal duren, dus ik denk niet dat
langer nodig is. Mocht het daar wel op gaan lijken, dan wil ik uiteraard
het gesprek aangaan zodat we het meteen tot januari 2027 geregeld
hebben, maar ik denk niet dat dat nodig is.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik begrijp dus dat er gekeken wordt of er op zeer korte termijn een
reactie komt naar mensen met oude gevallen, om het zo maar even te
noemen, met oude aanvragen. Om te voorkomen dat er een motie wordt
ingediend, zou ik de staatssecretaris willen vragen om in de tweede
termijn ook te kijken of dat nog voor het einde van het jaar kan. Ik
realiseer me dat daar een kerstreces in zit, maar heel veel mensen
zitten in nood. Dat is de vraag die ik zou willen meegeven.
Daarnaast heb ik een aansluitende vraag, met goedvinden van de
voorzitter. De staatssecretaris stelt namelijk ook dat ze niet kan
ingrijpen omdat zorgkantoren zelfstandige bestuursorganen zijn. Maar
daarmee zit er in mijn optiek in de huidige regelgeving een hiaat,
namelijk dat er geen noodrem bestaat wanneer zorgkantoren extreem
uiteenlopend beleid voeren, met grote gevolgen voor cliënten. Nu is even
de vraag of de staatssecretaris kan toezeggen dat zij juridisch kan
uitzoeken of zo'n noodrem mogelijk is.
De voorzitter:
Mevrouw Coenradie heeft nu dus twee vragen gesteld; ze doet dat
slim.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Wat betreft de eerste vraag: ik ben uiteraard bereid om toe te zeggen
dat ik voor het kerstreces dat verzoek neerleg bij de zorgkantoren. Dat
is dus een inspanningsverplichting voor het kerstreces. Die toezegging
wil ik absoluut doen. Ik kan geen toezegging doen dat de zorgkantoren
dit ook voor het kerstreces gaan oppakken en uitvoeren op de manier
zoals u en ik dat zouden willen zien. Dan komen we weer bij mijn positie
en in hoeverre ik de zorgkantoren kan dwingen tot dingen. Dat kan ik
niet. Daar kan ik dus ook geen datum aan verbinden. Dus een
inspanningsverplichting? Absoluut. Een resultaatverplichting is wat
lastiger, maar dat geldt voor dit hele dossier, niet alleen voor dat
stukje.
Wat betreft die noodrem: ik denk eerlijk gezegd dat die noodrem op dit
moment plaatsvindt en in september ook plaats heeft gevonden. Die
noodrem is ten dele de NZa, die moet beoordelen of de zorgkantoren hun
werk goed doen of niet, en is ten dele uw Kamer, denk ik. Als er
signalen komen uit de samenleving dat er dingen niet goed gaan, trekt u
mij hier aan mijn jasje naartoe en bevraagt u mij daar kritisch over
totdat ik beloof alles te doen wat ik kan om tot een oplossing te komen.
Ik denk in die zin dat we die noodrem al ingebouwd hebben. Uit het debat
van vandaag en uit de urgentie die hier gevoeld wordt, blijkt dat die
ook functioneert.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Coenradie.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ja, een vervolgvraag over het eerste. Zoals deze staatssecretaris weet,
ben ik zelf staatssecretaris geweest. Op het moment dat ik wist dat ik
bijvoorbeeld niet zelf een gevangenis kon aansturen, deed ik in ieder
geval wel de moeite om deze mensen te bellen en te zeggen: goh, wanneer
kun je mij hier antwoord op geven? Of: hoelang duurt zoiets? Wat ik
eigenlijk aan deze staatssecretaris zou willen vragen, is om gewoon de
moeite te nemen — er zal ongetwijfeld zo meteen nog een schorsing zijn —
om uit te zoeken hoelang deze zorgkantoren concreet nodig hebben om deze
antwoorden te geven aan deze mensen. Heel eerlijk gezegd: deze gezinnen
staan in de kou, weten het niet en kunnen met dit antwoord, in alle
onzekerheid, rondom de kerst, helemaal niets.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik herken de benadering van mevrouw Coenradie in hoe zij haar werk
aanvloog. Ik denk dat wij elkaar daarin kunnen vinden. Ik neem er ook
niet zo heel gauw genoegen mee als ik te horen krijg dat ik ergens niet
over ga. Dan vraag ik ook door waar ik dan wél over ga, en of het helpt
als ik even boos word of een gesprek heb met Kassa waarin ik aangeef hoe
ik in de wedstrijd zit. Dat doe ik dan ook graag. Ik vind het geen enkel
probleem om de zorgkantoren hierover met klem, zoals u mij verzoekt, aan
te spreken en te vragen over welke tijdlijn we het dan hebben. Of ik dat
kan regelen binnen de schorsing van de tweede termijn, waarvan ik
verwacht dat de voorzitter die kort zal willen houden, weet ik niet.
Maar ik ben bereid om daarop terug te komen zodra ik er meer over weet.
De urgentie, de manier van aanvliegen en de controle zoveel mogelijk
pakken, daar zijn we het helemaal over eens.
De voorzitter:
Uw laatste vraag, mevrouw Coenradie.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Dan hou ik toch nog eventjes stug vast. Mocht dat niet mogelijk zijn in
de schorsing, dan zou ik de staatssecretaris willen vragen om voor het
kerstreces in ieder geval de Tweede Kamer te berichten over wat het
concrete antwoord hierop is vanuit de betreffende zorgkantoren.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Daar kom ik in de tweede termijn op terug. Daar moet ik even met mijn
team over spreken.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik begrijp van de staatssecretaris dat de zorgkantoren als zelfstandige
bestuursorganen zelf over de uitvoering gaan. Dat klinkt logisch, maar
is het niet zo dat ze beleid lijken te gaan bepalen? Het is strenger
geworden en ik heb ook een citaat gegeven in mijn termijn. De
zorgkantoren zeggen zelf: de zorgkosten zijn onder druk komen te staan,
dus we gaan op een andere wijze beoordelen. Dan gaan zorgkantoren toch
ook beleid bepalen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja en nee. De zorgkantoren hebben als taak om te zorgen dat er sprake is
van doelmatigheid. Dat doen zij hier, denk ik. Daarnaast is er een
uitspraak geweest van het Zorginstituut. Dat zegt eigenlijk: "De
toetsing verloopt nu niet goed genoeg. Er moet meer ook naar de aard en
de inhoud van de aanvragen gekeken worden. Gaat het wel degelijk om een
bijzondere zorgvraag die bijzonderder is dan wat er al geleverd wordt
binnen het zorgzwaartepakket?" Dat hebben zij vervolgens opgepakt. Ik
denk dat zij zich daarmee netjes bij hun taak hebben gehouden. Dat daar
vervolgens een resultaat uit is gekomen waar uw Kamer en ook ik
persoonlijk niet om staan te springen, is een ander verhaal. Er ligt een
duidelijke taak bij mij om te zorgen dat de regelgeving duidelijker is,
maar ik denk dat zij hun taak gevolgd hebben.
De voorzitter:
De heer Van Houwelingen, een vervolgvraag.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Als ik de staatssecretaris goed begrijp, zegt zij: ze zijn hun werk als
het ware beter gaan doen. Ze letten nog niet voldoende op doelmatigheid,
zegt de staatssecretaris nu in feite. Met dank ook aan het Zorginstituut
doen ze hun werk nu beter. Maar hoe kan het dan — ik heb dat citaat
gegeven; het is volgens mij een legitiem citaat — dat de zorgkantoren
zelf zeggen: de zorgkosten komen onder druk te staan en nu moeten we
strenger gaan beoordelen. Dan maken ze toch een beleidsafweging, een
politieke afweging zoals die hier gemaakt hoort te worden? Dan gaan ze
toch op onze stoel zitten?
De voorzitter:
Dat is iets van dezelfde vraag.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik vind dit heel lastig, want nu moet ik een beetje namens de
zorgkantoren gaan denken en proberen voor hen in te vullen wat zij
bedoeld hebben toen die zin, die ik zelf overigens niet zo gelezen heb,
opgeschreven is. Wat volgens mij een algemene taak is van de
zorgkantoren en trouwens ook de zorgverzekeraars, is zorgen dat het geld
voor de zorg, wat gemeenschapsgeld is, zo effectief en zo doelmatig
mogelijk besteed wordt. Dat is hun taak. Dat was al hun taak en dat
verandert niet naarmate het zorgbudget verandert. Ik denk dat zij in de
uitspraak van het Zorginstituut gelezen hebben: we deden dat niet goed
genoeg, dus we moeten daarin een stapje vooruit zetten. Mijn antwoord
blijft hetzelfde. In de gesprekken die wij gevoerd hebben met de
zorgkantoren heb ik niet teruggekregen dat zorgkantoren zoiets hebben
van: er ligt een duidelijke politieke opdracht om te bezuinigen en
vanuit die motivatie pakken wij dit op.
De voorzitter:
De heer Van Houwelingen, afrondend.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, afrondend. Ik probeer het gewoon duidelijk te krijgen. Als ik het
goed begrijp, mogen zorgkantoren in ieder geval niet gaan zeggen wat ik
in ieder geval in dit citaat lees: de kosten lopen op, we moeten het
strenger gaan beoordelen en we gaan meer afwijzingsgronden proberen te
creëren. Want dan maken ze, denk ik, een politieke afweging, want het
gaat om kosten. Ze mogen wel doelmatiger gaan werken; wie is daartegen?
Maar als ik de staatssecretaris goed begrijp, mogen zorgkantoren dat
soort afwegingen eigenlijk niet maken. Ze mogen dus niet strenger gaan
beoordelen om de zorgkosten te drukken. Vat ik het zo goed samen?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Als die politieke keuze gemaakt wordt, dan wordt die gemaakt door uw
Kamer of door het kabinet, niet door de zorgkantoren zelf. Als de
zorgkantoren om politieke redenen minder meerzorg gaan toekennen, dan is
dat omdat uw Kamer daar een motie over aangenomen heeft of omdat dat
beleid wordt van het nieuwe kabinet, niet omdat zij dat eigenstandig
bedacht hebben.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Zitten we nog bij de antwoorden in het blokje
korte termijn?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja, ik ben heel even aan het kijken. Volgens mij hebben we ondertussen —
dat scheelt dan — door de vragen al een hoop gehad. We hebben het even
gehad over de verantwoordelijkheid; dat hebben we besproken. We hebben
het gehad over de regionale verschillen. En we hebben het ook gehad over
de vragen van de heer Van Houwelingen over het beoordelingskader en de
rol die het Zorginstituut daarin heeft. Dan hebben we alles gehad wat ik
binnen het mapje korte termijn had. Ik zou door willen gaan naar het
blokje lange termijn, dat korter is.
Een vraag van de PVV. Het is pijnlijk en beschamend dat de zorg onder
druk staat; naasten zijn overbelast. Hoe staat het met het
referentiepunt vanuit het Zorginstituut Nederland? Dat is de vraag van
mevrouw Ten Hove. Het Zorginstituut noemt meerdere referentiepunten. Het
maken van een keuze is onderdeel van de nieuwe regelgeving die per 1
januari ingaat. Die keuze is nog niet gemaakt en wordt bepaald in
samenspraak met zorgkantoren en vertegenwoordigers van cliënten, zoals
ook wordt verzocht in de motie-Westerveld.
Dan de vraag van de VVD of het sneller kan en per wanneer. Het antwoord
wat betreft de langetermijnoplossing per 1 januari is eigenlijk nee.
Sorry, ik kijk naar het verkeerde Kamerlid. Het spijt me, VVD. Hallo,
mevrouw Wendel! Nee, het kan niet sneller. Regelgeving midden in het
jaar laten ingaan, is geen goed idee. We gaan 1 januari 2026 niet meer
redden, dus dan wordt het 1 januari 2027. Daar speelt ook in mee dat ik
dit graag in samenspraak wil doen met de zorgkantoren, zorginstellingen,
cliëntondersteuning, belangenbehartigers et cetera, zoals ook verzocht
in de motie. Dus ik wil dit graag goed en nauwkeurig doen op een manier
waarmee iedereen het eens is. Ik wil uw Kamer daar ook tijdig over
informeren. Het moet dan nog in consultatie et cetera. Daar is dus
gewoon een tijdpad aan verbonden en daardoor wordt het 1 januari 2027.
Ik zou het ook graag eerder willen, maar dat gaat helaas niet.
Dan kom ik op de overige vragen. Hoeveel passende instellingsplekken
komen we tekort, was de vraag van mevrouw Ten Hove. Dat is niet exact te
zeggen. Uit de wachtlijstinformatie weten we hoeveel cliënten wachten op
een plek, maar het komt ook voor dat cliënten al in zorg zijn binnen een
instelling en wachten op een plek die eigenlijk passender is voor hen.
Die cijfers bieden ons dus onvoldoende antwoord. Het tekort aan plekken
is onderwerp van de Toekomstagenda gehandicaptenzorg. Daarover zal ik uw
Kamer in het voorjaar van 2026 per brief informeren. Dan komt er dus
meer informatie.
Dan was er een vraag over het pgb. Die vraag was wél van het CDA, dus nu
kijk ik wel naar het juiste Kamerlid. Ik vind het heel erg belangrijk
dat het pgb een volwaardig alternatief is. De meeste meerzorg is
tijdelijk totdat de zorg weer op het niveau is dat deze weer in het
zorgprofiel past. Om deze reden wordt meerzorg voor maximaal drie jaar
toegewezen, maar die kan elke drie jaar opnieuw worden toegewezen bij
een langdurige intensieve zorgbehoefte. Juist bij de gezinnen waarover
we het in dit debat hebben, is de intensieve zorgbehoefte vaak
structureel. In de Werkagenda VN-Verdrag Handicap is opgenomen dat we
samen met ZN verkennen hoe we maatwerk in de praktijk het beste kunnen
vormgeven voor de cliënt. Er wordt daarbij bekeken of en hoe bij een
stabiele zorgvraag meerzorg bij het pgb passend kan worden toegekend. We
zijn daar dus mee bezig.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vraag van mevrouw Tijmstra.
Mevrouw Tijmstra (CDA):
Mag ik daaruit opmaken dat die passende toewijzing dan ook behelst dat
op het moment dat een beperking niet verbetert, of dat perspectief er
niet is, de indicaties vele malen langer worden? Ook in het rapport van
Metgezel worden suggesties gedaan voor hoe je dat kunt regelen. Wordt
dat dan meegenomen in de uitwerking?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik snap de vraag heel goed. Dit heb ik ook intern bij VWS besproken. Als
er sprake is van een levenslange, levensbrede beperking waarbij je weet
dat er geen curatieve mogelijkheden zijn en het dus niet beter gaat
worden, wil je die basis niet telkens opnieuw moeten bespreken en
aantonen. Tegelijkertijd kunnen er binnen bepaalde ziektebeelden
natuurlijk ook veranderingen zijn waardoor er tijdelijk een toename van
zorgvraag is en er meer meerzorg nodig is, bijvoorbeeld door
veranderingen in het gezin, doordat een kind of volwassene in een nieuwe
levensfase komt waarbij nieuwe problemen komen kijken, of door tijdelijk
probleemgedrag; noem het allemaal maar op. Dus het kan wel degelijk zo
zijn dat de meerzorgaanvraag daardoor verandert. Dat is een lastig
aspect, want eigenlijk hebben we meerzorg oorspronkelijk bedacht voor
situaties waarin er tijdelijk extra zorg nodig is maar de verwachting is
dat die ook weer afneemt. Daar worstelen we een beetje mee. Dat geldt
helemaal als er sprake is van een intensieve zorgvraag die over veel
langere tijd plaatsvindt. Is meerzorg daar dan eigenlijk wel het middel
voor of zouden we daar een heel ander potje voor moeten optuigen? Dat is
ook nog een vraag die bij VWS speelt. Ik denk dat het goed is als de
formerende partijen daar ook even naar gaan kijken. We zien namelijk
best wel een heel groot verschil tussen de toepassing van meerzorg in de
intramurale setting, waar het vaak voor korte duur is bij tijdelijke
crisissituaties, en dus thuis bij dit soort gezinnen. Ik kan alleen maar
zeggen dat dit nadrukkelijk mijn aandacht heeft, dat we hiermee bezig
zijn en dat het streven is om het "indicatiecircus", zoals ik het noem,
zo veel mogelijk in te perken, zeker in dit soort gevallen. Maar dat
blijft juist bij dit instrument best lastig, vanwege de aard en vanwege
hoe het ooit bedacht is.
Mevrouw Dobbe stelde een vraag over de plannen om 140 miljoen te
bezuinigen. Hier hebben we het al vaker over gehad. Ik hoop dat het voor
mevrouw Dobbe duidelijk is. Er is een motie ingediend over het
terugdraaien van de bezuinigingen voor 2026. Dat was een motie zonder
dekking. In principe is de regel binnen het kabinet dat we een motie dan
niet uitvoeren, maar dat heb ik niet voor niets wel gedaan. Ik snap de
vraag heel erg goed. Ik zou ook graag zien dat er in algemene zin zo min
mogelijk bezuinigd wordt op de zorg, en specifiek op de
gehandicaptenzorg. Ik ben het dus eens met de vraag. Ik heb me er niet
voor niets voor ingezet om dat al voor 2026 te regelen. Maar voor de
periode daarna gaat het wel over een structureel bedrag. Ik ben een
dubbeldemissionaire staatssecretaris, die leunt op 26 zetels. Het is
voor mij heel erg lastig om te regelen dat daar structureel 140 miljoen
voor komt, al helemaal omdat ik dat binnen mijn eigen portefeuille zou
moeten regelen en ik eigenlijk nergens een plek zie in de langdurige en
maatschappelijke zorg waarvan ik denk: daar kunnen ze best 140 miljoen
missen. Ik snap de vraag, maar tegelijkertijd zou ik de
verantwoordelijkheid een klein beetje terug willen leggen. Als ik er nog
zit ten tijde van de Voorjaarsbegroting, dan ga ik heel graag samen met
de Kamer kijken naar een amendement om te zien of en hoe we dit kunnen
regelen. Maar ik denk dat ik hierbij ook nadrukkelijk moet kijken naar
de formerende partijen en naar hoe zij deze plannen gaan oppakken.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vraag van mevrouw Dobbe.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dit was meteen mijn laatste antwoordvelletje.
De voorzitter:
Oké.
Mevrouw Dobbe (SP):
Er staat het kabinet natuurlijk niks in de weg om gewoon naar dekking te
zoeken. Wij doen voorstellen. Die worden door dit kabinet ontraden en
niet overgenomen. Zoek zelf naar dekking, zou ik zeggen. We weten
allemaal dat als deze bezuiniging doorgaat, de dekking is dat mensen die
zorg nodig hebben geen zorg meer krijgen. We weten dat deze hele
specifieke bezuiniging van 140 miljoen gebaseerd is op een besparing die
nergens gehaald gaat worden. Dat is ook erkend. Die kan alleen maar
terechtkomen bij de mensen die de zorg leveren en die de zorg krijgen.
Daarom kan deze bezuiniging niet doorgaan. Er staat dit kabinet niks in
de weg, ook niet met een dubbeldemissionaire status, om te zeggen dat
het uitgangspunt is dat mensen die zorg nodig hebben, ook zorg moeten
krijgen en om dat vervolgens ook te regelen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Het punt is duidelijk. Zoals ik al zei, heb ik binnen mijn portefeuille
gekeken of ik het zelf kan dekken, maar dan moet ik op andere punten
gaan schrappen, waar de pijn net zozeer gevoeld zal worden. Het is heel
erg lastig. Ik wil genoemd hebben dat er ook een aantal investeringen
gedaan zullen worden in de gehandicaptenzorg en dat het totale budget
wel zal toenemen. Maar goed, ik verwacht dat we dan terechtkomen in een
minder-meerdiscussie, waar niemand zin in heeft, dus laten we dat vooral
laten voor wat het is. Het aanbod staat. Ik ga graag samen met mevrouw
Dobbe kijken of we ergens ruimte kunnen vinden. Mij is dat tot nu toe
niet gelukt, maar het zou mij ook een lief ding waard zijn als het wel
kan.
Mevrouw Wendel (VVD):
In mijn eerste termijn ging ik er uitgebreid op in dat wij vinden dat de
regeldruk naar beneden moet, zodat mensen de tijd hebben om te zorgen en
om er met lief en leed te zijn voor hun dierbaren in plaats van dat ze
continu terechtkomen in een molen van papierwerk. Ik zou de
staatssecretaris willen vragen wat zij concreet gaat doen om de
regeldruk te verminderen, zodat de mensen thuis niet continu blijven
hangen in het keer op keer blijven doen van aanvragen, met eindeloze
procedures en onzekerheden.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Zoals ik al zei in antwoord op de vragen van mevrouw Westerveld: dat is
een van de opgaven die we hebben vanuit het VN-verdrag Handicap. We
moeten ervoor zorgen dat de regeldruk afneemt en dat voor mensen
duidelijk wordt waar ze terechtkunnen met zorgvragen, met vragen over
budgetten et cetera. Daar ben ik mee bezig, samen met mijn collega's van
SZW, want daar zit ook een hele hoop regelgeving waar mensen tegenaan
lopen. Binnen mijn eigen dossier ben ik onder andere bezig met het
verlengen van de indicatiestellingen en met het makkelijker maken van
domeinoverstijgend indiceren, zodat mensen niet gevangen komen te zitten
tussen de zorgwetten, want heel veel mensen hebben natuurlijk een vraag
die over de domeinen heen gaat. We zetten hierin dus verschillende
stappen, maar dit blijft een veelkoppig monster.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Wendel.
Mevrouw Wendel (VVD):
Ik wil graag voorkomen dat ik dit vandaag bij u neerleg en dat we het
straks weer loslaten en er niets verandert. Ik zou de staatssecretaris
graag willen vragen om ons periodiek op de hoogte te houden van welke
stappen er gezet worden om de regeldruk te verminderen en om de mensen
thuis te ontlasten.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Een verhelderende vraag: gaat het mevrouw Wendel dan specifiek om deze
groep, om dit dossier, of om de gehele gezondheidszorg? In dat laatste
geval wordt het wel heel breed voor mij als staatssecretaris alleen.
Mevrouw Wendel (VVD):
Specifiek om dit dossier.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dat is prima. Dat kan ik gewoon meenemen in de rapportages over het
VN-verdrag Handicap. Dat is immers een van de opdrachten die we daarin
meenemen.
De voorzitter:
Dat noteren we als toezegging. Mevrouw Ten Hove.
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Waar ik mee worstel, is hoe de staatssecretaris voorkomt dat we straks
bij de nieuwe regeling weer in dezelfde discussie als nu belanden en we
voor dezelfde zorgvraag komen te staan?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De rol die ik daarin voor mijzelf weggelegd zie, is dat ik denk dat het
heel goed is dat we kijken naar waar die beoordeling precies uit
bestaat. Een van de dingen die je nu ziet terugkomen, is het volgende.
Ik heb vraagtekens bij het beoordelen op basis van de aard en de
strekking van de zorgvraag. Nu krijg je namelijk een situatie waarin er
opnieuw een soort medisch-inhoudelijke beoordeling plaatsvindt bij
zorgkantoren, waarbij zij gaan kijken naar de bijzonderheid van de
zorgvraag in vergelijking tot het zorgzwaartepakket. Ik denk dat die
beoordeling voor elke zorgprofessional heel lastig te maken is, met name
als je de persoon in kwestie nooit gezien of gesproken hebt. Als je geen
anamnese kunt afnemen, geen lichamelijk onderzoek kunt doen, en alleen
een papieren dossier voor je hebt liggen, dan is het heel lastig om de
bijzonderheid of de aard en omvang van een aanvraag goed te kunnen
beoordelen. Dat is een van de opties. Vanuit mijn persoonlijke
achtergrond, zo zou ik het willen zeggen, vind ik dat een lastige optie.
Dat nemen we dus heel nadrukkelijk mee in de regelgeving. Tegelijkertijd
zitten er ook haken en ogen aan de 125% van de uren, wat we eerder
besproken hebben. Ik ben dus aan het verkennen hoe we dat makkelijker
zouden kunnen maken. Daarnaast is de vraag of het geen aanzuigende
werking heeft als je puur die 125% hanteert. Het zou kunnen dat mensen
die eigenlijk op 120% zouden zitten, het dan snel iets ophogen naar 125%
om te zorgen dat ze toch aan de aanvraag kunnen voldoen. Dit zijn
allemaal factoren die we meenemen. Ik ben daar nadrukkelijk mee bezig.
Als we heel dicht bij de praktijk blijven, kijken naar wat de cliënten
hierin nodig hebben en kijken hoe we zowel hen als de zorgverleners, die
met de beste intenties zo'n aanvraag doen, ter wille kunnen zijn, dan
verwacht ik dat we tot een goede oplossing gaan komen, waarbij we niet
opnieuw in deze problemen zullen vervallen.
De voorzitter:
Leidt dat tot een vervolgvraag?
Mevrouw Ten Hove (PVV):
De staatssecretaris noemt hele mooie punten. Ik ben er blij mee dat
inderdaad fysiek goed beoordeeld gaat worden wat de bijzondere situatie
is en dat er met de mensen in gesprek gegaan wordt. Anders kun je nooit
een goede conclusie trekken, is mijn mening. Zou de staatssecretaris in
haar overwegingen dan ook willen meenemen dat er een passende oplossing,
thuis of in een instelling, komt voor de gevallen die nu wel budget
toegekend krijgen maar straks misschien niet meer? Kunnen de mensen die
in de nieuwe regeling buiten de boot zullen vallen, al aan de voorkant
meegenomen worden?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Een van de uitgangspunten van de nieuwe regelgeving — dat noemde ik ook
in de inleiding — is dat er voldoende maatwerk geleverd wordt voor
mensen bij wie het budget aangepast wordt of wegvalt. Dat is
nadrukkelijk een van de uitgangspunten die ik daarin meeneem.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat er vandaag heel veel ouders en andere betrokkenen meekijken,
gezinnen waar heel veel stress is en die niet zo goed weten wat de
toekomst brengt. Deze mensen, die heel erg in onzekerheid zitten, horen
de Kamer van links tot rechts zeggen dat er een oplossing moet komen en
die horen een staatssecretaris zeggen dat ze er heel hard aan werkt. Die
mensen ervaren nu wel heel veel onduidelijkheid, dus mijn vraag aan de
staatssecretaris is als volgt. Wanneer gaat ze ervoor zorgen dat er in
ieder geval duidelijkheid is voor die ouders, zodat ze weten waar ze aan
toe zijn? Dat moet niet nog een paar weken of maanden duren, want
sommigen van hen zijn nu al op zoek naar andere oplossingen, misschien
naar een plek in een instelling waar het kind kan wonen, terwijl ze
graag een andere oplossing zouden zien en dat kind graag bij hen thuis
willen houden. Dus wat gaat de staatssecretaris op korte termijn doen om
te zorgen dat er duidelijkheid of een tijdpad komt?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik heb op zeer korte termijn het gesprek met de zorgkantoren, waarin ik
verwacht van hen een positief bericht te horen over het
beoordelingskader dat zij gaan hanteren totdat de nieuwe regelgeving
ingaat. Ik hoop de Kamer daar in januari over te kunnen informeren. Dat
is mijn inzet. Dan is er vanaf januari in ieder geval duidelijkheid over
hoe het in heel 2026 zal gaan. Het is natuurlijk ook nadrukkelijk het
streven dat het beoordelingskader in het verlengde ligt van wat wij met
de wet- en regelgeving ook al gaan doen. Ik verwacht niet dat er op 1
januari 2027 ineens weer een hele nieuwe realiteit zal zijn. Mijn
streven is dat we vanaf januari duidelijkheid kunnen gaan bieden. Tot
die tijd bieden we coulance en zorgen we dat mensen niet tussen wal en
schip vallen.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, tot slot.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik en ook andere Kamerleden, denk ik, krijgen aan de lopende band weer
berichten binnen van ouders, die dit debat volgen of niet, maar die wel
bij ons aankloppen met schrijnende verhalen. Wat kunnen wij daar dan
mee? Je wil namelijk heel graag in ieder geval perspectief en
duidelijkheid geven aan mensen. Dat is dus een open vraag van mij aan de
staatssecretaris, omdat er niks zo frustrerend is als
volksvertegenwoordiger of staatssecretaris zijn en heel veel berichten
krijgen van mensen, maar nog niks kunnen vertellen over hoe het
verdergaat.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik denk dat je ze deze twee dingen kan meegeven: ik zet erop in dat
zorgkantoren contact opnemen met de mensen die voor eind oktober een
afwijzing hebben gekregen en dat we verwachten dat er in januari
duidelijkheid komt. Leuker kan ik het helaas niet maken, maar ik denk
dat dat de boodschap is.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn
aan de zijde van het kabinet. Ik wilde direct doorgaan met de tweede
termijn. Ik kijk even de leden aan om te zien of ze daar gebruik van
willen maken. Dan begin ik bij mevrouw Tijmstra. Ik nodig haar uit voor
haar bijdrage in de tweede termijn. U heeft daarvoor 1 minuut en 20
seconden.
Mevrouw Tijmstra (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij dat er aandacht is voor de korte
termijn en de langere termijn. Met name die korte termijn zullen we
nauwlettend blijven volgen vanuit het CDA. Voor de langere termijn
denken wij dat het goed is om te kijken naar de wijze waarop de
indicatiestelling nu plaatsvindt. Daarvoor heb ik de volgende motie, die
tot doel heeft om daar waar het gaat om de meerzorgregeling de
mogelijkheden van onafhankelijke indicatiestelling verder te
onderzoeken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) beoordeelt
welk zorgprofiel nodig is, de meerzorgregeling ruimte biedt als er 25%
meer zorg nodig is boven op het profiel, de indicatiestelling en de
financiering van de meerzorgregeling plaatsvindt door de zorgkantoren,
het rapport "Meerzorg, zorg die echt nodig is" laat zien dat de
communicatie tijdens een lopende aanvraag sturend is, en de
staatssecretaris in haar brief van 10 december aangeeft dat zorgkantoren
zelfstandige bestuursorganen zijn en de rol van de regering is om
passende kaders te stellen;
overwegende dat de regering voornemens is de meerzorgregeling aan te
passen en de regelgeving per 1 januari 2027 in te laten gaan, het van
belang is dat de zorgbehoefte op een goede manier wordt vastgesteld en
onafhankelijkheid hierbij kan helpen;
verzoekt de regering in overleg met de zorgkantoren, het CIZ en
cliëntenorganisaties de mogelijkheden voor onafhankelijke
indicatiestelling bij de meerzorgregeling uit te werken, en de Kamer bij
de begrotingsbehandeling VWS 2026 te informeren over de opties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tijmstra.
Zij krijgt nr. 454 (34104).
Dank u wel. Wij gaan luisteren naar de tweede spreker. Mevrouw Dobbe komt hiernaartoe. Ik nodig haar uit voor haar bijdrage in tweede termijn.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Gezinnen die in de knel zitten, moeten snel
duidelijkheid krijgen, en niet alleen duidelijkheid. Het kan namelijk
niet zo zijn dat er wordt gekort op zorg die gewoon echt nodig is.
Mensen zijn daar ontzettend afhankelijk van. Je kunt dus niet zeggen: we
korten, maar geven wel duidelijkheid, en dat is het dan. We willen en
gaan ervan uit dat de staatssecretaris het nu op zeer korte termijn gaat
oplossen en dat de coulance die daarbij wordt betracht ook betekent dat
deze mensen, totdat er een langdurige oplossing is, niet te horen
krijgen dat ze gekort worden op de zorg die ze keihard nodig hebben om
voor bijvoorbeeld hun kind te zorgen. Wij zouden ook nog de termijn
willen horen die de staatssecretaris hieraan verbindt. Hoelang hebben de
zorgkantoren om contact op te nemen met deze gezinnen? Dan kunnen we ook
in de gaten houden of dat goed gebeurt en of de zorgkantoren er nu iets
menselijker mee om zullen gaan.
Dan nog even de stelselverantwoordelijkheid. Ik snap dat de zorgkantoren
als autonome entiteiten worden neergezet, maar dit kabinet, deze
staatssecretaris en de ministers zijn gewoon stelselverantwoordelijk.
Als een zorgkantoor iets doet wat tegen de wens van de Kamer ingaat,
verwachten wij wel dat die stelselverantwoordelijkheid wordt genomen.
Het kan niet zo zijn dat een zorgkantoor dan aan de touwtjes trekt en
niet de staatssecretaris.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. Ik nodig mevrouw Ten Hove uit voor haar
tweede termijn.
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik moet mij aansluiten bij het verhaal van mijn
voorganger. Totdat er duidelijkheid is over de nieuwe regelgeving zijn
sommige zorgkantoren coulant. Die coulantie geeft voor nu geen enkele
garantie. Daarom dien ik de volgende motie in om voor lucht en
duidelijkheid te zorgen totdat er een nieuwe regeling is
vastgesteld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat nog steeds tientallen gezinnen in onzekerheid zitten
omdat het beleid rondom de toekenning van meerzorg nog niet op een
redelijke manier is duidelijk gesteld;
constaterende dat dit grote gevolgen heeft voor de kwaliteit van zorg en
het welzijn van de betreffende gezinnen;
constaterende dat nu nog heldere kaders ontbreken die duidelijkheid
kunnen verschaffen over nieuw beleid, zonder dat hierbij wordt ingeboet
op kwaliteit van leven en zorg;
verzoekt de regering te zorgen dat de toekenning van meerzorg voor
mensen die zorg in de thuissituatie ontvangen wordt hervat zoals
voorheen, binnen afzienbare tijd te komen tot duidelijke kaders over
meerzorg en tot die tijd geen meerzorg af te wijzen bij
herindicaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ten Hove.
Zij krijgt nr. 455 (34104).
Dank u wel. Dan kijk ik naar mevrouw Westerveld. Ja, zij heeft ook een bijdrage in de tweede termijn. Ik nodig mevrouw Westerveld daartoe uit.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het is in ieder geval duidelijk dat er een oplossing moet
komen. Dat vinden we allemaal; dat vindt ook de staatssecretaris.
Tegelijkertijd vind ik het onbevredigend dat er nog zo veel
onduidelijkheid is. Ouders hebben er natuurlijk niet zo heel veel aan
als zij de staatssecretaris horen zeggen dat zij hieraan werkt, maar er
nog weinig duidelijkheid voor hen is. Ik vertrouw erop dat de
staatssecretaris hieraan werkt, maar ik geloof ook echt dat veel ouders
geen fijne tijd hebben met al die onduidelijkheid. Ik zou de
staatssecretaris willen vragen om een heel concreet tijdpad, want er
moet voor deze ouders duidelijkheid komen. De wet moet worden aangepast.
Ik heb begrepen dat ook de Regeling langdurige zorg moet worden
aangepast. De vraag aan de staatssecretaris is dus of ze ons een tijdpad
kan geven met wat ze op welk moment gaan doen.
Dan heb ik nog een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een veelvoud aan regelingen is, bedoeld om gezinnen
te ondersteunen in de zorg en hulp aan een gezinslid met een
(meervoudige) beperking, en dat deze regelingen zijn ondergebracht bij
verschillende ministeries en instanties waarbij de aanvraagvorm, route
en de wijze van beoordeling verschillen;
constaterende dat dit zorgt voor enorm veel bureaucratie, stress en
onduidelijkheid bij zorgvragers en de procedures vaak onbegrijpelijk
zijn voor mensen die moeite hebben met lezen en schrijven, waardoor zij
zorg mislopen;
verzoekt de regering om in de uitvoering van de eerder aangenomen
motie-Westerveld c.s. eenduidigheid, transparantie en toegankelijkheid
als uitgangspunt te nemen, en met zorgkantoren en belangenorganisaties
de complexiteit van (zorg)regelingen voor deze groep in stappen te
versimpelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Dobbe, Vervuurt en
Coenradie.
Zij krijgt nr. 456 (34104).
Dank u wel. Mevrouw Coenradie ziet af van haar tweede termijn. Ik nodig de heer Vervuurt uit voor zijn tweede termijn. Aan u het woord.
De heer Vervuurt (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik hoor van de staatssecretaris dat zij
erbovenop zit en dat zij goed borgt dat de coulance terugkomt in de
afspraken die nu gemaakt worden. Ze verwees zelf ook al naar de
vertegenwoordigende rol van de Kamer om een vinger aan de pols te
houden. Daarvoor is het belangrijk dat er een goede
informatievoorziening is en dat die ook snel verbeterd wordt, gezien de
situatie waar we nu in zitten. Daartoe hebben wij de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat recente afwijzingen van meerzorg tot grote onrust
hebben geleid bij gezinnen die afhankelijk zijn van deze
ondersteuning;
overwegende dat het ministerie momenteel onvoldoende systematisch
inzicht heeft in het aantal (afgewezen) meerzorgaanvragen, de wijze van
beoordeling door zorgkantoren en de gevolgen voor cliënten en hun
naasten;
overwegende dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat de huidige
regelgeving ten aanzien van meerzorg aanpassing behoeft en het streven
is om de regelgeving met ingang van 1 januari 2027 te wijzigen;
van mening dat ook voor dat moment tijdige monitoring door de
staatssecretaris als stelselverantwoordelijke noodzakelijk is om
systeemfalen vroeg te signaleren, onzekerheid voor gezinnen te voorkomen
en het vertrouwen in het stelsel te verbeteren;
verzoekt de regering het aantal ingediende, toegewezen en afgewezen
meerzorgaanvragen per zorgkantoor, de doorlooptijden van beoordelingen
en signalen van cliënten en professionals te monitoren, op voldoende
aggregatieniveau om individuele privacy te waarborgen, tot ten minste
het jaar 2027, en de Kamer hierover regelmatig te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vervuurt en Westerveld.
Zij krijgt nr. 457 (34104).
Dank u wel.
De heer Vervuurt (D66):
De volgende keer moet het nog sneller.
De voorzitter:
Het is hard werken. Mevrouw Wendel ziet af van haar tweede termijn. De
heer Van Houwelingen ziet ook af van zijn tweede termijn. Daarmee zijn
we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik
begrijp van de staatssecretaris dat zij vijf minuutjes nodig heeft. We
lopen iets uit, dus daar houd ik me strikt aan. Om 12.43 uur gaan we
verder, met de beantwoording in tweede termijn.
De vergadering wordt van 12.38 uur tot 12.43 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We gaan luisteren naar de beantwoording van
de staatssecretaris in tweede termijn. Volgens mij zijn alle leden er.
Daarmee geef ik het woord aan de staatssecretaris voor de beantwoording
van nog een enkele vraag en de appreciatie van de moties. Maar voordat
we dat doen, geef ik het woord aan mevrouw Coenradie.
Mevrouw Coenradie (JA21):
Ik zou graag ook JA21 onder de motie op stuk nr. 456, ingediend door het
lid Westerveld, willen hebben.
De voorzitter:
Dat noteren we. Dank. Dan gaan we nu luisteren naar de beantwoording van
de staatssecretaris.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ik begin dan ook meteen met de vraag van mevrouw Coenradie. Ik heb niet
zelf met de zorgkantoren gebeld, want dat is mij niet gelukt binnen de
schorsing van drie minuten. Maar ik heb gelukkig wel een fantastisch
team, dat al tijdens het debat contact heeft opgenomen met ZN. Die waren
wat overvallen door de vraag, maar ze zijn hier wel toe bereid.
Tegelijkertijd hebben zij gezegd dat voor de kerst wel heel erg lastig
wordt. Ten eerste moeten zij duidelijk maken om welke dossiers het gaat.
Vervolgens moeten al die mensen gebeld worden. Maar ze willen mensen
niet gaan bellen met een lege huls. Ze willen er echt voor zorgen dat ze
voordat ze mensen gaan bellen, daadwerkelijk het dossier op orde hebben,
zodat ze hun duidelijkheid kunnen bieden. Dus willen ze dit doen? Ja.
Willen ze dit op zeer korte termijn doen? Ook ja. Daarin hebben zij zich
dus heel bereidwillig opgesteld. Maar zij zeggen ook dat er een kans is
dat dit proces tot in januari moet doorlopen. Dat vond ik persoonlijk al
winst. Ik zie mevrouw Coenradie knikken, dus ik hoop dat zij dat ook
vindt. Ik zou de uitkomst hiervan graag in de brief van januari mee
willen nemen.
Mevrouw Westerveld vroeg of het tijdspad geschetst kan worden. Ook die
vraag zou ik in januari mee willen nemen in de brief.
De voorzitter:
Dat noteren we.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Dan de moties. De motie op stuk nr. 454: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 455 is iets te kort door de bocht. Ik lees de motie
zo dat dan eigenlijk alle aanvragen toegekend moeten worden. Er zijn
aanvragen waarmee mensen nu tussen wal en schip zijn gevallen, maar er
zijn natuurlijk ook aanvragen die niet toegekend zijn omdat ze gewoon
niet toegekend moeten worden, omdat ze niet voldoen aan de kaders die we
geschetst hebben. Bij het vorige kader en het toekomstige kader worden
ze ook niet toegekend. De motie is dus iets te kort door de bocht.
Daarom moet ik 'm ontraden.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vraag van mevrouw Ten Hove.
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Volgens mij is de motie heel duidelijk. Het gaat om de herindicaties.
Deze mensen hadden eerder al een indicatie. Volgens mij is de motie dus
heel duidelijk.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Als het puur gaat om een herindicatie bij exact dezelfde situatie met
exact hetzelfde bedrag, dan kan ik de motie uiteraard oordeel Kamer
geven. Maar er zijn natuurlijk ook herindicaties waarbij om een hoger
bedrag wordt gevraagd, en waarbij dat hogere bedrag niet wordt toegekend
omdat het niet binnen de afgesproken kaders past. Dat maakt het een
beetje lastig. Dan ga ik dus weer heel erg in het werk van de
zorgkantoren zitten en zeggen hoe zij die taak precies moeten invullen.
Ik kan niet nu van tevoren zeggen dat in alle gevallen van een
herindicatie exact het gevraagde bedrag toegekend moet worden. We zijn
er wel mee bezig dat het in principe door zou moeten lopen als het exact
dezelfde situatie betreft en er om exact hetzelfde bedrag wordt
gevraagd. Snapt mevrouw Ten Hove wat ik bedoel?
Mevrouw Ten Hove (PVV):
Jazeker. Ik snap heel goed wat de staatssecretaris bedoelt, maar het
leven is dynamisch. Soms veranderen situaties. Mensen hebben in het
verleden een indicatie gehad. Ik zou willen dat voor de mensen die in
het verleden een indicatie hebben gehad en nu een herindicatie nodig
hebben, of dat nou iets duurder is of niet, tot de nieuwe regelgeving in
ieder geval is veiliggesteld dat ze op zorg kunnen rekenen, zoals dat
verwacht mag worden. Alternatieven hebben we namelijk ook niet voor deze
mensen.
De voorzitter:
Leidt dit tot een ander oordeel van de staatssecretaris? Anders bent u
het niet eens en gaan we daarover stemmen.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Nee.
De voorzitter:
Dan wachten we het oordeel van de Kamer hierover af. De motie op stuk
nr. 455 wordt dus ontraden. De motie op stuk nr. 456.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
De motie op stuk nr. 456 krijgt oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 457 krijgt ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank. Mevrouw Dobbe heeft nog een openstaande vraag of een verzoek.
Mevrouw Dobbe (SP):
Even om ervoor te zorgen dat we elkaar heel goed begrijpen. Ik begrijp
dat het zorgkantoor in ieder geval uiterlijk in januari contact zal
opnemen met mensen van wie de aanvraag nu is afgewezen of die nog
wachten op een bezwaar, op een andere manier dan het sturen van een
brief met één zin. Er wordt dan coulance betracht, wat in ieder geval
betekent dat als de aanvraag hetzelfde is voor dezelfde situatie, die
wordt toegekend. Begrijpen wij elkaar dan goed?
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Ja. Ik probeer heel even te kijken ... Het was een lange zin. De
zorgkantoren nemen niet per brief maar persoonlijk contact op met de
mensen die een afwijzing hebben gehad. Zij zorgen dat dat niet alleen
een leeg telefoontje is, maar dat ze ook daadwerkelijk wat kunnen
bieden. Ze zullen dan de coulance betrachten die ook bij de mensen heeft
plaatsgevonden die na eind oktober de aanvraag hebben gedaan, namelijk
dat het budget tijdelijk wordt toegekend in afwachting van de nieuwe
regels. Dat gebeurt op een zo kort mogelijke termijn, namelijk voor de
kerst of in januari. Volgens mij zeggen we nu hetzelfde.
De voorzitter:
Nog even een dubbelcheck van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
De coulance die dan wordt betracht betekent dan — dat begreep ik net uit
het debatje dat u had met de PVV — dat als er een aanvraag is gedaan
voor meerzorg in dezelfde situatie, die in ieder geval wordt toegekend
totdat er een nieuwe situatie ontstaat.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Volgens mij is dat zo veel mogelijk zo, ja.
De voorzitter:
Ik wilde eigenlijk afronden, mevrouw Westerveld. Maar goed, ik wil het
niet op mijn geweten hebben als er nog onduidelijkheden zijn.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik had nog gevraagd om een duidelijke tijdlijn.
De voorzitter:
Die is al toegezegd.
Staatssecretaris Pouw-Verweij:
Zeker. Die komt in de brief van januari.
De voorzitter:
Die toezegging hebben we genoteerd. Die komt via die brief naar de
Kamer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan aanstaande dinsdag over de moties stemmen. Ik dank de
staatssecretaris voor haar bijdrage aan dit debat en ik dank natuurlijk
ook de leden. We gaan overigens lunchen. Ik begrijp dat we om 13.20 uur
met het volgende debat starten. Ik schors deze vergadering.
De vergadering wordt van 12.48 uur tot 13.21 uur geschorst.