Terugblik COP30
Internationale klimaatafspraken
Brief regering
Nummer: 2025D51861, datum: 2025-12-12, bijgewerkt: 2025-12-15 15:14, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Lijst van organisaties en bedrijven met toegangspas voor COP30 via Nederland
- Beslisnota bij Kamerbrief Terugblik COP30
Onderdeel van kamerstukdossier 31793 -287 Internationale klimaatafspraken .
Onderdeel van zaak 2025Z21939:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-12-16 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2026-01-15 13:00: Uitkomsten van de COP30 (Commissiedebat), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2026-01-20 17:00: Procedurevergadering Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 287 Brief van de minister van Klimaat en Groene Groei
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2025
Met deze brief informeer ik u, mede namens de minister-president, de
minister van Financiën, de minister van Infrastructuur en Waterstaat en
staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu, de minister en
staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de
staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, en de
staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport over de resultaten van de 30e
Conferentie van Partijen (COP30) bij het Klimaatverdrag van de Verenigde
Naties (United Nations Framework Convention on Climate Change,
UNFCCC).
Terugblik COP30
COP30 vond plaats in Belém, Brazilië van 10 tot en met 22 november en stond in het teken van implementatie en uitvoering, met meer aandacht dan voorheen voor de opvolging van initiatieven vanuit de actie-agenda. Waar het binnen multilaterale onderhandelingen soms lastig is grote stappen te zetten, kan via vrijwillige coalities rond diezelfde onderhandelingen juist wél voortgang worden geboekt. Tijdens COP30 heeft Nederland bovendien aandacht gevraagd voor de randvoorwaarden van de transitie, en heeft het initiatieven gelanceerd om energiekosten te helpen verlagen en groene markten te creëren, in lijn met de inzet van dit kabinet voor een haalbare en betaalbare transitie.1
Het onderhandelde Mutirão-eindbesluit2 bevat een aantal belangrijke punten voor Nederland en de Europese Unie (EU). Landen stellen dat ze vastberaden zijn om de 1,5°C te halen en de overschrijding daarvan te minimaliseren. Dit is een belangrijke bekrachtiging van het temperatuurdoel, die verder aanzet geeft tot wezenlijke maatregelen, zoals ook in de eerste 10 jaar van de Overeenkomst van Parijs al is gebleken. Het belang van de best beschikbare wetenschap, via het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), wordt ook onderstreept. In lijn met de motie-Kröger3 is Nederland toegetreden tot het ‘Global Initiative for Information Integrity on Climate Change’, een initiatief van o.a. UNESCO ter bescherming van klimaatwetenschap als objectieve basis voor maatregelen. Landen worden in het Mutirão-besluit eveneens opgeroepen hun plannen volledig te implementeren en om het beter te doen dan wat ze nu voorzien in hun Nationally Determined Contributions (NDC’s) voor 2035, zodat de daadwerkelijke emissiereductie hoger zal uitvallen dankzij voortvarende uitvoering.
Nederland en de EU hadden desondanks graag concretere stappen gezien gericht op de uitvoering van bestaande afspraken, bijvoorbeeld om de energiedoelen van COP28 in Dubai te helpen realiseren, toen landen afspraken hernieuwbare energiecapaciteit te verdriedubbelen, energie-efficiëntie te verdubbelen, en versneld weg te bewegen van fossiele brandstoffen.4 Het onderwerp behoudt echter momentum mede dankzij de conferentie die Colombia en Nederland in april 2026 organiseren en de toezegging van COP30-voorzitter Brazilië dat zij gaan werken aan een routekaart over het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Hetzelfde geldt voor de door Brazilië toegezegde routekaart over het stoppen van ontbossing.
Klimaatverandering raakt alle landen, en vereist een gezamenlijke aanpak. Voor een effectieve en eerlijke klimaattransitie die ook economische groei brengt is het daarbij van belang dat iedereen gelijk op gaat. De jaarlijkse COP blijft het moment waarop landen met multilaterale onderhandelingen, politieke dialoog en vrijwillige initiatieven zoeken naar de beste antwoorden en breed gedragen oplossingen.
Richting een volgende COP zal Nederland nauw optrekken met gelijkgestemde partners, zoals de minst ontwikkelde landen, kleine eilandstaten, en Latijns-Amerika om dit te bewerkstelligen. Mede daarom is het relevant dat de EU heeft ingestemd met het finale pakket– met onder meer nadere afspraken over adaptatiefinanciering binnen het vorig jaar afgesproken financieringsdoel. Hiermee blijven we schouder aan schouder staan met de armste landen en degenen die het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering.
Klimaatadaptatie voor grotere weerbaarheid tegen die gevolgen was een prominent thema van COP30. De afgelopen jaren is het mondiale adaptatiebeleid duidelijk versterkt, als gevolg van de groeiende urgentie van klimaatverandering. Landen bouwen ervaring op over het voorkomen en reageren op overstromingen, droogte, en branden. Nederland is goed gepositioneerd om een centrale rol te spelen in discussies hierover, binnen en buiten de multilaterale onderhandelingen.
Tot slot werd in de laatste dagen een compromis bereikt over het voorzitterschap van COP31. Turkije wordt gastland en zal ook de top van regeringsleiders en de actie-agenda organiseren, en Australië zal leiding geven aan de onderhandelingen.
In het vervolg van deze brief zal het kabinet ingaan op verschillende uitkomsten van COP30, waaronder op het gebied van emissiereducties, weerbaarheid en adaptatie, water, voedsel, gezondheid, ontbossing, rechtvaardigheid (inclusief gendergelijkheid), en de manier waarop ook Nederlandse initiatieven de wereldwijde randvoorwaarden voor de transitie helpen realiseren.
Een peilmoment voor internationale klimaatambitie
Dit jaar moesten alle landen nieuwe Nationally Determined Contributions (NDC’s) indienen, met daarin een emissiereductiedoel voor 2035. In aanloop naar COP30 zijn 86 nieuwe NDC’s ingediend, die bijna 70% van de wereldwijde uitstoot dekken. Op basis van deze plannen zal de wereldwijde broeikasgasuitstoot in 2035 naar verwachting ongeveer 12 procent lager liggen dan in 2019. Voordat de Overeenkomst van Parijs werd gesloten zou de wereldwijde uitstoot met 20-48% toenemen in diezelfde periode. Dit is de eerste keer dat de uitstoot wordt omgebogen van een stijging naar een afvlakking en daling, en is het resultaat van stevige binnenlandse inspanningen in veel landen, waaronder Nederland en de EU.
Figuur 1: Wereldwijde uitstoot van broeikasgassen sinds 1990, met projecties van voor de Overeenkomst van Parijs (rood) en huidige projecties (blauw).5
Ondanks deze positieve ontwikkeling zijn we er nog niet: twee jaar geleden is op COP28 afgesproken dat de wereldwijde uitstoot in 2035 60% lager moet zijn dan in 2019. Mede daarom is de oproep om gestelde NDC-doelen voorbij te streven bijzonder relevant. Aangezien de opwarming van de aarde is gekoppeld aan de CO2-uitstoot is het van belang deze uitstoot zo snel mogelijk te verminderen.
De nieuwe NDC’s die dit jaar moesten worden ingediend lichten ook toe hoe de afspraken van de eerste Global Stocktake zijn meegenomen. In de Global Stocktake maken landen periodiek de balans op of de wereld op koers ligt om de doelen van de Overeenkomst van Parijs te halen. In Belém is afgesproken dat landen in 2026 en 2027 een dialoog zullen houden over de opvolging van deze eerste Global Stocktake, zowel op technisch als op ministerieel niveau. Samen met andere progressieve landen heeft de EU bereikt dat uitkomsten van deze dialoog mee worden genomen bij de volgende Global Stocktake, die in 2028 moet worden afgerond. COP30 heeft bovendien bevestigd dat klimaatwetenschap van het IPCC een belangrijke rol speelt in de voorbereiding van de volgende balans. Verder zal een implementatieversneller (Global Implementation Accelerator) worden opgezet om gemaakte afspraken te helpen realiseren. Het kabinet verwelkomt inspanningen om de wereldwijde uitvoering te versnellen en zal verdere ontwikkeling van deze implementatieversneller nauwgezet volgen.
Waar in het kader van de Global Stocktake en in het eindbesluit duidelijke steun is uitgesproken voor het werk van het IPCC waren de technische onderhandelingen over klimaatwetenschap tijdens COP30 moeizaam. Het lukte niet om de meest recente wereldwijde gegevens, zoals de recordtoename (+3,5 ppm) van de atmosferische CO2-concentratie6, in technische conclusies te vervatten. Over het belang van de consistente en continue waarnemingen van het klimaatsysteem was wel brede overeenstemming en landen uitten hun ongerustheid over afnemende (financiële) steun voor netwerken voor lange termijnwaarnemingen.
Wat de NDC-cyclus is voor het wereldwijde ambitieniveau, zijn de transparantierapportages voor de gerealiseerde implementatie. Elke twee jaar leggen alle landen in een zogeheten Biennial Transparency Report (BTR) verantwoording af over de behaalde voortgang richting hun NDC, over de uitvoering van nationaal klimaatbeleid en over de (financiële) steun voor ontwikkelingslanden. Nederland heeft de BTR in november 2024 ingeleverd en tijdens COP30 werd ook het peer review proces met succes afgerond.7 In dit proces is de Nederlandse rapportage door andere landen tegen het licht gehouden en is geconstateerd dat deze aan de gestelde vereisten voldoet.
Kort voor de COP30 heeft het UNFCCC-secretariaat een totaalbeeld gepresenteerd van alle BTR’s. Nederland en de EU zullen zich blijven inspannen om ook deze collectieve voortgang te kunnen bespreken op de COP. Tijdens een ministeriële dialoog erkenden landen al dat transparantie essentieel is om de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs te volgen, om elkaar bij de les te houden, en om (beter) nationaal klimaatbeleid te maken. De ervaringen van landen bij het opstellen van hun klimaatrapportage zullen jaarlijks worden besproken, om ontwikkelingslanden met minder administratieve capaciteit te helpen verbeteringen aan te brengen.
Met de locatie in de Amazone was er betrekkelijk veel aandacht voor bossen en landgebruik. Dit heeft zich echter voornamelijk geuit in initiatieven buiten de onderhandelingen. Bij de start van COP30 zegden landen in totaal ruim USD 6,5 miljard toe voor de Tropical Forest Forever Facility (TFFF), een nieuw investeringsfonds voor bosbehoud. De minister-president kondigde een bijdrage van EUR 4,95 miljoen aan voor de oprichtingskosten en benadrukte de interesse van Nederlandse institutionele investeerders. Als innovatief mechanisme kan het TFFF een belangrijke bijdrage leveren aan tropisch bosbehoud en klimaatfinanciering.
Tijdens COP kondigde de Braziliaanse President Lula aan een routekaart te willen om ontbossing terug te dringen. Dit is ondanks steun van zo’n 90 landen, inclusief Nederland en de EU, niet opgenomen in het Mutirão-eindbesluit. Enkel de afspraak om ontbossing en bosdegradatie per 2030 te stoppen en terug te draaien wordt zonder verdere uitwerking aangehaald. In het Mitigatiewerkprogramma zijn enkele algemene conclusies over het belang van bossen aangenomen. Onderhandelde conclusies op ontbossingsvrije productie bleken evenmin haalbaar.
De EU, inclusief Nederland, heeft zich ook ingespannen voor meer samenhang in de uitvoering van de drie Rio-verdragen – klimaatverandering, biodiversiteit en woestijnvorming. De aanpak van klimaatverandering is nauw verbonden met verlies van biodiversiteit en landdegradatie en samenhangend beleid is daarom cruciaal. Na een positieve start zorgde toenemend verzet van verschillende landen voor een tekst met slechts weinig nieuwe inhoud, maar wel met een oproep om de samenwerking tussen de drie secretariaten van de verdragen te versterken.
In het kader van klimaatmitigatie wilden Nederland en de EU verder dat de resultaten van de gesprekken onder het Mitigatiewerkprogramma hun beslag kregen in duidelijke COP-conclusies. Dit is ten dele gelukt, omdat sommige landen stelden dat uitgebreide inhoudelijke conclusies niet voor alle landen even relevant of toepasbaar zouden zijn. In de tekst wordt daarom in algemene zin teruggeblikt op de dit jaar gevoerde dialogen over mitigatie in relatie tot bossen en afval. Wel is er een opening geboden om volgend jaar over een vervolg te praten. Nederland wil in zo’n vervolg na 2026 de effectiviteit van dit werkprogramma vergroten.
Sinds vorig jaar zijn de regels voor een nieuw internationaal mechanisme voor handel in koolstofkredieten op basis van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs afgerond. Tijdens COP30 bespraken landen de eerste ervaringen met bilaterale samenwerkingsverbanden, waarbij veel ruimte was voor discussie en vragen, conform de wens van Nederland en de EU. Voor de verdere implementatie zijn financiële middelen nodig, bijvoorbeeld voor databases en het opstellen van methodologieën. Het is daarom positief dat COP30 heeft besloten de voorloper van artikel 6 onder het Kyoto Protocol, het Clean Development Mechanisme (CDM), af te sluiten. Dit mechanisme werd onder meer draaiende gehouden met geld dat voortkwam uit project- en registratiekosten van eerdere CDM-projecten. Het geld dat daarvan over is zal in eerste instantie worden ingezet voor de lancering van artikel 6. Landen hebben verder afgesproken dat zodra het nieuwe mechanisme zelf-financierend is deze middelen naar het Adaptatiefonds zullen worden overgemaakt, als extra bijdrage voor wereldwijde adaptatie-actie.
Een weerbare wereld tegen de gevolgen van klimaatverandering
De gevolgen van klimaatverandering in binnen- en buitenland zijn steeds meer voelbaar. Klimaatadaptatie stond dan ook centraal op veel momenten tijdens COP30, waarbij de nadruk lag op implementatie. De afgelopen jaren is het mondiale adaptatiebeleid versterkt en hebben veel landen ervaring opgebouwd over klimaatweerbaarheid. Nederland heeft zich met de EU ingespannen om adaptatieplanning te verbeteren, om de overgang van planning naar uitvoering te bevorderen, en om de voortgang van klimaatadaptatie beter te monitoren.
Tijdens COP30 zijn adaptatie-indicatoren aangenomen om beter inzichtelijk te kunnen maken wat de wereldwijde voortgang is op adaptatiethema’s zoals voedsel, water, ecosystemen en gezondheid. Hoewel landen het algemene belang onderschrijven, uitten verschillende Latijns-Amerikaanse landen, de EU, Canada, en Zwitserland in de slotsessie hun ongenoegen over het eindresultaat. De door 78 topwetenschappers voorgestelde lijst indicatoren is zodanig aangepast dat deze op de korte termijn lastig te gebruiken is. Toch zal het besluit helpen beter zicht te krijgen op de wereldwijde voortgang op adaptatie. Komend jaar zullen landen verder werken aan de lijst, om verbeteringen te kunnen doorvoeren.
De evaluatie van nationale adaptatieplannen (NAP’s) is op COP30 afgerond. Nationale adaptatieplannen zijn de doorvertaling van gemaakte internationale afspraken en zijn daarmee essentieel voor daadwerkelijke actie en vooruitgang. Veel Nederlandse prioriteiten komen terug in het besluit, waaronder versterkte monitoring en evaluatie en een genderperspectief in adaptatieplanning. Landen worden aangespoord om adaptatievereisten in al hun beleid en budgettering mee te nemen, om bij bijvoorbeeld infrastructuurprojecten en bij (deel)begrotingen rekening te houden met extremer weer en andere gevolgen van een opwarmende wereld. Zo zullen landen beter voorbereid zijn en dus weerbaarder worden.
Het adaptatieplan8 dat Nederland zelf heeft ingediend bij UNFCCC is tijdens een ministerieel evenement gepresenteerd als voorbeeld van adaptatieplanning. Nederland doet daarnaast veel aan het delen van kennis en kunde op het gebied van klimaatadaptatie. Zo organiseerde het samen met partners een workshop waar besproken werd hoe internationale samenwerking landen het beste kan ondersteunen in hun adaptatieprocessen.
Water en goed waterbeheer zijn cruciaal voor adaptatie – de meeste effecten van klimaatverandering worden immers gevoeld via water: overstromingen, zeespiegelstijging, wateroverlast, droogte, en/of mislukte oogsten. Nederland kondigde mede daarom een nieuwe bijdrage voor het NDC Partnership met een focus op water aan. Deze organisatie ondersteunt ontwikkelingslanden om NDC’s op te stellen, uit te voeren en te financieren. In de eerste Baku High Level Dialogue on Water for Climate Action is verder een belangrijke stap gezet om water beter te verankeren op toekomstige COPs. Nederland presenteerde tijdens een officieel VN side-event de bevindingen van de Global Commission on the Economics of Water9 samen met praktische beleidsvoorbeelden. Nederland heeft daarnaast de ministeriële verklaring “Waters of Change – Shaping Resilient and Sustainable Pathways” gesteund, waarin het belang van een coherente inzet op water, klimaat en duurzame ontwikkeling wordt benadrukt. Ook ondersteunde Nederland weer het Water for Climate-paviljoen.
Met meer overstromingen, droogte en branden, was er op de COP groeiende aandacht voor waarschuwingssystemen en rampenbestrijding. Nederland deelde samen met partners uit het programma Water at the Heart of Climate Action ervaringen over hoe betrouwbare waarschuwingssystemen schade en slachtoffers kunnen voorkomen. Ook sloot Nederland zich aan bij verschillende initiatieven om bos- en natuurbranden te voorkomen en te verminderen, en om de (land)rechten van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen ter bescherming van tropische bossen en biodiversiteit te versterken. 10
Tijdens COP30 kwam ook verduurzaming van voedsel- en landbouwsystemen veelvuldig naar voren. Het kreeg vooral aandacht in de actie-agenda, waar Brazilië een aantal initiatieven lanceerde, over investeringen tegen landdegradatie, over duurzame agroforestry, en over uitstootvermindering van meststoffen. Nederland nam actief deel aan discussies over integratie van biodiversiteit en voedsel, over ‘financiering van de transformatie van het voedselsysteem’, en de rol van de private sector daarbij. Voorafgaand aan COP30 organiseerde Nederland samen met het Braziliaanse ministerie van Landbouw, de NGO Clim-Eat en de universiteit van Brasilia een conferentie over klimaatslimme landbouw. Op deze conferentie zijn acht deals tussen de deelnemers gesloten, waaronder een onderzoeksproject van de Global Methane Hub naar emissies in rijstteelt van USD 30 miljoen en een onderzoek van Novo Nordisk en FFAR naar wintergraan van USD 2 miljoen.
Op de gezondheidsdag van COP30 lanceerde Brazilië het Belém Health Action Plan, een blauwdruk voor wereldwijde zorgsystemen om zich weerbaar te maken voor stijgende temperaturen en extreem weer. Nederland heeft tijdens deze dag benadrukt dat actie in de gezondheidssector naast adaptatie ook gericht moet zijn op vermindering van CO2-uitstoot. Daarnaast heeft Nederland verschillende internationale partners gesproken om te kijken hoe gezondheidsoverwegingen kunnen helpen internationale klimaatprocessen te bevorderen. Rondom COP30 is ook specifieke media-aandacht gegenereerd voor klimaat en gezondheid en voor het belang deze onderwerpen in samenhang te bezien.11 Tot slot heeft Nederland bij andere EU-lidstaten en partners gelobbyd voor een EU-strategie op klimaat en gezondheid, om in de toekomst te zorgen voor meer ambitieuze, gecoördineerde Europese inspanningen. Nederland heeft hier met steun van meerdere EU-lidstaten ook toe opgeroepen tijdens de EU-Gezondheidsraad van 2 december jl.
Financiering voor klimaatactie wereldwijd
Op het gebied van klimaatfinanciering ging tijdens COP30 veel aandacht uit naar de opvolging van het vorig jaar afgesproken klimaatfinancieringsdoel (New Collective Quantified Goal, NCQG).12 Ontwikkelingslanden benadrukten hierbij de financieringsverplichting van ontwikkelde landen op basis van artikel 9.1 van de Overeenkomst van Parijs. In het Mutirão-besluit is afgesproken dat er een ministeriele ronde tafel komt om te reflecteren op de implementatie van de NCQG en een tweejarig werkprogramma over klimaatfinanciering, met aandacht voor – maar niet beperkt tot – de financieringsverplichting van ontwikkelde landen.
Het Mutirão-eindbesluit bevat ook een algemene oproep om adaptatiefinanciering per 2035 te verdrievoudigen. Dit was een grote wens van de groep minst ontwikkelde landen, kleine eilandstaten en andere landen uit het mondiale zuiden. Deze oproep valt binnen de kaders van bovengenoemde NCQG.13 Ontwikkelde landen worden daarnaast aangemoedigd hun collectieve bijdrage aan adaptatiefinanciering te laten toenemen. Nederland verwacht zijn aandeel hieraan te leveren. Met ruim 60% in 2024 komt een substantieel aandeel van de Nederlandse publieke klimaatfinanciering reeds ten goede aan adaptatie. Naar verwachting zal dit zowel absoluut als relatief nog groeien door toenemende klimaatrelevantie van de inzet op vooral water en voedselzekerheid.
De Baku to Belem Roadmap to 1.3 trillion kreeg slechts weinig aandacht tijdens COP30. Het rapport van het COP29- en COP30-voorzitterschap inventariseert mogelijkheden om de totale financiering voor klimaat in ontwikkelingslanden op te schalen naar ten minste USD 1300 miljard in 2035. Het Mutirão-eindbesluit neemt nota van het rapport, maar er zijn geen afspraken over verdere opvolging.
Nederland en Oeganda organiseerden tijdens COP30 als co-voorzitters van de Coalition of Finance Ministers for Climate Action samen met het Braziliaanse ministerie van Financiën een gesprek over de rol van ministeries van Financiën bij het implementeren van nationale klimaatplannen. Tijdens deze sessie deelden landen voorbeelden daarvan en van hun inzet op klimaat en duurzame financiering. Uit de interventies werd duidelijk dat steeds meer aandacht is voor bredere financiële stromen en instrumenten, zoals de rol van multilaterale ontwikkelingsbanken, fossiele voordelen en groene taxonomieën. Ministeries van Financiën vervullen hierin een belangrijke rol, zoals ook naar voren kwam in de door Brazilië in het leven geroepen COP30 Circle of Finance Ministers. Mede in dit licht is het positief dat in de onderhandelde uitkomsten van deze COP blijvende aandacht is zeker gesteld voor het in lijn brengen van de financieringsstromen met de doelen van de Overeenkomst van Parijs (artikel 2.1c). In de zogenoemde Veredas-dialoog zullen gesprekken over dit onderwerp worden voorgezet, samen met een brede groep stakeholders.
Ook de door Nederland gelanceerde coalitie over fossiele voordelen was actief. Deze Coalition on Fossil Fuel Incentives and Subsidies (COFFIS) bestaat sinds COP28 om het gat te dichten tussen internationale toezeggingen over het uitfaseren van fossiele voordelen en nationale uitvoering. Nederland heeft samen met het Braziliaanse COP30-voorzitterschap en met initiatieven als het Clean Energy Transition Partnership drie ministeriële evenementen georganiseerd om het onderwerp en de coalitie verder onder de aandacht te brengen.
Tot slot is tijdens de gehele COP uitgedragen dat Nederland zijn bijdrage aan klimaatfinanciering blijft leveren, en dat bijna twee-derde van de publieke klimaatfinanciering naar adaptatie gaat. Ook vroeg Nederland aandacht voor het belang de kwaliteit en toegankelijkheid van adaptatiefinanciering te verbeteren en voor lokaal geleide actie. Verder bracht Nederland met Nordic+14 landen een verklaring uit over het potentieel om financiering te mobiliseren door betere samenwerking tussen institutionele investeerders en multilaterale ontwikkelingsbanken. In lijn met motie-Teunissen heeft Nederland benadrukt dat klimaatfinanciering en innovatieve mechanismen voor klimaatfinanciering oog moeten houden voor een houdbare schuldenlast van ontwikkelingslanden.15
Rechtvaardige en inclusieve klimaatafspraken
Het kabinet vindt het belangrijk dat iedereen, nationaal en internationaal, mee kan komen in de klimaattransitie. Gesprekken over rechtvaardigheid in de klimaattransitie vinden binnen de onderhandelingen plaats in het kader van het Just Transition Work Programme (JTWP). Het eindbesluit van COP30 gaat in op lessen over o.a. het belang van rechtvaardige transitiepaden voor 1,5˚C, de kwaliteit van werk, en inclusieve samenwerking met relevante partijen uit de samenleving. Het is tevens gelukt om ambitieuze teksten op mensenrechten en arbeidsrecht in de tekst te krijgen, zodat aandacht is voor de noodzaak om nationaal beleid vóór en mét de meest kwetsbaren vorm te geven. Een referentie aan de energietransitie of uitfaseren van fossiele brandstoffen in relatie tot het JTWP bleek echter onmogelijk. Op COP30 is verder besloten toe te werken naar een Just Transition Mechanism. De EU accepteerde dit als onderdeel van het Mutirão-pakket en zal letten op de verdere ontwikkeling, o.a. omdat elk nieuw orgaan onder UNFCCC zorgt voor extra druk op de begroting van de organisatie.
Tijdens COP30 werd ook een nieuw Gender Action Plan aangenomen. Dit negenjarig actieplan moet gendergelijkheid beter verankeren in klimaatbeleid en zorgen dat de rol van vrouwen en meisjes als drijvers van verandering goed naar voren komt. Aan de start van deze COP lanceerde een groep van 92 landen, waaronder alle EU-lidstaten, een ambitieverklaring over gender en klimaat om het belang van dit onderwerp over het voetlicht te brengen.16 Het nieuwe actieplan heeft aandacht voor veiligheid, capaciteitsopbouw, en het belang van versterkte vertegenwoordiging van vrouwen en meisjes in besluitvorming. De manier waarop binnen overige COP-besluiten aan gender wordt gerefereerd is goeddeels gelijk gebleven aan eerder afgesproken taal.
Zoals ieder jaar waren de VN-jongerenvertegenwoordigers Duurzame Ontwikkeling onderdeel van de Nederlandse delegatie. Nederland ondersteunde daarnaast de COP-deelname van jongeren uit lage inkomenslanden. Verder zijn zowel de minister-president als de minister van Klimaat en Groene Groei in Belém in gesprek gegaan met jongeren vanuit de hele wereld.
Voortgang in de wereldwijde transitie
In toenemende mate wordt ook via samenwerkingsverbanden buiten de onderhandelingen voortgang in de wereldwijde klimaattransitie gerealiseerd. De COP30-voorzitter heeft zich met nadruk op de energietransitie, weerbaarheid, ontbossing en natuur, en de circulaire economie ingespannen om eerdere afspraken verder te brengen. Via de Global Climate Action Agenda (GCAA) gelanceerd hebben 30 zgn. activeringsgroepen toegewerkt naar 117 plannen om ambities te vertalen in concrete implementatie, met veel nadruk op publiek-private samenwerking. Nederland heeft dit gesteund als relevante manier om de randvoorwaarden voor de klimaattransitie te bewerkstelligen.
Tijdens de top van regeringsleiders op 6 en 7 november lanceerde het Braziliaanse COP30-voorzitterschap de “Belém 4X Pledge on Sustainable Fuels”, een oproep om het gebruik van duurzame brandstoffen als schone waterstof, e-fuels, biobrandstoffen en biogas in 2035 te verviervoudigen ten opzichte van 2024. Dit initiatief is al door 23 landen onderschreven, waaronder Nederland. Ter ondersteuning van deze oproep heeft Nederland twee initiatieven gelanceerd.
Ten eerste heeft Nederland ingezet op de vervanging van fossiele grondstoffen door duurzame koolstofbronnen in de chemische sector, zoals gerecycled plastic en biogrondstoffen. Deze transitie is essentieel om productieprocessen te verduurzamen. Een tijdige inzet versterkt de positionering van de Nederlandse sector in de internationale waardeketen. Nederland heeft daarom samen met andere landen via het CEM Biofuture Platform Initiative een multilaterale gepresenteerd over duurzame chemicaliën en materialen.
Verder heeft Nederland een initiatief gepresenteerd om de vraag te stimuleren naar producten die met hernieuwbare en koolstofarme waterstof en derivaten zijn vervaardigd.17 Deze verklaring is geïnitieerd door het International Hydrogen Trade Forum, waarvan Nederland samen met Brazilië co-voorzitter is, en is onderschreven door onder andere Australië, Brazilië, Canada, Chili, Duitsland, en de Verenigde Arabische Emiraten. En marge van de COP ondertekende Nederland een Memorandum of Understanding (MoU) over de energietransitie met Brazilië. Dit MoU versterkt de bilaterale samenwerking op waterstof en biobrandstoffen, en helpt daarmee de energieafspraken uit de Global Stocktake te realiseren.
Tot slot is met steun van Nederland, als donor van het EU-initiatief Deforestation-Free Value Chains, in de week voorafgaand aan COP30 een conferentie gehouden over ontbossingsvrije productieketens. Meer dan 100 deelnemers uit 25 landen kwamen samen om de samenwerking op dit thema te versterken waarbij praktische informatie werd gedeeld over het verbeteren van transparantie en traceerbaarheid en over hoe kleinschalige producenten beter geïntegreerd kunnen worden in duurzame waardeketens. De uitgewisselde kennis en inzichten vormden een waardevolle aanvulling voor discussies om wereldwijde ontbossing en bosdegradatie tegen 2030 te stoppen en om te keren.
Delegatie en vooruitblik toekomstige COPs
De minister-president heeft Nederland vertegenwoordigd tijdens de top van regeringsleiders op 6 en 7 november, de minister van Klimaat en Groene Groei in de tweede week politieke leiding aan de onderhandelingen, en de klimaatgezant is tijdens de gehele COP30 aanwezig geweest. Hij was actief in evenementen op terrein van energie, water, financiering, voedsel, en klimaatwetenschap. Tevens heeft de klimaatgezant flankerende diplomatie gevoerd ten gunste van de onderhandelingen, waaronder in de reguliere dialoog tussen Europese klimaatgezanten en China, en in de opzet van een AI-instrument om de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten gemakkelijker toegang te geven tot internationale klimaatfondsen. De watergezant was actief in evenementen over onder andere adaptatie, water, landbouw, en gezondheid.
Vanwege de logistieke uitdagingen in Belém en de daaruit voortvloeiende hoge kosten voor accommodatie was de totale Nederlandse delegatie naar COP30 kleiner dan voorgaande jaren. In aanvulling op de lijst deelnemers aan COP30 die het UNFCCC-secretariaat elk jaar publiceert18 vindt u in de bijlage een overzicht van de organisaties die via Nederland toegang hebben gekregen tot deze COP.
Tot slot komt het kabinet graag terug op de toezegging uit het Commissiedebat van 2 oktober jl. om de Kamer te informeren over de mogelijkheid om COP36 te organiseren.19 Dit kabinet acht dit op basis van een eerste verkenning niet wenselijk en zal deze mogelijkheid daarom niet verder onderzoeken.
Recente COP’s zijn fors gegroeid in bezoekersaantallen, met alle druk op infrastructuur van dien. De kosten zijn bovendien aanzienlijk, met schattingen van USD 200 miljoen voor COP21 tot ruim USD 800 miljoen voor COP30. Tot slot strookt de benodigde intensivering van personele middelen niet met de bezuinigingen op de Rijksoverheid. Uit gesprekken met eerdere kandidaat-gastlanden blijkt dat minimaal 100-200 extra fte gedurende twee jaar voor zowel organisatie als inhoud is vereist. Ter vergelijking: op dit moment bestaat het Nederlandse COP-team, op de piekmomenten, uit circa 20 fte.
Internationaal leiderschap op klimaat kan echter ook op andere manieren worden uitgedragen. Op korte termijn zal Nederland dit bijvoorbeeld doen als mede-organisator van de top over het uitfaseren van fossiele brandstoffen, eind april 2026 in Colombia. Met het oog op onze concurrentiepositie is het belangrijk om uitfaseren van fossiele brandstoffen juist in internationaal verband te doen en dus met landen gezamenlijk stappen te zetten. Ook blijft Nederland aanjager van internationale coalities, bijvoorbeeld over het uitfaseren van fossiele voordelen (COFFIS). Over een aantal jaar zal Nederland ook tijdens COP een leidende rol spelen, aangezien Nederland tijdens COP34 in 2029 als EU-voorzitter namens de gehele EU zal onderhandelen.
Afsluiting
Met COP30 is opnieuw zichtbaar geworden dat multilateralisme een wezenlijk kader blijft voor voortgang op gezamenlijke uitdagingen als klimaatverandering. Tegelijkertijd is het op dit moment moeilijk om daarin grote stappen te zetten. In het gehele Koninkrijk heeft Nederland evenwel belang bij effectieve internationale afspraken. Het kabinet zet daarom zowel op EU- als op internationaal niveau vol in op de randvoorwaarden voor de transitie, en kijkt per thema wat een passende vorm is. Multilaterale afspraken gaan daarbij hand-in-hand met coalities en vrijwillige initiatieven, waar het kabinet ook in 2026 aan zal blijven werken.
De minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans
Conform toezegging gedaan in het Commissiedebat op 2 oktober jl. (Kamerstuk 31 793, nr. 286) wordt in het verslag van deze COP ook ingegaan op de verkregen inzichten in de knelpunten en randvoorwaarden van andere landen (TZ202510-074) ↩︎
‘Mutirão’ is een inheemse term uit Brazilië die staat voor een samenkomst om gezamenlijke uitdagingen het hoofd te bieden.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 21 501-33, nr. 1148 – Motie van het lid Kröger over zich aansluiten bij het Global Initiative for Information Integrity on Climate Change↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 31 793, nr. 256 – Kamerbrief met resultaten COP28↩︎
Bron: UNFCCC, Nationally Determined Contributions Synthesis Report – Update, 10 November 2025↩︎
Dit blijkt uit “de Staat van het Klimaat” van de Wereld Meteorologisch Organisatie↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 31 793, nr. 276 – Kamerbrief bij aanbieding Nederlandse BTR↩︎
Het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie zoals ingediend bij UNFCCC is hier te downloaden: National Climate Adaptation Implementation Programme.↩︎
De Global Commission on the Economics of Water is een door Nederland bijeengebrachte commissie van gerenommeerde beleidsmakers en wetenschappers, gericht op het stabiliseren van de mondiale watercyclus.↩︎
Het betreft hier de ‘Call to Action on Wildfire Management’, de ‘Forest Tenure Pledge’ en de ‘Intergovernmental Land Tenure Commitment’.↩︎
De staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport heeft o.a. een opinie in de ‘Impact’-uitgave van The Economist gepubliceerd: “Health is the popular twin of climate action—use it for benefits across the board”↩︎
Het New Collective Quantified Goal voor 2035 is op COP29 afgesproken. Zie Kamerbrief met resultaten van COP29 voor nadere toelichting (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 793, nr. 278).↩︎
Het doel zal o.a. worden ingevuld uit een breed scala aan bronnen, publiek en privaat, bilateraal en multilateraal. Hierbinnen is onder andere een belangrijke rol weggelegd voor klimaatrelevante financiering door de multilaterale ontwikkelingsbanken. Zie voor nadere toelichting de Kamerbrief met de resultaten van COP29.↩︎
De verklaring is ondertekend door Denemarken, Finland, Noorwegen, IJsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Nederland.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 21 501-33, nr. 1106 – Gewijzigde motie van het lid Teunissen, en Kamerstukken II, 2025-2026, toezegging TZ202510-071↩︎
https://climate.ec.europa.eu/document/download/7249d07f-4358-416f-a8a9-730f2364ce02_en?filename=Global%20Statement%20on%20Gender%20Equality%20and%20Climate%20Action_final.pdf↩︎
Volledige titel: Public-Private Implementation Statement on Creating Demand for Low-Emissions Hydrogen and its Derivatives in Lead Markets↩︎
TZ202510-073 ↩︎