[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2025D51913, datum: 2025-12-12, bijgewerkt: 2025-12-15 17:21, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36850 IV-3 Wijziging van de begrotingsstaten van het Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota).

Onderdeel van zaak 2025Z19743:

Onderdeel van zaak 2025Z21953:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 850 IV Wijziging van de begrotingsstaten van het Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 december 2025

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 8 december 2025 voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 12 december 2025 zijn ze door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Mutluer

De griffier van de commissie,

Hessing-Puts

Vragen en antwoorden

Vraag 1:

Vraag:

Wanneer wordt de volgende monitor macro-economische context Caribisch Nederland verwacht? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

Publicatie van de volgende monitor macro-economische context van het CBS is voorzien medio januari 2026.

Vraag 2:

Vraag:

Is geborgd dat budget beschikbaar is gesteld voor schoolmaaltijden na juli 2026? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

Ja, hiervoor zijn na 1 juli 2026 middelen gereserveerd op de OCW begroting artikel 1 en 3 onder schoolmaaltijden.

Vraag 3:

Vraag:

Waar en op welke begroting is het beschikbaar gestelde budget voor schoolmaaltijden tot juli 2026 terug te vinden? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

Het beschikbaar gestelde budget voor Schoolmaaltijden op CN staat tot 1 juli 2026 op de OCW begroting artikel 1 onder bijdrage medeoverheden, hoofdbudget Caribisch Nederland.

Vraag 4:

Vraag:

Welke indicatoren gebruikt het kabinet om te meten of de brede welvaart op de BES-eilanden daadwerkelijk toeneemt en hoe worden deze resultaten gemonitord? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

De Monitor Brede Welvaart is op 27 november jl. voor de vierde keer voor Caribisch Nederland door het CBS in kaart gebracht. Zie de Monitor Brede Welvaart en SDG's Caribisch Nederland | CBS voor de indicatoren die worden gemonitord. Het kabinet hecht veel waarde aan brede welvaart, immers de kwaliteit van leven wordt niet alleen bepaald door sociaaleconomische factoren, maar ziet ook op meer persoonlijke kenmerken van mensen en de kwaliteit van de omgeving waarin zij leven. Tegelijkertijd is de monitor voor Caribisch Nederland nog in de ontwikkelfase. Voor Caribisch Nederland kunnen ten opzichte van Europees Nederland nog niet dezelfde indicatoren in kaart worden gebracht vanwege het ontbreken van de benodigde databronnen. Daardoor kan de monitor (nog) niet op dezelfde wijze worden benut voor Caribisch Nederland. Overigens publiceert het CBS in opdracht van de ministeries van SZW en BZK ook de monitor macro-economische context (zie ook vraag 1) die gericht is op data over de macro-economische context die voor Caribisch Nederland beschikbaar zijn, maar niet per se iets zeggen over Brede welvaart. Deze geven kabinet en Kamer eveneens inzicht in belangrijke indicatoren voor Caribisch Nederland.

Vraag 5:

Vraag:

Hoe voorkomt het kabinet dat het begrip ‘zelfredzaamheid’ wordt gebruikt om structurele investeringen uit te stellen, terwijl de voorzieningen op de BES-eilanden op diverse terreinen nog niet op hetzelfde niveau zijn als in Europees Nederland? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

In de brief Economische Ontwikkeling en Zelfredzaamheid Caribische delen van het Koninkrijk (Kamerstuk 36 600-IV, nr. 51) is benoemd, mede namens de minister van Economische Zaken, dat de Rijksoverheid en de openbare lichamen samen werken aan het meer zelfredzaam maken van de eilanden. Met deze brief worden opgaven geïdentificeerd en daarmee geagendeerd waar structurele inzet op gepleegd dient te worden. De benoemde vijf opgaven reiken van bancaire dienstverlening tot het functioneren van de arbeidsmarkt. Verder worden enkele investeringen benoemd, zoals de zeehaven van Saba en de wegen op Bonaire, waar naast deze opgaven aan wordt gewerkt. In de kabinetsreactie op het rapport van Andersson, Elffers en Felix (AEF) en het advies van de Raad voor de openbaar Bestuur (ROB) (Kamerstuk 36 800-IV, nr. 21) wordt benadrukt dat de financiering voor investerings-, onderhouds- en vervangingsopgaven in de fysieke infrastructuur nog tekortschiet. De adviezen benadrukken dat structurele financiering voor een duurzame bekostigingssystematiek van de eilandelijke infrastructuur ontbreekt. Het is aan een nieuw kabinet om te verkennen hoe bovengenoemde opgaven opgepakt kunnen worden.

Vraag 6:

Vraag:

Wat verstaat het kabinet onder «Building Back Better» en hoe wordt dit concreet toegepast in de wederopbouwprogramma’s op Sint Maarten? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

Het kabinet verstaat onder ‘Building Back Better’ het herstellen van Sint Maarten op een manier die de infrastructuur, diensten en instituties structureel sterker, veiliger en duurzamer maakt dan voor orkaan Irma. Deze benadering is vastgelegd in het National Recovery and Resilience Plan (NRRP), dat richting geeft aan het door Nederland gefinancierde Trust Fund.

In de praktijk betekent dit dat wederopbouwprojecten niet alleen schade herstellen, maar ook gericht zijn op het vergroten van weerbaarheid. Zo is de terminal van Princess Juliana International Airport herbouwd met sterkere constructies en moderne systemen die bestand zijn tegen orkanen van vergelijkbare of hogere intensiteit. Ook het Sint Maarten Medical Center wordt aardbevingsbestendig en op categorie-5 orkaannormen gebouwd, zodat het bij toekomstige rampen operationeel kan blijven. Het herstel van woningen gaat verder dan reparatie: daken en structuren worden versterkt volgens nieuwe bouwstandaarden. Scholen, sporthallen en andere publieke voorzieningen worden aangepast om als schuil- en noodlocaties te kunnen functioneren. Daarnaast wordt in de economie en samenleving geïnvesteerd via programma’s die kleine bedrijven helpen hun dienstverlening veerkrachtiger op te bouwen, die lokale gemeenschappen versterken in hun werk om mensen weerbaarder te maken en die ondersteuning en training bieden aan mensen die hun baan verloren hadden na de orkanen Irma en Maria.

Vraag 7:

Vraag:

Wat gebeurt er in algemene zin met middelen die in de begroting Koninkrijksrelaties niet worden uitgegeven? Worden deze teruggestort in de algemene middelen of vindt er een kasschuif of reservering plaats?(blz: n.v.t.)

Antwoord:

Indien budgetten niet worden uitgegeven, vloeien deze terug naar de algemene middelen. Vanuit deze middelen kunnen er geen middelen via een kasschuif of reservering naar het opvolgende jaar worden meegenomen. Onder voorwaarden kan maximaal 1% van de begrotingsomvang worden meegenomen via de eindejaarsmarge naar het volgende begrotingsjaar, waar bij de voorjaarsbesluitvorming van het opvolgende jaar over besloten wordt.

Vraag 8:

Vraag:

Kunt u in een tabel aangeven op welke budgetten de afgelopen drie jaar onderuitputting heeft plaatsgevonden? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

Onderuitputting is de term die wordt gebruikt om de niet uitgegeven middelen in een bepaald begrotingsjaar aan te duiden. Hier kunnen verschillende uiteenlopende oorzaken aan ten grondslag liggen, zoals vertraging in de besluitvorming, late autorisatie van de (suppletoire) begrotingen door de Staten-Generaal, gerechtelijke uitspraken of een gebrek aan capaciteit in de uitvoering. Sinds 2023 worden de grootste posten met onderuitputting per begrotingshoofdstuk jaarlijks opgenomen en toegelicht in de departementale jaarverslagen, zo ook voor de onderuitputting op begrotingshoofdstuk IV (KR):

2023 – Jaarverslag KR 2023 (Kamerstuk 36 560 IV, nr. 1 – p. 80).

2024 – Jaarverslag KR 2024 (Kamerstuk 36 740 IV, nr. 1 – p. 25)

De onderuitputting voor het begrotingsjaar 2025 zal worden toegelicht in het jaarverslag KR 2025 dat op woensdag 20 mei 2026 wordt gepubliceerd.

Vraag 9:

Vraag:

Kunt u aangeven wat de ontwikkelingen zijn rond de armoedecijfers op de BES? (blz: n.v.t.)

Antwoord:

Op het terrein van armoede verricht het CBS de komende tijd een haalbaarheidsstudie met als doel om nieuwe statistieken te ontwikkelen. Voor Caribisch Nederland is er momenteel nog geen armoedestatistiek. Wel is er een statistiek over het besteedbaar inkomen tot het ijkpunt voor het sociaal minimum1 en een statistiek over het Europese (relatieve) armoedecriterium2. Het CBS ontwikkelt momenteel op verzoek van het ministerie van SZW een nieuwe statistiek voor Caribisch Nederland die, zoveel als mogelijk, aansluit bij de nieuwe armoededefinitie die recentelijk door het CBS, SCP en Nibud voor Europees Nederland is ontwikkeld. Het vertrekpunt daarvoor zijn de minimumvoorbeeldbegrotingen van het Nibud (in opdracht van de Commissie sociaal minimum). De resultaten van deze haalbaarheidsstudie worden naar verwachting in de tweede helft van 2026 opgeleverd.

Vraag 10:

Vraag:

Hoe wordt verklaard dat tot en met oktober 2025 relatief weinig uitgaven zijn gerealiseerd, terwijl de 2e suppletoire begroting ervan uitgaat dat deze uitgaven alsnog in 2025 worden gedaan? Bij welke artikelen is sprake van onderrealisatie? (blz: 5)

Antwoord:

Het zwaartepunt van de uitgaven ligt tussen september en november, omdat het bereiken van overeenstemming met de eilanden altijd via een zorgvuldig proces verloopt dat tijd kost. Hierna is ook meer bekend op welke artikelen er sprake is van onderuitputting.

Vraag 11:

Vraag:

Kunt u nader toelichten waarvoor de mutatie voor de afvalstortplaats Bonaire precies is bedoeld? Hoe zal dit worden besteed? (blz: 5)

Antwoord:

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt een bedrag van € 1,5 mln. beschikbaar ter ondersteuning van de noodzakelijke maatregelen bij de afvalstortplaats Selibon Lagun. Deze middelen worden aangewend voor de inrichting van een nieuw stortvak dat voldoet aan de geldende milieunormen en vormt daarmee een directe maatregel ter bescherming van de volksgezondheid, natuur en het milieu op Bonaire. Deze investering betreft een tijdelijke en overbruggende voorziening, vooruitlopend op de eerder bestuurlijk overeengekomen sluiting van de stortplaats in 2028.

Vraag 12:

Vraag:

Hoe wordt de continuïteit en duurzaamheid van de financiering voor de cruciale milieuprojecten op Bonaire gewaarborgd, buiten de eenmalige suppletoire bijdrage van €1.500.000 voor de afvalstortplaats Selibon Lagun, gezien de relatie met volksgezondheid en milieu en het feit dat de middelen mede via reallocaties vanuit het Apparaat (Artikel 6) moesten komen? (blz: 5)

Antwoord:

Voor de structurele aanpak van de afvalproblematiek op Bonaire zijn tussen de staatssecretaris van BZK en het Bestuurscollege van Bonaire bestuurlijke afspraken gemaakt. De genoemde bijdrage van € 1,5 mln. ziet uitsluitend op kortetermijnmaatregelen.

Tegelijkertijd is bestuurlijk afgesproken dat de stortplaats Selibon Lagun versneld wordt gesloten in 2028 in plaats van in 2030. De invulling van het bijbehorende langetermijnperspectief, waaronder een nieuwe verwerkingslocatie, benodigde investeringen en de vereiste uitvoeringscapaciteit, wordt in de komende maanden uitgewerkt door het Bestuurscollege en de ministeries van BZK, Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). Uiterlijk 1 juli 2026 worden hierover aanvullende afspraken gemaakt.

Vraag 13:

Vraag:

Wat is de reden dat de ontvangsten tot en met oktober 2025 fors hoger zijn dan de raming? Gaat het om terugbetaalde leningen en zo ja, welke? Zo nee, om welke ontvangsten gaat het? (blz: 6)

Antwoord:

In de September suppletoire begroting 2025 is onder andere een ontvangstenmutatie gedaan van € 6,8 mln. om de aflossingen op de liquiditeitsleningen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten te herwaarderen tegen de actuele wisselkoers. Daardoor is de stand van de ontvangsten ten opzichte van de eerste suppletoire begroting hoger. De ontvangstenraming wordt gedurende het jaar bijgesteld op basis van de daadwerkelijk verwachte ontvangsten omdat onder andere het aflossingsschema van de leningen volatiel is en er jaarlijks aangesloten moet worden op de actuele wisselkoers. In de Slotwet worden de daadwerkelijk gerealiseerde ontvangsten zichtbaar.

Vraag 14:

Vraag:

Hoe worden de structurele taken van de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO), zoals uitvoeringskracht, sociaaleconomische ontwikkeling, onderwijs en zorg na 2027 geborgd en waarom zijn deze momenteel binnen een tijdelijk instrument ondergebracht? (blz: 9)

Antwoord:

De onderlinge regeling Samenwerking bij hervormingen, waarin de Tijdelijke Werkorganisatie is verankerd, heeft een looptijd tot april 2027. Dit is met de drie Caribische landen bestuurlijk zo overeengekomen. De regeling kan (voor een of meerdere van de Landen) met telkens twee jaar worden verlengd. Dat vergt een nieuw bestuurlijk besluit.

De onderlinge regeling wordt momenteel geëvalueerd door een gezamenlijk ingestelde, onafhankelijke evaluatiecommissie. Het evaluatieverslag wordt naar verwachting begin april 2026 aan de vier parlementen aangeboden en zal een belangrijke basis bieden voor keuzes over een eventuele voortzetting, aanpassing of beëindiging van de onderlinge regeling en voor de inhoud en vormgeving van toekomstige samenwerking. Hierbij wordt opgemerkt dat uitvoeringskracht, sociaaleconomische ontwikkeling, onderwijs en zorg primair structurele taken zijn van de autonome Landen zelf.

Vraag 15:

Vraag:

Kunt u de mutatie op 4.3 borgstelling MKB nader toelichten? (blz: 9)

Antwoord:

Door de middelen naar een ander instrument te alloceren wordt er toegewerkt naar het toevoegen van de risicoreserve van de Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf voor Aruba, Curacao en Sint-Maarten aan een begrotingsreserve. Een begrotingsreserve is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Om dit mogelijk te maken met Slotwet is deze mutatie opgevoerd.

Vraag 16:

Vraag:

Wat gebeurt er met middelen van de TWO die door achterblijvende uitvoering in 2025 niet worden besteed? Vallen deze terug naar de algemene middelen? (blz: 9/tm 10)

Antwoord:

De besteding van de middelen voor de Landspakketten wordt gedurende het jaar strak gemonitord. Indien nodig wordt een kasschuif gedaan bij Voorjaarsnota of Ontwerpbegroting. Dit heeft in het verleden diverse keren geleid tot een kasschuif naar een komend begrotingsjaar. Mocht er aan het eind van een begrotingsjaar desondanks sprake zijn van onderuitputting, dan vloeien deze middelen terug naar de algemene middelen. Er kan voor overlopende verplichtingen (door achterblijvende uitvoering) een beroep worden gedaan op eindejaarsmarge bij het ministerie van Financiën, waar bij de voorjaarsbesluitvorming van het opvolgende jaar over besloten wordt..

Vraag 17:

Vraag:

Kunt u uiteenzetten wat de belangrijkste oorzaken zijn van de onderuitputting bij meerdere artikelen die structureel achterblijven op de begrote middelen, onder andere bij artikel 4 (Bevorderen sociaaleconomische structuur) en de TWO-middelen? Gaat het om uitvoeringscapaciteit, vertraging in besluitvorming, te optimistische begroting of andere structurele knelpunten? (blz: 9/tm 10)

Antwoord:

Er is inderdaad sprake van een mix van factoren. Gebrek aan uitvoeringskracht in de landen is een belangrijke factor, dat gaat onder meer om gebrek aan wetgevingscapaciteit. Bij de uitvoering van de landspakketten geldt dat er ook sprake was van een optimistische planning. Trajecten bleken soms complexer dan vooraf ingeschat, of het was noodzakelijk om eerst de basis op orde te brengen. Daarnaast is in alle betrokken landen sprake geweest van kabinetswisselingen, waardoor noodzakelijke politieke besluitvorming soms op zich liet wachten.

Vraag 18:

Vraag:

Hoe beoordeelt het kabinet het risico dat de TWO-middelen in 2027 eindigen, terwijl landen structurele behoefte hebben aan uitvoeringskracht? Worden alternatieven onderzocht? (blz: 9/tm 10)

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 14.

Vraag 19:

Vraag:

Waarom worden in een suppletoire begroting, die geen nieuw beleid mag bevatten, toch structurele problemen opgelost via reallocaties (zoals Selibon en VNACS) zonder beleidsmatige duiding? (blz: 10)

Antwoord:

De tweede suppletoire begroting richt zich enkel op 2025, derhalve mogen er volgens de rijksbegrotingsvoorschriften geen structurele middelen gerealloceerd worden in deze begroting. Daarom wordt er een incidentele bijdrage aan zowel Selibon als voor de VNACS verstrekt, zie voor verdere toelichting op de bijdrage aan Selibon het antwoord op vraag 12. Middels de incidentele bijdrage kunnen stappen gezet worden in het aanpakken van de problematiek.

Vraag 20:

Vraag:

Welke structurele oplossing onderzoekt het kabinet voor de afvalproblematiek op Bonaire, gezien het feit dat nu herhaaldelijk incidentele bijdragen worden verstrekt voor Selibon? (blz: 10)

Antwoord:

Zoals toegelicht in de beantwoording op vraag 12 werkt het kabinet, samen met het Bestuurscollege en de betrokken departementen, aan een structureel langetermijnperspectief voor de afvalverwerking op Bonaire, waaronder de versnelde sluiting van Selibon Lagun in 2028 en de uitwerking van alternatieve afvalverwerkingsvoorzieningen. Deze afspraken vormen de basis voor een duurzame oplossing voor de afvalketen op het eiland.

Vraag 21:

Vraag:

Waarom moesten de middelen voor cultuur-historisch erfgoed op Sint-Eustatius worden verplaatst naar een ander instrument? Was de eerdere budgettering onjuist? (blz: 10)

Antwoord:

Het betreft een reallocatie om de uitgaven op het juiste budget te verantwoorden. Eerst zouden de middelen via een opdracht aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt worden, maar omdat er nog nadere afspraken gemaakt dienen te worden over de mate en wijze van benodigd onderhoud vinden de uitgaven plaats via een bijzondere uitkering aan het Openbaar Lichaam Sint Eustatius.

Vraag 22:

Vraag:

Wat betekenen de grote correcties in artikel 6 (apparaat) voor de bedrijfsvoering van RCN, SSO-CN en VNACS? Kunnen alle taken nog worden uitgevoerd? (blz: 13)

Antwoord:

Deze zijn incidenteel (eenmalig) en hebben geen invloed op de taken van RCN, SSO-CN en VNACS. Dit zijn mutaties om de verdeling binnen de budgetten in lijn te brengen met de gerealiseerde uitgaven. Het budget was gebaseerd op historische gegevens en wordt nu gecorrigeerd.

Vraag 23:

Vraag:

Hoe groot is de korting op apparaatskosten van SSO-CN en het Cft, zowel in absolute bedragen als als percentage van hun jaarbudget? Welke gevolgen dit heeft voor toezicht en uitvoering? (blz: 13)

Antwoord:

Vanaf het apparaatsbudget van SSO CN is € 1,25 mln. (4,9% van jaarbudget 2025) gerealloceerd en vanaf het apparaatsbudget van het Cft € 0,25 mln. (5,3% van jaarbudget 2025). Er zijn geen gevolgen voor toezicht en uitvoering.  

Vraag 24:

Vraag:

Kan het kabinet een volledig overzicht geven van alle desalderingen in de begroting (zoals SSO-CN), inclusief aard van dienstverlening, looptijd en mogelijke structurele onderfinanciering? (blz: 14)

Antwoord:

De desaldering voor de specifieke dienstverlening van SSO-CN is de enige desaldering met significante financiële impact in deze tweede suppletoire begroting. SSO-CN levert naast de basisdienstverlening ook specifieke dienstverlening. Dit zijn aanvullende maatwerkverzoeken die buiten het standaarddienstverleningsaanbod vallen, uitbreidingen op de basisdienstverlening in volume of frequentie of dienstverlening aan incidentele gebruikers. Op basis van een getekende offerte en/of manuren wordt er gefactureerd. De uitgaven voor dit type dienstverlening komen elk jaar terug en worden jaarlijks volledig gedekt, waardoor er geen sprake is van structurele onderfinanciering.


  1. https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/85284NED/table?ts=1763398040166↩︎

  2. https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/monitor-brede-welvaart-caribisch-nederland/indicator↩︎