[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleid Schuldfinanciering

Brief regering

Nummer: 2025D51979, datum: 2025-12-12, bijgewerkt: 2025-12-15 10:41, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31935 -95 Beleidsdoorlichting Financiën.

Onderdeel van zaak 2025Z21979:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Op 12 september 2025 heb ik u de kabinetsreactie gestuurd bij de periodieke rapportage artikel 11 Financiering staatsschuld.1 Hierin heb ik aangegeven om voor het einde van het jaar bij u terug te komen met informatie over het te hanteren beleid voor de komende 5 jaar: 2026-2030.

Het nieuwe beleid zal ingaan per 1 januari 2026 en gelden tot en met 31 december 2030. Als de omstandigheden daarom vragen, kan zonodig het beleid in de tussenliggende jaren worden herzien; daarover zal ik u dan uiteraard informeren. Het beleid schuldfinanciering kent twee onderdelen: het renterisicokader en het financieringsbeleid. Met het eerste wordt het risico op plots stijgende rentelasten voor de overheid als gevolg van stijgende marktrentes beteugeld. Het financieringsbeleid specificeert de regels waarmee het Agentschap van de Generale Thesaurie van mijn ministerie de staatsschuld financiert.

Renterisicokader

In dit kader staan twee indicatoren centraal, namelijk de gemiddelde looptijd van de staatsschuld en het renterisicobedrag. In het algemeen geldt dat hoe langer (korter) de looptijd van de schuld, hoe lager (hoger) het risico maar hoe hoger (lager) de rentelasten. Het renterisicobedrag is het deel van de staatsschuld waarvan de rente binnen 12 maanden opnieuw wordt vastgesteld. In de kabinetsreactie van de periodieke rapportage stel ik voor om voor de vaststelling van de grenswaarden van de indicatoren een ordentelijk proces en afwegingskader te hanteren. De afgelopen maanden heb ik hiervoor gebruikt.

Gemiddelde looptijd

Voor de jaren 2026-2030 wordt de minimumgrens voor de gemiddelde looptijd verlaagd van 8 jaar naar 7,5 jaar. Ten eerste omdat de rente de afgelopen jaren is toegenomen. In het verleden is besloten om de destijds lage rente voor een langere periode vast te leggen door de gemiddelde looptijd te verlengen.2 Dit argument gaat momenteel niet meer op. Ten tweede is de termijnpremie de laatste jaren toegenomen, waardoor obligaties met een langere looptijd relatief duurder zijn geworden ten opzichte van obligaties met een kortere looptijd. Daarnaast is het mogelijk dat de vraag naar obligaties met langere looptijden daalt als gevolg van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. In dat nieuwe stelsel mogen pensioenfondsen namelijk meer beleggingsrisico nemen voor jongere deelnemers, waardoor de vraag naar, met name staatsobligaties met lange looptijd, afneemt. De lichte toename in risico als gevolg van een kortere looptijd weegt op tegen de lagere rentekosten.

Renterisicobedrag

Het renterisicobedrag – het deel van de staatsschuld waarvoor binnen een jaar de rente opnieuw wordt vastgesteld – blijft ongewijzigd op maximaal 25% van de staatsschuld. Dit biedt een adequate balans tussen kosten en risico. Ook biedt het ruimte voor een toename in de uitgifte van schuld met een kortere looptijd, aangezien de waarde van het renterisicobedrag zich momenteel ruim onder de 25% bevindt.

Financieringsbeleid

In het financieringsbeleid staan de kernwaarden consistentie, transparantie en liquiditeit centraal. Ik benadruk het belang van deze kernwaarden voor de reputatie van de Nederlandse staat en koester de stabiliteit die het de afgelopen jaren heeft geboden voor de financiering van de staatsschuld. Het financieringsbeleid draagt bij aan het minimaliseren van de rentelasten voor de staat. Het vermindert onzekerheid voor beleggers, wat leidt tot een lagere risicopremie op obligaties bij de uitgifte van staatsschuld. Met publicaties van de jaarlijkse outlook in december en kwartaalberichten gedurende het jaar ben ik transparant naar de markt over mijn financieringsplannen. De komende jaren blijf ik ook vasthouden aan het jaarlijks uitgeven van een nieuwe staatsobligatie met een looptijd van 10 jaar. Ook blijf ik er naar streven om minimaal elke vijf jaar een nieuwe staatsobligatie met een looptijd van 30 jaar uit te geven.

De belangrijkste wijziging in het financieringsbeleid is de verhoging van de grenzen voor het uitstaande volume van obligaties tot en met een looptijd van 10 jaar van minimaal € 12 miljard naar minimaal € 15 miljard.3 Deze verhoging vind ik verstandig omdat het een positieve impuls kan geven aan de liquiditeit van de obligaties, waarmee het bij kan dragen aan lagere rentelasten. Het waarschijnlijk grotere begrotingstekort van de komende jaren biedt voldoende flexibiliteit om deze verhoging in te vullen. Bovendien is sinds de vorige vaststelling van de minimumgrenzen in 2017 de nominale staatsschuld met 21% gestegen. De minimumgrens voor obligaties met een looptijd van meer dan 10 jaar blijft ongewijzigd: minimaal € 10 miljard binnen enkele jaren. Op deze manier behoud ik voldoende flexibiliteit voor het verlagen van de gemiddelde looptijd van de staatsschuld.

Uit de periodieke rapportage financiering staatsschuld is gebleken dat de staatsschuld de afgelopen jaren doeltreffend en doelmatig is gefinancierd. Met bovenstaande beperkte aanpassingen van het beleid beoog ik het beleid te verbeteren en hiermee een positieve uitwerking op de doeltreffendheid en doelmatigheid te hebben.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,






E. Heinen

  1. Kamerstukken II 2024/25, 31935 nr. 93↩︎

  2. Kamerstukken II 2019/20, 31935 nr. 61↩︎

  3. Deze verhoging vindt doorgang als het beroep op de kapitaalmarkt de komende 3 jaren in verwachting minimaal € 50 miljard is. Zodra dit lager dan € 50 miljard is heroverweeg ik of deze grenzen passend zijn.↩︎