[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken veterinair antibioticabeleid en AMR

Dierziektebeleid

Brief regering

Nummer: 2025D52347, datum: 2025-12-15, bijgewerkt: 2025-12-16 12:53, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29683 -317 Dierziektebeleid.

Onderdeel van zaak 2025Z22130:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter, 

 

Met deze brief informeer ik u mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de stand van zaken op het gebied van veterinair gebruik van antibiotica en over antimicrobiële resistentie (AMR) bij dieren. Ik doe dat onder meer op basis van recente monitoringsgegevens van de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR).  

 

Brief in het kort 

Het tegengaan van AMR is van groot belang voor de gezondheid van mens en dier. Een infectie met een resistente ziekmakende bacterie kan levensbedreigend zijn. AMR geeft veel onnodig leed en kost de samenleving veel geld. Het verlagen van het veterinair gebruik van antibiotica tot een verantwoord, laag gebruik is daarom belangrijk.

Nederland richt zich al jaren, met succes, op het verlagen en verfijnen van dit gebruik: de totale verkoop van veterinaire antibiotica is sinds 2009 met 75,5% afgenomen. Het gebruik van antibiotica in de meeste diersectoren stabiliseert de laatste jaren op een laag niveau, waarbij er zeker nog aandachtspunten resten. 

AMR wordt ook mondiaal en in de EU als een urgent probleem gezien. De in 2015 door de WHO gelanceerde wereldwijde aanpak van AMR en het “European One Health Action Plan against AMR” hebben geleid tot totstandkoming van nationale actieplannen; ook Nederland heeft haar beleid in een actieplan vastgelegd1. Daarnaast verplicht de nieuwe Europese diergeneesmiddelenverordening lidstaten tot het uitbreiden en optimaliseren van de monitoring van het gebruik van veterinaire antibiotica. Dit zal in Nederland de komende jaren inzet vragen van publieke en private partijen.   

In het vervolg van deze brief ga ik in meer detail in op deze en verwante onderwerpen. 

 

Veterinair gebruik van antibiotica (SDa rapportage 2024) 

Verlagen en verfijnen van gebruik van antibiotica in de veehouderij draagt bij aan een afname van antibioticaresistentie. Uit het rapport ‘Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2024’ van SDa2 blijkt dat er over 2024 sprake is van een geringe stijging in het totale antibioticumgebruik van alle gemonitorde dierhouderijsectoren samen. De totale verkoop van antibiotica in de dierhouderij steeg met 4,0% ten opzichte van 2023, maar ligt nog altijd 75,5% lager dan in het referentiejaar 2009.   

 

Voor het gebruik op sectorniveau is sprake van een grotendeels stabiel beeld. In de vleeskuiken- en vleeskonijnensector nam het gebruik af. Het gebruik in de melkvee- en overige rundveesectoren is laag en vergelijkbaar met 2023. Het gebruik bij vleeskalveren is stabiel hoog. Bij varkens is sprake van een lichte stijging maar is het gebruik nog steeds op een laag niveau. Bij kalkoenen is sprake van een sterkere stijging3. Voor het eerst is het antibioticumgebruik bij eenden gemeten; het gebruik in deze sector is zeer laag. Over het antibioticumgebruik in de geitensector kon niet gerapporteerd worden vanwege onvolledige gegevensregistratie. SDa stelt een audit voor om hier beter inzicht in te krijgen.

 

SDa meldt dat in bijna alle sectoren het aandeel structureel hoog gebruikende bedrijven en dierenartsen is afgenomen ten opzichte van 2023, behalve in de kalversector. SDa geeft aan dat er in deze sector aanvullende maatregelen nodig zijn om het gebruik van antibiotica te reduceren, en dat daarvoor veranderingen in de organisatie van de kalverketen en in de relatie met de melkveeketen nodig zijn.  

 

Sommige middelen zijn van kritisch belang voor de behandeling van ernstige infecties bij mensen (door de WHO aangewezen als “Critically Important Antimicrobials”). Deze middelen moeten zo min mogelijk worden gebruikt in de dierhouderij. SDa constateert dat het veterinair gebruik van de kritische middelen fluorochinolonen en cefalosporines stabiel en laag is. Het gebruik van colistine is verder afgenomen. Het gebruik van chinolonen is bij zowel vleeskuikens als vleeskalveren gedaald, in de overige diersectoren worden chinolonen zelden ingezet.

Reactie op de SDA rapportage

Het rapport van SDa laat opnieuw zien dat het gebruik van antibiotica na een forse afname de afgelopen jaren is gestabiliseerd en laat in 2024 een geringe stijging zien. Dit is niet onverwacht. De dierhouderij kan niet geheel zonder antibiotica; ze zijn in bepaalde gevallen onmisbaar voor de gezondheid van dieren. De doelstelling, om het gebruik van antibiotica terug te brengen tot een verantwoord en aanvaardbaar laag niveau, is inmiddels in veel (deel)sectoren bereikt. Dit is heel positief, maar brengt vanzelf met zich mee dat een verdere reductie langzamer zal gaan. Het beleid zal zich dan ook blijven richten op de hooggebruikende (deel)sectoren, bedrijven en dierenartsen. Ook een systeemverandering kan een bijdrage leveren aan verdere reductie binnen sectoren. Dit heeft de daling in het antibioticumgebruik in de vleeskuikensector na de verschuiving naar trager groeiende vleeskuikens de afgelopen jaren laten zien.

 

Sinds 2016 ligt de focus meer op sectorspecifiek antibioticumbeleid. Met dit beleid wordt rekening gehouden met de verschillen tussen sectoren en tussen bedrijven en met de diversiteit aan diergezondheidssituaties die ten grondslag liggen aan antibioticumgebruik. In 2019 is uw Kamer geïnformeerd over de destijds met de pluimvee-, varkens- en kalversector afgesproken sectorspecifieke reductiedoelstellingen4 die liepen tot 2024. In 2021 zijn ook met de konijnensector sectorspecifieke reductiedoelstellingen afgesproken5. Zoals ik u in mijn brief van vorig jaar al meldde zijn de reductiedoelstellingen in alle sectoren gehaald, met uitzondering van enkele reductiedoelstellingen op hooggebruik in de kalversector.

 

De kalversector heeft de laatste paar jaar geen verdere reductie in het antibioticumgebruik gerealiseerd. Het gemiddeld gebruik in de deelsector blankvlees en rosé-start is hoog; in de rosé-afmestsector is het gebruik relatief laag. Het aantal hooggebruikers is ten opzichte van 2023 toegenomen in alle deelsectoren. De reductiedoelstellingen voor 2024 voor hooggebruik in de deelsectoren rosé-start en rosé-afmest zijn helaas nog niet gerealiseerd. Ik ga met de kalversector in gesprek over nieuwe doelen om verdere reductie te bewerkstelligen. De inzet daarbij is het formuleren van doelstellingen die aansluiten bij de ambities uit het Veal Forward plan. Ik zal aandacht vragen voor de organisatie van de kalverketen en de rol van de melkveehouderij in het gehele ketensysteem. Met de regeling Pilots gezonde kalverketen6 ondersteun ik praktijkonderzoek naar alternatieve inrichting van de kalverketen, die mogelijk kunnen bijdragen aan het verbeteren van de diergezondheid in deze sector. Ik verwacht de resultaten in de loop van volgend jaar.  

De onvolledigheid van de gegevensregistratie over antibioticumgebruik in de geitensector is onwenselijk. Ik neem het advies van SDa hierover over; op dit moment wordt de mogelijkheid van een audit bij databanken in de geitensector verkend.  

 

Voor de varkenssector geldt dat SDa de benchmarkwaarde voor de deelsector speenbiggen heeft aangepast: deze deelsector krijgt per 2026 een nieuwe actiewaarde. Dit betekent dat deze deelsector een lager gebruik na zal moeten streven. De Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) heeft aangegeven deze nieuwe waarde goed maar uitdagend te vinden in combinatie met alle andere uitdagingen die op de sector afkomen. De komende jaren zal de nieuwe waarde gefaseerd worden ingevoerd.  Ik vertrouw erop dat de sector vanuit haar verantwoordelijkheid ook zal kijken naar de reden voor het gestegen (maar nog steeds lage) antibioticumgebruik.  

 

Het is goed om te zien dat het gebruik in de konijnensector, wat relatief hoog ligt, duidelijk afneemt. De sector heeft veel gehad aan de door mij gefinancierde onderzoeken van Wageningen Livestock Research (WLR) naar darmgezondheid en kritische succesfactoren voor laaggebruik in deze sector.  

  

Daarnaast is het goed om te kunnen constateren dat het gebruik van kritieke middelen over de gehele dierhouderij laag is en dat het gebruik van colistine verder is afgenomen. 

 

Resistentie in de dierhouderij (Nethmap-MARAN-rapportage 2024)  

In de jaarlijkse Nethmap-MARAN-rapportage7 worden het humane en het veterinaire antibioticumgebruik en de waargenomen antibioticaresistentie beschreven. Sinds 2009 worden jaarlijks normaal in de darm aanwezige bacteriën in landbouwhuisdieren gemonitord om een algemeen beeld van de voorkomende antibioticaresistentie in de dierhouderij te krijgen. Het resistentieniveau van indicator-bacterie E. coli in landbouwhuisdieren bleef in 2024 in de meeste diersectoren stabiel en vertoonde de afgelopen vijf jaar een dalende trend bij vleeskuikens. In 2024 is ook in de geitensector het resistentieniveau gemeten, dit was laag (vergelijkbaar met melkvee). De gegevens van 2024 geven aan dat de resistentie tegen extended-spectrum cefalosporines (ESC’s) in E. coli van melkvee wel verder is toegenomen en in vleeskalveren nog hoog is. Net als in voorgaande jaren is het resistentieniveau tegen fluorochinolonen in Campylobacter bacteriën bij mensen en pluimvee hoog ondanks een afname in gebruik. Dit wordt ook in andere Europese landen gezien, maar hier is nog geen verklaring voor. Colistine-resistentie blijft op een laag niveau aanwezig. Carbapenemase Producerende Enterobacteriën (CPE) werden eind 2024 voor het eerst aangetroffen in monsters van landbouwhuisdieren; op CPE wordt verderop in deze brief verder ingegaan. De rapportage benadrukt de noodzaak van voortdurende monitoring van antimicrobiële resistentie (AMR) bij landbouwhuisdieren. 

Nationaal Actieplan AMR 

De manier waarop de ministeries van LVVN, VWS en IenW AMR in Nederland de komende jaren willen terugdringen is beschreven in het Nederlands Actieplan AMR (hierna actieplan) dat op 16 mei 2024 aan uw Kamer is aangeboden8. Het leidende principe van het actieplan is de One Health benadering: een integrale benadering van de gezondheid van mens, dier, en omgeving in nauwe samenwerking tussen de verschillende betrokken disciplines. Het actieplan bestrijkt een periode van 2024-2030 en bevat acties om AMR tegen te gaan in de toekomst, zowel nationaal als internationaal. In het actieplan zijn ook acties opgenomen die bijdragen aan de verantwoorde inzet van veterinaire antibiotica. Enkele van deze acties, zoals de uitbreiding van de monitoring van gebruik van antibiotica in diersectoren worden uitgelicht in deze brief. Het actieplan bevat nog andere acties op veterinair gebied, zoals het faciliteren van de beroepsgroep dierenartsen om richtlijnen (door) te ontwikkelen voor verdere verfijning bij toepassing van antibiotica.  

Over de vorderingen van het actieplan in de volle breedte zult u in 2026 geïnformeerd worden. 

Uitbreiding monitoring antibioticumgebruik conform Europese diergeneesmiddelenverordening 

Het internationaal delen van gegevens over antibioticumgebruik is van belang om de effecten van beleid te kunnen zien en de noodzaak voor eventuele bijstellingen van beleid te kunnen beoordelen. De invoering van de Europese diergeneesmiddelenverordening9 verplicht lidstaten tot het uitbreiden en optimaliseren van de monitoring van het gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen. Samen met stakeholders en betrokken diersectoren wordt de komende jaren hard gewerkt aan de uitvoering van de verordening, waarbij de focus ligt op het toevoegen van diersectoren en de bouw van databanken.

 

CPE in veehouderij

CPE zijn bacteriën die resistent zijn tegen het antibioticum carbapenem. Deze resistentie is ongewenst omdat dit een van de laatste middelen is om ernstige infecties bij de mens te behandelen. Carbapenem wordt niet gebruikt bij dieren. In 2024 werd CPE voor het eerst in de reguliere monitoring gevonden in de veehouderij (vleeskuikens en een vleesvarken). Op de bewuste bedrijven is onderzoek uitgevoerd en daarbij werd CPE niet meer gevonden. De minister van VWS en ik hebben advies gevraagd aan het deskundigenberaad zoönosen (DB-Z), om het risico van deze bevindingen te duiden en aan te geven of er aanvullingen nodig zijn op monitoring, onderzoek of beleid. Het volledige advies van het DB-Z is als bijlage toegevoegd.  

Het DB-Z concludeert dat de cases duiden op incidentele bevindingen, mogelijk door spill-over vanuit de mens. CPE is niet gevestigd in de veestapel op de bedrijven en de bevindingen wijzen niet op een volksgezondheidsrisico. Het DB-Z geeft in antwoord op onze vraag naar de casusdefinitie aan dat het niet nodig is de eerder door het DB-Z gehanteerde casusdefinitie aan te passen. De casusdefinitie beschrijft de criteria die bepalen in welke categorie de gevonden CPE valt en hoe deze opgevolgd wordt. Hierbij wordt het door humane en veterinaire gezondheidsexperts opgestelde ‘onderzoeksprotocol CPE’ uit 2017 benut. Het is belangrijk is dat surveillance bij mens en dier op de huidige zorgvuldige manier wordt voortgezet in Nederland. Het advies van het DB-Z geeft aan dat het huidige beleid volstaat.

Begin november 2025 is er vanuit de reguliere AMR monitoring bij dieren een CPE aangetroffen op een melkveebedrijf. Bij het vervolgonderzoek op het bedrijf is geen CPE meer aangetroffen in de dieren of in de omgeving van de dieren.

 

Ionofore coccidiostatica 

Coccidiose is een veelvoorkomende darmziekte bij vleeskuikens die wordt veroorzaakt door een parasiet. Coccidiose kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen bij de dieren. Ionofore coccidiostatica zijn middelen om deze parasiet te bestrijden. Deze middelen zijn geen antibiotica, maar hebben wel een antibiotische werking. Onderzoek van Wageningen Food Safety Research laat een mogelijke link zien tussen het gebruik van ionofore coccidiostatica en het ontstaan van resistentie tegen antibiotica bij bacteriën. Het afgelopen jaar ben ik daarom twee onderzoeken bij WBVR gestart naar het gebruik van en resistentie tegen ionofore coccidiostatica in de pluimveehouderij om een beter beeld te krijgen van de relatie tussen het gebruik en het ontwikkelen van resistentie.  

De onderzoeken lopen tot 2027. Als de resultaten bekend zijn wordt vervolgbeleid bepaald.  

 

Overige internationale ontwikkelingen 

AMR is niet alleen voor Nederland, maar voor de hele wereld een probleem. AMR wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) één van de grootste bedreigingen van de volksgezondheid genoemd. Wereldwijd kunnen naar schatting 1,3 miljoen sterfgevallen per jaar in verband worden gebracht met infecties met resistente bacteriën. Resistentie van bacteriën tegen antibiotica kan overal ontstaan. Dat betekent dat het van groot belang is dit probleem ook internationaal aan te pakken. Zeker omdat bekend is dat het gebruik van antibiotica en het optreden van resistentie in andere delen van de wereld soms veel hoger ligt dan in Nederland. Nederland heeft zich daarom jaren sterkgemaakt om de aanpak van AMR hoog op de internationale agenda te krijgen en te houden. Gelukkig is er inmiddels internationaal veel aandacht voor. Zo werken de WHO, FAO, UNEP en de WOAH samen aan de implementatie van het mondiale actieplan tegen AMR.  

 

De Europese Commissie heeft als doel gesteld dat er in 2030 EU-breed een 50% afname in verkoop van antimicrobiële middelen moet zijn ten opzichte van 2018. In maart 2025 verscheen het eerste ESUAvet10-jaarrapport, gebaseerd op data uit 2023. Daarin zijn data verzameld over antimicrobiële middelen in de diergeneeskunde, met als doel de bestrijding van resistentie, het bevorderen van verantwoord gebruik, en het creëren van transparantie en onderbouwd beleid. Het rapport geeft een beeld van de verkoop en het gebruik van veterinaire antimicrobiële middelen in de EU lidstaten, IJsland en Noorwegen, en van de mate waarin de lidstaten monitoringsgegevens aanleveren. Het rapport geeft aan dat het doel van 50% reductie in 2030, in het jaar 2023 voor ongeveer de helft bereikt was. 

 

Nederland vindt het belangrijk dat kennis over de aanpak van AMR gedeeld wordt. In de tweede Joint Action on Antimicrobial Resistance and Healthcare-Associated Infections (JAMRAI-2) van de EU stimuleert de Minister van VWS samen met mij netwerkvorming, de implementatie van brede One Health strategieën, het delen van best practices en het opstellen of actualiseren van Nationale Actieplannen in alle EU-lidstaten. 

 

In het voorjaar van 2025 is in Nederland een audit uitgevoerd door de EU en de WHO over het beleid op het gebied van pandemische paraatheid en preventie. In deze audit is ook het AMR beleid bekeken. U hebt het rapport, met aanbevelingen om de aanpak verder te verbeteren, recent ontvangen11. U zult door de Minister van VWS worden bericht over de follow-up van de aanbevelingen. 

 

Tot slot 

Zowel het aanpassen van de veterinaire monitoring gegevens als de internationale aanpak van AMR vergen veel tijdsinzet van mijn ministerie en de capaciteit is beperkt. AMR is internationaal erkend als grensoverschrijdende en serieuze bedreiging voor de gezondheid en de verwachting is dat dit voorlopig stevig op de agenda blijft. Nederland zet zich hier toegewijd voor in, met de focus op zaken die verplicht zijn of die naar verwachting het meeste effect hebben. De aanpak van AMR blijft namelijk urgent. Samen met dierhouders, diersectoren, dierenartsen en kennisinstellingen werken we aan het verder terugdringen van het onnodig en onjuist gebruik.  

Ik zal u volgend jaar op de hoogte brengen van de stand van zaken aan de hand van nieuwe monitoringsgegevens.  

 

Hoogachtend,

Femke Marije Wiersma

Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur


  1. Kamerstukken 2023-2024, 32 793, nr.753.↩︎

  2. sda-rapport-met-brief---het-gebruik-van-antibiotica-bij-landbouwhuisdieren-in-2024-(def).pdf↩︎

  3. De sector bestaat uit een klein aantal bedrijven, waardoor fluctuaties (dalingen en stijgingen) meer zichtbaar zijn dan bij een grotere sector.↩︎

  4. Kamerstukken 2018–2019, 29 683, nr. 249↩︎

  5. Kamerstukken 2020-2021, 29 683, nr. 256.↩︎

  6. Kamerstukken 2022-2023, 29 683 nr. 1236↩︎

  7. De Nethmap-MARAN rapportage is een coproductie van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid en het Centrum voor Infectieziektebestrijding van het RIVM. https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2025-0122.pdf↩︎

  8. Kamerstukken 2023-2024, 32793 nr. 753↩︎

  9. EU 2019/6, van kracht sinds 28 januari 2022.↩︎

  10. European Sales and Use of Antimicrobials for Veterinary Medicine Working Group.↩︎

  11. Kamerstukken 2024-2025, 31 765, nr. 942.↩︎