Novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf (36855) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D52413, datum: 2025-12-15, bijgewerkt: 2025-12-16 10:31, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-15 10:00: Novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf (36855) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Asiel en Migratie heeft op 15 december 2025 overleg gevoerd met de heer Van Weel, minister van Asiel en Migratie, over:
het wetsvoorstel Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet) (novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf) (36855).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en
Migratie,
Vijlbrief
De griffier van de vaste commissie voor Asiel en Migratie,
Burger
Voorzitter: Michon-Derkzen
Griffier: Burger
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Boomsma, Bart van den Brink, Ceder, Diederik van Dijk, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Paternotte, Van der Plas, Rajkowski, Teunissen, Vondeling en Westerveld,
en de heer Van Weel, minister van Buitenlandse Zaken, minister van Asiel en Migratie.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Ik open hierbij dit wetgevingsoverleg. We zijn
hier vandaag met de vaste commissie voor Asiel en Migratie. We hebben
van 10.00 uur tot 17.00 uur; we gaan zien of dat nodig is. We bespreken
de novelle, geheten "aanpassing strafbaarstelling illegaal verblijf". Ik
heet de minister van harte welkom. Natuurlijk ook iedereen op de
publieke tribune en degenen die anderszins dit debat volgen van harte
welkom.
Het is een WGO. Dat betekent dat de leden vooraf een indicatieve
spreektijd hebben opgegeven, maar dat ze in principe niet aan een vaste
spreektijd zijn gebonden. Hetzelfde geldt voor interrupties. Om daar
iets van orde in aan te brengen, zou ik willen voorstellen om drie
interrupties in tweeën of zes losse vragen te doen. Dan kijken we of dat
voldoende is. Als het allemaal niet leidt tot een goed debat, dan kunnen
we het daarover hebben, maar ik zou dus willen beginnen met drie
interrupties of zes losse vragen. Dat gezegd hebbende: meneer
Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik kan me voorstellen dat je er bij zo'n wet, met zo'n maatschappelijke
discussie, met drie keer twee niet zo heel snel komt; dat zal natuurlijk
verschillen per persoon. Ik maak me een beetje zorgen om het volgende:
als we zeggen "daar beginnen we mee", dan denken mensen dat het
eigenlijk een beperking is die later wordt opgerekt, waardoor je een wat
gekke verhouding in het debat krijgt.
De voorzitter:
Dit is een klassieke reactie op het voorstel. Toch wil ik daarmee
beginnen, dus ik zou gewoon zeggen: zes vragen of drie interrupties in
tweeën. Dat is het uitgangspunt. Kijk, ik wil maar zeggen: ik snap ook
wel dat het een WGO is, maar je moet ergens van uitgaan. Daar zou ik dus
als startpunt van uit willen gaan, tenzij u dat in meerderheid anders
wil; dan ben ik natuurlijk als was in uw handen. Maar we moeten ergens
mee beginnen en daar zou ik mee willen beginnen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het eens met de heer Paternotte. Juist omdat dit zo'n groot
voorstel is, kan ik me ook voorstellen dat we meer vragen gaan
hebben.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De reden waarom we hier zitten, is dat er, ondanks dat deze wet al in de
Eerste Kamer ligt, een parlementaire blunder heeft plaatsgevonden. Dat
is door een combinatie van snelheid en andere factoren. Maar juist om
…
De voorzitter:
Wat is uw reactie op het voorstel van de heer Paternotte?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Juist om op dit punt een herhaling van zetten te voorkomen, zou ik ook
echt uitgebreid de tijd willen nemen. We hebben deze wet namelijk al een
keer behandeld en ik zou dat niet nog voor een derde keer willen
doen.
De voorzitter:
Daarmee zegt u dat u het voorstel van de heer Paternotte steunt. Ik kijk
naar anderen.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Uiteraard begrijp ik de wens om meer interrupties te plegen. Daarom heb
ik dat tijdens de plenaire behandeling van de asielwetten ook gesteund.
Wat er toen echter gebeurde, is dat sommige partijen meer dan 40
interrupties hebben gepleegd. Ik dacht "ik ben vrijgevig", maar op het
moment dat ik aan de beurt kwam met mijn vragen, werd ik daardoor
beperkt en heb ik maar een paar vragen kunnen stellen. Ik vind het dus
moeilijk als we het loslaten en dat dan betekent dat een paar partijen
heel veel vragen kunnen stellen en andere heel weinig. Misschien kunnen
we die drie in tweeën wat oprekken, maar bij de voorgaande
asieldebatten, toen ik vrijgevig was in het loslaten, heeft dat mijzelf
uiteindelijk benadeeld, dus tegen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Er hangt al zo'n zweem van onzorgvuldigheid rondom deze wetgeving, dus
ik zou willen voorstellen om het vrij te laten. Ik heb meerdere WGO's
gezien waarin dat prima ging. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij
de Kamerleden zelf om dat te handhaven.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat het voorstel van de heer Paternotte door een
aantal mensen wordt gesteund, maar nog niet door de meerderheid.
Misschien gaat mevrouw Van der Plas u helpen, meneer Paternotte.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil me aansluiten bij de woorden van mevrouw Rajkowski. Laten we een
beetje ruimte laten, maar ik heb ook debatten meegemaakt waarin er 40
interrupties waren van één persoon. Dat lijkt me een beetje te gek, dus
laten we het wel een klein beetje in de hand houden.
De voorzitter:
Dat is ook exact waarom ik een voorstel vooraf doe, om het een beetje in
de hand te houden zonder dat in beton te gieten, maar dat leidt dus tot
dit ordedebat.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Teunissen. Ik vind dat
snelheid het niet mag winnen van zorgvuldigheid, zeker niet ten aanzien
van wetgeving. Ik zou dus de ruimte willen houden voor een goed,
inhoudelijk debat, met de nodige interrupties.
De voorzitter:
Nou, goed. Dat gezegd hebbende blijven we bij de drie interrupties in
tweeën, wat niet in beton gegoten is, en geef ik het woord aan de heer
Ceder voor zijn bijdrage in de eerste termijn.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Is een kom soep uitdelen strafbaar? Dat is een
vraag die vele hulporganisaties en het parlement in Nederland al een
paar maanden bezighoudt. Het is ook een vraag die voortvloeit uit de wet
die een aantal maanden geleden is aangenomen: de
Asielnoodmaatregelenwet, die nu in de Eerste Kamer ligt. De Tweede Kamer
heeft de wens om de gevolgen van het aangenomen amendement van mevrouw
Vondeling niet in volle zin te laten uitkomen, namelijk de
gevolgtrekking dat hulpverleners ook strafbaar zouden zijn. Daarom is
minister Van Weel aan de slag gegaan met een novelle, waar ik hem
erkentelijk voor ben. Dat is de reden waarom we dit hier weer bespreken.
We bespreken niet de gehele Asielnoodmaatregelenwet, want die ligt in de
Eerste Kamer. De vraag die nu voorligt, is of de Kamer kan instemmen met
de novelle die minister Van Weel heeft voorbereid, waardoor er een
gewijzigd voorstel in de Eerste Kamer komt te liggen.
Voorzitter. Voor de fractie van de ChristenUnie zijn drie vragen van
belang: doet de novelle wat die zegt te doen, doet de strafbaarstelling
van illegaliteit wat die zegt te doen en doet het terugkeerbeleid an
sich wat het zegt te doen? Aan de hand van die drie lijnen zal ik
proberen een aantal vragen te stellen, mede omdat er nog veel
onduidelijkheid is, ondanks de beantwoording van de minister van een
flink aantal vragen.
Allereerst de vraag of de novelle doet wat die zegt. Een breed deel van
de Kamer wil niet dat hulp aan mensen zonder papieren strafbaar wordt.
Dat heeft zich als volgt geuit. Nadat het amendement was aangenomen,
gingen meerdere parlementariërs ervan uit dat het hulp niet strafbaar
stelde. Maar nadat onder andere de Raad van State en andere juristen
aangaven dat dat wel het geval was, hebben meerdere parlementariërs
aangegeven dat dat niet de bedoeling was en had mogen zijn. De
ChristenUnie heeft tegen het amendement-Vondeling gestemd, want voor ons
is een boete op medemenselijkheid of de strafbaarstelling van
medemenselijkheid onacceptabel. Minister Van Weel heeft getracht een
novelle voor te leggen waarin in principe wordt gesteld dat hulp aan
illegalen, aan mensen zonder papieren, niet meer strafbaar is of in
ieder geval niet op grond van dit artikel.
Voorzitter. Onze fractie, maar ook andere partijen, hebben hier wat
vragen over gesteld. Als je de wetstechniek induikt, blijven er een
aantal vragen leven bij de ChristenUnie. Die worden ook niet weggenomen
door de beantwoording van de vragen. Dat roept bij de ChristenUnie
alsnog de vraag op of de novelle doet wat die zegt. Ik zal een voorbeeld
geven. Tijdens een rondetafelgesprek trad onder andere de politie aan om
tekst en uitleg te geven over de impact van het wetsvoorstel. Ik stelde
de vraag: als er een rij staat van mensen zonder papieren om een kom
soep te krijgen, is het dan denkbaar dat iemand alsnog strafbaar wordt
gesteld als het gaat om een vreemdeling die een inreisverbod heeft? Je
kunt aan de voorkant immers niet weten of iemand strafbaar is op grond
van het artikel dat de minister nu in een novelle heeft neergelegd, op
grond van een inreisverbod of op grond van een ongewenstverklaring, die
overigens ook geamendeerd is tijdens de wetsbehandeling van het
Asielnoodmaatregelenpakket. De politie zei een beetje lachend: dat kan
iemand inderdaad niet weten.
Van het weekend hebben we ook brieven gehad van advocaten die aangeven
dat er een leemte zit in de wetgeving, namelijk het definiëren van een
criminele organisatie. Het gaat dan niet om een individu, maar om iemand
die deel is van een organisatie, die middelen en financiën krijgt om
iemand te helpen die strafbaar is. Zou je op grond daarvan ook strafbaar
gesteld kunnen worden? Mijn vraag aan de minister is of het klopt dat al
deze vormen er alsnog toe kunnen leiden dat hulpverleners strafbaar
gesteld kunnen worden. Mijn tweede vraag is als volgt. De minister zegt
dat hulpverleners niet strafbaar gesteld kunnen worden. Het vaststellen
daarvan vindt plaats door middel van een ontslag van rechtsvervolging.
Ze moeten dus wel door een procedure heen. Heel veel hulpverleners
willen gewoon hun werk doen. Die willen niet pas tijdens een procedure
aantonen of ze wel of niet strafbare feiten hebben gepleegd. Klopt mijn
veronderstelling dat als iemand een beroep doet op de uitzondering in de
novelle, diegene wel degelijk strafbaar is, maar er sprake is van een
strafuitsluitingsgrond, waardoor er ontslag van rechtsvervolging
plaatsvindt? Dat zou betekenen dat iemand wel voldaan heeft aan de
delictsomschrijving, maar dat er sprake is van een
strafuitsluitingsgrond.
Voorzitter. Deze zorgen blijven, niet alleen bij onze fractie, maar ook
bij flink wat hulpverleners, zo bleek de afgelopen dagen. Het kan niet
vastgesteld worden dat de novelle die er nu ligt, waterdicht is. Als dat
zo is, betekent dat dat de vraag waarmee ik begon, of een kom soep
strafbaar gesteld kan worden, niet volmondig met "nee" beantwoord kan
worden en dat de casus en de context wel degelijk uitmaken. In een
situatie waarin iemand een ongewenstverklaring heeft, is een kom soep
overigens wel degelijk strafbaar. Dat was het overigens al, maar daar
heeft volgens mij geen actief vervolgingsbeleid op plaatsgevonden.
De heer Boomsma (JA21):
Ik denk dat de heer Ceder er terecht op wijst dat het nog steeds
strafbaar zou kunnen zijn om hulp te bieden aan iemand die ongewenst is
verklaard of een inreisverbod heeft. Daar hebben anderen ook op gewezen.
Maar dat is toch al decennia het geval? Daar verandert dus helemaal niks
aan. Is hij er ook mee bekend dat juist is gebleken dat er nog nooit is
vervolgd en dat het risico in die zin wel heel erg denkbeeldig is?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tijdens een rondetafelgesprek is inderdaad aangegeven dat een persoon
die hulp verleent aan iemand met een ongewenstverklaring nu al strafbaar
is. Dat klopt ook. Dat is het al heel lang. Maar er zijn de afgelopen
maanden drie dingen gebeurd. Allereerst is de ongewenstverklaring
gewijzigd. We zitten hier nu vanwege de novelle ten aanzien van de
strafbaarstelling van illegaliteit, maar er zijn een paar maanden
geleden heel veel amendementen ingediend die het nieuws niet gehaald
hebben. Een daarvan is van mijn collega Rajkowski en mevrouw Van Zanten.
Dat heeft ervoor gezorgd dat de drempel voor ongewenstverklaring
aanzienlijk is verlaagd. Normaal gaat het om een celstraf van drie jaar
of meer; dat is verlaagd naar twee jaar of meer. Dan zou je kunnen
denken: wat maakt dat nu uit? Nou, best veel. Denk aan iemand die
uitgeprocedeerd is en bijvoorbeeld een diefstal pleegt, geweld pleegt of
haat zaait — eigenlijk alle dingen waarvan wij zeggen: dat moeten we in
Nederland niet normaal vinden. Dat vind ik ook. Die mensen konden
voorheen niet een ongewenstverklaring krijgen, maar als het
asielnoodmaatregelenpakket wordt aangenomen, kunnen zij die wel degelijk
krijgen. Als dat beleid uitgevoerd wordt, krijgen veel meer mensen in
dit land een ongewenstverklaring. Die drempel was eerst veel hoger dan
nu.
Het tweede is dat er nu geen sprake is van een actief vervolgingsbeleid
ten aanzien van die groep. Afgaande op de memorie van toelichting is het
de bedoeling — daarom heeft een meerderheid van de Kamer dit ook
aangenomen — dat mensen die aan de delictsomschrijving voldoen, actief
aangepakt worden. Als dat niet gebeurt, heeft deze wet geen meerwaarde.
Volgens mij willen de partijen die hiervoor gestemd hebben dat deze
specifieke groep ook actief vervolgd wordt. Anders dan de afgelopen
decennia, toen er geen actief vervolgingsbeleid was, gaat dat nu dus wel
plaatsvinden. Als je deze wet serieus neemt en gaat uitvoeren, kom je
dus in de volgende situatie. Stel dat bij het Leger des Heils twintig
mensen zitten, allemaal zonder papieren, waarvan de een strafbaar is op
grond van het voorstel dat we nu bespreken, en een of twee anderen
strafbaar zijn op grond van een ongewenstverklaring. Bij een aantal
mensen ben je dan wel degelijk vervolgbaar op het moment dat je hun hulp
biedt en bij een andere groep niet. Dit is dus een andere situatie dan
de situatie die zich in de decennia hiervoor heeft voorgedaan.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Boomsma.
De heer Boomsma (JA21):
Wat de heer Ceder zegt, klopt wel, maar de conclusie die hij daaraan
verbindt niet. Zelfs toen de drempel om een ongewenstverklaring te
krijgen nog veel hoger lag, en mensen dus veel meer op hun kerfstok
moesten hebben voordat ze ongewenst konden worden verklaard, werd hulp
aan die mensen niet vervolgd, hoewel het al wel strafbaar was. Het feit
dat die drempel nu wat omlaaggaat, betekent toch niet dat mensen eerder
zullen worden vervolgd voor het bieden van hulp? Er wordt
vervolgingsbeleid ingesteld, maar dat richt zich juist niet op mensen
die hulp bieden. Dat wordt hier juist besloten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Boomsma stelt — ik probeer zijn woorden even goed te
parafraseren — dat omdat voorheen niet is gebleken dat iemand die hulp
verleende aan mensen die zware misdrijven gepleegd hebben, als strafbaar
werd gezien, de kans groot is dat dat ook nu niet het geval is. Het
verschil is dat er nu geen actief vervolgingsbeleid is ten aanzien van
de hulpverleners — dat is de suggestie die u doet, maar dat gaan we niet
meer doen — maar wel ten aanzien van de mensen die geen papieren hebben,
uitgeprocedeerd zijn en terug kunnen. Stel dat je die groep in het Leger
des Heils hebt. Die groep heb je nu; die zijn nu niet strafbaar, maar
over een aantal maanden wel, als de Tweede en Eerste Kamer hiermee
instemmen. Stel dat je je specifiek op die groep zou willen richten. Ze
zijn allemaal strafbaar, sommigen op grond van een ongewenstverklaring
en sommigen op grond van het artikel waarover we het hebben. Als de
politie dan binnenkomt en vervolgens iemand aanhoudt, kan je niet
uitsluiten dat hulpverlening aan degenen die een ongewenstverklaring
hebben gekregen, wel degelijk strafbaar is. U zegt: het richt zich er
niet op. Dat is waar, maar volgens mij wil niemand dat hulpverleners
vervolgd worden. Alleen, wat wij hier aan het doen zijn, heeft dat wel
tot gevolg. We trekken nu namelijk een administratieve handeling, mensen
uitzetten, in het strafrecht. Een logische gevolgtrekking daarvan is dat
de hulp daaraan — denk aan medeplegen of iets anders — ook strafbaar is,
vooral omdat het een misdrijf is. Het is een consequentie van wat wij
doen door het nu vanuit het bestuursrecht naar het strafrechtelijke te
trekken. Die systematiek kunnen we niet buigen. We kunnen in dit geval
ook geen uitzondering maken, tenzij we al bij voorbaat weten dat het
wetsvoorstel dat we nu of later in stemming brengen, geen effectieve
optie is omdat het in de praktijk niet gehandhaafd zou kunnen worden
zoals we nu voor ogen hebben.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Uit het interruptiedebat met de heer Boomsma blijkt volgens
mij dat niet uitgesloten kan worden dat hulp strafbaar is. Dat staat los
van de vraag of dat toegepast gaat worden, want dat is een tweede. Dat
heeft namelijk te maken met het beleid. De minister kan wel een
aanwijzing geven, maar uiteindelijk is het aan het OM om daar een
zelfstandige keuze in te maken. Dan vervalt wel de opdracht die de Kamer
aan de minister gaf, namelijk om dat eruit te halen en hulp niet
strafbaar te maken. Dan is het niet minder aannemelijk, maar niet
strafbaar. Volgens mij heeft de minister, door de andere mogelijkheden
wel nog in stand te laten, daar niet helemaal aan voldaan. Ik ben
benieuwd naar de reactie van de minister daarop.
Uit het rondetafelgesprek en de vele brieven die we hebben gekregen na
het gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de politie —
denk ook aan brieven die we hebben ontvangen van de rechtspraak en de
advocatuur — blijkt dat de stevige stelling dat hulp nooit strafbaar is
niet onderbouwd kan worden; dat is in ieder geval onze stelling. Volgens
mij zou je alleen maar kunnen onderbouwen dat het niet waarschijnlijk is
of in ieder geval niet de intentie is. Dat is volgens mij iets anders.
Daar zou ik wel graag duidelijkheid over willen hebben, ook omdat er
veel hulpverleners in de zaal zitten of meekijken die zich daar de
afgelopen weken enorme zorgen over hebben gemaakt.
Voorzitter. Ik maak me er zorgen over of de novelle doet wat die zegt of
beoogt. Deze novelle is natuurlijk een uitvloeisel van een veel groter
amendement, dat ziet op strafbaarstelling van illegaliteit.
Strafbaarstelling van illegaliteit zat niet in het
noodmaatregelenpakket. Men was ook niet voornemens om het in het pakket
te zetten. Sterker nog, toen het voorstel van mevrouw Vondeling werd
geamendeerd, is dat ontraden door de minister. Het is dus een beetje gek
dat we hier zitten om te spreken over het aanpassen van een amendement
dat, als het aan minister Van Weel had gelegen, nooit tot een
meerderheid van stemmen had kunnen komen. In de beantwoording van de
vragen gaat het heel veel over de novelle, maar niet over de
strafbaarstelling van illegaliteit an sich. Maar ook die vraag zouden we
moeten stellen, want als de novelle het haalt, blijft de
strafbaarstelling van illegaliteit in het wetsvoorstel staan. Daar is
geen deugdelijke wettelijke procedure overheen gelaten. Uit de
beantwoording van de allereerste vraag blijkt ook dat er geen antwoord
kan worden gegeven op de vraag over hoeveel mensen we spreken. Als de
vraag wordt gesteld hoeveel celcapaciteit we hiervoor moeten reserveren,
kan daar geen antwoord op gegeven worden. Op de vraag wat het betekent
voor de jeugdzorg — volwassenen die hier zijn en aan het delict voldoen,
kunnen immers vastgezet worden en dat heeft automatisch gevolgen voor
schoolgaande kinderen — kan geen antwoord gegeven worden. Op de vraag
wat de impact is op het aantal beroepszaken en procedures en wat de
impact op de rechtspraak is, kan geen antwoord gegeven worden.
Voorzitter. Dit zijn serieuze uitvoeringsvragen waarvoor het juist
belangrijk is dat je aan de voorkant een ordentelijke wetsprocedure
hebt. Door dit nu in een amendement te gieten, het er niet over te
hebben en het slechts te hebben over de vraag of hulp strafbaar gesteld
moet worden of niet, gaan we voorbij aan de fundamentele vraag of er
überhaupt voldoende is nagedacht over de strafbaarstelling van
illegaliteit. Als ik naar de beantwoording van het ministerie kijk, zie
ik dat er gewoon nog te veel vragen liggen waar je logischerwijze een
antwoord op moet krijgen voordat je een wetsvoorstel ordentelijk met
elkaar kunt bespreken.
Ik zal mijn vragen daarom opnieuw stellen. Over hoeveel mensen spreken
we? Ik weet dat als we het in de Tweede Kamer hebben over illegalen, we
heel vaak denken dat het gaat om mensen met een asielverleden. Die groep
is er, maar de groep illegalen is een veel grotere. Ik heb familieleden
die na de onafhankelijkheid van Suriname in de knel zijn gekomen en heel
lang geen papieren hebben gehad. Er zijn schoolgaande kinderen die hier
geboren en getogen zijn en die nooit een asielverleden hebben gehad,
maar die door verschillende omstandigheden in Nederland wonen,
Nederlands spreken en Nederlandse vrienden hebben. Er zijn hier mensen
die uit een land komen dat na de val van de Sovjet-Unie niet eens meer
bestaat en die op welke wijze dan ook altijd hun weg hebben weten te
vinden hier in Nederland. Het gaat dus niet alleen maar om mensen met
een asielverleden; het gaat om een veel grotere groep. Mijn simpele
vraag luidt als volgt. Als wij strafbaarstelling loslaten op deze groep,
om hoeveel mensen gaat het dan? Een paar weken geleden kon het
ministerie hier nog geen antwoord op geven, maar ik hoop dat de minister
dat nu wel kan, want het lijkt me relevant om te weten wat de omvang van
deze groep is. Dat is een van mijn vragen.
Ook de volgende vraag lijkt me relevant. Als deze mensen van een delict
worden beschuldigd, hebben zij recht op een advocaat. Een advocaat kan
iemand bijstaan en als er een vonnis is ook in beroep gaan. Hoeveel
extra capaciteit wordt er verwacht bij de rechters en de rechtspraak en
aan hoeveel rechtszaken denken wij? Dat lijkt mij een zeer relevante
vraag, ook al omdat we niet willen dat dit ten koste gaat van andere
rechtszaken.
Dan een andere vraag. Als mensen op grond van strafbaarstelling
illegaliteit vervolgd worden en schoolgaande kinderen hebben, zorgt dat
ervoor dat Veilig Thuis in actie dient te komen, dat de scholen er iets
van moeten vinden en dat de jeugdbescherming in actie moet komen. Als
beide ouders vast komen te zitten, zal zo'n kind uit huis geplaatst
moeten worden. Ik begreep toen ik mijn vragen stelde dat er nog met geen
van deze partijen was gesproken. Dat lijkt me echter wel relevant, ook
gezien het VN-Kinderrechtenverdrag. Wat denkt de minister van JenV, die
ook verantwoordelijk is voor de jeugdbeschermingsketen — de informatie
zou dus bekend moeten zijn op het ministerie — dat de impact zal zijn op
de capaciteit van die keten? We weten nu al dat die keten al totaal en
totaal vastloopt; we hebben twee weken geleden nog een door mevrouw
Westerveld aangevraagd debat hierover gehad. Wat is de impact op die
capaciteit?
Een andere vraag die ik zou willen stellen, is wat dit betekent voor de
advocaten die toegevoegd zouden moeten worden. Welke extra kosten
betekent dat? Ook daar heb ik weinig over vernomen.
Tot slot, voorzitter. Dit is het belangrijkste op het tweede punt. Doet
dit amendement wat het zegt dat het doet? Er leven veel mensen die
redeneren vanuit het idee dat het heel logisch zou moeten zijn om de
strafbaarstelling van illegaliteit door te voeren omdat mensen het land
uit moeten. Ik vind, onze fractie vindt, dat wanneer iemand de
asielprocedure heeft doorlopen en geen recht heeft om hier te blijven,
we er alles aan moeten doen om te zorgen dat die persoon terugkeert. Dat
hoort bij een fatsoenlijk, goed en houdbaar migratie- en asielstelsel.
Daar ben ik het mee eens. Maar dat doet deze wet natuurlijk niet. Deze
wet zet mensen niet sneller uit. Deze wet zet mensen die hier niet meer
horen te zijn überhaupt niet uit.
Wat deze wet wel doet — dat is ook bevestigd door de politie en door
anderen die bij het rondetafelgesprek waren — is zorgen dat je, als je
aan het delict voldoet en er wordt geprocedeerd, een celstraf krijgt, op
Nederlandse grond, in een Nederlandse cel. Die straf zit je uit in
Nederland. Vervolgens word je vrijgelaten in Nederland. Vervolgens ben
je alsnog illegaal in Nederland, waardoor je opnieuw opgepakt wordt in
Nederland en weer vastgezet wordt in Nederland om je straf in Nederland
uit te zitten. Er zit geen enkele andere dynamiek of ander mechanisme in
ten opzichte van de wetsmaatregelen die we nu al hebben, zodat als dit
aangenomen wordt, we meer instrumentarium hebben om mensen sneller uit
te zetten. Mijn vraag aan de minister is of dat klopt, en of het enige
argument is dat het waarschijnlijk afschrikwekkend werkt en dat mensen
die vastzitten waarschijnlijk vrijwillig zouden willen vertrekken, maar
dat er verder geen enkel ander mechanisme in zit.
Als dit waar is, denk ik dat we wel een probleem hebben. Dan oogt het
alsof het parlement en de minister bereid zijn om de uitvoering van heel
veel belangrijke ketens mogelijk vast te laten lopen zodat er een stap
gezet wordt richting een wet die niet doet wat wij, volgens mij,
allemaal zouden willen dat die doet, namelijk zorgen dat mensen uitgezet
kunnen worden. Mijn vraag is of dat klopt. Dat was mijn vraag ten
aanzien van het tweede punt.
Voorzitter. Dan ten aanzien van het derde punt. Dat gaat over mensen die
terug moeten en terugkeren. De grootste bottleneck is de vraag waarom
mensen niet teruggaan, of in ieder geval waarom de overheid te weinig
handvatten heeft om mensen terug te sturen. Dat is omdat landen heel
vaak de mensen niet terugnemen. Dat is vaak waarom mensen niet
teruggestuurd kunnen worden; anders kan iemand wél teruggestuurd worden.
Mijn vraag gaat over de motie-Ceder waarin wij vroegen om bijvoorbeeld
strengere maatregelen tegen Marokko te nemen. Daarvan weten wij dat een
groot deel van de mensen die in Nederland uitgeprocedeerd is en terug
zou moeten, niet terug kan of gaat omdat Marokko hen vaak tegenhoudt of
niet de nodige papieren verstrekt. Hoever zijn we daarmee? Wat is de
houding ten opzichte van deze landen?
Voorzitter. Ik was afgelopen week in Utrecht bij het bollendak. Het is
ook zo dat een deel van mensen die uitgeprocedeerd zijn of hier zijn
zonder papieren en zonder uitzicht, overlastgevers zijn. Ik ben rond
gaan lopen, daar op het station. Ik heb gezien en gehoord dat er gewoon
een groep is die het verpest voor de rest. Overigens is mij verteld dat
het om 3% gaat van de mensen die bijvoorbeeld in een COA zitten. Dat is
een relatief klein getal, maar ook voor de groep die nu in een procedure
zit, zou je wat stevigere handvatten moeten hebben om ze aan te kunnen
pakken. Mijn vraag is daarom de volgende. Ik krijg te horen dat op het
moment dat een overlastgever, zoals ik dat even noem, in een bepaalde
stad iets uithaalt, een COA-locatie daar niet altijd gelijk melding van
krijgt, omdat er sprake is van een gebrek aan gegevensdeling. Dat lijkt
mij onbestaanbaar. Ik denk dat we ineffectief beleid voeren met elkaar
als een COA niet weet wat iemand buiten het terrein doet en dus ook niet
de juiste maatregelen kan nemen. Mijn vraag is dus of de minister dit
erkent en bereid is om die gegevensdeling tussen de verantwoordelijke
stakeholders, de politie, de COA's en gemeenten, met elkaar mogelijk te
maken en ervoor te zorgen dat we die stap met elkaar kunnen nemen.
Voorzitter, ik ga richting een afronding. Ik heb heel wat vragen
gesteld. Ik denk dat andere collega's nog soortgelijke of aanvullende
vragen hebben.
Tot slot een specifieke groep. Een paar weken geleden bleek uit het
Dreigingsbeeld Terrorisme dat er een groep mensen in Nederland is van
wie het Nederlanderschap is ingetrokken omdat zij verdacht worden van of
veroordeeld zijn voor terrorisme. Doordat het Nederlanderschap van deze
groep is ingetrokken, is er geen zicht meer op. Een deel van die groep
bevindt zich in Nederland. Mijn vraag is als volgt: als we met elkaar
willen dat mensen vertrekken die hier niet thuishoren, zeker degenen die
ofwel criminele delicten plegen ofwel overlast geven, moet de prioriteit
dan niet deze specifieke groep zijn, en moeten we daar dan ook niet het
merendeel van de capaciteit op zetten? Dat is namelijk een kwestie van
nationale veiligheid en van nationaal belang.
Tot slot, voorzitter. Door het amendement van mevrouw Rajkowski en
mevrouw Van Zanten is de ongewenstverklaring "toegankelijker" geworden;
zo noem ik het even. Veel meer mensen kunnen een ongewenstverklaring
opgespeld krijgen als ze veroordeeld zijn voor een delict waar twee jaar
of meer op staat. Nogmaals, spugen op een buschauffeur, haatzaaien en
diefstal vallen inmiddels in ieder geval onder die kwalificatie; dat
geldt eigenlijk voor alle voorbeelden waarvan wij allemaal voelen: dit
moet je niet belonen. Dan heb ik in het kader van doelmatigheid een
vraag over deze novelle. Gelet op de toevoeging van de minister dat die
zich specifiek richt op overlastgevers die uitgeprocedeerd zijn, wat is
dan de meerwaarde van dit wetsvoorstel ten aanzien van de
ongewenstverklaringen? Dankzij mevrouw Rajkowski lijken die
ongewenstverklaringen namelijk dezelfde groep te bedienen, terwijl die
veel meer binnen het strafrechtelijke uniforme stelsel passen.
Voorzitter, volgens mij is mijn tijd voorbij, dus daar wil ik het
voorlopig bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Ceder. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw
Rajkowski. Zij spreekt namens de VVD. Mevrouw Rajkowski, aan u het
woord.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. De VVD staat voor een sterke rechtsstaat, een
rechtsstaat die mensenrechten beschermt, maar ook grenzen stelt. Juist
dat onderscheid maakt goed beleid mogelijk. Precies daarom spreken wij
vandaag over deze novelle.
Voorzitter. De feiten zijn namelijk helder. De afgelopen jaren moesten
jaarlijks tienduizenden mensen Nederland verlaten omdat zij geen
verblijfsrecht hadden. Tegelijkertijd verblijven naar schatting 60.000
mensen ongedocumenteerd in ons land. Het zijn geen abstracte cijfers;
dat zijn mensen die zich vaak aan het zicht van de overheid onttrekken,
kwetsbaar zijn voor uitbuiting, dakloos raken en verdwijnen. Dit is
slecht voor henzelf, maar ook voor onze samenleving.
Dan naar de strafbaarstelling van illegaal verblijf. Voor de VVD is dit
geen doel op zich, maar is het een sluitstuk van het asielbeleid, net
zoals in Europees verband de Terugkeerrichtlijn het sluitstuk vormt van
het Migratiepact. Het gaat om grip. Het gaat om terugkeer. Het gaat om
grip op handhaving. Daarmee kun je ruimte creëren voor de mensen die wél
recht hebben op bescherming.
Dan is de vraag: wat voert strafbaarstelling toe ten opzichte van
bestaande instrumenten? Die vraag nemen we serieus. Die is ook te
beantwoorden. Het antwoord is namelijk dat de huidige instrumenten
noodzakelijk, maar niet toereikend zijn. Een inreisverbod is bedoeld
voor derdelanders; dat kan pas worden opgelegd nadat een
terugkeerbesluit is genomen, en in veel gevallen pas nadat iemand
daadwerkelijk de Europese Unie heeft verlaten en opnieuw is ingereisd.
Dat betekent dat iemand die nooit vertrokken is, zich structureel kan
onttrekken aan het toezicht in Nederland en buiten bereik blijft van het
inreisverbod. De ongewenstverklaring kent bovendien een hoge drempel en
is vooral bedoeld voor openbare-ordeproblematiek en voor mensen die
strafbare feiten hebben gepleegd.
De strafbaarstelling van illegaliteit vult precies dat gat. Die maakt
het mogelijk om op te treden tegen de meerderjarige vreemdelingen die
weten dat zij geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland en niet
meewerken aan terugkeer terwijl ze wel kunnen terugkeren. Voor die groep
is er nog geen zwaar instrument is en zou een ongewenstverklaring ook
buitenproportioneel zijn. Denk aan situaties waarin iemand herhaaldelijk
afspraken met de DTenV frustreert en geen nieuwe feiten aanvoert, maar
ook niet vertrekt. Bestuursrechtelijk zijn alle middelen dan uitgeput,
terwijl er strafrechtelijk nog geen haakje bestond. Met deze
strafbaarstelling ontstaat dat haakje wel, zonder dat je het zware
regime van die openbare-ordemaatregelen hoeft toe te passen.
De Raad van State heeft ook een aantal alternatieven genoemd: maak er
een overtreding van, of werk met een open strafuitsluitingsgrond. Maar
ook daar is de VVD geen voorstander van, want een overtreding zonder
reële sanctie mist haar werking. Want kan of gaat een vreemdeling die
hier mag zijn daadwerkelijk een geldboete betalen? Ik vraag het me
af.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mevrouw Rajkowski stelt dat de novelle zal zien op mensen die
uitgeprocedeerd zijn en niet terug willen. Wat is het verschil met
bijvoorbeeld de ongewenstverklaring, waarbij je overigens niet eerst
Nederland of de EU hoeft te verlaten om vastgezet te worden? Daar zit
wel een crux van het probleem. Minister Van Weel geeft juist aan dat de
toepassing veel scherper gedefinieerd zou moeten worden richting het OM,
met name met betrekking tot de groep overlastgevers. Als je
uitgeprocedeerd bent, maar niemand last van je heeft, zou het OM,
volgens de aanwijzing van minister Van Weel, zich juist niet op deze
casus moeten richten. Maar voor de VVD is dat klaarblijkelijk wel de
bedoeling. Wat is nou de kern van het probleem? Dit wetsvoorstel is heel
open. Volgens de toelichting van mevrouw Vondeling zou hulp zelfs
strafbaar gesteld moeten worden. We doen alsof dat er niet in staat. We
doen ook alsof we het niet gaan toepassen op eenieder, want we gaan het
versmallen. Maar mevrouw Rajkowski verruimt het nu al, nog voordat de
novelle is aangenomen. Mijn vraag is of het klopt dat minister Van Weel
de wet specifiek wil richten op overlastgevers. Zo ja, wil de VVD dat
ook? Zo ja, is de VVD het ermee eens dat er geen of nauwelijks verschil
zit tussen de ongewenstverklaring en de toepassing hiervan?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Gezien de schaarste aan capaciteit en middelen, onder andere bij de
politie, maar ook bij de rechtspraak, snap ik deze toespitsing. Maar
mocht dat in de toekomst veranderen, dan kan de strafbaarstelling
illegaliteit ook gaan gelden voor arbeidsmigranten die zich hier niet
gedragen. Het lijkt mij dus juist heel goed dat die breder ingezet kan
worden. Voor mij is deze novelle klip-en-klaar. Ik zal daar zo nog even
op terugkomen. Ik ben blij dat deze novelle er nu ligt. Eigenlijk worden
er maar elf woorden veranderd: deelnemen aan dit misdrijf, anders dan
als pleger, is niet strafbaar. Voor mij is dit heel helder. Ik maak me
er dus ook geen zorgen over dat hulpverleners … Ik hoop dat de minister
dat straks kan bevestigen. Het lijkt mij zeer onwenselijk dat
hulpverleners strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Ceder. Misschien kan uw vraagstelling iets
beknopter, meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. De aap komt uit de mouw. Dit is precies waarom je dit
niet zou moeten willen. De minister stelt dat het zich richt op
overlastgevers die uitgeprocedeerd zijn. Ook ik denk: als een
overlastgever uitgeprocedeerd is, mag je wat hardere maatregelen
treffen. Maar mevrouw Rajkowski stelt: als er een andere minister is, of
er een andere wind waait, kan op grond van dit wetsvoorstel een persoon
die hier al 30 jaar is, uit de Filipijnen, Ghana of Brazilië is gekomen
en geen vlieg kwaad doet, op dezelfde manier strafrechtelijk behandeld
worden. Dat is de reikwijdte van het wetsvoorstel. De memorie van
toelichting is bij de gratie van de minister, in dit geval Van Weel,
maar de VVD sorteert al voor op een situatie in de toekomst die er
anders uitziet. Mijn vraag is of de VVD, als we de novelle aannemen,
zich niet blijvend zal richten op uitgeprocedeerde overlastgevers, maar
een haakje ziet om dat, indien daar een noodzaak voor is, veel ruimer te
interpreteren.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Uiteindelijk gaat strafbaarstelling illegaliteit over mensen die de
asielprocedure hebben doorlopen en waarvan geconcludeerd is: zij kunnen
terug. Dat betekent dat zij ... U gaf net in uw spreektekst een
voorbeeld. U zei: stel, een land bestaat niet meer. Dan kan je ook niet
terug. Dan kan je dus ook niet als illegaal worden bestempeld. De mensen
waar we het over hebben, kunnen terug, maar willen niet terug, en werken
niet mee. Ze moeten bovendien ook nog meerderjarig zijn. Als dat de
criteria zijn om illegaliteit strafbaar te stellen, en als hulpverlening
wordt uitgesloten van die strafbaarstelling, zie ik dat inderdaad als
een sluitstuk van het complete asielbeleid. Mensen die niet terug
kunnen, maar wel meewerken ... Er moeten altijd redenen zijn om mensen
niet te vervolgen. Er is ook humanitair verblijfsrecht. Als je buiten je
eigen schuld niet terug kan keren, mag je gewoon tijdelijk hier
verblijven. Al dit soort dingen zijn dus al netjes geregeld in
Nederland, mede door internationaal en Europees recht.
De voorzitter:
De heer Ceder heeft nog een vervolgvraag hierop.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is nou de denkfout die ik in mijn bijdrage probeerde aan te stippen.
In de Kamer denken wij dat de strafbaarstelling van illegaliteit zich
richt op uitgeprocedeerde asielzoekers. Het één is waar.
Uitgeprocedeerde asielzoekers zijn illegaal of hebben onrechtmatige
papieren. Maar het andere is niet per se waar. Mensen die geen papieren
hebben, zijn namelijk niet per se uitgeprocedeerde illegalen of
uitgeprocedeerde asielzoekers. In de logica van mevrouw Rajkowski zorgt
deze wet ervoor dat de mensen die in een asielprocedure hebben gezeten,
dan uiteindelijk ook weer terug kunnen. Het biedt echter geen antwoord
op die andere mensen. Ik denk dat dit een grotere groep is. Het
ministerie heeft geen cijfers. Ik heb ooit voorgesteld om daar een keer
onderzoek naar te doen. Daar werd wat moeilijk over gedaan. Onderzoek
het nou een keer. Dan blijkt dat er een veel grotere groep is die
geraakt wordt door deze wet. De VVD lijkt geen oog te hebben voor wat de
impact daarvan is. Mijn vraag is dus of deze wet volgens de VVD ook
inzetbaar is voor mensen die nooit in een asielprocedure hebben gezeten.
Die heb je. Er zijn kinderen die hier op school zitten, die hier geboren
en getogen zijn, geen papieren hebben en die zodra ze 18 worden op grond
van het wetsartikel — daar zit geen uitzondering in — strafbaar zijn en
dus ook door het regime moeten. Is die groep volgens de VVD op grond van
dit wetsartikel dan ook strafbaar?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee. Nee, zeker niet. Neem bijvoorbeeld die kinderen. Op het moment dat
kinderen hier geboren worden, zijn zij Nederlands en volgens het
Chavez-arrest mogen de ouders hier dan uiteindelijk ook verblijven. Dus
dit zijn allemaal verhalen; zo werkt dat gewoon niet. De
strafbaarstelling van illegaliteit gaat over het volgende. Je hebt in
een procedure gezeten. Die is helemaal doorlopen. Je kan terugkeren,
maar je wilt niet terugkeren en je bent meerderjarig. Als die stappen
doorlopen zijn, is het volgens mij heel duidelijk. Als hierover
onduidelijkheid blijft bestaan, kunnen we straks altijd aan de minister
vragen hoe hij dat ziet, maar dit is hoe ik de memorie van toelichting
heb gelezen en die is duidelijk; ik heb hier geen vraagtekens bij.
De voorzitter:
Meneer Ceder, dit is uw vierde interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is best belangrijk. Ik snap dat we voor het kerstreces hierover
willen stemmen, maar het is juist belangrijk om de wetssystematiek goed
te kunnen doorgronden. Het wetsartikel van mevrouw Vondeling van de PVV
stelt dat de volgende mensen strafbaar zijn: de meerderjarige
vreemdeling die in Nederland verblijft, terwijl hij of zij ernstige
reden heeft te vermoeden dat verblijf niet rechtmatig is. Die wordt
gestraft met gevangenisstraf. Hier staat niet in dat dit zich beperkt
tot mensen met een asielverleden. Ik snap dus dat dit de categorie is
waar de VVD zich op richt, maar hieronder vallen de genoemde kinderen
die hier geboren zijn en die op een dag 18 worden; die zijn volgens dit
wetsvoorstel per direct strafbaar. Het gaat om mensen die uit Suriname
zijn gekomen na 1975, die nog nooit in aanraking zijn gekomen met de
politie en die strafbaar zijn. Het gaat om senioren die hier zijn om
welke reden dan ook. Ik denk dat het ook belangrijk is dat de mensen die
kijken een beeld hebben van waarover we het hebben. Mijn vraag is of
mevrouw Rajkowski erkent dat als dit wetsvoorstel, waarover wij over een
paar dagen gaan stemmen, aangenomen wordt, het niet alleen om ieder
persoon met een asielprocedure gaat, maar ook om personen zonder
asielprocedure, en dat die op het moment dat die 18 worden allemaal
strafbaar zijn én dus mogelijk ook een gevangenisstraf kunnen
krijgen.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee. Nogmaals, nee het is niet mijn indruk dat het voor deze mensen gaat
gelden, maar als mijn collega van de ChristenUnie hier duidelijkheid
over wil krijgen, zodat hij eventueel wel voor deze novelle kan stemmen,
dan hoor ik graag straks de reactie van de minister hierop. Voor mij was
het heel duidelijk dat het niet over deze groep gaat.
De voorzitter:
Op dit punt is er ook een interruptie van mevrouw Westerveld. Ik heb
gezien dat de heer Paternotte een interruptie heeft en ik zie dat dat
ook geldt voor mevrouw Teunissen. Eerst mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij doet mevrouw Rajkowski aan wensdenken en wordt haar lezing
niet gedeeld door gerenommeerde advocatenkantoren, die waarschuwen voor
de gevolgen van deze wet. Ook artsen hebben ons een brief gestuurd. Dat
geldt ook voor hulporganisaties, mensenrechtenadvocaten en rechters. Ook
de politie en de uitvoering geven aan dat dit geen goed idee is. De VNG
geeft aan: dit is geen goed idee, want dit ontwricht de samenleving.
Mijn vraag aan mevrouw Rajkowski is dus waar zij dan op baseert dat haar
lezing wel klopt en dat die van al die organisatie die ik net noemde —
dat zijn diegenen die het moeten uitvoeren, diegenen die onze gemeenten
draaiende houden, diegenen die onze samenleving draaiende houden — niet
klopt?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik ga niks afdoen aan de zorgen die de uitvoeringsorganisaties hebben,
in die zin dat het natuurlijk belangrijk is om goed naar die zorgen te
luisteren. In de beantwoording van alle vragen die we hebben gesteld,
wordt daar ook gewoon heel goed rekening mee gehouden. Misschien kan het
verstandig zijn om op een gegeven moment te gaan evalueren of dit soort
problemen zich inderdaad voordoen, maar nogmaals, de betreffende tekst
van de novelle is elf woorden lang en daarin staat gewoon heel
duidelijk: deelnemen aan dit misdrijf, anders dan als pleger, is niet
strafbaar. Dus voor mij kan het niet duidelijker omschreven zijn dat
hulp niet strafbaar is.
Tijdens de rondetafel bleek ook dat het gaat om mensen met bijvoorbeeld
een ongewenstverklaring of inreisverbod. Dat zijn geen lieverdjes; dat
zijn mensen die zich zwaar misdragen hebben hier in Nederland. Hulp aan
die mensen is sinds 1881 strafbaar. Daarvan gaven de VNG en de politie
aan dat er inderdaad geen verstoringen van de openbare orde of
vervolgingen door geweest zijn. Deze novelle regelt iets wat nog veel
lichter is dan dat. Hulp wordt namelijk helemaal uitgezonderd. Ik denk
dat het altijd goed is … Ik weet dat dit onderwerp zeer gevoelig ligt en
heel veel kanten heeft, van emoties tot juridisch en uitvoering. Daar
moeten we goed naar kijken. Dat moeten we goed wegen. Als ik naar de
feiten kijk, dan zie ik geen reden voor deze zorgen. Maar nogmaals, ik
heb wel gezien dat deze zorgen bij sommige mensen bestaan. Dan lijkt dit
me het moment om dat met elkaar te ontkrachten, straks ook in een
interruptiedebat met de minister, want ook voor de VVD is het zeer
onwenselijk dat er ook maar enige twijfel over zou bestaan of straks
bijvoorbeeld iemand van het Leger des Heils strafbaar zou kunnen worden
gesteld omdat die persoon hulp verleent aan iemand in nood. Dat kan niet
de bedoeling zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik weet wat de lezing van de VVD is, maar dit is natuurlijk geen
antwoord op mijn vraag. Kijk bijvoorbeeld naar de antwoorden in het
schriftelijk overleg, waarin wij aan de minister vroegen om deze wet nou
eens te onderbouwen. Ik zag nul cijfers, nul concrete redenen waarom
deze wet een goed idee zou zijn. Dan lees ik de brieven van de
verschillende organisaties. Ik heb natuurlijk ook in het
rondetafelgesprek hier gezeten. Ik lees die stukken, die ook de
afgelopen dagen naar ons kwamen. Daarin zeggen al die organisaties … Ik
noemde ze net allemaal op; ik kan nog wel even doorgaan. Er kwamen
honderden, 600, reacties op de internetconsultatie, overwegend negatief.
Waarom zouden al deze clubs, die onze samenleving draaiende houden en
verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en voor het bijstaan van mensen
in de rechtspraak, nou allemaal ongelijk hebben en de VVD niet?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik zeg niet dat ze ongelijk hebben. Ik zeg dat wij, ook als
medewetgever, de verantwoordelijkheid hebben om nu met elkaar uit te
leggen dat de wet zo niet bedoeld is als het gaat om de zorgen over de
strafbaarheid van hulpverlening. Ik zie het zo ook niet staan. Het feit
dat die zorgen er zijn, zie ik als een aanleiding om die hier nu weg te
gaan nemen, want deze zorgen mogen niet bestaan. Ik kan wel weer in
herhaling gaan vallen. Ik heb net in mijn spreektekst volgens mij ook
heel duidelijk aangegeven wat het verschil is tussen een inreisverbod en
een ongewenstverklaring … Het een is een Europees instrument; het ander
is een nationaal instrument. Eentje gaat over handhaving; het andere is
meer een migratierechtelijk instrument. Dat gaat over mensen die zich
hier misdragen hebben. Dit gaat over moordenaars, over terroristen. Dat
zijn toch hele andere mensen dan de mensen over wie je het hebt bij de
strafbaarstelling van illegaliteit? Dat zijn mensen die te horen hebben
gekregen dat ze hier niet mogen zijn, die meerderjarig zijn en terug
kunnen, maar niet mee willen werken aan vertrek. Dat is voor mij een
hele andere groep, al zou er overlap in kunnen zitten. Ik zie dit gewoon
als een sluitstuk van het asielbeleid.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld met nog een vervolgvraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, want er wordt omheen gedraaid. Niemand wil dat mensen die crimineel
zijn ongestraft in dit land kunnen blijven. Dat is helemaal niet het
punt hier. Het punt is dat ontzettend veel organisaties — dat zijn niet
de minste organisaties; zij houden het land draaiende — waarschuwen voor
de gevolgen. Maar in de wet blijft staan: "deelname aan dit misdrijf".
Mevrouw Rajkowski las het net voor. Verschillende gerenommeerde
advocatenkantoren geven aan wat de gevolgen kunnen zijn als dat zo in de
wet blijft staan. Ook hulporganisaties geven aan dat het een
afschrikwekkend effect heeft. De VNG noemt het "ontwrichtend". Dan kan
je toch niet zeggen dat deze wet een goed idee is en dat je iedereen
geruststelt? De feiten zijn dan toch dat dit in ieder geval zorgt voor
heel veel onrust bij heel veel organisaties en bij heel veel mensen die
gewoon hun werk willen doen? Dat is dan toch een feit, lijkt me?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nogmaals, op het moment dat wij in een rondetafel vragen om voorbeelden
van de ontwrichting die tussen 1881 en nu heeft plaatsgevonden, dan
wordt daar geen enkel antwoord op gegeven. Er is gezegd: dat hebben wij
niet gezien, wij hebben daar geen voorbeelden van, daar is niet op
vervolgd. Dat ging nog over de strafbaarstelling van hulp. Dit gaat om
het uitsluiten van strafbaarstelling van hulp. Ik denk niet dat ik mijn
collega Westerveld ga overtuigen op dit onderwerp, maar voor ons is het
wel belangrijk dat dit een misdrijf blijft. Want op het moment dat we
het gaat hebben over een geldboete, zie ik, heel eerlijk, in de praktijk
niet gebeuren dat deze geldboete betaald kan of gaat worden. Dan
ontbreekt weer dat sluitstuk. Bestuursrechtelijk zien we heel vaak dat
het hele proces is doorlopen, en dat we dan nog een strafrechtelijk
haakje missen. Dat is voor mij het sluitstuk van de strafbaarstelling
illegaliteit.
De heer Paternotte (D66):
Als ik het goed begrijp, zegt de VVD: dit gaat eigenlijk over mensen die
hun terugkeer frustreren en overlast veroorzaken; het gaat hier niet
over allen die hier zonder papieren in Nederland verblijven. Waarom
staat dat dan niet in de wet?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Voor mij staat dit heel duidelijk in de memorie van toelichting
uitgelegd. Dat element van overlast is juist het verschil. Overlast gaat
over mensen die ongewenst zijn verklaard of die een inreisverbod hebben.
Strafbaarstelling illegaliteit gaat in de basis om mensen die … Nou, dan
ga ik het nog een keer herhalen: dat gaat niet per se om mensen die
overlast veroorzaken, maar om mensen die kunnen vertrekken maar niet
meewerken aan vertrek. Dus het hoeven niet dezelfde mensen te zijn als
de mensen met een ongewenstverklaring of inreisverbod, want dat vind ik
wel weer een buitenproportioneel instrumenten ten opzichte
hiervan.
De voorzitter:
Leidt dat tot een vervolgvraag van de heer Paternotte?
De heer Paternotte (D66):
Ja. De VVD zegt dat het in de toelichting staat, maar dat is niet de
wet. De toelichting is een toelichting, maar de wet is waar we in
Nederland uiteindelijk mee werken, niet de toelichting. Dat is ook wat
de Nederlandse orde van advocaten zegt: kennelijk is het de bedoeling
dat het gaat om een bepaalde groep vreemdelingen, maar dat zou dan
moeten blijken uit de wetstekst. De Raad van State zegt: de tekst van de
strafbaarstelling is niet tot deze gevallen — die mevrouw Rajkowski
noemt —beperkt. De Raad voor de rechtspraak zegt: als werkelijk de
bedoeling is om het te beperken tot deze groep, dan ligt het in de rede
om die voorwaarden van overlast ook te verwerken in de wet. Dus waarom
staat het niet in de wet?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nou, ik snap heel goed dat je uiteindelijk in de uitvoering, als je
prioriteiten moet stellen, naar die groep gaat kijken. Maar in principe
geldt het volgende. Als jij te horen hebt gekregen dat je hier niet mag
zijn — je kunt terug maar je wilt niet terug, ongeacht of je overlast
veroorzaakt of niet — dan vinden wij dat al genoeg reden om te zeggen:
dan moeten wij ook gaan handhaven op het moment dat je hier wél blijft.
Dat de handhaving zich uiteindelijk richt op deze groep, omdat er
prioriteiten gesteld moeten worden en omdat je eerst wilt aankijken hoe
dat gaat en of dat goed en netjes verloopt, begrijpen wij allemaal. Daar
ben ik ook helemaal voor, maar ik vind het oprecht niet raar dat als jij
kan vertrekken en hier niet hoort, je dan ook gewoon gaat en dat wij,
als je niet gaat, zeggen: dan pleeg je een misdrijf.
De heer Paternotte (D66):
Ja, maar het punt is natuurlijk dat het gaat om iedereen die
onrechtmatig in Nederland verblijft, niet alleen mensen die door de
asielprocedure zijn geweest of mensen die kunnen terugkeren. Dus
nogmaals, als u zegt dat het alleen maar gaat om mensen die overlast
veroorzaken en niet meewerken aan terugkeer, waarom staat dat dan niet
in de wet?
De voorzitter:
Dit is wel een herhaling van de vraag.
De heer Paternotte (D66):
Ja, omdat ik graag antwoord wil.
De voorzitter:
Ja, dat begrijp ik.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik denk steeds dat ik antwoord geef, maar dat is blijkbaar niet helemaal
het geval. Dus nogmaals: volgens mij gaat deze strafbaarstelling
illegaliteit gelden op het moment dat je het hele proces hebt doorlopen,
je meerderjarig bent en je terug kan keren maar het proces frustreert.
Dan voldoe je aan de strafbaarstelling illegaliteit. Uiteindelijk, in de
handhaving en de uitvoering, gaat er nog gefocust worden op de groep die
overlast veroorzaakt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het komt erop neer dat dit veel te breed is gedefinieerd en dat er dus
heel veel groepen onder vallen waar mevrouw Rajkowski in ieder geval
geen oog voor heeft. Maar ik wil een andere vraag stellen, namelijk over
een zin die mevrouw Rajkowski aanhaalde uit precies deze wetswijziging,
deze novelle: "Deelnemen aan dit misdrijf" — illegaal verblijf — "anders
dan als pleger, is niet strafbaar." Zij zei: ik vind het wel duidelijk.
Mevrouw Westerveld zei daar net ook al iets over, maar ik wil daar iets
specifieker op doorgaan. Bijvoorbeeld artsenorganisaties zeggen heel
duidelijk: wij hebben een artseneed afgelegd, wij hebben een plicht om
mensen zorg te verlenen, ongeacht of ze een verblijfsrecht hebben of
niet; mensen in nood moeten wij helpen. Ook hebben we het
Kinderrechtenverdrag, waar dit ook in staat. Kinderen moeten gewoon
geholpen worden. Dat geldt ook voor volwassenen, gezien het Europees
verdrag voor de Rechten van de Mens. In de wet waar we het nu over
hebben, staat "deelnemen aan dit misdrijf". Vindt mevrouw Rajkowski dat
nou in lijn met het internationaal recht? Vindt zij het deugdelijke
wetgeving als het helpen van iemand wordt aangemerkt als misdrijf?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik denk dat de crux zit in de vier woorden die daarna komen. Er staat
inderdaad "deelnemen aan dit misdrijf". De vier woorden erna zijn
"anders dan als pleger", en daarna staat er "is niet strafbaar".
Natuurlijk moeten kinderen en volwassen die hulp nodig hebben en in nood
zijn, geholpen worden. Voor mij is dat dus ook echt geen vraag. Ik wil
heel graag deze zorgen hier vandaag wegnemen. Ik zou namelijk niet
willen dat hulporganisaties die hulp niet meer durven te leveren, want
we zijn wel gewoon een net land.
De voorzitter:
Mag ik de mensen op de publieke tribune vragen om kwalificaties voor wie
er dan ook spreekt in stilte te doen? Mevrouw Teunissen heeft een
vervolgvraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, ik zal mijn vraag verhelderen. Die gaat namelijk echt over het
eerste deel van de zin, "deelnemen aan dit misdrijf". Vindt u dat
artsen, die noodzakelijke zorg verlenen vanuit hun artsenplicht,
aangemerkt moeten worden als deelnemers aan een misdrijf?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Oké, maar dan …
De voorzitter:
Dan heeft mevrouw Teunissen nog een vervolgvraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Excuus, voorzitter. Dan zou het dus logisch zijn als ook de VVD zegt:
wacht, we lezen hier "deelnemen aan dit misdrijf" en dat is gewoon niet
in lijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het
Kinderrechtenverdrag en de artseneed. De formulering zoals die er nu
staat, is in ieder geval geen deugdelijke wetgeving. Is mevrouw
Rajkowski dat met mij eens?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Sorry, maar dit wordt echt te makkelijk. Ik doe echt mijn best om alle
vragen netjes te beantwoorden, maar als je een deel van een zin
voorleest en je laat de woorden "niet strafbaar" weg, wat er wel staat,
dan staat er inderdaad "deelnemen aan dit misdrijf", maar er staat:
"Deelnemen aan dit misdrijf, anders dan als pleger, is niet strafbaar."
Dat is een zin waar ik mij in kan vinden. Voor mij betekent dat ook dat
er gewoon ruimte moet zijn voor medische hulp op het moment dat die
verleend moet worden, en dat hulporganisaties niks te vrezen moeten
hebben.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen heeft nog een vraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot, voorzitter. Het is dus heel duidelijk dat de VVD de zorg van
de artsenfederatie volledig naast zich neerlegt en het internationaal
recht en de rechtssystematiek volledig negeert. Dat vind ik ontzettend
kwalijk. Dat vind ik ontzettend kwalijk en dat draagt niet bij aan een
deugdelijk rechtsstelsel. Het draagt zeker niet bij aan de bescherming
van mensen en ook zeker niet aan de manier waarop wij in Nederland zorg
fatsoenlijk hebben geregeld.
De voorzitter:
Wat is uw vraag? Dit was een laatste statement?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat was de conclusie. Mevrouw Rajkowski kan er op reageren als ze wil.
Ik kan niets anders concluderen naar aanleiding van haar eerdere
antwoorden.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
In debatten over asiel vraag ik me wel vaker af of ik Spaans of Pools of
zo praat. Volgens mij heb ik duidelijk aangegeven dat, zoals ik het
lees, hulp niet strafbaar is en dat hulporganisaties of artsen altijd
hulp moeten kunnen blijven verlenen, zonder dat ze zich zorgen hoeven te
maken over strafrechtelijke vervolging. Mevrouw Teunissen vroeg mij of
ik dat ook vind. Ik zeg dat ik dat met haar eens ben, dus volgens mij
liggen we wat dat betreft op één lijn. Laten we die helderheid in dit
debat dan verschaffen: hulporganisaties, waarvan een deel op de publieke
tribune zit, hoeven zich geen zorgen te maken. Dat is voor mij ook een
belangrijk punt.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Ik had het over de alternatieven die de Raad van State
heeft genoemd. Ik heb het al gehad over de overtreding. Het tweede ging
over de open strafuitsluitingsgrond, die een uitzondering op basis van
medemenselijkheid zou zijn. Dat is het tweede voorstel van de Raad van
State. Voor ons creëert dat juist onduidelijkheid, procedures, willekeur
en rechtsonzekerheid. Dat gaat niemand helpen. Juist daarom is er met
deze novelle gekozen voor helderheid. De VVD staat achter de keuze van
de minister om — ik zei het net al, maar ik zeg het graag nog een keer —
hulpverlening in haar geheel niet meer strafbaar te stellen en beide
artikelen, 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht, buiten werking te
stellen. Het is dan ook goed dat mensen zich geen zorgen hoeven te maken
over het uitdelen van een kopje soep. Ik zeg dus nogmaals — laat daar
geen misverstand over bestaan — dat hulpverlening niet strafbaar wordt.
Een kop soep, medische zorg en opvang door kerken of het Leger des Heils
blijven mogelijk. De novelle trekt een duidelijke lijn: alleen de pleger
is strafbaar, niet degenen die hulp verlenen. Wat blijft dan wel
strafbaar? Illegaal verblijf door meerderjarige vreemdelingen die niet
willen, maar wel kunnen terugkeren, dus: meerderjarig, uitgeprocedeerd,
wel kunnen maar niet willen. Het geldt dus alleen voor die vier
elementen bij elkaar.
Voorzitter. Uiteraard erkennen we ook de uitvoeringszorgen. De Dienst
Terugkeer en Vertrek en andere organisaties hadden daar ook een aantal
suggesties voor. Ik ben benieuwd hoe de minister daarmee omgaat.
Wellicht kunnen we nog een keertje goed kijken of de wet voor de
uitvoering wel werkt zoals die bedoeld is op het moment dat hij in
werking treedt. Dit is namelijk geen harde taal om harde taal. Voor ons
is dit gewoon nuchter beleid, streng waar het moet maar ook rechtvaardig
waar het kan; dat is waar wij voor staan.
De voorzitter:
Dank u wel. Bent u daarmee aan het einde van uw betoog, mevrouw
Rajkowski?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ja.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een vraag van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
De VVD heeft eerder aangegeven dat strafbaarstelling van illegaliteit
ook een afschrikkende werking zou hebben naar mensen die overwegen om
asiel in Nederland aan te vragen. Kunt u dat misschien nog
toelichten?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nou, in ieder geval op het moment dat duidelijk wordt dat je hier niet
mag blijven maar wel terug kan, omdat er dan ook daadwerkelijk
ingegrepen kan worden en je niet hier in Nederland kan blijven en onder
de radar kan gaan. Ik heb daarvan al eerder in mijn spreektekst gezegd
dat dat niet alleen onwenselijk is voor de samenleving maar ook voor
deze mensen zelf. Je bent namelijk buiten het zicht van de overheid en
je bent kwetsbaar voor uitbuiting en voor criminele groepen. Volgens mij
geeft het dus alleen maar helderheid dat wij zeggen: wij hebben niet
alleen regels over wanneer je hier wel of niet zou mogen blijven.
Volgens mij heeft mijn collega van de ChristenUnie ook gezegd dat het
logisch is dat we er dan alles aan doen om ervoor te zorgen dat mensen
die terug kunnen ook teruggaan, maar misschien parafraseer ik hem dan
een beetje flauw. Voor mij is dit dus een logisch sluitstuk van het
migratiebeleid.
De heer Paternotte (D66):
Mijn vraag ging specifiek over die afschrikkende werking. Hoe werkt die
volgens de VVD voor mensen die overwegen om naar Nederland te
komen?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Er zijn veel onderzoeken gedaan. Heel veel onderzoeken laten zien dat
mensen niet per se vluchten omdat ze zo graag naar Nederland willen,
maar omdat er in het land van herkomst iets niet goed gaat, om wat voor
reden dan ook. Dat gaat om onveiligheid, maar het kunnen ook economische
motieven zijn. Dan kiezen mensen ervoor om naar Europa te gaan, of in
ieder geval naar West-Europa, en dán spelen er redenen mee waarom
Nederland wel of niet aantrekkelijker zou zijn, variërend van wet- en
regelgeving en sociale voorzieningen tot bijvoorbeeld familie en
vrienden die hier zijn. Ik ben er zeker van overtuigd dat op het moment
dat strafbaarstelling van illegaliteit aangeeft dat als jij niet
vertrekt, je nog steeds niet vrij bent omdat we je dan vastzetten, dat
zeker helpt en dat mensen dan eerder terug zullen gaan. Dat helpt er
wellicht ook bij dat mensen niet naar Nederland zullen komen.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
De regering zegt zelf dat je die boetes niet kan opleggen, omdat mensen
die hier illegaal verblijven geen bankrekening en geen vaste woon- of
verblijfplaats hebben. Dat heeft dus geen afschrikwekkende werking, zegt
de minister letterlijk. Ja, dan hou je celstraf over, maar daarvan zegt
de Dienst Justitiële Inrichtingen: de komende vijf jaar hebben we die
capaciteit helemaal niet. Als asielzoekers dus blijkbaar meewegen wat ze
voor situatie aantreffen, dan heb je toch helemaal geen afschrikwekkende
werking als je die straf nooit kan opleggen?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Klopt. Ik hoop dan ook dat dit betekent dat we er a voor gaan zorgen dat
er meer cellen beschikbaar komen — dat staat in ieder geval in ons
verkiezingsprogramma — maar daarnaast hoop ik ook op het volgende. Op
het moment dat mensen doorhebben "ik kan nu terug" en ze in Nederland
aan alle kanten gefaciliteerd worden als het gaat om terugkeer, waar we
allerlei nationale en internationale organisaties voor hebben die heel
goed helpen om dat zo netjes mogelijk te laten verlopen, zij dat
begrijpen, zo van: ik doe dat liever dan dat ik de gevangenis inga. Of
misschien dat je als je in de gevangenis hebt gezeten, bedenkt "hm, dit
is misschien ook niet het leven dat ik voor ogen had" en dat je daarna
teruggaat. Ik ben er inderdaad van overtuigd dat dat gaat helpen. Zoals
bij heel veel dingen binnen het asielvraagstuk is er niet voor alles een
soort hele lijst van feiten en bewijzen, maar gaat het ook om ideologie:
hoe kijk je naar het asielbeleid voor mensen die wel en niet naar
Nederland mogen komen?
De heer Paternotte (D66):
Dit is de laatste vraag. Mevrouw Rajkowski zegt steeds "ik ben ervan
overtuigd", maar ik ben op zoek naar waar die overtuiging vandaan komt.
Clingendael heeft onderzoek gedaan en zegt: Zweden, België en Italië
hebben strafbaarstelling van illegaliteit, maar daar gaat geen
afschrikkende werking van uit. Zij zegt dus "het is mijn overtuiging",
maar waar komt die overtuiging dan vandaan?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ze zeggen ook niet dat het honderd procent definitief niet werkt. Het is
ook heel moeilijk te vergelijken. Italië is natuurlijk een aankomstland.
Ik snap dat daar geen afschrikkende werking is. Op het moment dat je
Italië binnenkomt en je reist door, dan maakt het daar niet zoveel uit.
Laat ik het dan zo zeggen — ik zei dat net ook al: niet voor alles kan
je een hele goede benchmark doen en zijn er al allerlei feiten en
voorbeelden te noemen. Het is echter ook vanuit politiek en ideologie
geredeneerd: ik zie op Europees niveau dat we de gedachte gaan vormen
over een Migratiepact met een Terugkeerrichtlijn als sluitstuk. Ik zie
strafbaarstelling van illegaliteit ook als dat sluitstuk. Hiermee maken
we gewoon helder dat we niet alleen zeggen dat je terug moet naar je
land, maar dat we ook ingrijpen als je daadwerkelijk niet teruggaat. Ik
vind dat gewoon heel logisch.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
We zijn hier met een wet bezig. Als Kamer hebben wij de taak om te
controleren of een wet proportioneel is, of hij goed onderbouwd is, of
er feiten onder liggen, of organisaties goed zijn geconsulteerd en hoe
het er vervolgens in de samenleving uit gaat zien. Hier is geen
uitgebreide uitvoeringstoets gedaan. Alle organisaties die het moeten
uitvoeren, zijn er negatief over. Feiten zijn er niet. Nou hoor ik
mevrouw Rajkowski zeggen dat het ook over ideologie gaat. Mijn vraag is:
vindt zij daadwerkelijk dat ideologie de manier is om een wet te
onderbouwen? Hoe kijkt zij eigenlijk zelf terug op het afgelopen proces?
Ze merkt nu ook zelf hoeveel onzekerheid er over deze novelle is.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee, dat heb ik niet gezegd. Er geldt hetzelfde voor alle sprekers die
hier straks een verhaal komen houden. Als het gaat over asiel- en
migratiebeleid is dat uiteraard onderbouwd met feiten en cijfers. Ik heb
echter geconstateerd dat er ook ideologie onder zit. Dat kunt u echt
niet ontkennen, mevrouw Westerveld. Dat zal dus bij u in uw spreektekst
vast ook zo zijn. Dat is bij mij ook het geval. Dat is het antwoord dat
ik heb willen geven. Inderdaad heb ik daarnet ook vragen gesteld aan de
minister, omdat het goed is om naar de uitvoeringsorganisaties te
kijken. Er waren wat zorgen. Tijdens de rondetafel constateerde ik
echter ook dat er wel zorgen zijn, maar als er dan doorgevraagd wordt
naar die openbareordeverstoringen, waarover zorgen waren, blijkt dat die
sinds 1881 niet meer hebben plaatsgevonden. Ik denk dus dat de zorgen
ook te maken hebben met … Met het laten zien van het doel van deze
novelle en hoe die zou moeten werken, denk ik dat we die zorgen weg
kunnen nemen. Ik constateer namelijk wel dat er de afgelopen weken heel
veel ruis op de lijn was. Ik zou ook vocaal worden als ik een arts zou
zijn die een medische eed had afgelegd en hulp wilde verlenen aan iemand
die dat nodig had, maar twijfelde of dat wel mocht of dat dat strafbaar
was. Daarover zou ik dan ook zorgen hebben. Die zorgen moeten we hier
ook gewoon met elkaar wegnemen. Dat probeer ik in ieder geval wel te
doen.
De voorzitter:
Ik kijk naar mevrouw Westerveld. Zullen we naar uw bijdrage gaan
luisteren? Geen vervolgvraag? Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van
mevrouw Westerveld in haar eerste termijn. Zij spreekt namens
GroenLinks-PvdA. Aan u het woord.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zomer, in de rommelige week waarin er
werd gestemd over de Faberwetten, kreeg ik 's avonds laat nog een
berichtje van mijn vader. Mijn vader vroeg of we alsjeblieft tegen de
wetten wilden stemmen. Hij appte me letterlijk: anders komt je moeder
ook in de gevangenis. Dat was een beetje met een kwinkslag, maar het
laat wel zien welke zorgen er zijn in onze samenleving. Voor jullie
beeld: mijn moeder doet vrijwilligerswerk in een kerk voor mensen die
gevlucht zijn voor oorlog en geweld. In de kerkgemeenschap vinden zij
een warm welkom.
Voorzitter. Soms voert deze Kamer debatten die voelen alsof we op een
kruispunt staan: een punt waarop we niet alleen beslissen wat we gaan
doen, maar ook wat voor land we willen zijn. Dit is zo'n dag en zo'n
kruispunt.
Voorzitter. Ik kan op dit moment ook nog niet met zekerheid stellen dat
de Kamer hier de juiste richting gaat kiezen. Het land waarin ik wil
wonen, heeft namelijk oog voor de meest kwetsbare mensen in de
samenleving, criminaliseert hulpverlening niet, luistert naar de mensen
die het werk moeten uitvoeren en onderbouwt wetgeving met feiten. Het
land waarin ik wil wonen, heeft een Tweede Kamer die haar wetgevende
taak serieus neemt. In die Kamer kunnen we verschillend over een
onderwerp denken. Dat is de essentie van politiek. Het is echter ook een
Kamer waarin we wel allemaal het belang inzien van een zorgvuldig
wetgevingsproces, zeker als partijen daar in de voorbereiding expliciet
om vragen en als we merken dat er zo veel onzekerheid is. Dat is hier
echter allemaal niet gebeurd.
Vandaag spreken we opnieuw over de zoveelste symboolmaatregel rond
asiel. Het gaat om een maatregel die er met stoom en kokend water
doorheen wordt gejast, net als destijds de Faberwetten, omdat het
bepaalde politieke partijen gewoon goed uitkomt. Daarom vraag ik deze
partijen vandaag heel specifiek: hoeveel rapporten die op het belang van
zorgvuldige wetgeving wijzen, omdat er anders fouten ontstaan, hebben
wij nog nodig? Hoeveel door de Kamer veroorzaakt leed hebben we nodig om
eindelijk te erkennen dat wetgeving zorgvuldig tot stand moet komen en
gedragen moet worden door de samenleving? Fouten ontstaan namelijk als
er haast is. Die fouten gaan hier ontstaan.
Laten we kijken naar hoe dit proces tot nu toe is verlopen. Dit
amendement is aangenomen, ondanks dat de minister dat heeft ontraden, in
een traject dat toch al heel rommelig en onzorgvuldig verliep. Partijen
stemden in met een zeer vergaand amendement van de PVV, zonder goed in
te schatten wat de gevolgen konden zijn voor hulpverlenende organisaties
of voor kwetsbare mensen. Of ze hebben natuurlijk simpelweg voor dat
amendement gestemd omdat ze voor symboolmaatregelen zijn en omdat het
niet stoer genoeg kan klinken, zolang je maar kan zeggen dat je het
strengste asielbeleid ooit wil. Want wat maakt het nou uit of een
maatregel effectief is, of hij daadwerkelijk helpt, en of hij humaan en
uitvoerbaar is?
Na onduidelijkheid over zelfs de vraag of een kopje soep onder het
amendement zou vallen — de heer Ceder begon daarmee — ligt er nu een
novelle die aan alle kanten rammelt. Wederom is er een zeer beperkte
consultatieronde geweest; dat was ook al zo bij de Faberwetten. Weer was
er geen volledige uitvoeringstoets. Weer is er niet geluisterd naar de
grote zorgen van hulporganisaties noch naar uitvoeringsorganisaties, die
knelpunt na knelpunt aanwijzen. Ook de Raad van State stelt opnieuw vast
dat het een zeer onzorgvuldig traject is geweest. Toch kiest de minister
er niet voor om, zoals meerdere organisaties voorstellen, de
strafbaarstelling helemaal te schrappen.
Ook de Kamer toont zich hier niet van haar beste kant. Ik ben nieuw in
deze commissie, maar ik heb in al die acht jaar dat ik Kamerlid ben, nog
niet eerder meegemaakt dat de Kamer haar wetgevende taak op deze manier
uitvoert. Ik vind het een schoffering van alle uitvoeringsorganisaties
en alle hulpverleners in dit land, die zich iedere dag inzetten voor de
groep mensen waarover we praten. Nogmaals, we kunnen verschillen over
politieke meningen. Het is maar goed ook dat we dat doen: daarom zijn we
een democratie. Maar dan behoor je als volksvertegenwoordiger wel goed
de adviezen die mensen geven tot je te kunnen nemen en goed te luisteren
naar deskundigen die ons stukken sturen, om vervolgens op basis daarvan
goed geïnformeerd, op basis van feiten en cijfers, politieke afwegingen
te kunnen maken. Waar we normaal gesproken enkele weken nemen om
bijvoorbeeld de schriftelijke inbreng te doen, zodat we alles goed
kunnen lezen en overleg kunnen hebben met al die organisaties, moesten
we nu noodgedwongen door rechtse partijen binnen enkele dagen onze
vragen opstellen. Negen minuten na ontvangst van de beantwoording, een
document van 84 pagina's, werd al verzocht om dit debat snel plenair te
behandelen. Ik geloof best dat veel collega's hier heel snel kunnen
lezen en tot heel veel in staat zijn, maar in negen minuten 84 pagina's
doornemen om te kijken of alle vragen afdoende zijn beantwoord, zie ik
toch echt niemand doen.
Inmiddels hebben we de beantwoording wél gelezen. Ik kan niet anders dan
constateren dat ook hier essentiële vragen over proportionaliteit en
onderbouwing worden ontweken. Dat zijn harde woorden, maar voor de
fractie van GroenLinks-PvdA is volstrekt duidelijk dat het hele
wetgevingsproces een dikke onvoldoende krijgt. Het is duidelijk dat
symboliek, roepen dat je strenge asielwetgeving wil, belangrijker is dan
onderbouwing, dan het luisteren naar uitvoeringsorganisaties en, nog
veel belangrijker, dan mensenrechten centraal stellen.
Voorzitter. Ook mijn fractie vindt dat als mensen na het doorlopen van
een zorgvuldige asielprocedure een afwijzing hebben gekregen, ze terug
moeten naar hun land van herkomst. Het is onwenselijk dat mensen zonder
geldige verblijfsvergunning in Nederland verblijven. Volgens mij is daar
weinig politieke discussie over. We vinden het schadelijk dat er geen
zicht is op hoeveel en waar mensen zonder de juiste papieren verblijven,
voor hen maar ook voor de samenleving. Ik denk dat alle partijen hier,
van links tot rechts, het daarover eens zijn.
Maar strafbaarstelling is daar niet de oplossing voor en werkt zelfs
averechts. Het helpt niet om mensen onzichtbaar te maken. Het helpt niet
om hulpverleners, vrijwilligers, kerken en anderen onnodig in
onzekerheid te storten over de vraag of zij een misdrijf begaan vanwege
medemenselijkheid. Ik zal dat verder in mijn bijdrage met vragen
duidelijk maken. Dat doe ik door in te gaan op de gevolgen voor
hulpverleners en voor mensen die al vaak in een kwetsbare positie zitten
en op het feit dat dit middel bewezen ineffectief is en averechts werkt.
Daarnaast zal ik benoemen wat we wél kunnen doen.
Ook zal ik benoemen over wie we het hebben. "Illegaliteit" klinkt
namelijk alsof het over mensen gaat die nare dingen van plan zijn, maar
we hebben het hier over een hele uiteenlopende groep. Het gaat over
mensen van wie hun aanvraag is afgewezen en die hier toch blijven, maar
ook over mensen die al tientallen jaren in dit land zijn, over mensen
die worden uitgebuit, over mensen die in een hele kwetsbare positie
zitten en die zich vanwege de consequenties niet durven te melden en
over mensen die hier zijn geboren en geen ander geboorteland hebben. Het
zijn allemaal mensen die om welke reden dan ook nooit de juiste papieren
hebben gehad. Over die mensen gaat dit.
Voorzitter. De minister wekt met deze novelle de indruk dat alle
onzekerheid voor hulpverleners, artsen, ambtenaren, maatschappelijke
organisaties en geloofsgemeenschappen zoals kerken wordt weggenomen. Dat
is simpelweg niet het geval. Daarvoor merken we veel te veel onrust in
onze hele samenleving. Als je het aan mijn fractie vraagt, komt dat door
de juridische paradox die de minister zelf heeft gecreëerd in de
novelle. Die zorgt voor enorm veel verwarring. Die begrijp ik volledig,
want in de wet blijft letterlijk staan dat mensen deelnemen aan een
misdrijf. Aan het derde lid van artikel 108a van de Vreemdelingenwet
2000 wordt een extra zin toegevoegd. Die zin luidt: "Deelnemen aan dit
misdrijf, anders dan als pleger, is niet strafbaar." Hulpverleners,
artsen, kerkelijke organisaties, humanitaire organisaties, advocaten en
rechters, zo ongeveer iedereen die te maken heeft met de uitvoering,
plegen volgens de wet geen misdrijf, maar nemen in strafrechtelijke zin
nog wel steeds deel aan een misdrijf. Daar zit de crux, want iedereen
die op enige manier hulp verleent, wordt in de wet nog steeds als
deelnemer aan een misdrijf gezien. Dan kan er wel een komma staan, maar
deze zin staat wel degelijk in de wet en blijft er ook in staan.
Vindt de minister het wenselijk en normaal dat deze mensen, ook met deze
novelle, juridisch worden beschouwd als deelnemer aan een misdrijf? Wat
zegt het volgens de minister over onze samenleving en over dit kabinet
dat ambtenaren of politieagenten enerzijds de wettelijke taak hebben om
mensen zonder verblijfsrecht in sommige gevallen te helpen en artsen
hiervoor zelfs een eed hebben gezworen, maar dat ze tegelijkertijd
juridisch deelnemen aan een misdrijf wanneer ze die taak uitvoeren?
Begrijpt hij ook dat dit maatschappelijk onwenselijk, hartstikke
onlogisch en gewoon niet uit te leggen is? Is de minister het met ons
eens dat dit ook juridisch een vreemde figuur is, zeker omdat hij onder
meer in antwoord op vragen van ons en van de ChristenUnie in het
schriftelijk overleg geen andere voorbeelden kon geven van een
dergelijke uitzondering? Ook de Raad van State wees daarop. Begrijpt hij
ook dat dit afschrikt voor deze beroepsgroepen en bijvoorbeeld voor
vrijwilligers vanuit de kerk die andere mensen helpen? Ik gaf daar in
mijn inleiding al een voorbeeld van.
Deze paradoxale constructie rammelt ook om een heel andere reden. De
verantwoordelijkheid voor rechtszekerheid en bescherming wordt
doorgeschoven naar de rechtspraak. De heer Ceder had daar ook al een
aantal vragen over. Het Openbaar Ministerie kan nog steeds besluiten om
te vervolgen. Pas daarna kan een rechter besluiten tot ontslag van alle
rechtsvervolging, maar met deze novelle blijft strafrechtelijke
vervolging dus mogelijk. Kan de minister dit bevestigen? Erkent hij dat
vervolging ook met deze novelle nog steeds kan plaatsvinden? Op dit
moment heeft de Kamer nog steeds geen inzicht in het vervolgingsbeleid
van het OM, terwijl juist dat beleid bepalend is voor de vraag of
hulpverleners in de praktijk risico lopen. Hoe kan de minister
garanderen dat hulpverleners niet worden vervolgd, terwijl het OM daar
zelfstandig over gaat? Wanneer stelt het OM zijn vervolgingsbeleid vast
en kunnen we dat krijgen voordat we straks gaan stemmen over deze
novelle? Begrijpt de minister dat het voortdurend herhalen in interviews
en in antwoord op onze vragen dat hulpverleners niet strafbaar zijn om
al deze redenen geen enkel vertrouwen wekt, niet bij ons en ook niet bij
de vele mensen die hierbij betrokken zijn? Ik gaf net al een
opsomming.
Voorzitter. Gisteren werd ook in een interview in de NRC duidelijk dat
er juridische gaten zitten in de novelle. Volgens advocaat Roan Lamp kan
hulpverlening alsnog worden gezien als witwassen. Ik vraag de minister:
klopt het dat je, zoals de heer Lamp stelt, in het strafrecht
beschuldigd kan worden van witwassen als je iemand bewust helpt bij het
plegen van een misdrijf, in dit geval onrechtmatig verblijf, door geld
of vermogen te geven of aan te nemen? Klopt het dat daarmee het risico
bestaat dat scholen of ziekenhuizen alsnog worden aangemerkt als
medeplegers van witwassen? Ik heb nog een aanvullende vraag: wat als
iemand die niet rechtmatig in Nederland verblijft, iets koopt in een
winkel of ergens betaalt voor een overnachting? Want dan is het strikt
genomen geen hulpverlening. Hoe zit het dan met de medeplichtigheid van
degene die die dienst verleent? Ik krijg hier graag een reactie op van
de minister.
Ik wil voor iedereen die vandaag meekijkt, benadrukken dat dit niet
zomaar details zijn. Nog voordat de wet en de novelle überhaupt in
werking zijn getreden, merken wij de gevolgen al. Veel mensen die hier
vandaag aanwezig zijn, merken dat ook. Hulpverleners geven aan dat
bepaalde hulp niet meer kan worden geboden en dat mensen daar toch
terughoudend in zijn. Ik hoor voorbeelden van artsen die bang zijn voor
de gevolgen hiervan. Maar ik hoor ook hele concrete voorbeelden van
andere mensen die in enige vorm uit medemenselijkheid hulp willen
verlenen. Die gevolgen zijn er daadwerkelijk. Daarom stellen we hier zo
veel vragen over.
Voorzitter. Ook een ander effect kunnen we nu al zien aankomen. De
minister stelt dat de maatregel een afschrikwekkende werking kan hebben.
Ik moet hem daarin gelijk geven, maar niet op de manier die de minister
bedoelt. Het zal ervoor zorgen dat mensen die vaak al in een kwetsbare
positie zitten, nog meer van de radar verdwijnen. Daar waarschuwen ook
vrouwenrechtenorganisaties uitdrukkelijk voor. Zij zeggen dat de kans op
uitbuiting groter wordt. Het zal ervoor zorgen dat er een
schaduwsamenleving ontstaat, met ernstige gevolgen voor fundamentele
mensenrechten zoals toegang tot medische zorg en bescherming tegen
geweld en mensenhandel.
Voorzitter. Ik heb op dit punt echt met verbazing de antwoorden van de
minister op onze schriftelijke vragen gelezen. Daarin schiet de minister
wat mij betreft echt tekort, want de Inspectie JenV waarschuwt voor
ernstige risico's. Zij zeggen ook: mensen gaan misschien ondergronds,
zoeken geen zorg meer en worden eerder slachtoffer van uitbuiting. Dan
is het echt onvoldoende om alleen maar in het schriftelijk overleg te
stellen dat mensen heus wel naar een dokter of de politie kunnen en dat
die basisvoorzieningen heus wel toegankelijk blijven. Dat is geen
onderbouwing. Dat is ook niet wat we terughoren van organisaties die
daadwerkelijk met deze mensen werken. Dat blijkt ook alleen al uit het
feit dat we nu, nog voordat de novelle in werking is getreden, al de
eerste signalen uit het veld krijgen over mensen die van de radar
verdwijnen.
Ik noem een paar concrete voorbeelden die we hebben binnengekregen. Het
gaat over ongedocumenteerden die geen melding of aangifte meer durven te
doen als ze slachtoffer zijn van een strafbaar feit. Het gaat over
artsen die twijfelen over het geven van medisch noodzakelijke zorg. Het
gaat over kinderen die bang zijn dat ze niet meer welkom zijn op school,
over kinderen voor wie hun 18de verjaardag geen feestje is, maar de dag
dat ze opgepakt kunnen worden. Ik wil graag op deze voorbeelden een
concrete reactie van de minister.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, ook naar aanleiding van deze passage is er een
interruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Mevrouw Westerveld zei dat artsen twijfelen of ze noodzakelijke medische
hulp mogen verrichten. We hebben daarvoor een artikel in de
Vreemdelingenwet, dat zegt dat ook mensen die geen vergunning hebben om
hier te blijven, recht hebben op noodzakelijke medische zorg. Is mevrouw
Westerveld daarvan op de hoogte? Waarom twijfelt ze daar dan aan of
waarom zouden artsen daaraan moeten twijfelen, als dit een specifieke
uitzonderingsgrond is in de Vreemdelingenwet?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Iedereen die in dit land is, heeft recht op noodzakelijke medische hulp.
Artsen hebben daar zelfs een eed voor gezworen, dus zij helpen gewoon
mensen die in nood zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De kern van artikel 10 van de Vreemdelingenwet is dat mensen die hier
illegaal verblijven, geen recht hebben op allerlei verstrekkingen. Dan
kun je denken aan een uitkering, bijstand of allerlei voorzieningen.
Maar een specifieke uitzondering luidt: vreemdelingen zonder
verblijfspapieren hebben wel recht op medisch noodzakelijke zorg. Dit is
een belangrijke uitzondering op het algemene verbod. Er hoeven toch geen
zorgen te zijn bij mevrouw Westerveld of artsen als je dit artikel erbij
neemt? Daarin staat gewoon dat er een specifieke uitzondering is voor
het recht op noodzakelijke medische zorg. Dan hoef je die zorgen toch
niet te hebben? Je hoeft dat misschien zelfs niet eens aan de minister
te vragen, want het staat er gewoon. Het staat er gewoon
letterlijk.
De voorzitter:
Uw vraag is helder.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat de meeste artsen en hulpverleners helemaal geen wet nodig
hebben. Zij hebben een eed gezworen. Zij doen dit werk omdat ze het
belangrijk vinden om mensen te helpen, dus zij helpen mensen als het
nodig is. Dat ligt in de aard van hun beroep, in de aard van wat ze
belangrijk vinden. Het punt is alleen dat wij hier praten over een
novelle waarin letterlijk staat "deelname aan dit misdrijf", wat wel
degelijk zorgt voor verwarring. Dat zeg ik niet omdat ik het leuk vind
om zand in de molen te strooien, maar omdat we de afgelopen dagen heel
veel brieven, ook van artsenorganisaties en koepelorganisaties, hebben
gekregen. Nu krijg ik als woordvoerder voor onder meer jeugdzorg, ggz en
andere punten van zorg ook weleens berichten van koepels, maar ik heb
zelden meegemaakt dat de artsenorganisaties zo massaal en zo breed hun
zorgen delen over een wet, over de novelle die we vandaag bespreken. Die
zorgen zijn er dus wel degelijk. Die begrijp ik ook helemaal.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, een vervolgvraag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik snap die zorgen ook wel, als je niet weet dat artikel 10 van de
Vreemdelingenwet een specifieke uitzonderingsgrond geeft voor het bieden
van noodzakelijke medische zorg. Onze taak als volksvertegenwoordiger,
behalve dat wij hier bezig zijn met wetgeving en toetsen of het wel
klopt, is ook duidelijke informatie geven aan mensen die zich zorgen
maken en ze wijzen op bepaalde wetsartikelen, in dit geval artikel 10,
dat gewoon aangeeft dat dit een uitzonderingsgrond is. Dat is
belangrijker dan de angst of de onrust in stand te houden, van: mógen ze
dat wel? Het staat er gewoon specifiek. Dat is ook wat ik hier wil
neerleggen en wat ik aan mevrouw Westerveld wil vragen. Als die
artsenorganisaties of die hulporganisaties vragen stellen, vraag ik
mevrouw Westerveld om ze daar ook op te wijzen, want ook dat is een taak
van de volksvertegenwoordiging.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Een taak van de volksvertegenwoordiging is ook het serieus behandelen
van wetten en het serieus luisteren naar de zorgen in de samenleving.
Die geluiden komen ook niet van de minste organisaties, want we horen
dit heel breed. Het is onze taak om die vragen mee te nemen naar het
debat hier, om de tijd te nemen om wetten goed te behandelen, om met al
die organisaties te kunnen afstemmen en vragen te kunnen indienen, om
vervolgens de antwoorden te bekijken en te bekijken of wetten deugen, en
om te vragen naar onderbouwing. Al dit soort dingen gebeurt niet. Daarom
zitten we hier vandaag in alle haast dit debat te voeren. Het
zorgvuldige wetgevingstraject heeft op geen enkele manier
plaatsgevonden. Daarom begrijp ik wel degelijk dat deze zorgen zo breed
leven. Ik heb namelijk nog op geen enkel punt een goede onderbouwing
gezien van de minister. Ik ben absoluut niet gerustgesteld door de
antwoorden die wij van de minister hebben gekregen in ons schriftelijke
overleg, en ik begrijp dat de organisaties die ons aanschrijven ook op
geen enkele manier gerustgesteld zijn. Het hele traject verdient geen
schoonheidsprijs en ik maak me oprecht veel zorgen over de gevolgen die
dit heeft. Daarom noem ik die. Ik deel de zorgen van deze organisaties
namelijk.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas nog, voor een vervolgvraag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik denk dat we de hele tijd in herhalingen vallen. Er is gewoon een
artikel 10, dat zegt dat mensen die geen vergunning hebben om hier in
Nederland te blijven, recht hebben op medische zorg. Dat staat er
gewoon. Ik vind dus dat we dat duidelijk moeten benoemen. Misschien kan
ik daarom indirect al de vraag aan de minister stellen of het klopt dat
deze uitzonderingsgrond bestaat en dat artsen hiervan gebruik kunnen
maken. Dan stel ik die vraag maar gewoon. Maar het staat er ook. Het
staat er gewoon letterlijk.
De voorzitter:
Ik hoor niet direct een vraag aan mevrouw Westerveld, en zij heeft
eerder al antwoord gegeven.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar mijn antwoord zou dan zijn: als we duidelijkheid willen geven,
kunnen we toch beter het strafbaar stellen überhaupt uit de wet halen?
Dat is veel duidelijker. We praten nu namelijk over een novelle die
toevoegt: deelname aan dit misdrijf. We maken de wet dus alleen maar
onduidelijk. Dan begrijp ik niet waarom mevrouw Van der Plas wijst op
een ander artikel als ze aangeeft dat er duidelijkheid moet zijn. Dan
kunnen we beter tegen deze novelle stemmen, want die maakt de
onduidelijkheid alleen maar groter.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mevrouw Westerveld … Maar niet voordat u ook een
vraag van de heer Van Meijeren heeft gekregen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik vraag me af wat nou precies het probleem is met die formulering van
de uitzondering in de novelle. Mevrouw Westerveld citeert een aantal
keren dat er staat "deelname aan dit misdrijf …", maar de laatste drie
woorden van die zin luiden "… is niet strafbaar". Deelname aan dit
misdrijf is niet strafbaar, ook op grond van onder andere artikel 10 van
de Vreemdelingenwet en legio jurisprudentie en strafuitsluitingsgronden
en noem het allemaal maar op. Daar wordt nog eens extra aan toegevoegd
dat deelname aan dit misdrijf niet strafbaar is. Voor zover er nog
twijfel zou kunnen ontstaan, wordt die dus volledig weggenomen. Waar
komen dus precies die zorgen vandaan dat artsen straks mogelijk geen
medische zorg meer zouden mogen verlenen?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik heb heel bewust een aantal vragen gesteld aan de minister. Ik heb
daarbij voorbeelden genoemd die door organisaties bij ons zijn
binnengebracht in de afgelopen dagen en weken, voor zover er al sprake
is van weken, want zo lang hebben we het hier nog niet over. Dit gaat
niet alleen over medische zorg door artsen. Dit gaat ook over de
gevolgen voor bijvoorbeeld gemeenten. U was ook aanwezig bij de
hoorzitting waarin de VNG aangaf dat het ontwrichtend kan werken. Ook de
politie geeft aan er niet goed mee uit de voeten te kunnen, en
uitvoeringsinstanties geven aan dat dit eerder averechts werkt. Die
brede zorgen zijn er dus wel degelijk, en die komen zeker wel door deze
novelle en de toevoeging daaraan. In tegenstelling tot de heer Van
Meijeren hebben wij, en ontzettend veel organisaties, wél vragen over
wat dit nou concreet betekent. Voor mij is allerminst duidelijk wat de
concrete betekenis is.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag wat nou precies het probleem
is met die formulering, want die is, geloof ik, heel duidelijk en ook
zeer ruim geformuleerd. Alle deelnemingsvormen worden uitgezonderd van
strafbaarheid. Voor geen enkel ander strafbaar feit geldt dat dit zo
ruim wordt geformuleerd. Ik heb ook gezien dat er wat zorgen zijn bij
organisaties, maar ik denk dat wij die zorgen juist weg moeten nemen in
plaats van met de wolven te gaan meehuilen, waardoor die zorgen juist
ten onrechte worden bevestigd. Het is klip-en-klaar dat geen enkele vorm
van hulpverlening straks nog strafbaar is. Duidelijker en ruimer had het
niet geformuleerd kunnen worden. Dat blijkt uit de toelichting en uit
alle stukken die we hebben gezien. Dan sluit ik me toch wel aan bij
mevrouw Van der Plas: dan zou het ook wel zo netjes zijn om dat te
erkennen en die zorgen weg te nemen in plaats van hier te gaan doen
alsof dat inderdaad nog mogelijk is, terwijl dat buiten iedere twijfel
is.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik maak zelden mee dat Forum voor Democratie zo veel vertrouwen heeft in
de overheid. Dat is er bij ons, in dit geval in de minister, niet als ik
de beantwoording lees op onze vragen. We vragen namelijk een aantal keer
naar onderbouwing. We vragen een aantal keer naar feiten. We vragen een
aantal keer om in te gaan op concrete voorbeelden. Daarom stel ik de
vragen nu ook aan hem. Dan komt er nul antwoord op. Daarom stel ik die
vragen en vind ik dat ook een taak van ons. Maar ik deel ook de zorgen,
zoals ik net al zei, van de verschillende organisaties en de
gerenommeerde advocatenkantoren die ons ook de afgelopen dagen nog
stukken hebben gestuurd waaruit blijkt dat zij wel degelijk een andere
lezing hebben van de wet dan die de minister ons geeft.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u vervolgt uw betoog.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. Ik was gebleven bij de concrete voorbeelden. Ik wil
graag op nog een andere vraag een helder antwoord van de minister. Die
vraag luidt: kan hij vertellen wat er gebeurt als iemand die hier niet
rechtmatig is, wordt uitgebuit of slachtoffer is van seksueel misbruik
en zich meldt bij de politie? Wat wordt er dan in gang gezet? Wat
gebeurt er dan met deze persoon?
Voorzitter. Ik vind het ook bijzonder zorgelijk hoe de minister
specifiek de gevolgen voor gezinnen met kinderen onvoldoende erkent. Een
adequate Kinderrechtentoets ontbreekt namelijk, terwijl de mogelijk
schadelijke gevolgen voor kinderen groot zijn. Hoe rijmt dit met het
Verdrag van Istanbul, waar ook de handtekening van Nederland onder staat
en waarin Nederland met heel veel andere landen belooft om geweld tegen
vrouwen aan te pakken? De minister begrijpt toch heel goed dat ouders
die onrechtmatig hier blijven er misschien wel voor gaan kiezen om hun
kinderen niet in te schrijven op school? Hoe wil hij dat voorkomen?
Begrijpt hij ook dat dit tot onduidelijkheid leidt bij leraren en
schoolleiders? Wat gebeurt er met minderjarige kinderen als ouders
strafrechtelijk in beeld komen vanwege de strafbaarstelling? Wordt bij
kinderen getoetst of ze wel recht hebben om hier te blijven? Zijn er
scenario's mogelijk waarbij de ouders het land moeten verlaten maar het
kind wel recht heeft op verblijf?
Hoe wordt voorkomen dat kinderen met ouders zonder geldige papieren
slachtoffer worden van zorgmijding door strafrechtelijke druk op de
ouders, of dat zwangere vrouwen die onrechtmatig verblijven zorg gaan
mijden? Wat is de minister voornemens te doen als bij de evaluatie
blijkt dat er sprake van is dat zorg wordt vermeden of dat er andere
negatieve gevolgen zijn voor deze kwetsbare groepen? Ik maakte net het
punt dat artsen natuurlijk wel hulp gaan geven, maar het kan wel
degelijk leiden tot zorgmijding van groepen die gewoon bang zijn om
bijvoorbeeld naar een arts of de politie te stappen. De minister
benadrukt dat de politie niet gericht gaat zoeken naar onrechtmatig
verblijvende mensen, maar hoe kan hij dat garanderen? Klopt het dat
wellicht een andere minister kan besluiten om dat wel te doen? Erkent de
minister dat ondanks de onwenselijkheid van het fenomeen, het feit dat
mensen hier onrechtmatig verblijven, de Staat nog steeds
verantwoordelijk is voor de toegang tot basisbehoeften voor alle
mensen?
Ik wil graag horen hoe de minister uitvoering wil geven aan deze
mensenrechten, want bij vragen hierover wijst hij enkel op het feit dat
het nu al strafbaar is om onrechtmatig te verblijven in Nederland.
Gezien de maatschappelijke onrust, de hoeveelheid reacties van
hulporganisaties, mensen die werken met ongedocumenteerden of
onrechtmatig verblijvende mensen, kan het kabinet toch niet stellen dat
het wel meevalt en net doen alsof dit niet door al die organisaties
wordt verteld en alsof mensen heus wel naar de politie kunnen of die
zorg zullen vragen? Dit leidt gewoon tot het effect dat mensen niet die
stap durven te zetten, ben ik bang. Graag een reactie van de
minister.
Dan de effectiviteit. Het is belangrijk voor ons om wetten te toetsen op
effectiviteit, dus op de vraag of deze maatregel gaat leiden tot meer
grip op migratie. Wij hebben in de Kamer specifiek de taak om door te
vragen op die onderbouwing, om hierover die vragen te stellen. Ook dat
is in de verste verte niet op orde. Het is echt volstrekt onvoldoende om
te stellen dat naar de méning van het kabinet deze maatregel kan leiden
tot grip op migratie. Ik zei het net ook al in het interruptiedebatje:
dit is gewoon wetgeving. We hebben de taak om te vragen naar feiten,
naar onderbouwing, naar proportionaliteit en effectiviteit. Sinds
wanneer is een mening voldoende onderbouwing voor beleid en wetgeving?
Het is nog kwalijker om deze mening te gebruiken als onderbouwing als
genoeg onderzoeken en praktijkvoorbeelden gewoon het tegenovergestelde
laten zien, namelijk dat dit weleens een averechts effect kan hebben. We
weten namelijk uit praktijkvoorbeelden uit landen die een
strafbaarstelling hebben dat dit niet effectief is. De heer Paternotte
noemde het net ook al. Neem bijvoorbeeld België, dat al in 1980
onrechtmatig verblijf strafbaar heeft gesteld, maar waar twee keer
zoveel ongedocumenteerde vreemdelingen verblijven als in Nederland. Er
zijn verschillende onderzoeken, waar ook de Dienst Terugkeer en Vertrek
naar verwijst, die aantonen dat strafbaarstelling averechts werkt.
Zowel bij de consultatie als bij de beantwoording van deze vragen gaat
de minister niet in op de constateringen uit onderzoek. Daarom hier
nogmaals de vragen. Kan de minister inhoudelijk ingaan op de
onderzoeken, aangehaald door DTenV, die aangeven dat strafbaarstelling
juist averechts werkt? Kan de minister bijvoorbeeld ingaan op het
onderzoek van dr. Matilde Rosina, Criminalising migration, waarin juist
wordt aangetoond dat strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf
averechts werkt? Zij stelt dat uit de ervaringen in Frankrijk en Italië
een tweedelig effect blijkt: het vergroot het gevoel van onveiligheid in
de samenleving en het duwt mensen zonder verblijfsrecht dieper de
illegaliteit in, waardoor ze afhankelijk worden van informele of
ondergrondse netwerken. Kan de minister daarop reageren? Onderschrijft
de minister de stelling en het uitgangspunt dat het terugkeerbeleid
effectief moet zijn en, zo ja, waarom blijft hij dan, ondanks deze
onderzoeken en praktijkvoorbeelden, toch bij zijn mening dat de
strafbaarstelling kan bijdragen aan grip op migratie?
Daarnaast geven ook de belangrijkste uitvoeringsorganisaties aan dat het
zeer onzeker is dat het voorstel daadwerkelijk zal leiden tot
effectiever terugkeerbeleid. Sterker nog, ze verwachten juist dat het
leidt tot minder terugkeer. Zo stelt DTenV dat het strafbaar stellen van
onrechtmatig verblijf ervoor kan zorgen dat minder mensen zich
vrijwillig zullen wenden tot de organisatie voor zelfstandig vertrek, en
dat daarmee de terugkeercijfers kunnen dalen. Ook voor de politie is de
doelmatigheid van de novelle onduidelijk. De marechaussee stelt dat het
een groot effect kan hebben op de uitvoering en kan leiden tot
verdringingseffecten. Waarom wordt er niet geluisterd naar deze
uitvoeringsorganisaties, vraag ik de minister. Ik wilde eerst een
opsomming geven van alle organisaties die kritisch zijn, maar daar zijn
we te lang mee bezig, dus die zal ik u besparen. Maar ik wil de minister
wel vragen wat hij ervan vindt dat al deze organisaties, van uitvoering
tot mensen in de praktijk, negatief zijn.
Daarnaast lees ik in de beantwoording dat de wijze waarop uitvoering
wordt gegeven aan de strafbaarstelling zou moeten worden afgestemd op de
beschikbare capaciteit. Daarover heb ik ook een paar vragen. Betekent
dit dan dat er, in een scenario zoals we die nu hebben, met een nijpend
cellentekort, eigenlijk geen beschikbare capaciteit is voor
strafbaarstelling en deze taak dus niet wordt uitgevoerd? Heeft de
minister het toegezegde gesprek met DTenV over de uitvoering al gehad
en, zo ja, wat is daaruit gekomen en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd
over de uitkomsten van dit gesprek? Kan de minister reageren op de
opmerking van DTenV dat het terugkeerproces nooit ophoudt, aangezien zij
zich blijven inzetten voor gedwongen terugkeer totdat iemand
daadwerkelijk vertrokken is? De minister geeft aan dat
verdringingseffecten zo veel mogelijk worden beperkt, maar klopt het dat
dit geen garantie is en dat er dus wel sprake kan zijn van
verdringingseffecten, waardoor DTenV door deze maatregel niet toekomt
aan daadwerkelijke terugkeer? Wat is de minister voornemens te doen als
bij de evaluatie blijkt dat door de strafbaarstelling de
terugkeercijfers zijn gedaald?
Dan de vraag of het juridisch stand zal houden. Daarbij wijst de
minister in de beantwoording naar andere EU-landen die ook een
strafbaarstelling kennen. Ik gaf net al aan dat dat geen argument is,
want ook in die landen is het de vraag of het mag. Dat staat nog los van
het feit dat in dit dossier, vooral op het asieldossier, landen zoals
België en Italië vaak op de vingers worden getikt vanwege
onrechtsstatelijke maatregelen. Erkent de minister dat, en wil hij echt
die kant op gaan?
Ik begrijp dat bij de uitvoeringsorganisaties rekening wordt gehouden
met een verwachte toename van 100 tot 300 vervolgingen als gevolg van de
strafbaarstelling. Volgens de laatste schatting is het aantal mensen dat
onrechtmatig in Nederland verblijft zo'n 23.000 tot 58.000. Dan heb ik
weer een paar vragen aan de minister. Is het dan daadwerkelijk een
effectief middel als, op basis van deze cijfers, met de
strafbaarstelling ongeveer 0,5% van de mensen wordt vervolgd en wellicht
een nog kleiner aantal wordt uitgezet? Kan de minister die cijfers
bevestigen? Hoe wordt bepaald dat het waarschijnlijk over 100 tot 300
mensen gaat? Daar gaat het OM toch over? De minister stelt ook keer op
keer dat het om een beperkte omvang gaat, maar hoe groot is deze groep
nou precies? Welk deel hiervan bestaat uit uitgeprocedeerde
asielzoekers? Ik snap ook niet waarom er sprake is van effectief
terugkeerbeleid als mensen die hier onrechtmatig verblijven maar wel weg
kúnnen eerst een gevangenisstraf moeten uitzitten in Nederland, waardoor
ze dus nog langer in Nederland verblijven. Daar hadden we het ook over
tijdens het rondetafelgesprek. Kan de minister dat toelichten?
Voorzitter. Ik ben bijna aan het einde gekomen. We hebben nog een paar
vragen. De minister stelt dat handelingsperspectief ontstaat met de
strafbaarstelling en dat het slechts de aanvulling is. Dat zou een
begrijpelijk argument kunnen zijn als de uitvoeringsorganisaties hierom
vragen, als ze aan de bel trekken en aangeven dat ze juist dit
strafrechtelijke instrument missen, omdat ze nu niet kunnen ingrijpen.
Maar dat is gewoon niet het geval, want voor de terugkeer van
uitgeprocedeerde asielzoekers of onrechtmatig verblijvende mensen zijn
er tal van andere instrumenten. Naast positieve prikkels kennen we ook
de vreemdelingenbewaring, een licht of zwaar inreisverbod of de
ongewenstverklaring. Daarom vind ik de redenering daarachter
onbegrijpelijk, zeker omdat de minister aangeeft dat strafbaarstelling
in eerste instantie wordt toegepast voor overlastgevende of crimineel
gedrag vertonende vreemdelingen. Daar zijn de middelen die ik net
noemde, nou juist voor bedoeld. Daarnaast geven verschillende
organisaties, waaronder de Inspectie JenV, aan dat het strafrecht al een
strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf kent. Klopt het dat
onrechtmatig verblijf nu al strafbaar is, aangezien mensen die worden
aangetroffen zonder geldige verblijfsstatus in Nederland, al in
overtreding van de Vreemdelingenwet 2000 zijn? Waarom is deze
strafbaarstelling dan nog nodig? Welke uitvoeringsorganisaties hebben
aangegeven dat de strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf en
terugkeer nu een ontbrekend instrument is in het bevorderen van
terugkeer? Graag een reactie van de minister.
Waaruit blijkt nou dat de bestuurlijke instrumenten onvoldoende zijn?
Welke onderbouwing geeft de minister daarvoor? De minister stelt dat het
alleen een uiterste redmiddel is. Kan de minister nou eens een concreet
praktijkvoorbeeld geven waarbij de net genoemde instrumenten onvoldoende
zijn? De minister stelt in de beantwoording dat het lichte inreisverbod
soms niet voldoende is, omdat bij overtredingen geen vrijheidsstraffen
worden opgelegd. Dat is wel mogelijk bij een inreisverbod. Waarom is
zijn inzet dan niet om ervoor te zorgen dat het inreisverbod beter wordt
benut?
Voorzitter, ten slotte en daarna rond ik af. Ook voor effectief
terugkeerbeleid in het algemeen zijn er heel veel andere instrumenten
die onvoldoende worden benut. De aanname dat de lage terugkeercijfers
volledig te wijten zijn aan mensen die niet terug wíllen, is gewoon niet
in lijn met de dagelijkse realiteit. Daarom zou het kabinet ook veel
meer kunnen doen en veel meer kunnen inzetten op vrijwillige terugkeer.
Het zou lessen kunnen leren uit succesvolle vrijwillige
terugkeerprogramma's. Ik wijs ook graag even op de motie van mijn
collega, mevrouw Piri, die onlangs samen met het CDA een motie indiende.
Ze vroeg om een "go and see"-regeling voor Syriërs in Nederland, waar
andere landen ook al mee werken. Die motie is aangenomen, maar het
kabinet weigert die uit te voeren. Ik vraag het kabinet waarom. Ook wil
ik weten waarom het kabinet dan niet inzet op meer en betere afspraken
met landen van herkomst, ook in Europees verband, want dan kun je zorgen
voor snellere procedures bij de IND. We weten namelijk dat hoe langer de
procedure duurt en hoe langer mensen in Nederland zijn, hoe kleiner kans
is dat mensen daadwerkelijk terugkeren.
Voorzitter, ik rond af. Ik hoop dat we als Kamer de juiste richting gaan
inslaan en dat partijen die tijdens de verkiezingen hoog van de toren
bliezen over uitvoerbaarheid, betrouwbaarheid en gemeenschapszin, de
moed tonen om deze novelle te zien voor wat die is, namelijk
ondeugdelijk; die kan averechts werken; het is gewoon stoere praat,
symboolpolitiek en wordt nauwelijks onderbouwd. Dit kan ook ernstige
effecten hebben op onze samenleving, nu zo veel organisaties die dit
belangrijke werk doen, zoals hulpverleners, kerken, zorgverleners, waar
ik het net al over had, onderwijs, wetenschappers, advocaten, rechters,
politie en zelfs de VNG, de organisaties die dit moeten uitvoeren dus,
aangeven dat deze wet averechts werkt. Dat zorgt voor extra dilemma's en
mogelijk ontwrichting van de samenleving. Dit zijn allemaal mensen die
onze samenleving draaiende houden, waar de minister voor zou moeten
staan. Ik vind ook dat ons land beter verdient dan schijnoplossingen en
politiek toneel. Het verdient beleid dat werkt, dat uitvoerbaar is, dat
humaan is en dat daadwerkelijk doet wat het zegt dat het doet en waar
mensen daadwerkelijk iets aan hebben. Precies daarom zijn wij van plan
om tegen deze novelle te stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. U heeft een vraag van de heer Diederik
van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik heb nog een vraag over het een-na-laatste stuk van het betoog van
mevrouw Westerveld, waarin ze vrij uitvoerig vroeg: wat voegt zo'n
strafbaarstelling nou eigenlijk toe, want we hebben al een uitgebreid
bestuursrechtelijk instrument, waar je al druk mee kunt opbouwen, mensen
in detentie kunt zetten et cetera? Als dat waar is, geldt ook het lange
verhaal van mevrouw Westerveld niet dat mensen nu allemaal bang zouden
moeten zijn, dat er angst ontstaat et cetera, want die angst zou er dan
nu ook al moeten zijn. Dan gaat dat deel van het verhaal toch niet
op?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp de vraag, maar mijn punt is juist dat de minister aangeeft
dat het vooral voor deze groepen zou moeten gelden. Dat hoorde ik
mevrouw Rajkowski net ook al zeggen. Juist voor deze groepen zijn er al
een aantal instrumenten. Er zijn mensen die in dit land verblijven. We
willen allemaal niet dat je iets doet dat strafbaar is. Mijn verhaal is
dus niet dat ik dat betoog, maar dat dat juist uit de beantwoording van
de minister zou blijken. Ik vraag me af wat dit dan toevoegt en welke
uitvoeringsinstanties daarom hebben gevraagd, want die horen wij
niet.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Diederik van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja, ik heb nog één vervolgvraag, omdat mevrouw Westerveld, terecht, veel
waarde hecht aan de wetsbehandeling. Een grote zorg van mevrouw
Westerveld is natuurlijk dat de groep die geraakt kan worden met dit
voorstel veel groter is dan die in de ogen van de minister geraakt wordt
door de novelle. We hebben niet alleen de novelle, want we hebben ook
Europese jurisprudentie, maar laat ik me nu even beperken tot de memorie
van toelichting, die ook heel helder is en echt die focus op een smalle
doelgroep geeft. Erkent mevrouw Westerveld dat ook de memorie van
toelichting wel voluit deel uitmaakt van de wetsgeschiedenis en dus ook
veiligheid en zekerheid biedt?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Natuurlijk maakt de memorie van toelichting deel uit van de
wetsbehandeling, net als bijvoorbeeld de vragen die wij stellen en het
debat dat wij voeren. Maar juist daarom maak ik mij zorgen, want als wij
doorvragen op de memorie en op de wet en vragen om die onderbouwing, om
die feiten, om die cijfers, om wat nou precies de maatregelen zullen
zijn en of dat aangetoond kan worden met onderzoek, komt daar nul
antwoord op. Juist daarom maak ik me wél zorgen over de manier waarop
wij deze wet behandelen en inderdaad of die onderbouwing, die feiten en
die cijfers ertoe doen of dat deze wet vooral wensdenken is. Vooralsnog,
ook gezien de haast waarmee de Kamer dit behandelt en de onzorgvuldige
voorbereidingen, neigt mijn beeld toch naar dat laatste.
De voorzitter:
Goed. Dank aan mevrouw Westerveld. We gaan luisteren naar de bijdrage
van de heer Paternotte. Hij spreekt namens D66.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het behandelen van wetsvoorstellen is een van de
kerntaken van de Tweede Kamer. "Toch blijkt het in de praktijk lastig om
voldoende aandacht aan wetgeving te besteden; de politieke discussie van
de dag vraagt snel veel van uw aandacht. Het vergt inspanning en
handigheid om wetsvoorstellen te kunnen doorgronden. Maar daarmee kunt u
wel het verschil maken." Dat is niet mijn tekst, maar komt uit de
inleiding van het rapport Werken aan wetten, een coproductie van onze
collega's Sneller en Michon-Derkzen. Dat is puur toeval, voorzitter. Zij
hebben zich hard ingezet voor een ruime 120 pagina's tellende
handreiking die ons als Kamerleden handvatten biedt om onze taak als
wetgever goed uit te kunnen voeren, waarvoor dank. Dat is mooi en nuttig
werk, want het is heel belangrijk.
We doen het hier vandaag eigenlijk precies weer hoe het niet moet. Voor
de zomer werd een PVV-amendement aangenomen zonder dat er echt debat
over was geweest. Partijen steunden het amendement klaarblijkelijk
zonder echt door te hebben wat er nou precies in stond, terwijl dat
eigenlijk vrij helder was. In het amendement stond: "Personen of
organisaties die illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen helpen
onder te duiken, zullen op grond van artikel 47 van het Wetboek van
Strafrecht ook strafbaar zijn." Ik ben niet van de PVV, maar niemand kan
zeggen dat dit onduidelijk is. Het resultaat is dit debat. Een halfjaar
later zitten we hier bij elkaar met een voorstel van het kabinet om dat
PVV-amendement weer af te zwakken. De vraag is: herhaalt de geschiedenis
zich hier niet toch weer?
Oftewel, doen we hier niet wederom met veel haast iets waarvan maar
weinig mensen begrijpen wat je er precies aan hebt? Want over allen die
zonder papieren in Nederland zijn onder het strafrecht brengen, dat
principe van de strafbaarstelling van illegaliteit, is de Raad van State
niet eens om advies gevraagd. We hebben wel een hele bak aan adviezen,
van de politie tot en met het gevangeniswezen, van burgemeesters en de
Dienst Terugkeer en Vertrek, die eigenlijk allemaal zeggen: doe dit nou
niet. Ze waarschuwen allemaal voor negatieve consequenties. Ik geef
alvast één voorbeeld van de Dienst Terugkeer en Vertrek: "Deze wet leidt
dus tot extra werk en administratieve lasten, waardoor minder tijd kan
worden besteed aan het organiseren van vertrek van asielzoekers." We
hebben het vandaag dus over een wet die als doel heeft om meer
asielzoekers te laten terugkeren naar het land van herkomst, maar
volgens de mensen in de uitvoering het tegenovergestelde effect heeft,
terwijl zij nota bene die terugkeer moeten gaan regelen. Oftewel,
eigenlijk is dit een wet die gelijkstaat aan een hond die zijn eigen
staart achternazit en er vervolgens in bijt.
Voorzitter. Dat is echt zonde, want heel veel Nederlanders willen graag
grip op migratie. Alleen, het is inmiddels toch wel duidelijk dat je
daarvoor goede wetten nodig hebt? Duizenden mensen in Nederland, van de
politie, van de Dienst Terugkeer en Vertrek en van al die andere
organisaties, moeten straks aan de slag met de wet die wij maken. Nu
riskeren we het broddelwerk van afgelopen zomer te gaan vervolgen door
datzelfde broddelwerk een beetje op te poetsen. Daarom mijn eerste vraag
aan de minister. Het kabinet heeft destijds het PVV-amendement nooit
voorgesteld en deze minister zei ook: we ontraden het. De partijen die
voorstemden zijn nu, in deze Kamer, in de minderheid. Hoe kijkt de
minister er nu precies naar? Bent u achteraf blij dat de PVV dit in de
wet heeft gefietst? Of had u dat liever niet gehad? Dan was de
Asielnoodmaatregelenwet waarschijnlijk allang in werking getreden in
Nederland. Van wetten maken op basis van aannames en gevoelens wordt
Nederland niet beter. Nederland wordt er wel beter van als we af en toe
even ademhalen met elkaar en nadenken over de gevolgen van wat wij met
elkaar doen. Daarom heb ik een aantal vragen, over wat deze wet betekent
voor onze veiligheid, wat deze wet betekent voor het kunnen uitzetten
van uitgeprocedeerde asielzoekers en wat strafbaarstelling van
illegaliteit betekent voor minderjarige kinderen.
Eerst de veiligheid. De politie en de Koninklijke Marechaussee
waarschuwen ervoor dat met deze wet onze samenleving onveiliger wordt.
Zij vrezen dat mensen zich gaan onttrekken aan toezicht, omdat ze uit
beeld willen blijven. Daarom schrijft de politie over de
strafbaarstelling dat die "leidt tot een toename van de overlast en
criminaliteit, en tot een grotere kans om slachtoffer te worden van
mensenhandel of andere vormen van uitbuiting". Dat komt bijvoorbeeld ook
doordat wie mishandeld wordt niet meer naar de dokter durft en geen hulp
zal zoeken als hij/zij slachtoffer wordt van uitbuiting of erger. Mijn
vraag is dus: hoe oordeelt de minister over deze waarschuwingen? Wat
heeft hij toegezegd aan de politie en marechaussee om aan hun zorgen
tegemoet te komen?
De gemeenten zeggen: wij verwachten dat deze wet leidt tot meer daklozen
in onze straten en meer mensen die vatbaar zijn voor uitbuiting omdat ze
niet meer naar de politie durven te stappen. En hoe zit het met de
capaciteit bij de Dienst Justitiële Inrichtingen? Nu moeten gevangenen
al twee weken eerder vrijgelaten worden vanwege het cellentekort. Dan
zijn er eigenlijk twee opties: gevangenen nog iets eerder vrijlaten,
bijvoorbeeld drie weken eerder, of veroordelingen voor illegaliteit
mogen nooit tot een celstraf leiden. Welke van de twee wordt het?
Dan terugkeer, voorzitter. Ik zei het al: wij willen juist meer
terugkeer van uitgeprocedeerden, en niet minder. Volgens mij wil deze
minister dat ook, evenals eigenlijk zo goed als alle partijen aan deze
tafel. Deze wet is bedoeld om mensen een zetje te geven om het land te
verlaten, maar de Dienst Terugkeer en Vertrek zegt dat het
tegenovergestelde gebeurt. Zij schrijven dat ze bang zijn voor een
verdringingseffect in hun werk, waardoor zij niet meer toekomen aan hun
daadwerkelijke taak: mensen laten terugkeren naar het land van
herkomst.
Vorige week, bij de rondetafel, waren ze daar ook heel duidelijk over.
Het blijft namelijk niet bij de 100 tot 300 mensen waarvan verwacht
wordt dat ze vervolgd moeten worden en waarvan ze sowieso individuele
dossiers moeten maken. Nee, het gaat over een veel bredere groep. Op het
moment dat de politie of marechaussee iemand aantreft die onrechtmatig
in Nederland verblijft, dan zal die vervolgens aan de Dienst Terugkeer
en Vertrek moeten vragen of die persoon het volledige terugkeerproces
heeft doorlopen. Op basis van de memorie van toelichting is immers het
idee dat, als ze het volledige terugkeerproces hebben doorlopen en
illegaal in Nederland verblijven, politie en marechaussee in actie
moeten komen, maar dat dit niet het geval is als ze het terugkeerproces
nog niet volledig hebben doorlopen. Voor al die mensen moet de Dienst
Terugkeer en Vertrek dus gaan uitzoeken wat de stand van zaken van de
terugkeerprocedure is. De minister gaat best wel makkelijk aan deze zorg
voorbij, maar die is vrij wezenlijk, want elke minuut dat een DTenV'er
met deze extra file bezig is, kan niet worden besteed aan de kerntaak:
terugkeer en vertrek. Hoe gaat de minister dit verdringingseffect
voorkomen? Komt er een voorstel voor extra financiële steun aan DTenV,
zodat de dienst kan worden uitgebreid? Of accepteert de minister dat de
mensen van de dienst minder tijd hebben om te werken aan de terugkeer
van uitgeprocedeerde asielzoekers?
Voorzitter. Dan schrijft het kabinet ook dat er een afschrikwekkende
werking zal uitgaan van de strafbaarstelling. Eigenlijk erkent het
kabinet tegelijk zelf ook dat dit afschrikkende effect er helemaal niet
zal zijn. Ik lees dat onrechtmatig verblijf kan worden bestraft met een
geldboete van de derde categorie of een gevangenisstraf tot zes maanden.
Dan denk je: oké, een boete of een celstraf. Maar zonder
verblijfsvergunning mag je niet werken en kun je ook geen bankrekening
hebben. Het lijkt me dus een illusie dat die boete betaald kan worden.
Eigenlijk zegt het kabinet dat zelf ook, want in de schriftelijke ronde
krijgen we van de minister een duidelijk en eerlijk antwoord: "De
regering signaleert wel dat een boete inderdaad maar zeer beperkt effect
zal hebben (…) De meeste niet-rechtmatige vreemdelingen hebben geen
inkomen en geen vaste woon- of verblijfplaats. Dit maakt het innen van
een boete, en het afschrikwekkende effect dat daarvan uitgaat, zeer
beperkt."
Kortom, de boete is ten eerste nauwelijks uitvoerbaar en schrikt, ten
tweede, niet af. Dan zou je zeggen "dan maar de gevangenis in", maar de
Dienst Justitiële Inrichtingen schat in dat het wetsvoorstel zal leiden
tot tussen de 55 tot 165 extra veroordelingen per jaar die leiden tot
een gevangenisstraf, terwijl er op dit moment een enorm cellentekort is.
Diezelfde DJI zegt dus dat er de komende vijf jaar helemaal geen plek is
om deze vonnissen uit te voeren; er is geen plek in de gevangenis, geen
capaciteit. Mensen zonder papieren kunnen dus de boetes niet betalen en
in de gevangenis is er geen plek. Tja, dan is in ieder geval de komende
jaren het afschrikkende effect nagenoeg nul. Kan de minister dat
bevestigen? De vraag is dan wat dit allemaal voor nut heeft.
Voorzitter. Met zo veel tegenliggers die waarschuwingsseinen geven, is
óf het kabinet aan het spookrijden, óf zitten de gemeenten, de
Nederlandse orde van advocaten, de Raad voor de rechtsspraak, de Dienst
Terugkeer en Vertrek, de nationale politie en de Inspectie Justitie en
Veiligheid op de verkeerde weghelft. Ik zou zeggen: doe het niet. We
hebben immers grip op migratie nodig; laten we niet Nederland voor het
lapje houden met een maatregel waarmee je niets oplost maar wel nieuwe
problemen veroorzaakt.
Het amendement van collega Ceder om de strafbaarstelling te schrappen en
daarmee de novelle zo aan te passen dat je eigenlijk de wet van de
minister weer in ere herstelt, kunnen wij dan ook steunen. De Eerste
Kamer zal dan ook de kans krijgen om zich uit te spreken over de
Asielnoodmaatregelenwet, zoals het kabinet dat oorspronkelijk graag
wilde. Zelden is een oppositiepartij op deze manier constructief
richting de minister geweest. Wat ons betreft smaakt dat vanuit de
ChristenUnie naar meer. Ik ben heel benieuwd naar de reactie.
Voorzitter. Ik noem nu een aantal heel pragmatische overwegingen en wat
ons betreft zijn die heel belangrijk. Maar los daarvan wil ik ook nog
wel even stilstaan bij de uitvoeringsgevolgen voor mensen. Sommigen die
hier ongedocumenteerd zijn, doen iets hartstikke fout, omdat zij hun
terugkeer frustreren en er een bende van maken. Die mensen verdienen een
harde aanpak. Dat kan ook al, want op basis van artikel 197 van het
Wetboek van Strafrecht kun je deze mensen strafbaar maken en in de
Asielnoodmaatregelenwet zitten voorstellen voor de uitbreiding van de
ongewenstverklaring; de inspecteur-generaal van de Inspectie Justitie en
Veiligheid wees hier ook op. Maar we hebben het ook over mensen die
buiten hun eigen schuld om niet kunnen terugkeren. Minister Faber zei
consequent dat iedereen die wil terugkeren ook kan terugkeren. Maar
gelukkig erkent deze minister dat dat helemaal niet zo is. Er zijn zat
landen die weigeren om hun burgers weer terug te nemen. Dat roept bij
mijn fractie de zorg op dat een persoonlijke opvatting kan bepalen op
welke mensen deze wet wel of niet van toepassing is.
De groep waarover ik mij het meest zorgen maak, betreft de kinderen van
mensen zonder papieren. Meerdere organisaties waarschuwen ons wat dit
voor kinderen betekent. In de schriftelijke ronde kreeg ik als reactie
van het kabinet: dat ouders van kinderen strafrechtelijk worden
vervolgd, is een effect dat niet alleen bij dit misdrijf speelt, maar
ook bij andere feiten aan de orde kan zijn. Ja, natuurlijk, kinderen
kunnen ouders hebben die een bank beroven of fraude plegen; dat is waar.
Maar er is geen enkele wet die de ouders van duizenden kinderen in één
keer strafbaar maakt simpelweg omdat zij hier zijn.
Voorzitter. Dat betekent iets voor kinderen. De Inspectie Justitie en
Veiligheid schrijft bijvoorbeeld: "Hoewel de strafbaarstelling niet
geldt voor minderjarigen, ondervinden zij mogelijk wel de gevolgen
wanneer ouders zich terugtrekken uit het openbare leven." De
ontwikkeling van kinderen wordt hier dus door geraakt en dat is
oneerlijk. Ik wil de minister vragen om een Kinderrechtentoets uit te
laten voeren. Dat is ook precies wat de Inspectie Justitie en Veiligheid
vraagt. En ik zou de collega's willen voorstellen: laten we niet stemmen
over het voorstel totdat die Kinderrechtentoets er ook is.
Voorzitter. Ik sluit graag af met wat we dan wél moeten doen. Mensen die
hier niet mogen zijn, moeten we namelijk kunnen terugsturen. Daar heeft
de Dienst Terugkeer en Vertrek voldoende capaciteit en een stabiele
financiering voor nodig. Daarnaast zijn wij, punt twee, groot
voorstander van het terugbrengen van de landelijke
vreemdelingenvoorziening, de lvv, allereerst al omdat die mensen van de
straat houdt, maar ook omdat er vanuit die locaties in samenwerking met
de Dienst Terugkeer en Vertrek kan worden gewerkt aan de terugkeer van
mensen bij wie dat nog mogelijk is. De DTenV heeft ons als Kamer al
vaker aangegeven dat persoonlijke begeleiding vaak heel veel effect kan
hebben en dat mensen daardoor wél gaan meewerken aan vertrek. Dat is een
stuk nuttiger dan eindeloos dossiers maken en vragen van de politie
afdoen, iets wat door dit wetsvoorstel wordt veroorzaakt.
En tot slot: laten we investeren in de perspectiefopvang van Nidos. Dat
is heel gespecialiseerde, kleinschalige opvang. Daar zitten
overlastgevende alleenstaande minderjarige vluchtelingen in. Zij worden
persoonlijk en intensief begeleid. Er wordt gewerkt aan hun toekomst en
als zij uitgeprocedeerd zijn, gaat het dus om werken aan een toekomst
buiten Nederland. Dat is belangrijk, omdat juist deze hele jonge mensen
ontzettend beïnvloedbaar zijn en daarmee kwetsbaar zijn voor
criminaliteit. Met toekomstperspectief in het land van herkomst zal de
kans op terugkeer ook echt veel groter worden. Kan de minister toezeggen
dat hij met deze drie zaken aan de slag wil gaan, zodat we echt kunnen
werken aan effectieve terugkeer, in plaats van een symboolmaatregel te
treffen die heel veel negatieve consequenties heeft?
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee bent u aan het einde gekomen van uw betoog, begrijp
ik. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Teunissen. Zij
spreekt namens de Partij voor de Dieren. Mevrouw Teunissen, aan u het
woord.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst moeten we deze novelle bezien in de
context van de Asielnoodmaatregelenwet, die met stoom en kokend water
door de Tweede Kamer is gegaan en die de rechten van asielzoekers
ernstig inperkt. Mijn fractie ziet deze wet als pure zondebokpolitiek:
je lost er geen enkel probleem mee op, maar je dupeert wel kwetsbare
mensen. En je zadelt de samenleving op met meer uitvoeringsproblemen en
kosten. Dat hebben we niet goed behandeld, omdat die wet zo onzorgvuldig
door de Kamer is gekomen. Daar komt nog de strafbaarstelling bij van
mensen die hier zogenaamd "illegaal" verblijven. Dat is een lelijke
aanduiding, want geen mens is illegaal op deze wereld. Die
strafbaarstelling gaat wat de Partij voor de Dieren betreft meteen van
tafel.
Een gevangenisstraf of een boete voor het niet hebben van papieren is de
omgekeerde wereld. We hebben het over een heel uiteenlopende groep
mensen, zo werd al geschetst door mijn collega's. Vaak gaat het om de
meest kwetsbare groepen in deze samenleving, die om allerlei redenen
vaak ook niet terug kúnnen naar hun land van herkomst. Die mensen geef
je geen straf, maar bied je de basis aan zorg, aan medemenselijkheid,
aan barmhartigheid. Het is ook niet verwonderlijk dat de kerken vanuit
hun waarden vaak juist hulp leveren aan die mensen die geen
verblijfsrecht hebben.
Strafbaarstelling zonder de onderliggende oorzaken aan te pakken leidt
alleen maar tot isolement. Het leidt ertoe dat mensen bijvoorbeeld geen
aangifte durven te doen als zij slachtoffer worden van een misdrijf,
maar ook dat ze zorg mijden. Dit heeft volgens zorgexperts niet alleen
schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mensen zelf, maar ook voor
de volksgezondheid in brede zin. Bedenk dat als mensen zorg mijden, je
ook een groter risico hebt op infecties die zich verspreiden. Nederland
is volgens het internationaal recht verplicht om kwetsbare groepen te
beschermen en om medische zorg te bieden, ongeacht verblijfsstatus. Dat
volgt uit de internationale verdragen, maar ook uit de artseneed.
Strafbaarstelling is in strijd met het Kinderrechtenverdrag, het
VN-Vrouwenverdrag, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
en het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens,
waaruit deze bescherming van kwetsbare personen voortvloeit. Volgens de
Raad van State is het dan ook nog eens een onfatsoenlijk wetstraject
geweest rondom die strafbaarstelling van illegaliteit. Daarom vindt de
Partij voor de Dieren het dan ook heel goed dat de heer Ceder een
amendement heeft ingediend om deze ondeugdelijke strafbaarstelling uit
de wet te schrappen. Dat amendement zullen we dan ook van harte
steunen.
Door dat gefrommel met dat PVV-amendement werd ook nog eens de hulp aan
mensen zonder verblijfsrecht strafbaar. Ik sprak laatst een hulpverlener
van in de 70. Ze maakt zelf overuren bij het bieden van hulp aan een
vrouw met een beperking zonder verblijfsrecht. Ze helpt mensen al jaren.
Deze vrijwilliger ziet hoe lastig het is om bijvoorbeeld de weg naar
medische zorg te vinden. Ze maakt zich ernstig zorgen, want door het
strafbaar maken van hulp aan mensen zonder verblijfsrecht is er een
grote kans dat er nog minder vrijwilligers komen en dat het meisje
straks niet meer de zorg krijgt die ze nodig heeft als die vrouw straks
als zeventiger omvalt.
Binnen deze context heeft mijn fractie ook grote zorgen over de novelle
die voorligt. Feitelijk wordt er maar één zinnetje toegevoegd, namelijk
dat deelname aan dit misdrijf, anders dan als pleger, niet strafbaar is.
Advocaten stellen dat je alsnog beschuldigd kan worden van witwassen als
je mensen zonder verblijfsvergunning helpt, ook al staat dit zinnetje in
de wet. Daardoor is de tandarts of dokter die iemand zonder documenten
behandelt straks in theorie toch strafbaar. Ik vraag aan de minister of
dit klopt. Bovendien stellen advocaten dat organisaties die hulp
verlenen ook alsnog strafbaar kunnen zijn. Kan de minister dat
bevestigen? Koepelorganisaties van artsen wijzen erop dat medisch
noodzakelijke zorg nog steeds het deelnemen aan een misdrijf blijft door
de formulering in de wet. Zo blijft er een zweem van strafbaarheid
hangen over de hoofden van mensen die zorg verlenen. Dat vindt de Partij
voor de Dieren zeer onwenselijk. Het gaat ook over normering in de wet.
Dit is een onacceptabele normering, want je straft medemenselijkheid,
barmhartigheid, ook in woorden. Je zegt namelijk dat ze meehelpen aan
een misdrijf, terwijl ze tegelijkertijd de zorgplicht hebben om mensen
te helpen. Daarom roept mijn fractie niet alleen het kabinet maar ook de
christelijke partijen op om tegen deze novelle te stemmen, want de geest
van dit wetsvoorstel klopt niet. Je hebt te maken met deelname aan een
misdrijf en dat is niet strafbaar. Dat is niet uit te leggen in de geest
van de artseneed en het internationaal recht, dat zegt: we helpen
kwetsbare mensen.
Voorzitter. Uit het advies van de Raad van State blijkt dat
strafrechtelijke vervolging van hulpverleners ook met dit wetsvoorstel
nog niet helemaal uitgesloten is. De voorgestelde uitsluitingsgrond
bestaat namelijk nog niet binnen het strafrecht. Het is nu onduidelijk
wat het in de praktijk gaat betekenen. We hebben al illegaliteit die
strafbaar is en een aantal specifieke gronden, en nu komt dit erbovenop.
Dat is generiek. De vraag is hoe we het onderscheid gaan maken. Kan
degene die hulp biedt aan iemand met een ongewenstverklaring en die niet
weet dat die persoon een ongewenstverklaring heeft, dan alsnog strafbaar
zijn, vraag ik de minister.
Voorzitter. Kortom, dit voorstel veroorzaakt veel onzekerheid over welke
hulp strafbaar is en welke hulp niet, en moet breder bezien worden
binnen de wet die illegaliteit als misdrijf betitelt. Juridische
strijdigheid, de schending van basisrechten, de impact op de
hulpverlening en de negatieve maatschappelijke effecten bestaan. De
novelle belast de uitvoeringsorganisaties onnodig en creëert
onzekerheid. Mensen zonder verblijfspapieren in een kwetsbare positie
worden verder gemarginaliseerd en gecriminaliseerd. Kwetsbare mensen
zijn de dupe, terwijl zorg en opvangkosten en de belasting van
hulpverleners alleen maar groter worden. Strafrechtelijke vervolging
draagt niet bij aan terugkeer, maar leidt tot isolatie,
mensenrechtenschendingen en vertraging en belemmering in het bereiken
van duurzame oplossingen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. We gaan luisteren naar de bijdrage van de
heer Boomsma. Hij spreekt namens JA21.
De heer Boomsma (JA21):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Elke week komen er weer 1.000
asielzoekers naar Nederland. Ook als ze niet mogen blijven, doen heel
veel mensen dat toch. Dat moet stoppen. De Asielnoodmaatregelenwet is
daarom cruciaal en urgent, zeker nu alle landen om ons heen ook veel
strenger worden. Met deze novelle wordt elke vorm van humanitaire hulp
aan illegaal verblijf expliciet en ondubbelzinnig uitgesloten van de
strafbaarstelling. Dat is ook in lijn van het verzoek van de heer Van
Dijk van de SGP en van mijzelf, zij het toen van een andere partij, in
aanloop naar de Asielnoodmaatregelenwet. Ik wil dus de minister danken
voor het oppakken daarvan.
Daarmee wordt ook tegemoetgekomen aan de zorgen van veel organisaties in
de nasleep van het amendement. Niemand die een kop chocolademelk
uitdeelt of wat dan ook, een bed, bad, brood, onderwijs, zorg of
juridische zorg, hoeft dus enigerlei vervolging te vrezen. Die zorg kan
weg. Die was wat ons betreft sowieso al niet heel reëel. Volgens artikel
42 van het Wetboek van Strafrecht is iets niet strafbaar als je het doet
om een ander wettelijk voorschrift uit te voeren. We hebben het
inderdaad al gehad over artikel 10 van de Vreemdelingenwet. Bij
medeplegen moet het gaan om bewuste en nauwe samenwerking, dus daar is
bij een kop soep sowieso al geen sprake van. Dat zagen we ook in de nota
naar aanleiding van het verslag en het rondetafelgesprek. Hulp bieden
was al strafbaar als het ging om mensen met een ongewenstverklaring of
die een inreisverbod hadden geschonden. Dat is dus al decennia
strafbaar, maar er is nog nooit iemand hierom vervolgd. Misschien kan de
minister dat nog even bevestigen.
De voorzitter:
De heer Paternotte heeft op dit punt een vraag voor u. Ik zocht even
naar een punt in uw betoog.
De heer Paternotte (D66):
De VVD heeft hier publiekelijk eerder dingen over gezegd, maar in het
geval van JA21 weet ik het nog niet. Wat was voor JA21 de reden om voor
het amendement van de PVV te stemmen afgelopen zomer?
De heer Boomsma (JA21):
JA21 heeft voor dat amendement gestemd, omdat JA21 voor de
strafbaarstelling van illegaliteit is.
De heer Paternotte (D66):
Dat snap ik, maar in het amendement staat natuurlijk vrij duidelijk dat
dat ook de mensen betreft die hulp aan illegaal in Nederland
verblijvende vreemdelingen leveren. Waarom heeft JA21 daar dan voor
gestemd? Was dat een vergissing of een bewuste keuze?
De heer Boomsma (JA21):
Nee, dat was een bewuste keuze, omdat JA21 — ik zat er toen nog niet bij
— er toen van uitging dat het gaat om medeplegen. Dat strekt dus veel
verder dan een kom soep. Het gaat dan echt om bewuste medewerking om
mensen die eigenlijk uitgezet moeten worden, aan het gezag van de
overheid te onttrekken. JA21 vindt het helemaal niet gek dat dat
strafbaar zou worden. Ik kom hier zo op in mijn bijdrage, waarin ik
nader inga op deze novelle.
De voorzitter:
Meneer Paternotte, meneer Boomsma komt daar zo op terug. Leidt dit nu
nog tot een vervolgvraag?
De heer Paternotte (D66):
Dan heb ik een simpele vraag. Als de heer Boomsma dat toen zo las, vindt
hij deze novelle dan eigenlijk overbodig?
De heer Boomsma (JA21):
Daar kom ik zo dus op, maar ik denk dat het goed is om alle ontstane
twijfel weg te nemen. Dat vind ik wel verstandig. Zoals ik al zei: wij
vinden het helemaal niet gek dat het strafbaar zou worden gesteld als
iemand bewust meewerkt om iemand die eigenlijk moet worden uitgezet, aan
het gezag te onttrekken. Met deze novelle wordt alle mogelijke
dubbelzinnigheid weggehaald. Ik denk dat dat verstandig is, want — dat
heeft de minister ook aangegeven — dan kan er ook geen discussie
ontstaan bij het Openbaar Ministerie over wanneer iets als humanitaire
hulp moet worden gezien. Dat kunnen wij dus steunen, maar we vinden het
wel verstandig dat de strafbaarstelling van illegaliteit zelf overeind
blijft.
Feit is gewoon dat er veel meer mensen naar Nederland willen komen dan
wij kunnen toelaten. Daarom hebben wij wetten die bepalen of iemand mag
blijven; dat kan niet anders. Er moet dus worden vastgesteld dat iemand
die geen recht heeft op verblijf, weg moet. Dan kan gewoon niet anders.
Als je dat weigert en de wet overtreedt, dan moeten daar ook
consequenties aan kunnen worden verbonden. Wij zien dat in die zin dus
ook niet als een heel ingrijpende maatregel, maar als een logisch
onderdeel van de rechtsstaat. Is dit nou een wondermiddel en de enige
oplossing voor het terugkeerbeleid? Nee, dat is het niet. Het is
onderdeel van een breed pakket aan maatregelen om de terugkeer te
bevorderen. Het is wat ons betreft een nuttig instrument dat daaraan kan
worden toegevoegd, een extra middel om op te kunnen treden als dat nodig
is. Er is een groep die niet kan worden uitgezet, maar wel vrijwillig
terug zou kunnen keren, en dat weigert. Die groep kan voor veel
problemen zorgen. Op dit moment wordt daar gewoon niet goed tegen
opgetreden.
We hebben gezien dat er veel zorgen zijn bij mensen in de praktijk, maar
die zijn wat ons betreft dus niet terecht. De politie gaat niet op
illegalenjacht. Handhaving is gericht op het verwijtbaar niet naleven
van de vertrekplicht. Dat betreft dus mensen die weigeren te vertrekken
en terugkeer frustreren, nadat alle bestuursrechtelijke maatregelen zijn
uitgeput. Dat is dus heel nauw omschreven. De memorie van toelichting is
een integraal onderdeel van de wet. Dat is heel duidelijk. Een rechter
neemt dat ook altijd mee. Wat ons betreft is daar dus ook geen twijfel
over mogelijk. Let wel: vorig jaar waren meer dan 3.000 vluchten van de
Dienst Terugkeer en Vertrek zinloos, omdat mensen niet kwamen opdagen.
Er zijn dus heel veel mensen waarvoor een vlucht wordt geboekt. Dat kost
de belastingbetaler heel veel geld. Daartegen moet opgetreden worden. Ik
ben benieuwd of de minister nog duidelijk kan aangeven hoeveel mensen
hij op deze manier, op deze gronden denkt te kunnen gaan
vervolgen.
Een vrijheidsstraf is dus niet mogelijk als deze de terugkeer hindert.
Dat is duidelijke Europese jurisprudentie. Maar hoe zit het nu precies
met de geldboete? Er zijn ook mensen die wel degelijk over geld
beschikken. Aan welke groepen kan deze boete dan wel worden opgelegd? In
welke gevallen kunnen EU-onderdanen op deze gronden worden vervolgd?
Geldt dit bijvoorbeeld niet bij een aanzegging om te vertrekken die zij
kunnen krijgen? De invulling hiervan moet worden verwerkt in het
vervolgingsbeleid. Kan de minister aangeven wanneer dat komt? Kan dat
naar de Tweede Kamer worden gestuurd?
De Dienst Terugkeer en Vertrek had zorgen over de vraag wanneer men
aangifte moet doen en of dat de samenwerking met mensen die vrijwillig
willen vertrekken kan verslechteren. Volgens mij kunnen daar regels voor
opgesteld worden. Het College van procureurs-generaal kan dat doen. Gaat
het dat ook doen, en welke regels zouden dat dan zijn? Ook daarvan
blijven we graag op de hoogte.
In de uitvoeringstest van september — ze zijn wel degelijk al maanden
bezig met dit traject — zijn drie scenario's geschetst. Welk scenario is
nu precies de inzet van de regering? De brede vraag is eigenlijk: zijn
alle randvoorwaarden aanwezig bij de uitvoeringsorganisaties, zoals de
Dienst Terugkeer en Vertrek, om dit te kunnen uitvoeren, of moeten we
aanvullende maatregelen nemen? Ik sluit me hierbij aan bij de vraag van
de heer Paternotte: is het nou nodig is om op grond hiervan, als dit
wordt aangenomen, extra mensen aan te nemen bij de Dienst Terugkeer en
Vertrek?
Ik heb nog een vraag over database Eurodac. Onder welke voorwaarden kan
die database worden aangesproken om dit traject in te zetten?
Voorzitter. Wat blijft staan, is dat mensen die ziek zijn, altijd naar
de dokter moeten kunnen. Mensen die slachtoffer zijn van uitbuiting of
andere misdrijven, moeten zich altijd veilig voelen om naar de politie
te gaan. Kan de minister duidelijk aangeven welke stappen de regering
wil zetten om dat te borgen en heel duidelijk te maken? Gezien alle
ophef in de maatschappij denk ik dat het goed is om een grote
communicatiecampagne te organiseren als deze wet wordt aangenomen, die
dat heel duidelijk gaat maken aan iedereen voor wie deze maatregel
geldt, namelijk voor uitgeprocedeerden. Hopelijk zullen er dan al mensen
zijn die eieren voor hun geld kiezen en zullen terugkeren. Maar er moet
ook heel duidelijk worden gemaakt voor wie dit niet geldt. We moeten
luid en duidelijk communiceren wie zich geen zorgen hoeft te maken. Ik
hoop dat de partijen en organisaties die nu veel ruis hebben veroorzaakt
en een rookgordijn hebben opgetrokken, zich gaan inzetten om die
onduidelijkheid zelf weg te nemen. We hebben alle partijen nodig om dat
duidelijk te maken.
Wat JA21 betreft wordt de novelle aangenomen en wordt de
Asielnoodmaatregelenwet daarna ook snel aangenomen in de senaat.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Boomsma. Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van mevrouw
Vondeling. Zij spreekt namens de PVV.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Voorzitter. Op dit moment lopen er naar schatting tussen de 23.000 en
58.000 illegalen rond in Nederland. Dit is een hele grove schatting,
maar één ding is duidelijk: het aantal illegalen in Nederland is veel en
veel te hoog. Dat is niet gek, want illegalen zijn jarenlang vertroeteld
en gepamperd door linkse en slappe rechtse partijen met bed, bad en
brood, opvang, generaalpardonregelingen en noem het maar op, behalve met
het enige wat echt helpt, namelijk consequent oppakken, vasthouden en
het land uitzetten. Het is volstrekt idioot dat de rechtsstaat wel voor
Nederlanders geldt, maar niet voor illegalen. Uitgeprocedeerde
vreemdelingen duiken massaal onder, negeren meerdere rechterlijke
uitspraken over dat ze moeten vertrekken en doen gewoon waar ze zin in
hebben. Ondertussen moeten onze eigen burgers zich wel aan de regels
houden. Dat is de wereld op zijn kop.
Illegaliteit veroorzaakt enorme overlast, criminaliteit en torenhoge
kosten voor de Nederlandse belastingbetaler. Het is een groot
maatschappelijk probleem, dat schreeuwt om een keiharde aanpak. Daarom
is de strafbaarstelling van illegaal verblijf absoluut logisch en
noodzakelijk. Met de strafbaarstelling van illegaliteit ontmoedigen we
vreemdelingen om illegaal in Nederland te blijven. Het biedt ook de
mogelijkheid tot langere detentie en geeft meer tijd en druk om
uitzetting wel voor elkaar te krijgen. Wie een misdrijf pleegt door
illegaal te zijn, kan niet meer in aanmerking komen voor een
verblijfsvergunning.
Voorzitter. Dankzij de PVV is illegaliteit eindelijk strafbaar geworden
in de Asielnoodmaatregelenwet. Dat is een historische overwinning. Geen
novelle of aanpassing verandert daar iets aan. Ook dankzij de PVV,
dankzij de wetten van voormalig PVV-minister Faber, staan er in de
Asielnoodmaatregelenwet strenge maatregelen om de asielinstroom te
beperken. Zonder ons was dit er nooit gekomen. Voor de PVV is het
belangrijk dat illegaliteit strafbaar wordt. Als het aan ons had
gelegen, was er geen novelle nodig geweest en hadden we het nog strenger
aangepakt. Wat ons betreft was ook het meewerken aan illegaal verblijf
strafbaar geworden. Elke vorm van hulp die illegalen hier houdt, of het
nu gaat om activisten die onderduikadressen regelen of kerken die
kerkasiel bieden, ondermijnt ons vertrekbeleid en had wat de PVV betreft
aangepakt moeten worden. Helaas zijn deze deelnemingsvormen van het
actief helpen en faciliteren van illegaliteit uit het wetsvoorstel
gehaald. Dat is een gemiste kans, want juist de linkse hulpverleners,
ngo's en activisten die illegalen hier bewust houden, ondermijnen ons
vertrekbeleid. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat
illegalen snel ons land verlaten en de mensen die het verblijf van
illegalen faciliteren, toch aanpakt worden?
Wat de PVV betreft zouden instanties die in contact komen met illegalen,
zoals ziekenhuizen, artsen, scholen en opvanglocaties, verplicht moeten
worden om dat direct te melden bij de autoriteiten. Dat geeft een beter
inzicht in de omvang van deze groep en in de verblijfplaatsen, wat kan
bijdragen aan een sneller en gerichter vertrek uit Nederland. Is de
minister bereid om een meldplicht in te voeren?
Ook vinden wij dat gemeenten moeten worden aangepakt die op eigen houtje
illegale vreemdelingen onderdak en andere voorzieningen geven, want
zolang linkse gemeenten illegalen blijven belonen met kost en inwoning,
is er natuurlijk geen enkele prikkel om terug te keren naar het land van
herkomst. Sterker nog, het is een open uitnodiging om hier te blijven
hangen. Het saboteren van nationaal beleid staat de aanpak van
illegaliteit in de weg.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vondeling. De heer Ceder heeft een
interruptie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil nog even opmerken dat het pakket van mevrouw Faber juist
vertraagd is dankzij het amendement van mevrouw Vondeling. Daardoor
zitten we hier nu. Dat wil ik even meegeven. Een stuk reflectie zou,
denk ik, ook wel passen. Maar even los daarvan, hoor ik u zeggen dat
deze novelle wat u betreft niet had gehoeven. Volgens u moeten de kerk,
het Leger des Heils, al die partijen, gewoon keihard worden aangepakt. U
heeft daar redenen voor genoemd die ik vanwege mijn beperkte tijd maar
niet zal herhalen. Maar de enige logische conclusie is dan dat u de
novelle van minister Van Weel slappe hap vindt en dat de PVV zich
daartegen zal verzetten. Mijn vraag is of die logische gevolgtrekking
klopt. Of maakt de PVV andere politieke afwegingen? Ik denk dat het goed
is om aan de voorkant duidelijkheid te geven aan de mensen die op de PVV
gestemd hebben.
Mevrouw Vondeling (PVV):
De boel is niet vertraagd dankzij ons; dat is dankzij andere partijen,
die een aangenomen amendement de nek om willen draaien. Illegaliteit is
voor ons een heel belangrijk onderwerp. Deze novelle had voor ons niet
gehoeven. Dus tja, u kunt zelf inkleden wat ik daarmee wil zeggen. Dat
illegaliteit strafbaar wordt, vinden wij gewoon heel erg belangrijk. Wat
ons betreft was die hulpverlening daarbij gekomen, maar het is niet zo
dat we daardoor niet alle maatregelen gaan steunen.
De voorzitter:
Goed. Dat is het antwoord op uw vraag. Ik probeer heel streng naar de
heer Paternotte te kijken, maar die is daar totaal niet gevoelig voor.
De heer Paternotte met een interruptie.
De heer Paternotte (D66):
Nee, ik probeer een aantal korte vragen te stellen om duidelijkheid te
krijgen over de positie van partijen. Ik denk dat dit debat daar ook
voor bedoeld is. Ik zou de PVV het volgende willen vragen. Uit uw
antwoorden maak ik op dat u voor deze novelle gaat stemmen. Dat vind ik
eigenlijk heel pragmatisch. In het voorjaar had de heer Wilders namelijk
een tienpuntenplan op asiel. Hij zei toen tegen de coalitiegenoten: u
stemt er maar mee in; anders laat ik het kabinet vallen. Dat deed hij
ook, gewoon echt rücksichtslos en compromisloos. Nu zegt u eigenlijk: ik
heb een amendement ingediend dat hier om zeep wordt geholpen, maar goed,
oké, dat moet dan maar. Is dat de nieuwe, pragmatische lijn van de
PVV?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Allereerst wil ik graag dat er eerst over de amendementen wordt gestemd
voordat we over de wet gaan stemmen. Dat verzoek zal ik doen. Ik zeg nu
niet direct dat we alles steunen; dat ligt natuurlijk ook aan wat er
wordt aangenomen. Er is immers een amendement van de ChristenUnie
ingediend om de hele illegaliteit eruit te halen. Maar goed, ik snap uw
vraag niet helemaal. Natuurlijk willen wij het liefst gewoon de grenzen
dicht — het loopt helemaal uit de klauwen in Nederland — maar dat
betekent niet dat wij nu deze maatregelen niet kunnen steunen. In juli
hebben wij ook de Asielnoodmaatregelenwet gesteund en we hebben de
tweestatusstelselwet gesteund. Het is D66 dat al deze maatregelen niet
steunt, terwijl zij toch zeggen grip op migratie te willen hebben.
De heer Paternotte (D66):
Ik stelde natuurlijk een vraag aan mevrouw Vondeling. Die vraag is als
volgt. U zegt: "Alle hulp aan mensen die onrechtmatig in Nederland
verblijven, zou gewoon strafbaar moeten zijn. Dat dit kabinet probeert
om dat toch niet te doen, zij dan zo. Maar zolang in ieder geval het
amendement van de heer Ceder niet wordt aangenomen" — dat snap ik; dat
gaat nog verder — "gaan wij het kabinet daarin steunen." Dat is toch een
heel pragmatische aanpak? U zegt: het is niet helemaal wat wij wilden,
maar het komt een eind in de buurt, dus gaan wij erin mee. Is dat niet
ook een beetje de erkenning dat de heer Wilders misschien toch een
beetje heel erg wild was met zijn opmerking: u neemt mijn tien punten
over en anders laat ik het kabinet vallen?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Nee. Zoals ik al zei, heeft u dan niet opgelet, want wij hebben voor de
zomer ook gewoon voor deze wetten gestemd. Het is D66 die overal tegen
heeft gestemd.
De voorzitter:
Goed. Meneer Paternotte, er komt herhaling in deze wisseling.
De heer Paternotte (D66):
Ik interrumpeer niet voor de lol, voorzitter, maar ...
De voorzitter:
Dit is het antwoord dat u krijgt.
De heer Paternotte (D66):
... als ik als antwoord alleen maar krijg dat D66 anders heeft gestemd,
is dat natuurlijk nog niet het begin van een antwoord. Dat is echt
ontstellend zwak. Ik ben ook maar nieuw in deze commissie hoor, maar ik
hoop toch dat mevrouw Vondeling ook inhoudelijk antwoord kan geven op de
vraag wat de manier is waarop de PVV hiernaar kijkt. Mag ik gewoon
samenvatten dat de PVV zegt: de regering stelt dit voor; wij zijn het er
eigenlijk niet mee eens, maar omdat de kans daardoor wel iets groter is
dat de Asielnoodmaatregelenwet wordt aangenomen, gaan wij erin mee, ook
al vinden we eigenlijk dat ons amendement zoals het stond, beter
was?
De voorzitter:
Maar meneer Paternotte, zoals in elke commissie gaat de aangesprokene
over de eigen antwoorden. Dat wil ik wel gezegd hebben. Mevrouw
Vondeling.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Nou ja, het is duidelijk: de PVV is voor strafbaarstelling van
illegaliteit. Zonder de PVV was dit er ook niet gekomen. Dus natuurlijk
stemmen wij voor de strafbaarstelling van illegaliteit. Dat betekent
niet dat wij niet vinden dat het nog beter had gekund, bijvoorbeeld door
de hulpverlening aan te pakken, omdat dat juist een groot probleem is.
Maar het is D66 dat met alle winden meewaait en zegt dat het iets
strengs wil, maar het niet doet. Ik kan het blijven herhalen. Ik wil het
nog wel zes keer herhalen.
De voorzitter:
Er zit iets van herhaling in, ja. Ik kijk even naar mevrouw Vondeling:
was u aan het eind van uw betoog?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel daarvoor. Dan gaan we luisteren naar de bijdrage van de heer
Diederik van Dijk. Hij spreekt namens de SGP. De heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Het is geen gouden ei, maar een begrijpelijk
sluitstuk van een rechtvaardig en barmhartig asielbeleid. Dat is hoe de
SGP sinds jaar en dag kijkt naar de strafbaarstelling van illegaal
verblijf. Om ons asielsysteem goed te kunnen laten functioneren, moeten
we alles op alles zetten om uitgeprocedeerde vreemdelingen terug te
laten keren. Als men dat weigert, kan een sanctie dienen als stok achter
de deur. Op dit moment ontbreekt zo'n sanctie, waarmee we als land in
feite weg lijken te kijken van het feit dat er nog altijd te veel mensen
onder de radar verdwijnen, terwijl ze kunnen en moeten terugkeren naar
hun herkomstland. Een land dat zijn eigen wetten serieus neemt, zou die
ook handhaven richting hen die blijven weigeren terug te keren.
Dat is ook de reden dat mijn fractie bij de behandeling van de
Asielnoodmaatregelenwet voor het voorstel van strafbaarstelling van
illegaliteit heeft gestemd. Daarop ontstond onduidelijkheid over de
vraag of hulp aan mensen die hier illegaal verblijven daarmee ook
strafbaar wordt. Voor de SGP heeft steeds vooropgestaan dat dat niet het
geval kan zijn. Daarom hebben wij ook het initiatief genomen om hierover
voorlichting van de Raad van State te vragen. Toen daaruit bleek dat dit
niet ondubbelzinnig kon worden uitgesloten, hebben wij aangedrongen op
een wetsaanpassing, zodat strafbaarstelling van hulp zou worden
uitgesloten, want barmhartigheid en naastenliefde moeten we niet
bestraffen, maar juist bevorderen. Vandaag spreken we daarom over deze
novelle. Dank aan de minister voor het uitwerken ervan en voor de
voortvarendheid waarmee hij dit heeft opgepakt.
Voorzitter. De SGP heeft steeds gezegd dat medemenselijkheid niet
strafbaar mag worden. Het kabinet heeft ervoor gekozen alle hulp aan
illegalen uit te zonderen van strafbaarstelling. Mijn fractie vindt dat
een begrijpelijke keuze, om duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden
aan hulpverleners. Hiermee wordt hulpverlening definitief uitgesloten
van strafbaarstelling. Buren, kerken, hulporganisaties als het Leger des
Heils en anderen hoeven niet te vrezen als zij een vreemdeling helpen en
ze hoeven zich zo ook niet steeds af te vragen of hij of zij hier
illegaal verblijft. Toch bestaat er bij bepaalde organisaties nog
onduidelijkheid over de vraag of zij nu echt niet strafbaar worden. Kan
de minister op dit punt absolute duidelijkheid geven?
Het OM bepaalt de kaders voor opsporing en vervolging. Daarin zal de
mate waarin een vreemdeling crimineel of overlastgevend gedrag vertoont
als relevant belang worden betrokken, heeft de minister al toegezegd.
Kan het kabinet iets meer inkleuren welk vervolgingsbeleid vanuit het OM
verder is voorzien op basis van zijn gesprekken met het Openbaar
Ministerie?
Voorzitter. Naast de strafuitsluiting die nu wordt toegevoegd, kent het
strafrecht de bestaande algemene strafuitsluitingsgronden die voor ieder
delict gelden. Die zien onder andere op situaties van overmacht of
ontoerekenbaarheid. Ik denk aan mensen met een verstandelijke beperking
of een ernstige ziekte, maar ook aan personen die buiten hun schuld geen
documenten voor grensoverschrijding konden verkrijgen en er alles aan
hebben gedaan om Nederland alsnog te verlaten. Ook als er risico bestaat
op foltering, marteling of inhumane behandeling in het land van herkomst
is sprake van overmacht. Kan de minister bevestigen dat deze
mogelijkheid bestaat? Aan welke mogelijke casussen denkt hij?
Voorzitter. Door de gekozen insteek wordt strafbaarstelling van
hulpverlening royaal uitgesloten. Dat gebeurt zelfs zo royaal dat je de
vraag kunt stellen of er geen vormen van hulp zijn die echt evident
duister zijn en het verdienen via het strafrecht de pas afgesneden te
worden. Denk aan het faciliteren van mensensmokkel of louche
uitzendbureaus die grof geld verdienen over de rug van uitgebuite
arbeidsmigranten. Maar er kan ook gedacht worden aan het actief
frustreren van de overheid bij uitzetting. Sluiten we deze vormen van
zogenaamde hulp hiermee niet onbedoeld ook uit van strafbaarstelling?
Biedt ons strafrecht al voldoende mogelijkheden om dit te vervolgen of
zijn er nog braakliggende onderdelen die strafbaarstelling verdienen
volgens het kabinet?
Terecht leidt het uitsluiten van deelneming er niet toe dat niet kan
worden opgetreden tegen mensenhandel of mensensmokkel. We moeten juist
stevig optreden tegen hen die mensen onder valse voorwendselen hierheen
halen en uitbuiten. Er zijn hele netwerken die hiervan een pervers
verdienmodel hebben gemaakt. Kan de regering bevestigen dat slachtoffers
van mensenhandel niet kunnen worden bestraft voor een illegaal verblijf
als dat het gevolg was van uitbuiting op grond van EU-recht? Dat zou
namelijk absoluut onwenselijk zijn. Hoe gaat de minister voorkomen dat
kwetsbare mensen, zoals buitenlandse vrouwen die gedwongen in de
prostitutie belanden, worden belemmerd in het zoeken van hulp?
Voorzitter. Voor de SGP is het helder: de strafbaarstelling van illegaal
verblijf is een uiterste sanctie op het moment dat iemand weigert mee te
werken aan zijn terugkeer. Daarbij zal de focus allereerst en allermeest
moeten liggen op overlastgevende en criminele vreemdelingen die hier
niets te zoeken hebben. Het gaat niet om mensen dehumaniseren. Mensen
zijn mensen en verdienen het ook zo behandeld te worden. Wel heeft de
overheid de taak de regels voor iedereen te handhaven. Het beeld moet
niet zijn dat de Nederlandse overheid illegaal verblijf oogluikend
toestaat, want dat zou een aanzuigende werking kunnen hebben. Het doel
van de strafbaarstelling is wat de SGP betreft dan ook niet het
vastzetten van mensen, maar het bevorderen van terugkeer. Daarbij staat
als een paal boven water dat hulpverlening onder geen beding strafbaar
wordt.
Indien de minister de door mij zojuist gestelde vragen helder en
overtuigend kan beantwoorden, zal mijn fractie voor deze novelle
stemmen. Partijen die zeggen werk te willen maken van een strenger
asielbeleid, adviseer ik dan graag hetzelfde te doen. Er ligt nu
eindelijk een pakket met de broodnodige aanscherping van asielwetgeving.
Nareismogelijkheden worden beperkt. De asielprocedure wordt
aangescherpt. De asieldwangsommen worden definitief afgeschaft. Die
wetten moeten nu snel door de Eerste Kamer, zodat we na jarenlang
gepraat over grip op migratie nu de daad bij het woord kunnen voegen.
Nederland vraagt daarom en het is nu tijd dat de politiek levert.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U krijgt naar aanleiding van uw betoog nog een vraag van
mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik vind de vragen die de heer Van Dijk stelt over uitbuiting en
slachtoffers terecht. Ik vraag me alleen het volgende af. Wij krijgen
signalen van organisaties die hulp verlenen. Die geven aan dat deze
novelle en de onduidelijkheid die er is, er weleens toe kunnen leiden
dat er juist meer mensen in de criminaliteit verdwijnen of dat
slachtoffers van uitbuiting of misbruik zich niet durven melden en dat
mensen die bijvoorbeeld al heel lange tijd in een bepaalde sector werk
doen en daar uitgebuit worden, dat misschien ook niet durven melden
omdat ze niet de juiste papieren hebben om in Nederland te mogen zijn.
Als we dat terugkrijgen van verschillende organisaties, hoe beoordeelt
de heer Van Dijk dan in dat licht deze novelle?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor deze vraag. Ik heb daar uiteraard kennis van genomen, ook door
bij het rondetafelgesprek aanwezig te zijn. Dat laat je natuurlijk
stevig op je inwerken. Ik zei net inderdaad al: dat die bij uitstek
kwetsbare mannen of vrouwen hiervan slachtoffer worden, wil je dus níét.
Ik heb mij, ook door de schriftelijke behandeling, ervan laten
overtuigen dat we daar niet voor hoeven vrezen en dat er bijvoorbeeld
voor slachtoffers van mensenhandel, om maar een categorie te noemen, of
van gedwongen prostitutie echt andere toelatingskaders gelden. Ik heb
die zorg dus niet. Wat mij betreft is vooral de uitdaging voor ons
allemaal, en in het bijzonder voor de minister, om straks in de
beantwoording dat klip-en-klaar te bevestigen, zo van: nee, deze
categorieën hebben wij niet op het oog en die hoeven niet te
vrezen.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Wij hebben deze vragen ook gesteld in het schriftelijk overleg. Dan zegt
de minister inderdaad: die hebben niets te vrezen en er is geen drempel.
Maar dat zeggen is natuurlijk niet genoeg. We horen een tegenovergesteld
geluid van uitvoeringsorganisaties. Ik begrijp dat ook. Als je weet dat
je niet in Nederland mag zijn en je weet dat je strafbaar bent, dan is
de drempel om je te gaan melden natuurlijk hoog. Mijn vraag aan de heer
Van Dijk is door welk argument van de minister hij zich dan wel liet
overtuigen, want ik zie daar geen enkele onderbouwing voor.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik hoorde ook in de bijdrage van mevrouw Westerveld wel een aantal
aannames waarvan ik me oprecht afvroeg of die feitelijk wel kloppen. Ik
ga ervan uit dat de minister daar zo meteen ook op ingaat. Er wordt
bijvoorbeeld gedaan alsof een aantal mensen, ook uit de categorie die
mevrouw Westerveld noemt, nu zomaar bij wijze van spreken in de
gevangenis zouden kunnen verdwijnen als ze 18 worden et cetera. Volgens
mij klopt dat inhoudelijk niet om de simpele reden dat we hoe dan ook,
ook op grond van de Europese jurisprudentie, allereerst de hele
bestuursrechtelijke procedure al doorlopen moeten hebben. Ik ben dus
oprecht bang dat mevrouw Westerveld — ik waardeer overigens het feit dat
ze dat met een heel goed hart doet — een aantal leeuwen en beren op de
weg plaatst die er niet zijn. De uitdaging voor de minister is om het
heel feitelijk uit te leggen, zodat de groepen en organisaties die
mevrouw Westerveld noemt, gewoon weten: daar gaat deze novelle niet over
en die mensen hebben niks te vrezen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dit is geen antwoord op mijn vraag. Dit is gewoon de bal terugkaatsen.
Ik probeerde in mijn bijdrage juist duidelijk te maken dat je
verschillende effecten hebt. Je hebt het effect zoals dat nu in de wet
staat, het effect van de novelle. Wij hebben brieven gekregen van
advocaten enzovoorts waarin wordt aangeven dat er bij de uitleg van de
minister wel wat kanttekeningen te plaatsen zijn; dan druk ik me nog
zacht uit. Maar er zijn ook verschillende organisaties die ons
waarschuwen voor de mogelijke gevolgen. Dat zijn niet alleen
artsenorganisaties en hulporganisaties; ook de VNG en andere
organisaties waarschuwen voor de mogelijke gevolgen die dit kan hebben
op de mensen om wie het gaat. Die mensen hebben niet allemaal de
jurisprudentie kunnen lezen en zitten soms in de illegaliteit. Dat is
eigenlijk mijn vraag aan de heer Van Dijk. Soms wil je iets niet, maar
heeft datgene wat je doet wel dat effect; dat is waar deze clubs voor
waarschuwen. Die waarschuwing lijkt me terecht. Mijn vraag was hoe hij
dat beoordeelt; stel nou dat die wet wel dit effect gaat hebben.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat begrijp ik. Om het wat concreter te maken: het is bijvoorbeeld de
angst dat mensen niet naar een arts durven te stappen. Daar ben ik bij
een eerdere interruptie ook al op ingegaan. Het is de vraag of deze
strafbaarstelling iets verandert, aangezien deze mensen nu ook al het
bestuursrechtelijke instrumentarium te vrezen hebben. Ik weet dus niet
of dit daardoor erger wordt. Een ander punt waarnaar wordt verwezen — ik
denk dat mevrouw Westerveld dat ook doet — gaat over de consequenties
voor kinderen. Dat punt neem ik serieus. Tegelijkertijd geldt hetzelfde
natuurlijk ook voor andere misdrijven: als een vader wordt opgepakt
vanwege rijden onder invloed, dan zullen de kinderen daar op een
bepaalde manier ook weer de nadelen van ondervinden. Dat is niet
allereerst de verantwoordelijkheid van de overheid, maar de
verantwoordelijkheid van de personen die weg kunnen en die gehoord
hebben gekregen dat ze ook weg moeten, maar die dit frustreren en
blokkeren. Over die groep hebben we het. De nadelige consequenties en
eventuele zorgen zijn dan ook primair voor hun rekening en niet voor
rekening van de overheid.
De voorzitter:
Ik zag dat de heer Van Meijeren nog een vraag heeft voor u.
De heer Van Meijeren (FVD):
De heer Van Dijk merkt op dat hulpverlening uit medemenselijkheid aan
mensen die illegaal in Nederland verblijven, zoals het uitdelen van een
kop soep, niet strafbaar zou moeten zijn. Daar kan Forum voor Democratie
zich volledig in vinden. Maar de heer Van Dijk vraagt zich ook af of de
huidige uitzondering niet zodanig ruim is geformuleerd dat straks ook de
duistere praktijken waar echt wel tegen opgetreden zou moeten kunnen
worden, buiten het strafrecht zullen vallen. Er zijn organisaties actief
in Nederland die illegaal in Nederland verblijvende mensen onderdak
bieden, met als uitdrukkelijk doel om hen te onttrekken aan het zicht
van de overheid, om uitzetting te voorkomen. Dat zijn dus organisaties
die doelbewust ons terugkeerbeleid en de tenuitvoerlegging van
rechterlijke uitspraken frustreren en saboteren. Zouden dit soort
praktijken volgens de SGP wel of niet onder deze uitzonderingsgrond
moeten vallen?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor deze vraag. Die is interessant. Ik heb de amendementen van de
heer Van Meijeren ook gezien. Ik heb in mijn eigen bijdrage inderdaad
ook aangegeven dat de minister de uitzondering heel royaal maakt. Ik heb
gezegd dat ik dat begrijp, want ook voor mijn fractie geldt dat wij,
even simpel gezegd, geen gedoe willen hebben over allerlei grijze
gebieden en grensgevallen omtrent de vraag of iets nou humanitaire hulp
is of net niet. De minister kiest voor klip-en-klare duidelijkheid,
juist ten behoeve van de doelgroep waar het over gaat en ten behoeve van
de organisaties die zich inzetten voor de meest kwetsbaren. Dat waardeer
ik, maar ik heb natuurlijk niet voor niets vragen gesteld. Denk aan echt
onoorbare praktijken; bewust mensen onttrekken aan het overheidsgezag
reken ik daar ook bij. Ik vraag me af of we wel genoeg instrumenten
hebben om daartegen te kunnen optreden. Ik wil de antwoorden van de
minister op dat punt eerst afwachten. Daarna besluit ik wat we doen met
het amendement van de heer Van Meijeren.
De voorzitter:
Helder. Ik wil de heer Van Meijeren … Nou ja, een afsluitende vraag van
de heer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Een van de organisaties die dit soort praktijken verricht, met als
uitdrukkelijk doel om uitzetting te voorkomen, is de organisatie
Kerkasiel. Zo valt op de website van Kerkasiel Kampen te lezen dat hun
werkzaamheden gericht zijn op het frustreren van het terugkeerbeleid.
Mijn amendement is er inderdaad op gericht om deze vormen van
deelneming, die zijn te kwalificeren als medeplegen, niet uit te
zonderen. Ik hoop inderdaad dat de heer Van Dijk het met mij eens is
dat, onder welke naam dit soort praktijken ook plaatsvinden, dat
onwenselijk is en dat hij daarom ook vóór mijn amendement zal
stemmen.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft daar al een reactie op gegeven, maar …
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil daar, ook beleefdheidshalve, wel kort op reageren. De minister
heeft er nu inderdaad voor gekozen dat kerkasiel hier uitdrukkelijk
buiten valt. Dat deel ik van harte, juist omdat wij als SGP natuurlijk
de bescherming van de erediensten heel hoog hebben staan. Ik vind het
vooral ook een verantwoordelijkheid van de betreffende kerken om geen
misbruik te maken van die hoge bescherming die de erediensten in ons
land hebben.
De voorzitter:
Oké. We gaan luisteren naar de bijdrage van de heer Van den Brink. Hij
spreekt namens het CDA.
De heer Bart van den Brink (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag hebben we al veel gehoord. We bespreken
een onderdeel van de Asielnoodmaatregelenwet, die hier sinds de zomer
natuurlijk al veel besproken is. De noodzaak voor asielwetgeving met
nationale maatregelen is voor het CDA al jaren een opdracht waar we werk
van maken. We hebben te maken met een asielketen die op heel veel
onderdelen toe is aan verbetering, zowel in de procedures als in de
opvang. Ik zal daar straks nog meer over zeggen. Om die reden hebben wij
als CDA actief bijgedragen aan het tot stand komen van de
Asielnoodmaatregelenwet in zijn oorspronkelijke vorm. Het CDA was daar
voorstander van. Deze wet bevat maatregelen waarmee de procedures bij de
IND sneller gaan verlopen. De verwijtbaarheidstoets wordt ingevoerd, we
kunnen sneller overgaan tot het ongegrond verklaren van een aanvraag en
we brengen ons nareisbeleid in overeenstemming met Europese
uitgangspunten, vastgelegd in het Europees recht.
Het zal vandaag weinig aan bod komen, maar de Asielnoodmaatregelenwet
zou de uitvoering door de IND daadwerkelijk hebben geholpen als die
vandaag al was ingevoerd. Waar wij vandaag stilstaan bij een belangrijk
vraagstuk, over hoe wij omgaan met vreemdelingen die hier onrechtmatig
verblijven, staat dit voor het CDA ook nadrukkelijk in verband met die
hele Asielnoodmaatregelenwet.
Terug naar voor de zomer. Het wetgevingsproces, waar het nodige op aan
te merken was en waar al veel over gezegd is, kwam tot een einde. De
Asielnoodmaatregelenwet zou worden aangenomen en de Eerste Kamer kon
daarna overgaan tot behandeling, tót het amendement-Vondeling werd
aangenomen, een amendement waar nog geen 30 seconden over gesproken was
in de eerste termijn. Ze kondigde het aan in haar inbreng. De minister
deed het in één zin af, omdat het geen onderdeel uitmaakte van het
regeerakkoord. Na stemming volgden een aantal dagen koortsachtig
overleg, waarbij onduidelijk leek wat de consequentie was van dit
amendement. Voor het CDA was al gelijk duidelijk dat deze aanpassing het
bieden van hulp aan mensen zonder een geldige verblijfsstatus strafbaar
maakt, oftewel: het strafbaar stellen van medemenselijkheid. Voor ons
was het daarom gelijk duidelijk dat hier een principiële grens werd
overschreden. Strafbaarstelling van medemenselijkheid kan en mag wat het
CDA betreft niet plaatsvinden. Onze enige conclusie was dus om tegen
deze hele wet te stemmen. Daarmee is de wet flink vertraagd. Die had
namelijk al lang in het Staatsblad kunnen staan als dit amendement toen
niet was aangenomen. We hebben het vaker gezegd, en we zullen het hier
nog een keer zeggen: deze onzorgvuldigheid is enkel en alleen toe te
rekenen aan de indiener en aan de partijen die hier voorstemden.
We zijn nu een halfjaar verder. De IND had allang kunnen werken met de
nieuwe wet als er niet zo ondoordacht te werk was gegaan. Nu ligt
vandaag de vraag voor of deze novelle voor het CDA voldoende is om
alsnog steun te geven aan de noodzakelijke Asielnoodmaatregelenwet. Om
hierover een oordeel te vormen, ga ik nog heel wat kantjes gebruiken.
Gaat u er goed voor zitten.
Het CDA hanteert een aantal ijkpunten waarmee we deze novelle gaan
beoordelen. In de allereerste plaats zijn dat onze eigen uitgangspunten
op het terrein van asielbeleid. Daarnaast zullen we ons afvragen of de
novelle past binnen het geldende juridische kader. Daarna zullen we de
vraag beantwoorden of deze novelle, en de oplossing die gekozen is,
medemenselijkheid daadwerkelijk niet strafbaar stelt en of dat
doeltreffend is. Ten slotte: wat is de werkingssfeer in de
praktijk?
Onze uitgangspunten. Voor het CDA is bij de behandeling van de
Asielnoodmaatregelenwet een belangrijk vertrekpunt geweest dat het
noodzakelijk is dat de politiek maatregelen treft waarmee we ons
asielstelsel verbeteren. Er zijn te lang geen keuzes gemaakt om
procedures te versnellen, waardoor mensen die recht hebben op onze
bescherming in eindeloze procedures zitten. Het heeft ook ontbroken aan
keuzes waarmee we sneller duidelijk maken wie hier niet mag blijven en
waarmee we zorgen dat er dan ook nog een geloofwaardig vertrekbeleid
bestaat. Beide elementen dragen bij aan het wegnemen van de spanningen
in de samenleving die op dit onderwerp, migratie, tot op de dag van
vandaag bestaan. Er is al veel gepraat de afgelopen jaren, maar de
politiek blijft alleen geloofwaardig als we ook resultaten
behalen.
Asielbeleid is een opgave. Iedere politicus die hiermee aan de slag is,
weet dat dit dilemma's geeft waarvoor geen makkelijke antwoorden
bestaan. Het CDA hanteert daarin een aantal uitgangspunten die ons
helpen om die dilemma's te beantwoorden. Het gaat bij asielbeleid in de
kern om de opdracht ieder mens een menswaardige behandeling te geven.
Het gaat om rechtvaardigheid als uitgangspunt, zodat de rechtsstaat kan
functioneren, en het gaat erom asielbeleid te voeren binnen ethische
uitgangspunten, zoals die ook zijn verankerd in internationale
verdragen. Het CDA is vanuit die uitgangspunten tot de overtuiging
gekomen dat een geloofwaardig terugkeerbeleid alleen kan bestaan als er
ook sancties bestaan bij niet meewerken aan terugkeer. Onrechtmatig
verblijf in Nederland is verboden. Ik neem aan dat iedereen hier
aanwezig die politiek actief is, van links tot rechts, het daarover eens
is.
Vanuit het recht is dat een volstrekt logische redenering, maar zoals
altijd bij asielbeleid botst de logica van de redenering met de
weerbarstige praktijk op straat, want de realiteit is ook dat in onze
dorpen en steden mannen, vrouwen en kinderen verblijven die hier geen
geldige verblijfstitel hebben. Precies die weerbarstige praktijk is waar
wij ons vandaag toe te verhouden hebben, want er zijn mensen in onze
samenleving die alleen met hulp van fantastische maatschappelijke
organisaties kunnen bestaan en overleven. Deze barmhartigheid en
medemenselijkheid is een kracht van onze samenleving. Wat het CDA
betreft zal die nooit door het strafrecht geraakt mogen worden.
Tegelijkertijd heeft de overheid de taak te streven naar publieke
gerechtigheid, die moet borgen dat de rechtsstaat wordt gehandhaafd
tegenover mensen die kunnen en moeten vertrekken maar daar niet aan mee
willen werken. Daar kan in laatste instantie ook het strafrecht een taak
in hebben wat het CDA betreft. Wij hebben daarom al langere tijd het
standpunt dat niet meewerken aan terugkeer ook via het strafrechtelijk
kader moet kunnen worden aangepakt. Dat zijn de uitgangspunten waarop
het CDA vandaag dit debat voert over de voorliggende novelle.
Maar is dat ook binnen het juridische kader? De nationale
strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf kan niet los worden gezien
van de Europese wetgeving en jurisprudentie. Er is hier vandaag al veel
over gezegd, maar toch ga ik er nog dieper op in, omdat ik denk dat het
helpt om die duidelijkheid te verschaffen, in ieder geval aan mezelf en
ook aan de mensen die meeluisteren.
Het CDA heeft al lange tijd grote moeite met de wijze waarop ons
asielstelsel functioneert. Dat is de reden dat het CDA voorstander is
van een heel aantal maatregelen: de maatregelen uit de
Asielnoodmaatregelenwet, de invoering van een tweestatusstelsel, de
handhaving en uitvoering van de Spreidingswet, de investeringen in het
COA, de IND en de Dienst Terugkeer en Vertrek voor langjarige
financiering en ten slotte ook mensen in staat stellen snel te
integreren en snel te kunnen werken als ze hier eenmaal zijn. Dat zijn
stuk voor stuk maatregelen die in lijn zijn met het Europees recht en
internationaal recht. Daarmee brengen we de basis op orde en worden
wachttijden teruggebracht. Er ontstaat snel duidelijkheid voor wie moet
vertrekken.
Ook aan ons terugkeerbeleid valt veel te verbeteren. Daarmee bedoel ik
niet de inzet van al die medewerkers bij de Dienst Terugkeer en Vertrek.
Het gaat het CDA erom dat momenteel slechts 20% van de uitgeprocedeerde
asielzoekers Europa daadwerkelijk verlaat. Dat is ook de reden waarom er
in Europa wordt gesproken over een nieuwe Terugkeerverordening, maar
voor nu hebben we te maken de bestaande Terugkeerrichtlijn. Ik vraag de
minister of het klopt dat het vanuit het huidige EU-recht en de
Terugkeerrichtlijn een verplichting is voor lidstaten om een
terugkeerbesluit uit te voeren, met inbegrip van dwangmaatregelen als
laatste redmiddel. Dat is voor het CDA een relevant gegeven, omdat
adequaat en fatsoenlijk terugkeerbeleid daarmee geen keuze is, maar een
opdracht. Die opdracht vraagt om maximale inspanning en om normering
wanneer hier niet aan wordt voldaan. Graag een reactie.
In veel reacties die we de afgelopen dagen hebben ontvangen, wordt ook
de vraag gesteld of strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf wel past
binnen het internationaal recht. Dat is belangrijk om vast te stellen
als vertrekpunt. Naar mijn weten kom je dan uit bij twee belangrijke
arresten uit de Europese jurisprudentie: het Achughbabian-arrest en het
El Dridi-arrest. Het ene arrest concludeert kort gezegd dat
strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf alleen mogelijk is als de
terugkeerprocedure is doorlopen en de vreemdeling alsnog in het land
verblijft. Het andere arrest stelt dat nationale maatregelen, waaronder
dus een strafbaarstelling als die waar we vandaag over spreken,
vrijwillig vertrek niet in gevaar mogen brengen. Graag hoor ik van de
minister of deze vertrekpunten kloppen, zodat ook die onduidelijkheid
kan worden weggenomen, want dat vormt in de ogen van het CDA het
juridische kader waarbinnen onrechtmatig verblijf kan worden bestraft.
Dat betekent dat strafbaarstelling van niet meewerken aan vertrek alleen
mogelijk is als iemand, nadat de volledige terugkeerprocedure is
doorlopen, door eigen handelen terugkeer actief frustreert terwijl
vertrek wel mogelijk is, en dat als iemand alsnog wil vertrekken, dat
dan ook moet kunnen, zelfs wanneer er al een straf is opgelegd. Graag
een duidelijke bevestiging van de minister dat dit de enige ruimte is
waarbinnen strafbaarstelling van niet meewerken aan vertrek mogelijk is.
Dit betekent voor het CDA dat het gaat om de handeling die het strafbare
feit veroorzaakt. Niet de persoon of diens ontbrekende verblijfsstatus
is strafbaar, maar uitsluitend de handeling van het zich blijven
verzetten tegen een rechtmatig genomen en uitvoerbaar terugkeerbesluit.
Graag ook hier een duidelijke bevestiging van.
Ik kom bij de novelle. Direct na de stemming heeft het CDA vastgesteld
dat het aangenomen amendement tot gevolg zou hebben dat hulp aan mensen
die hier onrechtmatig verblijven strafbaar zou worden. Dat werd al snel
gesymboliseerd door de bekende kop soep van het Leger des Heils, waar we
vanochtend ook al mee werden ontvangen. Deze kop soep staat voor een
belangrijke waarde in onze samenleving: omzien naar kwetsbare mensen en
daar barmhartigheid aan tonen. Medemenselijkheid kan nooit strafbaar
worden gesteld. Dat is een principiële lijn die het CDA nu en in de
toekomst nooit zal overschrijden. De schade was na het aannemen van het
amendement echter al wel aangericht. Er ontstond terecht grote
maatschappelijke onrust.
Hoewel de novelle daar nu een duidelijke richting in kiest, is de onrust
nog steeds aanwezig bij verschillende maatschappelijke organisaties. Om
tegemoet te komen aan die twijfels bij een aantal partijen, heeft de
Raad van State een voorlichting uitgebracht. Daarbij werden
verschillende opties genoemd, waaronder een strafuitsluitingsgrond op
basis van medemenselijkheid. Dit zou echter betekenen dat er per
individueel geval beoordeeld moest worden of daar sprake van is. Dat zou
onvoldoende geweest zijn. Het kabinet heeft terecht geoordeeld dat het
ook onvoldoende is. Er mag namelijk geen enkele onduidelijkheid bestaan
over het uitgangspunt dat alleen de onrechtmatig aanwezige vreemdeling
die niet meewerkt aan zijn terugkeer, strafbaar is.
Met de novelle heeft het kabinet hierin een duidelijke keus gemaakt.
Alle deelnemingsvormen zijn uitgesloten van strafvervolging. Daarmee is
de medemenselijkheid in iedere vorm uitgesloten van strafvervolging en
is uitsluitend de pleger strafbaar. Ik vraag de minister dat vandaag
opnieuw helder uiteen te zetten en te bevestigen. Hoewel dit door het
kabinet al bij herhaling is gezegd en de minister in antwoord op een
vraag van het CDA in de nota naar aanleiding van het verslag heeft
geschreven dat "met deze expliciete uitsluiting wordt gegarandeerd dat
maatschappelijke organisaties, hulpverleners, kerken en wijkteams zonder
risico op strafvervolging hun werk kunnen blijven doen", is die onrust
er nog steeds. Veel maatschappelijke organisaties die u als minister
ongetwijfeld ook aanspreken, blijven in de veronderstelling dat er toch
nog een klein risico zou kunnen bestaan op juridische procedures. Ik wil
het kabinet daarom vragen daar vandaag duidelijkheid over te geven. Die
onrust moet worden weggenomen.
Het kabinet valt hierin naar ons oordeel niet zo heel veel te verwijten,
omdat het geconfronteerd werd met de uitkomst van de stemming hier in de
Tweede Kamer, maar ik vraag het kabinet wel om een zeer zware
inspanningsverplichting op zich te nemen. Dat is voor het CDA een
zwaarwegend punt in de discussie over de novelle en hoe daarover te
oordelen. Veel van de organisaties, die hier vandaag ook aanwezig zijn,
doen hun werk vanuit barmhartigheid en oprechte bewogenheid richting
kwetsbare mensen in onze samenleving. Dat is prijzenswaardig en
noodzakelijk. Daarom is het echt nodig dat zij weten dat zij hun werk
zonder enig risico kunnen blijven doen. Het voeren van dit debat is een
mogelijkheid om die duidelijkheid te geven, maar we weten ook dat angst
en mythes zich sneller verspreiden dan de feiten. Hoe kan het kabinet
ook nadat dit debat is geweest, en wat de uitkomst ook is, ervoor
blijven zorgen dat deze organisaties geïnformeerd worden en blijven,
zodat ze weten dat ze geen enkel risico lopen in hun werk?
Zowel het OM als de Raad voor de rechtspraak spreken zich uit over de
novelle op dit onderdeel en de wijze waarop die nu door het kabinet is
vormgeven. Het OM stelt: "Wanneer gedragingen als het schenken van een
kop soep aan een vreemdeling niet strafbaar zijn, kan een burger daar
ook niet voor worden vervolgd. Een afgebakende strafbaarstelling draagt
daarmee bij aan de rechtszekerheid." De Raad voor de rechtspraak stelt:
"Over de intentie achter de novelle om deelnemingsvormen uit te sluiten,
adviseert de raad positief. Dit kan voorkomen dat personen en
organisaties die vanuit humanitair oogmerk hulp verlenen worden vervolgd
en bestraft." Dit maakt dat het CDA de juridische route van het kabinet
navolgbaar en doeltreffend acht om op deze wijze alle deelnemingsvormen
uit te sluiten van strafvervolging, zodat hulpverleners zonder risico op
strafvervolging hun werk kunnen blijven doen.
Het CDA heeft een aantal vragen over de praktische uitwerking, die hier
door verschillende partijen ook al eerder zijn gesteld. Klopt het, zo
vraag ik de minister, dat ongedocumenteerde en kwetsbare mensen die
onrechtmatig in Nederland verblijven, niet zonder het voorafgaand
doorlopen van de volledige terugkeerprocedure in de bestuurlijke zin van
het woord, van de ene op de andere dag verdachte kunnen worden van een
misdrijf vanuit deze nieuwe wettelijke bepaling? Ook hierover is
duidelijkheid nodig.
Daarnaast kennen we de ongewenstverklaring en het inreisverbod; we
hebben het hier net al gehoord. Ook daaraan worden verschillende
interpretaties gegeven. Ik vraag de minister vandaag uiteen te zetten
hoe die zich tot elkaar verhouden.
In de rondetafel is kort gerefereerd aan de risico's van een
burgerarrest. Ook daarover wil ik vandaag graag duidelijkheid. Het CDA
is daar fel tegenstander van en ziet daarvoor ook in deze situatie geen
enkele juridische grond. Kan de minister bevestigen dat de
strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf, zoals we die hier vandaag
bespreken, een zogenaamd duurdelict is en dat een geoorloofd
burgerarrest hierdoor niet aan de orde kan zijn?
Kan de minister in zijn antwoorden ook stilstaan bij de vragen die er
zijn over de wijze waarop slachtoffers van mensenhandel nog steeds de
hulp krijgen die zij nodig hebben? We hebben het hier net al een paar
keer gehoord. Een slachtoffer van mensenhandel zonder rechtmatig
verblijf heeft hulp nodig. Dat staat in mijn ogen los van deze novelle.
Kan de minister de organisaties die hierin ondersteuning bieden,
nogmaals duidelijk maken dat zij niet geraakt worden door deze novelle?
Dat zou ook nog een juridisch kader krijgen. Kan de minister hier al
meer over zeggen?
Voorzitter, ik kom tot een afronding. Naast wat wij hier bespreken,
moeten we ook erkennen dat er naast deze novelle al langer een bredere
discussie is over de noodzaak tot asielwetgeving. Veel mensen en
organisaties kunnen de Asielnoodmaatregelenwet niet los zien van de
vorige bewindspersoon. Laat ik zeggen dat ik dat begrijp. Tegelijkertijd
is wetgeving niet van een persoon en niet van een partij; wetgeving
draagt wel of niet bij aan het oplossen van maatschappelijke
vraagstukken. Het CDA zal zijn oordeel over deze novelle vooral bezien
vanuit de vraag of deze van toepassing is op mensen die niet meewerken
aan terugkeer terwijl zij dat wel kunnen, en hoe we de onrust bij
maatschappelijke organisaties kunnen wegnemen. Voordat ik dat oordeel
zal geven, wil ik de antwoorden van de minister afwachten. Ik zal er
later op terugkomen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dit leidt tot een vraag van de heer Ceder. Daarna kom ik bij
mevrouw Westerveld.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank voor het betoog van de heer Van den Brink. Ik heb veel gehoord,
maar ik heb veel ook niet gehoord, veel van wat volgens mij wel zou
moeten passen bij het CDA. Dat verbaast mij dus. Alle
uitvoeringsinstanties die dit moeten gaan uitvoeren, hebben hier grote
zorgen bij. De heer Van den Brink heb ik daar geen enkele vraag over
horen stellen. Dat bevreemdt mij, juist omdat de formerende partijen
uitvoerbaarheid als voorwaarde stellen om Nederland weer op de rit te
krijgen. Volgens mij zeggen alle uitvoeringsinstanties: dit gaat 'm niet
worden. Maar nog belangrijker is de strekking. De heer Van den Brink
doet voorkomen alsof dit wetsvoorstel zich richt op uitgeprocedeerde
asielzoekers die niet meewerken aan vertrek. Dat is ook de reikwijdte
waarmee het CDA de verkiezingen in is gegaan; dat zou het enige
onderdeel zijn waarop zij strafbaarstelling van illegaliteit wenselijk
achten. Omgekeerd hadden ze dus de belofte dat zij niet voor al het
andere waren. Maar hier lijken ze een draai te maken.
De voorzitter:
En de vraag?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, ik kom tot de vraag. Het wetsvoorstel zegt — ik heb dit
ook aan mevrouw Rajkowski voorgelegd — dat wij deze week instemmen met
artikel 108a, dat zegt dat élke meerderjarige vreemdeling die in
Nederland verblijft terwijl dat niet rechtmatig is, gestraft wordt met
een gevangenisstraf. En ja, er is de memorie van toelichting, maar
mevrouw Rajkowski zei ook dat mochten in de toekomst asielmigranten
erbij horen, de reikwijdte van dit artikel daar ook ruimte voor biedt.
Mijn vraag aan de heer Van den Brink is of het klopt dat dit een
verruiming is van de opvatting van het CDA. De afgelopen jaren stonden
wij zij aan zij, ook als het gaat om de vele kerken en organisaties die
mensen bijstaan. Zegt u nu eigenlijk wél akkoord te gaan met de
reikwijdte die er nu instaat? Hoe verhoudt zich dat dan tot de belofte
voor de verkiezingen?
De heer Bart van den Brink (CDA):
Dat is precies de reden waarom dit debat vandaag moet worden gevoerd. De
reikwijdte van de juridische ruimte die er is, is al bepaald door het
Europees recht. Het Europees recht heeft bepaald dat er
strafbaarstelling kan plaatsvinden als je een onrechtmatige vreemdeling
bent, enkel en alleen binnen de ruimte die er is als de
terugkeerprocedure volledig is afgerond. Punt. Daarmee is dit dus een
strafbaarstelling van het niet meewerken aan vertrek.
Ik zal gelijk de vervolgvraag interpreteren die u gaat stellen. Iedereen
die denkt dat als je ongedocumenteerd bent en daardoor hier in beeld
komt: dat klopt gewoon niet. De situatie is als volgt. Als die persoon
in beeld komt, wordt daar natuurlijk mee gesproken over wat de situatie
is en waarom hij ongedocumenteerd in dit land verblijft. Maar het blijft
onrechtmatig verblijf. Daar zijn bestuursrechtelijke mogelijkheden voor.
Er is een buitenschuldcriterium; als mensen niet terug kunnen of in wat
voor situatie dan ook hulp nodig hebben, biedt de overheid die hulp. Dat
is nu zo en dat is in de toekomst zo. De enige ruimte die er is vanuit
het Europeesrechtelijke, is dat als mensen niet meegewerkt hebben aan
hun terugkeer, deze strafbaarstelling in beeld komt. Dat is een
strafbaarstelling waar het CDA al lange tijd voor is en past dus
volledig binnen de ruimte die wij voor de verkiezingen hebben ingenomen,
na de verkiezingen hebben ingenomen en ook in de toekomst zullen blijven
innemen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De denkfout die de heer Van den Brink maakt en die de heer Boomsma
zojuist ook maakte, is dat vervolging gelijkstaat aan straf. Maar je
kunt vervolgd worden en vervolgens kan vanuit de richtlijn blijken dat
je geen straf krijgt, want er is hoger EU-recht. Maar we stemmen er wel
over dat dit wetsvoorstel in de wet komt zoals die nu staat. Er is een
verschil tussen vervolging en daadwerkelijke straf; het zijn twee
verschillende dingen. Dat wil ik nog wel even meegeven, nog los van de
vragen die ik eerder gesteld heb rondom deelneming aan een criminele
organisatie. De heer Van Meijeren dient een amendement in juist om die
reikwijdte wat meer op te rekken, omdat de heer Van Meijeren, die
wetgevingsjurist is geweest, ook doorheeft dat hier ruimte zit. Ik ben
het dus niet met u eens, meneer Van Meijeren, maar ik begrijp uw
redenering. Die klopt. Mijn vraag is als volgt. Heeft de heer Van den
Brink wel voor ogen dat als dit het doel is, we al een artikel hebben?
Uit mijn hoofd is dat artikel 179 van het Wetboek van Strafrecht over de
ongewenstverklaring. Sinds een paar maanden, met het
amendement-Rajkowski, is de drempel daarvan verlaagd van drie jaar naar
twee jaar. Elk mogelijk misdrijf waarbij ik denk "die moet het land
uit", van diefstal tot geweld en haatzaaien, valt daaronder. Is dat niet
de perfecte omschrijving van het voorstel waar het CDA voor staat? Het
zorgt alleen maar voor verwarring en is niet doelmatig. We hebben dat
voorstel. Dat is verbeterd. Of "de drempel is verlaagd", hoe je het ook
wil verwoorden. Zou je daar niet eigenlijk volop voor moeten gaan, in
plaats van dit ernaast te leggen? Als u vindt dat dat wél moet, meneer
Van den Brink, kunt u dan uitleggen wat volgens de CDA-fractie het
verschil is?
De heer Bart van den Brink (CDA):
De vragen van de heer Ceder zijn altijd verpakt in setjes van een stuk
of acht of tien. Ik kan er dus altijd eentje kiezen, maar laat ik de
belangrijkste kiezen. Er is natuurlijk een juridisch verschil tussen de
ongewenstverklaring, het zwaarder inreisverbod en deze
strafbaarstelling. Doordat, zoals ik net beschrijf, de Europese
jurisprudentie voorschrijft dat de strafbaarstelling enkel kan zien op
het niet meewerken aan terugkeer, is dat ook het enkele feit dat hier nu
wordt besproken. In tegenstelling tot de ongewenstverklaring en het
zwaar inreisverbod, waaraan ook allerlei andere voorwaarden verbonden
zijn, maakt dit artikel het mogelijk om een straf op te leggen aan
mensen die niet meewerken aan hun terugkeer en dat wel kunnen. Het is
een ultieme sanctie die alleen voor die mensen geldt. Wat het CDA
betreft was die ook altijd al noodzakelijk. We verankeren die nu op deze
manier. Ik snap best dat er heel veel onduidelijkheid over is ontstaan.
Er wordt ook veel onduidelijkheid gecreëerd, om het zo te zeggen. Dat
mag ook. Maar het is goed om zelf aan te geven — dat doe ik gewoon
vanuit ons perspectief — welke overwegingen wij hierbij hebben gehad en
waarom ik denk dat het binnen de juridische kaders is. Dat heb ik net
geschetst.
De voorzitter:
In één zin een verduidelijkende vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Van den Brink stelt dat met het aannemen van deze novelle louter
het niet meewerken aan vertrek strafbaar zou zijn, maar dat is niet wat
de memorie van toelichting zegt. Die richt zich ook op overlastgevers.
Daarmee komt juist de ongewenstverklaring in beeld. Mijn vraag is dus:
wat is feitelijk het verschil tussen de huidige ongewenstverklaring, die
verlaagd is door het amendement-Rajkowski, en het voorstel dat er nu
ligt?
De heer Bart van den Brink (CDA):
Dat er in de ongewenstverklaring allerlei extra voorwaarden zijn voordat
je daaraan toekomt. Ik denk dat de minister straks nog een hele lijst
van voorbeelden heeft om dat toe te lichten. Kijk ook naar de
jurisprudentie. Ik heb niet alle jurisprudentie helemaal nageplozen,
maar de belangrijkste wel. Er zitten daar gewoon allerlei voorwaarden in
voordat je daaraan toekomt. Met het aannemen van dit voorstel — het is
een aangepast voorstel; laten we dat even vaststellen — blijft enkel
strafbaarstelling voor het niet meewerken aan terugkeer over. Hoe dat in
de vervolgingspraktijk moeten worden toegepast, is een tweede. Maar als
sluitstuk in een terugkeerbeleid dat voor de rest vrij slecht
functioneert, is dat wat het CDA betreft al langere tijd
wenselijk.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Mijn vragen gaan over de uitvoering. Zoals de heer Ceder net ook al
terecht opmerkte, heeft het CDA de afgelopen tijd heel erg de mond vol
gehad, en terecht, van het belang van het samendoen, het belang van
uitvoerbaarheid en het belang van goed bestuur. Ik las het verslag van
deze wetten en de behandeling in de Tweede Kamer terug. Uw partijleider,
de heer Bontenbal, had destijds een vrij fel interruptiedebatje met de
VVD over de IND. Hij zei: als de IND zegt dat het niet kan, wie bent u
dan om te zeggen dat het wél kan? Kijk nu naar alle
uitvoeringsorganisaties die zeggen dat het niet kan en dat de wet
averechts werkt. Kijk naar de politie, de marechaussee, het onderwijs,
de rechtspraak enzovoort. Iedereen zegt nu: het kan niet; de wet werkt
averechts. Mijn vraag is dus eigenlijk de vraag die de heer Bontenbal
destijds aan de VVD stelde: waarom zou het CDA dan zeggen dat het wél
kan?
De heer Bart van den Brink (CDA):
Laten we in ieder geval even uit elkaar halen wat er door al die
organisaties wordt gezegd. Alles wat gaat over de juridische vraag of
het haalbaar is en of het kan, laat ik even. Daar heb ik net volgens mij
een vrij helder antwoord over gegeven. Dat scheelt al een hoop
uitvoeringsopmerkingen die er gemaakt zijn. Daarnaast zijn er natuurlijk
de vragen of het effectief is, over hoeveel aantallen het gaat en of het
zin heeft in de praktijk. Tegelijkertijd is het ook een politieke
weging. Het is namelijk ook een norm die gesteld wordt, waarvan je vindt
of niet vindt dat die in de toekomst zou moeten worden gehandhaafd. Ik
heb al vaker debatten gehad, ook in het verleden, over asiel. Soms wordt
dan gesteld: dit kan maar voor een enkeling gelden. Maar soms kan een
norm ook in een enkele situatie een norm zijn die je politiek
noodzakelijk acht. Ja, er zal door de Dienst Terugkeer en Vertrek, waar
dit het meest op ziet, wel degelijk moeten worden bijgestuurd, vanwege
wat er in de uitvoering op hen af gaat komen. Tegelijkertijd, in de
praktijk worden er 3.500 mensen uitgezet in de normale situatie, en nu
komen er 100 tot 300 mensen bij. Dat geeft in mijn ogen aan dat niet
meewerken aan vertrek terwijl dat wel kan, voor een vrij beperkte groep
geldt. Maar daarmee kan het nog steeds wel normstellend zijn om dat
strafbaar te stellen. De groep is dus ook niet zo groot als wordt
verondersteld.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag, het liefst geen herhaling van de eerdere
vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Neeneenee. Natuurlijk praten we hier ook over normen. Echter, als al die
instanties zeggen dat het weleens averechts kan werken en dat ze niet
meer toekomen aan hun kerntaken … Dat horen we van verschillende van
deze organisaties. We horen ook de politie zeggen: we zijn al
overbelast. Ik vraag de heer Van den Brink: hoe reageert hij naar al die
organisaties die dit aangeven?
De heer Bart van den Brink (CDA):
Tegen al die organisaties zou ik willen zeggen: daarom is het zo goed
dat we vandaag dit debat voeren, om duidelijk te maken en duidelijk uit
te spreken we het dus niet hebben over een groep van 40.000, 60.000 of
hoeveel mensen hier dan ook aan worden gekoppeld. Het gaat hier om de
groep mensen die uitgeprocedeerd zijn en niet meewerken aan terugkeer.
Dat is een beperkte groep. Daarom komt er voor de uitvoering dus maar
een beperkte last bij. Ik snap wel dat dat extra werk betekent, maar dat
geldt vooral voor de Dienst Terugkeer en Vertrek. Ook op dit moment
heeft de AVIM natuurlijk een verantwoordelijkheid als er iemand wordt
aangetroffen die hier onrechtmatig verblijft, en moeten er allerlei
procedures doorlopen worden. Dat is dus niet nieuw. Alleen de
mogelijkheden om daar daarna een sanctie aan te koppelen zijn
nieuw.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan … Ik wil eigenlijk gaan luisteren naar de bijdrage
van mevrouw Van der Plas, maar mevrouw Teunissen heeft nog een vraag
voor de heer Van den Brink.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wil hier toch nog even op doorgaan, want het CDA is altijd voor een
zorgvuldige wetsbehandeling. Daarom hebben ze ook eerder gezegd: dit
hele traject is eigenlijk heel onzorgvuldig gegaan en daarom stemmen we
ook niet in met strafbaarstelling illegaliteit. Dat zei het CDA eerst.
Nu horen we wat anders. Collega Van den Brink zegt: het gaat niet over
wie iemand is, maar over het gedrag. Vervolgens zegt hij: het gaat om
niet meewerken. Maar dan is het nog steeds onduidelijk wat "niet
meewerken" betekent. De vraag is: erkent de heer Van den Brink dat? Wat
betekent "niet meewerken"? Erkent het CDA dat daar een onduidelijkheid
in zit?
De heer Bart van den Brink (CDA):
Laat ik het zo zeggen: er is onduidelijkheid aan deze tafel, denk ik,
maar in de jurisprudentie is daar geen onduidelijkheid over. De
jurisprudentie is heel duidelijk over wat "niet meewerken" is. Ik heb
die vraag net nog gesteld, omdat ik weet dat eraan gehecht wordt om die
duidelijkheid te verschaffen. Maar in de jurisprudentie is duidelijk wat
"niet meewerken" is. Dat is al uitgesproken bij de uitspraken rondom de
ongewenstverklaring en bij de zware inreisverboden waar rechtszaken over
geweest zijn.
Om even terug te gaan naar de vraag over de positie van het CDA voor de
zomer. Die zag enkel en alleen op het aannemen van dit amendement. We
hadden de afweging al gemaakt over hoe wij tegen de
Asielnoodmaatregelenwet aankeken. Ik erken ook dat de hele
wetgevingsprocedure geen schoonheidsprijs verdient of heeft gekregen.
Dat zal, denk ik, niet beter worden door deze dag en de week hiervoor.
Wij hebben de afweging dus al eerder gemaakt. Wij zouden voor de
Asielnoodmaatregelenwet geweest zijn als dit amendement er niet in zat.
Nu ligt er een bijgestelde novelle waar wij ons oordeel over gaan
vellen.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb nog één vraag over de novelle. Het CDA zei net: we hebben ook het
advies van de Raad voor de rechtspraak gezien. Die adviseert positief.
Over de intentie achter de novelle zegt de Raad voor de rechtspraak: dat
is positief. Maar de raad blijft wel vragen houden bij de effectiviteit:
hoe draagt de strafbaarstelling bij aan een betere grip op migratie? De
Raad voor de rechtspraak zegt ook: de reikwijdte is potentieel zo groot
dat nadere afbakening door de wetgever zou moeten worden geboden. Hoe
beoordeelt het CDA deze adviezen van de Raad voor de rechtspraak?
De heer Bart van den Brink (CDA):
Ik zou de Raad voor de rechtspraak geen onrecht willen doen door te
zeggen dat zij op de banken stonden bij deze novelle. Laat ik dat
vooropstellen. Ik heb gewoon even de intentie om het over de
deelnemingsvorm te hebben. Dat was het stukje dat ik aanhaalde. En de
reikwijdte, ja, die wordt beperkt en bepaald door de jurisprudentie,
zoals ik net heb aangegeven. Dat is, denk ik, een vrij beperkte omvang.
Dat is dus voor mij helemaal helder.
De voorzitter:
Ik wil de eerste termijn van de zijde van de Kamer graag afmaken. We
hebben nog twee sprekers, dan ga ik schorsen voor de lunch en daarna
gaan we naar de minister luisteren. Ik geef mevrouw Van der Plas het
woord voor haar bijdrage in eerste termijn. Zij doet die namens de
BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag bespreken wij de Wijziging van de
Vreemdelingenwet, de Asielnoodmaatregelenwet, die een strafbaarstelling
introduceert voor illegaal verblijf van meerderjarige vreemdelingen in
Nederland. Dit leidde in eerste instantie tot zorgen, omdat niet alleen
de vreemdeling zelf, maar ook de mensen en organisaties die hulp bieden,
zoals vrijwilligers, zorgverleners of kerken, strafbaar zouden kunnen
worden gesteld op basis van medeplichtigheid. Dit riep veel
maatschappelijke en politieke discussie op, vooral over de vraag of
hulpverlening uit medemenselijkheid strafbaar zou moeten zijn. Het
kabinet heeft daarom, mede op advies van de Raad van State, dit
wetsvoorstel aangepast. In de huidige versie is vastgelegd dat alleen
het daadwerkelijk illegaal verblijven strafbaar wordt. Hulpverlening aan
illegaal verblijvende vreemdelingen, bijvoorbeeld door het bieden van
onderdak, voedsel of medische zorg, is expliciet uitgesloten van
strafbaarheid. Dit betekent dat vrijwilligers, zorgverleners en
maatschappelijke organisaties niet vervolgd kunnen worden voor het
helpen van mensen zonder verblijfsrecht, tenzij er sprake is van
mensensmokkel of mensenhandel.
Voorzitter. BBB is het eens met de strafbaarstelling van illegaliteit.
Wie in Nederland verblijft zonder verblijfsrecht moet terugkeren naar
het land van herkomst. Zo eenvoudig is het. Net als bij alle andere
wetten geldt ook hier dat er een sluitstuk moet zijn wanneer iemand de
wet overtreedt. In dit geval is dat sluitstuk het strafrecht. Dat is
gewoon een vanzelfsprekende toepassing van de rechtsstaat. Veel andere
Europese landen kennen ook een strafbaarstelling van illegaal verblijf.
België, Duitsland, Frankrijk en vele andere landen hebben dit allang
ingevoerd. Nederland is daarin dus allesbehalve uniek. Integendeel,
juist omdat illegaal verblijf niet strafbaar is, ontstaat er een
situatie waarin onrechtmatig verblijf wordt gefaciliteerd en nauwelijks
te controleren is. Dit maakt handhaving juist ingewikkeld en beperkt de
effectiviteit van het terugkeerbeleid.
Hoeveel mensen zonder verblijfstatus in Nederland wonen, weten we gewoon
niet. Het is dan ook goed dat het kabinet het WODC hier een onderzoek
naar laat uitvoeren. Er zijn wel wat schattingen beschikbaar die een
indicatie geven van de omvang van het probleem. Zo schat het Rode Kruis
dat er tussen de 23.000 en 58.000 mensen zonder verblijfsrecht in
Nederland wonen. Deze cijfers zijn waarschijnlijk nog laag geraamd, want
het Braziliaanse consulaat alleen al schat dat er tussen de 38.000 en
40.000 ongedocumenteerde Brazilianen in Nederland leven. Dit is niet
alleen Brazilië, dus ga maar na wat er allemaal nog bij moet worden
opgeteld. Nog zorgwekkender is het gegeven dat slechts 20% van de
asielzoekers die een negatieve beslissing krijgen, die hier dus niet
mogen blijven, daadwerkelijk terugkeert naar hun land van herkomst. Dat
betekent dat we van vier op de vijf mensen geen idee hebben waar zij
zich uiteindelijk vestigen.
Voorzitter. Om in hun bestaan te kunnen voorzien zijn zij vaak
aangewezen op illegale onderhuur, zwart werk en andere informele
diensten. Hierdoor ontstaan parallelle, onzichtbare netwerken, die
buiten het toezicht van de overheid opereren. Deze netwerken zijn niet
alleen kwetsbaar voor misbruik en uitbuiting, maar ondermijnen ook de
rechtsstaat. Een veelgehoord argument van tegenstanders van deze novelle
is dat vreemdelingen uit angst voor strafvervolging contact met
hulporganisaties, zorg, onderwijs en politie zullen mijden. Men vreest
dat dit zou leiden tot een zogenaamde schaduwsamenleving waarin mensen
kwetsbaarder worden voor uitbuiting, dakloosheid, slechte
arbeidsomstandigheden en gezondheidsrisico's. Maar waar precies blijkt
dit uit, vraag ik de minister. Bovendien heb ik begrepen dat de politie
hulpverlening bij een aangifte zal blijven doen. Blijven de gegevens van
mensen die hier illegaal verblijven ook anoniem als zij zich
bijvoorbeeld melden als verward persoon bij de ggz?
Voorzitter. Ook in de huidige situatie zijn er al consequenties
verbonden aan illegaal verblijf waardoor mensen mogelijk
overheidsinstanties mijden. Wie zonder geldige verblijfsstatus wordt
aangetroffen, wordt namelijk door de politie of andere
handhavingsinstanties gemeld bij de algemene vreemdelingen-,
identificatie- en machtigingslocatie, de zogenoemde AVIM. Deze
organisatie stelt een identiteit vast, controleert de verblijfsstatus en
onderzoekt het verleden van de persoon. Vervolgens wordt een
uitzettingstraject opgestart. Dat kan verlopen via gedwongen terugkeer
door de Dienst Terugkeer en Vertrek of vrijwillige terugkeer via het
Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COA, of de Internationale
Organisatie voor Migratie, de IOM. Dit alles heeft dus nu al
consequenties via de bestuurlijke route van artikel 50 van de
Vreemdelingenwet. Het is dus niet zo dat illegaal verblijf nu zonder
gevolgen is. Mensen die bewust buiten het zicht van de instanties
blijven, doen dat nu al vanwege de bestaande consequenties. De nieuwe
wet verandert hier volgens mij niets fundamenteels aan. De nieuwe wet
voegt slechts een juridische mogelijkheid en een sluitstuk toe. Door
illegaal verblijf strafbaar te stellen, wordt de bestaande prikkel om
daadwerkelijk terug te keren versterkt, omdat de rechtsstaat duidelijk
maakt dat er consequenties zitten aan het doelbewust overtreden van de
wet.
Voorzitter. Een ander veelgehoord argument is dat er op dit moment al
een strafbaarstelling bestaat. Maar klopt dit, vraag ik de minister.
Artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht ziet namelijk toe op het niet
opvolgen van een ongewenstverklaring of een inreisverbod. Dit is
vervolgens gekoppeld aan de Europese Terugkeerrichtlijn. Maar niet
iedereen zonder geldig verblijfsrecht is officieel ongewenst verklaard
of heeft een inreisverbod gekregen. Ook dit argument gaat volgens mij
dus niet volledig op. Of zie ik dat verkeerd, vraag ik de
minister.
Voorzitter. Hoewel mijn fractie dus positief is over de strekking van de
wet, heb ik nog wel een aantal vragen over de uitvoering. De eerste is
op basis van welk wetsartikel opsporingsdiensten, zoals de Koninklijke
Marechaussee en de politie, handelen in het geval zij iemand aantreffen
zonder Nederlands verblijfsrecht. Zullen zij dan meteen strafrechtelijk
handelen in het kader van het toekomstige artikel 108a van de
Vreemdelingenwet of zullen zij in eerste instantie optreden langs de
bestuurlijke route op basis van artikel 50 van de Vreemdelingenwet? En
hoe wordt dan bepaald waarvoor gekozen gaat worden? Wordt het dan
artikel 50, artikel 108 of een combinatie van deze twee?
Voorzitter. Voor BBB is het belangrijkste dat deze mensen terugkeren
naar het land van herkomst. Het opsluiten van mensen omdat ze hier
zonder geldige papieren zijn, mag geen doel op zich zijn. Het doel op
zich moet zijn de terugkeer naar het land van herkomst. Hoewel deze wet
daar een goede prikkel voor is, zou ik willen voorstellen om in het
opsporings- en vervolgingsbeleid op te nemen dat er met de betrokken
partners gekeken wordt naar de kans van slagen op vrijwillige terugkeer.
Ik heb bij het rondetafelgesprek afgelopen week ook al gezegd dat de
IOM, de Internationale Organisatie voor Migratie, veel contacten en
netwerken heeft in landen van herkomst en een goede rol kan spelen bij
het laten terugkeren van mensen die hier illegaal zijn.
Voorzitter. Dan nog even over het strafbaar stellen van commerciële hulp
aan vreemdelingen die zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevinden.
Wij hebben destijds een amendement ingediend. Dat amendement ging
nadrukkelijk om de verdienmodellen. Denk aan het aanbieden van zwartwerk
of het onderverhuren van woningen of andere betaalde diensten die
illegaal verblijf mogelijk maken of verlengen. BBB vindt het essentieel
dat er een helder onderscheid gemaakt wordt tussen commerciële hulp, die
het systeem ondermijnt, en humanitaire hulp, die uiteraard gewoon moet
kunnen worden verleend. Voor BBB is één ding duidelijk: commercieel
profiteren van illegaal verblijf mag niet worden getolereerd. Dit
frustreert ook het terugkeerbeleid, waar talloze professionals dagelijks
keihard aan werken. Ik hoor graag van de minister hoe hij hiernaar kijkt
na dit duidelijke onderscheid.
Voorzitter, tot slot. Met deze novelle als onderdeel van de
Asielnoodmaatregelenwet zetten we een noodzakelijke stap om ons
asielbeleid effectiever en rechtvaardiger te maken. Illegaal verblijf
kan niet zomaar zonder gevolgen blijven. Het is daarom niet meer dan
rechtvaardig dat mensen die bewust zonder verblijfsrecht in Nederland
blijven, kunnen worden aangesproken op het overtreden van de wet. Dat is
een volstrekt normale gang van zaken in een rechtsstaat. Nogmaals, de
strafbaarstelling is geen doel op zich, maar een middel om het
terugkeerbeleid te versterken. Uiteindelijk gaat het erom dat mensen die
hier niet mogen verblijven, daadwerkelijk terugkeren naar het land van
herkomst. Deze wet helpt daarbij, omdat de prikkel tot terugkeer groter
wordt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee komen we aan bij de heer Van Meijeren. Hij spreekt
namens Forum voor Democratie. Ik geef hem het woord voor zijn bijdrage
in de eerste termijn.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter. Een klein halfjaar geleden vond hier in de Tweede Kamer een
debat plaats over de zogenaamde Asielnoodmaatregelenwet. Ik waarschuwde
toen dat de voorgestelde wet ondanks alle retoriek over het strengste
asielbeleid ooit, geen oplossing zal bieden voor de massa-immigratie en
alle problemen die daaruit voortkomen, waar ons land onder gebukt gaat.
Om het voorstel van vandaag in het juiste perspectief te plaatsen, moet
ik dit kort toelichten.
Feit is dat wij in Nederland vrijwel niets meer te zeggen hebben over
ons asielbeleid. Die soevereiniteit zijn we kwijt. Ons asielbeleid wordt
bepaald door de Europese Unie en is vastgelegd in onder meer de
Opvangrichtlijn, de Terugkeerrichtlijn, de Gezinsherenigingsrichtlijn,
de Procedurerichtlijn en de Definitierichtlijn. Dat zijn allemaal
richtlijnen die boven onze Grondwet staan en waar we niet van mogen
afwijken. Op grond van deze juridisch bindende richtlijnen is Nederland
verplicht om asielzoekers toegang te verlenen tot Nederland en opvang te
bieden, verplicht om asielaanvragen in behandeling te nemen, verplicht
om verblijfsvergunningen te verstrekken aan asielzoekers die als
vluchteling kunnen worden aangemerkt, en verplicht om asielzoekers met
een verblijfsvergunning toegang te geven tot zorg, onderwijs,
huisvesting en sociale voorzieningen.
Dit is het probleem waar we in Nederland mee te kampen hebben. Geen
enkel voorstel dat wij hier in Nederland bespreken, inclusief de
Asielnoodmaatregelenwet, verandert daar iets aan. Wij hebben slechts
binnen de grenzen van deze van bovenaf opgelegde verplichtingen zeer
beperkte ruimte om daar naar eigen inzicht uitvoering aan te geven. Die
Asielnoodmaatregelenwet is dus niets meer dan een pakket maatregelen op
detailniveau met zeer beperkte beleidsmatige gevolgen. Het is geneuzel
in de marge. Het zou ons asielbeleid hooguit een heel klein beetje
strenger maken, maar van een stelselwijziging, laat staan van het
strengste asielbeleid ooit, is geen enkele sprake.
Bij de behandeling van de Asielnoodmaatregelenwet werd een amendement
ingediend om illegaal verblijf in Nederland strafbaar te stellen. Ook
dit zou het asielbeleid een klein beetje strenger maken en dus een klein
stapje in de goede richting zijn. Zo zou het namelijk mogelijk worden om
asielzoekers die geen recht hebben op een verblijfsvergunning en veilig
terug kunnen keren naar hun land van herkomst maar dat simpelweg
weigeren, ertoe kunnen bewegen om alsnog terug te keren. Forum voor
Democratie heeft de precieze reikwijdte en alle gevolgen van het
amendement zorgvuldig afgewogen en met volle overtuiging voor het
amendement gestemd. Het amendement werd aangenomen.
Helaas zijn niet alle partijen zo zorgvuldig te werk gegaan, want nadat
het amendement al was aangenomen, rezen bij verschillende partijen
ineens vragen over de precieze gevolgen van het amendement. Zou het als
de strafbaarstelling van illegaliteit in werking treedt, ook strafbaar
worden om bijvoorbeeld uit medemenselijkheid een kop soep uit te delen
aan iemand die illegaal in Nederland verblijft? Immers, in het
Nederlandse strafrecht geldt als algemene regel dat niet alleen degene
die zelf een misdrijf begaat gestraft kan worden, maar ook degene die
daarbij als medeplichtige behulpzaam is.
De discussie hierover laaide op. Ook de Eerste Kamer liet zich meeslepen
in deze paniek en weigerde in te stemmen met de strafbaarstelling van
illegaliteit als niet wettelijk wordt vastgelegd dat hulpverlening uit
medemenselijkheid mogelijk blijft.
Dat brengt ons hier vandaag bij het debat over een nieuw wetsvoorstel
waarmee het voorstel voor de Asielnoodmaatregelenwet nog voordat hij is
aangenomen alweer wordt gewijzigd. Ik hoop dat iedereen in deze zaal het
erover eens is dat iemand die uit medemenselijkheid een kop soep
uitdeelt aan een asielzoeker die hier illegaal verblijft, niet gestraft
moet worden. Natuurlijk mag dat niet strafbaar worden. Medemenselijkheid
is geen misdaad. Toch neig ik ernaar de fractie van Forum voor
Democratie te adviseren om tegen dit wetsvoorstel te stemmen, en wel om
de volgende redenen.
Allereerst is het wetsvoorstel onnodig. Het is buitengewoon vergezocht,
zo niet ondenkbaar, dat als illegaal verblijf strafbaar wordt, ook het
uit medemenselijkheid uitdelen van een kop soep aan een asielzoeker zal
worden bestraft. In de eerste plaats is dat zo omdat medeplichtigheid in
Nederland op grond van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht pas
strafbaar is als de opzet gericht is op het zogenaamde grondfeit, in dit
geval dus het illegaal verblijven in Nederland. De hulpverlener moet dus
willens en wetens behulpzaam zijn bij het illegaal verblijven in
Nederland. De hulpverlener die dat niet weet en ook geen ernstige reden
heeft om te vermoeden dat iemand illegaal in Nederland is, gaat dus
alleen al om deze reden vrijuit. Zelfs als de hulpverlener dat wel weet,
is het zeer onwaarschijnlijk dat het Openbaar Ministerie in voorkomend
geval daadwerkelijk zou overgaan tot strafvervolging. We kennen in
Nederland immers het opportuniteitsbeginsel, op grond waarvan het
Openbaar Ministerie kan afzien van vervolging als dat niet wenselijk is,
bijvoorbeeld omdat een zaak te onbeduidend is of omdat strafvervolging
om andere redenen niet het algemeen belang dient.
De regering erkent dit ook en merkt zelf op dat het om deze reden niet
voor de hand ligt dat ook hulp aan illegalen in de praktijk bestraft zal
worden als illegaliteit strafbaar wordt. Daarbij zegt de minister echter
dat hij in het kader van de trias politica geen definitief uitsluitsel
kan geven over de vraag hoe het Openbaar Ministerie hier in de praktijk
mee om zal gaan. Deze redenering van de minister geeft blijk van een
onjuiste rechtsopvatting. Het Openbaar Ministerie is immers niet
onafhankelijk, maar valt onder het toezicht van de minister van
Justitie. Op grond van artikel 127 van de Wet op de rechterlijke
organisatie kan de minister algemene en bijzondere bindende aanwijzingen
geven over de wijze waarop het Openbaar Ministerie uitvoering moet geven
aan zijn taken. Als de minister aan het OM laat weten dat hulpverlening
aan illegalen niet vervolgd moet worden, dan is het Openbaar Ministerie
verplicht om die aanwijzing op te volgen. Mijn vraag aan de minister is:
erkent hij dat zijn redenering over de trias politica geen hout
snijdt?
Nu zou je kunnen zeggen dat, ondanks deze aanwijzingsbevoegdheid, een
toekomstige regering misschien juist de aanwijzing zou geven om wél over
te gaan tot strafvervolging als iemand uit medemenselijkheid een kop
soep uitdeelt aan iemand die illegaal is. Maar ook dan is het moeilijk
voorstelbaar dat een rechter hiervoor een straf oplegt, omdat er dan in
de regel een geslaagd beroep gedaan zal kunnen worden op de
strafuitsluitingsgrond overmacht als noodtoestand, die erop neerkomt dat
er geen straf wordt opgelegd als degene die een strafbaar feit heeft
begaan, handelde uit een belangenconflict. In dit geval is dat conflict
het belang om de wet na te leven enerzijds en het belang om hulp te
verlenen aan een hulpbehoevende anderzijds.
In het welbekende opticien-arrest, waarin deze strafuitsluitingsgrond
tot ontwikkeling kwam, was er sprake van een opticien die nadat zijn
winkel eigenlijk al was gesloten toch nog een brilletje verkocht aan een
klant met een beschadigde bril. Hij werd vervolgd voor overtreding van
de Winkeltijdenwet, maar de Hoge Raad oordeelde kortgezegd dat zijn
gedrag, ondanks dat het strikt genomen strafbaar was, toch
gerechtvaardigd was, omdat hij handelde uit medemenselijkheid en hulp
bood aan een hulpbehoevende. De opticien ging vrijuit. Deze
jurisprudentie is evengoed van toepassing op hulpverleners die
genoodzaakt zijn om hulp te verlenen aan iemand die illegaal in
Nederland verblijft.
Even resumerend tot zover: vanwege ten eerste het vereiste van opzet bij
medeplichtigheid, ten tweede het opportuniteitsbeginsel en de
aanwijzingsbevoegdheid van de minister jegens het Openbaar Ministerie en
ten derde de reeds bestaande strafuitsluitingsgronden, is het zeer, maar
dan ook zeer onwaarschijnlijk dat iemand die uit medemenselijkheid een
kop soep uitdeelt aan iemand die illegaal in Nederland verblijft,
hiervoor ooit gestraft zal worden.
Dit wordt ook bevestigd door de dagelijkse praktijk in Nederland.
Bepaalde vormen van illegaal verblijf zijn immers al sinds jaar en dag
strafbaar, namelijk illegaal verblijf omdat er een ongewenstverklaring
of een inreisverbod is uitgevaardigd. Ook ten aanzien van deze personen
is nog nooit iemand in Nederland vervolgd voor hulpverlening uit
medemenselijkheid. Desondanks zijn bij een aantal partijen de zorgen nog
niet weggenomen. Toegegeven, hoe ondenkbaar het, gelet op het
voorgaande, ook is dat ooit iemand gestraft zal worden omdat die een kop
soep uitdeelt aan een ander die illegaal in Nederland is, als je dit
buiten iedere twijfel wil stellen en zelfs de meest hypothetische,
theoretische mogelijkheid wil uitsluiten, dan kun je expliciet in de wet
opnemen dat medeplichtigheid aan illegaal verblijf niet strafbaar is.
Als dat per se nodig is om andere partijen gerust te stellen, dan zou
FVD prima bereid zijn om daar met frisse tegenzin voor te stemmen. Baat
het niet, dan schaadt het niet.
Maar toen kwam daar de uitwerking van het voorstel door de regering. Wat
blijkt nu? De regering wil veel verder gaan dan alleen het bieden van
hulp uit medemenselijkheid uitzonderen van strafbaarheid. De regering
stelt voor om alle vormen van deelneming aan het misdrijf van illegaal
verblijf uit te zonderen van strafbaarheid, dus niet alleen
medeplichtigheid, maar ook de zwaardere deelnemingsvormen, zoals
medeplegen en opzettelijk uitlokken. Dat betekent dat het straks, als
het aan de regering ligt, niet alleen toegestaan is om iemand die
illegaal in Nederland verblijft een kop soep te geven of op een andere
manier behulpzaam te zijn, maar dat zelfs personen en organisaties — die
zijn er in Nederland — die doelbewust en actief asielzoekers die
illegaal in Nederland zijn, laten onderduiken, om hen uit het zicht van
de overheid te houden, of op andere wijze het terugkeerbeleid doelbewust
saboteren, ook vrijuit blijven gaan. In navolging van de Raad van State
vind ik dit een volstrekt onbegrijpelijke keuze. Dat alleen
medeplichtigheid wordt uitgezonderd van strafbaarheid, zoals de Raad van
State adviseert, is niet ongebruikelijk. Dat geldt voor meerdere
strafbare feiten. Maar dat alle deelnemingsvormen volledig worden
uitgesloten, komt in het hele strafrecht nergens voor en verhoudt zich
ook op geen enkele wijze tot de systematiek en fundamenten van ons
strafrechtelijke stelsel.
De regering rechtvaardigt toch haar keuze met het argument dat zij
discussies of procedures over grensgevallen wil voorkomen, maar dat is
een totale drogredenering. Natuurlijk zullen er altijd grensgevallen
zijn, waarbij op het eerste gezicht misschien niet direct duidelijk is
of er nou sprake is van medeplichtigheid, medeplegen of een andere
deelnemingsvorm. Maar dat geldt voor alle strafbare feiten. Bij een
woninginbraak kan ook discussie ontstaan over de vraag of iemand die op
de uitkijk staat of iemand die is betrokken bij de voorbereiding nou
moet worden aangemerkt als medeplichtige of medepleger. Daar zijn
oceanen aan jurisprudentie over ontstaan. Daar zijn proefschriften over
geschreven. Daar zijn discussies over in de literatuur. Dat is inherent
aan het recht. Maar dat kan natuurlijk nooit een reden zijn om dan maar
alle deelnemingsvormen uit te sluiten.
Ten aanzien van de strafbaarstelling van illegaliteit zou het uitsluiten
van medeplichtigheid meer dan voldoende zijn om het gewenste effect te
bereiken. Het uitdelen van een kop soep, een deken, informatie of welke
vorm van hulpverlening dan ook die redelijkerwijs uit medemenselijkheid
is ontstaan, zal dan zijn uitgezonderd. Dit is ook hoe de regering in
2013 naar deze materie keek. Rutte I diende toen een wetsvoorstel in om
illegaal verblijf strafbaar te stellen. Dat werd een jaar later
weliswaar weer ingetrokken door Rutte II omdat de PvdA het niet wilde,
maar ook toen werd voorgesteld om alleen medeplichtigheid uit te
zonderen, maar de zwaardere deelnemingsvormen niet. In de memorie van
toelichting bij dat wetsvoorstel uit 2013 staat hierover: "De
strafbaarheid van medeplichtigheid is uitgesloten. Personen of
organisaties die illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen
behulpzaam zijn uit humanitaire overwegingen, zijn dus niet strafbaar."
Wat klopt er volgens de minister niet aan deze redenering van de
regering in 2013?
Voorzitter. Zoals u mij kent, roep ik niet alleen langs de zijlijn, maar
kom ik ook met concrete voorstellen om wetgeving beter te maken. Ik heb
daarom een amendement ingediend om, in lijn met het advies van de Raad
van State, alleen medeplichtigheid uit te zonderen van strafbaarheid,
zodat humanitaire hulpverlening, voor zover daar nog twijfel over is, in
elk geval niet strafbaar is, maar de zwaardere deelnemingsvormen
logischerwijs wel aangepakt kunnen worden. Ik ben benieuwd naar de
appreciatie van de minister.
Voorzitter, ik kom richting een afronding. Nederland kent een
buitengewoon ruimhartig asielbeleid. Slechts een beperkt deel van de
asielaanvragen wordt afgewezen. Uit de meest recente cijfers van
Eurostat blijkt dat Nederland in 2024 tot de top drie behoorde van
landen met de hoogste inwilligingspercentages in de EU. Je krijgt in
Nederland nog net geen verblijfsvergunning cadeau bij een pak melk, maar
het scheelt niet veel. Alleen als je hier echt helemaal niets te zoeken
hebt, omdat je uit een land komt waar het volkomen veilig is en je geen
enkel risico loopt, zal de IND een aanvraag voor een verblijfsvergunning
afwijzen. De asielzoeker kan daartegen in bezwaar gaan. Tegen het
besluit in bezwaar kan in beroep worden gegaan bij de rechter. Tegen de
uitspraak van de rechter kan in hoger beroep worden gegaan.
Gesubsidieerde advocaten weten precies hoe ze deze procedure zo lang
mogelijk kunnen frustreren en rekken. Maar als na een jarenlange,
uitgebreide procedure, nadat tal van organisaties, advocaten en rechters
ernaar hebben gekeken, in laatste instantie door de hoogste rechter
wordt geoordeeld dat iemand onderaan de streep niets in Nederland te
zoeken heeft, moet diegene terug naar zijn land van herkomst.
De strafbaarstelling van illegaliteit gaat alleen over de mensen die
veilig terug kunnen en terug moeten, maar simpelweg besluiten om de
uitspraak van de rechter aan hun laars te lappen. Als daartegen al niet
meer effectief kan worden opgetreden, accepteren we de ondermijning van
het terugkeerbeleid. Daar gaat Forum voor Democratie vanzelfsprekend
niet in mee. Wij waren voor de strafbaarstelling van illegaliteit en
zijn daar nog steeds voorstander van. Als hulpverlening aan mensen die
illegaal in Nederland verblijven in de wet expliciet wordt uitgezonderd
van strafbaarheid, kunnen we daar, ondanks dat dit eigenlijk overbodig
is, best mee leven. Als mijn amendement wordt aangenomen om dit
zorgvuldig af te bakenen, zullen wij voor het wetsvoorstel stemmen. Maar
met het voorstel dat nu voorligt, waarmee ook wordt toegestaan dat
activistische organisaties, ngo's en andere clubs willens en weten het
terugkeerbeleid saboteren, kunnen wij niet zonder meer instemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meijeren. We zijn aan het einde gekomen van de
eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors tot 14.15 uur. Dan
gaan we luisteren naar de antwoorden van de minister.
De vergadering wordt van 13.34 uur tot 14.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit wetgevingsoverleg. We hervatten het wetgevingsoverleg
waarin we de novelle genaamd "aanpassing strafbaarstelling illegaal
verblijf" bespreken. We hebben in de eerste termijn de vragen van de
hier aanwezige leden gehoord. De minister heeft de antwoorden daarop
voorbereid. We gaan naar zijn antwoorden luisteren. Het zou prettig zijn
om even van de minister de orde van zijn termijn te horen. Ik probeer
ervoor te zorgen we ook in deze termijn wel echt even de vaart erin
houden met elkaar. Dat heb ik net ook gedaan. Hierbij zou ik de leden
willen voorstellen: zes losse vragen of drie interrupties in tweeën. Dat
gezegd hebbende, geef ik het woord aan de minister. De minister.
Minister Van Weel:
Voorzitter, dank. Dank aan de leden voor hun inbreng in de eerste
termijn. Ik begin met een korte inleidende spreektekst en daarna heb ik
een aantal blokjes, te beginnen met de strafbaarstelling illegaal
verblijf. Dan heb ik een blokje uitsluiting van deelnemingsvormen, een
blokje uitvoerbaarheid en een kort blokje overig, maar de eerste twee
blokken zullen ongetwijfeld de meeste vragen oproepen.
Voorzitter. De novelle waarover wij vandaag spreken, werd nog maar een
maand geleden bij uw Kamer ingediend en nu al hebben wij dit
wetgevingsoverleg. Daar ben ik uw Kamer, alle ambtenaren en alle
uitvoeringsorganisaties die dat mede mogelijk hebben gemaakt zeer
dankbaar voor. Allereerst is dat vanwege het grote belang dat ik hecht
aan de Asielnoodmaatregelenwet die nu in de Eerste Kamer ligt. Die
bevat, zoals u weet, een breed pakket aan maatregelen die echt nodig
zijn om weer grip te krijgen op migratie. Ik ben ook mijn voorganger,
Marjolein Faber, dankbaar voor het werk dat zij hieraan met hart en ziel
heeft verricht. We moeten haast maken met de invoering van dat pakket,
want de problemen in de asielketen zijn urgent en kunnen niet wachten.
De Eerste Kamer moet echter de Asielnoodmaatregelenwet nog plenair
behandelen en met de behandeling van deze novelle brengen we dat doel
weer een stap dichterbij.
De tweede reden waarom ik blij ben dat we hier vandaag zo snel zitten,
is dat ik meen dat deze novelle een kleine, maar wel cruciale
verbetering aanbrengt in de Asielnoodmaatregelenwet. In Nederland wordt
hulp uit medemenselijkheid niet bestraft. Met deze novelle wordt zeker
gesteld dat de in de Asielnoodmaatregelenwet opgenomen strafbaarstelling
van illegaal verblijf daarin geen verandering brengt. Dat is kort en
goed wat er vandaag voorligt.
Tegelijkertijd zie ik dat er nog altijd veel vragen zijn over deze
strafbaarstelling. Strikt genomen gaan deze vragen over de
Asielnoodmaatregelenwet, want daarin is via een amendement natuurlijk
dat wetsvoorstel toegevoegd. Ik zal vandaag toch op deze vragen ingaan,
want ik merk dat niet alleen bij uw Kamer, maar ook bij allen die
aanwezig zijn en die cruciaal werk verrichten, nog de nodige zorgen
leven rondom die strafbaarstelling. Die wil ik zo goed als ik kan,
wegnemen.
Tegen de leden die zich zorgen maken over het feit dat vervolging op
grond van het amendement-Vondeling nog steeds mogelijk zou zijn als deze
novelle wordt aangenomen, wil ik heel duidelijk zeggen: er kan geen
vervolging worden ingesteld tegen hulpverleners. Aan strafuitsluiting
komt de strafrechter dan ook niet toe, want hulpverleners zijn niet
strafbaar. Daar kan geen misverstand over bestaan. Ook het OM ziet dat
zo. Ik hoop hiermee dus echt de zorgen op dit punt te hebben weggenomen,
maar we zullen straks nog in detail ingaan op hoe dit wetstechnisch in
elkaar zit.
Tegen de leden die zich zorgen maken over de effectiviteit van de
strafbaarstelling zeg ik alvast: ik zie dit niet als de panacee, maar
als een extra instrument in de gereedschapskist dat kan bijdragen aan
het krijgen van meer grip op migratie en effectiever terugkeerbeleid.
Het effect van die strafbaarstelling staat voor mij niet op zichzelf en
meet ik ook niet af aan het aantal vervolgde personen. Het gaat om het
totaalplaatje waarbij met positieve en negatieve prikkels aan terugkeer
wordt gewerkt. Ik verwacht ook dat daarnaast van de strafbaarstelling
een afschrikwekkend effect uitgaat. Als je actief en effectief je eigen
terugkeer belemmert, moet je dat bekopen met het verlies van je vrijheid
en dan denk je wel twee keer na voordat je volhardt in dit gedrag bij
het niet willen meewerken aan terugkeer. Denk daarbij aan vreemdelingen
die soms wel drie of vier verschillende nationaliteiten, leeftijden en
namen opgeven om zich verder te onttrekken aan de noodzakelijke
terugkeer.
Ik heb vandaag ook zorgen gehoord over het mogelijke optreden van de
politie in het kader van de strafbaarstelling van illegaal verblijf.
Daarover zeg ik hier alvast het volgende: de Asielnoodmaatregelenwet
gaat niet zorgen voor een radicale omslag in het politieoptreden jegens
illegaal verblijf en de vreemdelingen. Ook nu al kan de politie
handhaven, mensen staande houden, meenemen naar het bureau en in
bewaring stellen als zij vermoedt dat het om iemand gaat die illegaal in
Nederland is. Dat kan allemaal al op basis van de Vreemdelingenwet uit
2000. Bestaande afspraken over toegang tot de politie blijven bovendien
gehandhaafd. Een illegaal verblijvende vreemdeling kan dus zonder
problemen op het politiebureau aangifte blijven doen van een misdrijf en
zorg ontvangen zonder vrees voor aanhouding. Artikel 10 van de
Vreemdelingenwet werd door enkele leden al genoemd.
Dan zal ik nu verder ingaan op uw vragen. Ik begin met de
strafbaarstelling van illegaal verblijf.
De voorzitter:
Meneer Ceder, ik zie dat u een interruptie heeft, maar ik wil de vragen
per blok doen; aan het einde van het blok kom ik op de openstaande dan
wel verduidelijkende vragen. De minister gaat nu in op de
strafbaarstelling.
Minister Van Weel:
Laat ik beginnen met de reikwijdte van de strafbaarstelling. Door de
internationale wetgeving, regelgeving en jurisprudentie, zeg ik in
antwoord op de vraag van de heer Van den Brink, beperkt de inkadering
van de reikwijdte van deze strafbaarstelling zich inderdaad tot de
mensen die niet meewerken aan hun terugkeer en het proces van de
Terugkeerrichtlijn volledig hebben doorlopen. Dat hebben we niet
expliciet gemaakt in dit wetsvoorstel, maar dat hoeft ook niet, want de
hele context, al die jurisprudentie en al dat hogere recht zijn
vanzelfsprekend van toepassing en zullen dus ook een plek krijgen in het
vervolgingsbeleid van het OM. Dat is niet nieuw of vreemd, want je wilt
dat wetten toekomstbestendig zijn. Als de internationale wetgeving en
jurisprudentie veranderen, wil je niet dat onze wetten achterhaald of te
ver ingekaderd zijn, waardoor ze weer moeten worden aangepast.
Wat er gebeurt, is het volgende. Als iemand in aanraking komt met de
politie en illegaal blijkt te zijn, zal het eerste traject altijd zijn
om te kijken waar die persoon zit in de terugkeerprocedure. Die moet
altijd volledig zijn doorlopen. Daarna moet er sprake zijn van niet
willen meewerken aan terugkeer. Ik kom zo terug op de
uitsluitingsgronden voor het niet kunnen meewerken aan de terugkeer en
de verschoningsgronden. Die groep komt pas in aanmerking voor eventueel
gebruik van artikel 108a van de Vreemdelingenwet. Dat is meteen al een
heel groot deel van de vraag waarom ik denk dat de
uitvoeringsproblematiek die hiermee gepaard gaat, beperkt is, juist
omdat we het afpellen naar een kleinere doelgroep. Ik kom straks nog op
de uitvoering terug.
Overigens, zelfs al komt iemand hierdoor in detentie, dan nog zal het
altijd de voorkeur houden om in te zetten op vertrek. Uiteindelijk is
het hoofddoel van ons terugkeerbeleid dat we hier niet de onwenselijke
situatie hebben dat mensen hier illegaal kunnen verblijven. Het kan geen
doel van ons zijn om mensen hier illegaal te laten verblijven, met
minder rechten dan burgers of mensen met een verblijfsvergunning, en die
situatie eindeloos voort te zetten. Is dat buiten iemands schuld het
geval, omdat het land niet meewerkt of omdat die persoon om andere
redenen, bijvoorbeeld uit vrees voor foltering of vervolging, niet terug
kan, dan is dat een tweede, maar voor de mensen die weg kunnen en die
een terugkeerbesluit hebben gekregen, zijn we zelfs wettelijk verplicht,
op basis van het EU-recht, zeg ik tegen de heer Van den Brink, om daar
uitvoering aan te geven.
Daarom zie ik artikel 108a juist als een stuk gereedschap dat is
toegevoegd aan de gereedschapskist. Voor die gevallen waarin de Dienst
Terugkeer en Vertrek soms mensen op straat zet, omdat ze uit pure
frustratie over de termijnen heen gaan, mensen niet meewerken aan hun
vertrek en ze die mensen dan dus maar laten gaan, waardoor die personen
hier in Nederland in de illegaliteit verdwijnen, zou je hiermee juist
een drukmiddel kunnen hebben om hen, indien zij de procedure blijven
frustreren en overlast veroorzaken, wel hier te vervolgen. Dat kan ook
weer een drukmiddel opleveren voor de persoon zelf om te denken: ik ga
liever terug dan dat ik hier vastzit in bewaring. Dat is de gedachte
erachter.
Dat geeft al meteen aan waarom ik niet kan komen met hele grote
aantallen mensen die hiermee vervolgd zullen worden. Dat is het doel
namelijk helemaal niet. Het doel is niet om zo veel mogelijk mensen te
vervolgen op basis van dit amendement en artikel 108a, maar om in die
gevallen waarin we nu niets kunnen, waarbij het echt verwijtbaar is aan
de illegale vreemdeling die niet wil meewerken aan zijn terugkeer, een
extra middel te hebben om daartegen op te treden.
Natuurlijk is dat niet het enige middel dat we hebben. Een aantal van u
heeft het gehad over het lichte inreisverbod of over de
ongewenstverklaring. Voor een deel bestaat daar een overlap tussen, maar
voor een deel dekt artikel 10 8a hierin ook weer een stukje van de
lacune. Ik noem een van de lacunes. Je kunt iemand hebben die
voortdurend andere aliassen opgeeft, die wel overlast veroorzaakt maar
niet voldoet aan het criterium dat nodig is voor ongewenstverklaring,
omdat die persoon onder die strafrechtelijke grens blijft. Op dat moment
is dit het enige artikel dat dan volstaat om een extra stap te kunnen
zetten tegen zo iemand. Ik kan u zeggen dat ik als minister dit soort
telefoontjes krijg, ook van burgemeesters die te maken hebben met mensen
waarvoor ze eigenlijk nu strafrechtelijk of bestuursrechtelijk door hun
hele gereedschapskist heen zijn, maar wel vrees hebben voor de openbare
orde of de overlast die wordt veroorzaakt. Ook in dat geval is dit weer
een extra lap op de lappendeken, op de gereedschapskist die we hebben,
om zaken aan te pakken.
Ik heb het al gehad over overmacht. Dan de vraag: wat als iemand wordt
uitgebuit of slachtoffer is van seksueel misbruik en die meldt zich bij
de politie? Loopt die dan meteen risico op vervolging, anders dan wat ze
nu al zouden lopen? Het antwoord daarop is: nee. De politie heeft al
sinds jaar en dag het zogenaamde "free in, free out-beleid". Daarmee
wordt gewaarborgd dat ook onrechtmatig verblijvende vreemdelingen
aangifte kunnen doen bij de politie als zij slachtoffer of getuige zijn
van een misdrijf, zonder dat de politie daarbij opvolging geeft aan hun
onrechtmatige verblijfsstatus. Dat geldt voor alle mogelijke misdrijven.
Vreemdelingen kunnen een politiebureau inlopen, aangifte doen en weer
vrijuit naar buiten lopen. Voor vermoedelijke slachtoffers van
mensenhandel bestaat een specifieke verblijfsregeling daarbovenop, op
grond waarvan zij in sommige gevallen rechtmatig verblijf kunnen
verkrijgen. Uiteraard is dan van strafbaarheid helemaal geen sprake
meer, want dan heeft iemand namelijk gewoon een titel op basis waarvan
hij hier kan verblijven. Daar brengt dit wetsvoorstel geen verandering
in.
In een aantal van de inbrengen is de schaduwsamenleving naar voren
gekomen. Laat ik nog één keer vooropzetten dat ik het ontzettend
onwenselijk vind dat wij hier een schaduwsamenleving hebben, voor zover
we die hebben, of dat we die verder zouden vergroten of nog verder in de
schaduw zouden duwen door wetsvoorstellen die wij aannemen. Wij moeten
hier geen tweederangsburgers aanwezig willen hebben, die geen recht
hebben op een uitkering, die geen recht hebben op rechtsbescherming en
die kwetsbaar zijn voor uitbuiting. Dat is waarom ons beleid ingezet zou
moeten worden om mensen die hier niet mogen blijven op een legale
manier, te laten vertrekken. Pas wanneer dat echt niet kan, is er een
andere situatie aan de orde.
Met dit wetsvoorstel, met dit amendement in combinatie met de novelle,
waarbij we alle vormen van deelneming en hulp uitsluiten van
strafbaarheid, meen ik niet dat we dat probleem vergroten. We hebben
hier een gericht middel, waarmee we in de enkele gevallen waarin we nu
niet kunnen optreden, wel op kunnen treden en hopelijk daarmee iemands
vertrek alsnog voor elkaar kunnen krijgen via artikel 108a. Dat is wat
dit wetsvoorstel beoogt en wat we met de novelle zeker hebben gesteld:
dat we daarin in ieder geval geen verschillen maken.
Ook nu al kan de politie, als zij illegale vreemdelingen tegenkomt,
overgaan tot aanhouding. Ik zei dat al in mijn inleiding. Er wordt dan
al contact gezocht met de AVIM, de Vreemdelingenpolitie. Er wordt dan al
gekeken of iemand ergens in een terugkeertraject zit. Op het moment dat
dat het geval is, wordt iemand overgebracht en wordt er verder gewerkt
aan terugkeer. Dat verandert hiermee dus niet. Daarom ontstaat er dus,
wat mij betreft, geen nieuwe run. Het is meer dat als iemand aangehouden
wordt — dat zou nu ook al gebeuren — en je bij het afpellen uiteindelijk
zou uitkomen bij iemand die de hele Terugkeerrichtlijn heeft doorlopen,
je niet meewerkt aan zijn terugkeer. Als iemand ook niet meer in
vreemdelingendetentie kan, omdat hij daar al in heeft gezeten, dan heb
je een extra afweging te maken en dan heb je een extra middel in handen
om met de sancties uit artikel 108a te kijken of je iemand alsnog kunt
bewegen om mee te werken aan zijn terugkeer. Dat komt naast het feit dat
we altijd voor de bestuursrechtelijke aanpak zullen kiezen als dat
mogelijk is, zoals ik zei. Natuurlijk kom ik daar bij de uitvoering zo
weer op terug.
Er werd nog gevraagd of we aandacht hebben besteed aan de
Kinderrechtentoets. Wel degelijk zijn de belangen van kinderen
meegenomen. Dat is ook vereist in ons wetgevingstraject. Ook bij de
vervolgingsbeslissing worden namelijk door het OM de belangen van het
kind meegewogen. Dat geldt — het werd al genoemd door enkelen van u — in
elk geval waarbij kinderen in het spel zijn die mogelijk slachtoffer
zijn van gedrag van hun ouders, dat leidt tot vervolging. In laatste
instantie weegt ook de rechter dat nog een keer mee. In die drie trappen
is er dus rekening mee gehouden dat hiermee niet anders wordt omgegaan
dan met andere strafbare feiten. Er is ook geen reden om aan te nemen
dat door de strafbaarstelling van illegaal verblijf in strijd wordt
gehandeld met het Verdrag van Istanbul.
Hoe voorkomen we dat kinderen niet worden ingeschreven bij scholen of
dat kinderen van ouders of zwangere vrouwen zonder papieren zorg mijden?
Hoe voorkomen we dat mensen zorg mijden in zijn algemeenheid? Vindt u
niet dat wij er als Staat verantwoordelijk voor zijn om dat te
garanderen? Artikel 10 werd aangehaald door enkelen van u. Ik heb eerder
aangegeven: het blijft mogelijk om toegang te hebben tot zorg, onderwijs
en bescherming van de politie. Daar verandert niets aan met de
strafbaarstelling zoals die nu in werking treedt.
Natuurlijk gaan we de situatie goed in de gaten houden op het moment dat
deze wet wordt geïmplementeerd. Als er toch onduidelijkheid over is, zal
ik samen met de minister van VWS de situatie waar nodig opnieuw
evalueren en maatregelen nemen om die toegankelijkheid wel te waarborgen
met aanvullende informatiecampagnes. Laat ik, nu ik het woord toch noem,
hier ook aangrijpen wat een aantal van u hebben genoemd. Er is
ontzettend veel ruis ontstaan over wat hier nu wel en niet mee wordt
bedoeld. Deels komt dat natuurlijk door de manier waarop dit amendement
en de wet tot stand zijn gekomen. Wat wordt hier nu wel mee bedoeld? Wat
wordt hier niet mee bedoeld? Wat wordt hiermee strafbaar? Wat verandert
hiermee? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor mijn organisatie? Daarom
probeer ik daar vandaag zo helder mogelijk over te zijn. Er is geen
enkele vorm van hulpverlening die strafbaar wordt met het aannemen van
deze novelle en de aanvulling van het amendement. Niks. Is dan niks meer
strafbaar in Nederland met betrekking tot illegalen? Wel degelijk. Alle
zaken zoals mensenhandel, mensensmokkel, uitbuiting en
arbeidsrechtelijke overtredingen met betrekking tot illegalen, blijven
wel gewoon strafbaar. Die worden ook niet uitgesloten met het aannemen
van deze novelle en het amendement.
Juist door de voorlichting, door de kop soep en door de manier waarop
verschillende mensen verschillende interpretaties hangen aan dit
wetsvoorstel, denk ik inderdaad dat het dienstbaar kan zijn om daar wel
degelijk aandacht aan te besteden, ook in aanloop naar de implementatie.
Dat zeg ik tegen de heer Van den Brink via u, voorzitter. Ik probeer dat
vandaag te doen. Ik bied ook graag aan om in gesprek te gaan met
organisaties die dat willen om dit zwart-op-wit als een soort
handreiking te bieden. Het is namelijk absoluut niet ons doel om
humanitaire hulp hiermee op welke wijze dan ook te ontzeggen dan wel de
toegang van kwetsbaren tot zaken als zorg en onderwijs te vermoeilijken.
Ik kan dat niet vaak genoeg zeggen, maar ook na vandaag zal het denk ik
nodig blijven om dat zendingswerk te doen.
Wordt er dan niet op grote schaal gezocht naar deze mensen met het
aannemen van dit amendement? Het korte antwoord daarop is nee. Het
opsporings- en vervolgingsbeleid wordt opgesteld door het Openbaar
Ministerie. Ook bij de handhaving van de huidige strafbaarstelling van
illegaliteit — daarover gaan artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht
en het huidige artikel 108 van de Vreemdelingenwet — is het
opsporingsbeleid van de politie en de marechaussee niet dat ze
onrechtmatig verblijvende vreemdelingen actief opsporen. Ik verwacht dat
het Openbaar Ministerie ook met deze additionele strafbaarstelling een
andere lijn zal volgen. Dus ook in die zin verwacht ik niet dat dit tot
actieve en hele grootschalige inzet van de politie gaat leiden. Dat doet
het nu ook niet.
De politie loopt op dit moment het vaakst tegen mensen aan die hier
illegaal verblijven bij bijvoorbeeld het oprollen van een
mensensmokkelcircuit. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij een illegale
werkplaats waar mensen worden uitgebuit. Dat gebeurt in een accommodatie
die niet voldoet aan de standaarden en waar mensen worden ondergebracht.
Het faciliteren van die zaken en met winstbejag proberen gebruik te
maken van kwetsbare illegale vreemdelingen, blijft allemaal strafbaar.
Maar ik verwacht absoluut niet dat er nu op grote schaal door de politie
een ander beleid wordt gevoerd. Ik denk dat artikel 197 en artikel 108
daarbij de toon zetten, zoals het nu wordt gedaan. Dat gaat dus
voornamelijk om bijvangst.
Leidt die strafbaarstelling tot meer grip op migratie? Hoe zit dat met
het buitenland? Is het geen ineffectief middel? Ik heb al gezegd dat ik
het succes van dit middel niet ga afmeten aan het aantal vervolgingen
dat we hiermee tot stand brengen. Het succes zit 'm voor mij in een
tweetal zaken. Eén is dat het een aantal keren kan worden ingezet op het
moment dat lokale overheden dan wel opsporingsdiensten aanlopen tegen
een casus waar zij voorheen niks mee zouden hebben kunnen doen. Het gaat
dan om iemand die bijvoorbeeld overlast veroorzaakt van wie de
identiteit niet kan worden vastgesteld, die niet wil meewerken, die zijn
hele terugkeerrichtlijn al heeft doorlopen en die niet meer in
vreemdelingendetentie kan. En nu? Die gevallen zijn er. Als u met het
bestuur van grote steden spreekt, dan zult u horen dat deze gevallen er
in alle grote steden zijn. Als we in een aantal van die gevallen hier
een wijziging tot stand hebben kunnen brengen waarmee de zwaarste
overlast gevende gevallen van straat kunnen worden gehaald en hopelijk
ook kunnen worden geholpen bij hun terugkeer, dan kunnen we al spreken
van een succesvolle maatregel, denk ik.
Daarnaast geloof ik ook in het afschrikkende effect, ja. Ik geloof echt
dat op het moment dat jij ervoor kiest om ergens illegaal te willen
verblijven en niet te vertrekken, je dan meeweegt wat de sancties zijn
die daarop staan in het land waar je van plan bent dat te gaan doen. Dat
zul je heel moeilijk kunnen meten, want de instroom is afhankelijk van
heel veel verschillende factoren, inclusief binnengrenscontroles, welke
conflicten waar spelen en welke gemeenschappen al in je land leven. Dus
je zult dat nooit een-op-een kunnen zien, maar de combinatie van zo'n
maatregel met alle andere maatregelen in de Asielnoodmaatregelenwet
heeft wel degelijk een effect, want natuurlijk kijken mensen waar ze wel
en niet risico lopen op het moment dat ze erheen vluchten. Dus nee, ik
kan geen getal hangen aan hoeveel instroom dit voorkomt. Het omgekeerde
kan ook niet worden gedaan. Die onderzoeken kunnen ook niet aantonen dat
het niet effectief is. Dat is gewoon omdat je die afschrikwekkende
werking niet kunt meten.
Kan ik garanderen dat het DTenV-terugkeerproces altijd zal blijven
inzetten op terugkeer? Ja, absoluut. Ik heb inmiddels een aantal
gesprekken gehad met de DTenV, maar dat waren nog niet de laatste. Er
zou ook nog een gesprek komen met de DTenV, AVIM, de politie zelf en de
marechaussee, vermoed ik, om te kijken hoe de keten er zo meteen nou
uitziet. Hoe doe je nou die overdracht? Op welk moment besluit je nou om
over te gaan tot artikel 108a? Zelfs daarbinnen zijn er mogelijkheden om
zo'n detentie bijvoorbeeld te onderbreken op het moment dat …
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter?
De voorzitter:
De minister is aan het woord.
De heer Paternotte (D66):
Ik snap dat de minister aan het woord is, maar ik weet niet of we nu al
bij het blokje uitvoering zijn, want de antwoorden van de minister in
het eerste deel hebben natuurlijk al heel veel elementen geraakt.
De voorzitter:
Zeker. De minister heeft de blokjes aangegeven. We zitten in het blokje
strafbaarstelling. Ik hoor ook dat de minister het nu over
uitvoeringsorganisaties heeft; dat ben ik met de heer Paternotte eens.
Dat wekt verwarring, want ik heb heel streng gedaan tegen de leden door
te zeggen dat er vragen zouden komen na de antwoorden over
strafbaarstelling.
Minister Van Weel:
En nu bent u streng tegen mij.
De voorzitter:
Ja, dan moet ik dat ook tegen u doen. Zo eenvoudig is mijn rol.
Minister Van Weel:
Het is moeilijk met een schaartje te knippen, maar ik ben het met u
eens. Ik leg deze even terzijde voor het blokje uitvoering. Ik kijk even
naar de rest van de vragen over strafbaarstelling.
De voorzitter:
Graag. Dank u wel.
Minister Van Weel:
Waarom gebruiken we het lichte inreisverbod niet méér? Waarom is dit
nieuwe middel nodig? Ik heb daar al iets over gezegd, ook in relatie tot
de ongewenstverklaring. Bij het lichte inreisverbod gaat het om een
overtreding, waar dus geen vrijheidsstraf tegen kan worden geëist. De
sanctie van een geldboete werkt voor deze doelgroep gewoon niet
afschrikwekkend, omdat ze geen bankrekening, geen vast adres of geen
middelen hebben. Dus is het een lege sanctie. Daar heeft de
strafbaarstelling als misdrijf een toegevoegde waarde, omdat je daarbij
wel een vrijheidsbenemende straf op kan leggen, die natuurlijk op ieder
mens een afschrikwekkende werking heeft.
Dan kom ik bij het terugbrengen van de lvv. De heer Paternotte vroeg hoe
we daartegen aankijken, omdat persoonlijke begeleiding wel effect kan
hebben. Zoals u weet, heeft het huidige kabinet de rijksbijdrage aan de
lvv per 1 januari beëindigd. De inzet voor de personen zonder rechtmatig
verblijf is gericht op de terugkeer. Dat geldt dus ook voor de mensen
die in de lvv zaten. De genoemde aspecten die daarop zagen vanuit de
begeleiding, maken ook deel uit van de huidige praktijk, maar vallen dan
onder de DTenV en de andere uitvoeringsdiensten. Dat is juist omdat
terugkeerprocedures bij uitstek gebaat zijn bij begeleiding bij het
individuele toekomstperspectief van mensen in de landen van terugkeer.
Dat is dus ook waar DTenV op inzet. Dat geldt ook voor de persoonlijke
begeleiding voor minderjarigen die zonder begeleider of ouders in
Nederland zijn uitgeprocedeerd. Er zijn speciale regievoerders
aangewezen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Als blijkt dat
de minderjarige uit Nederland kan vertrekken, neemt die contact op met
de voogd — dat is Nidos; daar heeft u ook aan gerefereerd — om
gezamenlijk het vertrektraject te bespreken. In mijn ervaring van de
afgelopen maanden als minister van AenM hoor ik continu dat daar waar ik
aanstuur op vrijwillig vertrek en dat kan faciliteren op een duurzame
methode en manier, dat natuurlijk altijd de voorkeur moet hebben boven
de kleine aantallen die uiteindelijk met gedwongen vertrek het land
moeten verlaten.
Kan ik bevestigen dat er nog nooit iemand is vervolgd voor hulp bij
bestaande delicten in verband met het verblijf van vreemdelingen? Dat
was een vraag van de heer Boomsma. Dat klopt. De staande praktijk is dat
hulpverleners niet worden vervolgd, ook niet in die gevallen die door de
Raad van State worden genoemd, dus bij een licht inreisverbod en bij een
ongewenstverklaring. Dan hebben we het over de afgelopen 60 jaar. In die
tijd is er geen enkele vervolging ingesteld tegen een organisatie of
individu die een vreemdeling met een inreisverbod heeft geholpen. In die
zin ben ik dus ook niet bang dat dit nu wel gaat gebeuren, omdat de
staande rechtspraktijk dat duidelijk maakt. De strafbaarstelling van
illegaliteit brengt daar geen verandering in, alleen dook daar wel de
vrees bij op dat het mogelijk ruimer kon worden geïnterpreteerd. Daar
komt de novelle vandaan, om daar ondubbelzinnig een einde aan te
maken.
U vroeg ook nog, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Boomsma, of als
een vrijheidsstraf niet kan omdat die de terugkeer hindert, de geldboete
dan wel van toepassing kan worden verklaard. Dat kan. Een vrijheidsstraf
kan niet totdat de hele terugkeerprocedure is doorlopen. Een geldboete
zou in principe wel kunnen. Maar, zoals ik net al aangaf bij het lichte
inreisverbod, het is maar de vraag in hoeveel gevallen iemand die je
hiermee beboet ook draagkrachtig genoeg is, en ook aantoonbaar
draagkrachtig genoeg is, om ook daadwerkelijk over te gaan tot betaling
van die boete.
Kunnen Unieburgers, EU-onderdanen, ook worden vervolgd onder dit
artikel? Bestraffing van Unieburgers wegens illegaal verblijf is in
principe mogelijk, maar het Unierecht beperkt die mogelijkheden wel.
Unieburgers genieten namelijk het fundamentele recht van vrij verkeer en
verblijf in de gehele Unie. Op grond van de Verblijfsrichtlijn kan het
recht van vrij verkeer slechts om een limitatief aantal redenen worden
beperkt: de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Ik zie niet heel snel gebeuren dat 108a gaat leiden tot vervolging tegen
deze categorie mensen. Dan kom je toch al snel uit op andere vormen van
inreisverboden of anderszins.
De meldplicht. Mevrouw Vondeling vroeg of wij illegalen zouden moeten
melden bij de autoriteiten. Dat staat wat mij betreft wat haaks op waar
we vandaag over spreken in het kader van de novelle. Die is juist om te
zorgen dat we het comfort geven aan de hulpverlenende organisaties dat
hulpverlening op geen enkele manier strafbaar is. Het moet dan ook
duidelijk zijn voor illegale vreemdelingen dat zij deze vormen van hulp,
zoals die ook staan vermeld in de Vreemdelingenwet onder artikel 3,
gewoon moeten kunnen vragen op het moment dat zij die hulp nodig
hebben.
Ik doe mijn best voor u, voorzitter. Ik denk dat ik daarmee … Het zijn
allemaal varianten op dezelfde vragen. Ik denk dat ik in combinatie de
meeste daarvan wel beantwoord heb.
De voorzitter:
Dus dit zijn wat u betreft, minister, de antwoorden op de vragen rond
strafbaarstelling. Ik kijk even naar de leden of zij antwoorden missen
op gestelde vragen of een vervolgvraag hebben. Dan begin ik bij de heer
Ceder. Mag ik het op volgorde doen? Meneer Ceder, mevrouw Westerveld,
meneer Paternotte en dan meneer Van den Brink. De heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De minister lijkt heel stellig te zijn: hulp is niet strafbaar en dat
zal zo blijven. Alleen, volgens mij is het ingewikkelder dan de minister
het doet voorkomen. In een reactie op het nader rapport reageert de
minister op de vraag van de Afdeling advisering of het toepassen door de
rechter van de bijzondere exceptie die nu gecreëerd wordt, zal leiden
tot een zogeheten ontslag van alle rechtsvervolging wegens
niet-kwalificeerbaarheid van het feit. Dat is dus een
kwalificeerbaarheidsgrond. Dit betekent dat de desbetreffende persoon
vrijuit gaat, maar niet dat er geen vervolging plaatsvindt. Het is
natuurlijk niet aan de minister om te bepalen wanneer je wel of geen
vervolging instelt, maar aan het OM. Dat maakt tegelijkertijd dat de
minister nu niet stellig kan zeggen dat er nooit vervolgd kan worden,
omdat één een vervolging wetstechnisch wel degelijk kan plaatsvinden, en
twee omdat het niet aan de minister maar uiteindelijk aan het OM en het
vervolgingsbeleid is om dat vorm te geven. Mijn vraag is: als de
minister dit zo hoort, klopt dat? Klopt het dat in wetstechnische zin
vervolging wel kan plaatsvinden, omdat het uiteindelijk, indien niet
voldaan is aan alle eisen, tot vrijspraak kan leiden? Klopt het dat de
minister daarmee dus zijn eerdere uitspraak wat zou moeten
nuanceren?
Minister Van Weel:
Nee, dat klopt niet. Ik denk dat de novelle uiterst helder is in de zin
die zegt dat alle vormen anders dan plegen niet strafbaar zijn. Het is
ondenkbaar dat het OM een vervolgingstraject dan wel beleid zou
instellen tegen iets waarvan in de wettekst zelf klip-en-klaar staat dat
het niet strafbaar is. Ik blijf dus bij mijn stelligheid: alle vorm van
hulpverlening zijn niet strafbaar, dankzij de aanpassing in deze
novelle.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, ik hoop dat dit niet als interruptie geldt. Ik heb namelijk
in mijn spreektijd een vraag gesteld over hoe het bijvoorbeeld zit met
deelnemen aan organisaties die als criminele organisatie beoordeeld
worden, omdat zij zich verhouden tot mensen met strafrechtelijk gedrag,
en over het punt van witwassen. Ik hoop dus niet dat u dit als
interruptie rekent, want dit zijn twee gevallen waar ik eerder al vragen
over had gesteld.
De voorzitter:
Daarvan zegt u: die vragen heb ik gesteld en ik mis daar een antwoord
op. Het is dus geen interruptie.
Minister Van Weel:
Ja, die zitten in het kopje deelnemingsvormen, dus die komen nog
langs.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb de heer Van Weel over die strafbaarheid ook stellig horen zeggen
dat er wel degelijk meerwaarde is in dit voorstel ten aanzien van de
ongewenstverklaring. Die zie ik niet. Als voorbeeld gaf minister Van
Weel dat het in sommige gevallen noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat je
nu niet kan optreden wanneer er mensen zijn die een andere identiteit of
alias aannemen. Volgens mij staat op het gebruiken van de identiteit van
een ander maximaal vijf jaar gevangenisstraf. Dat valt onder de criteria
van een ongewenstverklaring, want bij een straf van maximaal twee jaar
kan al een ongewenstverklaring worden opgelegd, mede door mijn collega.
Dat doet de IND vervolgens. De persoon hoeft het land niet uitgezet te
worden. Mijn stelling is dat er ook na het aannemen van het amendement
geen wezenlijk verschil meer is tussen wat de minister beoogt qua
reikwijdte en de ongewenstverklaring. Het blijft dus overeind. Volgens
mij kan tegen het voorbeeld dat de minister aanhaalde prima een
ongewenstverklaring worden ingediend. Mijn vraag is dus nogmaals: in
hoeverre borgt artikel 179 Strafrecht onvoldoende wat deze novelle wel
zou kunnen borgen?
Minister Van Weel:
Nogmaals, er zit overlap tussen die zaken. Er zit zeker overlap tussen
bijvoorbeeld het lichte inreisverbod, de ongewenstverklaring en artikel
108a, maar er zitten ook nog witte gaten. Ik zie dit dus als een extra
middel, waarbij je kunt vervolgen zonder dat er eerst strafrechtelijk
vervolgd is, want om een ongewenstverklaring op te kunnen leggen, is het
natuurlijk noodzakelijk dat iemand veroordeeld is. Dat hoeft hier niet.
Dit is de vervolging. Je kunt dus veel sneller overgaan tot actie,
zonder dat er een veroordeling ligt vanwege een ander strafbaar feit dan
illegaliteit. Zo hebben wij dit ook afgepeld. Nogmaals: ja, er is tot op
zekere hoogte overlap, maar er zijn ook bepaalde aspecten die dit
amendement juist weer afdekt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij bevestigt de minister dat zijn voorbeeld geen goed voorbeeld
was. Hij kwam er in ieder geval niet meer op terug. Ik heb nog geen
ander concreet voorbeeld gehoord waarin dit wél een toevoeging zou zijn
op artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht. Ik hoor het nog graag,
want ik zie het niet. Dat heeft ermee te maken dat de minister in de
memorie van toelichting zegt dat dit gaat om mensen die uitgeprocedeerd
zijn en wél terug kunnen, maar die niet meewerken aan vertrek en
specifiek ook overlastgevers zijn. Of iemand overlast geeft, moet
ervaren worden, maar ook vastgesteld worden. Een politieagent is
subjectief en kan niet beoordelen wie wel of geen overlast pleegt; dat
moet vastgesteld worden. In een rechtsstaat doe je dat aan de hand van
strafbare feiten.
Door het amendement-Rajkowski valt diefstal daaronder, bijvoorbeeld als
iemand iets uit de Albert Heijn steelt, valt het spugen op een
buschauffeur daaronder — het ligt eraan of je dat als geweld of als
mishandeling ziet — en valt haatzaaien daaronder. Eigenlijk alle vormen
van overlast geven die ik mij kan bedenken en waarvan je kan zeggen dat
die aangepakt moeten worden, worden volgens mij ondervangen met
celstraffen van maximaal twee jaar. Mijn vraag is nogmaals: kan de
minister een voorbeeld noemen waarin dit voorstel een uitkomst biedt die
een ongewenstverklaring niet biedt? Als de minister dat niet kan doen,
kan hij dan toegeven dat er geen wezenlijk verschil is of er geen
aanvullende werking is ten opzichte van de bestaande
ongewenstverklaring?
Minister Van Weel:
Dat heb ik net geprobeerd te doen, maar dat zal ik dan nog een keer
doen. Dat zit 'm ten eerste in de snelheid van het traject: je hoeft
niet bewezen te hebben dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd,
want het strafbare feit is het feit dat diegene hier illegaal verblijft.
In snelheid heeft dit middel dus al een voorsprong op de
ongewenstverklaring. Twee: het komt voor dat mensen die overlast
veroorzaken wel degelijk onder de strafrechtelijke norm van de
ongewenstverklaring weten te blijven. Desondanks zorgen ze voor
overlast. Dat zijn al twee verschillende redenen waarom die twee niet
overlappen: één met betrekking tot het proces en de duur en één met
betrekking tot de inhoud.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp nog steeds weinig van deze redenering. Laat ik het even
afpellen. De minister geeft aan dat het hem vooral gaat om het aanpakken
van mensen die overlast geven of crimineel gedrag laten zien. Vervolgens
hebben we een aantal keer gevraagd: geef dan eens concrete voorbeelden
van de toegevoegde waarde van dit voorstel, want je hebt al het lichte
en het zware inreisverbod en de ongewenstverklaring enzovoort. Net
hoorde ik de minister in zijn inleiding het voorbeeld geven van iemand
die verschillende aliassen gebruikt. Nou ja, dat is gewoon een kwestie
van onjuiste informatie geven, liegen of in het ergste geval
identiteitsfraude. Daar staan al straffen op. Mijn vraag blijft dus: wat
is nou een concreet voorbeeld van iemand die met de huidige instrumenten
niet aangepakt kan worden en waarvoor straks die strafbaarstelling nou
per se nodig is?
Minister Van Weel:
Dat is een variant op dezelfde vraag. Ik heb net geprobeerd daar
antwoord op te geven, maar als dat niet als aannemelijk wordt beschouwd,
dan houdt het voor mij op.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
We vragen een paar keer naar een concreet voorbeeld. Dat komt er, maar
vervolgens krijgt de minister als antwoord van de heer Ceder terug, maar
nu ook van mij: dat mag al niet; dat kan je al aanpakken. Daar zijn al
instrumenten voor. Daar is niet nog een extra instrument voor nodig dat
veel doet in de samenleving, dat waarschijnlijk heel veel neveneffecten
heeft, waarvan een deel niet te voorzien is, en dat weinig onderbouwd
is. Het is ook onze taak om de proportionaliteit van wetgeving te
toetsen. Als we dan vragen om één concreet voorbeeld en dat voorbeeld
vervolgens makkelijk af te vangen is, dan vraag ik mij wel af waarom de
minister niet duidelijk aan ons kan aangeven waarom dit wetsvoorstel nog
meer nodig is.
Minister Van Weel:
Ik ben in het afgelopen jaar geregeld gebeld door burgemeesters die
zitten met casussen van mensen die uitgeprocedeerd zijn, die niet willen
vertrekken, die niet meteen het strafrechtelijke traject ingaan om
veroordeeld te worden voor zo'n delict, maar die wel zorgen voor
overlast. Heel vaak was de vraag aan mij: kan er niet toch iets van een
verblijfstitel worden gegeven zodat ik meer instrumenten heb? Dat is de
wereld op zijn kop. De inzet zou moeten zijn dat je deze mensen aanpakt,
mensen die overlast veroorzaken. In een aantal gevallen kan dat nu niet,
omdat ze niet de drempel halen die benodigd is voor ongewenstverklaring
of omdat je het met die nodige drempel niet op een zaak kunt laten
uitlopen. In dat geval is dit het instrument dat ik graag in handen
geef.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dan vraag ik me af waarom ik in het afgelopen weekend nog een brief
kreeg van een aantal wethouders van grote steden die aangaven: doe dit
alsjeblieft niet. Er wordt hier op z'n minst een dubbele boodschap mee
afgegeven. De VNG zat hier en gaf ook aan: doe het alsjeblieft niet. Ik
vraag me dat af.
Twee. In dit voorstel zit ook een gevangenisstraf. Als het doel het
terugkeren van mensen is, waarom zit dat er dan in? Dat vind ik ook niet
met elkaar rijmen.
Minister Van Weel:
Even over dat eerste: dat hangt samen met de mist die is ontstaan over
de reikwijdte van dit wetsvoorstel en het amendement, en de impact
ervan. Ik heb net in mijn eerste woorden geprobeerd aan te geven dat er
ontzettend veel ruis is ontstaan over de impact hiervan op de
samenleving. Krijgen we een klopjacht op illegalen? Wordt alle vorm van
hulpverlening nu illegaal? Daar hebben een heleboel partijen aan
bijgedragen. Ik geloof echt dat een hoop van die ruis te goeder trouw is
geweest, omdat men helderheid wilde creëren en omdat men bezorgd was.
Maar ik zeg u ook eerlijk dat dat voor een deel niet gold. Nu is het
tijd om hier helderheid in te scheppen. De helderheid die ik schep, is
dat dit niet gaat leiden tot grootschalige klopjachten in de
samenleving. Er wordt hooguit een extra trede toegevoegd waardoor er een
extra middel ontstaat voor de mensen die de terugkeer naar hun land
frustreren terwijl ze gewoon moeten vertrekken. Dat wilde ik even zeggen
ten aanzien van het eerste.
Ten aanzien van het tweede: we zetten allemaal in op terugkeer. Als het
kan, dan doen we dat via vreemdelingendetentie. Maar het liefst doen we
dat helemaal niet en zetten we in op vrijwillig vertrek. Maar ontzettend
veel mensen blijven hun terugkeer frustreren. Uiteindelijk loop je uit
de tijd en mag je mensen niet langer vasthouden in
vreemdelingendetentie. Je zet ze op straat en dan? Dat is het probleem.
Hiermee creëer je een extra stimulans, waardoor je die mensen weer kunt
vastzetten en ze hopelijk ook een prikkel geeft om mee te werken aan hun
vertrek. Daar gaat het om. Het gaat om de mensen die niet komen opdagen,
die een hoodie over hun hoofd trekken op het moment dat ze bij de
ambassade zitten voor een afspraak of die onhandelbaar zijn en daar niet
vrijwillig heen gaan. Dat zijn de gevallen die uiteindelijk ontzettend
veel verpesten voor de rest en die heel veel effort vragen van de mensen
van DTenV. Ze zorgen ook voor een slechte relatie met de landen waar zij
vandaan komen en waar zij uiteindelijk naar terug moeten gaan, omdat er
geen afspraken mee te maken zijn. Dat is een categorie waarvoor je nu
eindelijk een verschil kunt maken.
De voorzitter:
Ik wil eigenlijk naar de andere vragenstellers. Heeft u nog een
vervolgvraag naar aanleiding van deze beantwoording? Een vervolgvraag
van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Even voor de duidelijkheid: niemand wil hier mensen die voor overlast
zorgen of die geweld veroorzaken en crimineel zijn. Dat wil echt
helemaal niemand. Even voor de duidelijkheid: alle partijen, ook hier in
dit debat, zeggen dat je die mensen niet moet faciliteren. Laat daar
geen onduidelijkheid over bestaan. Dat geldt ook voor mijn partij.
Natuurlijk wil je niet dat deze mensen hier zijn; dat hebben we ook
altijd gezegd.
Twee. Die ruis is ontstaan door de rommeligheid van dit proces. De
minister zegt: allerlei partijen. Ik weet niet precies wie hij
aanspreekt, maar laten we — dat vraag ik ook aan de minister —
alsjeblieft even goed kijken naar hoe dit proces is gegaan, namelijk
ontzettend rommelig, met ontzettend veel onduidelijkheid, met een hele
korte tijd om je voor te bereiden en met een hele korte tijd voor
allerlei uitvoeringsorganisaties, hulpverleningsinstanties en
koepelorganisaties om te reageren. Ik heb er alle waardering voor dat ze
dat wel doen, maar dat is natuurlijk de reden waarom er zo veel
onduidelijkheid is over dit voorstel. Het is niet goed voorbereid. Het
moest met stoom en kokend water door de Kamer, omdat er zo veel haast
achter zit. Dat is niet de schuld van de partijen die ons input
geven.
De voorzitter:
Een reactie van de minister hierop.
Minister Van Weel:
Heel kort. Ik heb erbij gezegd dat het om allerlei redenen begrijpelijk
en te goeder trouw was. Dat wil ik markeren. Maar waar het om gaat, is
dat we daar nu vanaf komen en dat we vandaag in het debat helder
afkaderen waar we het uiteindelijk over hebben. Die helderheid moeten we
creëren. Ik doe een beroep op ons allen. Als we die helderheid met
elkaar hebben vastgesteld, dan moeten we die uitdragen. Ik heb in ieder
geval toegezegd dat ik er mijn steentje aan wil bijdragen om ook na het
debat van vandaag hier helderheid over te geven, ook in de outreach naar
de partijen die bij ons rond de tafel zitten.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan naar meneer Paternotte en dan …
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wil iets zeggen over hetzelfde punt.
De voorzitter:
Ik ga eerst de vragenstellers af. De heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
De minister zegt dat het in de praktijk alleen maar zal gaan om mensen
die hun eigen terugkeer frustreren. Volgens hem hoef je dat niet zo
letterlijk op te nemen in de wet, omdat er talloze jurisprudentie is die
duidelijk maakt dat je het daartoe moet beperken. Maar zowel de Raad
voor de rechtspraak als de Nederlandse orde van advocaten als de Raad
van State zegt tegen ons: als je het wil beperken tot mensen die hun
terugkeer frustreren, is het wel gek dat je dat niet in de wet zet.
Waarom heeft de minister dat niet gedaan?
Minister Van Weel:
Eén. Het amendement kwam natuurlijk zoals het kwam. Dat hebben we
gememoreerd. Als je vervolgens afpelt wat het amendement betekent en wat
de reikwijdte van het amendement is, dan kom je precies daarop uit. Op
het moment dat iemand de terugkeerprocedure nog niet heeft doorlopen,
mag je diegene namelijk niet strafrechtelijk aanpakken en mag je geen
vrijheidsberovende straffen invoeren. Wanneer iemand de
terugkeerprocedure heeft doorlopen en dan weigert mee te werken, kom je
rechtens uiteindelijk uit bij de reikwijdte die het amendement hier
heeft. Het komt dus op hetzelfde neer.
De heer Paternotte (D66):
Het klopt dat het amendement kwam zoals het kwam, maar we zitten hier
natuurlijk juist om het amendement te repareren. Dat is waarom de
minister een novelle heeft voorgelegd. In die novelle zit geen beperking
tot de groep waarover de minister zegt dat het gaat, namelijk de mensen
die hun terugkeer frustreren. Waarom zit dat niet in de novelle?
Minister Van Weel:
Omdat dat niet nodig is. Ik heb er ook niet het VN-Vluchtelingenverdrag
in genoemd, of alle bepalingen van het EVRM, of dat er recht is op
gezinsleven. Dat is namelijk evident hoger recht, dat van toepassing is
op wat u hier ook maar zou willen bepalen met dit amendement. Voor alle
duidelijkheid hebben we ook nog in de memorie van toelichting et cetera
verder uitgelegd waarom we vinden dat het zo is. Er kan dus voor niemand
die dit verder leest of moet toepassen, twijfel over bestaan.
De heer Paternotte (D66):
Die kan inderdaad niet bestaan. Maar én de Raad van State én de Raad
voor de rechtspraak én de orde van advocaten zeggen dat wat de minister
doet, toch een beetje gek is. Dan kan de minister natuurlijk tegen ons
zeggen dat wat hij doet eigenlijk hartstikke logisch is, maar dan is het
niet zo gek dat daar wat vraagtekens bij geplaatst worden. Ik vraag:
waarom zou je het niet even duidelijk verankeren? Wat is daarop tegen?
Want dat maakt in ieder geval een duidelijke beperking. De minister zegt
hiermee dat als de Terugkeerrichtlijn zou veranderen en Nederland dus
wél de ruimte zou hebben om het niet te beperken tot mensen die niet
meewerken aan hun terugkeer, maar om het überhaupt toe te passen op
mensen die onrechtmatig in Nederland verblijven, dat dan kan. Daar gaan
we dus niet zelf over: Europees recht bepaalt dat dan. Daarom heb ik de
volgende vraag. De minister kan, zonder dat de Tweede Kamer of de Eerste
Kamer er nog een keer iets over te zeggen hebben, toch niet uitsluiten
dat deze wet gebruikt kan worden om wel degelijk mensen te vervolgen
simpelweg omdat ze onrechtmatig in Nederland verblijven? Stel dat
bijvoorbeeld mevrouw Vondeling ooit minister van Justitie wordt.
Minister Van Weel:
Nee, want mijn impact op de inkadering is nihil. Die inkadering
geschiedt gewoon rechtens. Door het hogere, internationale, Europese
recht, inclusief jurisprudentie, wordt het dus al ingekaderd. Geen
minister van Justitie of Asiel en Migratie kan die definitie oprekken.
Je mag nu eenmaal niks doen met mensen die nog niet de hele
terugkeerprocedure hebben doorlopen en je mag mensen die buiten hun
schuld niet kunnen vertrekken, dat nooit aanrekenen door ze te
vervolgen. Dus gewoon door algemene rechtsbeginselen en hoger recht kom
je hierop uit.
De heer Paternotte (D66):
Ik vroeg dus net: als het hogere recht verandert, verandert daarmee ook
de reikwijdte van deze wet? Als het hogere recht, in dit geval het
Europese recht, wel degelijk de ruimte zou geven voor het vervolgen van
mensen vanwege het enkele feit van onrechtmatig verblijf en meerderjarig
zijn, dan kan deze wet daar ook voor gebruikt worden. Dan zorgt deze wet
niet dat het alleen maar ingezet kan worden tegen mensen die hun
terugkeer frustreren.
Minister Van Weel:
Ja. Maar we zijn nu net een nieuwe Terugkeerverordening overeengekomen.
Het gaat eerder de andere kant op, namelijk richting het verstrakken en
het vergroten van de grip van Europa om meer eenduidigheid te krijgen in
de wet- en regelgeving. Het is nu nog een richtlijn; het wordt een
verordening. De politieke onderhandelingen daarover hebben we de
afgelopen week voltooid. Dat risico zie ik dus niet.
De voorzitter:
Ik ga naar de volgende. Of heeft meneer Paternotte nog een vraag?
De heer Paternotte (D66):
Ja, ik heb nog één andere vraag. De minister had het op een gegeven
moment over de afschrikwekkende werking. Hij zei te geloven dat dit een
afschrikkende werking heeft. Dat vond ik opvallend. Clingendael heeft
namelijk net een uitgebreid onderzoek uitgebracht, waarin ze kijken naar
allerlei landen die strafbaarstelling van illegaliteit kennen. Zij
zeggen dat er geen enkel bewijs is voor een afschrikwekkende werking,
omdat het simpelweg veel te specifiek is. Ik zei daarbij nog: je kan
geen boete opleggen en de gevangenisstraf zit er voorlopig ook niet in.
Waar komt dat geloof van de minister in de afschrikkende werking dan
precies vandaan?
Minister Van Weel:
Nee, dat onderzoek zegt dat er geen enkel bewijs voor is. Van het
omgekeerde ook niet. Dat is gewoon zo omdat je heel erg moeilijk kan
bepalen wat je afgeschrikt hebt. Heeft het gewerkt of niet? Dat is niet
direct terug te zien in de instroom. Zulke aantallen zijn het namelijk
niet. De instroom is van veel grotere en veel meer factoren afhankelijk.
Ik zie het dus echt daadwerkelijk als één puzzelstukje in het minder
aantrekkelijk maken van Nederland voor het langdurig illegaal verblijven
en het je blijven verzetten tegen je vertrek. Dat is eigenlijk een
variant op wat men nu in Griekenland ook doet. Dat is namelijk het
vervullen van de procedures voor diegenen die minder kansrijk zijn op
een locatie afgezonderd van de rest van de maatschappij. Of wij dat
helemaal in overeenstemming vinden, daar lopen nu de eerste rechtszaken
over. Maar het is wel degelijk te zien dat op het moment dat je het
risico loopt om vastgezet te worden, het animo om te vertrekken wordt
verhoogd. Ons voornemen met Oeganda is overigens op hetzelfde principe
gestoeld: op het moment dat voor mensen duidelijk is dat verblijf in
Europa geen optie meer is, wordt ook de bereidwilligheid om wel mee te
werken aan terugkeer naar het eigen land vergroot.
De voorzitter:
Ik kijk naar meneer Van den Brink. Hij had ook een vraag bij dit
blok.
De heer Bart van den Brink (CDA):
Eigenlijk is de discussie al redelijk gevoerd. De minister heeft ook al
gezegd dat de onduidelijkheid die er is ontstaan, maakt dat vanuit de
samenleving en die organisaties wordt geroepen: maak voor ons een wet
waar alles in de wetsartikelen beschreven staat. We kennen natuurlijk
ook gewoon een rechtsprincipe dat uitgaat van een artikel dat gaat over
het niet-rechtmatig, of onrechtmatig, vreemdeling zijn. Uiteindelijk
staat het in de memorie van toelichting vrij helder uitgelegd. Ik maak
dus gewoon even gebruik van deze microfoon om dat nog een keer in deze
zaal te zeggen; de memorie van toelichting is net zozeer wet als de
wetsartikelen wet zijn. Dat ten overvloede, maar zo heb ik het in ieder
geval vroeger geleerd.
De voorzitter:
Ik ken iemand die daar een boekje over heeft geschreven en die zou het
met u eens zijn. Meneer Paternotte refereerde daaraan. Minister, is dit
ook het moment om naar het amendement van het lid Ceder te gaan, of wilt
u de amendementen aan het eind doen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat amendement is vorige week ingediend. Ik heb nog een vraag over de
meerwaarde van dit wetsartikel ten aanzien van ongewenstverklaring.
Volgens mij staat of valt de wet namelijk hiermee: doet dit iets
extra's, iets wat nu niet in de wet staat? Ik betoog en ik constateer
dat de minister geen enkel voorbeeld kan noemen, geen feitelijke,
concrete casus, waarin deze wet van meerwaarde zou zijn en zou doen wat
de ongewenstverklaring niet kan. Dit is belangrijk omdat de Inspectie
Justitie en Veiligheid hierop wijst. DTenV wijst hierop. Van de VNG zegt
de minister dat burgemeesters hem mailen. Wij krijgen mails waarin ze
zeggen: er wordt al voorzien. Ook de Kamerleden hier die pleiten dat dit
een aanvulling is op artikel 179 over de ongewenstverklaring, heb ik nul
voorbeelden horen noemen waar ik niet heel makkelijk van kan aangeven
dat daar een gevangenisstraf op staat. Mede dankzij het
amendement-Rajkowski wordt er in de ongewenstverklaring voorzien. Ik zou
de minister toch willen vragen: kent hij een voorbeeld in de praktijk
waarin dit van meerwaarde zou zijn? Of moet de minister concluderen dat
er geen meerwaarde is? Daarbij ontstaat volgens mij wel de vraag wat de
doelmatigheid en de effectiviteit zijn van het voorstel dat we hier
bespreken.
De voorzitter:
Deze vraag is al wel beantwoord, meneer Ceder, maar ik heb het gevoel
dat het antwoord u niet bevredigt. Ik kijk even naar de minister, want
dit blijft anders nu in dit debat toch boven de markt hangen. Dus graag
een concrete reactie.
Minister Van Weel:
Ik heb dat naar mijn mening niet boven de markt laten hangen. Ik heb
aangegeven dat er gevallen zijn waarin je niet komt tot de bewijsdrempel
die nodig is voor een ongewenstverklaring dan wel niet dat hele
strafrechtelijke traject in kunt gaan, als er wel sprake is van overlast
van mensen die niet meewerken aan hun terugkeer. Dat zijn grofweg de
categorieën. Meer specifiek kan ik ze niet maken. Trouwens excuus dat
wij het amendement niet hadden gekregen; dat had wel gemoeten. We hadden
natuurlijk wel uitgebreid gelezen over de strekking daarvan, die ziet op
het schrappen van de volledige strafbaarstelling. Op basis van het debat
dat ik hier gevoerd heb, moge helder zijn dat ik dat amendement moet
ontraden omdat ik geloof dat er wel degelijk meerwaarde is in de
strafbaarstelling an sich.
De voorzitter:
Meneer Ceder, heeft u nog een vervolgvraag op uw vraag?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ten aanzien van het amendement vind ik dat jammer, want drie maanden
geleden adviseerde de minister de Kamer nog om dit amendement niet aan
te nemen. Volgens mij zijn er geen feitelijke ontwikkelingen waardoor
dit wetsvoorstel na inspraak van de instanties in een positiever
daglicht is komen te staan. Maar goed, ik laat het aan de Kamer
over.
Ten aanzien van mijn vorige punt: ik snap dat de minister daaruit
probeert te komen door te zeggen dat hij al antwoord heeft gegeven. We
gaan een zwaarwegend voorstel indienen. De heer Paternotte heeft gelijk
als hij zegt dat de wettekst zo is dat als er in Europa wat verandert,
de reikwijdte veel groter is dan wat een aantal partijen, volgens mij
ook het CDA en de SGP, voor ogen hadden en dat zonder dat het parlement
daar controle op heeft. Dat constateer ik. Daarom is die wettekst heel
ruim, denk ik. Ik constateer ook het volgende. Als ik de minister of een
parlementariër vraag om één concreet voorbeeld te geven, eentje maar,
waarbij de ongewenstverklaring niet van toepassing verklaard zou kunnen
worden, dan blijft men in algemeenheden hangen, bijvoorbeeld: als er
overlast gepleegd wordt. Nou, wat voor overlast dan? Valt diefstal uit
de Albert Heijn onder de ongewenstverklaring?
Ik probeer dit aan te geven omdat wij gaan stemmen over een verstrekkend
punt. Heel veel hulpverleners in het land stellen hier vragen over.
Advocaten zijn boos. Juristen zijn boos. Het lijkt er namelijk op dat
het parlement opnieuw, na een gedrocht van een aantal maanden geleden,
niet in staat is om een wetsvoorstel te beoordelen op zijn
effectiviteit. Als ik na een paar uur debatteren nog geen enkel
voorbeeld kan krijgen van waarom dit meerwaarde heeft, dan word ik wel
onrustig. Ik ga het de minister nog een keer vragen. Is er, behalve
algemeenheden, een concrete casus te bedenken waarbij een
ongewenstverklaring niet van toepassing is? Ik noem voorbeelden zoals
diefstal en mishandeling, omdat dat de gevallen zijn waarvan we allemaal
aanvoelen dat je daarop moet ingrijpen. Ik concludeer dat de
ongewenstverklaring mede dankzij het amendement van mevrouw Rajkowski
daar nu voldoende in voorziet.
Minister Van Weel:
Eén. Er wordt gesproken over de algemeenheid van de wettekst, maar
hetzelfde geldt voor de ongewenstverklaring. Ook daar staat niet vermeld
dat iemand de hele terugkeerprocedure moet hebben doorlopen voordat
overgegaan kan worden tot het toepassen van dat artikel. Dat hoeft ook
helemaal niet. Het is heel vanzelfsprekend dat je in de wettekst
rekening hiermee houdt en dat expliciteert in de memorie van toelichting
in verband met hogere en andere wetgeving. Ook een ongewenstverklaring,
ondanks dat die niet zo in de wet staat, kan pas worden opgelegd op het
moment dat de hele terugkeerprocedure is doorlopen. Zo is dus ook de
rechtspraktijk op dit moment. Ik heb het net gezegd. Wat zijn voor mij
de voorbeelden? Die zien echt op mensen die niet willen meewerken aan
terugkeer, die uiteindelijk al zijn ontslagen uit de
vreemdelingendetentie, omdat ze daar niet meewerken, die rondhangen op
straat en zorgen voor overlast, maar ook niet dusdanige strafbare feiten
plegen dat ze in de categorie van de ongewenstverklaring komen. Die zijn
er. Ik hoef geen namen te noemen, maar die zijn er.
De voorzitter:
Laten we geen namen noemen, minister. Kunnen we naar het tweede blok
over de deelneming, de uitsluiting van de deelneming? Zitten we daar?
Ja, oké, we gaan naar de beantwoording de minister luisteren.
Minister Van Weel:
Ja. Een van de vragen was: "Als er mensen zonder papieren in de rij
staan voor een kom soep, dan kan daar zomaar iemand tussen zitten die
ook een inreisverbod of ongewenstverklaring heeft gehad. Kunnen mensen
in dat geval niet alsnog vervolgd worden?" Dit is een theoretische,
hypothetische mogelijkheid die naar boven kwam door de analyse van de
Raad van State van de novelle, die beoogt om alle vormen van
hulpverlening buiten vervolging te laten. In theorie zou het verlenen
van hulp aan iemand met een zwaar inreisverbod, kunnen vallen onder
medepleging of medeplichtigheid. Ten eerste vereist dat wel een heel
zware juridische drempel, namelijk dat je dat willens en wetens moet
hebben gedaan, ook met het oogmerk om dat in stand te houden. Dat is
één.
Ten tweede hebben we de afgelopen zestig jaar aan jurisprudentie bekeken
en gezien dat er nog nooit iemand op deze gronden is vervolgd, dus
vanwege hulpverlening, ook niet vanwege hulpverlening aan mensen die een
inreisverbod of ongewenstverklaring hadden. Deze strafbaarstelling van
illegaliteit brengt daar in ieder geval geen veranderingen in. We hebben
er wel voor gezorgd dat we nu met de novelle expliciteren dat het voor
108a in ieder geval niet van toepassing is.
Moet er een procedure worden doorlopen om te kunnen vaststellen dat de
hulpverlener niet strafbaar is? Dat hangt een beetje samen met uw
eerdere vraag: gaat het hier om ontslag van rechtsvervolging of gaat het
hier gewoon om niet vervolgen? Het gaat hier om niet vervolgen, omdat er
heel duidelijk in de novelle staat dat, anders dan als pleger, alle
andere vormen niet strafbaar zijn. Zo ziet het OM dat zelf ook. In de
consultatie hebben ze ook aangegeven dat zij dat op die manier
interpreteren en zullen opvolgen.
Dan komen we op het witwassen. U vroeg of het geven van geld aan een
meerderjarige vreemdeling of het ontvangen van geld strafbaar is als
witwassen. In algemene zin kan de situatie dat iemand een ander geld
geeft of van een ander geld ontvangt, alleen een vorm van witwassen zijn
als a het geldbedrag door het begaan van een daaraan voorafgaand
misdrijf is verkregen, en b de ontvanger weet dat het om misdaadgeld
gaat of dat moet vermoeden. Wanneer iemand een op legale wijze verkregen
geldbedrag geeft aan een meerderjarige vreemdeling die illegaal in
Nederland verblijft, gaat het niet om geld dat door het begaan van een
misdrijf is verkregen en dan is witwassen dus niet aan de orde. Van
strafbaarheid wegens witwassen is evenmin sprake als iemand bijvoorbeeld
een geldbedrag ontvangt in het kader van noodzakelijke medische zorg van
een meerderjarige vreemdeling die illegaal in Nederland verblijft. De
enkele omstandigheid dat het misdrijf van illegaal verblijf van
toepassing is op degene die over het geldbedrag beschikt, maakt niet dat
die gelden een opbrengst uit dat misdrijf zijn. In aanvulling daarop
benadruk ik ten aanzien van de situatie van zorgverlening dat het door
een medisch professional verlenen van noodzakelijke medische zorg aan
een vreemdeling niet strafbaar is, ook niet als daartegenover een
gebruikelijke vergoeding staat. Het verlenen van deze zorg is namelijk
in strafrechtelijke zin niet wederrechtelijk, dus er is ook geen
aanleiding voor het instellen van strafrechtelijke vervolging. Dat wat
betreft witwassen.
De heer Van Dijk vroeg of het faciliteren van mensensmokkel en louche
uitzendbureaus et cetera hiermee niet onbedoeld straffeloos wordt. Nee.
De novelle ziet alleen op de strafbaarstelling van illegaliteit en de
hulpverlening daaraan, maar organisaties en personen die uit winstbejag
behulpzaam zijn bij het mogelijk maken van verblijf, bijvoorbeeld door
ze werk te laten verrichten, zijn ook al schuldig aan artikel 197. Dat
ligt in het verlengde van mensensmokkel. Daarnaast kunnen er op basis
van de Wet arbeid vreemdelingen behoorlijke boetes worden uitgedeeld aan
werkgevers die illegalen voor zich laten werken. Deze novelle zorgt niet
dat er een strafuitsluitingsgrond komt voor alles wat neigt naar
uitbuiting, mensenhandel en mensensmokkel. Dat zijn zelfstandige
strafbare feiten waarvoor alsnog kan worden vervolgd.
De heer Van den Brink vroeg of de organisaties die ondersteuning bieden
… Ik zal even de hele vraag voorlezen. Deze novelle ziet bij voorbaat
niet op slachtoffers van mensenhandel zonder rechtmatig verblijf, omdat
het enkel gaat over onrechtmatig verblijf na het doorlopen van de
terugkeerprocedure. De vraag was: kan de minister de organisaties die
hierin ondersteuning bieden, nogmaals duidelijk maken dat zij niet
geraakt worden door deze novelle? Het antwoord is: ja, dat kan ik. Voor
vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel bestaat een specifieke
verblijfsregeling op grond waarvan ze in bepaalde gevallen rechtmatig
verblijf kunnen verkrijgen. Uit de wet vloeit voort dat in die gevallen
van strafbaarheid geen sprake is, want de betrokken vreemdeling heeft al
recht op verblijf in Nederland op grond van de Vreemdelingenwet. Daar
verandert deze wet niks aan.
Mevrouw Van der Plas vroeg waaruit blijkt dat deze novelle zou leiden
tot het mijden van hulporganisaties en zorg. Daar heb ik in algemene zin
eerder al het volgende over gezegd. Ik hoop dat vandaag het begin is van
het kunnen ophelderen van die vraag. Dat is namelijk absoluut niet het
geval. Dat zullen we zowel naar de vreemdelingen als naar de
organisaties zelf via alle kanalen zichtbaar moeten maken.
Mevrouw Van der Plas vroeg ook of ik het essentieel vind om
ondermijnende commerciële hulp en humanitaire hulp te onderscheiden. Ja,
dat ben ik met haar eens. Op dit moment zijn er al verschillende
mogelijkheden om personen die verdienen aan illegaal verblijf te
bestraffen. Ik heb net mensenhandel en mensensmokkel genoemd als twee
concrete voorbeelden daarvan.
De heer Van Meijeren roept, en dat houdt ook verband met zijn
amendement, dat we het nu wel erg breed maken: voorkomen we nou niet dat
we ook zaken die we wellicht op een of andere wijze onwenselijk zouden
vinden, hiermee nu toch buiten werking stellen, doordat we
medeplichtigheid en medeplegen uitsluiten? De Raad van State heeft
natuurlijk ook een voorstel gedaan om de hulpverlening slechts ten dele
buiten schot te laten blijven. Uiteindelijk hebben wij ervoor gekozen om
dat niet te doen, juist om te voorkomen dat je discussie krijgt over de
grensgevallen. Wanneer is iets medeplegen? Wanneer is iets
medeplichtigheid? Hoe zit dat precies? Het hangt natuurlijk van je
politieke voorkeur af of je vindt dat we daarmee te veel of te weinig
hebben uitgesloten, maar door alle vormen van medeplegen uit te sluiten
van strafbaarheid, hebben we in ieder geval helderheid gecreëerd, hebben
we dit vraagstuk niet neergelegd bij rechters en gerechtshoven, en laten
we geen onduidelijkheid bestaan richting hulporganisaties over de vraag
of hun hulp nou wel of niet moet worden opgevat als een vorm
medeplichtigheid of medeplegen. Dat is de reden dat wij gekozen hebben
voor deze oplossing, dus het buiten werking stellen van zowel artikel 47
als artikel 48. Dat is dan ook de reden dat ik uw amendement
ontraad.
De voorzitter:
Even officieel: het amendement op stuk nr. 8 van de heer Van Meijeren
wordt ontraden.
Minister Van Weel:
Dat was ook het einde van het blokje, voorzitter.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de leden om te zien of die nog onbeantwoorde
vragen hebben bij dit blokje. Mevrouw Teunissen stak als eerste haar
vinger op, dus dan geef ik haar als eerste het woord.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik had ook nog gevraagd om een reactie van de minister op wat de
koepelorganisaties van de artsen zeggen. Die zeggen het volgende over de
kwalificatie die als het aan de minister ligt straks in de wet komt,
namelijk: deelnemen aan dit misdrijf, anders dan als pleger, is niet
strafbaar. Daarmee wordt natuurlijk wel die schaduw van strafbaarheid
rondom hulpverlening in stand gehouden. Dat zeggen de
koepelorganisaties. Het kan niet zo zijn dat die zorgplicht
tegelijkertijd wordt beschouwd als het medeplegen van een misdrijf. Zo
wordt het wel in de wet gezegd. Dus hoe verenigt de minister de
zorgplicht met de manier waarop het er nu staat, namelijk "medeplichtig
aan een misdrijf"?
Minister Van Weel:
Dit is deel van de mist die we moeten ophelderen, zeg ik dan maar even,
maar er is geen jurist die dit … Nou, misschien zijn die er trouwens
wel, want je hebt allerhande juristen. Ik kijk geen enkele richting op.
Er is geen enkele jurist bij mij dan wel bij de Raad van State dan wel
bij het OM die betwist dat de zin die we hebben opgenomen in deze
novelle, zonder enige vorm van twijfel, ervoor zorgt dat er geen enkele
sprake is van vervolging. Hiermee wordt juist expliciet gemaakt dat
datgene wat zij doen niet strafbaar is. Om dat in te leiden, heb je
alleen wel een zinnetje nodig. Elke keer de helft van het zinnetje eruit
halen en dan zeggen "hier lezen koepelorganisaties dit in", is wat mij
betreft nou juist bijdragen aan die ruis. Ik zeg hier klip-en-klaar:
mensen worden niet vervolgd. Dat komt door dit zinnetje, want dat zegt
ondubbelzinnig dat dat wat ze doen, niet strafbaar is. Als het niet
strafbaar is, ben je daarvoor niet vervolgbaar.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dan heb ik de vraag niet duidelijk genoeg gesteld, denk ik. Het gaat er
niet om of het juridisch gezien wel of niet strafbaar is. Het gaat om de
bewoordingen die in de wet worden gebruikt. Het kan niet zo zijn dat de
zorgplicht tegelijkertijd wordt beschouwd als het medeplegen van een
misdrijf. Dat je daar dan vervolgens niet voor vervolgd wordt, is het
juridische aspect. Volgens mij is een wet nog wel iets breder dan sec
het juridische aspect en kijken we bijvoorbeeld ook naar de zorgen die
de artsen hebben. Die hebben een eed afgelegd, een eed waarin staat: we
hebben de plicht om voor mensen te zorgen. Die artsen, diezelfde artsen
die voor mensen zorgen, worden hier weggezet als medeplegers van een
misdrijf. Het is niet zo dat ze vervolgd worden of strafbaar worden
gesteld, maar er wordt wel gezegd dat ze deelnemen aan een misdrijf. Dat
gaat nu letterlijk in de wet staan. Legt de minister die zorg zomaar
naast zich neer?
Minister Van Weel:
Er staat: deelnemen aan dit misdrijf is niet strafbaar. Er staat niet:
deelnemen aan dit misdrijf. Ik weet niet in hoeveel verschillende
kleuren ik het moet zeggen, maar mensen zijn hier dus niet strafbaar als
ze hulp verlenen, in welke vorm dan ook. Dit is wat mij betreft dus echt
het wegnemen van de ruis en de mist die hieromheen zijn ontstaan: men is
niet strafbaar als men op welke wijze dan ook hulp verleent aan iemand
die hier illegaal verblijft.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het gaat mij niet om de vraag of iemand dan wel of niet strafbaar is.
Dat is het punt niet. Het gaat om de bewoordingen die worden gebruikt:
er komt te staan dat deelnemen aan een misdrijf voor de pleger niet
strafbaar is. Baart alleen al het feit dat er staat "deelnemen aan een
misdrijf" in plaats van "de zorgplicht vervullen die je als arts hebt"
de minister dan geen zorgen? Eigenlijk doe je dan namelijk ook aan
normering in de wet. Het wordt de norm dat je, als je iemand zonder
verblijfsrecht helpt, deelneemt aan een misdrijf. Dat wordt de
norm.
Minister Van Weel:
We zijn in de hogere semantiek beland. In de echte wereld staat hier
niks anders dan dit. Normaal gesproken is er bij elk misdrijf sprake van
strafbaarheid van het medeplegen van en medeplichtigheid aan een
misdrijf. Om elke zweem van strafbaarheid te voorkomen, dus om te
voorkomen dat enige vorm van hulpverlening zou kunnen vallen onder de
strafbaarheid, onder de reikwijdte van die twee artikelen, 47 en 48, dus
het medeplegen en de medeplichtigheid, sluiten we alles uit. Dit is de
meest vergaande uitsluiting. Dit is denk ik het enige artikel waarmee
artikelen 47 en 48 beide buiten werking worden gesteld, juist omdat we
zo zwaar hechten aan het feit dat niemand vervolgd kan worden of
strafbaar is voor het verlenen van enige vorm van hulp. Dat is wat deze
zin doet. Zo moet iedereen hem lezen, en zeker niet als een
verdachtmaking of anderszins. Er staat juist expliciet dat het niet
strafbaar is.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank voor de appreciatie van mijn amendement. Die had ik verwacht, maar
die blijft wel onnavolgbaar. Het Wetboek van Strafrecht maakt namelijk
onderscheid tussen enerzijds daders van een strafbaar feit en anderzijds
medeplichtigen. Medeplichtigen zijn degenen die behulpzaam zijn en
daders zijn degenen die het feit plegen, doen plegen, medeplegen of
uitlokken. Oftewel, als je behulpzaamheid uit medemenselijkheid wilt
uitsluiten, volstaat het om medeplichtigheid uit te sluiten, waar ook de
regering in 2013 om deze reden voor gekozen heeft. De grensgevallen waar
de minister zich zorgen over maakt, komen pas aan de orde als er sprake
is van een doelbewuste, nauwe samenwerking waarbij organisaties of
personen willens en wetens dat illegale verblijf willen faciliteren en
willen voorkomen dat het recht wordt gehandhaafd. Dat roept bij mij toch
de vraag op waarom de minister er nou doelbewust voor kiest dat
organisaties in Nederland die als doel hebben om uitzetting te
frustreren en te voorkomen, en daarmee ons hele rechtsstelsel te
saboteren — die organisaties bestaan — ook uitgezonderd blijven van
strafbaarheid, terwijl het Wetboek van Strafrecht niet voor niets
bepaalt dat medeplegen even strafbaar is als het daadwerkelijk plegen,
omdat je mededader bent van een strafbaar feit.
De voorzitter:
Uw vraag is helder.
Minister Van Weel:
Natuurlijk hebben we daar lang over nagedacht en de Raad van State ook.
Dat blijkt ook wel uit de voorlichting die de raad heeft gegeven. Het
punt is dit: doordat het misdrijf als zodanig, namelijk verblijf,
redelijk algemeen is, is het vrij moeilijk om te definiëren wat nu
"medeplegen" bij verblijf is. Daardoor kwamen wij intern continu op die
grensgevallen uit. Hoe zit het dan bijvoorbeeld met een kerkasiel? Is
dat nou medeplegen of medeplichtigheid? Om de rechter en het OM, na zijn
vervolgingsbesluit, dat soort discussies niet aan te doen, hebben wij de
vlucht naar voren genomen en gezegd: dan kiezen we voor beide. Voor
organisaties die willens en wetens frustreren in het kader van
winstbejag of van mensensmokkel zijn er nog steeds andere
strafrechtelijke mogelijkheden om die aan te pakken. Ik snap uw vraag
goed. Ook juridisch was dit intern een groot vraagstuk, maar omdat het
lijntje tussen beide niet met een schaartje te knippen was vanwege de
vaagheid van het hoofddelict en de definitie van "medeplegen" daarbij,
kwamen we hierop uit.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik heb het uitdrukkelijk niet over organisaties die zich schuldig maken
aan mensensmokkel, uitbuiting et cetera, omdat dat inderdaad al
zelfstandig strafbaar gesteld is. Ik heb het over organisaties die
doelbewust willen frustreren dat het Nederlandse uitzetbeleid tot
uitdrukking komt en dat rechterlijke uitspraken worden opgevolgd.
Niemand heeft verzocht om het uitsluiten van alle deelnemingsvormen. Het
ging continu over de kop soep voor iemand die illegaal in Nederland
verblijft. Het is volstrekt onduidelijk waarom de regering hiervoor
heeft gekozen. De Raad van State geeft aan dat daar geen enkele reden
voor is. De regering heeft andere keuzes gemaakt in 2013. Dat kan alleen
maar leiden tot de conclusie dat deze regering er doelbewust voor kiest
om dit soort verwerpelijke organisaties, die ten doel hebben om het
Nederlandse asiel- en terugkeerbeleid te frustreren, toch buiten schot
te houden. Dat vind ik buitengewoon kwalijk.
De voorzitter:
Ik hoor geen vraag. Wil de minister hierop reageren?
Minister Van Weel:
Nee, anders dan tegenwerpen dat dat laatste het geval is. We hebben er
juist vanuit een positieve gedachte voor gezorgd dat geen hulpverlener
hiermee het risico loopt op vervolging. Dat is waar onze keuze vandaan
komt, niet vanuit de omgekeerde redenering.
De voorzitter:
Akkoord. Dan gaan we naar het derde blok. O, mevrouw Westerveld heeft
nog een vraag over dit blok.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Een aantal partijen, waaronder wij, hadden vragen gesteld over
witwassen. Ik had daar drie specifieke vragen over gesteld. De minister
geeft een algemeen antwoord over witwassen. Ik zou hem willen vragen om
heel specifiek in te gaan op de punten die wij maakten. Die werden
gemaakt naar aanleiding van een artikel dat gisteren in de NRC is
verschenen over strafrechtadvocaat Roan Lamp, gespecialiseerd in de
financieel-economische kant. Ik snap de algemene uitleg over witwassen
wel, maar niet op basis van het artikel dat gisteren is verschenen. Ik
verzoek de minister om daarop in te gaan. Ik kan de vraag overigens
herhalen, hoor.
Minister Van Weel:
De minister snapt het artikel zelf namelijk niet helemaal. Ik heb net
een algemene uitleg gegeven. Ik zie de risico's die in dat artikel
worden geduid ook niet. Maar als u nog een weerlegging wilt van een
specifiek punt uit dat artikel, dan hoor ik dat graag nog in detail. Dan
kan ik dat meenemen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
In het artikel wordt eigenlijk gesteld dat je volgens het strafrecht
beschuldigd kan worden van witwassen als je iemand bewust helpt. Daar
gaat het artikel over. In dit geval is het misdrijf waar het over gaat
het geven of aannemen van geld of vermogen bij onrechtmatig verblijf.
Onze vraag aan de minister was: klopt de analyse die wordt gemaakt? Dit
is een best gerenommeerd advocatenkantoor. Het gaat om iemand die hier
veel verstand van heeft en die dit niet zomaar zegt. Zegt de minister
eigenlijk: alles wat er wordt beweerd, is niet waar; dat herken ik niet
en is onzin?
Minister Van Weel:
Met alle respect voor dat advocatenkantoor: dat klopt niet. Zeker als je
geld geeft aan een vreemdeling, kan of zou het nooit mogen gaan om
crimineel verkregen geld. Dan kan er dus al nooit sprake zijn van
witwassen. Het idee van witwassen is namelijk dat het gaat om crimineel
geld. Ik heb ook de andere kant toegelicht, maar die werd niet zo
uitgelicht in het artikel. Ook het feit dat iemand zelf illegaal ergens
verblijft, wil nog niet zeggen dat het geld waarover diegene beschikt
ook afkomstig is uit criminele organisaties. Wij vonden het een
interessant artikel, maar we vonden het niet per se behulpzaam in de
discussie zoals we die vandaag hebben. Mijn algemene beantwoording was
erop gericht om te zeggen hoe het wel zat.
De voorzitter:
Een andere vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
In dit blokje ging de minister ook uitgebreid in op hulpverlening en op
de toegang tot hulp. Ik weet niet of dat in zijn latere beantwoording
nog terugkomt, anders stel ik de vraag graag nu. De minister geeft best
wel stellig aan dat de toegang niet wordt belemmerd, maar we weten al
dat er bij ongedocumenteerden een grotere barrière is om hulp te vragen
of om naar andere instanties te stappen. Waar baseert de minister het op
dat dit voorstel niet leidt tot een nog grotere barrière? Want dat is
wel iets wat wij terughoren van ongeveer alle instanties die hiermee te
maken hebben of die hier ook maar enig verstand van hebben.
Minister Van Weel:
Ik voel mezelf er verantwoordelijk voor, en daar zijn wij allen zelf ook
verantwoordelijk voor, om ervoor te zorgen dat we die barrière niet
groter maken. Artikel 10 van de Vreemdelingenwet — het is al eerder
aangehaald — zegt dat het recht op zorg en onderwijs in alle gevallen
bestaat, of er nu sprake is van illegaal verblijf of anderszins. Dat
verandert ook deze toevoeging van dit artikel niet. In algemene zin snap
ik de terughoudendheid van ongedocumenteerden wel. Daarom vind ik het
fenomeen "ongedocumenteerden" ook onwenselijk als maatschappij, omdat je
toch een kwetsbare groep mensen in je maatschappij creëert, die niet
dezelfde rechten hebben als burgers die hier wel mogen blijven. Daarmee
zijn ze per definitie kwetsbaarder en zullen ze een neiging hebben om
zich te onttrekken aan het gezag. Deze strafbaarstelling verandert in
ieder geval juridisch gezien helemaal niks aan de werkelijkheid, maar
ook in de perceptie moeten we naar deze groep duidelijk maken dat deze
strafbaarstelling niets verandert aan de toegang zoals die nu bestaat en
dat het toegang zoeken tot zorg ook niet leidt tot gevangenisstraf of
zo. Dat zijn de shortcuts die vaak wel worden genomen. Ik zie dit echt
als een tool in de toolbox voor die mensen die uiteindelijk niet wensen
mee te werken aan hun vertrek en die tegen de overheid aan lopen.
Hopelijk is deze strafbaarstelling een extra impuls om hen weg te
krijgen.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het niet over het recht verlenen, want hulpverleners en artsen
doen dat. Niemand die dit beroep doet, namelijk het geven van hulp of
zorg, zou mensen het recht daarop willen ontzeggen, hoewel daar nu wel
twijfels over bestaan, zo horen wij van organisaties. Maar ik wilde
juist de andere kant benadrukken. De drempel is nu al hoog. We weten dat
de drempel voor het zelf vragen om toegang tot hulp en zorg, voor mensen
die ongedocumenteerd zijn of om welke reden dan ook in een kwetsbare
positie zitten al een heel stuk hoger is. Dat heeft allerlei redenen. Er
zijn heel veel rapporten verschenen waaruit dat allemaal blijkt. We
weten dat mensen die wij goed weten te vinden makkelijker om zorg
vragen. Daar zit 'm ook een groot deel van het dilemma in. Waar baseert
de minister het op dat de drempel om te vragen om hulp als dat nodig is,
niet hoger zal worden en dat het wel mee zal vallen? Alle organisaties
die hulp en zorg geven die wij spreken, zijn allemaal bang dat de
drempel wel verhoogd wordt. We weten al dat er een drempel is. De
minister doet net alsof dit probleem niet groter wordt, maar waar
baseert hij dat op?
Minister Van Weel:
Dat baseer ik op het opsporings- en vervolgingsbeleid dat nu al door het
OM en diensten als de politie, de AVIM en de KMar wordt gevolgd,
namelijk dat er niet op grote schaal achter ongedocumenteerden wordt
aangegaan. Ook met de strafbaarstelling van illegaliteit gaat dat niet
gebeuren. Die verandering zit daar niet. Op dit moment kan het ook al.
Op het moment dat je ergens tegen het gezag aan loopt en je bent
ongedocumenteerd, dan ga je in principe het vreemdelingenrechtelijke
traject in. De bedoeling is dan dat je overgedragen wordt aan de AVIM en
dat er gewerkt wordt aan vertrek of aan een verblijfsvergunning. Het kan
namelijk ook zo zijn dat mensen inmiddels na zo veel jaar aanwezigheid
hier recht op gezinsleven hebben en wel kunnen blijven. Dat is ook oké,
maar dan zijn ze legaal. Ons doel zou moeten zijn om ongedocumenteerden
hier niet eindeloos ongedocumenteerd te laten zijn. Dat is niet goed
voor de samenleving en ook niet goed voor die mensen zelf. Dat is wat ik
net betoogde. Het feit dat mensen zich niet even vrij voelen als u en ik
om hier in Nederland rond te lopen, is dus ook een noodzakelijk
voortvloeisel uit het feit dat wij willen uitstralen dat je weg moet als
je hier niet mag blijven. Dat moeten we ook willen.
Dan is de vraag: voegt de toevoeging van de strafbaarstelling van
illegaliteit daar wat aan toe? Als u het mij vraagt, voegt het iets toe
aan de afschrikkende werking. Ik hoop dat mensen die denken dat ze zo'n
leven zouden moeten ambiëren, dat niet in Nederland gaan doen, omdat ik
die groep gewoon zo klein mogelijk wil houden. Maar over de groep die er
zit, zeg ik dat dit niet gaat leiden tot grootschalige klopjachten op
mensen die ongedocumenteerd zijn. Dat zou namelijk nu al kunnen en dat
doen we nu ook niet. Als we nu tegen ongedocumenteerden aan lopen, dan
zorgen we dat dat vreemdelingenrechtelijk wordt opgepakt en in sommige
gevallen kan dat nu strafrechtelijk worden op het moment dat iemand zijn
hele terugkeerprocedure heeft doorlopen maar alsnog niet wenst mee te
werken aan vertrek.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, ik wil eigenlijk naar de uitvoerbaarheid. Het ligt
namelijk wellicht een beetje in elkaars verlengde.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat de voorzitter door wil. Het doel van de wet is om nog
strenger op te treden en ervoor te zorgen dat mensen die hier niet
rechtmatig mogen zijn uiteindelijk worden teruggestuurd. Dat zegt de
minister de hele tijd. De zorg is dat mensen die hier zijn en
bijvoorbeeld worden uitgebuit of een infectieziekte hebben, door deze
wet een nog hogere drempel voelen om dat te melden, met potentieel grote
gevolgen voor de samenleving, bijvoorbeeld omdat iemand een
infectieziekte heeft. Dan zegt de minister: nee, ik denk niet dat dit
voorstel de drempel voor die groep gaat verhogen. Dat snap ik niet, want
dat wordt nergens verder toegelicht. De minister hoopt het en denkt het,
maar waar baseert hij het op dat die drempel niet nog hoger wordt?
Minister Van Weel:
Dit amendement is niet bedoeld om grootschalig mensen aan te pakken.
Deze wet is bedoeld om door middel van de afpelling die ik net heb
geschetst, uiteindelijk een extra tool in de gereedschapskist te hebben
voor de groep die niet wil meewerken aan zijn vertrek, wat hopelijk
leidt tot nog meer vertrek. Dat staat los van de vraag hoe wij omgaan
met het op zoek gaan naar ongedocumenteerden in onze maatschappij. Het
moge duidelijk zijn dat dit wetsvoorstel daar an sich niets aan
verandert. Het is niet zo dat het "free in, free out"-principe van de
politie ineens niet meer geldt nu illegaliteit strafbaar is. Dat bestaat
nog steeds. Het betekent ook niet dat er opeens geen
verblijfsmogelijkheden meer bestaan voor mensen die uitgebuit worden of
slachtoffer zijn van mensenhandel. Die bestaan wel. Het is een beetje
zoeken hoe je mensen die zich vanwege hun status schuw zullen houden en
weg zullen blijven van gezag, wel kunt stimuleren om in dit soort
gevallen de zorg te zoeken die ze moeten vinden. Dat hebben we gevat in
artikel 10 van de Vreemdelingenwet. Daar verandert niks aan. Ik geef
hier wel aan dat ik me met alle mist die is ontstaan, waar we het
vandaag zo veel over hebben, kan voorstellen dat die indruk is ontstaan
en dat die angsten zijn gaan leven, zowel bij hulpverleners als bij
ongedocumenteerden. Maar dat is niet sec wat dit wetsvoorstel beoogt te
doen. De inkadering, maar ook de voorlichting die we zullen moeten
geven, zorgen hopelijk niet voor een nog hogere drempel.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
We zijn nog bij het blokje hulp bieden aan ongedocumenteerden. Ik heb
nog één vraag over de kwalificatie "uitsluitingsgrond", die ook al is
gesteld in de eerste termijn. De minister zegt steeds: hulp aan
ongedocumenteerden is niet strafbaar. Daarbij baseert hij zich op
artikel 108a van de Vreemdelingenwet. Maar hier wordt het onder het
strafrecht gebracht. Net als de illegaliteit zelf breng je ook de hulp
onder het strafrecht. Is het niet zo dat er dan ook allerlei andere
bepalingen in werking treden, bijvoorbeeld artikel 140 Strafrecht,
waarin staat dat deelname aan criminele organisaties strafbaar is, of
artikel 131 Strafrecht, of artikel 197a Strafrecht? Treden al die
bepalingen dan niet ook in werking?
Minister Van Weel:
Nee, dat zijn zelfstandige bepalingen die in werking treden als daar
sprake van is. Dat valt in dezelfde categorie als wat ik net zei.
Mensensmokkel blijft strafbaar. Het najagen van winst op mensen zonder
verblijfsvergunning blijft strafbaar. Er zijn allerlei dingen die
strafbaar zijn, maar we hebben hiermee proberen te voorkomen dat door
het strafbaar stellen van illegaliteit, dus het verblijf van iemand,
daarmee automatisch artikel 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht
worden getriggerd, die door elk misdrijf worden getriggerd. Dan gaat het
over medeplegen, medeplichtigheid en uitlokking. Dat hebben we
samengevat als alle vormen van deelneming aan het misdrijf, alles wat
daarmee samenhangt. Dat is met deze novelle allemaal uitgesloten, dus
ook de artikelen die u noemt.
De voorzitter:
Ik wil naar het volgende blokje, over de uitvoerbaarheid.
Minister Van Weel:
Excuus, voorzitter. Ik zal ook hier proberen er zo snel mogelijk
doorheen te gaan.
Hoeveel onrechtmatig verblijvende vreemdelingen zijn er in Nederland?
Dat is moeilijk te zeggen. Daar zijn onderzoeken naar gedaan. Een aantal
van u noemde dat. Het zit tussen de 23.000 en 58.000. Er komt dit jaar
weer een nieuw onderzoek uit. Hopelijk geeft ons dat een betere
indicatie van de aantallen waarover we het hebben. Nogmaals, het doel
van dit amendement is niet om al die illegale vreemdelingen op te gaan
jagen. Dat is niet waar dit amendement toe strekt.
Hoeveel extra capaciteit wordt er verwacht bij de rechtspraak? Om
dezelfde reden is ook die capaciteit beperkt. Daarom gaan we uit van een
maximum van ongeveer 300 rechtszaken per jaar. Dat zijn dus de zaken
waarin je geen vreemdelingenrechtelijke mogelijkheden ziet, maar wel de
wens hebt om iemand van de straat te halen dan wel te vervolgen. Dan kom
je uit op ongeveer €320.000 per jaar. Ik denk dat de capaciteit in de
keten veel belangrijker is dan die aantallen, maar die zien we dus als
beperkt.
Wat is de impact op een organisatie als Veilig Thuis, op de jeugdzorg of
op scholen? Strafbaarstelling doet geen afbreuk aan de toegang van
mensen tot elementaire voorzieningen. Dat hebben we net uitgebreid
besproken. Daarom heeft dit ook geen direct effect op de capaciteit van
deze organisaties.
Mevrouw Rajkowski vroeg in algemene zin hoe we met deze organisaties
omgaan na de invoering, na de implementatie hiervan. Dat vind ik een
hele belangrijke. Ik heb al rond de tafel gezeten met die organisaties.
Sowieso werden zij natuurlijk ook door het initiële amendement verrast:
wat zijn hier de potentiële gevolgen van? Ik denk dat die initiële
beelden ook daarvandaan kwamen: hoe gaan we dit doen, hoe past dit
binnen de capaciteit? Na alle adviezen van de Raad van State hebben wij
dit juridisch gezien teruggebracht tot waar het eigenlijk om gaat. Ik
denk dan ook dat er nu een behapbaar uitvoerbaarheidsvraagstuk ligt.
Daarbij wordt het heel belangrijk om samen te gaan zitten met de politie
en de marechaussee, met de AVIM en met het OM en de rechtspraak om na te
gaan hoe we de uitvoeringseffecten hiervan in kaart brengen.
De heer Ceder vroeg naar gegevensdeling met COA's. Als een overlastgever
in een gemeente ergens iets uithaalt, dan wordt daar geen melding van
gedaan. In het Besluit politiegegevens ligt de grondslag om
politiegegevens aan het COA te verstrekken ten behoeve van de taak van
algemeen belang die het COA vervult. Voor handhaving is een goede
samenwerking tussen de ketenpartners van de vreemdelingenketen, de
politie en de lokale driehoek essentieel. Het kabinet zet in op een
landelijke aanpak met gemeenten en betrokken organisaties, waarbij per
overlastgever gekeken wordt welke interventie nodig is. Dat wordt "de
persoonsgerichte aanpak" genoemd. Dit ondervangt ook de problematiek van
de vreemdeling die in verschillende gemeenten overlast veroorzaakt, want
dan kijk je naar de persoon. Natuurlijk is daarbij ook aandacht nodig
voor gegevensdeling en alle barrières die daar mogelijk bij
optreden.
"Free in, free out" heb ik al genoemd.
Komt de DTenV nog wel toe aan zijn eigenlijke taak? Jaarlijks worden
door de DTenV ongeveer 3.500 vreemdelingen in bewaring gesteld. Hier
hebben we het dus over 100 tot 300 casussen. Nogmaals, we moeten een en
ander nog met de uitvoeringsorganisaties uitkristalliseren, maar ik zie
het als volgt voor mij. De politie of de marechaussee loopt tegen iemand
aan. Dan wordt contact opgenomen met de AVIM. Dat gebeurt nu ook al. Dan
wordt bekeken of over die persoon iets bekend is en dan vindt een
overdracht plaats. Komt de AVIM er dan nog achter dat het gaat om iemand
die de hele terugkeerprocedure heeft doorlopen en ziet de AVIM geen
mogelijkheid voor een bestuursrechtelijke of vreemdelingenrechtelijke
actie, dan is de vraag of je daarop meteen overgaat tot het doen van
aangifte en vervolg op basis van artikel 108a. En wie doet dat dan? Is
dat dan de politie of de marechaussee die degene heeft aangehouden, of
gebeurt dit dan na de overdracht aan de AVIM? En kan de AVIM dat dan
doen op basis van zijn taak? Dit klinkt heel technisch en praktisch, en
dat is het ook, maar dat is wel van belang om er uiteindelijk voor te
zorgen dat de extra druk die dit op de DTenV legt, zo klein mogelijk is
en dat ook de DTenV dit gaat zien als een extra tool in de
gereedschapskist en niet als iets wat alleen maar extra overlast en
werklast veroorzaakt.
Wanneer wordt het vervolgingsbeleid opgesteld? Kunnen wij dat naar de
Kamer sturen? Ja, dat doet het OM gedurende het implementatietraject.
Het gaat daar zelf over, net als over de exacte datum waarop het OM dat
gereed heeft. Uiteindelijk zal ik ervoor zorgen dat het, als het gereed
is, naar uw Kamer wordt toegestuurd.
De heer Boomsma vroeg naar de drie scenario's uit de uitvoeringstoets
van september: welk scenario is de inzet van de regering? Uit de
jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU volgt dat de
terugkeerprocedure niet mag worden verhinderd of vertraagd. Zolang die
nog loopt, kan dus geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden
opgelegd. Daarom kiezen wij voor de eerste optie uit de
uitvoeringstoets. We komen dus uit op de aantallen die u heeft gezien:
100 tot 300 zaken op jaarbasis.
De heren Boomsma, Van Dijk en Van den Brink vroegen op verschillende
manieren naar een communicatiecampagne, een strategie om duidelijk te
maken, met name aan zorgverleners en hulpverleners maar ook indirect aan
ongedocumenteerden zelf, voor wie deze maatregel geldt, voor wie niet en
wat de gevolgen hiervan zijn. Ik wil dat graag toezeggen. Ik denk dat
dat een van de kernpunten van het debat van vandaag is: hoe creëren we
helderheid, hoe voorkomen we angstbeelden en hoe zorgen we ervoor dat we
rust geven aan de hulpverlenersgemeenschap en ook aan ongedocumenteerden
over wat we hiermee beogen, maar ook over wat dit níét behelst? Ik denk
dat dat heel belangrijk is. Dat is in ieder geval mijn grote afdronk van
vandaag. Dat zeg ik dus graag toe.
Er werd door de heer Van den Brink nog gevraagd naar het burgerarrest.
Ja, iedereen is bevoegd om iemand aan te houden die hij op heterdaad
betrapt op het plegen van een strafbaar feit, maar dan moet je wel een
redelijk vermoeden hebben dat er sprake is van een strafbaar feit. Het
is vrijwel onmogelijk voor een burger om door het zien van een persoon
te bepalen dat het iemand is die het terugkeerproces heeft doorlopen,
zijn vertrek effectief frustreert et cetera, et cetera, dus aan alle
voorwaarden voldoet die we stellen aan de toepassing van artikel 108.
Dus in dit geval zie ik niet hoe een burgerarrest hier van toepassing
zou kunnen zijn. Als dat wel aan de orde zou zijn, in een uitzonderlijke
situatie, dan moet het altijd proportioneel zijn en dan moet iemand zo
snel mogelijk aan de politie worden overgedragen. Dat zou hopelijk zo
snel mogelijk tot opheldering leiden. Maar nogmaals: ik voorzie dat dus
niet naar aanleiding van dit verdrag, juist omdat het niet echt op
heterdaad kan.
Het gesprek met DTenV heb ik u net toegezegd; dat voer ik graag.
Dan had ik nog twee vragen uit de vorige ronde, die ik meenam hierheen.
Mevrouw Van der Plas vroeg: op basis van welk wetsartikel handelen de
opsporingsdiensten als ze iemand aantreffen zonder verblijfsrecht? Is
dat artikel 108a of artikel 50 van de Vreemdelingenwet of een
combinatie? Dat hangt dus echt af van de omstandigheden van het geval.
Een staandehouding op grond van artikel 108a is alleen aan de orde als
het een illegaal verblijvende vreemdeling betreft die wel kan terugkeren
maar dat niet wil en zijn vertrek actief en effectief frustreert. Dan
wordt de strafbaarstelling, zoals ik al zei, als ultimum remedium
ingezet. Met artikel 50 van de Vreemdelingenwet worden aan de met het
toezicht belaste ambtenaren bevoegdheden verleend tot staandehouding,
overbrenging en verlenging van ophouding voor verhoor. Dit gaat altijd
vooraf aan vreemdelingenbewaring. Dit hangt samen met die initiële
triage: je komt iemand tegen en dan gaat de politie samen met de
vreemdelingenpolitie afwegen waarmee ze te maken hebben en wat de beste
weg is.
Mevrouw Westerveld vroeg nog: is het nou effectief terugkeerbeleid als
je mensen die hier niet mogen blijven, vastzet in de cel? Een
gevangenisstraf kan worden opgeheven als terugkeer mogelijk blijkt. Dat
is een van die dingen waarvan ik hoop dat ze gaan gebeuren. Ik bedoel
dus dat als dit wordt ingezet, mensen dan kiezen voor vrijwillige
terugkeer. Daarbij hoop ik dus dat het inderdaad het effect heeft dat
wij minder mensen hebben die de terugkeer frustreren. De minister van
Justitie heeft de bevoegdheid om de straf op elk moment te onderbreken.
Dat gesprek ga ik natuurlijk graag met hem aan, om te zorgen dat dat ook
hier van toepassing zal zijn.
Zorgen we ervoor dat het terugkeerproces nooit opgehouden wordt,
aangezien de DTenV inzet op terugkeer? Absoluut. Ook daar wil ik heel
graag waarborgen inbouwen. Die moeten ervoor zorgen dat op het moment
dat de DTenV gedurende dat 108a-spoor toch mogelijkheden ziet om over te
gaan op een vreemdelingrechtelijk spoor, dat ook gebeurt. De inzet moet
altijd gericht zijn op terugkeer en dit moet te verkiezen zijn boven een
strafrechtelijk traject.
Dan heb ik nog een paar puntjes over. Zal ik die meteen doornemen,
voorzitter? Wat doen we om de terugkeer naar het belangrijkst
herkomstland te bevorderen? Wat doen we bijvoorbeeld aan samenwerking
met Marokko? Dat was een vraag van de heer Ceder. Ik heb de Marokkaanse
collega op bezoek gehad twee weken geleden. Migratiesamenwerking is een
van de belangrijkste onderwerpen die we daar aan de orde hadden.
Overigens zien we op dit moment dat die samenwerking met Marokko goed
verloopt. Maar we zien ook doorbraken met andere landen. Dat hangt er
ook mee samen dat we nu als EU de visumliberalisatie veel meer zien als
een instrument om in te zetten als beloning voor het wel meewerken aan
het terugnemen van uitgeprocedeerde landgenoten. Dus die partnerschappen
zijn heel erg belangrijk. De vraag is altijd: moet je dat nou in
Europees verband doen of bilateraal? Het is natuurlijk te verkiezen om
dat in Europees verband te doen, maar als we heel goede bilaterale
relaties hebben met landen, dan kunnen we er ook weleens voor kiezen om
te denken: we doen het liever bilateraal.
Dan is er een vraag van mevrouw Westerveld over de "go and see"-motie.
Ons standpunt is inderdaad bekend: wij zijn er geen voorstander van; wij
willen dat mensen de keuze maken om ofwel te gaan, ofwel niet te gaan.
Als ze gaan, helpen we ze graag met het opbouwen van een nieuw leven.
Vandaar dat we de regelingen hebben lopen zoals we ze nu hebben lopen,
met een verhoogde financiële regeling voor Syriërs tot eind januari. Ik
hoop u snel daarna te kunnen meedelen wat dat heeft opgeleverd.
Nog één vraag van de heer Boomsma dan, over Eurodac. Op het moment dat
strafvervolging aan de orde is, zal het terugkeerproces al zijn
doorlopen en zal ook een eventuele Dublincheck al zijn gedaan. Het
raadplegen van Eurodac is dan dus niet meer nodig, omdat al duidelijk is
wie het feit heeft gepleegd, namelijk de vreemdeling die bij de politie
zit. Eurodac gebruiken we overigens alleen bij hoge uitzondering om
mogelijke verdachten te identificeren, bij heel ernstige en dringende
situaties. In de doorontwikkeling van het "Entry/Exit"-systeem zit een
veel bredere deling, zo is ook bijvoorbeeld een deling van
biometriegegevens van vreemdelingen voorzien. Dat dus als onderdeel van
het Migratiepact, waar we nog uitgebreid over komen te spreken.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank. Dit was de beantwoording van de minister in zijn eerste termijn.
Ik zou willen voorstellen om gelijk te vervolgen met de tweede termijn
van de zijde van de Kamer. Begrijp ik dat mevrouw Westerveld zegt dat er
nog vragen van haar onbeantwoord zijn? Kan zij die vragen herhalen of
aanstippen?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
We hebben in ieder geval nog vragen gesteld over het cellentekort. Het
is namelijk een probleem dat we te weinig cellen hebben, terwijl je er
met dit voorstel van uitgaat dat er een grotere capaciteit nodig is. Ik
heb ook nog een aantal vragen gesteld over het beleid van het OM; ik pak
ze er even bij. Hoe wordt bepaald dat het waarschijnlijk om 100 tot 300
vervolgingen gaat? Volgens ons gaat het OM daarover. De minister zegt
over het beleid van het OM: als het af is, stuur ik het naar de Kamer.
Maar wij vroegen natuurlijk of dat niet eerder al zou moeten, liefst nog
voor de stemmingen. Ik kan het antwoord van de minister, denk ik, wel
raden. Maar we hebben daar nog de vraag bij gesteld hoe de minister
zaken op het punt van het vervolgingsbeleid kan garanderen, iets waar
het OM natuurlijk over gaat. Net als onder andere D66 hebben ook wij
vragen gesteld over de Kinderrechtentoets. In zijn inleiding ging de
minister daarop in en zei hij dat kinderrechten in elke stap van het
rechtsproces worden getoetst. Maar de vraag die wij stelden, ging juist
over de Kinderrechtentoets die is ontwikkeld om beleid en wetgeving af
te stemmen op kinderrechten. Dat is hier niet gebeurd. Misschien kan de
minister in ieder geval erkennen dat dat niet is gebeurd.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden om te zien of er ook bij anderen nog vragen
zijn blijven liggen. Dat is niet het geval. Dan gaat het dus nu om
vragen over de cellen en de Kinderrechtentoets. De minister.
Minister Van Weel:
Dank daarvoor, voorzitter. We weten natuurlijk allemaal dat we een
probleem hebben met capaciteit bij de DJI. Ik heb zelf 45 van de 90
vreemdelingenhechteniscellen onlangs ter beschikking gesteld aan mijn
collega de staatssecretaris van JenV om daar een deel van de nood mee te
lenigen. Eén. Het zal niet gaan om grote aantallen per jaar die vast
komen te zitten. Dat is vooropgesteld. Twee. Ik denk dat de oplossing
voor het cellentekort vraagt om een brede inspanning die er wat mij
betreft niet toe mag leiden dat zolang we er nog geen sluitende
oplossing voor hebben, we geen nieuwe wetgeving meer kunnen aannemen die
mogelijk kan leiden tot een extra beslag op de cellencapaciteit. Ik zie
dat echt als twee verschillende zaken. Ja, de cellencapaciteit moet
worden verhoogd, maar tegelijkertijd moet als in ons wetgevingsproces
Kamer en regering vinden dat we zaken strafbaar moeten stellen, dat
natuurlijk ook gebeuren. Ik denk niet dat deze wetgeving nu een zwaar
beslag legt. Ik ontken tegelijkertijd niet dat we op dit moment in
Nederland in algemene zin gewoon een tekort aan cellen hebben.
Dan het OM en het vervolgingsbeleid. Dat aantal van 100 tot 300 komt uit
het rechtens afpellen van de vraag welke doelgroep hiervoor in
aanmerking komt. Het wordt niet betwist dat je dan uitkomt op ongeveer
deze aantallen. Het OM gaat op basis daarvan zijn vervolgingsbeleid
natuurlijk inrichten en neemt daarbij al datgene mee wat wij in de
wettekst en in de memorie van toelichting zetten, maar ook wat wij hier
wisselen. Dat is dus hun input. Daarna wordt het een black box, of in
ieder geval mogen wij als politiek er dan niet meer aan zitten. Dan is
het in het kader van de trias politica aan het OM om zelfstandig dat
vervolgingsbeleid op te stellen. Dat gaan ze niet voor de stemming van
donderdag doen — dat antwoord had u wellicht vermoed — maar zodra het er
is, ga ik het aan uw Kamer doen toekomen.
Er was een vraag over de Kinderrechtentoets. De toets aan kinderrechten
zit bij ons in de wetgeving. Dus in het wetgevingsproces wordt daar
rekening mee gehouden. Dat is ook in dit geval gebeurd. De specifieke
Kinderrechtentoets van de Ombudsman, die eigenlijk ziet op wetgeving die
daadwerkelijk toegespitst is op kinderen of daar grote impact op heeft,
hebben we hier inderdaad niet gebruikt.
De voorzitter:
Daarmee wil ik de tweede termijn van de zijde van de Kamer starten. Dit
is een wetgevingsoverleg — dat weten jullie natuurlijk allen — waardoor
het mogelijk is om nu hier moties in te dienen in de tweede termijn.
Meneer Ceder, ik geef u het woord voor uw bijdrage in de tweede
termijn.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de minister voor de beantwoording.
Ik zei aan het begin van mijn termijn dat voor mij drie vragen
belangrijk waren. Doet de novelle wat die zegt te doen? Doet de
strafbaarstelling van illegaliteit wat die zegt te doen? Doet ons
terugkeerbeleid wat het zegt te doen?
Ten aanzien van de novelle heb ik de stelligheid van de minister gehoord
dat hulp niet strafbaar wordt gesteld. Ik heb daarbij wel de nuance
gevraagd of er sprake kan zijn van vervolging. Dat is ook een zware
inbreuk, omdat je dan in een procedure zit. De minister geeft aan dat
dat niet het geval is. Ik krijg signalen dat dat wel het geval is. Ik
zal even hernemen wat ik daarvan moet vinden en bekijken hoe het precies
zit. Ik heb goed geluisterd naar de minister; tegelijkertijd leven er
bij juristen nog steeds grote zorgen. Ik ga gewoon even hernemen hoe dat
zich tot elkaar verhoudt.
Daarnaast heb ik ten aanzien van de strafbaarstelling van illegaliteit
gevraagd of deze wet wel degelijk iets toevoegt. Ik heb ook gevraagd of
er nog verschil zit tussen deze wet en de ongewenstverklaring, waarvoor
de drempel een paar maanden geleden verlaagd is. Ik heb herhaaldelijk
gevraagd — dat was uitlokking, niet strafbaar binnen deze commissiezaal
— om met concrete voorbeelden te komen. Ik merk dat de minister daar
toch verlegen om zit. De crux van dit wetsvoorstel is voor mij wel of
het überhaupt iets toevoegt, ook omdat de wettekst zo ruim is
geformuleerd dat op het moment dat er in Europa iets verandert, een nog
veel grotere groep verrast zou kunnen worden door de reikwijdte van die
tekst dan bijvoorbeeld de ChristenUnie wil, maar ook het CDA, dat juist
heel erg op die reikwijdte zit. Dus ook daar ga ik nog even goed naar
kijken.
Voorzitter. Ten aanzien van het terugkeerbeleid denk ik dat het beter
moet. Er zijn een paar duizend mensen vertrokken, maar voor een
effectief migratiebeleid zal dat toch meer moeten zijn. Daarom zou ik
het volgende willen vragen. In een van de laatste antwoorden gaf de
minister aan dat er goed contact is met Marokko. Dat vind ik fijn, maar
we weten ook dat het bij landen als Algerije, Tunesië, Libië en nog meer
misschien wel beter kan. Ik zou graag een toezegging willen vragen aan
de minister. Is hij bereid om in ieder geval te kijken welke maatregelen
dan wel voorstellen — dat kan ook in positieve zin — naar de Kamer
gestuurd kunnen worden om in ieder geval voor komend jaar wat meer
stappen te zetten ten aanzien van de mensen die niet terug kunnen omdat
het land van herkomst hen niet terugneemt? Dat hoeft niet binnen een
week — daar kan de minister de tijd voor nemen — maar daar zou ik graag
een toezegging op willen vragen.
Ik wil ook vragen of de minister bereid is om toe te zeggen dat ten
aanzien van de terugkeerhubs, waarvan ik weet dat de ontwikkeling nog in
de beginfase zit, gekeken wordt of je een soort voorrang zou kunnen
geven aan juist die overlastgevers, die vaak ook specifieke
transculturele psychosociale zorg nodig hebben. Mochten die hubs
ontwikkeld worden, uiteraard binnen de kaders van de mensenrechten, kan
hij dan toezeggen om te kijken of je daar met prioritering kan werken en
juist daar misschien ook met specialistische zorg zou kunnen werken? Die
capaciteit hebben we hier niet — de ggz-wachtlijst zit heel vol — maar
misschien zou je dat juist met andere landen mede kunnen
ontwikkelen.
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een paar moties. Ik zal snel zijn.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de motie-Ceder (19637, nr. 3488) is aangenomen;
overwegende dat de huidige wet niet in de weg zou moeten staan van de
ontwikkeling van talentvolle jongeren met of zonder een asielverleden
die een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving, bijvoorbeeld via
UWV-krapteberoepen, en de motie-Van der Plas (29861, nr. 102) hier al
eerder aandacht voor vroeg;
verzoekt de regering niet aan de uitvoering van de genoemde motie-Ceder
en de daaruit volgende beleidsontwikkeling te tornen door het mogelijk
aannemen van het asielnoodmaatregelenpakket en de beleidsontwikkeling op
basis van de motie voortvarend voort te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 9 (36855).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onder andere gemeenten en het COA aangeven dat het delen
van gegevens van overlastgevende asielzoekers niet altijd gebeurt,
doordat organisaties de AVG als te beperkend ervaren om dit te
doen;
overwegende dat gegevensuitwisseling in het kader van veiligheid,
handhaving en met onderlinge toestemming gerechtvaardigd is;
verzoekt de regering binnen vier maanden te realiseren dat alle
COA-afdelingen, politie, gemeenten en andere relevante partijen gegevens
kunnen delen met elkaar als het gaat om overlastgevende
asielzoekers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 10 (36855).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland benoemt dat de
politie een aantal terrorismeverdachten in beeld heeft met een Syrische
achtergrond, van wie het Nederlanderschap is ingetrokken, zij nog niet
zijn vertrokken uit Nederland, onrechtmatig in Nederland verblijven en
moeilijk in zicht zijn te houden voor de autoriteiten;
overwegende dat deze terrorismeverdachten een veel grotere en reëlere
dreiging vormen voor de Nederlandse samenleving dan ongedocumenteerden
in het algemeen;
verzoekt de regering prioriteit te geven aan het opsporen en uitzetten
van deze terrorismeverdachten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 11 (36855).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat momenteel twee opvanglocaties, namelijk Ter Apel en
Budel, over een verscherpttoezichtlocatie (vtl) beschikken, waar
asielzoekers met gedragsproblemen of overlast worden geplaatst;
overwegende dat dit verscherpte toezicht helpt om de overlast te laten
afnemen;
verzoekt de regering een landelijk dekkend netwerk van vtl's op
opvanglocaties in te richten, zodat overlastgevende asielzoekers
adequaat kunnen worden aangepakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 12 (36855).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank aan de heer Ceder. We gaan luisteren naar de bijdrage in tweede
termijn van mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Ik vind die laatste motie over de vtl's zeer
interessant. Voor ons is het probleem dat ze dan alsnog naar buiten
kunnen, maar we zullen met interesse naar de motie kijken.
Voorzitter. Deze novelle zorgt ervoor dat hulpverlening niet strafbaar
is. Ik herhaal hier nog maar een keer: de kop soep, medische zorg,
opvang door kerken en het Leger des Heils blijven allemaal mogelijk. De
novelle trekt een duidelijke lijn: alleen de pleger is strafbaar en niet
degene die hulp verleent. We zijn er erg tevreden over dat de minister
deze duidelijkheid heeft kunnen bieden.
Ook dank voor het feit dat de uitvoering goed wordt meegenomen bij de
evaluatie. Daar hadden wij geen twijfel over, maar gezien de rondetafel
is het goed om dat hier nog even te bestendigen.
Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat de VVD voor deze novelle gaat
stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld voor haar tweede termijn.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik ben heel benieuwd of het nu voor heel veel
hulporganisaties en anderen duidelijk is. Daarover zullen wij hen zeker
nog raadplegen.
Ik ben in ieder geval op een aantal punten zeker niet gerustgesteld.
Eén: de minister kan geen enkel concreet voorbeeld geven op vragen van
de heer Ceder en ons over waarom de huidige instrumenten onvoldoende
zijn voor mensen die crimineel gedrag laten zien of overlast geven. Je
hoopt dat er op z'n minst één concreet voorbeeld gegeven kan worden, als
de minister daar zo vaak over wordt gebeld. Maar dat hebben we niet
gekregen, terwijl een wetsvoorstel wel om concrete onderbouwing
vraagt.
Ik hoorde ook geen erkenning van het feit dat in ieder geval de drempel
voor het vragen van hulp wel degelijk een stuk hoger kan worden. Dit
voorstel om mensen strafbaar te maken heeft wel degelijk een
afschrikwekkend effect, ook voor mensen die worden uitgebuit, voor
vrouwen die zwanger zijn en medische hulp nodig hebben en voor iemand
die een infectieziekte heeft. Ik ben bang dat het voorstel weinig doet,
maar dat de gevolgen ervan wel heel groot zijn voor de samenleving. Daar
waarschuwen nog veel meer mensen ons voor. Dat geldt ook voor de
uitvoeringsinstanties, de VNG en de politie. Zij geven aan dat dit er
best weleens toe zou kunnen leiden dat nog veel meer mensen de
criminaliteit in duiken. Ik hoop dat de minister dat in ieder geval
erkent. Ik zou hem, maar misschien ook een meerderheid van de Kamer,
erop willen wijzen dat je er ook voor kunt kiezen om in te zetten op
dingen die wel werken, op positieve prikkels, op er juist voor zorgen
dat de uitvoeringsorganisaties ontlast worden zodat ze hun werk goed
kunnen doen, op kortere procedures. Dat zijn allemaal maatregelen die
wel werken. Ik vind het jammer dat daar niet voor wordt gekozen.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Westerveld. De heer Paternotte heeft het woord voor zijn
tweede termijn.
De heer Paternotte (D66):
Dank, voorzitter. Ik maak graag even de balans op. Ik zit nu namelijk
ruim acht jaar in deze Kamer en ik heb eigenlijk nog nooit een
bewindspersoon meegemaakt die zo onverstoorbaar, stoïcijns en overtuigd
over een wetsvoorstel kan verklaren als deze minister. Ik snap dus wel
dat zijn partij hem op meerdere departementen inzet. Ik vind het des te
opvallender en knapper aangezien hij eigenlijk zelf voor de zomer nog
over hetzelfde amendement, dat we nu in feite aan het repareren zijn,
zei: doe het niet. Soms heb je bij een voorstel dat er voorstanders en
tegenstanders zijn die ons belobbyen en mails sturen, maar nu komt
eigenlijk vanuit alle hoeken de boodschap: doe dit niet. Daarom vind ik
het des te knapper. De hele uitvoeringsketen, de Raad van de State, de
Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse orde van advocaten plaatsen
er kanttekeningen bij. Hulporganisaties uiten veel zorgen. Normaal
gesproken zou je dan een ontzettend heftig en moeilijk debat verwachten,
maar ik heb niet het idee dat de minister een moeilijke middag heeft
gehad.
Voorzitter. Even een resumé. Er zijn zorgen vanuit hulporganisaties en
advocatenbureaus, die zeggen: je hebt hier wel degelijk nog steeds voor
hulp ook iets in die sfeer. Daarvan zegt de minister: dat is ruis. Nou,
ik neem dat van hem aan, maar er is in ieder geval nog een stuk
overtuiging te doen.
Dan heb je de uitvoeringsketen. De politie, de Koninklijke Marechaussee
en DTenV zeggen: dit levert ons echt veel meer werk op. DTenV zegt: het
gaat niet alleen om die 100 tot 300 zaken, maar ook om alle
informatie-uitvragen die bij ons worden gedaan. Ik vraag me dan het
volgende af. De minister zegt: ja, dat valt eigenlijk wel mee. Snappen
zij, in zijn ogen, dan dit wetsvoorstel niet goed genoeg? Wat snappen
zij er dan precies niet aan? Dat vraag ik zowel met betrekking tot de
politie, de KMar als de Dienst Terugkeer en Vertrek.
Dan kom je ook bij de vraag wat dan eigenlijk de reden is om die
strafbaarstelling van illegaliteit te willen. Ik hoor twee dingen in het
betoog van de minister. Een is de afschrikkende werking. Daarvan heeft
de minister zelf gezegd dat er misschien geen bewijs voor is, maar dat
er ook geen bewijs voor is dat er geen afschrikkende werking is. Dat is
wel een dunne onderbouwing, zeker als je naar meerdere landen in Europa
kunt kijken. Clingendael heeft daarnaar gekeken en zegt: wij zien die
afschrikkende werking niet. Het tweede is dat er toch burgemeesters zijn
die ook deze minister — dat was misschien in eerdere hoedanigheid —
bellen en zeggen: ik mis wel degelijk een titel om in sommige gevallen
op te kunnen treden tegen raddraaiers. Maar ja, we hebben 342 gemeenten
in Nederland en bij ons heeft zich geen enkele van die burgemeesters
gemeld om te zeggen: we zouden graag deze wet daadwerkelijk hebben.
Sterker nog, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zegt: we denken dat
deze wet leidt tot meer daklozen in de straten en ervoor zorgt dat er
meer mensen uit beeld verdwijnen, dus doe het daarom niet.
Voorzitter. Daarom zou ik iets meer holistisch een vraag willen stellen.
Ik heb de afgelopen tijd als nieuwe woordvoerder ook gemerkt dat de
Asielnoodmaatregelenwet veel draagvlak heeft bij de uitvoeringsketen,
bij het COA en bij de IND. Die zeggen: wij willen er graag mee aan de
slag. Maar dit is een onderdeel van die wet waar ongelofelijk veel
weerstand tegen is en waarover heel veel zorgen zijn bij precies
diezelfde organisaties en bij nog veel meer anderen in de samenleving.
De Raad van State en de Raad voor de rechtspraak zeggen daarover: dit
verdient een aparte wetsbehandeling. Dus hiermee organiseert de minister
eigenlijk behoorlijk veel weerstand tegen die Asielnoodmaatregelenwet,
ook in de Eerste Kamer. Is dat nou wel verstandig?
Dan heb ik nog twee concrete vragen. Ik heb gevraagd naar de capaciteit
van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Klopt het dat die tot 2030 niet
toereikend zou zijn om mensen hiervoor in de cel te zetten? Hoe wordt
daarmee omgegaan?
Voorzitter. Ik heb ook nog één motie. Uiteindelijk gaat dit natuurlijk
om meerderjarige vreemdelingen, maar die kunnen kinderen hebben en voor
die kinderen kan dit gevolgen hebben die niet de bedoeling kunnen zijn.
Dus daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat hoewel de strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf
niet geldt voor minderjarigen, zij hier wel gevolgen van ondervinden,
bijvoorbeeld wanneer ouders zich terugtrekken uit het openbare
leven;
overwegende dat dit kan leiden tot problemen in de ontwikkeling van
kinderen;
overwegende dat een adequate Kinderrechtentoets niet heeft
plaatsgevonden;
verzoekt het kabinet een Kinderrechtentoets uit te laten voeren;
verzoekt het kabinet tevens om, indien de wet wordt aangenomen, artikel
108a niet in werking te laten treden totdat deze Kinderrechtentoets is
uitgevoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte, Ceder en
Westerveld.
Zij krijgt nr. 13 (36855).
Dank aan de heer Paternotte. We gaan luisteren naar de bijdrage van
mevrouw Teunissen in tweede termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank voor de beantwoording. Eerst de
novelle. De minister zegt: alle hulp aan mensen zonder verblijfsrecht
wordt niet strafbaar. We zijn benieuwd of dat inderdaad zo uitpakt. Ik
vind het op z'n minst wel opmerkelijk, nadat we zo ontzettend veel
opmerkingen hebben gekregen van experts, van juristen, maar goed naar
aanleiding van het antwoord van de minister gaan we dit bespreken met
juristen en organisaties.
Dan is er nog steeds dat principiële punt. Het kan niet zo zijn dat de
zorgplicht tegelijkertijd wordt beschouwd als het medeplegen van een
misdrijf. Ik vind dat echt principieel onjuist. Daarom is mijn fractie
ook zeker niet te spreken over deze novelle.
In het kader van de strafbaarstelling van illegaliteit nog een punt over
de ongewenstverklaring. Ik heb nog steeds niet helder wat hierbovenop
komt. Die definitie is veel te breed. Het wordt veel te vaag wat ermee
bedoeld wordt, welke groepen ermee bedoeld worden. Dat is een voorbode
van heel veel ellende en vooral heel veel juridische procedures.
Daarnaast ben ik ook totaal niet gerustgesteld over wat dit doet met
zorgmijding. Daar is het al veel over gegaan. De minister kan wat dat
betreft ook geen overtuigend antwoord geven. Deze strafbaarstelling
zorgt ervoor dat mensen zich terugtrekken, dat ze in isolement raken en
dat ze geen mondzorg of noodzakelijke medische zorg vragen. Op geen
enkele manier is mijn onrust daarover weggenomen of heeft de minister
mij gerustgesteld dat dat niet gaat gebeuren. Dit zijn toch echt grote
punten die overeind blijven.
Voorzitter. Tot slot vraag ik me af, naar aanleiding van de
doelmatigheid en de doeltreffendheid, welk probleem we nou eigenlijk
willen oplossen. Door die zweem van misdrijf eromheen verhoog je
namelijk de drempel voor artsen om gewoon hun werk te kunnen doen.
Tegelijkertijd is er ook nog een soort drempel of zweem van onrust, want
wat gaat er nou precies gebeuren met deze mensen? Die menswaardigheid
heb ik totaal gemist. Ik denk dat je mensen juist verder in een
isolement drukt en dat je het artsen moeilijker maakt. Je lost dus op
geen enkele manier een probleem op; je creëert juist meer
problemen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan luisteren naar de heer Boomsma voor zijn tweede
termijn.
De heer Boomsma (JA21):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van onze
vragen. Met de strafbaarstelling die door het amendement-Vondeling in de
wet is opgenomen, krijgt de regering een extra instrument om op te
treden tegen een beperkte, maar heel hardnekkige groep die voor veel
problemen zorgt. Dat weet ik ook uit mijn tijd als gemeenteraadslid in
Amsterdam. Het is een groep die niet kan worden uitgezet, maar die ook
niet altijd ongewenst kan worden verklaard. Hiermee kun je daar dus wel
tegen optreden.
De strafbaarstelling van illegaliteit heeft natuurlijk ook een lange
geschiedenis. Ik herinner me dat Rutte II, inclusief de PvdA, in 2012
heeft ingestemd met het strafbaar stellen van illegaliteit. Later ging
dat dan weer niet door. Laten we kijken of het nu eindelijk wel kan
worden gerealiseerd.
Het is ook heel goed dat nu klip-en-klaar is vastgesteld dat hulp
verlenen niet strafbaar wordt en dat ook mensen zonder recht op verblijf
nog steeds hulp kunnen zoeken bij artsen of bij de politie als ze die
hulp nodig hebben, zonder dat ze die hulp ook maar enigszins hoeven te
vrezen. Hopelijk zijn daarmee veel onrust en onduidelijkheid die in de
samenleving bestonden, weggenomen. Er zijn echter ook veel mensen die
het debat niet volgen, dus ik denk dat het goed is om dit nog eens heel
goed te onderstrepen in een goede communicatiecampagne. Dank aan de
minister voor wat hij hierover heeft gezegd. Ik denk dat het ook
belangrijk is dat de Kamer hierin nog wat richting geeft en dat belang
nog eens extra onderstreept. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat bij maatschappelijke organisaties mogelijk onrust en
onduidelijkheid bestaan over de gevolgen van de strafbaarstelling van
illegaliteit;
overwegende dat het van belang is dat uitgeprocedeerde asielzoekers
duidelijk wordt gemaakt dat zij dus onder voorwaarden strafbaar worden
als zij hun terugkeer bewust frustreren;
verzoekt de regering na aanneming van deze wet een grootschalige
communicatiecampagne op te zetten gericht op drie groepen met drie
boodschappen ten aanzien van deze wet:
Eén: gericht op de groep uitgeprocedeerde asielzoekers die met deze wet strafbaar worden om ze aan te moedigen om alsnog te vertrekken;
Twee: gericht op maatschappelijke organisaties, kerken en andere hulpverleners dat zij geen risico lopen op vervolging en dus op geen enkele manier strafbaar zijn en niets te vrezen hebben van deze wet;
Drie: gericht op vreemdelingen die niet rechtmatig hier verblijven over hun recht op noodzakelijke hulp door politie of artsen, en dat zij, als ze slachtoffer zijn van uitbuiting, ook hulp kunnen zoeken en een beroep kunnen doen op de B8-procedure,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boomsma en Diederik van
Dijk.
Zij krijgt nr. 14 (36855).
Dank u wel. Mevrouw Vondeling, aan u het woord voor de tweede
termijn.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Voorzitter. Nederland wordt kapotgemaakt door de eindeloze toestroom van
asielzoekers. Kijk maar naar Ter Apel, waar het aanmeldcentrum voor
asielzoekers zit. Buschauffeurs worden bedreigd en geterroriseerd,
winkels worden leeggeplunderd en vrouwen en meisjes worden geïntimideerd
en lastiggevallen. Wat de PVV betreft is het genoeg geweest. Als het aan
ons lag, hadden we gisteren nog een asielstop ingevoerd en kwam er geen
asielzoeker meer ons land in. Desondanks steunen we de maatregelen uit
de Asielnoodmaatregelenwet en natuurlijk de strafbaarstelling van
illegaliteit, die er op initiatief van de PVV in is gekomen. Als het aan
de PVV had gelegen, waren organisaties die het vertrekbeleid saboteren
en ondermijnen, ook strafbaar geweest.
Voorzitter. Ik had nog twee vragen gesteld aan de minister. Ik heb ook
twee moties, waarvan één over de meldplicht. De minister zegt: dat is
een beetje in strijd met de novelle. Alleen, ik zie dat toch anders,
want een meldplicht betekent niet dat je hulpverleners strafbaar stelt,
maar dat ze gewoon verplicht worden om te melden, zodat we ook meer
zicht krijgen op de groep. De andere gaat over het aanpakken van
gemeenten.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat illegale vreemdelingen hier jarenlang onopgemerkt
kunnen wonen, werken en profiteren van onze publieke voorzieningen, ten
koste van de Nederlandse belastingbetaler;
overwegende dat overheidsinstanties en door de overheid gefinancierde
organisaties regelmatig signalen van illegaal verblijf ontvangen, maar
hierop geen actie ondernemen;
verzoekt de regering om alle overheidsinstanties en door de overheid
gefinancierde organisaties wettelijk te verplichten signalen van
illegaal verblijf te melden bij de bevoegde autoriteiten, zoals de
politie en de Immigratie- en Naturalisatiedienst, en hierop streng te
handhaven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vondeling.
Zij krijgt nr. 15 (36855).
Mevrouw Vondeling (PVV):
De tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat illegalen die mee willen werken aan hun vertrek naar
het land van herkomst opvang aangeboden krijgen;
constaterende dat gemeenten hiernaast ook op eigen initiatief opvang
blijven bieden aan illegalen;
overwegende dat dit een ondermijning is van het vertrekbeleid;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat geen enkele gemeente nog
opvang biedt aan illegalen en gemeenten die dit weigeren te korten op
het gemeentefonds,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vondeling.
Zij krijgt nr. 16 (36855).
De heer Van Meijeren heeft nog een vraag voor u. De heer Paternotte en
mevrouw Westerveld willen ook interrumperen, zie ik. Meneer Van
Meijeren, graag een korte vraag. We zitten helemaal aan het einde van
het debat.
De heer Van Meijeren (FVD):
Mevrouw Vondeling geeft aan dat als het aan de PVV gelegen had, we
gisteren al een asielstop hadden ingevoerd en geen asielzoeker Nederland
meer binnen zou komen. Mevrouw Vondeling weet net zo goed als ik dat dat
onmogelijk gaat zolang we in de Europese Unie blijven, omdat juist de EU
ons verplicht om asielzoekers toe te laten. Ik heb dus een hele korte
vraag: waarom is de PVV tegenwoordig niet meer voorstander van een
nexit, terwijl dat de enige oplossing is voor de
asielproblematiek?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik heb deze discussie vaker gevoerd met de heer Van Meijeren. Het is
niet de enige oplossing. We kunnen morgen gewoon al maatregelen nemen.
We kunnen op basis van artikel 72 asielzoekers aan de grens weigeren.
Duitsland doet het ook. Hongarije laat ook geen asielzoekers meer toe.
Dat kunnen we dus zeker wel.
De voorzitter:
Korte vervolgvraag, meneer Van Meijeren.
De heer Van Meijeren (FVD):
De bepaling waar mevrouw Vondeling op wijst, gaat over de grenscontroles
die nu zijn ingevoerd op basis van het Schengenverdrag. Die leiden er
echter niet toe dat asielzoekers worden teruggestuurd. Nee, als er nu
asielzoekers aan de grens worden aangetroffen, dan worden ze door de
marechaussee begeleid naar een asielzoekerscentrum. Oftewel: dit is een
voorstel dat niet toereikend is. We moeten uit de Europese Unie. Ik vind
het heel jammer dat wij een bondgenoot daarin kwijtgeraakt zijn en dat
nu ook de PVV in de EU wil blijven zitten en dus accepteert dat wij
niets meer te zeggen hebben over ons eigen asielbeleid.
De voorzitter:
Mevrouw Vondeling, ik hoorde geen vraag. Wilt u een korte reactie geven?
Nee? Oké, dan gaan we naar de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
De eerste motie van mevrouw Vondeling houdt volgens mij een meldplicht
voor heel veel organisaties in. Als zij in contact komen met mensen die
hier onrechtmatig verblijven, moeten ze dat dus melden. De minister zei
net: dat is eigenlijk precies het tegenovergestelde van wat we met de
novelle proberen te bereiken, namelijk dat mensen zich niet onveilig
voelen en dat ze niet het idee hebben dat ze vervolgd kunnen worden als
ze hulp zouden bieden aan mensen zonder papieren. Dat bereikt u wel met
die motie. Hoe reageert u dan op wat de minister zegt, namelijk dat dit
recht ingaat tegen wat we hier vandaag bespreken?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik zie dat anders. Het gaat om een plicht om te melden. Dat betekent dus
niet dat je diegene geen kop soep mag geven, maar dat je wel de plicht
hebt om te melden dat diegene illegaal is. Dat geeft ook meer zicht op
de illegalen die er zijn. We weten namelijk bijna niet hoe groot die
groep is. De schattingen lopen uiteen van 30.000 tot 60.000. Juist met
een meldplicht krijgen we meer zicht op die groep, zodat we ook kunnen
werken aan vertrek.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Wat als je iemand een kom soep geeft en dat niet meldt? Wat dan?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Nou ja, er zijn wel meer meldcodes, zoals een meldcode voor huiselijk
geweld. Dan kan er misschien een boete komen of zoiets. Dat zou nog
uitgewerkt moeten worden. Het is een voorstel aan de minister. Er zijn
meer opties dan strafrechtelijke vervolging.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Gaan we dan een soort kliklijn krijgen? Mevrouw Vondeling had het over
"signalen van illegaliteit", dus wanneer moet je nou precies melden? Wat
valt er onder haar motie?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Als een illegaal zich meldt bij een hulpverlener, kan die hulpverlener
dat inderdaad melden. Ik neem aan dat GroenLinks-PvdA ook graag zicht
heeft op de groep illegalen in Nederland.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dit lijkt me een beetje het omkeren ván. Dus als een hulpverlener
vermoedens heeft, moet die persoon dat melden? Of wat is anders precies
het criterium waarop men moet melden? Dat wordt mij namelijk niet
duidelijk aan de hand van deze motie.
Mevrouw Vondeling (PVV):
In de motie staat inderdaad: signalen van illegaliteit. Dat kan zijn dat
je in contact bent met een kennis van een illegaal of dat de illegaal
zelf bij jou een kop soep komt halen. Die hulpverleners hebben contact
met de illegalen. Dat is wat u zelf ook zegt. Op dit moment is er gewoon
geen zicht op de groep. Ik denk dat er met bijvoorbeeld een meldplicht
meer zicht op die groep kan zijn en dat er dus ook meer ingezet kan
worden op vertrek uit Nederland.
De voorzitter:
Laatste vraag, mevrouw Westerveld. Het staat iedereen vrij om een motie
in te dienen. We gaan naar de appreciatie luisteren en dan staat het u
weer vrij hoe u daarover stemt. Het is goed als u wat verduidelijkende
vragen over een motie heeft, want dat helpt natuurlijk ook bij de
discussie in de fractie, maar we komen nog over het oordeel met elkaar
te spreken bij de stemming, wil ik maar zeggen. Dat gezegd hebbende:
mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Misschien juist omdat ik weet waarom we sommige andere meldcodes hebben,
heb ik ook hier een vraag over. Het wordt vrij onduidelijk gelaten
wanneer iemand signalen van illegaliteit moet melden. Moet een
hulpverlener zich er dan eerst van vergewissen of iemand wel of niet de
juiste papieren heeft voor hij een kopje soep mag geven? Wat is het
voorstel daarover?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Hoewel ik vind dat hulpverleners die illegalen laten onderduiken ook
aangepakt moeten worden, staat dat niet in de motie. Het gaat er alleen
om dat ze het melden bij de autoriteiten, zodat de autoriteiten weten
waar illegalen zich bevinden in Nederland.
De voorzitter:
De heer Ceder heeft ook een verduidelijkende vraag aan mevrouw
Vondeling.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik stel deze vraag omdat ik spijt heb dat ik drie maanden geleden niet
extra lang heb doorgevraagd omdat ik ervan uitging dat in het parlement
bepaalde dingen zouden worden weggestemd en we hier niet zouden zitten.
Ik heb daarom toch het voornemen om door te vragen. Ik ga naar een kerk.
Daar komen geregeld mensen zonder papieren binnen. Achteraf krijgen ze
daar een broodje, koffie, thee. Vindt u dat kerken verplicht zouden
moeten zijn om dat te melden, overeenkomstig de meldcode? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ja, dat vind ik inderdaad. Illegalen zijn mensen die niet in Nederland
mogen zijn. Vaak hebben ze al meerdere keren van de rechter te horen
gekregen dat ze Nederland moeten verlaten. Het is ook niet in het belang
van illegalen om ze hier jarenlang in de illegaliteit te laten blijven.
Ik vind inderdaad dat het gemeld moet worden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel voor de helderheid. Ik weet niet of u een leeftijdsgrens in
uw motie heeft staan — dat zal ik zo lezen — maar ik ga er voor het
gemak van uit van niet. U zei al dat er naar schatting tienduizenden
mensen zijn, ook minderjarige kinderen die hier geboren en getogen zijn,
die niet de papieren hebben. Die kunnen er niet zo veel aan doen. Vindt
u ook dat leerkrachten onder deze meldcode zouden moeten gaan vallen,
zodat ook de kinderen aangemeld worden die vanuit Nederland wel gewoon
onderwijs krijgen? Dat hebben we immers geregeld met elkaar.
Mevrouw Vondeling (PVV):
U doet alsof ik iets verschrikkelijks voorstel, terwijl ik alleen maar
zeg dat ik zicht wil hebben op de groep illegalen in Nederland en daarom
een meldplicht wil invoeren. Het is ook in het belang van de illegalen
zelf dat er kan worden gewerkt aan terugkeer.
De voorzitter:
De allerlaatste vraag van de heer Ceder op dit punt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Normaal zou ik deze vraag niet stellen, maar nogmaals: een paar maanden
geleden had ik dat wel moeten doen. Mijn vraag is de volgende. Het
belast niet alleen mensen zonder papieren, maar ook de mensen die het
moeten gaan doen. Ik ben dus even naar de reikwijdte aan het kijken.
Mijn vraag, waar u geen antwoord op heeft gegeven, maar waar u vast over
heeft nagedacht, is: vallen leerkrachten op Nederlandse basisscholen
hier volgens u ook onder of niet?
Mevrouw Vondeling (PVV):
Als het aan mij ligt wel, ja.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de bijdrage van de heer Diederik van Dijk in zijn
tweede termijn.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Die
beantwoording was helder en resoluut, ondanks de verkoudheid en de
grieperigheid, als ik het zo hoorde. Ik dacht: dit debat leent zich niet
voor een grapje over het brengen van een kopje soep, maar het is u wel
gegund.
Dank nogmaals voor de beantwoording. De minister is klip-en-klaar
geweest en daar waren we ook dringend om verlegen: hulpverlening wordt
nooit ofte nimmer strafbaar, maar ook slachtoffers van mensenhandel en
gedwongen prostitutie hoeven geen angst te kennen voor het strafrecht en
toegang tot de zorg et cetera blijft intact. Ik ben ook blij met de
toezegging van de minister. Het wordt nog even onderstreept met een
motie, zodat we daar helder over gaan communiceren. Zo is er nog een
rijtje dat ik kan noemen, maar ik ben blij met de heldere beantwoording.
Er is dus geen twijfel aan de woorden van de minister, maar als
aanvulling daarop heb ik een motie om te werken aan een spoedige
invoeringstoets. De motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat strafbaarstelling van hulpverlening aan vreemdelingen
die illegaal in Nederland verblijven middels deze novelle wordt
uitgesloten;
constaterende dat er bij personen en maatschappelijke organisaties die
hulp verlenen, zorgen zijn gerezen over de vraag of zij in de praktijk
niet alsnog vervolgd zullen worden;
van mening dat hulpverlening uit het oogpunt van medemenselijkheid onder
geen beding gestraft mag worden;
verzoekt de regering om een jaar na inwerkingtreding een invoeringstoets
uit te voeren naar de werking van de wet in de praktijk, met bijzondere
aandacht voor de gevolgen voor hulpverleners, en de Kamer over de
resultaten te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Boomsma en
Rajkowski.
Zij krijgt nr. 17 (36855).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Diederik van Dijk. We gaan luisteren naar de heer Van
den Brink in tweede termijn.
De heer Bart van den Brink (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de antwoorden die wij hebben ontvangen
op de soms hele juridische vragen en op alle vragen rondom uitvoering.
Ik denk dat het goed is geweest dat we vandaag bij elkaar waren, omdat
er al een tijd lang onrust was op een aantal onderwerpen.
De minister heeft vandaag twee punten glashelder gemaakt en ook heel
scherp geformuleerd, zodat daar ook geen misverstanden meer over kunnen
zijn. Deze wet ziet enkel op en kan enkel toegepast worden op mensen die
het terugkeerproces hebben doorlopen en niet terug willen en dat
frustreren. Daarnaast kan de aanpassing die vandaag voorligt op geen
enkele manier een hulpverlener of maatschappelijke organisatie strafbaar
stellen, nu niet en in de toekomst niet.
Ik vind het goed dat de minister in antwoord op vragen van ons, SGP en
JA21 aangeeft dat hij in gesprek zal gaan met de organisaties om dat
verder te blijven communiceren en de zorgen weg te nemen, en dat hij de
uitleg van deze wet en de toepassing daarvan zwart-op-wit zal
communiceren. Dit maakt dat hiermee voor het CDA duidelijke grenzen zijn
gesteld aan de strafbaarstelling zoals we die eerder hadden en hoe die
nu zal worden. Het is niet de persoon of het ontbreken van de
verblijfsstatus die strafbaar is, maar uitsluitend de handeling van het
zich verzetten tegen een terugkeerbesluit. Dat maakt dat het CDA deze
novelle zal steunen en daarmee ook de Asielnoodmaatregelenwet, als deze
wordt aangenomen in de Tweede Kamer.
Tot slot wil ik mijn dank uitspreken aan alle hulpverleners en
maatschappelijke organisaties die samen met ons vanaf voor de zomer
hebben opgetrokken om de strafbaarstelling van medemenselijkheid
onmogelijk te maken. Hun bijdrage aan het helpen van de meest kwetsbare
mensen in onze samenleving verdient alle steun. Ik hoop dat dat ook in
de toekomst gewaardeerd zal blijven op allerlei wijzen.
Ik dank de minister ook voor de duidelijkheid die hij vandaag gegeven
heeft. Deze minister heeft direct na de aanname van het amendement voor
de zomer persoonlijk al laten zien dat voor hem de grens bij
medemenselijkheid ligt, zoals hij ook toen al heeft verwoord en ook
vandaag weer heeft laten zien. Dank daarvoor. Wij kunnen op deze manier
met deze wet nu verder met de noodzakelijke aanpassing van ons
asielstelsel. Als de Asielnoodmaatregelenwet wordt aangenomen, zal dat
een significante bijdrage leveren aan het hervormen van ons
asielstelsel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil naar de bijdrage van de heer Van Meijeren in zijn
tweede termijn.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ook namens mij dank voor de beantwoording, hoe onbevredigend die ook
was. Eén aspect dat onderbelicht is gebleven, is het feit dat de
uitzetting van mensen die illegaal in Nederland verblijven, vaak
gefrustreerd wordt door de landen van herkomst, omdat zij weigeren
mensen terug te nemen. Daarom pleit FVD er al jarenlang voor om als
regering wat meer powerplay in te zetten om die medewerking af te
dwingen. Zolang dat niet gebeurt, is in ieder geval van belang — dat
wordt ook bevestigd door de commissie-Van Zwol in een rapport uit 2019 —
dat illegalen die vrijwillig meewerken aan vertrek, vrijwel altijd terug
kunnen. Als een illegaal vrijwillig meewil, dan werken landen van
herkomst daar eigenlijk altijd aan mee. Dat zou ook het grote belang
zijn van het strafbaar stellen van illegaliteit, omdat mensen die
eenmaal vastgezet kunnen worden, op dat moment ook tot inkeer kunnen
komen en wel besluiten om vrijwillig mee te werken.
Nu heb ik bij het rondetafelgesprek vorige week aan de Dienst Terugkeer
en Vertrek gevraagd of hij kan bevestigen dat het voorkomt dat
vreemdelingen die weigeren mee te werken aan vertrek, besluiten om toch
mee te werken op het moment dat hun de vrijheid wordt ontnomen. Dat kon
de heer Bosch bevestigen, maar de precieze cijfers van hoe vaak dat nou
voorkomt, had hij niet paraat. Hij gaf aan dat hij daar nog achteraan
zou gaan en dat ik die vraag vandaag opnieuw zou kunnen stellen. Dus bij
dezen de vraag: hoe vaak komt het voor dat vreemdelingen op het moment
dat zij worden vastgezet tot inkeer komen en besluiten om toch mee te
werken, omdat ze nu eenmaal liever een vrij mens zijn in hun land van
herkomst dan dat ze in Nederland opgesloten zitten?
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn.
Ik tel negen moties. Heb ik het goed bijgehouden? Ja, ik heb negen
moties en een enkele vraag. U heeft de moties nog niet, denk ik. Zijn de
moties er? Nee. Dan schors ik voor een enkel moment. Als iedereen de
moties heeft, gaan we luisteren naar de beantwoording van de minister in
tweede termijn. Ik schors voor een enkel moment en vraag iedereen in de
zaal of in de buurt te blijven.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit debat. Mag ik vragen om weer wat stilte in de zaal,
alstublieft, ook hier bij de leden? Ja, het is een lange dag. Ik heb
overigens bewondering voor alle geïnteresseerden die deze hele dag
volgen. We gaan luisteren naar de beantwoording van de minister in
tweede termijn. Er is nog een enkele vraag gesteld en we hebben negen
moties. De amendementen zijn dus al eerder geapprecieerd. De
minister.
Minister Van Weel:
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in tweede
termijn. Laat ik beginnen met de vragen. Ik zal dat vrij kort doen, ook
gelet op de tijd.
De heer Ceder vroeg naar terugkeerbeleid, met niet alleen de focus op
Marokko, maar bijvoorbeeld ook op andere landen in Noord-Afrika. Daar
heeft hij helemaal gelijk in. We zijn daar ook mee bezig. Er is ook echt
goed nieuws te melden over een aantal doorbraken die we in het afgelopen
jaar hebben gehad met een aantal landen. Niet over alles kunnen we even
transparant zijn omdat het soms voor deze landen ook heel gevoelig ligt:
dat zij nu wel actief met ons samenwerken aan terugkeer. Ik ga echter
wel kijken op welke manier ik uw Kamer daarover iets scheutiger kan
informeren. Dat geldt ook voor de terugkeerhubs en hoe we die gaan
inrichten. Dat zeg ik ook tegen de heer Van Meijeren. Het is inderdaad
een carot-and-stickmethode. In sommige gevallen helpt het om iets in het
vooruitzicht te stellen. In andere gevallen moet er druk worden
uitgeoefend om meer voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Rajkowski vroeg naar de uitvoering en hoe we daar de komende
periode mee omgaan. Ik heb al gezegd: ikzelf en mijn ambtenaren gaan met
die organisaties rond de tafel om te kijken hoe we dit op een goeie
manier aan elkaar kunnen binden.
Dat is meteen ook een antwoord op de vraag van de heer Paternotte. Die
zei: snappen de diensten het dan niet, als zij zeggen dat er zo veel
meer werk uit voortkomt? Ik denk dat dat echt komt door de mist in dit
proces, waarin we begonnen met een amendement waarvan mensen de
reikwijdte niet konden overzien. Inmiddels ben ik er door de inkadering
van overtuigd — daarom kan ik het nu ook met overtuiging verdedigen —
dat wat hier onder de streep overblijft van de mensen die hierdoor
worden geraakt, uiteindelijk een behapbare hoeveelheid is. Het gaat
bovendien ook die diensten helpen om in bepaalde gevallen, waarin ze nu
niet iets kunnen doen, toch wat te kunnen doen. Laat me dan toch nog een
paar voorbeelden geven van zaken die vallen onder de drempel van die
ongewenstverklaring maar die wel kunnen leiden tot vervolging volgens
artikel 108a. Dat is één: verzet tegen de politie. Twee: dat is
bijvoorbeeld overtreding van de gedragsaanwijzing bij huiselijk geweld.
Het kunnen discriminatoire uitlatingen zoals groepsbelediging zijn. Het
kan bijvoorbeeld ook huisvredebreuk zijn. Dat zijn allemaal zaken die
niet raken aan de zwaarte die nodig is voor ongewenstverklaring, maar
die wel kunnen leiden tot overlastgevend gedrag en ook aanleiding kunnen
geven tot vervolging.
Nog even het volgende. In voorkomend geval …
De heer Paternotte (D66):
Mag ik even, aangezien de minister toch even in een hoestbui zit? Over
die uitvoeringsorganisaties. De minister zei: ik denk dat hun beeld is
ontstaan door de mist in het proces; dat hebben we nu ingekaderd. Vorige
week hebben we hier echter die rondetafel gehad. Die ging over de
novelle en die ging over het amendement van mevrouw Vondeling. Evengoed
zeggen zij daarvan: er zal steeds nagelopen moeten worden hoe mensen in
het terugkeerproces zitten. Dat betekent gewoon extra werk. De KMar en
de politie hebben het hierbij ook over extra werk en
verdringingseffecten. Kan de minister daar dan tenminste nog inhoudelijk
op ingaan? Dat heeft natuurlijk niets te maken met ruis in het proces.
Dat zijn dingen die ze in de Eerste Kamer en hier in de Tweede Kamer
over deze novelle, dit voorstel, hebben aangegeven.
Minister Van Weel:
Ja, zeker. Daarom ga ik ook nog in gesprek met die organisaties en gaan
we ervoor zorgen dat we daar een werkbare uitkomst voor vinden. Als ik
uiteindelijk die 100 tot 300 zaken als premisse neem — dat wordt niet
bestreden — en je pelt die dan af naar die organisaties, dan gaan we
daar echt uit komen. Daar ben ik van overtuigd. Het gaat geen zware,
ingrijpende, gevolgen hebben voor de capaciteit. Normaals, je moet dat
wel goed inregelen. Met "goed inregelen" bedoel ik bijvoorbeeld: wat is
nou het proces op het moment dat de politie iemand aantreft? Ook nu al
doen zij bijvoorbeeld een overdracht met de AVIM, de
Vreemdelingenpolitie. Wat doen zij dan in zo'n geval om iemand te horen,
als die al door de hele terugkeerprocedure heen is? Gaat die dan weer
terug, en moet de politie dan aangifte doen? Waar ligt dat extra werk
dan? Dat zijn allemaal zaken die we inderdaad moeten uitwerken en dat
gaan we ook doen. Vooruitlopend op de reactie op wat de heer Diederik
van Dijk in zijn motie zette, kan ik toezeggen dat we ook gaan werken
aan een uitvoeringstoets. Daarbij kunnen we nou juist dit soort aspecten
aan de orde laten komen en daar zijn al die organisaties bij. Nee, ik
wil dus niks bagatelliseren. Ja, ik denk wel dat we vanuit verschillende
startposities en meningen over wat dit amendement behelsde, zijn
begonnen. In een ander proces hadden we dit misschien anders
aangevlogen. Ik heb in ieder geval voor mezelf nu meer helderheid hoe
dat gaat landen. Daarover ga ik in gesprek met die organisaties.
De heer Paternotte vroeg nog naar de capaciteit van de DJI. Ik zei het
in mijn inbreng: we hebben een groot probleem met de capaciteit van de
DJI. Tegelijkertijd geldt dat niet alleen voor dit wetsvoorstel, maar
voor elk wetsvoorstel dat wij de komende jaren hier in de Kamer gaan
behandelen. Als dat leidt tot een verhoging van het beslag op de DJI, is
dat een knelpunt. Dat wil niet zeggen dat we daarmee de komende jaren
geen wetgeving kunnen aannemen die leidt tot strafverzwaringen waar dan
ook. Dat zou niet de uitkomst mogen zijn. De uitkomst zou moeten zijn
dat er gezocht wordt naar oplossingen voor de DJI-capaciteit. Ik zou het
niet zozeer willen betrekken op het kleine beslag dat dit individuele
wetsvoorstel erop gaat leggen, maar meer op de algemene problematiek die
we bij de DJI kennen.
Dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 9: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9: oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 10 wil ik ontraden. Het gaat om gevoelige
persoonsgegevens. Het wordt ook niet helemaal duidelijk wat we moeten
delen op basis van deze motie. Ik heb melding gemaakt van de
persoonsgerichte aanpak die speelt. Mevrouw Mona Keijzer is vandaag in
Ter Apel om daar weer over te spreken. Ik kan u wel toezeggen dat dit
wordt meegenomen in een brief over hoe de persoonsgerichte aanpak
eruitziet en welke rol gegevensdeling daarin speelt, maar de motie in
deze vorm moet ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 10: ontraden.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 11: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 11: oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 12: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 12: oordeel Kamer.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 13, van de heer Paternotte, ontraad ik. Het belang
van het kind is wel degelijk meegenomen in dit wetstraject, langs de
lijnen van de Kinderrechtentoets. Daarnaast ziet dit wetsvoorstel niet
op minderjarige kinderen, maar op meerderjarigen. Ik wil de verdere
vertraging in de Asielnoodmaatregelenwet waartoe het zou leiden als we
nog een aanvullende toets doen, niet oplopen. Ik acht het ook niet
nodig, gelet op de beperkte belangen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 13 is ontraden.
De heer Paternotte (D66):
Ik noemde net al die organisaties die heel kritisch zijn op de wet, maar
ik heb toen niet de Inspectie Justitie en Veiligheid genoemd. Die zegt
dat er geen Kinderrechtentoets is uitgevoerd. De minister zegt van wel.
Wat ziet de Inspectie Justitie en Veiligheid hier dan niet?
De voorzitter:
De minister heeft dit beantwoord. Ik heb het antwoord gehoord. Minister,
kunt u het nog een keer zeggen?
Minister Van Weel:
Ik heb letterlijk gezegd dat wij de kinderrechten hebben meegewogen bij
de opstelling van het wetsartikel. Het is niet zo dat er bij elk
wetsvoorstel standaard een Kinderrechtentoets in zijn volle omvang wordt
gedaan. Dat gebeurt met name bij wetgeving die minderjarige kinderen
specifiek betreft. Dat is hier niet het geval. Ik denk dus dat we het
voldoende hebben meegewogen. Vandaar mijn oordeel.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 13 is ontraden. De motie op stuk nr. 14.
Minister Van Weel:
Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 14: oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 15.
Minister Van Weel:
Ontraden, met verwijzing naar het debat.
De voorzitter:
Ontraden. De motie op stuk nr. 16.
Minister Van Weel:
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 16, met verwijzing naar de
keuzes die dit kabinet heeft gemaakt met betrekking tot de regelingen.
Daar gaan we geen verdere wijzigingen in doen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 16 ontraden. De laatste motie.
Minister Van Weel:
De motie op stuk nr. 17: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 17: oordeel Kamer. De heer Ceder, wilt u iets
zeggen naar aanleiding van de appreciatie van de moties?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee, ik heb een openstaande vraag. Ik heb gevraagd om toe te zeggen dat
bij de ontwikkeling van de terugkeerhubs niet alleen gekeken wordt of
prioritering gegeven zou kunnen worden aan overlastgevers, maar ook hoe
je specialistische zorg, die vaak transcultureel is en die we hier niet
kunnen bieden, mede met andere landen kunt ontwikkelen.
De voorzitter:
Er is nog een openstaande vraag van de heer Ceder.
Minister Van Weel:
Ik heb een open toezegging gedaan dat ik zou informeren naar zowel
landen van terugkeer als terugkeerhubs. Daar komt dit dus in mee.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, mist u nog een antwoord op een vraag?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja. Ik wil heel graag onder de motie op stuk nr. 13. Volgens mij vond de
heer Paternotte dat goed. Ik heb ook nog een opmerking aan de minister
over de Kinderrechtentoets. Ik heb een tijd geleden het andere debat
gedaan, dat specifiek over kinderrechten ging. De hele Kamer gaf aan
kinderrechten belangrijk te vinden en het belangrijk te vinden dat er
een toets wordt gedaan. Dat betreft dus de formele Kinderrechtentoets
zoals de Ombudsman die uitvoert. Ik vind het dus onbegrijpelijk dat de
minister nu zegt: bij deze wet doen we dat niet.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld wenst de motie op stuk nr. 13 van de heren Paternotte
en Ceder mede te ondertekenen en maakte daarbij een opmerking. Dat
hebben we hierbij administratief geregeld.
Mevrouw Vondeling heeft nog een vraag over de appreciatie van een
motie.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Nee, ik wil eigenlijk alleen even vragen naar de stemmingen. Wanneer
wordt over de wet gestemd? Ik zou namelijk graag dinsdag over de
amendementen willen stemmen en donderdag over de wet, als dat kan.
De voorzitter:
Daar wilde ik eigenlijk mee afronden. Zijn er andere punten over moties?
Zijn er nog openstaande vragen?
De heer Van Meijeren (FVD):
Ja. Ik heb in mijn tweede termijn expliciet gevraagd naar cijfers over
het aantal vreemdelingen dat eenmaal in detentie besluit om toch mee te
werken aan vertrek. De vraag aan de minister is of hij die cijfers
paraat heeft. Als hij die niet paraat heeft, zou hij die later dan nog
aan de Kamer kunnen doen toekomen?
Minister Van Weel:
Voor nu kan ik zeggen dat het erop lijkt dat ongeveer voor 10% van de
gevallen specifiek de detentie het verschil nog maakt in het mee willen
werken. Ik wil wel kijken of we daar in de volgende reguliere brief iets
meer cijfers aan kunnen wijden.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit
wetgevingsoverleg over de Novelle aanpassing strafbaarstelling illegaal
verblijf. In de regel zouden wij na het reces over dit wetsvoorstel
stemmen. Als u dat eerder of op een ander moment wilt doen, is het goed
als u daar contact over heeft met elkaar. Het is de bedoeling dat we dat
in een regeling van werkzaamheden aan de Kamer voorleggen. De Kamer
besluit, want die gaat over haar eigen orde. Als u het eerder wilt, nog
voor het kerstreces, zult u daarover met elkaar tot overeenstemming
moeten komen. Dan is het aan iemand van u om dat morgen voor te stellen
in de regeling van werkzaamheden. Meneer Ceder heeft daar een vraag
over.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij leeft bij velen dezelfde gedachte. Wij hebben de Griffie al
gevraagd naar de mogelijkheden. Eventueel kan er woensdag gestemd worden
over de amendementen. Dat kan dinsdag niet in verband met de komst van
iemand uit het buitenland; volgens mij is dat nu openbaar. Woensdag kan
er gestemd worden over de amendementen en donderdag over de wet. Het is
volgens mij een wens van velen om eerst te stemmen over de amendementen
en dan over de wet. Die wens delen wij. Dat is volgens mij iets wat nu
al in gang wordt gezet.
De voorzitter:
Het is heel fijn dat u daar met elkaar overeenstemming over heeft. Dat
zou u morgen in de regeling van werkzaamheden moeten bekrachtigen met
een uitspraak van de Kamer. Dan zullen we, als dat voorstel op die
manier doorgaat, woensdag over de amendementen stemmen en donderdag over
het wetsvoorstel.
Dat gezegd hebbende dank ik allereerst onze gast, de minister, voor zijn
bijdrage aan dit debat. Ik dank natuurlijk alle geïnteresseerden op de
tribune en elders voor hun uithoudingsvermogen en hun interesse in dit
belangrijke debat. Ik dank de leden voor hun diepgravende vragen. Ik
dank natuurlijk ook de Griffie en de ondersteuning, voor wie zo'n
wetgevingsoverleg toch een klus is. Heel veel dank daarvoor. Ik wens u
allen een hele fijne avond en sluit hierbij de vergadering.
Sluiting 16.52 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
|---|