[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzamelbrief Mkb-Financiering

Bedrijfslevenbeleid

Brief regering

Nummer: 2025D52422, datum: 2025-12-16, bijgewerkt: 2025-12-16 13:48, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32637 -742 Bedrijfslevenbeleid.

Onderdeel van zaak 2025Z22150:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Tijdens de recente debatten over de Staat van de Economie en het Midden- en kleinbedrijf is aandacht besteed aan de toegang tot financiering voor ondernemers en het functioneren van de non-bancaire financieringsmarkt. Met deze brief geef ik uitvoering aan de daaruit voortvloeiende moties en toezeggingen.

1. Toegang tot financiering

Op 9 september is de motie van de leden Sneller-Postma1 aangenomen die verzoekt ‘om de voorstellen uit het Code-V-rapport over te nemen en toe te passen’. In mijn appreciatie van de motie heb ik het belang van het Code-V-rapport benadrukt en aangegeven dat ik mij richt op de aanbevelingen die binnen mijn verantwoordelijkheid als minister van Economische Zaken vallen2. In het volgende gedeelte van de brief geef ik uitvoering aan de motie door toe te lichten hoe ik de aanbevelingen heb gewogen en welke acties daaruit volgen.

Data en monitoring

Conform de Code-V-aanbeveling (en de motie White3) laat ik de toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers monitoren. De aanbeveling om genderspecifieke financiële data bij te houden en te delen, neem ik dus geheel over, zoals eveneens vermeld in mijn Kamerbrief Mkb-financiering4. Ik heb toen overigens wel de kanttekening geplaatst dat ik om onderzoekstechnische redenen niet kan voldoen aan de wens tot jaarlijkse monitoring. Wel worden beschikbare data over meerdere jaren gebundeld, hetgeen een methodologisch gedegen alternatief biedt voor jaarlijkse monitoring. In bijlage 1 deel ik de resultaten.


Begeleiding bij het benutten van financieringsmogelijkheden

Het Code-V-rapport beveelt (naast het verzamelen van data) aan om een helder financieringspad te creëren dat aansluit bij de verschillende groeifasen van ondernemingen. Deze aanbeveling tot toegankelijke informatievoorziening voor vrouwelijke ondernemers onderschrijf ik volledig. Om hier concreet invulling aan te geven, zet ik in op de FinancieringsGids, die speciaal is gericht op ondernemers met een behoefte aan vreemd vermogen tot circa €1 miljoen. Om ervoor te zorgen dat vrouwelijke ondernemers zich op een herkenbare wijze aangesproken voelen door de Gids, wordt er extra aandacht besteed aan het tonen van een diverse groep ondernemers in promotiecampagnes en media-uitingen (zoals in de ondernemersverhalen). Daarnaast is er uitgebreid stil gestaan bij toegankelijk taalgebruik, zodat de Gids bereikbaar is voor iedere ondernemer. Ik moedig Code-V dan ook aan vrouwelijke ondernemers warm door te verwijzen richting de FinancieringsGids en hen te wijzen op de verscheidenheid aan mogelijkheden die de Gids biedt, zodat we gezamenlijk de financieringskansen voor vrouwelijke ondernemers kunnen vergroten.

Start- en scale-ups, die vaker op zoek zijn naar financieringsvormen van eigen vermogen, vallen hier echter deels buiten. Voor deze groep is er een duidelijke financieringsroute beschikbaar, zo laat de meta-evaluatie van het risicokapitaalinstrumentarium5 zien. De financieringslijn loopt van de Vroegefasefinanciering en het Innovatiekrediet in de vroegere fase, via de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROMs), naar Invest-NL in de latere fase en uiteindelijk private investeerders. Deze private investeerders worden op hun beurt gestimuleerd om in startups te investeren via de SEED capitalregeling. Daarnaast ontstaan er steeds meer private initiatieven die kapitaal verstrekken aan vrouwelijke ondernemers die zich richten op kennisdeling en mentoring. Het brede aanbod aan instrumenten en de vele financiers die in verschillende groeistadia actief zijn, biedt dus veel mogelijkheden.

Tegelijkertijd kunnen die mogelijkheden vragen oproepen bij ondernemers over waar zij het beste terechtkunnen. Daarom vind ik het goed dat Code-V een roadmap heeft gelanceerd die deze groep helpt overzicht te krijgen over de bredere set aan beschikbare financieringsmogelijkheden in verschillende fases.

Naast dat ondersteuning nodig is bij aanvragen, is het minstens zo belangrijk dat ondernemers in een eerder stadium beschikken over de kennis en het inzicht om de juiste financieringskeuzes te maken. Een mooi voorbeeld van hoe deze kennisdeling in de praktijk vorm krijgt, is de organisatie door Code-V van de Finance Friday-evenementen. Door kennis en ervaring uit bijvoorbeeld de praktijk van RVO te delen, krijgen vrouwelijke ondernemers beter inzicht in de financieringsmogelijkheden die hun groei kunnen ondersteunen. Deelnemers ontdekken hier hoe regelingen zoals het Innovatiekrediet, de WBSO, Vroegefasefinanciering (VFF), DHI en diverse internationale programma’s kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun onderneming.

In het verlengde daarvan zet RVO zich met de campagne ‘Groei over Grenzen’ specifiek in voor vrouwelijke ondernemers met internationale ambities. De focus ligt op het toegankelijker maken van financiering, informatie, handelsmissies en netwerkmogelijkheden. Met deze campagne worden vrouwelijke ondernemers gestimuleerd hun horizon te verbreden en nieuwe markten te verkennen.

Financiële stimuleringsmaatregelen

Gezien de behoefte aan meer kansen voor vrouwelijke ondernemers, doet Code-V de oproep tot een fiscale regeling en een speciaal fonds. Dit fonds zou uitsluitend in vrouwelijke ondernemers investeren en rechtstreeks door de overheid worden ingericht.

Hoewel ik begrijp dat Code-V voorstellen doet om de kansen voor vrouwelijk ondernemerschap te vergroten, laat het door mij bij het CBS uitgevoerde onderzoek naar de toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers zien dat de kern van het probleem elders ligt. Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen doet zich namelijk niet voor bij de beoordeling van aanvragen, maar in de fase daarvoor (zie bijlage 1). Zodra een aanvraag is ingediend, ligt het succespercentage van vrouwelijke ondernemers met 89% nagenoeg gelijk aan dat van mannelijke ondernemers (90%). In de fase daarvoor zijn de verschillen groter: 59% van de mannelijke ondernemers met een financieringsbehoefte diende een aanvraag in, tegenover 47% van de vrouwelijke ondernemers (zie bijlage 1).

De grootste verbetering in de toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers kan worden bereikt door het aantal vrouwen dat daadwerkelijk een aanvraag indient te vergroten, in plaats van te focussen op een specifiek fonds of fiscale regeling. Bovendien wordt bij de inzet van fiscale regelingen uitgegaan van gelijke toegankelijkheid, zonder onderscheid des persoons.

Vandaar dat een gerichte aanpak in deze fase waarschijnlijk het meeste effect heeft, zoals Invest-NL bijvoorbeeld doet. Binnen het gehele financieringstraject zet de organisatie zich in om de toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers te verbeteren. Zo wordt er onderzocht of onderdelen van het eigen investeringsproces mogelijk belemmerend werken voor vrouwelijke ondernemers en verzamelt het sinds eind 2024 aanvullende data om dit beter te begrijpen en te verbeteren. Tevens zijn diversiteit en inclusiviteit binnen het investeringsbeleid vast verankerd: bij elke financiering worden hierover afspraken gemaakt met founders en fondsmanagers. Sinds kort geldt daarbij de bepaling dat minimaal 33% van de management- en bestuursposities wordt ingevuld door vrouwen. Daarnaast lanceert Invest-NL het Diverse Manager Programme, een investeringsinitiatief van €50 miljoen om diversiteit in de venture capital-sector te bevorderen.

Taskforce en de rol van de overheid

Het laatste punt dat Code-V voorstelt is het aanwijzen van een taskforce of gezant die als aanjager kan optreden. Ik begrijp de drijfveer achter deze suggestie, maar zie dat Code-V zelf al een belangrijke rol vervult in het vergroten van bewustwording en het stimuleren van actie binnen de sector.

Dit ontslaat de overheid vanzelfsprekend niet van haar verantwoordelijkheid om oog te houden voor inclusiviteit in de beleidsontwikkeling en bij te dragen aan een gelijk speelveld waar dat nodig is. Vanuit het ministeries van EZ, BZ en Financiën is bij de oprichting van Code-V een opstartsubsidie verstrekt om dit proces te ondersteunen. In de huidige fase lever ik mijn bijdrage in de vorm van in-kind-ondersteuning, bijvoorbeeld via een vertegenwoordiger van EZ in de raad van Code-V, hoogambtelijke aanwezigheid bij Code-V-bijeenkomsten, het zichtbaar maken van Code-V en het streven naar evenwichtige man/vrouw-verhoudingen bij de programmering van panels en bijeenkomsten die EZ zelf organiseert. Verder ga ik binnenkort met Code-V in gesprek, met als doel zicht te houden op ontwikkelingen en te beoordelen waar mijn betrokkenheid verder relevant kan zijn.

Daarnaast stimuleer ik de toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers via de financieringsinstrumenten van EZ, zoals de Seed Capital, de ROMs en Qredits. Binnen de Seed Capital-regeling wordt structureel geborgd dat vrouwelijke ondernemers onder gelijke voorwaarden kunnen deelnemen aan beschikbare financiering. De ROMs zijn betrokken bij Code-V door zowel het ondertekenen van de Code-V als via de bestuurlijke rol die ROM InWest namens alle ROMs binnen Code-V vervult.

Qredits dat zich gecommitteerd heeft aan Code-V, breidt de coachpool uit met vrouwelijke coaches. Daarnaast voert Qredits in 2025–2028 een nieuw programma uit voor o.a. vrouwelijke ondernemers vanuit een kwetsbare achtergrond, zoals alleenstaande moeders of vrouwen in een bijstandsituatie, om hen te helpen met het ondernemerschap.


Ervaringen van ondernemers met een migratieachtergrond bij toegang tot krediet

Tijdens het commissiedebat Midden- en kleinbedrijf heb ik het lid Thijssen toegezegd in gesprek te gaan met ondernemers met een migratieachtergrond over hun ervaringen met het verkrijgen van financiering6. Hieronder geef ik u inzicht in de resultaten van deze gesprekken, waarmee ik uitvoering geef aan de motie.

Enkele ondernemers gaven aan dat het verkrijgen van financieren bij banken uitdagend kan zijn. In het verlengde daarvan blijkt de bekendheid met non-bancaire kredietverstrekkers bij de gesproken ondernemers nog beperkt, terwijl deze financiers mogelijk voor hen een uitkomst kunnen bieden. Daarnaast zijn er zorgen geuit over mogelijke discriminatie of vooroordelen.7

Tegelijkertijd is dit beeld niet eenduidig. Mijn departement heeft ook ondernemers met een migratieachtergrond gesproken die vrijwel geen belemmeringen ondervonden bij het verkrijgen van financiering. Ik neem alle signalen, inclusief de zorgen over vooroordelen, zeer serieus. Een deel van deze ervaringen heeft een bredere maatschappelijke achtergrond die ik niet alleen kan wegnemen. Wel blijf ik in gesprek met ondernemers en zet ik via onder meer Qredits en de FinancieringsGids in op het vergroten van de toegankelijkheid van financiering.

2. Versterking non-bancaire financieringsmarkt

Toekomst SMF en oprichting Finankeur

Waar ik in de vorige paragraaf inging op de toegankelijkheid van financiering, geldt dat deze pas betekenis krijgt binnen een professionele en betrouwbare financieringsmarkt. Hierin speelt de non-bancaire financieringsmarkt een belangrijke rol.

De non-bancaire sector is de afgelopen jaren sterk geprofessionaliseerd, mede dankzij de Stichting MKB Financiering (SMF). In samenwerking met de overheid en de markt ontwikkelde SMF gedragscodes met keurmerken die zorgen voor transparante voorwaarden, verplichte BKR-toetsing en onafhankelijke klachtenafhandeling via Kifid.

Toch is verdere versterking nodig: een deel van de markt is nog niet aangesloten, ondernemers kennen het keurmerk onvoldoende en het toezicht kan steviger. In gesprekken met SMF over sterkere controlemechanismen – waarmee ik uitvoering geef aan motie Van Meetelen8 – is bevestigd dat er ruimte is om het stelsel verder te professionaliseren. Daarom richt de sector een nieuwe, onafhankelijke stichting op onder de projectnaam Finankeur. Onder leiding van een kwartiermaker neemt Finankeur per 1 januari 2026 de gedragscodes over en intensifieert het de audits en kwaliteitscontroles. Daarna volgt een sectorpact, waarin financiers zich gezamenlijk committeren aan hogere standaarden voor transparantie, zorgplicht en naleving. Ik steun dit van harte, vandaar dat ik 2 miljoen euro beschikbaar stel ter ondersteuning van de reeds opgerichte onafhankelijke organisatie. Dit doe ik met de vrijgevallen middelen van de afgebouwde Groeifaciliteit, conform de motie Flach9, die mij opriep deze middelen in te zetten ten behoeve van mkb-financiering. Met deze inzet van middelen wordt het vertrouwen in de non-bancaire markt vergroot en de basis gelegd voor een duurzame ontwikkeling van financieringsmogelijkheden voor ondernemers.

De subsidie bouwt jaarlijks af en verwacht toenemende private bijdragen. En hoewel het zeker niet mijn voorkeur heeft, kan ik wetgeving niet uitsluiten als over drie jaar blijkt dat zelfregulering tekortschiet.

Met deze inzet onderstreep ik de lijn dat het initiatief en de verantwoordelijkheid primair bij de sector zelf liggen. De rol van de overheid is faciliterend en voorwaardenscheppend, en blijft terughoudend zolang de markt aantoonbaar voortgang boekt.

Toegankelijkheid van het Frauderegister voor non-bancaire financiers

Bij een goed functionerende markt hoort dat non-bancaire financiers bijdragen aan een fraudebestendige werking daarvan, omdat dit ook in hun eigen belang is. Ik heb daarom, conform mijn toezegging (TZ202509-070), contact gezocht met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om te kijken op welke manier non-bancaire financiers deel kunnen nemen aan het Frauderegister.

 

De voorwaarden en voorschriften voor deelname aan dit frauderegister zijn opgesteld door verschillende branches uit de financiële sector en goedgekeurd door de AP via het PIFI-protocol. Dit is dan ook een privaat initiatief; ik kan niet anders dan hier een faciliterende rol in innemen.

 

Bij deelname aan het frauderegister moet voldaan worden aan de eisen van de AVG, zodat persoonsgegevens op een veilige en transparante manier worden verwerkt. De AP speelt hierbij een sleutelrol, aangezien zij de naleving van de AVG waarborgt. Het PIFI-protocol voorziet er op dit moment in dat de AP toeziet op de naleving van de AVG door de deelnemers.

 

Gezien het belang van privacybescherming is het raadzaam de hernieuwde toetsing van het PIFI-protocol, die loopt tot 1 april 2026, af te wachten. Deze toetsing geeft inzicht in de werking van het protocol en in de consequenties voor non-bancaire financiers. Na afronding kunnen de betrokken partijen bepalen welke aanvullende vereisten en waarborgen nodig zijn om hun deelname aan het frauderegister mogelijk te maken.


Samenwerking met de sector

Het laatste punt dat ik wil benoemen in het kader van mijn toezeggingen ter versterking van de non-bancaire financieringsmarkt, is de samenwerking binnen de sector. In mijn vorige mkb-financieringsbrief10 van 4 september heb ik toegezegd dat in 2024-2025 een pilot zou worden uitgevoerd om de dataverzameling over de mkb-financieringsmarkt te verbeteren.

Op 9 december is het eindrapport Uitvraag mkb-financiering door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd (zie bijlage 2). Het rapport, dat mede op verzoek van het Nederlandse Comité voor Ondernemerschap tot stand kwam, is ontwikkeld in samenwerking met SMF, de Nederlandse Vereniging van Banken/ABN Amro Bank, DNB en mijn ministerie. De uitvraag biedt een completer beeld van de mkb-financieringsmarkt en wordt volgend jaar herhaald, met de intentie om dit structureel te doen. Er moet echter onderzocht worden hoe de juridische en organisatorische vraagstukken hiervoor kunnen worden ingericht. Ik zal uw Kamer over de voortgang hiervan op de hoogte houden.

Daarnaast wil ik ingaan op de toezeggingen rond zekerheden11. Mijn ambtenaren hebben, samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid, een constructief gesprek gevoerd met SMF over knelpunten rondom zekerheden bij mkb-financiering. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft hierbij hun lopende traject toegelicht: het voorstel om het pandrecht op enkele punten verder te actualiseren, waaronder het wettelijk faciliteren van de digitalisering van de registratie van een stil pandrecht. SMF heeft aangegeven deze ontwikkelingen aan te moedigen. Op 9 december is de motie Flach aangenomen12, waarin wordt gevraagd de concrete belemmeringen voor niet-bancaire financiers in kaart te brengen en per belemmering te verkennen op welke wijze verbeteringen in het zekerhedenrecht kunnen worden gerealiseerd. Ik informeer uw Kamer over de uitwerking hiervan in het tweede kwartaal van 2026.

Overig

Graag informeer ik u over de planning van de komende brieven. De motie van de leden Dassen en Martens-America13 verzocht de regering om, gelijktijdig met de kabinetsreactie op het eerder dit jaar verschenen Dialogic-rapport (opgesteld naar aanleiding van de moties De Jong c.s.14 en Van der Graaf/Stoffer15), varianten en opties voor een fiscale stimuleringsregeling voor startups nader uit te werken en met uw Kamer te delen. Op dit moment wordt nog nader data verzameld die benodigd zijn voor een goede onderbouwing t.a.v. de kabinetsreactie en de uitwerking van de varianten en opties. Deze informatie wil ik benutten bij het informeren van uw Kamer.

Aanvullend is 9 december de motie Vermeer aangenomen, waarin wordt gevraagd een fiscale stimuleringsmaatregel voor het mkb uit te werken. Ik wil de aanvullende data en de beantwoording van de motie Vermeer integraal meenemen in de kabinetsreactie op het Dialogic-onderzoek en de beantwoording van motie Dassen/Martens-America. Dit is echter niet mogelijk vóór het einde van dit jaar. Mijn verwachting is dat de uitwerking tegen het einde van het eerste kwartaal van 2026 aan uw Kamer kan worden toegezonden.

Tot slot verschijnt begin 2026 de nieuwe Financieringsmonitor, gevolgd door de kabinetsreactie op de GO-beleidsevaluatie en de MKB-financieringsbrief in het voorjaar van 2026.

Vincent Karremans

Minister van Economische Zaken


Bijlage 1: Vrouwelijke ondernemers en hun zoektocht naar financiering

In september is op mijn verzoek een onderzoek door het CBS over de toegang tot financiering voor vrouwelijke ondernemers in de periode 2022-202416. Door dezelfde methodologische basis te hanteren als het in 2021 aan uw Kamer aangeboden CBS-onderzoek, zijn de resultaten goed vergelijkbaar met zowel de eerdere uitkomsten als met toekomstige metingen.

In tabel 1 deel ik de belangrijkste bevindingen:

Tabel 1: Ontwikkeling in het doorlopen van financieringsstappen door mannen en vrouwen (2017-2021 en 2022-2024)

Stap in proces17 Mannen
(2017-2021)
Vrouwen
(2017-2021)
Mannen
(2022-2024)
Vrouwen
(2022-2024)
Financieringsbehoefte18  22% 20% 15% 14%
Oriëntatie 84% 81% 81% 80%
Aanvraag ingediend 63% 61% 59% 47%
Succes na aanvraag 84% 82% 90% 89%

Opvallend is dat vrouwelijke ondernemers aanzienlijk minder vaak een aanvraag indienen dan mannen (47% t.o.v. 59%). Tegelijkertijd blijkt dat vrouwen die een aanvraag indienen, vrijwel even vaak succes hebben (89%) als mannen (90%). Bij beide groepen is bovendien sprake van een toename in het aantal (deels) goedgekeurde aanvragen.

De steekproef is helaas niet van voldoende omvang om op betrouwbare wijze uitspraken te kunnen doen over de achterliggende oorzaken van het lagere percentage vrouwen dat een aanvraag indient. De in de Financieringsmonitor genoemde redenen voor het niet indienen van financieringsaanvragen — zoals interne financiering, timing, hoge kosten of lage verwachting voor succes — kunnen ook hier een rol spelen. Of deze factoren specifiek op vrouwelijke ondernemers van toepassing zijn en in welke mate, is op basis van de huidige gegevens echter niet vast te stellen.

Ik juich het daarbij overigens toe dat Code-V, naast het CBS, ook zelf aan dataverzameling en monitoring doet, wat de transparantie en het inzicht in het aanbod van financiering voor vrouwelijke ondernemers vergroot. Ik roep ondertekenaars van Code-V, waaronder de RVO, ROMs en Invest-NL, hierbij ook op om data aan te (blijven) leveren, zodat het inzicht verder kan worden versterkt.


  1. Kamerstukken II, 2024–2025, 36 600 XIII, nr. 67↩︎

  2. Kamerstukken II, 2024–2025, TK 109-12, Stenogram “Staat van de Economie”, 2 september 2025↩︎

  3. Kamerstukken II, 2024–2025, 32 637, nr. 676↩︎

  4. Kamerstukken II, 2024–2025, 32 637, nr. 705↩︎

  5. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Meta-evaluatie risicokapitaalinstrumentarium. 2024. Beschikbaar via: open.overheid.nl/documenten/5eff38ba-bb6c-42eb-b1fc-53c5bc583423/file↩︎

  6. Kamerstukken II, 2025–2026, 32 637, nr. 712↩︎

  7. Deze signalen sluiten aan bij de bevindingen van het recente KIS-onderzoek Beperkt krediet? , zie: Van de Gevel, M., Van Rhemen, R., & De Winter-Koçak, S. (2025). Beperkt krediet. Kennisplatform Inclusief Samenleven.↩︎

  8. Kamerstukken II, 2025–2026, 32 637, nr. 677↩︎

  9. Kamerstukken II, 2025–2026, 32 637, nr. 674↩︎

  10. Kamerstukken II, 2024–2025, 32 637, nr. 705↩︎

  11. Kamerstukken II, 2025–2026, 32 637, nr. 712↩︎

  12. Kamerstukken II, 2025–2026, 32 637, nr. 721↩︎

  13. Kamerstukken II, 2024-25, 21 501-30, nr. 642↩︎

  14. Kamerstukken II, 2023–2024, 32 637, nr. 580↩︎

  15. Kamerstukken II, 2023–2024, 36 410 XIII, nr. 63↩︎

  16. Centraal Bureau voor de Statistiek (2025). Vrouwelijke ondernemers en hun zoektocht naar financiering 2022-2024. Publicatiedatum 29 september 2025. Geraadpleegd via https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2025/vrouwelijke-ondernemers-en-hun-zoektocht-naar-financiering-2022-2024↩︎

  17. Met uitzondering van de stap ‘oriëntatie’ zijn de verschillen ten opzichte van mannelijke ondernemers statistisch significant, ook na correctie voor de omvang en sector van het bedrijf en de leeftijd en herkomst van de ondernemer(s).↩︎

  18. De daling in financieringsbehoefte past binnen de bredere trend die zichtbaar is onder ondernemers in de afgelopen jaren.↩︎