[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Ceder over het rapport ‘De stand van de Jeugdzorg 2025’ van de Jeugdautoriteit

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D52889, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-18 10:15, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z19858:

Preview document (🔗 origineel)


AH 706

2025Z19858

Antwoord van staatssecretaris Tielen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 december 2025)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2025-2026, nr. 560

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het rapport ‘De stand van de Jeugdzorg 2025’ van de Jeugdautoriteit? 1)

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat jongeren met bijvoorbeeld stress en een neerslachtig gevoel minstens net zo goed geholpen kunnen worden met andere hulp dan jeugdzorg?

Antwoord vraag 2
Het normaliseren van problemen of klachten die bij het gewone leven horen is een belangrijke doelstelling van de Jeugdwet en de Hervormingsagenda. We weten inmiddels dat het op de lange termijn niet helpt om deze kinderen een label te geven met een behandeling erachteraan. Zo benadrukte ook prof. dr. Laura Batstra nogmaals in de onlangs uitgesproken Mulock Houwer lezing1. Daarom is het essentieel om bij te dragen aan een gezonde opvoedcontext.

Wanneer er een hulpvraag is, staat voorop dat hulp of ondersteuning passend moet zijn bij de vraag en de aard van de problematiek en er goed gekeken moet worden naar de context. Het is aan de jeugdige en het gezin om samen met de professional te bepalen (zoals onder andere beschreven in de richtlijn Samen beslissen over jeugdhulp) of en zo ja, welke ondersteuning of hulp nodig is. Het heeft de voorkeur om de ondersteuning – als dit nodig blijkt te zijn – zo collectief, licht en laagdrempelig als mogelijk in te zetten; denk bijvoorbeeld aan groepsgesprekken onder leiding van een jongerenwerker zoals bij Bukojou of met een collectieve voorziening zoals Groen in ‘s Hertogenbosch. Echter, wanneer dat nodig is, moet intensievere zorg ingezet kunnen worden. Het kan dus niet standaard zo zijn dat jeugdigen met stress of een neerslachtig gevoel in alle gevallen net zo goed geholpen kunnen worden met andere hulp dan jeugdzorg.

Vraag 3
Hoe reflecteert u op het oordeel dat de overheid onvoldoende kiest wat er nog wel onder de jeugdzorg valt, en welke problemen elders in de maatschappij opgelost moeten worden?

Antwoord vraag 3

In de Jeugdwet staat beschreven in welke situaties een jeugdige of het gezin in aanmerking komt voor jeugdhulp. Deze open norm blijkt echter in de praktijk zó open dat het te weinig richting geeft. Dit complexe vraagstuk wordt nader uitgewerkt in de maatregelen rondom het thema Reikwijdte uit de Hervormingsagenda Jeugd. Zo wordt beschreven dat jeugdhulp alleen ingezet dient te worden wanneer de aard en ernst van de situatie dit vraagt. Dit betekent o.a. dat er geen jeugdhulp ingezet wordt wanneer sprake is van problematiek die geen betrekking heeft op het kind.

Vraag 4
Bent u bekend met de motie van de leden Ceder en Bruyning over het verwerken van bewezen effectieve voorzieningen in de hervormingsagenda? In hoeverre hebt u de bewezen effectieve voorzieningen die in de motie worden genoemd betrokken en verwerkt in de continuering van de hervormingsagenda, of in hoeverre bent u van plan dat te doen? 2)

Antwoord vraag 4

Ja, wij zijn uiteraard bekend met deze motie. We informeren uw Kamer over het vervolg op deze motie in de Jeugdbrief voorafgaande aan het Wetgevingsoverleg Jeugd (WGO) van 2 februari 2026.

Vraag 5
Kunt u aangeven waardoor het komt dat de landelijke wet die beter afbakent wat er onder de jeugdzorgplicht van gemeenten valt vertraagd is? Wanneer verwacht u dat deze wet naar de Kamer wordt gestuurd?

Antwoord vraag 5

De uitwerking van het wetsvoorstel en aanpalende onderwerpen ten aanzien van het thema Reikwijdte is in volle gang. In dit proces staan doeltreffendheid en zorgvuldigheid voorop. Ik wil met intensieve samenwerking tussen Rijk en gemeenten een voorstel dat inhoudelijk bijdraagt aan de beoogde doelen en voldoende draagvlak heeft in het veld om tot effectieve uitvoering te kunnen komen. Ik wil het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in consultatie brengen, het streven is begin volgend jaar.

Vraag 6

Wat is uw reflectie op het oordeel van de Jeugdautoriteit dat het werkelijke probleem van de overbelasting van de jeugdzorg niet een tekort aan geld is, maar dat de maatschappij te veel verwacht van de jeugdzorg?

Antwoord vraag 6

Deze constatering kan ik voor een belangrijk deel onderschrijven. Het is essentieel dat we als samenleveving realistisch zijn over wat de opvoedcontext betekent voor opgroeien in goede gezondheid: lichamelijk, mentaal en sociaal. Daarom is het bijvoorbeeld belangrijk dat de maatschappelijke dialoog wordt gevoerd en dat we op een andere manier gaan kijken naar hulpvragen en de reacties daarop. Dat geldt voor jongeren, ouders, de samenleving, professionals, politiek en andere relevante partijen. Daarnaast is het belangrijk dat we kritisch zijn op wat jeugdhulp wel en ook niet kan bieden. Met jeugdzorg is niet alles op te lossen. Behandeling zou meer gericht moeten zijn op het omgaan met problematiek en het omarmen van verschillen in plaats van het te behandelen, met als doel dat jongeren zélf vooruit kunnen.

Vraag 7

Bent u het eens met de Jeugdautoriteit dat het ‘ongemakkelijke gesprek’ over de verwachtingen van de maatschappij richting de Jeugdzorg te weinig wordt gevoerd, waar voormalig staatssecretaris Van Ooijen ook zijn zorgen over uitte? Op welke manier kan het ‘ongemakkelijke’ gesprek wel gevoerd worden? 3)

Antwoord vraag 7

Ik zie op heel veel plekken in het land dat gemeenten en organisaties het gesprek hier wel al over aangaan. Tegelijkertijd deel ik de constatering van de Jeugdautoriteit dat dit nog te weinig gebeurt. Om de gesprekken tussen en met jongeren hierover te stimuleren heeft MIND Us in opdracht van VWS PRAATPOWER ontwikkeld.

Inmiddels is met honderden jongeren en hun omgeving, bijvoorbeeld de school, het gesprek gevoerd over mentale gezondheid, mentaal gezond opgroeien en/of wat jongeren (nu al) zelf kunnen doen om mentaal gezond te blijven. Begin 2026 zijn er ook tools voor gemeenten en organisaties om gesprekken tevoeren met ouders over opvoeden en opgroeien. Daarnaast voeren ook professionals steeds vaker het gesprek, daarbij geholpen met kennis vanuit de lectoren jeugd en gezin2. Met de leerlijn informele steun van netwerkorganisatie Kwaliteit en Blijvend Leren (KBL) wordt ingezet om informele steun voor gezinnen te versterken. Hierbij is veel aandacht voor samenwerken met en in het netwerk, herstelbeweging, het versterken van de sociale basis en normaliseren van hulpvragen en problematiek. Met het aangekondigde wetsvoorstel reikwijdte ontstaat ook meer ruimte om dit gesprek vanuit de overheid, met name lokaal, actief in te gaan zetten.

Vraag 8
Bent u bekend met de verschillende oplossingen die gemeenten bieden zodat er voldoende ruimte is voor de jeugdzorg die echt nodig is, zoals de nauwe samenwerking in Woudenberg tussen jeugdzorg, gemeente, onderwijs en de kerk? Wat is uw reflectie op deze werkwijze?

Antwoord vraag 8

We zien diverse goede voorbeelden in het land waarbij het lukt om de hulpvragen van inwoners op een integrale manier te beantwoorden op een manier die past bij de hulpvraag. Hier hoort een intensieve samenwerking bij tussen betrokken partijen. Onderdeel van het wetsvoorstel reikwijdte is bijvoorbeeld dat gemeenten een visie moeten opstellen samen met betrokken partijen over de sociaal-pedagogische basis en de wijze waarop de samenwerking met de lokale teams en het onderwijs wordt vormgegeven.

Vraag 9
Op welke manier kan de samenleving een grotere rol worden gegeven als het gaat over de stand van de Jeugdzorg? Welke ideeën hebt u daarvoor?

Antwoord vraag 9

De Jeugdautoriteit geeft in haar rapport terecht aan dat er nog onvoldoende aandacht is voor het wegnemen van oorzaken die leiden tot instroom in de jeugdzorg, maar buiten de jeugdzorg liggen, bijvoorbeeld in het gezin, het onderwijs of de samenleving. Een sociale context met zogenoemde steunstructuren is daarbij van belang. Denk aan het oude gezegde “It takes a village to raise a child”. Ik zie gelukkig hele mooie initiatieven in het land, zoals de familiescholen in Amsterdam of de buurtgezinnen. O.a. met de film ‘een sterke pedagogisch basis’3 laten we deze voorbeelden zien. Om dit te stimuleren en het belang hiervan te onderstrepen, krijgen gemeenten in het wetsvoorstel reikwijdte de opdracht om een visie op de pedagogische basis op te stellen en hierover in gesprek te gaan met de samenleving over hun rol bij het gezond opgroeien en opvoeden van kinderen. Er zijn handvatten en tools ontwikkeld voor het op een goede manier voeren van dit gesprek.4

Vraag 10
Wat gaat u de komende tijd concreet doen om die jongeren zorg te bieden die dat echt nodig hebben?

Antwoord vraag 10

Ik ga onverdroten én samen met o.a. gemeenten door met de uitvoering van de Hervormingsagenda waarin we afspraken hebben gemaakt met onze partners om het jeugdstelsel te verbeteren. Voorafgaand aan het WGO op 2 februari a.s. zullen informeer ik uw Kamer nader informeren over de laatste stand van zaken.

1) Jeugdautoriteit, 13 november 2025, 'De balans na tien jaar decentralisatie van jeugdzorg: "Doorbreek de patronen"' (De balans na tien jaar decentralisatie van jeugdzorg: "Doorbreek de patronen" | Jeugdautoriteit)

2) Kamerstuk 31839, nr. 1085

3) L1 Nieuws, 13 april 2023, ''Gesprek nodig waarom zoveel kinderen niet blij zijn'' ('Gesprek nodig waarom zoveel kinderen niet blij zijn' - L1 Nieuws)


  1. www.nji.nl/over-het-nji/mulock-houwer-lezing↩︎

  2. IncluZie- Inclusief opvoeden en opgroeien↩︎

  3. Nieuwe film over de pedagogische basis: samen zorgen dat kinderen opgroeien | voor Jeugd & Gezin↩︎

  4. Maatschappelijke Dialoog | voor Jeugd & Gezin↩︎