Debat over de najaarsnota 2025 (36850-1) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D52952, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-18 09:27, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-17 10:15: Debat over de najaarsnota 2025 (36850-1) (Plenair debat (overig)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Najaarsnota 2025
Najaarsnota 2025
Aan de orde is het debat over de Najaarsnota
2025.
De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de Najaarsnota 2025. Ik heet de leden van
de Kamer van harte welkom. Ik heet de minister in vak K van harte
welkom.
Wij gaan beginnen met de maidenspeech van mevrouw Van Berkel van de
fractie van D66 en daar nodig ik haar met alle plezier voor uit. Zoals
gebruikelijk interrumperen wij geen maidenspeeches, dus ik geef mevrouw
Van Berkel hiervoor graag het woord. Ga uw gang.
Mevrouw Van Berkel (D66):
Dank u, voorzitter. Geboren in Tegelen, groeide ik onder de rook van
Rotterdam op in een gezin dat we hier in Den Haag "multiproblem" zouden
noemen: een gezin met grote schulden, verslavingsproblematiek en
huiselijk geweld, met een jonger broertje met rood haar en sproeten,
maar wel met dezelfde oren, en met een moeder en stiefvader met hun
eigen uitdagingen. Er waren ook dromen van een volle koelkast en net
zulke mooie kleding als mijn vriendinnen, van rust en een stabiele basis
thuis, en stiekem van wie ik misschien wel zou kunnen zijn, later als ik
groot zou zijn. Moeder worden? Dat nooit. Niet omdat het me niet
fantastisch leek om zo veel van iemand te houden dat het niet in woorden
is uit te drukken, maar juist daarom. Ik weet namelijk hoeveel er mis
kan gaan, hoe je beschadigd kan raken en hoe hard je moet werken om te
helen. Nooit had ik toen gedacht dat ik vandaag hier als trotse moeder
zou staan.
Nu ik het voorrecht heb dat ik hier vandaag mijn maidenspeech mag geven,
heb ik mijn prachtige en onverschrokken dochter in gedachten. Net als
elke ouder wil ik het beste voor haar: dat ze veilig is, dat ze zichzelf
mag zijn, dat ze alles uit zichzelf kan halen als ze dat wil en dat zij
het beter heeft dan wij. Daarvoor is er veel werk aan de winkel. Mijn
dochter groeit op in een wereld vol mogelijkheden, maar ook met
uitdagingen die we aan moeten gaan. Ze groeit op in een tijd waarin
vrouwen veel meer kansen hebben dan vroeger, maar echte gelijkheid nog
steeds niet vanzelfsprekend is, en helaas ook in een tijd waarin
discriminatie lijkt toe te nemen, soms subtiel, soms zelfs openlijk.
Voor onszelf en onze kinderen is het van het grootste belang dat we een
rechtvaardigere wereld doorgeven dan we nu hebben, een wereld waarin
vrouwen en meisjes compromisloos veilig zijn en waarin er niet elke acht
dagen een vrouw wordt vermoord, een wereld waarin vrijheid van
meningsuiting niet als excuus gebruikt wordt om anderen die jou niet
aanstaan, weg te zetten en uit te sluiten.
Voorzitter. De afgelopen jaren heb ik vanuit de uitvoering al vaak
gepleit voor minder en simpelere regels. Nu ik hier sta, kan ik deze
gelegenheid natuurlijk niet voorbij laten gaan zonder daar nogmaals
aandacht voor te vragen. We zijn vastgelopen in onze eigen regels en
wetten. Mensen raken verstrikt in een wirwar van regels en een jungle
van loketten. Juist de mensen in de meest kwetsbare positie brengen we
met deze goede bedoelingen en Haagse proefballonnetjes verder in de
problemen. Je zult maar plotseling je baan kwijtraken, ziek worden en in
de schulden terechtkomen. Met hoeveel instanties en regelingen je dan te
maken krijgt, valt niet tegen. Wat wel tegenvalt, is hoeveel je plots
moet terugbetalen als je ondanks alles toch nog hebt kunnen werken en
net te veel hebt verdiend.
Het is aan ons om dit te veranderen. Wat mij betreft beginnen we met het
toeslagenstelsel. Als je eens een toeslagenouder hebt gesproken, weet je
hoe urgent dit is. Nu we het er toch over hebben, de uitvoering vragen
om te leveren, terwijl we fors bezuinigen en geen stabiele financiering
regelen, is ook echt geen goed idee. Kijk maar naar de asiel- en
migratieketen.
Ik weet helaas maar al te goed hoe het voelt om afhankelijk te zijn van
hulp van de overheid en je een weg te moeten banen door al die
regelingen en formulieren. Ook weet ik wat het betekent om al die
politieke wensen, die veel te vaak helemaal niet kunnen, uit te moeten
voeren. Ik weet ook hoe het voelt als dat in de uitvoering misgaat en
als je tegenover wanhopige mensen zit, ook uit de uitvoering zelf, die
je dat moet uitleggen. We kunnen en moeten zo veel beter.
Voorzitter. We praten hier in het debat over de Najaarsnota natuurlijk
graag over cijfers, maar onze economie gaat over meer dan cijfers. Het
gaat over jou en mij, over hoe we samenleven, delen en kansen creëren.
Een gezonde economie is er een waarin iedereen mee kan doen, waarin
innovatie hand in hand gaat met gelijke kansen voor ons allemaal en
waarin groei niet ten koste gaat van mens en natuur. In zo'n economie is
investeren in ons allemaal een investering in jezelf en zijn een open
houding, verbondenheid en samenwerking in binnen- en buitenland van
cruciaal belang.
De uitdagingen zijn groot, maar de kansen gelukkig ook. Daarom moeten we
durven kiezen voor vooruitgang. Als we de stikstof- en klimaatproblemen
oplossen, kunnen we weer vooruit en gaat ons land van het slot. Als we
investeren in een leven lang leren en slimme technologieën die ons
kunnen ondersteunen in ons werk, dan kunnen we samen onze productiviteit
en welvaart vergroten. Als we afscheid nemen van onnodige en
ingewikkelde regels, dan kunnen we snel een fijn huis voor iedereen
bouwen. En als we bouwen aan het toekomstbestendig maken van de zorg en
ons socialezekerheidsstelsel, dan kunnen we er samen voor zorgen dat
onze kinderen en de generaties na hen ook kunnen rekenen op de beste
zorg en een sociaal vangnet dat je opvangt als je valt.
Deze Najaarsnota laat niet alleen de dubbeldemissionaire staat van dit
kabinet zien. Het illustreert ook het gebrek aan investeringen en het
uitblijven van echte oplossingen, zoals rondom stikstof, om Nederland
weer vooruit te helpen. De boodschap van Draghi voor Europa en nu ook
van Wennink voor Nederland is helder: investeer fors in innovatie en het
vergroten van ons verdienvermogen, los problemen op, zoals de file op
het elektriciteitsnet, en maak werk van hervormingen. Hoe kijkt de
minister naar het gebrek aan investeringen in onze economie? Is hij het
met mij eens dat wij hier de grootste prioriteit van moeten maken? Hoe
kijkt hij naar de aanbevelingen van de heer Wennink? Is hij ook van
mening dat door het uitblijven van echte keuzes en oplossingen onze
toekomst en welvaart op het spel staan?
Voorzitter. Eerder had ik het al over het belang van een sterke
uitvoering, inclusief stabiele financiering. Ik noemde daarbij de asiel-
en migratieketen. Vanaf 2027 staan daarvoor onrealistisch hoge
bezuinigingen ingeboekt. Ook bij de EU-afdrachten zie ik iets
vergelijkbaars, namelijk een forse bezuiniging, waarvan de haalbaarheid
mij erg klein lijkt. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?
Voorzitter. Ik ga afronden. D66 staat klaar om de moeilijke keuzes wél
te maken, om samen oplossingen te vinden die Nederland weer
vooruithelpen en ook om samen te bouwen aan een Nederland waarin
iedereen erbij hoort en meedoet. Ik kijk uit naar de samenwerking met de
collega's in deze Kamer om dit te bereiken.
Hoewel ik als klein meisje nooit had gedacht dat ik hier nu zo zou
staan, wil ik wel graag tegen alle meisjes en jongens voor wie dat niet
vanzelfsprekend is zeggen: laat je door niemand, maar dan ook echt door
helemaal niemand vertellen dat het niet kan, dat het niet voor jou is
weggelegd, dat jij er niet bij hoort en dat je niet mee mag doen. Het
kan wel! Kijk maar. Ik sta hier ook.
Dank u, voorzitter.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Het is mij een eer om u als eerste te mogen feliciteren met uw heel
persoonlijke, betrokken maidenspeech. Dat doe ik dan ook van harte. Ik
nodig alle leden uit om mevrouw Van Berkel ook te feliciteren, dus ik
schors voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de Najaarsnota.
Wij zijn toegekomen aan de tweede spreker van de Kamer. Wij gaan
luisteren naar mevrouw Van Eijk van de fractie van de VVD. Ga uw
gang.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. Vanaf deze plek wil ook ik mevrouw Van Berkel
van harte feliciteren met haar prachtige maidenspeech. Ik sta naast haar
als het gaat om de strijd om onze dochters veilig te houden. Heel
belangrijk.
Voorzitter. De overheidsfinanciën staan er op dit moment goed voor. De
Najaarsnota laat zien dat het begrotingsbeeld voor 2025 ongeveer 3
miljard euro gunstiger uitvalt dan eerder geraamd. Het EMU-tekort en de
staatsschuld dalen licht. Dat is positief. Dat mag ook worden gezegd.
Maar deze meevallers mogen ons niet in slaap sussen, want achter dit
gunstige beeld schuilt een fundamenteler probleem. De structurele
houdbaarheid van onze overheidsfinanciën staat onder druk. Zowel de Raad
van State als de Europese Commissie waarschuwen daarvoor. Nederland doet
op de middellange termijn nog onvoldoende om de financiën echt gezond te
houden.
Voor de VVD is helder waar wij staan: wij kiezen voor een overheid die
minder geld uitgeeft in plaats van meer, en wij houden ons aan de
Europese begrotingsregels, niet omdat Brussel dat vraagt, maar omdat
begrotingsdiscipline de basis is van een sterke economie. Het voorkomt
dat we rekeningen doorschuiven naar volgende generaties. Juist nu het
tekort in 2026, zij het voorlopig eenmalig, richting de 3% van het bbp
gaat, is het belangrijk vast te houden aan trendmatig begrotingsbeleid
en de zalmnorm. Dat betekent: niet elke meevaller meteen uitgeven en
zeer terughoudend zijn met voorstellen die het saldo verder
verslechteren. Alleen zo houden we ruimte voor echt noodzakelijke
uitgaven, nu en in de toekomst.
Voorzitter. De Najaarsnota laat zien dat het kabinet goede stappen zet
richting realistisch ramen. Dat is goed. Tegelijkertijd zien we dat het
begrotingsbeeld nog steeds sterk wordt beïnvloed door incidentele
meevallers, onderuitputting en openstaande taakstellingen. Voor de VVD
is realistisch ramen geen technische exercitie, maar een voorwaarde voor
degelijk financieel beleid. De Kamer moet kunnen vertrouwen op
begrotingen die transparant en volledig zijn, zowel aan de inkomsten-
als aan de uitgavenkant, zonder optimistische aannames, zonder schuiven
achteraf. Recente adviezen van de Expertgroep realistisch ramen
benadrukken dit, zeker bij grillige posten, zoals de
vennootschapsbelasting. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe hij
ervoor zorgt dat deze ramingen ook meerjarig structureel verbeteren. Hoe
staat het met de lopende vervolgonderzoeken?
Aan de uitgavenkant zien we dat kasschuiven, onderuitputting en
overprogrammering het beeld realistischer maken. Tegelijkertijd staat er
nog altijd een taakstelling open van 4,6 miljard euro. Dat is fors.
Verwacht de minister dat dit nog volledig ingevuld gaat worden?
Structurele onderuitputting mag nooit een begrotingsinstrument worden.
Wat hier als financiële meevaller wordt gepresenteerd, is in
werkelijkheid vaak een signaal van verminderde uitvoeringskracht.
Terwijl er de afgelopen jaren tienduizenden ambtenaren bij kwamen,
blijven er door arbeidsmarktkrapte alsnog veel vacatures openstaan. Het
gevolg is dat beleid wordt vertraagd en projecten niet of later worden
uitgevoerd. Dat zien we pijnlijk terug bij grote hersteloperaties, in
Groningen, bij de toeslagenaffaire. Burgers wachten al veel te lang op
duidelijkheid en compensatie. Dat kan niet zo zijn. Mijn vragen aan de
minister luiden als volgt. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de overheid
efficiënter gaat werken? Waar blijft essentieel werk liggen? Welke
risico's lopen burgers en bedrijven hierdoor? Welke extra capaciteit
wordt ingezet om deze achterstanden weg te werken? En ik wil vooral
weten: wanneer kunnen mensen erop rekenen dat zij wel tijdig geholpen
worden?
De voorzitter:
Ik hoorde hier een punt. Meneer Dijk, gaat uw gang.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Het is heel terecht dat mevrouw Van Eijk het heeft over hersteloperaties
waarbij inderdaad geld overblijft, om het maar even zo te zeggen, maar
zij wijt dat wel in een aantal zinnen aan bijvoorbeeld een
personeelstekort. Je kan bij deze twee hersteloperaties toch niet
stellen dat we een tekort hebben aan personeel?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Nee, ik denk dat het in deze twee specifieke situaties niet zozeer gaat
om tekorten qua personeel. Ik bedoelde dat in het algemeen te benoemen,
dus als je het hebt over de uitvoering van beleid. Zeker voor deze
hersteloperaties is er veel capaciteit ingezet en nog altijd
beschikbaar. Daar liggen de oorzaken wel wat complexer. We hebben
natuurlijk het advies van de commissie-Van Dam gehad. We hebben opnieuw
heel veel overhoop gegooid, als gevolg waarvan alles weer opnieuw op
gang moet komen. Dat is daarbij wel een van de grondoorzaken. Eens.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Ik haak hier even op in, omdat ik denk dat dit het pijnlijkste aan deze
Najaarsnota is. Juist op deze twee dossiers, waarbij mensen zo in de
mangel zitten, al jarenlang, en we twee parlementaire enquêtes hebben
gehad, lukt het dit kabinet, deze overheid niet om het geld dat daarvoor
bedoeld is uit te geven. Ik ben benieuwd naar de mening van de VVD. Waar
komt dat door? Hoe komt het dat juist op die twee onderwerpen, waarvan
we door die parlementaire enquêtes precies weten waar de pijn en de
problemen zitten, dit kabinet dat niet uitgevoerd krijgt?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik denk dat hier een wat diepere analyse onder ligt. Ik denk dat het
niet alleen ligt aan dit kabinet of deze bewindspersonen, maar dat we
wat dit betreft de hand ook in eigen boezem moeten steken. Wij maken het
zelf ook ontzettend ingewikkeld. In de twee jaar dat ik nu in de Tweede
Kamer ben, met alle discussies en debatten die ik heb gevoerd over de
hersteloperatie, hebben we in ieder debat moties aangenomen, hebben we
nieuwe opdrachten gegeven, zijn er weer rapporten gepresenteerd, hebben
we weer een regeling erbij bedacht en hebben we weer iets aangepast. We
maken het zelf ook onnodig ingewikkeld. Dat doen we vaak met hele goede
redenen. We vinden het namelijk heel erg lastig en moeilijk als een
bepaalde groep niet in aanmerking komt of onvoldoende gecompenseerd
wordt. Dan verzinnen wij er weer letterlijk een regeling bij. Dat is de
ene kant.
Aan de andere kant zie ik ook dat in de uitvoeringsorganisaties te
weinig ruimte is, of misschien ook wel te weinig ruimte wordt genomen,
ook door de professionals, om het beleid op een goede manier te kunnen
uitvoeren.
De voorzitter:
Kort en afrondend.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Ja, voorzitter. In algemene zin ben ik het hiermee eens, maar als ik
kijk naar het stemgedrag, gisteren ook weer, dan blijkt daar iets heel
anders uit. Al die voorstellen die gedaan worden, ook vanuit de Kamer,
om makkelijker, soepeler en menselijker om te gaan met bijvoorbeeld de
mensen uit Groningen of die van het toeslagenschandaal blijken
voortdurend te worden weggestemd.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Jimmy Dijk (SP):
Dat heeft niks te maken met allerlei regelingen en voorstellen waardoor
de Kamer het zo ongelofelijk moeilijk maakt. Dat heeft te maken met een
mensbeeld dat achter het beleid zit, van wantrouwen jegens mensen die in
de shit zitten. Daar heeft het mee te maken.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag, maar het is aan mevrouw Van Eijk of ze hierop wil
reageren. Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de heer Van
Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Het is fijn om te horen dat de VVD zegt dat de overheid niet te sterk
moet groeien en dat de VVD voor een kleine overheid is. Dat zegt de VVD
natuurlijk vaker, maar de afgelopen vijftien jaar is de overheid sneller
gegroeid dan ons bruto binnenlands product. Ook het aantal ambtenaren is
enorm gestegen, zoals u weet. De VVD zit al sinds 2010 in de regering.
De VVD zegt steeds maar dat ze er iets aan wil doen, maar er gebeurt
niets. Hoe reflecteert mevrouw Van Eijk daarop?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik zie hetzelfde beeld. Wat dat betreft hebben we een gedeeld beeld van
een steeds groter wordende overheid. We vinden elkaar ook in de ambitie
om dat terug te dringen. Vorige week heeft mijn collega Silvio Erkens
een initiatiefnota gepresenteerd over hoe wij denken dat we de overheid
sterker en efficiënter kunnen maken. Daar is natuurlijk een aantal jaren
voor nodig; dat is niet iets wat je van de ene op de andere dag hebt
gerealiseerd. Ook dit kabinet had een ambitie om stevig in te grijpen in
het aantal ambtenaren en dat substantieel terug te brengen, maar dan
moet een kabinet ook vier jaar kunnen zitten om dat helemaal voor elkaar
te krijgen. Dat is de laatste periodes, misschien wel de laatste tien
jaar, niet meer helemaal gelukt.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor dit antwoord. Ik begrijp dat het niet makkelijk is. Alleen, de
VVD zat niet alleen de laatste tien jaar in de regering, maar de laatste
vijftien jaar. Dan is het toch vreemd dat er maar niks lijkt te lukken.
Ik wil dus toch nog één keer vragen: als je zo lang in de regering zit,
vaak ook als dominante partij, en je zoiets wilt, hoe komt het dan dat
dat maar niet lukt? Het aantal ambtenaren blijft maar stijgen. Dat zou
terug worden gebracht — daar hebben we het heel vaak over — maar het
lukt maar niet. Hoe kan dat volgens de VVD?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Omdat dit soort plannen een lange aanlooptijd hebben en jaren nodig
hebben om ook echt in de organisaties door te dringen. Het duurt jaren
voordat we die stappen met elkaar kunnen nemen. Daarbij geef ik
hetzelfde antwoord als ik net ook richting de heer Dijk gaf: wij als
Kamer maken het er ook niet makkelijker op. Wij maken complexe wet- en
regelgeving en zorgen iedere week opnieuw, middels het aannemen van heel
veel moties, voor nieuwe vragen, nieuwe onderzoeken, nieuwe monitoring
en nieuwe regels. Het ligt dus niet alleen aan het kabinet; van de Kamer
wordt ook wat verwacht. Ik denk dat we elkaar daar ook wat steviger op
moeten aanspreken om daar ook echt stappen in te kunnen zetten.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, afrondend. Ik snap dat het niet makkelijk is, maar, nogmaals, we
hebben het hier over vijftien jaar. In vijftien jaar zou dat gebeurd
moeten kunnen zijn. Ik vind dat de VVD het zichzelf ook niet makkelijk
maakt, want er zijn misschien aan de rechterkant partijen die het zouden
kunnen steunen, maar die sluit de VVD altijd uit. U maakt het zichzelf
dus ook niet makkelijk.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Voorzitter. De strategie van overprogrammering bij fondsen kan helpen om
middelen ...
De voorzitter:
O, er is toch nog aanleiding voor een vraag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Complimenten voor de initiatiefnota. In dit geval is die van collega
Erkens, maar ook van de VVD-fractie, die daar vast over heeft
meegedacht. Het voorstel kopt "Naar de beste overheid". Toch ontwaar ik
bij de VVD vaak een enorme focus op efficiëntie, ook van regelingen, en
een bepaalde visie op hoe de inkomensverdeling moet zijn. Dat is
natuurlijk ook gedreven door de ideologie van de partij en dat is haar
goed recht, maar dat leidt in de praktijk vaak tot regelingen die op
papier efficiënt zijn, maar die hoge faalkosten hebben. Dan moet er weer
iets hersteld worden. Denk aan de toeslagen. Denk bijvoorbeeld ook aan
eenverdieners die arbeidsongeschikt raakten en via een rechtszaak
uiteindelijk op een hele ingewikkelde manier tegemoet moesten worden
gekomen met reparatiewetgeving. Ontbreekt de robuustheid van stelsels
niet te veel in deze nota? Dat ten eerste. Ten tweede: is er niet veel
te weinig aandacht voor faalkosten? Als beleid faalt, vraagt het
namelijk een enorme inzet van mensen en geld om dat te herstellen.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
De heer Grinwis haalt hier een heel terecht punt aan. We zijn op dit
moment nog steeds bezig met een aantal hersteloperaties: box 3, de
toeslagenaffaire en het herstel van Groningen. Er komt nog een grote
hersteloperatie aan voor de WIA. Dat is inderdaad een gevolg en een
consequentie van beleid dat niet heeft gewerkt voor mensen. Ik denk dat
we dat veel centraler moeten zetten en dat we de uitvoering veel beter
en in een nog veel vroegtijdiger stadium moeten betrekken bij plannen
die wij maken en in werking willen laten treden. Daar vinden we elkaar.
Het een sluit het ander echter niet uit. Een efficiëntere en sterkere
overheid kan heel goed samengaan met beleid dat werkt voor mensen en dat
werkt voor de uitvoering om te voorkomen dat we dit soort
hersteloperaties met elkaar moeten uitvoeren, ook in de komende
decennia.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog heel kort. Ik begon met een oprecht compliment voor het initiatief
van de VVD. Ik ben daar best positief over en ik voel dezelfde noodzaak,
want inderdaad, de overheid is enorm gegroeid terwijl ze minder is gaan
presteren, zowel in productiviteit als in dienstverlening voor burgers
die de overheid nodig hebben. De uitvoeringstoetsen houden vaak in: het
ken net of het ken niet; het is uitvoerbaar of het is niet uitvoerbaar.
Ze kijken niet echt goed naar het systeem en naar de gevolgen als het
toch faalt. Moeten we de kans op falen en de "faalkosten", zoals ik het
maar even noem — vanuit de infrahoek is de "faalkans" van iets een
bekende term — niet nadrukkelijker een plek geven als we beleid vormen?
We zouden dus niet alleen een uitvoeringstoets moeten doen, maar ook
moeten kijken: wat als het misgaat; wat zijn dan de gevolgen?
De voorzitter:
Meneer Grinwis, ik heb wel een iets andere definitie van kort.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik denk dat de uitvoeringstoetsen die we op dit moment hanteren daar een
heel mooie basis voor geven. Daarin worden ook altijd de risico's
geïdentificeerd als het gaat om de uitvoering. Volgens mij kun je, door
daar nog een slag in te maken, ook met elkaar inzichtelijk krijgen: "Wat
betekent het als bepaalde maatregelen niet uitpakken zoals we nu
verwachten? Welke consequenties heeft dat dan? Willen we of durven we
die te aanvaarden? En beter nog: hoe voorkomen we die door dat beleid of
dat stukje wetgeving nog net wat robuuster en beter te maken?"
Mevrouw Van Berkel (D66):
Is mevrouw Van Eijk het met mij eens dat juist nog meer ingewikkelde
regels opleggen aan de uitvoering maakt dat de faalkans groter in plaats
van kleiner wordt?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Eens, ja. Ik denk dat we het daar heel erg met elkaar over eens zijn.
Maar het punt is precies dat op het moment dat we iets minder gericht of
eenvoudiger maken, we daardoor mensen niet of minder goed bereiken. Dat
is dan ook iets wat je met elkaar moet accepteren. Daar ligt meteen de
moeilijkheid.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik was gebleven bij de overprogrammering en het punt dat het kan helpen
om middelen sneller te besteden, maar dat dat ook risico's kent. Zonder
voldoende uitvoeringscapaciteit blijven het papieren ambities. Neemt het
kabinet uitvoeringskracht structureel mee bij toekomstige programmering?
Zijn er uitvoeringsrapportages die beter inzicht geven in capaciteit,
kasritmes en risico's? Ik weet dat al die informatie wordt aangereikt en
voor ons beschikbaar is, maar het is best wel een uitdaging om dat ook
voor onszelf op een rijtje te krijgen. Ik ben op zoek naar iets meer
inzicht op dat punt.
Ook aan de ontvangstenkant zijn er meevallers, met name bij de loon- en
inkomensheffing en de vennootschapsbelasting. Die zijn welkom. Maar één
goed jaar is geen vrijbrief voor nieuw beleid zonder structurele
dekking. Welke stappen worden gezet om juist de inkomstenraming en met
name de vennootschapsbelasting structureel realistischer te maken? Ik
weet dat dat geen makkelijke vraag is.
We zien grote mutaties bij rechtsherstel box 3. Dat is iets waar deze
Kamer zich in de volle breedte zorgen over maakt. Zo wordt 5 miljard
euro verschoven van 2025 naar 2026. Mag ik hieruit afleiden dat een
groot deel van de terugbetalingen in 2026 zal plaatsvinden, vraag ik de
minister.
Voorzitter. Ook een korte blik vooruit. Een sterke economie vraagt om
gezonde overheidsfinanciën, maar ook om oog voor inflatie en
verdienvermogen. De aanhoudend hoge inflatie raakt niet alleen
huishoudens en bedrijven, maar ook de rijksbegroting zelf. Hogere lonen,
indexaties en contractkosten maken beleid duurder, terwijl investeringen
onder druk komen te staan. Voor de VVD benadrukt dit dat de overheid
geen extra prijsdruk moet veroorzaken. Alleen met realistisch en
terughoudend uitgavenbeleid houden we de economie stabiel en beschermen
we de koopkracht op de lange termijn.
Vanaf deze plek wil ik mijn waardering uitspreken voor het recent
gepresenteerde rapport-Wennink. Het rapport legt het debat over ons
toekomstig verdienvermogen scherp op tafel. Voor de VVD is het helder
dat we radicaal moeten kiezen voor economische groei.
Productiviteitsgroei, talent, energie en infrastructuur zijn geen
abstracte thema's, maar harde randvoorwaarden voor onze welvaart.
Tegelijkertijd roept het rapport fundamentele vragen op, die ook hier
bij Financiën thuishoren.
De voorzitter:
U heeft een punt aangekondigd in uw betoog, merk ik. Meneer Flach, gaat
uw gang.
De heer Flach (SGP):
Even over dat rapport-Wennink. Ik hoor mevrouw Van Eijk zeggen: de VVD
kiest radicaal voor economische groei. Nou is er ook best wat op dat
rapport aan te merken, zeker als het gaat over de manier waarop
bijvoorbeeld de landbouw en de hele agrarische sector daarin zijn
meegenomen. Mijn vraag is eigenlijk heel eenvoudig: is er in die focus
op radicale economische groei voor de VVD in de toekomst ook plek voor
de landbouw in Nederland en is dat een beetje een robuuste plek?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik sta hier niet om het rapport volledig te recenseren. Er is een
plenair debat aangevraagd met de minister van Economische Zaken en de
minister van Financiën. Er wordt nog volop gedebatteerd, ook buiten deze
Kamer, over de impact van dit rapport en de keuzes die gemaakt moeten
worden. Ik ga hier dus nu ook geen antwoord op geven.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Op welke manier zorgen we ervoor dat ondernemers fiscaal worden
gestimuleerd om te investeren in de groei van morgen? Als we vinden dat
investeringen nodig zijn, durven we dan ook eerlijk te zijn over de
prijs en de keuzes die daarbij horen? Hoe zorgen we ervoor dat publieke
middelen doelmatig worden ingezet en dat groei niet alleen wordt
verondersteld bij te dragen aan houdbare overheidsfinanciën, maar dat
ook daadwerkelijk doet? Hoe borgen we dat investeringen gepaard gaan met
wederkerigheid vanuit het bedrijfsleven? Ik hoor graag een reflectie van
de minister.
Het voorgaande geldt ook voor het debat over een mogelijke
investeringsinstelling of bank van de overheid. Kan de minister
uitleggen wanneer een investeringsinstelling wel of niet meetelt voor
het EMU-saldo, welke risico's uiteindelijk wél bij de overheid blijven
liggen en hoe dit past binnen gezonde en transparante
overheidsfinanciën?
De VVD is blij dat het kabinet ondanks de demissionaire status voortgang
boekt met de integratie van Invest-NL en Invest International. Kan de
minister duidelijkheid geven over het tijdpad naar 1 januari 2028 en de
voorwaarden voor vervolgstappen?
Voorzitter, tot zover mijn inbreng in de eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot nog een vraag. Mevrouw Van Dijk,
gaat uw gang.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter, de microfoon staat niet aan.
De voorzitter:
Ik zal het geluid aanzetten. Dat helpt.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Anders moet ik wel heel hard praten. Dank u wel, voorzitter.
Wij delen toch in grote mate het enthousiasme over het rapport-Wennink.
Ik hoor de VVD enkele vragen stellen aan de minister. Zij vraagt onder
andere hoe hij denkt dit financieel te gaan managen, om het zo maar te
zeggen, om die stappen te kunnen zetten, maar ik ben eigenlijk wel
benieuwd naar de visie hierop van de VVD-fractie zelf.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat heb ik, denk ik, wel gezegd in mijn inbreng. Het kan nooit zo zijn
dat je de begrotingsregels anders gaat interpreteren of ruimer gaat
uitleggen om die investeringen mogelijk te maken. Voor ons is nog steeds
de kern dat voor houdbare overheidsfinanciën ook hervormingen nodig
zijn. Er moeten wel keuzes worden gemaakt. En ja, wij delen de opvatting
over het verminderen van consumptieve uitgaven en het verhogen van de
investeringen, maar ook die moeten gewoon betaald worden.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar hervormingen leveren meestal pas op de langere termijn geld op,
terwijl Wennink zegt dat het vijf voor twaalf is. Nou ja, de meeste of
alle rapporten zeggen wel dat het vijf voor twaalf is, maar ik voel die
urgentie ook wel echt. Hoe kijkt de VVD dan naar de korte termijn versus
de lange termijn?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat is een heel goede vraag, want we moeten meer en beter naar de lange
termijn en de middellange termijn kijken. Juist daarom heb ik in mijn
inbreng iets gezegd over houdbare overheidsfinanciën op de middellange
termijn. Ook daarvoor zijn nog steeds een aantal stappen nodig. Volgens
mij kunnen die hand in hand gaan. Door dat beter te waarderen en goed te
kijken naar wat het oplevert, kunnen we onze modellen en onze ramingen,
denk ik, nog een slag beter maken, maar dat moet wel gebeuren onder de
randvoorwaarden die ik zojuist heb benoemd.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De VVD maakt zich erg druk over de overheidsfinanciën en de houdbaarheid
daarvan, over het bedrijfsleven, de groei en investeringen, maar in het
betoog van mevrouw Van Eijk heb ik niet één keer de woorden
"koopkracht", "bestaanszekerheid", "de burgers van dit land" gehoord.
Hoe staat het met hun financiën? Heeft de VVD daar nog oog voor? Of is
de VVD meer bezig met de overheidsfinanciën en het bedrijfsleven?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Meneer Van Dijck en ik hebben hier samen gestaan bij de Algemene
Financiële Beschouwingen. Toen heb ik meer dan de helft van mijn
spreektijd besteed aan ruimte en rust in de portemonnee, aan koopkracht,
de middengroepen, de accijnzen en de energierekening. We hebben daar dus
volop oog voor, en dat blijven we ook zeker houden. Vandaag voeren we
het debat over de Najaarsnota, over de overheidsfinanciën, en ik heb
ervoor gekozen om daar vandaag de focus op te leggen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja, maar het feit blijft dat de burgers van dit land niet rond kunnen
komen. Dan kunnen de overheidsfinanciën wel op orde zijn, maar als de
financiën van de mensen thuis niet op orde zijn, waardoor zij slapeloze
nachten hebben en hun boodschappen, hun rekeningen en hun energie niet
kunnen betalen en de verwarming uitzetten — dat is op dit moment het
geval — … De paar dingetjes die de PVV heeft weten te bewerkstelligen in
het hoofdlijnenakkoord, zijn nu teruggedraaid: het eigen risico, het
bevriezen van de huren, de boodschappenbonus. Alles wat die burger een
beetje lucht gaf in de portemonnee heeft de VVD met spoed, onder stoom
en kokend water, teruggedraaid. Waarom? Waarom geeft u de mensen thuis
niet iets meer lucht in de portemonnee?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Met dit kabinet, de Miljoenennota 2026 en het Belastingplan gaat
iedereen, maar dan ook iedereen, er in koopkracht op vooruit. De kranten
staan er vandaag vol van. Ik laat mij door de heer Van Dijck dus niet
aanpraten dat wij daar niet voor staan of dat dit kabinet daar niet voor
staat. Wij hebben ons daar volop voor ingezet, en uit de cijfers blijkt
dat wij dat ook volop waarmaken.
De voorzitter:
Kort en afrondend.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De kranten staan er vandaag ook vol van — ik weet niet of u het AD
gelezen heeft — dat de armoede weer oploopt. De kranten staan er ook vol
van dat de lonen volgend jaar niet omhooggaan. De kranten staan er ook
vol van dat meer dan de helft van de Nederlandse huishoudens de
verwarming niet aanzet omdat ze bang zijn voor een te hoge rekening.
Leest u die kranten ook, of leest u alleen maar over dat hele kleine
plusje voor de mensen thuis? Bij datzelfde bericht staat overigens ook
een kanttekening, namelijk dat de mensen halverwege volgend jaar
waarschijnlijk weer een tegenvaller tegemoet kunnen zien. U verhoogt de
kosten en de inflatie en de mensen schieten er niets mee op. De VVD
heeft alleen oog voor de overheidsfinanciën en het bedrijfsleven. De
burgers van dit land staan weer op de laatste plaats.
De voorzitter:
Het is "mevrouw Van Eijk". Graag via de voorzitter spreken, voor de orde
van dit debat.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Feit is — ik herhaal wat ik net zei — dat iedereen er volgend jaar in
koopkracht op vooruitgaat. En ja, ik deel ook de zorgen die de heer Van
Dijck hier uit over mensen die nog steeds in de knel zitten en die
moeilijk kunnen rondkomen. Wij zullen ons voor hen blijven inzetten.
Mevrouw Van Berkel (D66):
Ik hoop dat mevrouw Van Eijk ook het krantenartikel in de NRC heeft
gelezen. Daarin staat dat de armoede onder onze Nederlandse bevolking
juist is afgenomen, wat ontzettend goed nieuws is, maar dat dat
vervolgens wel betekent dat nog meer mensen afhankelijk zijn geworden
van een toeslag, wat nou juist weer voor allerlei inkomensonzekerheid
zorgt. Ik ben erg benieuwd hoe mevrouw Van Eijk hierop reflecteert. Is
zij het met mij eens dat we zo snel mogelijk stappen moeten zetten voor
hervorming van ons toeslagenstelsel?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ten aanzien van de hervorming van ons belasting- en toeslagenstelsel
delen we volgens mij de ambitie om zo snel mogelijk van dat soort zaken
af te komen. Toeslagen, inkomensafhankelijke regelingen en
heffingskortingen zijn allemaal zaken die het ongelofelijk ingewikkeld
maken om als burger te begrijpen wat je überhaupt overhoudt aan het
einde van de maand. Dat gaat alleen niet in één keer. Daar is best heel
veel tijd voor nodig. Ik zie het als onze opdracht om in de aankomende
periode met elkaar een gedeeld beeld te krijgen van en een visie te
hebben over hoe die stip op de horizon eruit gaat zien en hoe we daar
met elkaar in stappen naartoe zullen werken. Maar ja, ik deel het beeld
en dus ook de ambitie om dit op te lossen.
De voorzitter:
Was u aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ja.
De voorzitter:
Dan dank ik u daarvoor en dan nodig ik graag de heer Van Dijck van de
fractie van de PVV uit voor zijn bijdrage.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter, dank u wel. We bespreken vandaag de Najaarsnota, de laatste
begroting van dit turbulente jaar en waarschijnlijk ook de laatste
begroting van deze minister — hoewel, je weet nooit hoe een koe een haas
vangt.
Voorzitter. En toch … Sorry, allereerst nog mijn hartelijke felicitaties
aan mevrouw Van Berkel.
En toch zien we dat de overheidsfinanciën er gunstig uitzien. Het tekort
komt naar verwachting uit op 1,8%, een heel procentpunt lager dan
verwacht bij de Miljoenennota. Dat is een meevaller voor deze minister
van maar liefst 12 miljard. Ook de staatsschuld is lager dan ooit en
valt alles mee. Deze minister laat de overheidsfinanciën gezond achter.
Chapeau!
Tot zover het goede nieuws, voorzitter. Terwijl namelijk op het
ministerie de champagne wordt ontkurkt, zitten de burgers van dit land
in de kou, letterlijk en figuurlijk. Meer dan de helft van de
Nederlanders — ik zei het net al in een interruptie — draait de
verwarming niet open vanwege de hoge energiekosten. Mensen moeten kiezen
tussen warm blijven of eten op tafel, aldus de Stichting Consumer
Justice. We betalen de een-na-hoogste gasprijs van Europa. Waarom?
Volgens TNO leefden vorig jaar een half miljoen huishoudens in
energiearmoede en deze minister kijkt weg. Heel Nederland snakt naar
lagere lasten, een beetje lucht in de portemonnee. Nederland is gewoon
te duur voor veel mensen. Een op de drie Nederlanders heeft moeite om
rond te komen en zijn rekeningen te betalen. De helft van Nederland
kampt met schulden, 10% zelfs met problematische schulden, maar deze
minister kijkt weg. Sterker nog, hij wist niet hoe snel hij de
boodschappenbonus, de lagere sociale huren en het verlaagde eigen risico
de nek om moest draaien toen de PVV vertrokken was. Alle PVV-maatregelen
om mensen een beetje extra lucht te geven, werden gekild. Mijn vraag is
dan ook of deze minister niet ziet dat de mensen het zwaar hebben en dat
ze niet rond kunnen komen. Of wíl hij dit niet zien? Ik houd mijn hart
vast.
Voorzitter. In het akkoord van CDA en D66 komen de woorden
"bestaanszekerheid" en "koopkracht" niet één keer voor. De Nederlander
is terug bij af en staat weer op de laatste plaats. In plaats van de
lasten volgend jaar te verlichten, gooit deze minister olie op het vuur.
Hij maakt alles nog duurder. De vliegtickets gaan in prijs omhoog. De
benzine wordt duurder. De huren worden niet bevroren, maar knallen met
6% omhoog. Postzegels worden €0,09 duurder. Voor de pakketjes uit China
gaan we €3 extra aan invoerrechten betalen. Deze minister wil daar zelfs
nog een handling fee van €2 bovenop zetten. Ik dacht dat we het gehad
hadden met die nationale koppen, maar daar zijn ze weer.
Hotelovernachtingen worden duurder. Vlees en kip worden naar verwachting
duurder. Ook zien we dat, door het wegvallen van de energietoeslag, de
armoede weer toeneemt. Meer dan een half miljoen mensen kunnen hun
energierekening simpelweg niet betalen, maar deze minister kijkt
weg.
In de Najaarsnota zien we ook weer dat de accijnsinkomsten zwaar
tegenvallen. Er wordt maar liefst 832 miljoen minder geïnd dan begroot.
832 miljoen; dat is bijna een miljard! Dat is ook niet zo gek, want half
Nederland koopt z'n sigaretten en z'n alcohol over de grens. En passant
tanken ze de auto vol en doen ze hun boodschappen. Zo spekken we de
staatskassen van Duitsland en België. Hoe dom kun je zijn? Wanneer komt
deze minister een keer bij zinnen en verlaagt hij de accijnzen? Je ziet
dat dit niets oplevert en alleen maar geld kost. De cijfers liegen
niet.
Hoe staat het met het ACM-onderzoek naar de prijzen in de supermarkten
dat is aangekondigd? Wanneer is dat klaar, vraag ik aan deze minister.
Dit kan niet wachten; het moet de hoogste prioriteit hebben. Elke week
als ik boodschappen doe, worden de boodschappen namelijk duurder en
duurder en duurder.
Gisteren konden we ook lezen dat de lokale lasten weer omhooggaan.
"Huiseigenaar blijft melkkoe", kopte De Telegraaf. Gemiddeld gaan
huiseigenaren meer dan €1.000 betalen voor hun lokale woonlasten. Meer
dan €1.000! Dat is een trendbreuk. De gemeentes volgen het voorbeeld van
deze minister. Dat belooft niet veel goeds voor de aanstaand
woningbezitter. De hypotheekrente schiet weer omhoog, de
hypotheekrenteaftrek gaat waarschijnlijk sneuvelen en we zien dan ook
nog eens dat de huizenprijzen hoger zijn dan ooit. Probeer nog maar eens
een huis te kopen in deze tijd. Maar deze minister kijkt weg. Het
kabinet negeert de echte problemen van de Nederlanders. Ze zijn veel te
druk bezig met houdbare overheidsfinanciën, met defensie, met stikstof,
met klimaat, met Europa en met migratieproblemen. De problemen van de
echte mensen worden genegeerd.
Voorzitter. Dan nog een tweetal punten waar ik aandacht voor wil vragen.
Die staan een beetje los van de Najaarsnota, maar hebben wel alles met
geld te maken. Het kan dus wel. Het eerste onderwerp: verkeersboetes. Ik
hoorde bij WNL op Zondag de baas van het OM namelijk zeggen dat die veel
te hoog zijn. Sterker nog, we hebben de hoogste boetes van Europa. Ook
de baas van het Centraal Justitieel Incassobureau noemde de boetes veel
te hoog en niet in verhouding. Als je een keer per ongeluk door rood
rijdt — dat gebeurt ons allemaal weleens — krijg je een boete van €320.
Betaal je die niet binnen acht weken, wat goed zou kunnen, aangezien
veel mensen krap zitten en moeten kiezen tussen de boodschappen of de
boete betalen, dan wordt die boete €500. Betaal je binnen vier weken
weer niet, dan wordt de boete €1.000! Je rijdt dus een keer per ongeluk
door rood, omdat je dacht: oranje; dit kan nog net. Dan ga je van €320,
naar €500, naar €1.000. Dat gaat toch nergens meer over? Op deze manier
duwen we heel Nederland richting schuldsanering. Sinds 1 april 2024 — ik
ben er natuurlijk even ingedoken — geldt de Wet kwaliteit
incassodienstverlening, waarin de incassokosten zijn gemaximeerd, maar
niet voor de overheid. Incassokosten mogen maximaal 15% van het bedrag
zijn, maar dat geldt niet voor de overheid. Waarom geldt deze wet niet
voor de overheid, vraag ik aan deze minister. Kan deze minister de
mensen op zijn minst een beetje coulance geven met het betalen van
boetes, bijvoorbeeld in de tijd? Is de minister bereid om hiernaar te
kijken?
Mijn andere punt, voorzitter, is … Dat van die boetes sprak u aan.
De voorzitter:
Laten we niet vanaf die plek invullen wat deze neutrale voorzitter wel
of niet aanspreekt en gaat u vooral snel verder met uw tweede punt,
passend binnen dit debat. Gaat uw gang.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja.
Het tweede punt is heel kort en gaat over de goudvoorraad. We zitten nu
natuurlijk in een nieuw geopolitiek landschap. Ik vraag me af: waarom
hebben wij nog 200 ton aan goud gestald in New York, bij de Fed, ter
waarde van 25 miljard? De Kamer heeft al eerder, bij monde van Forum
voor Democratie, erop aangedrongen om deze voorraad te repatriëren, maar
daar was toen geen meerderheid voor. Ik vraag deze minister om het idee
om de goudvoorraad terug te halen naar Nederland weer te heroverwegen.
Duitsland heeft inmiddels zijn goud teruggehaald. Ook Frankrijk en
Italië bewaren het goud in eigen huis. Daarom wil ik deze minister met
klem ertoe oproepen om ons goud terug te halen naar Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot een vraag van de heer Flach. Over
dit debat, hoop ik.
De heer Flach (SGP):
Jazeker. Ik had heel graag over goud geïnterrumpeerd, maar dat doe ik
niet. Eerder in zijn bijdrage had de heer Van Dijck het over problemen
op de woningmarkt en over het gegeven dat veel mensen geen woning kunnen
vinden. Nu heeft de SGP samen met een aantal andere partijen een
amendement ingediend om de 57 miljoen die is overgebleven van de
woningbouwimpuls te behouden voor de woningmarkt. Mijn heel simpele
vraag aan de PVV is: kan zo'n amendement op steun van de PVV
rekenen?
De heer Tony van Dijck (PVV):
De PVV is het er ook mee eens, en ik denk de hele Kamer, dat er snel
gebouwd moet worden en dat de woningnood de hoogste prioriteit heeft. Ik
weet niet hoe veel huizen je kan bouwen met 57 miljoen, maar dat zullen
er niet veel zijn. Maar elk huis extra is er één en scheelt weer dat er
mensen bij hun ouders op de zolder wonen, terwijl ze een gezin willen
starten. Ik sta er dus niet negatief tegenover, maar moet natuurlijk de
details kennen.
De heer Flach (SGP):
Dat snap ik. Dit antwoord is in ieder geval positief. De bedoeling van
het amendement is dat het geld behouden blijft voor iets vergelijkbaars
als de woningbouwimpuls. Die impuls voorziet erin dat je complexe
woningbouwprojecten, die nu moeilijk van de grond komen, een duwtje in
de rug geeft. Dat geld dreigt nu vrij te vallen in de algemene middelen.
Ik denk dat wij delen dat het goed zou zijn dat die 57 miljoen
beschikbaar blijft voor de broodnodige nieuwe woningen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Als het maar niet zo is — want dat hoor ik ook te vaak de laatste tijd —
dat geld op zoek gaat naar een project. Vaak is geld niet het probleem.
Het zijn de projecten, de regels en de bureaucratie die in de weg zitten
en niet het tekort aan geld. Heel vaak, bij onderwijs en bij
investeringen, hoor je: waar blijft het geld? Terwijl men er niet eens
een goed doel voor heeft.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Geen interruptie?
De voorzitter:
Nee, de heer Vermeer staat klaar voor zijn eigen bijdrage. Dat
enthousiasme waardeer ik ook.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Het laatste grote financiële debat van het jaar;
althans ik hoop dat er niet met spoed weer iets tussenkomt. Die kans
wordt met de minuut kleiner. We voeren een debat waarbij we ook
vooruitblikken op een nieuw jaar en op wat komen gaat. Zoals mijn
fractie al eerder heeft betoogd, zien wij grote uitdagingen voor ons
verdienvermogen en ook uitdagingen op het gebied van de weerbaarheid van
onze economie, onze soevereiniteit en onze onafhankelijkheid.
Centraal in mijn inbreng hier vandaag stel ik dan ook het
verdienvermogen. Netcongestie, de-industrialisatie, hoge energiekosten —
alle veroorzaakt door overhaaste verduurzaming — bedreigen de positie
van ons bedrijfsleven en de koopkracht van onze burgers. Afgelopen
vrijdag is het hier al eerder gememoreerde rapport-Wennink
gepresenteerd, over het Nederlandse verdienvermogen, dus de mate waarin
wij ook als overheid het geld binnen kunnen halen om al die
voorzieningen die wij voor onze burgers overeind willen houden, te
kunnen betalen. Hoewel wij op een aantal punten fors afwijken van zijn
conclusies, staat in de kern van zijn boodschap wel de noodzaak tot
investeringen in onder andere infrastructuur en betaalbare energie. Dat
zijn dingen die wij al langer bepleiten.
Zoals gezegd zorgen de energietransitie en overhaaste elektrificering
voor de nodige problemen. De oorzaak: een gebrekkig aanbod van te dure
wiebelstroom aan de ene kant en een exploderende vraag aan de andere
kant, bijvoorbeeld door het gebruik van datacenters en de inzet van AI
daarin. Vorige week kopte De Telegraaf dat windparken 50% minder
opbrengst genereren dan geraamd, terwijl de elektriciteitsbehoefte
blijft stijgen. Op Europees niveau komt inmiddels de helft van het
vloeibare gas uit de VS, gas dat ook nog eens erg duur is. In feite
hebben we hiermee de Russische afhankelijkheid ingeruild voor de
Amerikaanse afhankelijkheid. Het is een illusie om te veronderstellen
dat hernieuwbare bronnen en elektrificering deze afhankelijkheid gaan
keren. Die capaciteit is er simpelweg niet.
We hebben het hier in dit huis vaak over concurrentievermogen ten
opzichte van machtsblokken in de wereld, maar als we kijken naar wat die
blokken doen om hun autonomie vorm te geven, staan betaalbare energie en
strategische onafhankelijkheid op energiegebied bovenaan. Of, zoals de
regering-Trump het noemt: energy dominance. Betalen we in de EU
gemiddeld 25 tot 30 cent voor een kilowattuur, in de VS is dit slechts
18 cent en in China zelfs 8 cent. En dan spreek ik over
dollarcenten.
China drijft op goedkope kolencentrales en de Amerikanen hebben
schaliegas. Europese de-industrialisatie is het gevolg. Wie van science
fiction houdt, moet maar eens kijken wat Kardashev hierover te zeggen
had. Hij deelde beschavingen in op basis van de inzetcapaciteit die ze
hadden om energie in te zetten. Het eindpunt is natuurlijk interstellair
reizen, maar zo ver zijn we nog niet. Een harde koerswijziging is
noodzakelijk. BBB pleit voor het openhouden van kolencentrales, want je
gooit je oude schoenen niet weg als je nog geen nieuwe hebt, en het
inzetten op meer kernenergie en gaswinning in de Noordzee.
Naast een koerswijziging op klimaatbeleid zijn er de komende jaren ook
tientallen miljarden nodig voor onze wegen, bruggen en sporen.
Rijkswaterstaat spreekt van een erbarmelijke staat van onze
infrastructuur, juist ook in de regio. BBB heeft tijdens de
kabinetsperiode zijn uiterste best gedaan om geld beschikbaar te stellen
voor infraprojecten zoals de Nedersaksenlijn en de sluis bij
Kornwerderzand. Wij gaan deze inzet ook de komende jaren doortrekken.
Hoe kijkt de minister aan tegen deze uitdaging? Zou het wat hem betreft
een goed idee zijn om kritische investeringen een uitzonderingspositie
te geven op de begrotingsregels, zoals nu ook het geval is bij steun aan
Oekraïne? Begrotingsregels blijken ineens toch wel rekbaar te zijn. Onze
nationale investeringsbehoefte hoeft wat ons betreft niet langer
ondergeschikt te zijn aan de noden van het buitenland.
Wennink stelt in zijn rapport dat het bedrijfsleven behoefte heeft aan
stabiliteit en vermindering van regeldruk. Het Adviescollege toetsing
regeldruk maakte eerder al bekend dat de gemiddelde mkb'er 26 uur per
maand bezig is met voldoen aan regelgeving afkomstig uit Brussel. De
vraag aan de minister is: is verbetering van het concurrentievermogen
wel mogelijk zonder harde koerswijziging in Europa?
Voorzitter, ik sluit af. Over accijnzen hoef ik het niet te hebben.
Daarover heeft de heer Van Dijck al een pleidooi gehouden. De inkomsten
dalen en de inkomsten in de buurlanden stijgen dankzij de Nederlandse
omzet. Het probleem van de boetes is echts iets waar we iets aan moeten
doen. Dat past ook bij het betoog van mevrouw Van Berkel over de
problematiek van schulden. De grootste schuldenveroorzaker is gewoon de
overheid zelf. Daar moeten we een streep door zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft nog aanleiding tot een vraag. De heer Vermeer komt
al terug. De heer Van Dijck.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Vermeer van BBB heeft het over de hogere energieprijzen. Ten
opzichte van andere landen hebben wij hier in Nederland de hoogste. Hij
geeft als oplossing het openhouden van de kolencentrales. Ik weet niet
of dat überhaupt nog kan, want volgens mij zijn die allemaal gesloten en
is dat dus niet zo makkelijk. Op de Noordzee naar gas boren en
kerncentrales zijn allemaal lange termijn.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Waarom heeft de BBB niet veel harder ingezet — ze maken onderdeel uit
van dit kabinet — op het verlagen van de energiebelasting? Nederland
betaalt de hoogste energiebelasting. We zijn de mensen gewoon onnodig in
de kou aan het zetten.
De heer Vermeer (BBB):
Wij hebben geen meerderheid hier in de Kamer en ook niet in het kabinet.
Aan deze hele Najaarsnota heb ik welgeteld nul seconden hoeven te
besteden in de coalitie. Dus ja, het is wat het is. Ik ben het met de
heer Van Dijck eens dat wij echt iets moeten doen aan dat deel van de
energieprijs, maar dat betreft slechts een deel van de energieprijs. Het
gaat ook om de keuzes voor welke middelen je dat doet, welke
netwerkkosten je accepteert en waaraan je die netwerkkosten
doorberekent. Op dit moment worden de netwerkkosten die gemoeid zijn met
het exporteren van stroom van windmolenparken op de Noordzee naar het
Ruhrgebied betaald door de Nederlandse burger en ondernemer, en niet
door de ontvanger van die energie en ook niet door de producent van die
energie.
De voorzitter:
Meneer Van Dijck, maar het hoeft niet. Ik zag u twijfelen, maar u neemt
'm toch.
De heer Vermeer (BBB):
Eigenlijk twijfelt de heer Van Dijck nooit.
De voorzitter:
Meneer Vermeer, de heer Van Dijck is aan het woord. Gaat uw gang, meneer
Van Dijck.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Misschien zou het volgende een idee zijn. We zijn koploper in Europa ten
aanzien van de accijns op benzine, de energieprijs en de verkeersboetes.
Op alles zijn we het braafste en het duurste jongetje van de klas.
Misschien zou het goed zijn om deze minister een boodschap mee te geven,
ook richting de onderhandelingstafel: Nederland moet teruggaan naar het
gemiddelde in Europa ten aanzien van al die tarieven, belastingen,
accijnzen en noem het maar op. Nu zitten we onze bevolking onnodig af te
knijpen en in de kou te zetten, terwijl we relatief een rijk land zijn.
Is de heer Vermeer dat met mij eens?
De heer Vermeer (BBB):
Ja, ik ben het daarmee eens. De heer Van Dijck weet ook dat we in het
coalitieakkoord dat wij ooit samen hebben opgesteld, hebben geëist en
afgesproken dat er geen excessieve verschillen zouden zitten tussen onze
energietarieven en die van onze buurlanden. Nou, dat probleem is nog
niet opgelost; daar is geen ruimte voor gecreëerd. Die ruimte is zeker
niet gecreëerd ten opzichte van de tarieven buiten de Europese grenzen.
Daar is dus nog ontzettend veel te doen. Volgens ons is dat cruciaal,
voor de soevereiniteit en onafhankelijkheid van Europa maar zeker ook
van Nederland in de wereld.
Mevrouw Van Berkel (D66):
De heer Vermeer en ik vinden elkaar ontzettend wat betreft de
soevereiniteit en de positie van Nederland en Europa ten opzichte van
andere grootmachten. We zijn als Europa de tweede economie ter wereld.
Is de heer Vermeer het niet met mij eens dat het juist ontzettend veel
verstandiger is om te investeren in hetgeen waarin wij achterblijven,
namelijk in innovatie, sleuteltechnologie, AI en biotechnologie, in
plaats van in oude, fossiele brandstoffen?
De heer Vermeer (BBB):
Volgens mij moet er en-en gebeuren. Zoals mevrouw Van Berkel weet: als
het rapport-Wennink goed gelezen wordt en er gepraat wordt met de
bedrijven, is het gebrek aan overheidsgeld hier vaak niet het probleem.
Het probleem zijn de fiscale mogelijkheden voor bedrijven om zelf te
investeren, maar ook regeldruk en de fiscale mogelijkheid om al het geld
geactiveerd te krijgen dat bij welgestelde burgers, beleggingsfondsen en
pensioenfondsen zit. Ons fiscale stelsel ondersteunt dat niet. Daarom
pleiten wij, samen met onder anderen mevrouw Van Dijk van het CDA, al
een poos voor de herintroductie van de tanteagaathlening, of de
win-winlening, of hoe je die ook maar wil noemen. Wij moeten zorgen dat
al het geld dat nu vastzit, geactiveerd en geïnvesteerd wordt. Dat gaat
lang niet alleen om overheidssubsidie, want ik weet wel waar mevrouw Van
Berkel naar wijst. Het rapport-Wennink is natuurlijk ook een rapport van
een hele grote sector die graag wil dat de overheid een deel van de
innovatie betaalt. Het is maar de vraag of dat nodig is.
Wat wij veel beter kunnen doen, is minder rigide omgaan met Europese
staatssteunregels en niet bij de eerste de beste juridische waarschuwing
al "we gaan het niet doen" zeggen. Als je een juridisch advies krijgt
waarin staat dat het kan gaan om staatssteun, dan kun je gewoon kijken
hoe andere landen daarmee omgaan. Desnoods neem je als Staat dat
risico.
Mevrouw Van Berkel (D66):
Waar de heer Vermeer en ik het alweer met elkaar over eens zijn, is dat
er heel veel privaat geld is dat veel beter geïnvesteerd kan worden, en
dat juist onze eigen regels dat belemmeren. Hoor ik de heer Vermeer nu
pleiten voor één Europese kapitaalmarkt? Want dat zou dat probleem
ontzettend oplossen.
De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Van Berkel heeft dan blijkbaar stemmen in haar hoofd, want dat
heb ik niet gezegd. Wij pleiten helemaal niet voor een Europese
kapitaalmarkt of kapitaalmarktunie, zoals dat dan in een abstract begrip
heet. Ook omdat in de laatste technische briefing die we hierover hebben
gehad, de experts op dit gebied zeggen dat dat niet de oplossing is voor
de problemen hier, omdat we die op een andere manier moeten oplossen.
Het geld is er. Maar dat is ook een van de redenen dat wij hebben
gepleit om de Volksbank, nu de ASN Bank, niet te privatiseren. Als het
beleid van banken leidt tot marktfalen op het gebied van
kapitaalverstrekking aan met name het mkb, dan moet je daar als overheid
op ingrijpen. Het hoeft dus helemaal niets te kosten, het kan de staat
zelfs geld opleveren.
De voorzitter:
Kort en afrondend.
Mevrouw Van Berkel (D66):
Ik constateer dat de heer Vermeer en ik het eens zijn over het doel,
maar dat het me wel opvalt dat hij wat klein denkt.
De heer Vermeer (BBB):
Ik vind dat een hele vervelende kwalificatie, want ik denk niet klein.
Volgens mij denk ik juist veel groter dan alleen termen als
"kapitaalmarktunie" en "of Europa dat even kan oplossen". Wij moeten
juist creatiever zijn en we moeten de oplossingen zowel binnen als
buiten Europa zoeken. Dit soort kwalificaties gaat ook niet helpen om
samen problemen op te lossen, maar dat terzijde.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Stultiens stond al geruime tijd klaar, dus daar gaan
we nu naar luisteren. Hij spreekt namens de fractie GroenLinks-Partij
van de Arbeid.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dit demissionaire kabinet maakt een aantal onverstandige keuzes bij de
Najaarsnota. Wij komen daarom vandaag als GroenLinks-PvdA met vier
wetswijzigingen om deze fouten te herstellen. Het gaat om meer geld voor
Oekraïne, meer geld voor huizen, meer geld voor het klimaat en meer geld
voor onderzoek en wetenschap.
Laat ik beginnen met Oekraïne. Twee weken geleden is hier een lang debat
geweest in de Kamer en hebben 110 zetels aan het kabinet gevraagd, of
eigenlijk verzocht, om 2 miljard extra steun voor Oekraïne uit te
trekken. Destijds vond het demissionaire kabinet dit ontijdig, maar de
Kamer vond van niet. Alleen lezen we nu in reactie op deze motie, deze
aangenomen motie, dat het kabinet slechts 0,7 miljard wil uittrekken en
die andere 1,3 miljard later nog wil bezien. Waarom negeert dit
demissionaire kabinet deze duidelijke oproep van de Kamer? Zeker bij
zo'n urgent onderwerp als de steun voor Oekraïne, waarbij het van groot
belang is dat wij voor de veiligheid blijven staan, voldoende steun
uittrekken en ook voor de komende maanden laten zien dat het geld
beschikbaar blijft. Het is jammer dat het nodig is, maar als het kabinet
weigert de motie uit te voeren, dan moeten we het zelf afdwingen met een
amendement om wel het hele bedrag van 2 miljard euro uit te trekken voor
Oekraïne. Ik reken erop dat alle partijen die twee weken geleden deze
motie hebben gesteund, ook dit amendement zullen steunen.
De voorzitter:
Dat geeft aanleiding tot een vraag. Gaat uw gang.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Natuurlijk is wat in Oekraïne in de oorlog gebeurt allemaal vreselijk,
maar waarom wil GroenLinks-PvdA dat Nederland de grootste betaler is aan
Oekraïne? Als ik zie dat Spanje 1,5 miljard uittrekt, dat landen als
Italië en Frankrijk allemaal veel minder doen dan Nederland … De lat
ligt nu al op 20 miljard in Nederland en met alle toezeggingen,
exclusief die 2 miljard van u, gaan we naar 30 miljard in 2030 voor
Oekraïne. Nogmaals, ik gun Oekraïne het beste, maar waarom vindt
GroenLinks-PvdA het zo belangrijk dat Nederland de grootste bijdrage
moet leveren van alle Europese landen bij elkaar, zelfs meer dan
Duitsland?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
We moeten voorkomen dat we het debat van twee weken hier helemaal gaan
herhalen. Toen zijn de argumenten uitgebreid gewisseld. Ja, ook wij
vinden dat andere landen moeten bijdragen, daar hebben we het toen ook
uitgebreid over gehad. Ik constateer alleen hier vandaag, dat er een
motie is aangenomen die vraagt om 2 miljard, die niet wordt uitgevoerd.
Dat vind ik onacceptabel. Dat de PVV die motie niet steunt, mag —
daarover verschillen we van mening — maar als 110 zetels zeggen dat de
motie moet worden uitgevoerd, dan verwacht ik dat die wordt uitgevoerd.
Dat is mijn punt vandaag en voor de rest van de argumenten verwijs ik
naar het debat van twee weken geleden.
De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Die motie kwam van GroenLinks-PvdA, dus nogmaals de vraag: waarom moet
Nederland zo veel meer doen dan de rest van de Europese landen? Dat
begrijp ik niet. Wat voor actie onderneemt GroenLinks-PvdA desnoods in
het Europees Parlement om de andere landen te mobiliseren om ook hun
fair share te leveren aan de wederopbouw en de verdediging van Oekraïne?
Nu komt het alleen van de Nederlandse belastingbetaler. U gaat straks
vertellen hoe zielig de Nederlandse burger erbij zit, maar u geeft wel 2
miljard weg. Dit jaar geven we al 8,5 miljard aan Oekraïne — dat is
€1.000 per huishouden! Als we dat geld niet naar Oekraïne hadden
gestuurd, hadden de mensen die nu in de kou zitten naar dit debat te
kijken allemaal €1.000 kunnen krijgen! Ik gun Oekraïne al het geld van
de wereld, maar ik vind het onterecht en niet fair dat Nederland zo
veel, zo veel meer doet dan de rest van de Europese landen.
De voorzitter:
De heer Stultiens, met de winstwaarschuwing dat we niet het debat over
gaan doen. Kunt u kort reageren?
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ga kort reageren. Eén. De uitspraak dat de PVV al het geld van de
wereld gunt aan Oekraïne is natuurlijk niet waar, want u steunt die
motie niet. Dat is dus onzin. Twee. De tegenstelling tussen Nederlanders
in de kou en Oekraïners in de kou vind ik een valse tegenstelling. Wij
laten zien dat we voor allebei kunnen opkomen. Drie. U vraagt aan mijn
fractie wat wij doen als oproep aan andere landen. We hebben in dat
debat meerdere keren aan het kabinet gevraagd: kunt u ervoor zorgen dat
ook andere landen meer gaan betalen? Dus ja, daarmee zijn wij het eens:
wij moeten niet de enigen zijn, maar dat geld is keihard nodig. We
hebben deze week nog de president van Oekraïne op bezoek gehad. Ook hij
vraagt om dat geld. Vandaar dat dit amendement er vandaag ligt.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Op dit punt. Die motie is een paar weken geleden aangenomen. Het kabinet
heeft volgens mij op zeer korte termijn alle zakken leeggeschud en
gekeken hoe ze zo snel als mogelijk op een heel doelmatige en efficiënte
manier geld beschikbaar konden stellen aan Oekraïne. Het gaat om die 700
miljoen. Onze waardering daarvoor. Ik vind het echt heel erg fijn dat
het op die manier is opgepakt. Ik mis dat een beetje in de inbreng van
de heer Stultiens. Ja, we hebben gevraagd om 2 miljard en ik heb er alle
vertrouwen in dat dit kabinet in de aankomende periode alles zal doen om
ook de resterende middelen beschikbaar te krijgen voor Oekraïne.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik wil best een compliment ervoor geven dat die motie voor een deel is
uitgevoerd. Het probleem is alleen dat een ander deel niet is
uitgevoerd. Dat is mijn probleem. Ja, wij waren blij dat die 700 miljoen
snel gevonden is. Ik zeg daar wel even bij: het is een afspraak van
kabinet en coalitie zelf om dat buiten het kader te plaatsen. Er is dus
helemaal geen dekking nodig. Dat zijn uw eigen afspraken. Volgens mij
loopt u nu een beetje een gelegenheidsargument te zoeken. Belangrijker
is, en daar maken wij ons zorgen over, dat in januari, februari en maart
geld nodig is. Dat geeft Oekraïne zelf aan. En dat laten wij nu boven de
markt hangen door te zeggen: dat bekijken we wel bij de Voorjaarsnota
2026. Dat vinden wij een groot probleem. Dat kan namelijk betekenen dat
we het pas in april te horen krijgen en dat is volgens mij niet wat de
motie vraagt en ook niet waarmee deze Kamer ingestemd heeft.
De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
En dat is ook niet wat het kabinet heeft gezegd, maar daar zal de
minister dadelijk nog uitgebreid op ingaan, neem ik aan. Volgens mij is
de inzet ook binnen Europa onverminderd om ervoor te zorgen dat die
middelen zo snel als mogelijk beschikbaar komen voor Oekraïne. Daarom is
dat amendement ook niet nodig.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Kijk, als het kabinet vandaag zou zeggen: we komen met dat geld in een
nota van wijziging op de begroting van 2026, dan heeft mevrouw Van Eijk
gelijk. Dan is het niet meer nodig en wil ik het best intrekken. Maar
dat zeggen ze niet. Ze zeggen: we gaan het bezien in het voorjaar. Dat
is een andere toon dan waar de Kamer om vroeg. Volgens mij kunnen we ook
gewoon constateren dat het kabinet wat anders vindt dan de Kamer. Dat
was namelijk precies wat de minister-president zei: ik vind het
ontijdig, we willen het bezien in het voorjaar. De Kamer zei: dat willen
wij niet. De Kamer heeft uiteindelijk het laatste woord met de 110
zetels die deze motie gesteund hebben.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik kom bij mijn, of bij ons, tweede amendement, op iets waar wij ook
vinden dat de minister van Financiën een onverstandige keuze maakt. We
zien namelijk hier dat hij doorslaat in zijn bezuinigingsdrang, zonder
zich af te vragen of de doelen bereikt zijn. De heer Flach zei het al:
het gaat over het geld voor wonen. Het was een voorstel van het kabinet
zelf om geld voor wonen te reserveren met de Woningbouwimpuls, 57
miljoen euro. Die huizen staan er nog steeds niet. Het probleem is dus
niet opgelost, maar het geld wordt daar wel weggehaald. Dat vind ik een
heel rare keuze, vandaar dat ik van harte het amendement van de heer
Flach ondersteun. Ik vraag ook de minister van Financiën waarom hij geld
wil weghalen waarvan het in eerdere jaren het gebruik was om het wel te
laten staan, technisch gezegd met de 100%-eindejaarsmarge. Dus geld in
een fonds kan vaak gebruikt worden in latere jaren, want het doel is dat
die huizen worden gebouwd. Vandaar de vraag: waarom wordt dat geld
weggehaald? Ik roep de Kamer ook op om dat geld vooral te houden voor
wonen.
Dan kom ik bij ons derde amendement. Eigenlijk is er sprake van een
soortgelijke dynamiek. Bij geld voor het Klimaatfonds was het ook altijd
goed gebruik dat dat beschikbaar blijft voor latere jaren als het niet
uitgegeven kan worden. Nu gebeurt er iets raars, iets nieuws. Het
kabinet haalt in deze Najaarsnota 118 miljoen euro weg uit het
Klimaatfonds omdat het dit jaar niet kon worden uitgegeven. Ook hierover
vraag ik de minister: is de klimaatcrisis inmiddels opgelost? Absoluut
niet. Is het geld de komende jaren nog steeds nodig? Absoluut wel.
Waarom wordt het geld dan nu weggehaald bij het Klimaatfonds? Het is ook
niet in lijn met regels en afspraken van vorige coalities en kabinetten,
want daarin was juist het gebruik, ook in de Tijdelijke wet
Klimaatfonds, dat geld uit het fonds beschikbaar blijft voor toekomstige
jaren.
Dan kom ik bij ons vierde en laatste amendement, voorzitter. Dat gaat
over geld voor wetenschap, onderzoek en innovatie. Het is al een paar
keer genoemd en volgens mij komt er in het nieuwe jaar nog een groot
debat over: het rapport-Wennink. Het rare is dat eigenlijk alle partijen
hier het belangrijk vinden om te investeren in de economie van de
toekomst, maar dat er dit jaar toch geld weggehaald wordt. Er wordt 107
miljoen euro weggehaald uit het fonds voor onderzoek en wetenschap, ook
wel bekend als het fonds van Robbert Dijkgraaf. Dit geld is keihard
nodig en wij zeggen juist: laat het staan en maak het beschikbaar voor
toekomstige jaren als het dit jaar niet kan worden uitgegeven.
Voorzitter, dit waren de vier amendementen. Nu komt vast de vraag of de
appreciatie van het kabinet gaat verwijzen naar de dekking. Daar wil ik
vast iets over zeggen. Het goede nieuws voor het huidige jaar is dat er
veel meer ruimte blijkt te zijn dan van tevoren was verwacht en waarmee
was ingestemd. Het gaat namelijk om incidenteel geld. Toen we de
begroting van het huidige jaar ontvingen, was het plan van de minister
zelf om 32 miljard euro aan uitgaven te doen uit de staatsschuld, met
een begrotingstekort van 2,8%. De Kamer heeft daarmee ingestemd. Er werd
gemikt op een staatsschuld van 548 miljard euro. We zijn nu bijna een
jaar verder en wat zien we nu? Van deze niet-gedekte 32 miljard is
slechts 21,9 miljard gebruikt, en is het begrotingstekort 1,8%. Het
tekort is dus 10 miljard lager dan waarmee de Kamer heeft ingestemd. Bij
de staatsschuld zien we zelfs nog een groter effect. De staatsschuld
komt 23 miljard euro lager uit dan waarop het kabinet zelf van plan was
uit te komen. Ook zien we op het uitgavenkader 3,1 miljard aan ruimte
onder aan de streep. Oftewel: deze amendementen passen zeer goed in de
budgettaire ruimte. Er blijft meer dan genoeg geld over, zelfs als het
de minister niet zou lukken om de resterende taakstelling van 4 miljard
in te vullen. Kijkende naar het patroon van eerdere jaren verwacht ik
overigens dat hem dat gaat lukken.
Voorzitter, ik ga afronden. De minister van Financiën en het kabinet
slaan in mijn ogen door in de drift om te bezuinigen en gaan nu zelfs
geld weghalen bij fondsen voor wonen, klimaat en onderzoek. Het was
altijd goed gebruik om het geld in die fondsen beschikbaar te houden
voor toekomstige jaren, zeker omdat we weten dat de problemen nog lang
niet opgelost zijn. Daarnaast voert het kabinet de ingediende en
aangenomen motie over Oekraïne niet uit. Ik reken erop dat de Kamer
daarom deze week ons amendement zal steunen
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de bijdrage van mevrouw Inge
van Dijk van de fractie van het CDA. Ga uw gang.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Allereerst proficiat aan collega Van Berkel met
haar maidenspeech, met haar oproep tot een goede samenwerking. Alleen
dan ontstaan grote resultaten.
Voorzitter. De Najaarsnota is natuurlijk geen directe voorspeller van
vertrouwen in de overheid, maar speelt wel een hele belangrijke rol.
Achter cijfers zit namelijk vaak het antwoord op de vraag of problemen
opgelost worden. Deze inbreng gaat over vertrouwen. Dat doe ik in drie
blokjes: onderuitputting in relatie tot vertrouwen, vertrouwen in de
toekomst en tot slot het vertrouwen van ons als parlement in de
begroting.
Voorzitter. Allereerst ga ik het dus hebben over onderuitputting. Ook nu
zien we namelijk dat onderuitputting vaak wordt veroorzaakt door
vertraging van de uitvoering. Dat doet iets met vertrouwen, vooral als
je kijkt waar die vertraging onder andere optreedt, namelijk bij onze
hersteloperaties, waar we grote beloften over hebben gedaan aan
inwoners. Ik noem de onderuitputting bij de hersteloperatie Groningen
als gevolg van gedragseffecten, maar ook omdat beleidskaders nog moeten
worden uitgewerkt. Ik noem ook de onderuitputting bij de hersteloperatie
toeslagen als gevolg van tragere uitvoering en invoering van het
advies-Van Dam over een meer eenduidige schaderoute. We zien het ook
bijvoorbeeld bij Klimaat en Groene Groei: onderuitputting door
vertraging van de waterstofmarkt en een pauze van de elektrolyse op zee.
We zien minder aanvragen bij de Investeringssubsidie duurzame energie,
wat onder andere komt door hoge investeringskosten in relatie tot
economische onzekerheid, waardoor bedrijven terughoudender worden. We
beloven te veel wat we niet waar kunnen maken, en dat moet anders. En
nee, dat is geen gebrek aan ambitie, maar een ambitie om realistischer
beloftes te doen.
Voorzitter. Vertrouwen in de toekomst. Deze periode zien we nog gunstige
cijfers, maar op middellange termijn zien we een stevige verslechtering.
Dat schept geen vertrouwen als daar geen perspectief tegenover staat
voor de economie en voor burgers die hiervan de effecten gaan voelen. De
minister zegt: zorg per jaar dat je niet door de vangrail gaat, dan kan
de Europese Commissie je niets maken. Wij denken dat wij van deze
kortetermijnvisie moeten opschuiven naar een langetermijnplanning, een
planning die werk maakt van het gegeven dat uitgaven nu harder stijgen
dan de economie groeit. Ik zie daarbij twee belangrijke opdrachten,
allereerst het beperken van de snel stijgende consumptieve uitgaven en
daarnaast, nog belangrijker, meer groeien door te investeren in ons
verdienvermogen. Met een grotere economie kunnen we ook zorgen voor een
betere houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
Peter Wennink noemde Nederland in 2024 al "fat, dumb and happy". We zijn
welvaart als iets vanzelfsprekends gaan zien, in plaats van iets waar we
zuinig op moeten zijn en wat continu onderhoud vraagt. Het
rapport-Wennink dat afgelopen vrijdag uitkwam, gaf hier ook een stevige
onderbouwing bij. Een sterke economie is geen doel op zich, maar een
middel om onze vrijheid, solidariteit en welvaart te behouden. We weten
dit al een tijdje, maar we zien op wereldwijde ranglijsten Nederland
steeds verder zakken op competitiviteit, economische groei en innovatie.
Vooral problematisch is de politieke instabiliteit in de afgelopen
jaren. Dat geldt echt niet alleen voor de afgelopen twee jaar. Geen
zinnig internationaal bedrijf gaat zomaar een langjarige
investeringsbeslissing baseren op instabiliteit. Ook Wennink benadrukt
dat jaren van instabiel beleid hebben geleid tot een vertrouwensbreuk.
Nederland moet dat vertrouwen bij investeerders in binnen- en buitenland
herstellen met een geloofwaardige en consistente strategie. Ziet de
minister ook de noodzaak voor de Nederlandse economie om te investeren
in groei, zodat de overheidsfinanciën op lange termijn weer houdbaar
worden? Alleen op korte termijn "nee" op investeringen, helpt nu de
rekening op nul te houden, maar gaat ons uiteindelijk onze welvaart
kosten.
Naast het beperken van onhoudbare structurele uitgaven en het doen van
belangrijke investeringen in ons verdienvermogen — weet u nog: het
verschuiven van consumptieve uitgaven naar investeringen? — adviseert
Wennink het volgende. We moeten ook inefficiënte fiscale maatregelen
durven aanpakken en omvormen, niet-strategische deelnemingen gaan
verkopen en bereid zijn de staatsschuld verantwoord te laten oplopen
voor investeringen die aantoonbaar groot economisch rendement opleveren.
Daarbij is het dus van belang om toekomstige opbrengsten te kunnen gaan
ramen.
Voorzitter. De minister heeft dit verhaal vanuit het CDA al heel vaak
gehoord. Wij kunnen deze voorstellen dan ook alleen maar omarmen. De
koek moet groter en ons verdienvermogen dus omhoog. Mijn vraag aan de
minister van Financiën is: begint hij na het stevige rapport van
Wennink, de brede oproep vanuit de samenleving maar ook van diverse
politieke partijen in de Kamer, ook tot andere inzichten te komen? Of
blijft hij vasthouden aan de huidige bestaande kaders, waardoor we
onvoldoende toekomen aan de broodnodige investeringen in ons
verdienvermogen?
Voorzitter. Deze minister kennende zal hij zeggen dat het antwoord op
alles "bezuinigen" is, maar dat is hem de afgelopen jaren niet erg goed
afgegaan. Ik noem het onvoldoende dempen van de stijgende uitgaven,
steeds teruggrijpen op het beperken van prijsbijstellingen en de
tabelcorrectiefactor, en onhaalbare bezuinigingen inboeken die nu als
een boemerang terugkomen. Denkt de minister dat een dergelijke aanpak
voor de lange termijn houdbaar is?
Dan tot slot — het is overigens best een lang slot — over het vertrouwen
van het parlement in de begroting. Goed kunnen controleren als parlement
begint namelijk bij het kunnen vertrouwen op een goed inzicht. Dat
ontbreekt echter nog op een paar punten. Kijk naar de verplichtingen. We
zien dat er voor meer dan 1 miljard aan verplichtingen die niet zijn
gerealiseerd in de uitgavenmutaties aangepast zijn zonder toelichting.
Waarom ontbreekt deze toelichting als de Kamer wel budgetrecht
heeft?
Voorzitter. Zoals al vaker geconstateerd met elkaar en gevraagd aan de
minister, is er beter zicht nodig op de uitgaven, zowel aan zorg en
sociale zekerheid als aan investeringen. Dit is beperkt omdat we nu één
totaal uitgavenkader hebben. Zowel de Raad van State als de 17de
Studiegroep Begrotingsruimte hebben hier al eerder over geadviseerd. Ook
het rapport-Wennink pleit voor inzicht in verschillende soorten
uitgaven. Gaat de minister dit inzicht verbeteren?
Ook inzicht in onze inkomsten kan beter. Met welke deelnemingen hebben
we bijvoorbeeld de 137 miljoen extra verdiend en op welke lijden we
verlies? Waar komt de hoge realisatie bij de belasting- en
invorderingsrente vandaan en hoe is box 3 nu verwerkt? Daar hebben we
vorig jaar overigens ook al naar gevraagd. Zien de herstelbetalingen op
het jaar waarin is besloten dat het moet worden uitbetaald of op het
jaar waarin daadwerkelijk wordt uitbetaald? De ramingen van de ib komen
9 miljard hoger uit. Wat is de uitsplitsing hiervan? Welk deel ziet op
box 3?
Voorzitter, echt tot slot. In tijden van een laag vertrouwen in de
politiek is de rijksbegroting, inclusief de Najaarsnota, geen rekensom,
maar een kans om vertrouwen terug te brengen. Oftewel: cijfers laten
samenkomen in daden.
Dank je wel, voorzitter.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Collega Van Dijk pleit voor realisme en om bij het ambitieniveau
rekening te houden met wat echt kan. Tegelijkertijd vond ik de tekst in
het tussenverslag en de agenda van collega's Jetten en Bontenbal over de
toeslagen wel erg minimalistisch. Collega Van Berkel zei: we verwachten
eigenlijk het meest van de mensen van wie we het minst kunnen vragen.
Die sturen we eigenlijk het bos in met ons toeslagenstelsel. Wat is nou
precies de ambitie van collega Van Dijk daarop? Ik verdenk toch een
beetje het CDA van de wat terughoudende zin over de hervorming van de
toeslagen in het stuk, niet zozeer D66. Daarom leg ik collega Van Dijk
het vuur aan de schenen. Geef dat alsjeblieft de prioriteit die het echt
nodig heeft, zoals collega Van Berkel in haar prachtige maidenspeech
onderstreepte.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoor de oproep van collega Grinwis. Volgens mij is het Kamerlid Van
Dijk geweest die twee jaar geleden al heeft gepleit om hier als Kamer
gezamenlijk werk van te maken en niet alles te laten afhangen van het
kabinet. Maar je ziet waar we nu staan: daar hebben we geen stap in
gezet met elkaar. Ik omarm die oproep dus. Tegelijkertijd zou ik dan ook
een oproep aan de Kamer willen doen. In het laatste Belastingplan hebben
we het gewoon weer complexer gemaakt voor bedrijven en inwoners. Aan de
ene kant vertellen we deze verhalen, die ik onderschrijf, maar aan de
andere kant doen we heel inconsequent andere dingen in de praktijk. Daar
heb ik moeite mee.
De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Die schoen trek ik heel graag aan, maar we weten allemaal dat de
kabinetsformatie en coalitieonderhandelingen dé window of opportunity
zijn waarin je kunt schuiven tussen uitgaven en lasten en waarin je een
grote hervorming kunt neerzetten. Er moet namelijk altijd pijn worden
genomen en dat is gedurende een kabinetsperiode en een Kamerperiode veel
ingewikkelder. Die schoen trek ik dus aan, maar ik hoop dat collega Van
Dijk de schoen ook aantrekt in de coalitieonderhandelingen, want dit is
de kans en dit is het moment waarop het moet gebeuren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik trek allebei de schoenen aan, want op één schoen is het ingewikkeld
lopen.
De voorzitter:
De heer Stultiens, op twee schoenen, zie ik.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Op twee schoenen, zeker. Mijn vraag gaat over Oekraïne. Dit jaar bleek
er meer geld nodig te zijn voor Oekraïne. Daarom is geld uit het
volgende jaar naar voren gehaald. De collega van mevrouw Van Dijk,
meneer Boswijk, was al maandenlang bezig om een gat volgend jaar te
voorkomen. Daarom ligt er nu een amendement van onze kant dat zegt: ga
nou niet het geld van volgend jaar gebruiken, maar voeg nu extra geld
toe voor Oekraïne. Hoe staat mevrouw Van Dijk tegenover dit
amendement?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb het amendement gezien en ik heb uiteraard ook contact gehad met
mijn collega, omdat ik weet hoe belangrijk dit onderwerp is voor hem
maar ook voor onze fractie. Dan is de vraag: hebben wij er het
vertrouwen in dat het kabinet echt alles op alles gaat zetten om met die
1,3 miljard te komen? Wij hebben dat, dus wij vinden het amendement op
dit moment ontijdig. De minister gaat het nog appreciëren, dus ik hoop
dat hij een doorkijkje kan geven naar wat het kabinet gaat doen om die
dekking te geven. Maar voor ons is het voor nu ontijdig, omdat wij het
vertrouwen hebben dat het bedrag er gaat komen. Daarnaast vinden er op
dit moment heel belangrijke gesprekken plaats waar Nederland ook aan
deelneemt. Wij hopen dat ook daar een stukje van de oplossing voor
Oekraïne komt, en niet eens voor Nederland.
De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Enigszins teleurstellend. Ik wil graag van mevrouw Van Dijk horen wat
zij wel "tijdig" vindt. Zij vertrouwt erop dat die 1,3 miljard nog komt.
Ik ben daar iets sceptischer over. Wat is dan voor mevrouw Van Dijk de
uiterlijke deadline wanneer het geld er moet zijn? Is dat inderdaad bij
de Voorjaarsnota of eerder?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Laten we eerst eens even de beantwoording van de minister afwachten en
dan met elkaar de conclusie trekken of we vinden dat het kabinet zijn
nek voldoende uitsteekt en of we met elkaar denken dat dit werkbaar zou
kunnen zijn.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Vandaag stonden er weer allerlei berichten in de pers. Het CBS heeft
aangetoond dat de armoede in Nederland weer gestegen is, zowel onder
mensen met een bijstandsuitkering alsook onder werkende mensen. Dat komt
vooral door de gestegen energielasten en het afschaffen van de
energietoeslag. Dan is mijn vraag de volgende. Ik weet dat mevrouw Van
Dijk geen groot fan is van het toeslagenstelsel. Ik ben dat ook niet.
Maar het afschaffen ervan voordat er iets nieuws is waardoor mensen
geholpen worden, zorgt voor een toename van armoede. Mijn vraag is met
welk voorstel het CDA hier vandaag komt om te voorkomen dat mensen door
het afschaffen van de energietoeslag nog meer in de armoede
terechtkomen. Welk voorstel gaat u vandaag doen?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ga daar vandaag geen voorstel voor doen. Zoals meneer Dijk weet,
zitten we in financiële onderhandelingen. De koopkracht van mensen,
oftewel armoede, is uiteraard ook een onderwerp van het gesprek dat je
daar voert. Maar het artikel zegt nog iets meer, namelijk over welke
groep met name te maken heeft met een toename in armoede. Dan zie ik ook
wel weer een kans. Het zijn mensen die weinig werken, terwijl we met z'n
allen weten hoe hard we mensen nodig hebben in onze arbeidsmarkt. We
zouden die mensen misschien ook op die manier kunnen helpen. We moeten
dus, naast zorgen dat ze financieel niet door het ijs zakken, ook
nadenken over hoe we die mensen kunnen helpen om hun inkomen te
vergroten. Ik zie daar namelijk ook een uitdaging. Als ik zie dat er
zzp'ers zijn met een tegenvallend jaar, denk ik: de arbeidsmarkt staat
te springen om mensen. Volgens mij moeten we die groep sowieso op een
andere manier kunnen helpen.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Dat is leuk voor de toekomst. Dat vind ik ook. Maar wat mij bevreemdt,
is het volgende. Dat merk ik wederom in dit debat en ook in de inbreng
van de heer Stultiens over zijn amendement met 2 miljard voor Oekraïne.
Dan springt iedereen op uit zijn stoel en wordt er in één keer geld
gevonden. Ook ik vind dat wij Oekraïne moeten steunen. Maar dan verwacht
ik hier nu ook voorstellen van andere partijen om een toename van
armoede tegen te gaan. Die komen niet. Dat doet iets met een
samenleving. Dat doet iets met vertrouwen in de politiek.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Daarom pleit ik zo hartstochtelijk voor het echt vergroten van ons
verdienvermogen. Ik maak me zorgen over onze welvaart op de lange
termijn. De heer Van Dijck zal dan wel zeggen "nu, nu, nu". Ik heb er
alle vertrouwen in dat de heer Van Dijck dadelijk met een heel net, mooi
gedekt amendement gaat komen om dat wél te doen. Ik heb het overigens
nog niet gezien, maar dat kan ook aan mij liggen. Dan kunnen we het daar
inhoudelijk met elkaar over hebben.
De voorzitter:
De heer Tony van Dijck. Ik had net gezegd: afrondend op dit punt. Tony
van Dijck, ga uw gang. U mag dan met de koffie buiten de orde …
De heer Jimmy Dijk (SP):
Voorzitter, ik hoop voor de heer Van Dijck dat het klopt, dus dan moet
het kloppen, hè?
De voorzitter:
Het is vooral kloppend als het uit de mond van de voorzitter komt.
Meneer Tony van Dijck, ga uw gang.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde mevrouw Van Dijk toch nog iets
meegeven, ook in het kader van de onderhandelingen. Er wordt veel
gesproken over dat er meer geïnvesteerd moet worden. Mevrouw Van Dijk
weet dat Nederland een spaarzaam landje is en dat we 600 miljard op de
spaarrekeningen hebben staan. Maar mensen zijn er niet zo happig op om
dat te investeren of te beleggen of noem maar op. Als je dat namelijk
belegt of als je dat investeert, hoe veilig dan ook, betaal je vier keer
meer belasting dan wanneer je het veilig op een spaarrekening laat
staan.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Tony van Dijck (PVV):
A is het veiliger op een spaarrekening en b betaal je dus ook vier keer
minder belasting dan wanneer je het investeert. Gaat mevrouw Van Dijk de
onderhandelaars meegeven om daarnaar te kijken?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat ga ik niet alleen de onderhandelaars meegeven; ik geef het kabinet
al een hele tijd mee dat hier serieus naar gekeken moet worden. Dat heb
ik gedaan door hier verschillende keren schriftelijke vragen over te
stellen. We hebben het in het laatste Ecofin-debat ook heel nadrukkelijk
gehad over de vraag: hoe gaan we hiermee om? De minister heeft toegezegd
dat hij met een stuk hierover naar de Kamer komt, zodat we daar echt met
elkaar over door kunnen praten. Hier zit namelijk gewoon wel iets waar
we met elkaar over na moeten denken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat
mensen dat geld op een veilige en verantwoorde manier kunnen investeren?
Misschien kunnen ze er zelfs ook nog wel wat aan overhouden; dat zou
heel erg mooi zijn.
De voorzitter:
Ik zou de Kamer willen verzoeken om de interrupties zo kort en bondig
mogelijk te maken, dus kom snel tot uw vraag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Meneer Van Dijck en mevrouw Van Dijk zijn het met elkaar eens.
De voorzitter:
Wat fijn. Meneer Van Houwelingen, volg dit voorbeeld, zou ik zeggen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat zal ik doen, voorzitter. Ik hoor mevrouw Van Dijk zojuist zeggen dat
de economie wat moet groeien en dat we dan ook wel 2 miljard kunnen
overmaken naar Oekraïne, want dat steunt het CDA. U lacht er zelf om,
want het is eigenlijk een hele vreemde opmerking. Politiek is namelijk
keuzes maken. Als het CDA ervoor kiest om 2 miljard te geven aan
Oekraïne, dan kunnen we dat toch niet gebruiken — dat is mijn vraag,
voorzitter — om bijvoorbeeld hier in Nederland de armoede te bestrijden?
Ik las net in een krantje dat de armoede weer verder toegenomen is. Daar
moet u toch eerlijk over zijn dan?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het altijd wel bijzonder dat, als je probeert een
macro-economisch verhaal te houden, dit weer gereduceerd wordt tot één
klein dingetje: steun aan iets dat we ook belangrijk vinden. Onze
veiligheid en de veiligheid van Oekraïne hebben wel degelijk effect op
onze economie, ons verdienvermogen en dus ook wat mensen uiteindelijk in
hun portemonnee overhouden. Daar wil ik dus gewoon niet naïef in zijn.
Ik vind dat wij daar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid in
hebben. Onze veiligheid draagt dus ook bij. En andersom: stel je voor
dat het ons zou overkomen. Dan hoop ik ook echt dat andere landen zeggen
dat zij ons land helpen.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Afrondend, voorzitter. Hier worden we het niet over eens; dit debat
moeten we niet gaan voeren. Wees er eerlijk over: als je besluit om 2
miljard uit te geven aan steun aan Oekraïne, kan je die niet meer hier
besteden aan de zorg of het onderwijs. Dat merkt de SP volkomen terecht
op. Dat is dan een keuze die het CDA maakt. Wij maken een andere
keuze.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat is zeker een keuze die het CDA maakt, net als de keuze die het CDA
zal maken om fors te investeren in ons verdienvermogen, zodat de koek
groter wordt en we uiteindelijk meer geld overhouden om mensen te kunnen
ondersteunen in hun koopkracht.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Mevrouw Inge van Dijk noemde in haar inbreng iets over de fiscale
regelingen en het schrappen van ondoelmatige en niet-doeltreffende
regelingen. Volgens mij vinden we elkaar daarop. Echter, we hebben de
afgelopen jaren ook ervaren hoe ongelofelijk ingewikkeld het is om een
regeling af te schaffen. Ik vraag aan haar: hoe ziet zij voor zich dat
we in de aankomende periode ondoelmatige regelingen kunnen schrappen en
al die middelen die dan beschikbaar komen op een betere manier kunnen
inzetten?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dan heel erg: kunnen we pakketjes maken? Als je die hele lijst
met regelingen in handen hebt — het wordt misschien een beetje technisch
— kun je dan bedenken: waar dienen die eigenlijk voor? Volgens mij moet
je eerst met elkaar beantwoorden: wordt dat doel bereikt? De tweede
vraag is: vinden we dat doel belangrijk? Als we met elkaar zeggen dat we
dat doel nog steeds heel belangrijk vinden, is het interessant om te
kijken of we regelingen kunnen samenvoegen, zodat we dat geld niet
weggooien, maar efficiënter inzetten. Volgens mij is dat een exercitie
die we moeten gaan doen. Daarbij gaan we waarschijnlijk twee conclusies
trekken. Een deel van het geld kunnen we misschien beter ergens anders
inzetten, misschien voor armoede, en een deel van het geld moeten we
blijven inzetten voor dat doel, maar via een andere fiscale
regeling.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we nu luisteren naar de heer
Hoogeveen van de fractie van JA21 voor zijn bijdrage in deze
termijn.
De heer Hoogeveen (JA21):
Voorzitter. De overheidsfinanciën staan er dit jaar gunstiger voor dan
op Prinsjesdag werd gedacht. Het begrotingstekort komt in 2025 uit op
1,8% van het bruto binnenlands product, waar eerder nog werd uitgegaan
van 2,1%. Ook de staatsschuld valt lager uit dan geraamd, op ongeveer
44,2% van het bbp. Dat geeft op korte termijn lucht en laat zien dat
Nederland er begrotingstechnisch nog steeds goed voor staat. Laat ik dus
beginnen met complimenten aan de minister. We zouden met z'n allen
vooraan staan als de staatsschuld zou oplopen. Nu gebeurt dat niet.
Ongeacht de factoren is dat een positieve ontwikkeling.
Op de lange termijn, zoals de Europese Commissie ook heeft aangekaart,
zullen er wel keuzes gemaakt moeten worden. Ik zag de minister van
Financiën bij het programma — hoe heet dat? — Goedemorgen Nederland op
zondag. Daar had de minister ook een plausibel verhaal over dat we in de
toekomst ook echt fundamentele keuzes moeten gaan maken over onze
economie, sociale zekerheid en zorg.
Kijkende naar de economie zien we op dit moment een positief beeld. De
economie doet het beter dan verwacht. Eind 2024 gingen het Centraal
Planbureau en De Nederlandsche Bank nog uit van 1,5% groei in 2025. In
de laatste ramingen gaan we naar 1,7%. Ondanks het radicale en
destructieve beleid van de Amerikaanse president Donald Trump met zijn
importtarieven is onze economie veerkrachtig gebleken, ondersteund door
loonstijgingen, renteverlagingen en een aantrekkende koopkracht.
Toch blijft de inflatie in Nederland de komende jaren naar verwachting
boven de 2% en blijft die ook hoger dan in andere eurolanden. Dat is
geen toeval en ook niet uitsluitend het gevolg van externe factoren. Er
wordt vaak verwezen naar hogere energieprijzen als gevolg van de oorlog
in Oekraïne, maar die verklaring schiet tekort. Energieprijzen raken
alle Europese landen. Dat verklaart niet waarom de inflatie in Nederland
structureel hoger ligt dan in vergelijkbare landen binnen de eurozone.
Het verschil zit niet buiten Nederland, maar binnen Nederland en in de
keuzes die wij hier maken.
Belastingen, heffingen en regulering werken in Nederland in meerdere
sectoren prijsverhogend. Een concreet voorbeeld is de gedifferentieerde
vliegbelasting. Volgens het CBS hadden in november voordelige
vliegticketprijzen bijvoorbeeld nog een dempend effect op de inflatie
ten opzichte van 2024. Maar met de invoering van de vliegbelasting
draaien we dit soort effecten ook weer om. We verhogen beleidsmatig
namelijk de prijzen. Mijn vraag is hoe het kabinet dit soort
beleidsmatige prijsverhogingen meeweegt bij de beoordeling van inflatie
en koopkracht op de middellange termijn.
Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. Ook op andere terreinen, zoals
mobiliteit, energie en consumptie, zien we dat beleidskeuzes bijdragen
aan hogere prijzen. Volgens het CBS dalen de energieprijzen in de
eurozone, terwijl deze in Nederland stijgen. Neem de benzineaccijnzen,
die in Nederland tot de hoogste van de Europese Unie behoren. Het
verschil met Duitsland is inmiddels zo groot dat het zelfs vanuit het
midden van het land loont om over de grens te tanken. Vanuit Zeist
scheelt dat al snel enkele euro's op een tankbeurt en vanuit Enschede
kan dat oplopen tot €15. Tijd is geld, maar het is nog nooit zo rendabel
geweest om vanuit Enschede een kwartiertje om te rijden.
Dit soort prijsverschillen leidt structureel tot uitwijkgedrag naar onze
buurlanden. Dat geldt niet alleen voor brandstof, maar ook voor vliegen
en andere accijnsgoederen, want prijsstijgingen op voedingsmiddelen,
dranken, tabak en diensten zijn in Nederland gemiddeld gewoon groter dan
in de eurozone. JA21 ziet hier een reëel risico op grenseffecten en
weglekken van belastingen. Kan de minister inzicht geven in de omvang
van deze grenseffecten en in hoeveel belastingopbrengsten hierdoor
structureel weglekken naar het buitenland?
Voorzitter. Dan wil ik het hebben over de onderuitputting. Collega Van
Dijk refereerde daar ook al aan. Het kabinet rekent in toenemende mate
met een onderuitputting als onderdeel van het begrotingsbeeld. Voor 2025
gaat het om 7,1 miljard euro. De minister geeft aan dat er de afgelopen
jaren sprake is geweest van een stijgende trend in de hoogte van de
onderuitputting op de departementale begrotingen. Onderuitputting wordt
hiermee niet alleen achteraf geconstateerd, maar ook vooraf meegenomen
in het begrotingsbeeld. Het gevolg is dat onzekerheden vooraf in het
begrotingsbeeld worden verwerkt, terwijl pas achteraf blijkt of die
aannames houdbaar zijn. Na de invulling bij de Miljoenennota en de
Najaarsnota resteert nog 4,6 miljard, die pas bij het Financieel
Jaarverslag van het Rijk moet worden ingevuld. De minister geeft zelf
aan dat het onzeker is of dit volledig lukt en dat dit bij tegenvallers
leidt tot een verslechtering van het EMU-saldo. Mijn vraag aan de
minister is hoe deze groeiende inzet van onderuitputting zich verhoudt
tot realistisch ramen en wat deze groei in onderuitputting betekent voor
de betrouwbaarheid van het begrotingsbeleid.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan gaan wij nu luisteren naar de heer Van
Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie voor zijn bijdrage
in deze termijn. Ga uw gang.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. We bespreken vandaag de Najaarsnota en daarmee de
laatste wijzigingen die zich voordoen in dit begrotingsjaar, 2025. In
het kader van het begrotingsrecht van het parlement is het
vanzelfsprekend belangrijk dat dergelijke wijzigingen, die dus bij de
bespreking van de begroting van 2025 door dit parlement nog niet
goedgekeurd zijn, gedurende het begrotingsjaar alsnog ter kennisgeving
en goedkeuring worden voorgelegd. Meevallers en tegenvallers worden
daarbij gedurende het begrotingsjaar in principe verrekend binnen de
begroting van het desbetreffende departement. Dat is de regel.
Bij het lezen van de Najaarsnota viel mij echter op, als ik me niet
vergis, dat er de facto geschoven kan worden met geld tussen de
verschillende departementen. Zo lezen we in de Najaarsnota op pagina 49
dat er vanuit het ministerie van Defensie 20 miljoen is overgeboekt naar
de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, NWO, die
valt onder het departement van Onderwijs. De reden die hiervoor wordt
gegeven is: ter bevordering van de weerbaarheid. Ook vanuit andere
ministeries, lezen we, is er geld overgemaakt naar begrotingsposten die
eigenlijk horen bij OCW. Staat het ministeries vrij om gedurende een
begrotingsjaar een deel van hun begroting in te zetten op het terrein
van een ander departement? Of vergis ik me? Dat hoor ik dan graag. Er
kan natuurlijk altijd wel een reden gevonden worden waarom een onderwerp
dat in principe thuishoort op de begroting van een ander departement,
ook voor het departement dat het geld overmaakt van belang kan zijn. Dat
spreekt voor zich.
Defensie heeft, het voorbeeld dat ik net noemde, 20 miljoen euro
overgeboekt naar NWO, onder het mom van "weerbaarheid". Als dat klopt,
hoe verhoudt dit zich tot het begrotingsrecht van deze Kamer? Als deze
Kamer er bewust voor kiest, bijvoorbeeld vanuit politieke overwegingen,
om de zorg- of onderwijsbegroting te laten groeien, is het dan niet
vreemd dat het de ministeries van VWS en OCW gedurende het
begrotingsjaar vervolgens vrijstaat, blijkbaar, om deze extra middelen
over te boeken — nogmaals, hiervoor kan natuurlijk altijd een reden voor
worden gevonden — naar organisatieonderdelen die vallen onder de
verantwoordelijkheid van andere ministeries?
Voorzitter. Dan mijn tweede vraag. Ik lees op pagina 58 dat door de EU
geconfisqueerde rentebetalingen op de bevroren Russische tegoeden niet
worden overgemaakt naar Oekraïne, wat ik had gedacht, maar als
zogenaamde windfall profits op onze defensiebegroting belanden. Dat is
100 miljoen euro in 2025, als vergoeding voor de militaire steun aan
Oekraïne. Ja, wij zijn natuurlijk tegen, maar daar gaat dit debat nu
even niet om. Dan is mijn vraag: waarom is gekozen voor deze
constructie? Dat begrijp ik niet goed. Waarom worden de geconfisqueerde
rentebetalingen niet rechtstreeks overgemaakt aan Oekraïne? Loopt
Nederland door deze constructie nu niet een geheel onnodig extra risico
om in de toekomst door Rusland aansprakelijk te worden gesteld voor de
confiscatie van deze rentebetalingen en daarmee ook een risico op
bevriezing van Nederlandse tegoeden of eigendommen in Rusland? Waarom
nemen we dit onnodige extra risico, is mijn vraag aan de minister.
Tot slot, voorzitter. Ik heb nog een derde en laatste vraag over de
incidentele suppletoire begroting waarmee vorige week, dus op de valreep
van dit begrotingsjaar, nog even in totaal 700 miljoen euro extra aan
militaire steun is vrijgemaakt voor Oekraïne omdat er sprake was van
onderuitputting, onder andere op de defensiebegroting van dit jaar. Deze
Kamer werd door de minister van Defensie gevraagd binnen 48 uur met deze
incidentele begroting in te stemmen. Mijn vraag aan de minister van
Financiën is hoe hij aankijkt tegen een dergelijk gebruik van de
incidentele begroting, als stelselverantwoordelijke dus. Waarom was deze
begrotingswijziging bijvoorbeeld geen onderdeel van de Najaarsnota? De
reden die werd gegeven, namelijk dat de contracten per se vorige week in
plaats van eind deze week getekend zouden moeten worden, is in onze ogen
ronduit ongeloofwaardig. Voor zo'n bedrag kunnen wapenfabrikanten echt
nog wel een week wachten op een contract, lijkt me.
Zelfs als er per se vorige week voor dit bedrag een contract moest
worden getekend, waarom kon, dus naar het oordeel van de minister van
Financiën, deze incidentele begroting dan niet eerder naar de Kamer
worden gestuurd, zodat wij er hier fatsoenlijk over hadden kunnen
debatteren? In plaats daarvan werden we gedwongen — dat is eigenlijk wat
er gebeurd is — om binnen 48 uur bij het kruisje te tekenen. Een
onderuitputting op de begroting van maar liefst 700 miljoen euro is toch
niet niets? Mijn vraag aan de minister van Financiën is dus de volgende.
Dat materialiseert toch niet per se pas in de laatste paar weken van het
begrotingsjaar? Daar hebben we het net ook uitgebreid over gehad. Er is
heel veel onderuitputting, zeker bij Defensie, dus dat zie je aankomen.
Hoe kan het dus zijn dat we ineens met zo'n begroting geconfronteerd
worden, zeker bij Defensie, waarvan algemeen bekend is dat er sprake is
van chronische onderuitputting op de begroting?
We zouden in het kader van een ordentelijk begrotingsproces, waar deze
minister verantwoordelijk voor is, toch van het ministerie van Defensie
mogen verwachten dat het deze incidentele begroting eerder naar de Kamer
zou moeten kunnen sturen? Waarom is dat dus niet gebeurd? Hoe denkt de
minister van Financiën daarover? Als hij dat met ons eens is, is hij dan
bereid om zijn collega-ministers erop te wijzen dat incidentele
begrotingen, zeker van deze omvang, die voortkomen uit de besteding van
gelden die door onderuitputting zijn vrijgekomen — nogmaals, die komt
niet uit de lucht vallen — bijvoorbeeld eerder regulier via de
Najaarsnota naar de Tweede Kamer zouden moeten worden gestuurd? We
kijken uit naar de antwoorden van de minister van Financiën.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Flach, die spreekt
namens de fractie van de SGP. Gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. De kortste dag van het jaar is in zicht. De
kerstdiners worden voorbereid en de geur van oliebollen hangt al in de
lucht. Dat zijn voor de vaste commissie voor Financiën dé signalen dat
het tijd is voor een debat over de Najaarsnota. Dat gebeurt steevast in
de laatste week voor het reces, diep in december. In de Najaarsnota
worden de laatste financiële wijzigingen in de lopende begroting
voorgesteld. Sinds september zijn er allerlei mutaties geweest in de
begroting, diverse tegenvallers maar ook veel meevallers. Hoewel we daar
als Kamer vandaag niet veel aan kunnen veranderen, is het goed dat we
daar wel over spreken. Het gaat namelijk over miljarden euro's, die
bijvoorbeeld niet uitgegeven worden aan allerlei urgente thema's of die
juist meer opgehaald zijn door hoger dan geraamde belastingen. Op één
punt wil de SGP nog bijsturing, namelijk in de woningbouw, maar daar kom
ik zo op.
Voorzitter. De Najaarsnota geeft een actueel financieel beeld van de
overheidsfinanciën. Er moet nog 4,6 miljard euro aan onderuitputting
worden ingevuld. Is er al zicht op de invulling, vraag ik de minister.
Of laat het kabinet de schuld volgend jaar oplopen? In de laatste jaren
is er vaak geld verschoven naar de volgende jaren, is er vooraf al
onderuitputting ingeboekt of is er gebruikgemaakt van overprogrammering
om ervoor te zorgen dat het geld weggezet kon worden. De rek lijkt er
wel uit te zijn. Hoe gaan we terug naar een realistisch kasritme?
Dan wonen. Er moeten snel meer woningen worden gebouwd, want de
woningnood is ontzettend hoog. Daarvoor is ook veel geld nodig. Zeker,
geld alleen is niet voldoende, maar zonder voldoende budget gaat dat
niet lukken. Daarvoor zijn er allerlei regelingen, zoals de
Woningbouwimpuls. In september is er al 40 miljoen euro uit 2025
doorgeschoven naar latere jaren. Er is nu echter nog steeds sprake van
een onderuitputting van 57 miljoen euro. Tot nu toe werd die
onderuitputting altijd doorgeschoven, met een zogenaamde
100%-eindejaarsmarge. Nu gebeurt dat echter niet. Waarom wordt opeens
afgeweken van die regel, vraag ik de minister. Waarom wordt er dus
feitelijk gekort op het budget voor woningbouw? 57 miljoen euro die
gereserveerd was voor meer woningen, valt dus weg.
Voor de SGP is het helder: dat geld moet beschikbaar blijven voor de
broodnodige woningbouw. Daarom heb ik samen met een aantal andere
partijen, waaronder GroenLinks-PvdA, JA21 en inmiddels ook BBB en
ChristenUnie, een amendement ingediend om deze 57 miljoen euro
beschikbaar te houden voor de Woningbouwimpuls en dit geld door te
schuiven naar volgend jaar, net zoals de afgelopen jaren ook gebeurde.
Daarmee kan de bouwproductie doorgaan. Ik weet dat de Woningbouwimpuls
inmiddels wat meer focus heeft en meer gericht is op complexe projecten,
ook omdat de Realisatiestimulans in het leven is geroepen. Daarom heb ik
in het amendement de suggestie gedaan om het budget op een andere manier
aan woningbouw te besteden. Graag een reactie van de minister op dat
amendement. Waarschijnlijk komt die via zijn collega.
Voorzitter. Er zijn ook een paar andere opvallende zaken te zien in de
Najaarsnota. Zo vielen de opbrengsten uit afpakken, boetes en
transacties opnieuw enorm tegen. Dat lijkt inmiddels een structurele
trend. Jaar na jaar lukt het niet om deze post in te vullen. Dat gaat
uiteindelijk ten koste van andere uitgaven. Waarom wordt de raming
daarvan dan niet aangepast? Ik las in de begroting van JenV voor 2026
dat in ieder geval tot en met 2030 maar liefst 384 miljoen euro geraamd
is, net zoveel als in afgelopen jaren. Is het niet zorgvuldiger om die
raming te verlagen?
Voorzitter. Dan gaan we een tunnel in. De boetepost die volgend jaar wél
vol gaat lopen, is die van de Blankenburgtunnel. Over overschrijdingen
gesproken: de boeteopbrengsten dreigen daar hoger te worden dan de
tolopbrengsten. Ondertussen hapert de inning van de tol aan alle kanten.
Zelfs de Nationale ombudsman heeft zich er inmiddels tegen uitgesproken.
Ik voorzie een forse overschrijding van de opbrengsten daar. Dit loopt
uit de hand en is wat de SGP betreft niet acceptabel. Ten minste de
eerste betaalherinnering zou gratis moeten zijn, zoals we dat ook eisen
van bedrijven. Welke tunnel gaat het kabinet door deze boeteberg
aanleggen? Met andere woorden, hoe gaat de minister dit oplossen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een dikke streep onder deze kwestie, want het is echt bizar wat hier aan
de hand is. Overigens waag ik te betwijfelen of het nou zo veel
opbrengt. Voor €1,51 krijg je namelijk een hele brief toegestuurd. De
handelingskosten daarvan zijn volgens mij al veel hoger dan dat hele
bedrag van €1,51 per personenauto.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Misschien kan de minister dat ook meenemen, want deze kwestie is echt de
zotheid gekroond.
De heer Flach (SGP):
Inderdaad, meneer Grinwis. Dat ben ik van harte met u eens. Alleen,
vanaf volgend jaar gaan de betalingsherinneringen wel €9 per stuk
kosten. Daar gaat een forse post uit komen. Die is ook begroot. Daar
komen nog de boetes bij voor als je per ongeluk die herinnering over het
hoofd ziet. Daar leggen we de vinger bij. Wat de SGP betreft zou je
moeten zeggen: nou, stop maar even met het innen van die tol totdat je
een goed systeem hebt. Dat is misschien het meest efficiënt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik wilde gaan afronden met het laatste blokje. Ook bij de
asielbegroting zie ik verontrustende signalen. Zo wordt er 160 miljoen
euro toegevoegd aan een voorziening voor het betalen van dwangsommen.
Deze dwangsommen worden door de IND betaald aan asielzoekers van wie de
beslistermijn is overschreden. Ten eerste moeten die dwangsommen wat de
SGP betreft zo snel mogelijk worden afgeschaft, maar ten tweede: wat
betekent dit voor de toekomst? Het extra budget is namelijk niet
structureel. Welke claim leggen de hoge dwangsommen op de toekomst? Wat
zijn de verwachte kosten op langere termijn?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot een vraag.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De heer Flach schetst heel goed waarom het amendement voor wonen nodig
is, namelijk: "Er is een probleem. Er is geld gereserveerd. Het geld kan
niet worden uitgegeven. Het probleem wordt niet opgelost." Vroeger bleef
dat geld dan gewoon bestaan. Ziet hij net als wij dat bij het
Klimaatfonds eigenlijk precies hetzelfde gebeurt? Ook daar zien we een
maatschappelijk probleem. Er wordt geld gereserveerd. Dat wordt niet
uitgegeven. Het probleem wordt niet opgelost. Vervolgens wordt het geld
weggehaald.
De heer Flach (SGP):
Ik vind het in algemene zin wel opvallend: bij fondsen hanteerden we
inderdaad de 100%-eindejaarsmarge, maar dat is nu niet gebeurd. Dat is
onder andere ingezet om de post via onderuitputting te dekken.
Tegelijkertijd lees ik echter ook in de Najaarsnota dat het geen effect
heeft op het EMU-saldo. Ik zie dus ook niet zozeer de logica daarvan in.
Daarom stelde ik mijn vraag ook op die manier. Ik heb me niet zozeer in
het Klimaatfonds en de achtergrond daarvan verdiept, maar de systematiek
is eigenlijk hetzelfde.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Even over de boetes bij die tunnel. Ik heb in mijn termijn ook aandacht
gevraagd voor de verkeersboetes. De Wet kwaliteit
incassodienstverlening, de Wki, geldt voor het bedrijfsleven. U zei al:
de eerste herinnering is kosteloos en daarna mag je maximaal 15%
incassokosten vragen. Is de heer Flach het met mij eens dat dat
eigenlijk ook voor de overheid zou moeten gelden? Het is natuurlijk raar
dat de overheid 300% mag vragen en het bedrijfsleven maar 15%.
De heer Flach (SGP):
Absoluut. Ik vind dat de overheid zich aan dezelfde regels zou moeten
houden als die we opleggen aan bedrijven. Dat vind ik in alle opzichten.
Dat geldt ook zeker hier, ja.
De voorzitter:
U bent het met elkaar eens. Dank voor uw bijdrage. Dan is het tijd om te
gaan luisteren naar de heer Grinwis, die spreekt namens de fractie van
de ChristenUnie. Gaat uw gang.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst grote complimenten voor de
maidenspeech van collega Van Berkel. Daarin klonk heel veel compassie
voor mensen die het hardst een steuntje in de rug nodig hebben, maar
voor wie we het het alleringewikkeldst hebben gemaakt om dat steuntje te
krijgen. Het zet een dikke streep onder de noodzaak om ons stelsel, en
met name de toeslagen, te vereenvoudigen, daar iets beters voor in de
plek te stellen en een stelsel te krijgen met meer begrijpelijkheid en
meer inkomenszekerheid. Ik hoop dat deze boodschap van collega Van
Berkel door beide coalitiepartners, CDA en VVD, zal worden omarmd als
topprioriteit; ik zei het al in mijn interruptie richting collega Van
Dijk.
Voorzitter. Terwijl via het rapport-Wennink de miljardenclaims alweer op
tafel werden gelegd, liet de Najaarsnota zien dat de financiële bomen
niet langer bijna automatisch tot in de hemel groeien. Dan heb ik het
nog niet eens over alle financiële wensen uit het werkstuk van Jetten en
Bontenbal. Het einde van mijn telraam kwam al na een paar alinea's in
zicht. Uitgavenmeevallers komen steeds moeizamer tot stand en aan de
inkomstenkant gaat het ook niet meer vanzelf. Weliswaar verslaan de
inkomsten nog steeds de ramingen, maar in veel mindere mate dan in de
afgelopen jaren en waarschijnlijk zijn ze niet structureel. Kortom, een
voorbode van financieel zwaarder weer.
Juist dan komt het aan op de vraag: welk financieel beleid voer je en
met welke doelen? Voor mijn fractie geldt dat we allereerst willen
opkomen voor minder armoede en meer bestaanszekerheid. Vanochtend nog
zagen we in het nieuws het bericht dat de armoede na jaren van daling
afgelopen jaar weer is toegenomen. Overigens baart niet primair het
aantal mensen onder de armoedegrens mij zorgen, maar vooral hoelang
mensen in armoede leven en de intensiteit daarvan. Wat is de reactie van
de minister op deze cijfers van het CBS?
Ten tweede zet de ChristenUnie zich in voor goede zorg voor de
schepping. Investeringen in natuurbeheer, elektriciteitsnetten en
duurzame energie zijn geen luxe, maar pure noodzaak. Ondertussen wordt
er 1 miljard per jaar bezuinigd op de SDE++, waardoor de belangrijkste
investeringsmotor in verduurzaming van de energievoorziening gaat
haperen. Dat mag het volgende kabinet dan vervolgens weer herstellen. Is
de minister hierbij nog mijn bondgenoot?
Ten derde: voor de ChristenUnie is het belangrijk dat we problemen niet
doorschuiven naar toekomstige generaties. Dat betekent niet alleen
zuinigheid met vlijt, maar ook dat we de broodnodige investeringen doen
in solide infrastructuur en openbaar vervoer, maar ook in veilige dijken
en sluizen en de randvoorwaarden voor een functionerende, duurzame
economie. Die moeten op orde. Kan de minister toelichten hoe hij de
balans bewaakt en hoe hij nu al beleid inzet om te voorkomen dat het
begrotingstekort en de staatsschuld de komende decennia weer rap
oplopen?
Voorzitter. Om door te gaan op dat laatste punt: als ik de Najaarsnota
lees zie ik een tweezijdig financieelbeleidsbeeld. Enerzijds zijn er de
cijfers over het begrotingstekort en de staatsschuld. Die zien er op het
eerste gezicht positief uit. Aan het begin van het jaar werd het tekort
geraamd op 2,8% van het bbp. Dat is een angstvallig kleine marge ten
opzichte van de Europese 3%-regel, maar dat tekort zou volgens de
Najaarsnota nu zijn geslonken naar 1,8%. Er zit echter weer een addertje
onder het gras; veel collega's hebben daar de vinger ook al bij gelegd.
In deze laatste weken van het jaar moet dan wel blijken dat de nog
openstaande post van 4,6 miljard euro aan taakstellende onderuitputting
wordt ingevuld. Hoe schat de minister de kans in dat dat hem zal lukken?
Is een tekort van ongeveer 2,2% daarmee niet realistischer? Is de
stelling uit de Najaarsnota dat het uitgavenkader onderschreden wordt
met 3,1 miljard dan niet een te rooskleurige voorstelling van zaken, nog
afgezien van het feit dat taakstellende onderuitputting sowieso een
anomalie is? Is dat de reden dat nu geld wordt weggehaald bij
bijvoorbeeld de Woningbouwimpuls, waar het over ging toen werd gesproken
over het amendement van collega Flach, en de fondsen — zie ook de
amendementen van collega Stultiens — terwijl dat in eerdere jaren niet
in deze mate gebeurde? Waarom, is mijn vraag.
Los daarvan zitten er nog wel wat onaangename verrassingen in de
begroting. Alhoewel, verrassingen? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de
ingeboekte korting op de afdrachten aan de Europese Unie van 1,6 miljard
euro, waarvan, gelet op alles wat er op dit moment gaande is, iedereen
wel aanvoelt dat de korting er in die mate in ieder geval niet gaat
komen. Of denk aan de begroting van het ministerie van Asiel en
Migratie, die over een poosje nagenoeg leeg is, terwijl de instroom nog
steeds hoog blijft, de uitstroom uit azc's klein blijft en er dus gewoon
structurele capaciteit nodig is bij het COA, met een bijbehorend
kostenplaatje. Maar denk dus ook aan de subsidies voor de verduurzaming
van onze energievoorziening; ik had het er al over. Nu de kans niet
gering is dat we deze minister nog een rondje gaan terugzien als hoeder
van de rijksfinanciën, vraag ik hem of hij zich niet ontzettend zorgen
maakt over de lijken die hij onherroepelijk aan gaat treffen in zijn
eigen begrotingskast, en die eigenlijk wel vrij openbaar zijn opgebaard,
zou je kunnen zeggen. Welk advies heeft hij in dat licht voor de
formerende partijen? Kan de minister al dan niet schriftelijk
uiteenzetten met welke tegenvallers de formerende partijen de komende
maand te maken krijgen? Welke tegenvallers zijn terug te voeren op
onrealistische afspraken in het hoofdlijnenakkoord, waar de minister als
onderhandelaar nauw bij betrokken was?
Ten slotte nog één tegenvaller. Omdat het Europese klimaatbeleid wordt
uitgesteld, is er nog een tegenvaller van 4 miljard in 2027. Hoe kan dat
nou zomaar? Bovendien was de manier van communiceren wel een beetje
ondermaats, hè? Het was een beetje weggeschreven in een alinea. Nu
hebben we alsnog een brief gehad, maar soit, uiteindelijk gaat het hier
om een andere kwestie. In de vorige coalitieonderhandelingen zijn de
ETS2-inkomsten heel snel ingeboekt als algemene inkomsten. Was dat nou
wel prudent en was dat wel netjes? Want de kosten van het leven en het
produceren voor mensen worden door ETS2 wel hoger. Hadden we dat zomaar
als algemene inkomsten moeten inboeken? Graag hoor ik hier een reflectie
op van de minister.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot één vraag. Meneer Grinwis, als u
terug naar het spreekgestoelte wilt gaan, dan geef ik mevrouw Inge van
Dijk het woord. Gaat uw gang.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik weet dat de heer Grinwis het altijd heel fijn vindt om nog iets
langer te mogen praten, dus bij dezen. De heer Grinwis ziet allerlei
ambities van D66, en het CDA en maakt zich zorgen over armoede, maar aan
de andere kant hecht hij ook waarde aan spaarzaamheid. Ik ben wel
benieuwd hoe je dat volgens de ChristenUnie zou moeten oplossen. Hoe
ziet de ChristenUnie dat?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze vraag en dank voor de extra spreektijd, collega Van
Dijk.
De voorzitter:
Met mate, meneer Grinwis, zou ik zeggen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, met mate, met mate, voorzitter. Ik weet dat u de orde strak bewaakt
en handhaaft.
Het moet uit de lengte of de breedte komen. Zo simpel is het. We kunnen
heel makkelijk zeggen dat de overheid met minder ambtenaren beter moet
functioneren, maar we weten allemaal dat daar de grote bedragen niet
vandaan zullen komen. Je zult dus heel zorgvuldig naar je stelsels en
regelingen moeten kijken, vooral naar stelsels en regelingen die aan
vergrijzing zijn gerelateerd, en dan kom je toch bij de moeilijke post
van de zorgbegroting. Heel veel zorgkosten worden nu collectief
gedragen. Moeten mensen daar uiteindelijk niet zelf meer voor
verantwoordelijk worden? Een bekende discussie, die eigenlijk al
beslecht is, gaat natuurlijk over de verlaging van het eigen risico, die
teruggedraaid moet worden. Dat is eigenlijk wel common sense. Maar dan
verder. Natuurlijk moet je ook naar het stelsel kijken. Specialisten in
loondienst nemen, levert niet morgen geld op, maar wel op langere
termijn. En daarmee beheers je de operatieprikkel toch iets meer. Dat
zijn allemaal geen makkelijk discussies en dit is met een
minderheidskabinet ook niet makkelijk door beide Kamers te krijgen, maar
de ChristenUnie zal bereid zijn om heel serieus naar dit soort grote
posten als de zorgbegroting te kijken. Natuurlijk moet je ook kijken
naar de sociale zekerheid, maar wij zullen er altijd voor waken dat het
niet ten koste gaat van de kwetsbaarste mensen, van wie wij nu al vaak
qua regelingen het meeste vragen. Wij zullen ervoor waken dat het
stelsel niet nog onzekerder wordt. Er zal juist meer inkomenszekerheid
moeten komen.
Wij hebben dus onze piketpaaltjes bij alle bezuinigingen die misschien
nodig zijn, maar tegelijkertijd lopen wij niet weg voor het feit dat het
uit de lengte of de breedte moet komen. Er zijn meer investeringen
nodig. De wereld is in geopolitieke zin onrustiger en dan moet je meer
investeren in veiligheid. Dat kun je niet alleen maar organiseren via
lastenverzwaringen of door op de pof te leven.
De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik wil de heer Grinwis vooral danken voor zijn constructieve antwoord en
opstelling.
De voorzitter:
Kijk! Daar houden we van. We gaan nu luisteren naar de laatste spreker
van de Kamer en zeker niet de minste spreker: de heer Dijk van de
fractie van de SP. Gaat uw gang.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. In 2025 lukte het het kabinet niet om geld dat
bedoeld was voor het toeslagenschandaal en de aardbevingsellende uit te
geven, niet omdat er geen problemen meer zijn, niet omdat het leed
opgelost is, maar omdat herstel, erkenning en rechtvaardigheid opnieuw
zijn vastgelopen in systemen. Dat is een signaal van een overheid die
haar eigen problemen niet kan verwerken. Tegenover deze onderbesteding
staan duizenden ouders uit het toeslagenschandaal en Groningers die al
jarenlang wachten op herstel, niet omdat het geld er niet is, maar omdat
de overheid vastzit in procedures, loketten, regels, bureaucratie en een
flinke dosis wantrouwen tegenover mensen. Twee parlementaire enquêtes,
twee keer een vergelijkbare harde conclusie. Dit was geen incident. Dit
was systeemfalen. Bij het toeslagenschandaal was het dat omdat de
bureaucratie en het wantrouwen mensen vermorzelden. Regels werden
belangrijker dan recht, processen werden belangrijker dan
proportionaliteit en uitvoeringsorganisaties raakten zo gefixeerd op
fraude dat ze de mensen uit het oog verloren. In Groningen gebeurde
hetzelfde. De schade moest worden aangetoond, ingepast en
geobjectiveerd, bewoners werden dossiers, herstel werd een eindeloze
administratieve molen waarin niemand nog het overzicht had en niemand
verantwoordelijkheid nam.
Voorzitter. Wat deze dossiers verbindt, is een overheid die niet in
staat is om te handelen buiten haar eigen bureaucratische logica, want
de signalen zijn er en de waarschuwingen zijn er ook, maar het systeem
kan die niet verwerken. Een overheid die zichzelf heeft ingericht op
basis van beheersing, controle, wantrouwen en risicominimalisatie
verliest het vermogen om keuzes te maken wanneer dat menselijk
noodzakelijk is. Beide enquêtes zijn daar vernietigend over. De Staat
was niet afwezig, maar juist te aanwezig, te aanwezig met regels,
formulieren, procedures en, zoals ik al zei, een hele bak wantrouwen
jegens mensen. Tegelijkertijd was diezelfde overheid, diezelfde Staat,
afwezig in menselijkheid, verantwoordelijkheid en daadkracht.
Het is zeer pijnlijk dat er in 2025 juist daar geld overblijft, omdat
het herstel niet klaar is, omdat de bureaucratische overheid het
simpelweg niet kan absorberen, niet kan verwerken, niet kan uitvoeren.
Een overheid die zo functioneert, lost geen problemen op, maar
organiseert ze. We zien een vergelijkbaar patroon bij het WIA-schandaal.
De onderbestedingen zijn dan een teken van groot falen, hét bewijs dat
de overheid vastloopt in haar eigen bureaucratie en haar wantrouwen
jegens mensen. Ik wil heel graag een reactie van de minister: hoe kijkt
hij hiertegen aan en hoe beoordeelt hij dat er juist op die posten geld
overgebleven is?
In onze voorstellen, de voorstellen van de SP, behouden we het geld dat
bedoeld is voor de Groningers en voor het toeslagenschandaal, zodat we
de gaswinning in Warffum kunnen stoppen en de jongeren met DUO-schulden
door het toeslagenschandaal kunnen gaan helpen. Over het stoppen met de
gaswinning in Warffum heb ik ook een vraag aan de minister. Vandaag,
net, kwam het bericht van de NAM dat er in de Drentse gasvelden wordt
gestopt met de gaswinning omdat die velden niet meer rendabel zijn.
Datzelfde kan gelden voor Warffum. Waarom niet ook daar stoppen? Waarom
daar zo halsstarrig?
Om een begin te maken met het oplossen van de wooncrisis wil de SP geld
dat bedoeld was voor de Woningbouwimpuls gebruiken voor de bouw van
zorgbuurthuizen en woningen voor dakloze gezinnen met kinderen, omdat
ouderen een fijne en kleinschalige plek verdienen om van hun oude dag te
kunnen genieten en omdat geen kind op straat hoort te slapen. Terwijl de
betaalbaarheidscrisis erger wordt, kiest dit kabinet ervoor om de
energietoeslag af te schaffen en de huren nog verder te verhogen. In
2024 vond de grootste huurverhoging in 30 jaar tijd plaats en dit jaar
werden de huren wederom fors verhoogd. Dit kabinet zorgt er op deze
manier voor dat meer mensen de armoede en onzekerheid in worden gedrukt.
Om de armoede te verlichten en op te lossen doen we twee voorstellen.
Het eerste voorstel is om de energietoeslag te behouden voor de mensen
die 'm nodig hebben. Het tweede is om gemeenten meer ruimte te geven om
te voorzien in de directe noden van mensen die nú in armoede leven. Denk
aan laptops en fietsen voor kinderen die naar school moeten en deze
dingen nu niet hebben. Denk aan het lidmaatschap van een sportvereniging
of een muziekschool.
Voorzitter, ik rond af. Op een dag als vandaag lijkt het bespreken van
de Najaarsnota op een technische exercitie, maar wij kunnen hier vandaag
het verschil maken voor gewone mensen, die zich er iedere dag voor
inzetten om hun leven en onze samenleving beter te maken, maar die niet
de mogelijkheden en de middelen hebben om dit in vrijheid en met
bestaanszekerheid te doen. Dan is er één conclusie die ik uit de
Najaarsnota trek als het gaat om geld, om waar het wordt uitgegeven en
waar het overblijft: er wordt wel geluisterd naar de roep om forse
militarisering, naar miljonairs, naar multinationals, naar Trump, naar
Rutte, naar Wennink en naar Draghi, maar niet naar vakbonden, naar
zorgverleners en naar gewone mensen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde van de eerst termijn van de
Kamer gekomen.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De minister heeft aangegeven 45 minuten nodig te hebben, om en nabij,
maar ik ga even uit van 45 minuten, voor de voorbereiding van de
beantwoording van de vragen. Over 45 minuten starten wij met de
stemmingen. Daarna vervolgen wij dit debat. Ik schors dus voor 45
minuten en daarna gaan we stemmen.
De vergadering wordt van 12.18 uur tot 13.05 uur geschorst.
Najaarsnota 2025
Najaarsnota 2025
Aan de orde is de voortzetting van het debat over
de Najaarsnota 2025.
De voorzitter:
We gaan nu verder met het debat over de Najaarsnota. Wij zijn toegekomen
aan de eerste termijn van de minister. Ik geef hem hiertoe graag het
woord.
Minister Heinen:
Dank u wel, voorzitter. We zijn nog wat zaken aan het uitzoeken. Die
worden straks via de bode naar mij gebracht. Als uw vraag niet
beantwoord wordt: het komt allemaal in orde.
Allereerst uiteraard dank voor alle inbreng van de leden. Voordat ik
naar de vragen ga, eerst een paar inleidende woorden. In de eerste
plaats is het altijd een mooi debat, het debat over de Najaarsnota, in
de laatste week voor het reces. Dat herinnert mij eraan dat ik de
kerstboom thuis nog moet opzetten. Daar wacht ik altijd even mee, want
dan verwachten ze daar ook cadeautjes onder en niks is gratis. Nee hoor,
we zorgen goed voor de kleine thuis.
Zoals u in de Najaarsnota heeft kunnen lezen, staan de
overheidsfinanciën er op zich goed voor. Een aantal leden wees daar ook
al op. Het verwachte begrotingstekort in 2025 daalt naar 1,8% van het
bbp. Dat is 0,3 procentpunt lager dan in de Miljoenennota werd verwacht.
Ook de staatsschuld komt naar verwachting wat lager uit, op 44,2%. En
dat tegen de achtergrond van een groeiende economie, een stijgende
koopkracht en een lagere werkloosheid. Dat is gewoon positief en het is
goed om dat tegen elkaar uit te spreken.
Tegelijkertijd — dat hoorde ik een aantal leden ook in herinnering
brengen — moeten we ons niet rijk rekenen. De meevallers worden minder
en de tegenvallers nemen toe. Ik zie ook het aantal amendementen
toenemen die ongedekt zijn en die gaten in de begroting slaan, zeg ik
even kritisch en streng. Het begrotingstekort stijgt in de toekomst. We
staan echt voor grote uitdagingen. Onze veiligheid en welvaart staan
onder toenemende druk. Dat betekent dat we fors moeten investeren in
onze veiligheid en dat we moeilijke keuzes moeten maken om onze economie
blijvend te laten groeien. Dat zal echt moeten door als overheid minder
te consumeren en meer te investeren. Ik kom daar straks nader op terug,
omdat daar ook vragen over zijn gesteld.
Daarbij kunnen we niet blijven rekenen op meevallers uit het verleden.
Deze waren vooral het gevolg van geld dat op de plank bleef liggen, de
zogeheten onderuitputting, ook veelvuldig aan de orde geweest. Ik ga
daar straks nader op in. We zien de omvang van die onderuitputting wel
afnemen. Dat komt mede omdat we de begroting realistischer hebben
gemaakt en de uitgaven, zoals we dat technisch noemen, in een beter
kasritme hebben gezet. Eerder ingeboekte taakstellingen — niet alleen
bij dit kabinet, maar ook bij vorige kabinetten — worden daarmee
moeilijker ingevuld. Daar kunnen we niet mee door blijven gaan, want dan
boeken we alleen maar tegenvallers in. Een aantal leden van uw Kamer
wees daar al op.
Tegenvallers kunnen overigens ook ontstaan doordat we bij geld dat
overblijft het gevoel hebben dat we dat weer moeten gaan uitgeven. Dat
is verleidelijk, maar het staat haaks op het trendmatige
begrotingsbeleid dat we met elkaar afspreken, waarbij meevallers naar de
algemene middelen gaan, net als tegenvallers. Op die manier proberen we
dat in balans te houden. Aan de inkomstenkant van de begroting werkt
uiteraard de automatische stabilisatie. Die ademt mee met de
conjunctuur. Daarmee zijn we kritisch op de uitgaven. Dat heeft een
macro-economische stabiliteitsfunctie in onze economie, maar zorgt ook
voor rust en voorspelbaarheid in het begrotingsproces. Dat is een van de
successen van Nederland als het gaat om het macro-economische en
financiële beleid. Ik voel me zeer verantwoordelijk om u elke keer van
dat beleid te overtuigen.
Ik wijs in dit licht ook op de nog openstaande taakstellende
onderuitputting van 4,6 miljard — daar ga ik zo nader op in — maar ook
op de nog openstaande rekening voor Defensie, de toenemende uitgaven als
gevolg van de vergrijzing en de stijgende rente. Dat zijn allemaal
uitdagingen waarvoor we staan. We staan er nu dus goed voor. Laten we
dan ook tevreden zijn over alle inspanningen die we hebben gedaan, maar
nogmaals, laten we ons niet rijk rekenen, want we zien echt de
uitdagingen op ons afkomen.
Dit is een mooi bruggetje naar alle inhoudelijke vragen die zijn
gesteld. Die wil ik graag beantwoorden langs de volgende onderwerpen. Ik
begin met de overheidsfinanciën. Dan zijn er veel vragen gesteld over
investeringen. Dat zou onderwerp twee zijn. Daarna ga ik naar de
inkomsten en een aantal zaken die daaraan relateren, zoals de lasten en
de koopkracht. Ik wil afsluiten met de uitgaven. Daarover zijn, gek
genoeg, de meeste vragen gesteld; vandaar ook mijn waarschuwende
inleiding. Dan zijn er nog de overige vragen. Voorzitter, langs die
volgorde wou ik het langslopen.
De heer Flach (SGP):
Ik heb er helemaal geen moeite mee als een minister van Financiën zuinig
is. Ik vind dat een hele mooie competentie. Houden zo, zou ik zeggen.
Tegelijkertijd heb je ook het budgetrecht van de Kamer. Die heeft op
enig moment in een begroting gezegd: we hebben dit bedrag beschikbaar
voor — laten we zeggen — woningbouw en dat stoppen we in een fonds.
Juist door de gekozen structuur is het belangrijk dat dat geld
beschikbaar blijft voor dat doel. De minister doet hier nu net alsof het
ongedekt is als je dat wil behouden voor het doel waarvoor het was, maar
dat is toch wel een beetje de omgedraaide wereld. Het was toch de Kamer
die had gezegd: dit bedrag willen we inzetten voor woningbouw? Daar zat
altijd een 100%-eindejaarsmarge op. Dat schuiven we dus ook door. Dat
valt nu in één keer vrij. Wellicht komt de minister nog op die vraag,
maar er zit wel een soort subtiele ondertoon in van "pas op, dit is een
trendmatige afspraak die we hebben". Ligt dat hier niet gewoon
anders?
Minister Heinen:
Ik ga hier dadelijk nog nader op in. Ik zal ook de amendementen
appreciëren, maar het volgende zeg ik nu meer in algemene zin. In
principe werken wij met een eindejaarsmarge van 1% van de omvang van de
begroting, ook als stimulans voor een doelmatige besteding van middelen.
Spiegelbeeldig daaraan hebben we natuurlijk de in=uittaakstelling.
Daarop gaan we zo nader in. Op een aantal begrotingsfondsen hebben wij
een 100%-eindejaarsmarge. Dat zit bijvoorbeeld op het Mobiliteitsfonds
en het Defensiematerieelbegrotingsfonds, maar als wij op allerlei andere
begrotingen ook een 100%-eindejaarsmarge gaan toepassen, verhoudt zich
dat niet tot de begrotingssystematiek zoals we die hebben gekozen.
Nogmaals, ik ga daar straks nader op in.
Het klopt dat er op deze woningbouwmiddelen geen oneindige
eindejaarsmarge zit, maar de suggestie wordt gewekt dat er geld
overblijft dat anders was uitgegeven. De regeling is opengezet. Daar is
op ingetekend. We kunnen voorzien in overal waarop is ingetekend. Er is
ook een potje dat overblijft waar niet op is ingetekend. In het licht
van het trendmatige begrotingsbeleid is dat inderdaad een meevaller. Die
gaat naar de algemene middelen, want we hebben elders ook tegenvallers
en daar wil je niet direct voor hoeven ombuigen. Dit is niet wat ik in
het debat hoorde, maar nogmaals, ik ga straks nader in op het punt dat
er middelen worden afgeroomd of niet tot besteding zijn gekomen. Er is
simpelweg niet op ingetekend. Als dat wel het geval was geweest, dan
waren deze middelen ook gewoon uitgegeven.
De heer Flach (SGP):
Met enige zelfbeheersing houd ik het hierbij en kom ik er straks op
terug.
Minister Heinen:
Ja, bij het amendement kunnen we 'm ook nog even met elkaar in de
techniek afpellen.
De voorzitter:
Bij het woord "zelfbeheersing" ging de heer Tony van Dijck staan. Gaat
uw gang.
Minister Heinen:
We kennen hem als iemand die zichzelf goed kan beheersen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat wel, dat wel. Ik heb het even over die onderuitputting, want er
staat in de Najaarsnota dat er nog een taakstelling van 4,6 miljard is
richting het jaarverslag. U hebt nu 700 miljoen gebruikt voor Oekraïne.
Die 4,6 miljard wordt nu 5,3 miljard. Kijken we daar nog een wijziging
van? Dat is mijn eerste vraag.
Dan b. Kunnen wij ook nog stukjes van de onderuitputting gebruiken voor
eenmalige uitgaven zoals deze minister van Financiën dat heeft gedaan
richting Oekraïne?
Minister Heinen:
We hebben een standaard in=uittaakstelling als tegenhanger van de
eindejaarsmarge. Dat hoef ik de heer Van Dijck niet uit te leggen. Die
is inderdaad om en nabij de 4,1 miljard. Die zou zich in de regel gewoon
moeten vullen, gegeven de eindejaarsmargesystematiek. Daarbovenop zijn
aanvullende onderuitputtende taakstellingen gezet. Dit is een wat
technisch jargon. Dan denken we dat er nog meevallers komen en die gaan
we eigenlijk al uitgeven. Daar moeten we terughoudend mee zijn. Dat was
niet alleen zo bij dit kabinet, maar ook bij het voorgaande kabinet. Bij
het voorgaande kabinet, Rutte IV, is er twee keer om en nabij een
miljard ingeboekt, opgeteld zo'n 2,3 miljard, wat doorloopt tot in het
huidige jaar. Dat moet ook nog ingevuld worden. Daarbovenop heeft dit
kabinet een kleine taakstelling toegevoegd, in het licht van de
discussie die we hebben gehad over realistisch begroten en de grote
onderuitputting die we zagen. Zo telt het geheel op.
Ik denk dat je de in=uittaakstelling in de regel wel zal kunnen vullen.
Dat zie je vaak bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Bij de
Najaarsnota zie je dus een eerste deel. Maar wat de heer Van Dijck zegt,
klopt: alles wat je nu uitgeeft, kan je niet inzetten ter invulling van
de openstaande taakstellingen. Dat heeft het kabinet ook in de brief
gezet over die 700 miljoen: pas op, Kamer, want bij alle middelen die je
ziet als "over" en die je nu uitgeeft, betekent het eigenlijk dat je een
tegenvaller inboekt en dat het tekort van 1,8% gaat oplopen. Maar daar
komen we pas ergens in het voorjaar achter, bij het Financieel
Jaarverslag. Dus daar heeft de heer Van Dijck gelijk in. Daarom roep ik
ook: pas hiermee op, want in feite begroot u de tegenvallers voor de
staatskas. Nogmaals, dat is niet omdat ik daar per se slechter van
slaap, maar het zijn allemaal leningen en schulden die straks weer
terugbetaald moeten worden. Er moet rente over worden betaald, dus we
bewijzen ook de mensen na ons daar geen dienst mee. Om het samen te
vatten: de heer Tony van Dijck heeft ook hier gelijk in.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik heb gelijk.
De voorzitter:
Ik heb het genoteerd; u heeft weer gelijk. Maar alsnog afrondend op dit
punt.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik zeg het voor de Handelingen. Waar het mij om gaat, is dat de minister
ons als Kamer altijd disciplinerend toespreekt en zegt: gebruik de
onderuitputting niet, want dan loopt het tekort op en dat is eigenlijk
tegen de begrotingssystematiek. Maar hij doet het nu zelf richting
Oekraïne. Het zal wel een noodgeval zijn, maar in principe gaat het in
tegen de regels en ook tegen de oproep van de minister richting de
Kamer.
Minister Heinen:
Nee, dat is ook de reden waarom we … De aanleiding was de motie van de
Kamer om 2 miljard uit te geven. Daarvan hebben we gezegd: die is
ontijdig; laat ons proberen dit netjes in te passen, ook gezien de noden
van Oekraïne. We hebben de wens van de Kamer gehoord. Ik kom er straks
nog specifiek op terug, maar ik hoorde de heer Stultiens zeggen dat de
motie niet is uitgevoerd. Dat vind ik gek, als we een Kamerbrief sturen
waarin staat: we voeren een motie uit. Het zal wel iets met politieke
retoriek te maken hebben. Maar wij konden 700 miljoen wel vrijmaken —
dat gaat inderdaad ten koste van de invulling van de taakstelling
onderuitputting — maar daarmee kan je de levering naar Oekraïne in stand
houden zoals we die hadden en blijft Q1, dat is het eerste kwartaal van
2026, op het niveau van de voorgaande jaren. Dat is ook waar de motie
toe opriep, namelijk "kijk naar Q1". Excuus voorzitter, ik bedoel het
eerste kwartaal. Om dat te continueren, moet je dit bedrag vrijmaken.
Nogmaals, het is een terecht punt dat de heer Van Dijck maakte.
De voorzitter:
Ik hoorde de minister zeggen dat de minister straks nog terugkomt …
Minister Heinen:
Ja, specifiek op de motie.
De voorzitter:
… op de motie van de heer Stultiens. Ik wil voorstellen dat we nu
beginnen aan de beantwoording van de vragen, dat we dat per blokje doen
en aan het eind van het blokje ook ruimte hebben voor vragen. Ik kijk
ondertussen namelijk ook naar de klok en we hanteren het kerstregime,
meneer Stultiens. Dus als u een vraag heeft die niet in de blokjes past,
heeft u daartoe de gelegenheid.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik werd net uitgedaagd, maar ik kom straks wel terug.
De voorzitter:
Wat een zelfbeheersing.
Minister Heinen:
Voorzitter. Dat is wel waar. Ik daagde de heer Stultiens een beetje uit,
dus het was terecht dat hij zei: laat me mijzelf dan ook verdedigen.
Maar we gaan het nog behandelen, want ik heb het genoteerd.
De voorzitter:
Begint u aan uw eerste blokje.
Minister Heinen:
Allereerst de overheidsfinanciën. Het lijkt me altijd goed om daarmee te
starten. Mevrouw van Eijk vroeg hoe we de ramingen structureel gaan
verbeteren. Ze noemde de aangekondigde vervolgonderzoeken van de
expertgroep ramingen. Ik denk dat dit zeer belangrijk is als we kijken
naar afgelopen jaar. We hebben ons ingezet om te onderzoeken hoe we
begrotingen realistischer kunnen maken en voorspelbaarder, om zo het
vertrouwen in de begrotingen te herstellen. Dat kwam namelijk onder
spanning te staan, zagen we, omdat ramingen en realisaties te ver uit
elkaar gingen lopen.
Voorzitter. Ik som het op. De betrouwbaarheid van de ramingen is
cruciaal. Daar heb ik net al iets over gezegd. Daarom hebben we de
expertgroep in het leven geroepen. Die heeft een mooi rapport
opgeleverd. Vervolgens hebben we de uitgaven in een realistischer
kasritme gezet. Daar heb ik een kadercorrectie op toegepast om te
voorkomen dat het doorschuiven van middelen ruimte maakt onder het
uitgavenkader en dat die weer worden uitgegeven, want dan gaan we geld
twee keer uitgeven en dat lijkt me zeer onverstandig. Vervolgens hebben
we een kabinetsreactie gestuurd, waarin staat hoe we puntsgewijs gevolg
geven aan alle aanbevelingen. Daar hebben we overigens ook in de
Miljoenennota over gerapporteerd; de Kamer kan het allemaal teruglezen.
Ik vind het een terechte vraag, dus ik zal er nog langs lopen.
Er zijn al een aantal grote stappen gezet, waar ik net naar verwees. We
proberen nu ook de maandelijkse inkomsten- en uitgavenrealisaties op
rijksfinancien.nl te publiceren. Dat is een hele omvangrijke operatie.
Er zijn knappe koppen achter de schermen mee bezig, zodat uw Kamer ook
in realtime realistische … Excuses, voorzitter, voor mijn Engelstalige
woorden. We proberen ervoor te zorgen dat het in de tegenwoordige tijd
realistisch te volgen is. Dat is ingewikkeld. De rijksoverheid is groot.
Ik ben ook weer afhankelijk van de data die uit andere departementen
worden aangeleverd. Vervolgens zetten we ook ramingen transparant
online. We gebruiken naïeve ramingen als zijlicht. Dat is een belangrijk
punt geweest, voor wie het debat van de expertgroep toen heeft gevolgd.
We evalueren ook handmatig bijstellingen met externe experts; die worden
ook uitgevoerd. En als het nodig is, komen er updates op en worden die
ook aan uw Kamer gecommuniceerd. Er worden schattingsvergelijkingen
herijkt. Die herijking proberen we in de zomer van 2026 op te
leveren.
Mevrouw Van Eijk vroeg specifiek naar de vpb. Daarvoor loopt ook een
verbetertraject. Dat onderzoek loopt op dat moment. Dat zijn dus
allemaal stappen die wij nu zetten en we houden uw Kamer daarvan op de
hoogte.
Mevrouw Van Eijk en de heer Flach hadden ook een vraag over de
taakstelling van 4,6 miljard en of die volledig ingevuld gaat worden. Ik
ben hierop in mijn inleidende woorden al ingegaan. Nogmaals, de
in=uittaakstelling moet nog wel lukken, maar voor overige taakstellingen
hangt het er ook vanaf hoe ongeschonden we uit dit debat gaan
komen.
Voorzitter. De heer Flach vroeg ook nog of vooraf onderuitputting is
ingeboekt en hoe we teruggaan naar een realistischer kasritme. Dat vind
ik een goede vraag. Tegelijkertijd vraag ik ook enige reflectie van de
Kamer, omdat we dit debat veel hebben gevoerd met elkaar en er ook vaak
verzoeken kwamen om dit vooruitlopend op deze onderuitputting vast in te
boeken, zodat we het geld konden uitgeven. Daarvan heb ik altijd gezegd:
pas op.
Ik ben daar zelf ook niet helemaal vrij van, omdat ik natuurlijk ook
onderdeel was van een vorig kabinet, waarin eveneens taakstellingen zijn
ingeboekt. In het licht van de toenmalige economische situatie was het
ook echt wel te verantwoorden, want we zagen grote onderuitputtingen.
Maar ik waarschuw wel dat we dat nu op z'n retour zien. Pas dus op met
het opnieuw inboeken van taakstellingen en laat mij m'n best doen om de
huidige allemaal in te vullen. Dat vergt wel enige terughoudendheid in
het opnieuw uitgeven van meevallers.
De heer Hoogeveen vroeg hoe onderuitputting zich verhoudt tot een
realistische begroting. Eigenlijk in het licht van wat ik net al zei. We
zagen grote verschillen tussen ramingen en realisaties. Vooruitlopend
daarop hebben we gezegd: dan boeken we ook een taakstelling in om de
ramingen meer aan te laten sluiten op de realisatie, ook om precies de
discussie te voorkomen die we hier nu voeren, van "hé, er blijft geld
over, laten we dat uitgeven". Terwijl je weet dat als uitgaven
doorstijgen, ze later alsnog worden uitgegeven. Dan geef je geld dus
dubbel uit. Dat is de reden waarom wij die taakstelling hebben
ingeboekt, vanuit de gedachte om meer realistisch te ramen.
Tegelijkertijd denk ik dat de achtergrond van de vraag van de heer
Hoogeveen ook is: als je dat te veel doet, wordt het ook niet
realistisch. Dat is natuurlijk een zeer terecht punt. Ik denk wel dat we
nu op dat punt zijn aangekomen.
Mevrouw Van Dijk stelde de vraag — het is meer een gewetensvraag — of ik
denk dat het teruggrijpen op het beperken van de prijsbijstelling en de
tabelcorrectiefactor houdbaar is voor de langere termijn. Ik begrijp de
vraag ook zo dat mevrouw Van Dijk zei: maak echte ombuigingen, grijp
niet terug op de meer technische instrumenten. Daarmee ben ik het zeer
eens. Ik wijs erop dat het erg lastig is om in gezamenlijkheid, in
meerderheid tot ombuigingen te komen. Dan heb je in de rol van minister
van Financiën een paar instrumenten die je kan gebruiken. Dat zijn vaak
indexaties die je kan bevriezen. Dan weet je in ieder geval zeker dat
het, vanuit de begroting geredeneerd, netjes gaat.
Maar het zijn niet de meest ideale instrumenten om in te grijpen. Het is
eigenlijk een wat meer generieke methode, in het verleden nog weleens de
kaasschaafmethode genoemd. Ik denk dat we als politiek moediger moeten
zijn dan dat; we moeten ook echt durven aan te wijzen waar we dan minder
aan gaan uitgeven. Uiteindelijk is dat het beste. Zo nu en dan kan je
het inzetten, maar het zal geen recept zijn om begrotingsgaten te
dichten. Dat was een terecht punt van mevrouw Van Dijk.
Voorzitter. Dat was het blokje overheidsfinanciën. Dat was kort. Dan wil
ik nu naar de investeringen gaan. Daar waren veel vragen over, maar ik
zie dat ik hier even een punt zet.
De voorzitter:
Dat klopt, want uw antwoord geeft aanleiding tot vragen. Meneer Flach,
gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Een beschouwende vraag, voorzitter. Hoe ziet de minister het budgetrecht
van de Kamer als je vooraf onderuitputting moet inboeken om te voldoen
aan een in=uittaakstelling die het spiegelbeeld is van een
eindejaarsmarge? Wie het vatten kan, die vatte het. Daarmee is de
mogelijkheid van de Kamer om financieel te sturen of om budget te zoeken
eigenlijk tot nul gereduceerd, en elk reflex die de Kamer heeft om met
een voorstel te komen, wordt lamgelegd met de vraag waar de dekking dan
is. Hoe ziet de minister in dat licht het budgetrecht van de Kamer?
Hoeveel waarde heeft dat nog?
Minister Heinen:
Nou, het budgetrecht is het allerbelangrijkste. Dat ligt bij de Tweede
Kamer. Ik heb nu een dubbele pet op, maar als Kamerlid heb ik er ook
altijd voor gevochten om het budgetrecht van de Kamer te versterken. Het
eindoordeel ligt daar. De Tweede Kamer gaat over hoe het geld wordt
uitgegeven. Dat in de eerste plaats.
De in=uittaakstelling is, nogmaals, een puur technische tegenhanger van
de eindejaarsmarge. Die staat niet haaks op het budgetrecht. Als je
middelen doorschuift naar het volgende jaar, overschrijd je daarmee het
uitgavenkader. Daarom boek je 'm tegengesteld met een taakstelling. Zo
kun je elk jaar de 1%-eindejaarsmarge vormgeven. Dat presenteren wij in
de Miljoenennota. Die wordt aangenomen, dus het budgetrecht wordt
daarmee volledig gerespecteerd. Als de Kamer zegt graag een andere
in=uittaakstelling of een andere eindejaarsmargesystematiek te willen,
dan is dat aan de Kamer. Elke keer als de Kamer stemt over de
Miljoenennota en over begrotingen, acht ik mij echter gesteund in het
begrotingsbeleid zoals dat wordt voorgesteld.
De heer Flach (SGP):
Mijn vraag gaat meer over de loop waarin we terechtkomen. Stel dat je
geld overhoudt in een bepaald jaar. Dat gaat dan door naar het volgende
jaar, maar wordt tegengeboekt met een taakstelling. Die taakstelling
moet je in de loop van het jaar op gaan vangen met meevallers die er
zijn. Alle meevallers kun je dus ook niet inzetten voor alternatieven
die je als Kamer hebt. Het budgetrecht van de Kamer beperkt zich daarmee
tot de hele grote lijnen van de P&C-documenten. Meevallers en
dergelijke verdampen voortdurend in de loop van de systematiek van
onderuitputting, meevallers en alle termen die ik net heb opgenoemd. Is
het daarmee niet gewoon een holle frase geworden?
Minister Heinen:
Nee. Ik denk dat wij dan nog een boom moeten opzetten over de exacte
systematiek achter de in=uittaakstelling, want er gaat in de redenering,
met alle respect, wel wat mis. We hebben in de Najaarsnota geprobeerd om
dit toe te lichten, omdat we zien dat deze discussie vaak terugkomt. De
in=uittaakstelling wordt structureel ingeboekt, nogmaals, als
tegenhanger van de eindejaarsmarge. Ik zal het proberen heel makkelijk
uit te leggen. Stelt u zich voor dat we een kerstborrel hebben en dat u
met de taxi naar huis gaat. U heeft het bonnetje en declareert het
bedrag van de rit bij salarisadministratie, maar u krijgt het in januari
uitbetaald. Dan is het een belasting van het saldo in het volgende jaar.
Maar omdat je weet dat dit elk jaar gebeurt, boek je 'm elk jaar op
"tegen". Op die manier hou je je uitgavenkader. Dit is de
in=uittaakstelling en die vindt elk jaar plaats. Die systematiek leidt
er niet toe dat je geen meevallers kan inzetten. Dit soort treintjes zie
je dus elk jaar plaatsvinden. Ik denk dat ik de heer Flach beter begrijp
als hij het licht schijnt op: daarbovenop nog aanvullende taakstellingen
boeken. Dat klopt, maar dat doen we wel onszelf aan. We boeken dan
namelijk een taakstelling in en dan denken we geld te hebben. Dat geven
we uit, maar ik zeg dan achteraf: wacht even, de hypotheek die u heeft
afgesloten, moet nog wel afgelost worden. Dan kan het niet zo zijn dat
de Kamer zegt: dat is het budgetrecht. Dan ga je het geld namelijk twee
keer uitgeven en daar waak ik voor. Als dat een keuze van de Kamer is,
dan is het laatste woord uiteraard aan de Kamer, maar we moeten ons
bewust zijn van het volgende. Als wij een taakstelling inboeken en dat
geld vervolgens wel uitgeven, dan komt de rekening een keer en die moet
wel ingelost worden. In mijn beleving staat dat niet op gespannen voet
met het budgetrecht. Dat is gezond boekhouden.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Flach (SGP):
Ja, afrondend, voorzitter. Als ik het verkeerd heb opgesomd, dan is dat
omdat ik de voorzitter ter wille wil zijn door mijn interruptie kort te
houden. We zouden er inderdaad een veel langere boom over kunnen
opzetten. Ik snap de systematiek, maar het geeft mij als Kamerlid wel
degelijk het gevoel dat je eigenlijk gevangenzit in vooraf ingeboekte
onderuitputtingen, waardoor elke meevaller die zich in het jaar
überhaupt voordoet eigenlijk al in veelvoud belegd is. Met andere
woorden: door die systematiek neem je toch wel het micro-instrument van
het budgetrecht uit handen. Macro mogen wij nog steeds een klap geven op
de begroting enzovoorts, maar micro kun je feitelijk niks meer. Mijn
oproep aan de minister zou zijn om op een ander moment toch nog eens na
te denken over hoe we dat wapen weer wat scherper kunnen maken voor de
Kamer.
Minister Heinen:
Dank u wel, meneer Flach. Ik begrijp u beter. Wij zouden hier in het
Financieel Jaarverslag van het Rijk nader op in kunnen gaan. We moeten
dan namelijk ook een discussie voeren over de eindejaarsmarge. Wat is
daar de gewenste omvang van? We hebben die nu op 1% gezet. Als je die op
0% zou zetten, dan heeft u helemaal gelijk en heeft u inderdaad meer
ruimte daarin. Ik wijs er dan nog steeds op dat ik het, in het licht van
trendmatig begrotingsbeleid, onverstandig vind dat je in december geld
uitgeeft dat over is. Je hebt altijd tegenvallers. Maar goed, daar hoor
ik de heer Flach ook niet over. Het gaat hem om grip krijgen op de
begroting, dus laat mij in het Financieel Jaarverslag van het Rijk een
wat uitgebreider hoofdstuk weiden aan deze systematiek, de gewenste
omvang daarvan, waarom wij denken dat 1% goed is en wat het voor- en
nadeel is van grotere eindejaarsmarges. Als je die vergroot, kom je
eigenlijk in de situatie waar de expertgroep op wees. Die zegt namelijk:
met volledige doorschuif van middelen krijg je nog grotere
onderuitputting aan het eind van het jaar. Dan we hebben we weer de
discussie over de vraag of de begroting realistisch is. Maar laat me dit
goed onder elkaar zitten. Dan kunnen we het in een commissiedebat in de
techniek een keer helemaal uitbenen met elkaar, zodat we weer weten met
elkaar waarom we dit doen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zal niet ingaan op het declaratievoorbeeld dat de minister gaf om de
in=uittaakstelling te illustreren, maar …
Minister Heinen:
Dat was niet het beste voorbeeld, nee.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
… ik heb wel een informatievraag, die ik ook in mijn bijdrage heb
gesteld en die eigenlijk het beste past onder het kopje
overheidsfinanciën. Deze minister maakt in een andere hoedanigheid
maximaal gebruik van zijn budgetrecht bij zijn onderhandelingen over de
financiën voor een nieuw kabinet. Daarbij komen allemaal tegenvallers op
tafel; donderwolken, onvermijdelijke opgaven. Wij krijgen daar pas weer
informatie over bij een coalitieakkoord of bij de Voorjaarsnota. Is het
mogelijk dat de Kamer de komende maand door deze minister wordt
geïnformeerd over wat nu de actuele tegenvallers zijn, onder andere
tegenvallers die misschien zijn afgesproken in het hoofdlijnenakkoord
maar die toch niet gerealiseerd kunnen worden? Denk aan de
asielbegroting, denk aan de MFK-korting in Europa; in mijn bijdrage heb
ik nog meer voorbeelden genoemd. Zou de minister daarin inzicht kunnen
geven en daarbij ook in kunnen gaan op wat de verschillen van inzicht
zijn wat betreft het basispad dat het ministerie hanteert en het
basispad dat bijvoorbeeld het CPB hanteert? In dat laatste is een deel
van de tegenvallers al verwerkt.
Minister Heinen:
Over de tegenvallers die ik in beeld heb, heb ik al gecommuniceerd. Dat
zat op een tegenvaller naar aanleiding van een amendement in de Kamer,
wat een miljard sloeg als gevolg van de box 3-systematiek. Maar het is
de indiener vergeven. Die heb ik in beeld gebracht. Er is ook een fors
gat geslagen wat betreft de ETS-opbrengsten door een jaar uitstel van de
ETS2-invoering. Als het goed is heb ik gister uw Kamer hierover
geïnformeerd. Wat betreft de asielraming en de EU: ik denk dat we een
andere definitie hebben van tegenvallers. De heer Grinwis ziet een
tegenvaller aankomen, denk ik, maar een tegenvaller materialiseert zich
pas als je, in het geval van asiel, de asielstroom niet naar beneden
weet te brengen. Die wetten behandelen we, maar wanneer het zich
materialiseert, is natuurlijk een vraag. Wat de EU-korting betreft: het
hangt ervan af hoe hard je daar in gaat. Ik vind niet dat ik al op
voorhand moet zeggen: nou, die boek ik alvast af, want dat gaat ons niet
lukken. Ik sta pas aan het begin van die onderhandelingen. Dus wat een
tegenvaller is, daarover denken wij … Een tegenvaller definiëren en
accepteren doe ik bij de budgettaire nota's, via het reguliere proces.
Ik zou er wel voor willen waken om elke keer, elke week, een aparte
brief te sturen. Wij sturen budgettaire nota's aan uw Kamer. Daarin meld
ik alle tegenvallers en alle meevallers. U kunt die in hun totaliteit
bezien. Als wij tussentijds zicht krijgen op echt omvangrijke
tegenvallers, dan melden we dat apart, zoals met ETS2. Het wordt echter
vrijwel onmogelijk om op dagelijkse basis een brief te sturen omdat we
denken ergens een tegenvaller te krijgen. Dat leidt ook wel tot een heel
onrustig begrotingsproces. Ik zou daar dus geen voorstander van zijn;
laat ik het voorzichtig zeggen.
De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, volgens mij hebben we als Kamerlid wel recht op informatie. Ik heb
er wel behoefte aan. Het gaat me niet om het woord "tegenvaller". Het
gaat erom dat we een basispad hebben, waarop verschillen zitten tussen
het CPB en het ministerie. We hebben te maken met onderhandelingen,
waarbij drie fracties zicht hebben op financiële feiten. Dan gaat het
niet alleen om tegenvallers of donderwolken, maar ook om zaken die in
het verleden zijn ingeboekt, waarvan nog moet blijken of ze
daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Je kunt dan inderdaad hoop
hebben op de effectiviteit van de asielwetten die zo meteen in de Eerste
Kamer liggen, maar feit is dat de waterval in het geval van de
Asielbegroting gigantisch is. Ik heb als Kamerlid behoefte aan de
informatie over alle potentiële tegenvallers, het basispad en de
uitdagingen die deze minister in zijn hoedanigheid als onderhandelaar
onder andere op tafel heeft. Ik zou daar als Kamer graag parallel aan de
onderhandelingen, bijvoorbeeld over een maand, over geïnformeerd willen
worden. In de gebruikelijke begrotingssystematiek krijgen wij namelijk
eigenlijk pas bij de Voorjaarsnota weer nieuwe inzichten.
Minister Heinen:
Alles wat in de formatie gewisseld wordt, wordt openbaar gemaakt. Dat
formatiearchief wordt dus openbaar. Door de interruptie van de heer
Grinwis kan de suggestie ontstaan dat ik tegenvallers achterhoud. Ik
informeer de Kamer over wat ik weet. Ik wijs erop dat wij dat wel op
geëigende momenten doen. Dat doen we via de budgettaire nota's of
separaat, wanneer er bijvoorbeeld besluitvorming aan ten grondslag ligt.
Dit is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van het klimaatpakket in de
Europese Commissie, wat gevolgen heeft voor het ETS2-instrumentarium.
Soms loopt er ook een rechtszaak, waarbij je je afvraagt of het een
tegenvaller wordt of niet. Daar ga ik niet over rapporteren. Ik moet dan
eerst de rechterlijke uitspraak weten. Soms zegt een
collega-bewindspersoon dat hij denkt dat er tegenvallers aankomen. Dan
zeg ik dat we nog eens goed om tafel gaan zitten, omdat ik denk dat er
nog wel wat beleid gevoerd kan worden om die tegenvaller te voorkomen.
De Kamer moet het kabinet dus ook de ruimte geven om het beeld uit te
laten trillen dat als we denken dat iets een tegenvaller is, we de Kamer
daar dan ook goed over informeren. We krijgen anders echt een heel
onrustig informatieproces. Nogmaals: we rapporteren op de geëigende
momenten of via aparte stukken over alles wat wij weten. Ik heb nu niet
meer zicht op tegenvallers dan ik u al gemeld heb. Wat in de formatie
wordt gewisseld, wordt openbaar gemaakt, maar we gaan niet tijdens het
formatieproces stukken openbaren. Zo werken we ook niet samen met
elkaar.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, ik had net al gezegd "kort en afrondend", dus als het
een heel kort punt is …
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, dit is wel fundamenteel, want ik vind dat wij recht hebben op deze
informatie. Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met het feit dat in het
hoofdlijnenakkoord 1 miljard is bezuinigd op de risicobuffer van de
SDE++? Dat is heel eufemistisch taalgebruik. We komen daar nu gewoon op
tekort, waardoor het de volgende ronde zeer de vraag is of die open kan.
Wat gebeurt daarmee? Het gaat niet alleen over tegenvallers in formele
zin. Het gaat over dit soort punten, die allemaal bijvoorbeeld
voortvloeien uit het hoofdlijnenakkoord, zoals in dit geval. Je kunt er
vergif op innemen dat je die als nieuwe coalitie zult moeten
terugdraaien. Anders stopt het uitzetten van de huidige SDE-rondes zoals
we dat gewend zijn. Ik probeer vat te krijgen op deze feiten, die niet
allemaal te vatten zijn onder het woord "tegenvaller". Ik snap dat de
minister terugvalt op zijn normale begrotingscyclus, maar hij weet ook
dat er op dit moment onderhandelingen plaatsvinden op basis van
financiële feiten en cijfers …
De voorzitter:
En uw vraag, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
… waar de Kamer graag over geïnformeerd wil worden, niet pas
achteraf.
Minister Heinen:
Dat suggereert dat er informatie ligt die u niet heeft. We werken op
basis van vertrouwen. De informatie die ik heb, deel ik met de Kamer.
Als de heer Grinwis het gevoel heeft dat ik informatie achterhoud, dan
zie ik ook de politieke consequentie, maar ik laat me niet aanmeten dat
wij informatie achterhouden. Alles wat ik heb, communiceer ik. De SDE++
en de risicobuffer staan in het regeerakkoord. Daar is over
gecommuniceerd. Mijn collega van KGG informeert de Kamer over de
regelingen en de kasschuiven die daar plaatsvinden. Daar heeft u gewoon
debatten over. Dat wordt dus gecommuniceerd. Wat betreft de asielraming:
het klopt dat die niet structureel in de boeken staat. Dat was echter
een besluit van Rutte IV, waar ik ook mee te maken heb. Daar zijn wij
beiden debet aan geweest. Ik vind het te makkelijk om nu hier te zeggen:
ik heb als Kamerlid recht op informatie die ik niet heb. Nogmaals, de
informatie die wij hebben, delen wij met uw Kamer op de geëigende
momenten en aanvullend als daar besluitvorming aan ten grondslag ligt,
zoals bij de Commissie. Over de SDE bent u ook geïnformeerd. Daar zult u
het mee moeten doen. Het formatiearchief wordt openbaar gemaakt, maar we
gaan niet tijdens de formatie stukken openbaren. Ook daar moeten de
juiste gesprekken gevoerd kunnen worden. Er moet informatie opgevraagd
en bestudeerd kunnen worden om zich daartoe te kunnen verhouden.
Vervolgens kan dat met de Kamer gedeeld worden.
Mevrouw Van Berkel (D66):
Als ik me niet vergis, hoorde ik de minister net ook iets zeggen over de
taakstelling op de EU-afdrachten. Ik ben oprecht nieuwsgierig waarom de
minister denkt dat die taakstelling wél ingevuld kan worden, want zelf
denk ik dat die nogal onrealistisch is. Ik ben erg nieuwsgierig naar
waarom de minister dat denkt.
Minister Heinen:
Dat snap ik. De taakstelling is natuurlijk een verwachte korting. Die
kan gehaald worden. Dan moet de premier in de Europese Raad een veto
uitspreken en zeggen: ik ga niet naar huis voordat ik die korting heb.
Zo wordt die ingevuld. Of niet, maar dan heeft de premier een andere
afweging gemaakt. Maar laten we die discussie goed voeren, want de
discussie rond het hele Meerjarig Financieel Kader, het MFK, is breder
dan alleen de korting. We kijken ook naar modernisering van de
begroting. We kijken naar de Nederlandse nettobetalingspositie. We
kijken ook of er meer middelen vanuit Europa naar Nederland getrokken
kunnen worden om de nettobetalingspositie te verbeteren. Zo zijn er heel
veel ijzers in het vuur. Wij proberen natuurlijk om er in het geheel een
mooie deal uit te halen voor Nederland.
Mevrouw Van Berkel (D66):
Ik hoor de minister dus zeggen dat hij er vertrouwen in heeft dat we
uiteindelijk positief uit een dergelijke deal komen.
Minister Heinen:
Ik ga natuurlijk alleen akkoord … Maar goed, nogmaals, we hebben het
over 2027. Ik hoop dat ik dan niet meer als demissionair minister hier
sta, maar dat er dan een missionair kabinet is. Ik ga ervan uit dat die
het verstandig gaan doen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Nog even over die onderuitputting. In het antwoord op vraag 18 van de
feitelijke vragen over de Najaarsnota viel mij op dat Financiën uitgaat
van een onderuitputting in 2027 van 1,5% en in 2028 van 0,7%, maar het
CPB van -12,9 … Miljard; sorry.
Minister Heinen:
Miljarden, ja.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Vergeet die procenten! Financiën gaat dus uit van 1,5 miljard en het CPB
van 12,9 miljard voor 2027, en voor 2028 …
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Tony van Dijck (PVV):
… van 0,7 miljard en het CPB van 8,3 miljard. Dat zijn nogal hele grote
verschillen. Ik weet dat er altijd wel wat verschillen zijn tussen het
CPB en Financiën, maar verschillen van meer dan 10 miljard ten aanzien
van de onderuitputting …
De voorzitter:
Meneer Van Dijck, uw vraag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Hoe ziet de minister dit en zijn hier beren op de weg?
Minister Heinen:
Ik krijg nu een beetje flashbacks naar een voorjaarsnotanacht waarin ook
iedereen dacht: hé, dat kunnen we dus inzetten. Ik zei: nee, pas op, het
zijn middelen die worden doorgeschoven; je kan het geld niet twee keer
uitgeven.
Er zaten grote verschillen tussen de CPB-raming en de Financiënraming.
Dat had inderdaad te maken met de verwachte onderuitputting. Het
Centraal Planbureau zei: we verwachten dat u het geld niet allemaal
uitgegeven krijgt; u heeft een veel te expansieve begroting; al die
wensen kunnen niet tegelijk, dus dat geld blijft op de plank liggen.
Vaak heeft het CPB daar gelijk in. Dat heeft geleid tot een hele
discussie en het rapport van de Expertgroep realistisch ramen, of
realistisch begroten. Daar heb ik dus ook de begroting op aangepast,
door uitgaven in een realistischer kasritme te zetten, met
kadercorrecties. We hebben zo'n 7 miljard in een realistischer ritme
gezet, om precies dit te voorkomen.
De voorzitter:
Afrondend en kort.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat betekent dus voor de onderhandelingen die straks plaatsvinden dat
het CPB uitgaat van een tekort dat weleens 10 miljard, 1%, lager of
hoger kan liggen dan waar de minister van uitgaat.
Minister Heinen:
Nee. Uit mijn hoofd: in de Miljoenennota zit het tekort in het laatste
begrotingsjaar volgens mij op zo'n 2,1%. Het CPB gaat uit van 2,5%. Dat
zit onder andere in de verwachting van de asielraming, waar de heer
Grinwis op wees, en de EU-afdrachten. Volgens mij zijn dat de twee
belangrijkste verschillen. Daar zit niet een verschil van 10 miljard tot
12 miljard tussen, maar 0,4% bbp.
De voorzitter:
Het spijt me zeer voor de heer Tony van Dijck. Gezien de tijd, want om
15.00 uur begint het volgende debat en wij zijn nog niet klaar voor
vandaag, ga ik de Kamerleden vragen om heel bondig te interrumperen. Ik
ben heel soepel, maar het moet echt korter. Ik ga ook onze gast, de
minister, vragen om heel bondig te antwoorden per blokje. Gaat uw
gang.
Minister Heinen:
Ik voelde 'm aankomen. Bondig en volledig, zeggen we dan altijd. Ik hoor
de aansporing.
Voorzitter. Ik was bij het tweede onderwerp, de investeringen. Er zijn
veel vragen gesteld over het rapport-Wennink en het verdienvermogen.
Onder anderen mevrouw Van Berkel, mevrouw Van Dijk en de heer Vermeer
hebben gevraagd naar dit rapport. Laat ik allereerst de heer Wennink
danken voor zijn rapport. Ik ben blij dat dit rapport gepubliceerd is,
omdat het ons een goede discussie laat voeren, namelijk over: hoe
verdienen we het geld? Het gaat er hier in Den Haag te weinig over dat
het geld eerst verdiend moet worden en hoe we onze welvaart kunnen
vergroten. Het gaat niet alleen over verdelingsvraagstukken die hier
spelen. De heer Wennink wijst erop dat we vooral moeten investeren in
onze economie. Hij wijst op noodzakelijke hervormingen en doet
suggesties voor waar je in zou kunnen investeren. Op dit macroniveau
zijn we het natuurlijk heel erg met elkaar eens. Ik ga niet specifiek in
op elke hervorming die hij heeft voorgesteld, want er komt nog een apart
debat over dit rapport. Ik begreep net dat ik daar ook voor was
uitgenodigd. Dat is leuk. Dat gaan we dan samen helemaal doorlopen. Daar
kijk ik naar uit.
Zullen we het daar bij houden, voorzitter? Ik kijk even … Het is zo
omvangrijk en ik wil geen afbreuk doen aan dit onderwerp.
De voorzitter:
Bent u dan ook aan het einde van uw blokje? Ik wil namelijk heel graag
dat u eerst het blokje afrondt en dat we dan vragen stellen.
Minister Heinen:
Nee, ik begin net aan het onderwerp investeringen, voorzitter. Maar
goed, dit is wel het enige antwoord op Wennink, dus ja, het is …
De voorzitter:
Wilt u uw blokje afronden, alstublieft?
Minister Heinen:
Wat u wilt, voorzitter.
Dan kom ik bij de overheidsfinanciën. Mevrouw Van Eijk vroeg op welke
manier ondernemers fiscaal worden gestimuleerd om te investeren. Er zijn
natuurlijk verschillende regelingen om dat te doen, zoals de Wbso, de
30%-regeling, de innovatiebox et cetera; die regelingen kunnen ze
helemaal aflopen. Ik denk alleen dat het belangrijker is … De analyse
van Wennink zegt eigenlijk dat de overheid juist de randvoorwaarden moet
creëren, dus die gaat niet zozeer over een regeling. De analyse zegt:
schep nou de randvoorwaarden waarmee investeringen kunnen plaatsvinden.
Een investering hoeft helemaal niet alleen met publiek geld; het kan ook
door private investeringen om onze verdiencapaciteit te vergroten. Dat
onderschrijf ik uiteraard. Nogmaals, er zijn diverse fiscale regelingen
ook positief geëvalueerd, in tegenstelling tot wat de afdronk van
debatten hier is, zoals de Wbso en de 30%-regeling. Er worden hier vaak
voorstellen gedaan om die af te schaffen of te beperken, terwijl die
heel positief zijn geëvalueerd.
Dan had de heer Grinwis een vraag. Hij noemde investeringen in natuur en
energie als belangrijke investeringen. Laten we vooropstellen: elke
investering is natuurlijk mooi en nobel. Uiteraard moet het ook ergens
vandaan komen. Geld is niet gratis. Dat is dan de keerzijde van deze
discussie en die voeren we te weinig, denk ik, in dit parlement. De heer
Grinwis vindt het kabinet uiteraard aan zijn zijde. Het kabinet en
netbeheerders doen ook investeringen in elektriciteitsnetten, duurzame
energie en natuurherstel. Ik denk dat we politiek wellicht tot een ander
oordeel komen over de omvang daarvan, maar er gebeurt wel degelijk
wat.
De heer Grinwis vroeg ook hoe we de balans bewaken tussen investeren in
de toekomst en gezonde overheidsfinanciën, en welk beleid we nu al
inzetten om de oploop van de schuld te voorkomen. Laat ik met dat
laatste beginnen. Ik wijs op de oplopende schuld. Ik denk dat we ons
onvoldoende realiseren wat de omvang van ons begrotingstekort is. We
praten in procenten. Volgend jaar zitten we tegen de 3% aan, maar dat
komt door de eenmalige defensiepensioenen. Grofweg zitten we op zo'n
-2%, -2,5%. Dan hebben we het over een kleine 30 miljard euro die we per
jaar uitgeven en die er niet is. Die lenen we dus op de kapitaalmarkten.
Die lenen we gewoon van financiële instellingen en daar betalen we rente
over. Dat gebeurt elk jaar, dus in een kabinetsperiode komt er zo 120
miljard euro bij. Als we niks doen, loopt die staatsschuld dus als een
malle op, en dat staat nog los van defensie-uitgaven en al die andere
zaken waar we graag in willen investeren. Als de heer Grinwis mij vraagt
wat we doen om dit te voorkomen, antwoord ik dus het volgende. We zetten
het beleid in dat ik heb ingezet. Ik blijf wijzen op de oplopende
uitgaven. Ik denk dat we minder moeten uitgeven — u kent dat betoog van
mij — maar dat vergt keuzes en dat zijn hele moeilijke keuzes. Ik denk
wel dat we nu op dat punt aankomen. Een volgend kabinet zal daarin echt
wel stevig moeten ingrijpen.
De heer Vermeer vroeg of het een goed idee is om kritische
investeringen, zoals hij zegt, een uitzonderingspositie binnen de
begrotingsregels te geven. Ik hoop dat ik het zo goed heb opgeschreven.
Laat me één mythe doorprikken: de begrotingsregels staan niet in de weg
om te investeren. Wat er nodig is, is politieke moed om keuzes te maken
en om te zeggen waar het met minder kan, waar we geld vrijmaken en waar
we wel in gaan investeren. Nogmaals, het is te makkelijk om te zeggen
dat het aan de regels ligt. Het ligt echt aan onszelf en een gebrek aan
moed om de moeilijke keuzes te maken. Ik snap dat dat niet fijn is, want
een bezuiniging is niet leuk om te verkopen en maakt ons niet populair.
Maar als we ergens een euro aan willen uitgeven, zal die ergens vandaan
moeten komen. Nogmaals, dat is niet de schuld van de regels. Dat zijn de
natuurwetten waar wij ons toe moeten verhouden. Je kunt een euro maar
één keer uitgeven. Of je moet 'm lenen, maar dan mogen onze kinderen dat
allemaal terugbetalen, met rente.
Voorzitter. Mevrouw Van Eijk vroeg wanneer een investeringsinstelling
meetelt voor het EMU-saldo en welke risico's er daarbij zijn. Ik heb
onlangs een brief daarover gestuurd met de precieze randvoorwaarden.
Volgens mij is die brief gisteren of eergisteren naar uw Kamer gestuurd.
Heel kort samenvattend: die brief ging over de integratie van Invest-NL
en Invest International. Daarin ben ik ook ingegaan op de nationale
investeringsinstelling. O, die brief is van 11 december dit jaar, heb ik
genoteerd. Daarin zijn de precieze randvoorwaarden voor de nationale
investeringsinstelling geschetst. Het is mogelijk dat je een
investeringsinstelling opzet zonder dat je je saldo belast, maar wel je
schuld. De randvoorwaarden kunt u in de brief lezen. Het moet echt op
afstand zijn. Er moeten bepaalde rendementseisen zijn. Je moet niet je
halve begroting gaan financieren via een investeringsinstelling. Dan
loopt het gewoon mee met je saldo en dan trek je het ook wel het
publieke domein in. Dat is denk ik niet de bedoeling, ook niet van de
Kamer.
Ik heb nog twee vragen over investeringsinstellingen. Zal ik dit heel
even afmaken? Ja? Het kan heel snel. Mevrouw Van Eijk vraagt ook of ik
duidelijkheid kan geven over het tijdpad van de integratie van Invest-NL
en Invest International richting 1 januari 2028. Het proces is gestart.
Daar heb ik u ook over geïnformeerd in de Kamerbrief van 4 juli. Daarin
heb ik ook gezegd dat het streven is om uiterlijk op 1 januari 2028 af
te ronden. In de Kamerbrief van 11 december, waar ik net naar verwees,
worden de randvoorwaarden en het tijdpad op hoofdlijnen geschetst. Als
dat nog tot aanvullende vragen leidt, hoor ik het, maar we zijn daarmee
bezig en we rapporteren daar regelmatig over.
Mevrouw Van Dijk vroeg ten slotte om meer inzicht in de uitgaven aan
investeringen in de sociale zekerheid. Ze vroeg hoe ik dit inzicht wil
gaan verbeteren, aangezien we maar één uitgavenkader hebben. Dat klopt.
We werkten eerst met drie deelkaders binnen het totale uitgavenkader.
Dat hebben we teruggebracht tot één kader. Dat is eigenlijk een advies
van de Studiegroep Begrotingsruimte. Zij zien geen meerwaarde meer, maar
het leidt wel tot veel administratieve lasten. Dus ter versimpeling is
dat op die manier vormgegeven. Maar dat betekent niet dat we geen
inzicht meer hebben. Eerst was er het Budgettair Kader Zorg. Wat was
het? Hoofdstuk 41 ging over de uitgaven. Vooral over de
premiegefinancierde en de SZW-uitgaven wordt nog steeds gerapporteerd in
alle begrotingen.
Dan zet ik nu een punt. Dat leidt waarschijnlijk tot aanvullende
vragen.
De voorzitter:
Bent u hiermee ook aan het einde van het blokje gekomen?
Minister Heinen:
Ja.
De voorzitter:
Dan geef ik met alle plezier het woord aan mevrouw Inge van Dijk. Ga uw
gang.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het gaat over die investeringsinstelling, inderdaad. Ik heb de brief
gelezen. Fijn dat er voortvarend door wordt gewerkt. Maar waar ik graag
meer inzicht in zou willen — dit is iets voor een volgende brief — is
het volgende. Het duurt even voordat je een wet hebt, bla, bla, bla,
bla, bla. Maar we hebben natuurlijk nu ook een bepaalde behoefte om die
investeringsinstelling in oprichting, zal ik maar zeggen, meters te
laten maken. Ik ben ook wel op zoek naar: wat zou nu al kunnen? Waar
zouden we nu al een versnelling kunnen realiseren?
Minister Heinen:
Uiteindelijk komt het nu ook aan op politieke knopen die moeten worden
doorgehakt. Dus wat is de scope en wat is de omvang? Het echt op afstand
zetten heeft voordelen, maar ook nadelen. Dat vergt politieke
besluitvorming. We hebben alle voors en tegens in kaart gebracht en wat
dan nodig is. Bij bepaalde varianten heb je een bankvergunning nodig.
Dan heb je weer vertraging. Je zou kunnen voortbouwen op de bestaande
instelling. Je zou iets nieuws kunnen neerzetten. Dus we hebben de hele
menukaart nu gebouwd en nu moet iedereen zijn dieetwensen doorgeven.
Mevrouw Van Eijk (VVD):
Precies in het verlengde hiervan: iedereen voelt de noodzaak en de
urgentie om bepaalde randvoorwaarden, waar de minister ook naar
verwijst, op orde te krijgen. Daar zijn investeringen voor nodig,
publiek én privaat. Is het dan niet juist wijsheid om te kijken hoe je
het bestaande instrumentarium optimaal kunt gebruiken en inzetten om
geen onnodige vertraging te krijgen?
Minister Heinen:
Ja, dat kan. We hebben een eerste stap gezet met de integratie van
bestaand instrumentarium. Daar zou je op voort kunnen bouwen.
Tegelijkertijd, als dat tot heel veel vertraging leidt en je tegen
allemaal belangen aanloopt, zou je ook kunnen zeggen: dan zetten we er
iets naast. Ik wil er vooral voor waken dat we niet heel diffuus gaan
werken. Dus het moet efficiënt. Ik zou echt zeggen: werk gewoon met één
instrumentarium, zet het op afstand van de overheid, ga niet private
investeringen verdringen en zorg voor goede rendementseisen. Laat de
experts het aansturen. Laten we het in die zin vooral niet politiek
maken en laten we niet zelf aan de knoppen gaan zitten. Maar nogmaals,
dit is wel echt een discussie die nog plaats moet vinden. We moeten nog
horen wat ieders wensen zijn. Laat ik daar niet te veel op vooruitlopen.
Ik snap ook dat daar nog verschillende inzichten over bestaan. Maar om
op de vraag van mevrouw Van Dijk antwoord te geven: het is nu een
kwestie van keuzes maken en dan kunnen we verder werken aan de
uitwerking van de instelling of kunnen we, nogmaals, voortbouwen op
bestaande instellingen.
Voorzitter. Dan het volgende onderwerp: de inkomsten. Mevrouw Van Eijk
vraagt wanneer de terugbetaling, het rechtsherstel, voor box 3
plaatsvindt. In de Najaarsnota — het wordt wat ingewikkeld — is het
kaspatroon voor het rechtsherstel geactualiseerd. Er is nu meer inzicht
in de verwachte termijn waarop het tegenbewijs wordt ingediend en de
herstelbetalingen plaatsvinden. Concreet betekent dit een schuif van
betalingen die nog in 2025 stonden. Die worden nu verwacht in 2026.
Maar, zoals we ook in de Najaarsnota hebben proberen te beschrijven, dit
heeft geen saldo-effect. Het is puur een transactie, of een correctie;
laat ik het zo noemen. We hebben geprobeerd om het in begrijpelijke taal
te schrijven voor de experts. Het heeft geen saldo-effect. Dat is, denk
ik, het belangrijkste. Het klinkt omvangrijk, maar het blijft wat meer
in de techniek hangen.
Mevrouw Van Dijk vroeg naar ontwikkelingen bij de inkomstenramingen,
specifiek box 3, maar ook de inkomstenbelasting en de belastingrente.
Laat ik 'm afpellen. Het verwerken van het herstel box 3 doen we op
basis van de richtlijnen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bij
de Najaarsnota is er sprake van een update van de verwachte kaspatronen.
Op basis van deze richtlijnen leidt dit niet tot wijziging van het
EMU-saldo. Die vraag had ik net al beantwoord. De update verklaart ook
direct een groot deel van de gewijzigde kasraming van de
inkomstenbelasting. Dat heeft natuurlijk een grote impact daarop. Box 3
is hier met 5 miljard een groot onderdeel van.
Ook los van box 3 zien we een hogere inkomstenheffing, zoals ook vermeld
bij de Najaarsnota. De rente-ontvangsten zijn de afgelopen jaren hoger
dan eerder dit jaar. Dat is ook verwerkt in de Najaarsnota. Er is sprake
van hogere uitgaven, maar nog meer van hogere ontvangsten. Nadere
specificatie hiervan is nog niet beschikbaar in de Najaarsnota, maar we
verwachten u er nader over te kunnen informeren in de verantwoording bij
het Financieel Jaarverslag en op Verantwoordingsdag. Het jaar is nog
niet helemaal uit getrild, om het zo maar even te zeggen.
Dan accijnzen. De heer Van Dijck vraagt wanneer ik de accijnzen ga
verlagen. Op 1 januari gaat het kabinet de brandstofaccijnzen verlagen
ten opzichte van het geraamde basispad. Dat zou het kabinet, eigenlijk
het land, 1,7 miljard kosten op de begroting. Maar op verzoek van de
Kamer is daar een kleine 0,5 miljard vanaf gehaald. De Kamer vond het te
ver gaan en heeft bij meerderheid besloten dat de accijnskorting minder
moet zijn. Daar hebben we ons in het kader van het budgetrecht toe te
verhouden.
Dan hadden we nog een vraag over dividenden van staatsdeelnemingen.
Mevrouw Van Dijk vraagt uit welke deelneming de 137 miljoen komt die zij
inderdaad — dat zag zij heel scherp — in het verslag heeft zien staan.
De dividendramingen worden gepresenteerd als één raming, maar we hebben
het nog even uitgezocht en deze kwam specifiek van ABN Amro. Maar ja, in
de totale raming zitten uiteindelijk mee- en tegenvallers. Laat helder
zijn dat ik daar niet op stuur als inkomstenbron. We ramen gewoon
netjes.
Voorzitter. Er waren verder nog twee nagekomen vragen. Die moesten we
nog uitzoeken. Een ging over inflatie. Die kwam van de heer Hoogeveen.
Hij heeft even de zaal verlaten, maar ik ga die met het oog op de tijd
toch even beantwoorden. Ah kijk, fijn, hij komt binnen. De heer
Hoogeveen vraagt naar het effect van belastingen op inflatie en op de
koopkracht op de lange termijn. Dat is een terechte vraag. Beleidsmatige
wijzigingen in de belastingen en de knoppen in de inkomstenbelastingen
en toeslagen raken aan de koopkracht van huishoudens en lopen dus ook
mee in de koopkrachtbesluitvorming elke augustusbesluitvorming. Dat zijn
al die vreselijke puntenwolkjes en kommaatjes die we dan verschuiven met
elkaar. Wijzigingen aan overige belastingen, zoals de energiebelasting,
lopen mee in de koopkrachtsommen via de geraamde inflatie. Die zie je
meer via de prijzen in het geheel meelopen. Als je de energiebelasting
verlaagt, zie je dat dus niet direct terug in de koopkracht. Dat zal dus
in het algemene prijspeil mee moeten lopen en dat zie je dan op die
manier terug in de koopkracht. Het effect van belastingen op prijs wordt
op deze manier zichtbaar en wordt dus ook verwerkt in de
koopkrachtplaatjes.
Er zitten voor- en nadelen aan onze manier van werken. Het is heel
fijnmazig, dus we hebben alle groepen goed in beeld: eenverdieners,
tweeverdieners, met of zonder kinderen. Het nadeel is wel dat we in een
modelwerkelijkheid gaan leven met elkaar en dat we daar ook conclusies
aan verbinden die niet altijd helemaal de realiteit aan de keukentafel
reflecteren. Dus ja, je kan eigenlijk zowel beredeneren "laten we ermee
stoppen" als "laten we ermee doorgaan". Ik denk dat we de systematiek op
zich goed beheersen met elkaar, maar ik denk dat we ons soms ook wel
blindstaren op die puntenwolken, in alle eerlijkheid.
De heer Hoogeveen vraagt ook naar grenseffecten bij belastingen. Dat is
uiteraard ook een terecht punt. Het kabinet heeft op verschillende
terreinen onderzoek gedaan naar deze effecten, en blijft dat uiteraard
ook doen. Afgelopen zomer is de legesigarettenpakjessurvey — we waren
creatief met de titel — gedeeld met uw Kamer. Daarin is gekeken naar de
tabaksaccijnzen. In het maken van nieuwe ramingen worden de uitkomsten
van deze onderzoeken betrokken. Bij de Miljoenennota is dit al verwerkt
in de fiscale sleuteltabel. Verdere verhoging, waar de heer Hoogeveen
naar verwijst, denk ik, levert op dit moment geen opbrengsten meer op.
Ik denk dat we in die zin dus echt wel aan onze taks zijn. Ja, je kan
belastingen blijven verhogen, maar op een gegeven moment zijn mensen ook
niet gek. Dat zien we niet alleen bij individuele consumptie, maar ook
bij bedrijven, die zeggen: op een gegeven moment is het wel klaar,
mensen. Laten we dus vooral nogmaals kijken waaraan we minder moeten
uitgeven, want met belastingverhogingen hebben we het optimum inmiddels
wel bereikt.
Voorzitter. Als laatste bij dit onderwerp heb ik een vraag van de heer
Grinwis. Hij vraagt mij hoe ik aankijk tegen de nieuwe armoedecijfers
van het CBS. We zien dat de armoedecijfers volgens hetzelfde CBS, als ik
het wat uitzoom, de afgelopen jaren enorm zijn gedaald: van zo'n 7,1% in
2018 naar 2,7% in 2023. Ik praat hier over procenten en getallen, maar
ik doe dat wel in het besef dat hierachter natuurlijk allemaal mensen
zitten. Dat zeg ik in het licht van de mooie maidenspeech van mevrouw
Van Berkel, want we hebben kunnen zien hoe dat mensen raakt. Maar als
mij naar de getallen wordt gevraagd, zijn dit ze. Het CBS laat nu
inderdaad zien dat de armoede voor het eerst in lange tijd is gestegen;
die ging in 2024 naar 3,1%. Die cijfers zijn uiteraard nog steeds wel
lager dan armoedecijfers van het CPB voor '24, want dat raamde ze op
3,4%, maar nogmaals, dit is een trend die we niet willen, want we willen
dat de armoede daalt en niet stijgt. Dat doel delen we met elkaar.
Vooruitkijkend verwacht het CPB dat de armoedecijfers in '25 en '26
zullen blijven dalen, naar 2,9% in '25 en 2,6% in '26. Ik zeg nogmaals
dat dit cijfermatig is en dat ik besef dat hierachter allemaal gezinnen
zitten voor wie het niet makkelijk is. Dat geeft ons de dure plicht om
hieraan te blijven werken.
Ik wilde dan naar mijn laatste onderwerp. Dat is het uitgebreidste
onderwerp, namelijk de uitgaven en overig, een verzamelcategorie.
De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de Kamer of er vragen zijn en anders ga ik de
minister vragen om met spoed verder te gaan met het vierde blokje.
Minister Heinen:
Ja, voorzitter. Ik voel me verder niet opgejaagd.
Dan ga ik verder, met de haalbaarheid van de ingeboekte bezuinigingen.
Mevrouw Van Berkel had een vraag over de EU-afdrachten, maar daarover
heeft zij mij al geïnterrumpeerd. Nogmaals, je kan daar op twee manieren
naar kijken. Je kan er heel hard ingaan in Europa en dan kan je
natuurlijk altijd een korting voor elkaar krijgen, maar ik denk dat we
het breder moeten bezien. Onze inzet is helder: we vinden dat we veel
betalen en zijn nu aan het knokken om er in ieder geval voor te zorgen
dat de "correctiemechanismes", zoals wij die noemen, in stand blijven om
onze nettobetalingspositie niet verder te laten verslechteren. Maar
verder kijken we ook naar een modernisering van de begroting: hoe kunnen
we onze nettobetalingspositie verbeteren? Dat is natuurlijk een bredere
discussie. Dat moet in zijn totaliteit gewogen worden en dat is aan een
volgend kabinet.
De heer Stultiens had vragen over de Klimaatfondsmiddelen. Hij vraagt
specifiek naar de onderuitputting bij de Klimaatfondsmiddelen. Conform
de begrotingsregels vloeit onderuitputting terug naar de algemene
middelen; dat hoef ik de heer Stultiens niet uit te leggen. Dit geldt
echter ook voor middelen op departementale begrotingen die gefinancierd
zijn uit het Klimaatfonds. Na afboeking zijn die op de begroting
overgehevelde middelen dus geen Klimaatfondsmiddelen meer en lopen ze
dus gewoon mee in de normale systematiek. Dat neemt niet weg dat er voor
het Klimaatfonds zelf natuurlijk wél een 100%-eindejaarsmarge geldt,
waar ik aan het begin van het debat al aan refereerde.
De heer Stultiens en de heer Flach hadden vragen over de onderuitputting
en de 100%-eindejaarsmarge bij de woningbouwmiddelen. Daar heb ik net in
mijn introductie al kort bij stilgestaan, maar nu zal ik er specifieker
op ingaan. Het kabinet heeft ervoor gekozen om buiten de rijksbrede
begrotingsfondsen geen 100%-eindejaarsmarge meer toe te kennen aan
regelingen of begrotingen. Die keuze hebben we gemaakt op basis van het
advies van de Studiegroep Begrotingsruimte en later in het licht van een
advies van de Expertgroep realistisch ramen. Die zei: de expertgroep is
in het leven geroepen om de problemen te onderzoeken waar je juist met
volledige eindejaarsmarges tegenaan loopt. Er wordt nadrukkelijk niet
gekort op de Woningbouwimpuls. In 2025 is er een tranche opengezet.
Daarin zijn alle aanvragen gewoon gehonoreerd. Er is alleen niet
volledig op ingetekend. Ja, dan blijven er middelen over. Die vloeien
terug naar de algemene middelen, omdat we elders ook tegenvallers en nog
taakstellingen hebben. Dat moet allemaal ingevuld worden. Dat is het
voor dit punt.
De voorzitter:
Ook nu geldt: ik sta interrupties toe aan het eind van het blokje. Ik
laat de minister even alle vragen beantwoorden. Dan weten we zeker dat
ook uw vragen zijn beantwoord, meneer Stultiens. Daarna geef ik de
gelegenheid tot het stellen van vragen. Minister, gaat u verder.
Minister Heinen:
Ik moet wel erkennen dat de heer Stultiens mij nu twee keer niet mocht
interrumperen. Ik beantwoord hem hier natuurlijk specifiek. Maar goed,
wij komen elkaar zo nog tegen, denk ik.
De heer Grinwis had nog vragen over de taakstelling en de
onderuitputting. Hij vraagt of er een reden is dat er geld is weggehaald
bij de Woningbouwimpuls en uit fondsen. Ook specifiek hier geldt echter,
zeg ik ook in het licht van het vorige antwoord: dat is dus niet
weggehaald; er is simpelweg niet volledig op ingetekend en dus zijn er
middelen overgebleven. We hebben er dus niet op gekort en het is ook
geen bezuinigingsmaatregel geweest.
De heer Dijk vroeg naar de onderuitputting bij de hersteloperaties,
specifiek voor Groningen en voor de toeslagen. Hij wees ook vooral op de
bureaucratie en vroeg hoe we die kunnen aanpakken. Zoals hij zegt,
blijft er nu namelijk geld over dat naar de mensen moet die daar recht
op hebben. Dat erken ik uiteraard. Ik wijs erop dat het zeer complexe
ramingen zijn. Ze zijn ook complex in de uitvoering. Het is gewoon
afhankelijk van heel veel factoren. In het voorjaar bezien we opnieuw of
de raming realistisch is. Uiteraard staat voorop dat het goed gebeurt;
dat is belangrijk. Voor beide hersteloperaties, zowel voor Groningen als
voor de toeslagen, verandert er in die zin niks aan de planning. Met uw
toestemming zou ik het echter graag willen doorgeleiden naar de
staatssecretaris Herstel Groningen en de staatssecretaris Toeslagen. Die
zitten zo in de details van deze regelingen en materie dat ik denk dat
die veel beter in staat zijn hier het debat met u over te voeren. Maar
nogmaals, ik zal aan het eind van dit onderwerp de interrupties
horen.
De voorzitter:
U maakt het mij als voorzitter niet makkelijk, meneer Dijk. Ik probeer
de Kamer echt te helpen. We zitten namelijk in de laatste week voor het
kerstreces. Morgen gaat het echt een heftige dag worden. Er staan na dit
debat ook nog een aantal vrij inspannende debatten op de agenda. Ik heb
mevrouw Van Dijk en de heer Stultiens niet de ruimte gegeven om in een
blokje te interrumperen. Als ik voor iedereen een uitzondering maak, dan
zijn we zo meteen niet klaar.
Minister Heinen:
Dan ga ik heel langzaam praten en wacht ik wel tot het 15.00 uur
wordt.
De voorzitter:
Nee, dat was geen uitnodiging om langzaam te praten. Gaat u verder.
Minister Heinen:
De heer Flach vroeg naar de meerjarige bijstelling van de afpakraming.
Het kabinet kijkt dit voorjaar, zoals gebruikelijk, of het meerjarig
bijstellen van de raming nodig is. Bij het afpakken, even plat gezegd —
ik bedoel de afpakregeling — waren er in de afgelopen jaren tegenvallers
door het ontbreken van grote schikkingen. Daar was in de raming wel
rekening mee gehouden. Dat leidt tot deze tegenvaller.
De heer Flach vroeg ook nog naar de toekomstige raming voor het
uitbetalen van dwangsommen. In totaal is er in 2025 210 miljoen euro
beschikbaar voor de meerjarige voorziening van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst voor de betaling van dwangsommen. Dat was de
aanleiding van de vragen. Voor 2026 is nu 50 miljoen euro gereserveerd
bij de Voorjaarsnota. Nogmaals, dit voorjaar wordt de benodigde omvang
van de voorziening opnieuw bezien. Ik zeg er wel bij dat ik het eens ben
dat we moeten kijken hoe we die dwangsommen kunnen verminderen. Het is
alleen wel complexer. Je kan dit niet specifiek voor één regeling doen.
Dan moet je het in bredere zin, in de hele Algemene wet bestuursrecht
gaan aanpakken. De vraag hoe we in dit land überhaupt omgaan met al die
dwangsommen, is misschien ook een debat dat met de minister van
Binnenlandse Zaken gevoerd moet worden, want ik denk dat ik het beeld
wel herken dat de heer Flach naar voren brengt.
Dan de verkeersboetes. De heer Van Dijck vraagt om coulance voor burgers
bij verkeersboetes. Ik kan hem melden dat in juli 2026 wordt gestart met
een pilot met gratis betalingsherinneringen. Mensen krijgen dan een
betalingsherinnering voordat de eerste ophoging van de boete wordt
opgelegd. Deze pilot loopt dan tot 2027, om inderdaad tegemoet te komen
aan het punt van de heer Van Dijck. Ik wijs wel op het volgende. Er
wordt soms weleens gezegd: ach, iedereen kan een keer door rood rijden.
Ja, dat kan, maar je kind zal maar net oversteken, dus laten we daar ook
weer niet te makkelijk over denken.
Mevrouw Van Eijk vraagt hoe de overheid efficiënter gaat werken. Het
huidige kabinet heeft een taakstelling op de Rijksoverheid ingeboekt.
Daar waren de uitvoeringsinstanties van uitgesloten. Dat leidde tot een
disproportioneel hoge korting op de kerndepartementen, waardoor deze is
omgezet in een budgettaire taakstelling. Die is ingevuld. Dat neemt niet
weg dat ik vind dat we nog steeds moeten werken aan het verkleinen van
de overheid en dat je dus ook moet kijken hoe je het aantal fte's kan
verminderen. Ik zeg er altijd bij: dan moeten we dus ook de discussie
voeren met welk beleid we gaan minderen. Daar is mevrouw Van Eijk het
ook mee eens. Dat gaat samen op. Wij moeten minder willen sturen,
subsidiëren, controleren et cetera. Dan kunnen we het met minder
ambtenaren doen. Vaak zijn de ambtenaren natuurlijk ook een gevolg van
de wensen vanuit de Kamer. Dat moeten we ons ook realiseren.
Mevrouw Van Eijk had nog een vraag over de uitvoeringskracht, namelijk
of het kabinet structureel aandacht heeft voor de uitvoeringskracht en
hier ook over rapporteert. Ja, het kabinet betrekt de uitvoeringstoetsen
van uitvoeringsorganisaties expliciet bij de totstandkoming van nieuw
beleid. Deze worden uiteraard ook gedeeld met uw Kamer. Jaarlijks
ontvangt de Kamer van de minister van Binnenlandse Zaken de Staat van de
Uitvoering, over het uitvoeringsbeeld op rijksbreed niveau.
De heer Van Dijck had nog een vraag over de goudvoorraad. Hij wijst op
goud dat in het buitenland ligt. Dat klopt. Dat ligt onder andere in de
VS, Canada en het Verenigd Koninkrijk. Dat heeft natuurlijk een
historische oorsprong, want het goud is verspreid over plekken in de
wereld, over onze goede bondgenoten. Het is aan DNB om daar toezicht op
te houden. Zij houden de ontwikkeling rond goudvoorraden ook volledig in
de gaten. Het is aan DNB om daarop te sturen.
De heer Stultiens vraagt naar de 0,7 miljard voor Oekraïne versus de
motie. Ik weet dat de heer Stultiens hier ook aanvullende vragen over
heeft, maar laat ik hem toch even beantwoorden. Ik doe het kort. Ik ben
het oneens met de classificatie dat de motie niet is uitgevoerd. De
motie wees op het continueren van de steun en op het eerste kwartaal van
2026. Het kabinet heeft uiteraard erkend dat de motie is aangenomen. Het
heeft gekeken: hoe zou je de steun in het eerste kwartaal op hetzelfde
niveau in stand kunnen houden? Dan heb je die 700 miljoen nodig. Dan
moeten we wel nú die contracten tekenen en dat nu uitgeven. Dat is de
reden waarom wij de Kamer nu al een brief hebben gestuurd waarin staat:
in het licht van de motie gaan wij nu al een stap zetten. Dat betekent
dat we later moeten kijken hoe we de andere 1,3 miljard inpassen en
verder vormgeven. Maar de 700 miljoen was niet zomaar een bedrag. Dat
was in het licht van het continueren van de steun, zodat we die kunnen
doortrekken naar het eerste kwartaal.
Daar vroeg ook de heer Van Houwelingen naar. Hij vroeg: hoe zit het nou
eigenlijk met het budgetrecht van de Kamer? Dat hebben wij juist
geprobeerd te respecteren, want het geld kunnen wij niet zomaar
uitgeven. Dat moet via een begroting aan uw Kamer worden voorgelegd. Dat
is dus een nota van wijziging op de tweede suppletoire begroting. Die is
aan uw Kamer gestuurd, maar gezien de tijd van het jaar kan die nooit op
tijd geautoriseerd worden door de Tweede én Eerste Kamer als wij in het
licht van de motie willen handelen en het geld willen uitgeven om die
steun te continueren. Dus vooruitlopend op de autorisatie van de
begroting — ik ga ervan uit dat die geautoriseerd wordt, aangezien daar
een motie aan ten grondslag ligt — hebben wij ook een beroep moeten doen
op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet, een artikel waarvan ik in het
verleden, in een andere rol, vond dat het te vaak gebruikt werd, maar
dat natuurlijk wel de mogelijkheid biedt om vooruitlopend op goedkeuring
in de Tweede Kamer die uitgave te doen. Het artikel 2.27 is aangescherpt
om te voorkomen dat een kabinet op basis van dat artikel dan maar geld
gaat uitgeven. De Kamer moet namelijk aangeven of zij zich voldoende
geïnformeerd acht over het gebruik van artikel 2.27 en de motivatie die
daaraan ten grondslag ligt. Daarover heeft uw Kamer gestemd en toen is
aangegeven — niet door de heer Van Houwelingen, maar door een
meerderheid van de Kamer — dat de Kamer zich geïnformeerd voelde en dat
het kabinet artikel 2.27 kon inzetten, vooruitlopend op de autorisatie
van de nota van wijziging op de tweede suppletoire begroting. Daarmee
zijn de uitgaven rechtmatig en wordt een aanwijzing van de Algemene
Rekenkamer voorkomen. Dit is in technische zin wat er is gebeurd.
Ik heb ook de stemverklaring van de heer Van Houwelingen gehoord. Hij
gaf, geloof ik, aan dat er geen recht werd gedaan aan het budgetrecht
van de Kamer, maar met deze stappen wordt daar juist wél recht aan
gedaan. Dat staat los van de vraag of je het eens bent met de uitgaven.
Ik heb van de heer Van Houwelingen gehoord dat hij daar ook anders naar
kijkt.
Dan de boodschappenprijzen. De heer Van Dijck vraagt naar de publicatie
van het ACM-rapport. Daar roept hij vaker toe op. Hij is een voorvechter
van dit punt, en terecht. De ACM verwacht het onderzoek te publiceren
voor de zomer van 2026. Dat loopt uiteraard via de minister van
Economische Zaken. We hebben hier al veel debatten over gevoerd en elke
keer geven wij aan dat het rapport eraan komt, maar dat komt dus in de
zomer van 2026.
De vraag over het budgetrecht van de heer Van Houwelingen heb ik net
beantwoord. De heer Grinwis had nog een vraag over tegenvallers: welke
informatie heeft de minister daarover? Daar hadden we net een mooi
interruptiedebatje over.
Dan de twee laatste vragen, voorzitter. De heer Dijk had nog een vraag
over het stopzetten van de gaswinning bij Warffum. Ik moet zeggen dat
die vraag zich bevindt op het terrein van mijn collega in het kabinet,
maar in algemene zin kan ik aangeven dat het kabinetsbeleid niet is om
bestaande gaswinning te beëindigen. Met het oog op
energieonafhankelijkheid heeft Nederland aardgas, ook uit eigen bodem,
simpelweg nog nodig. Het kabinet ziet geen juridische grondslag om de
gaswinning bij Warffum te beëindigen. De minister van Klimaat en Groene
Groei heeft hierover gister een Kamerbrief gestuurd, zo heb ik begrepen.
Die brief was wellicht de aanleiding voor deze vraag. Ik moet dus
aangeven dat dit debat echt met de collega in het kabinet gevoerd moet
worden, want die is de eerstverantwoordelijke hiervoor.
Als laatste dan de vraag van de heer Vermeer: is een verbetering van het
concurrentievermogen mogelijk zonder koerswijziging in Brussel? Die is
zeker mogelijk, maar ook hierbij wijs ik erop dat het niet de regels
zijn die ons in de weg staan; het zijn politieke keuzes die wij hier
maken. Ik zet hier een punt, want ik zie de wil om te interrumperen, dus
laat ik daar de ruimte voor bieden. Dan hebben we nog drie kwartier.
De voorzitter:
Dat is inclusief tweede termijn, hè? We hebben dus niet nog drie
kwartier voor deze interrupties. Bent u aan het einde van uw blokje
gekomen? Ja, hoor ik. Dan geef ik heel graag de heer Stultiens als
eerste het woord voor een interruptie.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb inderdaad een paar cliffhangers gehad, maar nu gaat de
interruptie toch echt komen. Mijn vraag gaat uiteraard over Oekraïne.
Eigenlijk zegt de minister dat we het met elkaar eens zijn en dat het
geld, die 1,3 miljard, er wel gaat komen. Dat is op zich goed nieuws,
maar dan blijft de vraag wat er dan tegen het amendement is. Als hij
toch van plan is om dit te gaan doen, wat gaat er dan mis als dit wel
wordt aangenomen?
Minister Heinen:
Ik heb het amendement nog niet gezien. Als het ziet op het nu uitgeven
van geld, wijs ik erop dat we nu simpelweg geen geld kunnen uitgeven. De
motie was aangenomen. Daarom hebben we heel snel gehandeld. De minister
van Defensie heeft gekeken of hij nog contracten kon afsluiten. We
hebben gekeken of het past binnen de begroting, of er nog ergens
onderuitputting was. We zijn hier echt weekenden en nachten mee bezig
geweest. Met dit bedrag kan ook de Kamer zich ervan verzekerd voelen dat
we de steun continueren.
Verder zullen we ons ook in het nieuwe begrotingsjaar weer moeten buigen
over aanvullende steun. Het is niet alleen een kwestie van geld
uitgeven. We kijken met onze partners, ook internationaal, naar wie wat
op welk moment doet en wat er nodig is. Dat is de reden van de premier
om te zeggen: het is ontijdig. Wij staan namelijk continu in contact met
onze bondgenoten in Europa en internationaal over de vraag wie welk deel
van de rekening op zich neemt. Wij zijn van mening dat andere landen
hiervoor ook aan de lat staan. Dat vergt soms even een dag wachten,
totdat een ander land zegt: nu ben ik aan de beurt. Om die reden zei de
premier dat hij het ontijdig vond, ook in het licht van de discussie die
wij in Europa nog voeren over de bevroren tegoeden en hoe we die kunnen
omzetten in steun. Daar zit de premier nu voor in Brussel. Dat vertaalt
zich ook in militaire steun. We proberen dit dus zorgvuldig te doen,
maar er is geen enkele twijfel over de noodzaak van steun aan Oekraïne
die het kabinet voelt. Daar moeten ook middelen voor komen, maar we
proberen het zorgvuldig te doen. Ik krijg weleens de indruk dat er
moties worden ingediend om het beeld op te wekken alsof die steun
onvoldoende is, terwijl Nederland echt vooroploopt in de steun aan
Oekraïne. Deze motie zijn we gewoon aan het uitvoeren. We doen dat dus
in twee stappen.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Als hier de suggestie wordt gewekt dat we dat als een soort trucje doen,
dan wil ik dat graag weerleggen. In de brief van deze minister staat:
het kabinet beziet hoe de motie volgend jaar verder wordt ingevuld. Dat
is een tekst die ik in Den Haag te vaak heb gehoord. Dat kan ook
betekenen: we voeren 'm half uit. Vandaar dat ik me zorgen maakte. Het
geld was namelijk al dit jaar nodig. Het is naar voren gehaald. Met dit
amendement zeggen wij: voeg het geld gewoon toe aan het huidige jaar.
Dan heb je komend jaar in ieder geval geen zorgen over de
beschikbaarheid van het geld. Dat is het doel van het amendement. Als de
minister hier heel hard zegt dat het geld er sowieso komt, dan zou je
nog kunnen zeggen dat het overbodig is. Maar ik denk nog steeds dat het
hard nodig is om zeker te weten dat dit geld er gaat komen.
Minister Heinen:
Dan begrijpen we elkaar goed. Dank aan de heer Stultiens dat hij zich
hier zorgen over maakt en dat hij hiervoor vecht; laat dat helder zijn.
Ik wil alleen voorkomen dat het beeld ontstaat alsof we denken: nou, we
zijn ervanaf en het deert ons niet. Wij lopen voorop in deze steun. We
zijn continu aan het bekijken hoe dat kan. Het kan militaire steun zijn.
Het kan non-militaire steun zijn. Het loopt deels ook via de
OS-begroting, bijvoorbeeld wat betreft de energievoorziening, die
dagelijks wordt gebombardeerd. We kijken ook wat we in internationaal
verband kunnen doen in begrotingssteun. We proberen ook met elkaar op te
trekken in G7-verband. Het is niet een kwestie van: er wordt een
amendement ingediend en ik druk op een knop om 2 miljard over te maken
en dan zien we wel. Daar zitten ingewikkelde discussies achter. De heer
Stultiens suggereert dit ook niet, maar het is wel de reden waarom dit
kabinet zegt: laat ons dit nou zorgvuldig doen. We wegen het goed. We
horen de oproep van de Kamer heel goed. We hebben aangegeven dat we
vooruitlopend deel één al doen. Deel twee moet nog komen. Maar de motie
roept ook op om dat in het eerste kwartaal te doen. Ik wijs erop dat dat
ook nog wel tot maart is. Het hoeft dus niet allemaal in de laatste week
voor kerst. We doen dit zorgvuldig en stap voor stap, maar we hebben de
Kamer goed gehoord.
De voorzitter:
Afrondend op dit punt.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, inderdaad. Dit betekent dus inderdaad dat we niet pas bij de
Voorjaarsnota te horen krijgen wat er gaat gebeuren, toch? Dat is
namelijk wat anders dan maart.
Minister Heinen:
Nee, want dan zou het niet in het eerste kwartaal zijn. Het kan wel zo
zijn dat de budgettaire verwerking dan plaatsvindt, maar dan hebben wij
een ander debat met elkaar, want dan zullen we ook weer moeten werken
met de juiste autorisatie van het parlement. Het is niet alleen een
budgettaire kwestie. Ook mijn collega's, zoals de minister van
Buitenlandse Zaken, de premier en de minister van Defensie, staan
continu in contact met de Oekraïners over de vraag wat er nodig is. Het
gaat er dan ook over wat andere landen moeten leveren. Niet alleen
Nederland staat aan de lat; het is in de eerste plaats een Europees
vraagstuk. We kijken ook naar het Verenigd Koninkrijk, naar Noorwegen en
naar de Canadezen. De Amerikanen hebben gezegd: wij doen niet meer mee.
Wij proberen te bekijken wat de Japanners kunnen doen. Het is echt in
G7-verband. Soms vergt dat ook diplomatiek overleg. Dat is waarom de
premier zei: het is ontijdig. Dat doet echter niks af aan de nood die
wij voelen om de steun vorm te blijven geven.
De heer Flach (SGP):
Ik heb pagina 40 van de Najaarsnota van twee jaar gelden en pagina 42
van deze Najaarsnota eens naast elkaar gelegd. Die gaan allebei over de
woningbouwimpuls. Er zit een opvallend verschil tussen. In 2023 wordt
nog gezegd: de woningbouwimpuls kent een 100%-eindejaarsmarge, waardoor
de middelen in 2024 worden opgeboekt. Dat staat er niet meer in 2025. De
minister zei in zijn beantwoording iets interessants, namelijk dat het
kabinet heeft besloten om geen 100%-eindejaarsmarge toe te passen. Is
dat niet een rol die de Kamer zou moeten hebben? Op een eerdere
interruptie zei de minister namelijk: we zouden het er eens over moeten
hebben hoe hoog de eindejaarsmarge zou moeten zijn. Hij zei dat we dan
samen tot een besluit moeten komen. Is het niet bijzonder dat het
kabinet eenzijdig heeft besloten om op iets wat de Kamer beschikbaar
heeft gesteld, met een vast doel, namelijk de woningbouw, geen
eindejaarsmarge van toepassing te laten zijn? Daarmee laat het kabinet
het dus vrijvallen.
Minister Heinen:
Dit was een advies van de Studiegroep Begrotingsruimte. Die gaf aan dat
de volledige 100%-eindejaarsmarges onverstandig zijn, ook in het licht
van prudent begrotingsbeleid. Men zei: houd die nou alleen in stand voor
de begrotingsfondsen. Daar verwees ik net al naar: het Mobiliteitsfonds,
het Defensiematerieelbegrotingsfonds et cetera. Voor de overige
categorieën zou je eigenlijk weer terug moeten gaan naar de reguliere
1%-eindejaarsmarge. Dat heeft het kabinet overgenomen. Het kabinet heeft
de Kamer dus ook laten weten dat over te nemen van de Studiegroep
Begrotingsruimte. Dat is verwerkt in de begrotingen. Daar communiceren
wij ook over, bijvoorbeeld op de befaamde pagina 42. De Kamer heeft
daarmee ingestemd. Die vond dat bij meerderheid ook verstandig. De heer
Flach kan er natuurlijk anders over oordelen, maar de suggestie dat het
kabinet dit eenzijdig doet … Ja, het kabinet maakt een besluit en legt
dat dan voor aan het parlement, en het parlement accordeert dat. Zo
regeren we.
De heer Flach (SGP):
Toch stelt mij dat niet tevreden. Het zal ongetwijfeld ergens in de
begroting hebben gestaan, zoals daar heel veel dingen in staan. Er moet
heel wat gebeuren, wil je als Kamer tegen een hele begroting stemmen;
dat weet de minister ook. Dit gaat om een wijziging van spelregels. Die
zou toch op zijn minst apart moeten kunnen worden voorgelegd. Laten we
het dan een keer structureel aanpakken. Nu lijkt het toch een soort
aan-en-uitknop: in 2023 wel 100%, maar in 2025 weer niet. Daar zit toch
een zekere mate van willekeur achter? De minister zegt "het geld is niet
aangevraagd", maar dat kan er ook mee te maken hebben dat de voorwaarden
waren aangescherpt. Daar hadden we dan met de minister van VRO over
kunnen discussiëren, waarop zij vervolgens in het kabinet had kunnen
zeggen: alles overziend kan die eindejaarsmarge er wel af; ik heb daar
de Kamer over geconsulteerd. Nu heb ik toch een beetje het gevoel dat ik
het misschien heb gemist of dat het een beetje verstopt zat in de
begroting, en hebben we een andere situatie.
Minister Heinen:
De begroting, ook die van de minister van VRO, wordt voorgelegd aan de
Kamer. Dat geldt ook voor de suppletoire begrotingen. Die zitten bij de
Najaarsnota. De Kamer kan daar altijd vragen over stellen en debatten
over aanvragen. Ik moet even terugkijken naar hoe daar in het verleden
over is gecommuniceerd. De default was eigenlijk: we hebben altijd die
1% eindejaarsmarge. Daar is onder Rutte IV van afgeweken. Dat leidt tot
veel te explosieve begrotingen. Van het begrotingsbeleid, dat we we niet
meer onder controle hadden, hebben we gezegd: we gaan het weer in ere
herstellen. We gaan dus terug naar trendmatig begrotingsbeleid en naar
de spelregels zoals die gelden. De begrotingsdiscipline moet terug en we
nemen de adviezen van de Studiegroep Begrotingsruimte over. Daar stond
dit ook in. Dus we hebben daarover gecommuniceerd. Het is natuurlijk
niet aan mij om erover te oordelen of dat in voldoende mate is gebeurd.
Deze vraag komt niet voor niets naar voren; daaruit leid ik af dat de
informatievoorziening verbeterd moet worden. Dat nemen we dan mee terug.
Ik zal in het Financieel Jaarverslag Rijk hierop nader ingaan om ook die
fundamentele discussie te voeren. De aanleiding van de vraag van de heer
Flach was of er middelen zijn afgeroomd. Dat is niet het geval. Er is op
ingetekend. Er waren meer middelen dan waarop is ingetekend en er zijn
middelen over.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Flach (SGP):
Kort, afrondend, voorzitter. U merkt het wel: ik ben op zoek naar hoe de
Kamer maar aan de knoppen kan zitten bij dit soort budgetten. Die zet je
in voor een bepaald doel. Dan kunnen de voorwaarden te strak zijn,
waardoor er geld overblijft. Of er is te weinig belangstelling. Ik denk
het eerste. Op basis van een goede discussie zou je dan moeten zeggen:
oké, dat geld kan weer terug. Ik zoek naar mogelijkheden daarvoor en zou
de minister inderdaad willen vragen om daar op een nader moment op terug
te komen, want we moeten eigenlijk af van dit soort spelregeldiscussies.
De spelregels moeten gewoon duidelijk zijn.
Minister Heinen:
In de startnota van een kabinet staat wel welke begrotingsregels worden
gehanteerd. Er wordt verwezen naar de Studiegroep Begrotingsruimte, die
over alle begrotingsregels heeft geadviseerd en ze heeft opgesomd. Het
kabinet neemt dat over. Ik hoor de heer Flach goed. Hij zegt: eigenlijk
zoek ik naar een ander type informatievoorziening. Maar het is traditie
dat je de begrotingsregels overneemt van de Studiegroep
Begrotingsruimte. Die zet je in de startnota. Daar rapporteer je over.
Daar heb je ook een debat over met het kabinet en dan gaan we van start.
Dus er is, met alle respect uiteraard, wel uitgebreid over
gecommuniceerd. Maar als dat beter was gegaan, zouden we dit
interruptiedebat niet hebben gehad. Laat ik het zo afconcluderen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Als ik de minister goed begrijp, zegt hij: wij hebben de Kamer netjes
toestemming gevraagd voor de 700 miljoen extra steun voor Oekraïne dit
jaar nog. Maar we hadden als Kamer maar twee dagen de tijd om bij het
kruisje te tekenen. Mijn vraag in de eerste termijn was eigenlijk de
volgende. Ik begrijp dat dit uit onderuitputting komt, maar je hebt toch
niet zomaar 700 miljoen euro op de plank liggen? Hadden wij dit als
Kamer niet eerder kunnen weten? Die 700 miljoen onderuitputting die er
blijkbaar was, was eerder bekend, neem ik aan.
Minister Heinen:
De vraag is altijd: wanneer krijg je dat in beeld? Over de
onderuitputting die we in beeld hebben, rapporteren we bij najaarsnota.
Ik ben daarvoor afhankelijk van wat departementen mij aanleveren. Ik
weet dat ik bij de najaarsnota nog niet het volledige beeld heb, omdat
veel departementen nog middelen op hun begroting houden, omdat zij
denken: misschien hebben we aan het eind van het jaar nog een
tegenvaller, en dan willen we het geld nog kunnen inzetten. Bij het
Financieel Jaarverslag zie je de meeste onderuitputting komen. Ik vind
dat dat beter moet. Vanuit mijn rol als minister van Financiën druk ik
altijd op mijn collega's: meld de onderuitputting die je hebt, zodat wij
die aan de Kamer kunnen melden. Maar ik ben daarbij afhankelijk van mijn
collega's.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan nog heel kort, voorzitter, twee vragen uit mijn eerste termijn die
nog niet zijn beantwoord. Daar rappeleer ik dan nu even snel over. Een
van die vragen ging over de rentebetalingen. Misschien kunt u daar kort
op ingaan. Waarom gaat dat via onze Nederlandse begroting? Dat begrijp
ik niet.
Minister Heinen:
Excuus, die vraag lag er inderdaad nog. De Europese Commissie heeft
inderdaad de rentebetalingen over de Russische tegoeden afgeroomd en
beschikbaar gesteld aan de lidstaten om militaire steun te kunnen
leveren aan Oekraïne. Nederland heeft hiervoor 100 miljoen ontvangen en
bij de Najaarsnota weer beschikbaar gesteld voor aanvullende steun aan
Oekraïne in 2025. Dat klopt.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik begrijp dat dat klopt, maar de vraag was: waarom gaat dat via onze
begroting? Dat is steun voor Oekraïne, met alle risico's van dien. Ik
heb geprobeerd uit te leggen dat Rusland misschien later kan zeggen:
jullie hebben dat geld geconfisqueerd. Rusland betwist dat natuurlijk.
Waarom mengen wij ons daarin met onze begroting? Waarom gaat het geld
niet rechtstreeks naar Oekraïne? Daar was het geld toch ook voor
bedoeld? Ik begrijp dat niet.
Minister Heinen:
Dat was gewoon toen de afspraak. Er is in G7-verband met de vorige
Amerikaanse regering afgesproken dat we de rentegoeden op de bevroren
tegoeden gaan gebruiken om die ten goede te laten komen aan Oekraïne.
Puur pragmatisch is toen besloten om dat via de lidstaten te laten
lopen, omdat dat de meest makkelijke route was om de steun te verlenen.
Daar zit verder niet heel veel achter.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik denk wel dat we daar een onnodig risico lopen. Tot slot een laatste
onbeantwoorde vraag. Ik had het over de overboekingen van het ene
ministerie naar het andere ministerie. Zo lees ik dat. Daar heeft u ook
nog geen antwoord op gegeven. Is het niet vreemd dat, als wij als Kamer
zeggen "wij willen extra geld voor onderwijs", ik in de Najaarsnota zie
dat het ministerie van Onderwijs geld gaat overboeken naar Defensie? Je
hebt altijd wel een reden. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: om militairen op
te leiden. Maar er gaat in de Najaarsnota geld over tussen ministeries,
best behoorlijke bedragen. Hoe zit dat?
Minister Heinen:
Ik zal in de tweede termijn even terugkomen op de mutatie waar u precies
op wijst. Je kunt in algemene zin geld schuiven tussen
begrotingshoofdstukken, ook binnen begrotingen. Zolang dat op
artikelniveau gebeurt, binnen begrotingen of tussen begrotingen, gaat de
Kamer erover en loopt dat mee in budgettaire nota's. Dan is het aan de
Kamer om dat te autoriseren. De mutaties ziet u inderdaad bij de
Najaarsnota, om recht te doen aan het budgetrecht van de Tweede
Kamer.
De voorzitter:
Omdat u vraagt naar onbeantwoorde vragen, krijgt u nog één
interruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor uw coulance, voorzitter. Dat begrijp ik. Uiteindelijk krijgen
we deze Najaarsnota en kunnen we het wel of niet goedkeuren, maar het
geld is natuurlijk al uitgegeven. Stel dat wij als Kamer zeggen dat er
extra geld moet naar onderwijs. Op een gegeven moment wordt dat geld
blijkbaar — want dat zien we in de Najaarsnota gebeuren — vanuit het
ministerie van Onderwijs overgeboekt naar een ander ministerie, in mijn
ogen voor andere doeleinden. Dat waren de voorbeelden die ik net gaf.
Daar kunnen we dan hier nog wel problemen over maken, maar dan is het al
te laat, want het geld is al uitgegeven. Is het niet heel gek dat dat
zomaar tussen ministeries overgeboekt kan worden? Dat verbaasde mij.
Minister Heinen:
Het kan, want het gebeurt. Uw Kamer moet dat autoriseren. Als uw Kamer
het er niet mee eens is, horen we dat via het debat of kunt u de
vakminister tot de orde roepen. Als u zegt dat het geld al is
uitgegeven, heeft de minister een probleem, want die heeft iets gedaan
zonder dat u het geautoriseerd heeft. Dat debat hoort in het politieke
verkeer tussen Kamer en kabinet. Ik denk dat het ongemak zit in het
moment waarop wij dit debat over de Najaarsnota voeren, één dag voor het
reces. Ik zou er dan ook voorstander van zijn om dit debat wat eerder te
voeren. U gaat zelf over de planning van de Kamer, maar dan heeft de
Kamer meer gelegenheid om door te vragen en extra debatten te voeren. De
spulletjes liggen wel eerder in de Kamer. Het is aan u om via
procedurevergaderingen debatten te organiseren, feitelijke vragen te
stellen et cetera. Die instrumenten heeft u tot uw beschikking.
De heer Jimmy Dijk (SP):
De minister ging net heel terecht in op de nieuwe armoedecijfers, waarin
de armoede is toegenomen. Hij gaf daarbij aan dat het doel van het
kabinet is om de armoede te laten dalen. Het doel van het kabinet was om
de armoede gelijk te houden. We hebben in deze Kamer al heel lang een
discussie over de hoge energielasten. Ik zie de heer Grinwis naast mij
staan, die ook een groot pleidooi heeft gehouden om het Tijdelijk
Noodfonds Energie in stand te houden. Dat ging eraf en met heel veel
moeite komt dat later wel. Nu zijn de energietoeslagen geschrapt en zien
we dat de armoedecijfers stijgen. Mijn vraag aan deze minister en aan
het kabinet is: waarom heeft het kabinet niet ingegrepen en is het niet
zelf met een voorstel gekomen om of die energietoeslagen in stand te
houden of het Tijdelijk Noodfonds Energie op tijd te regelen? Nu is er
niks en nu nemen de problemen bij de mensen thuis toe. Waarom is het
kabinet niet zelf ergens mee gekomen?
Minister Heinen:
Naar mijn beste weten — maar laat me dat dan uitzoeken — is er via de
staatssecretaris van SZW, die verantwoordelijk is voor dat hele
noodfonds, in goed overleg met de Kamer gezocht naar een oplossing zodat
we dit konden continueren. We zagen dat energiemaatschappijen niet
wilden of konden leveren voor het fonds. Er heeft een hele discussie
plaatsgevonden. Volgens mij was dat ook met uw Kamer. Naar mijn beste
weten heeft dat in goed overleg plaatsgevonden en is er daarover een
akkoord bereikt, maar daarover moet ik me voor de tweede termijn even
laten … Ik probeer door mijn oogharen te kijken naar de heer Grinwis,
een van de hoofdrolspelers daarbij, om te kijken of dat klopt. Anders
sta ik hier onvoldoende geïnformeerd.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Dat klopt in zekere zin, maar het klopt ook dat er mensen in de
problemen komen nu de energietoeslagen zijn afgeschaft. Het kabinet is
nooit zelf met een oplossing hiervoor gekomen, terwijl we al jarenlang
zien dat de energielasten nogal een slok op een borrel zijn voor mensen
met een smalle beurs en een bescheiden inkomen. Zij komen nu in de
problemen. Mijn reactie hierop is: er is geen voorstel, dus dan zal de
Kamer het moeten gaan doen, om dat te compenseren voor de komende tijd.
Ik zal daar zo meteen in de tweede termijn met een voorstel voor
komen.
Dan mijn tweede vraag. Anders hadden we drie of vier vragen, voorzitter.
Mijn tweede vraag gaat over Warffum. Dit ligt eigenlijk in het verlengde
van mijn vorige vraag. Deze Tweede Kamer heeft al meerdere keren
voorstellen aangenomen dat de gaswinning in Groningen moet stoppen —
daar is een hele parlementaire enquête voor geweest — maar ook dat de
gaswinning in Warffum niet moet starten. Dit kabinet is eigenhandig
begonnen met het verlenen van een vergunning voor gaswinning in Warffum.
Nu komt in één keer het argument van leveringszekerheid boven water, dat
ook niet helemaal zuiver is.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Jimmy Dijk (SP):
Mijn vraag is als volgt. Mijn fractiegenote, Sandra Beckerman, heeft een
voorstel ingediend om ervoor te zorgen dat de gaswinning uit het veld
van Warffum niet hoeft door te gaan. Dat was met een amendement om met
30 miljoen de NAM uit te kopen. Dat vinden wij ook niet leuk — dat zeg
ik er gelijk bij — maar dat is wel om te voorkomen dat daar gas wordt
gewonnen en dat er dus weer in Groningen gas wordt gewonnen. Waarom
zoekt het kabinet niet zelf een uitweg en moet het steeds van de Kamer
komen, ook op dit punt?
Minister Heinen:
Ik doe dit natuurlijk met enige terughoudendheid, omdat dit primair de
verantwoordelijkheid is van mijn collega in het kabinet, de minister van
KGG. Ik begrijp dat het Staatstoezicht op de Mijnen, de Mijnraad en TNO
hebben aangegeven dat gaswinning bij Warffum veilig en verantwoord kan.
Dan kom ik terug op mijn eerdere antwoord dat we met het oog op
energieonafhankelijkheid aardgas ook gewoon nodig hebben. Maar dit is
echt een discussie die primair met de minister van KGG gevoerd moet
worden, want mijn informatie beperkt zich tot wat ik hier nu kan
meegeven. Ik denk dat u dit debat nauwkeuriger kan voeren met mijn
collega.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Even zo plat. Ik heb eigenlijk niet eens zin om de argumenten die u nu
noemt, te gaan weerspreken. Er is hier, meerdere keren, een uitspraak
van de Kamer geweest dat er geen gas moet worden gewonnen in Warffum.
Mijn partij doet een oproep aan deze Kamer en heeft een amendement
ingediend om te voorkomen dat dat gebeurt, omdat het kabinet dat niet
doet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is gewoon balen dat er tussen het Tijdelijk Noodfonds en het Social
Climate Fund van het kabinet een jaar zit, waardoor heel veel mensen in
de kou zitten. Dat is soms letterlijk, maar morgen bij het
tweeminutendebat over de betaalbare energierekening gaan we hierop
door.
Ik heb een andere vraag aan de minister. Ik heb in mijn bijdrage even de
vinger gelegd bij ETS2. Daar is nu een tegenvaller wat betreft Europees
klimaatbeleid. We hebben al het emissiehandelssysteem, ETS, en
daarbovenop komt een ETS-systeem voor bijvoorbeeld de gebouwde omgeving,
de mobiliteit en de glastuinbouw. Helaas, zeg ik wat betreft dat
laatste. Mijn vraag richt zich vooral op het kabinet. Automatisch worden
dat soort inkomsten, die het gevolg zijn van het Europese klimaatbeleid,
ingeboekt als generieke inkomsten bij de Rijksoverheid. Ik weet dat dit
een beslispunt is geweest in de formatie, maar het is bijna geruisloos
gepasseerd en we hebben er eigenlijk nooit een fatsoenlijk debat over
gevoerd hier in deze Kamer. Dat ligt misschien ook aan ons, maar het
gaat wel om 4 miljard. Dat blijkt nu bij zo'n tegenvaller, als het een
jaar later wordt ingevoerd. Nergens hebben we een soort
compensatiemechanisme. We moeten het er bewust over hebben dat de
accijnzen op de benzine daarmee de facto omhooggaan en dat de
energierekening omhooggaat. Het leven wordt dus gewoon duurder, zowel
voor de consument, de burger als de producent. Dit gaat allemaal heel
geruisloos.
De voorzitter:
En uw vraag is, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vraag aan de minister in mijn bijdrage was: hoe kijkt de minister
hiertegen aan? Je hebt namelijk de formele spelregels, maar je hebt ook
de materiële gevolgen.
Minister Heinen:
Laat dit vooropstaan: als u mij persoonlijk vraagt wat ik hiervan vind,
dan zeg ik dat ik de belastingen te hoog vind en vind dat we het
stapelen van al dit soort regelingen moeten voorkomen. Daarom wijs ik er
bij de uitgaven altijd op dat we minder moeten uitgeven. Dat is de meer
principiële uitspraak die u van mij vraagt. Op dit specifieke punt is de
Kamer erover geïnformeerd dat de ETS2-inkomsten zijn
ingeboekt. Ik snap het punt van de heer Grinwis heel goed. Maar dan is
mijn vraag: als u het ermee oneens bent, wanneer is dat dan aangegeven,
zodat we als kabinet ons daartoe konden verhouden? Want dat heb ik ook
niet gehoord. Dat is dan het flauwe antwoord. Ik kijk maar even
terug.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nu krijg ik hem teruggelegd. Ik heb geprobeerd te achterhalen wat er
precies is gebeurd. Ik begrijp dat hier in de vorige formatie een klap
op is gegeven: op deze manier gaan we om met de extra inkomsten als
gevolg van ETS2. Daarmee zijn het algemene inkomsten geworden. Dat
betekent dat als je iets wil veranderen — het betreft het budgetrecht,
de begrotingsregels — je een gat slaat van 4 miljard als je zegt dat het
allemaal terug moet. Daarmee zijn we in zekere zin met handen en voeten
gebonden. Het gaat alleen wel om gigantische bedragen, die eigenlijk
geruisloos worden toegevoegd aan het inkomstenkader, terwijl we over
andere inkomsten of uitgaven van 100 miljoen elkaar de hersens inslaan.
Dit is best wel zonder veel debat in de Kamer gepasseerd. Nu in één keer
wordt het een jaar uitgesteld. Dan kun je ook de vraag stellen: zijn we
hier als Rijk prudent genoeg mee omgegaan? Wat is voorzien of onvoorzien
als het gaat om klimaatbeleid? Dus het is meer een reflectiepunt: gaan
we met deze inkomsten, die een gevolg zijn van Europees klimaatbeleid,
zorgvuldig genoeg om in ons begrotingsproces, financieel, maar ook
inhoudelijk. Hebben we voldoende gewogen wat de pijn is die we daarmee
creëren voor ondernemers en burgers?
Minister Heinen:
Ik zit even te kijken. Het is niet om flauw te doen, maar alles wordt
voorgelegd aan de Kamer en de Kamer stemt er dan mee in. Maar ik besef
ook dat de vragen niet voor niets worden gesteld. Dat betekent dat de
heer Grinwis hier enig discomfort bij heeft. Hij vraagt zich ook af of
hij hierover nu voldoende met de vakminister, met mij, heeft kunnen
debatteren. Om het punt recht te doen, zeg ik het volgende. Ik denk dat
als er straks een nieuw kabinet staat met een startnota, we dan meer
tijd moeten nemen om dat debat goed te voeren. Het hangt er natuurlijk
ook vanaf wanneer een startnota wordt verwerkt, maar een startnota ligt
vaak ten grondslag aan een debat met de regeringsverklaring. Dat vindt
op het politieke niveau plaats. Dan wordt de startnota vervolgens
verwerkt in voorjaarsnota's of miljoenennota's en dan gaat het debat ook
weer ergens anders over, waardoor dit risico gaat ontstaan, namelijk dat
toch wel grote besluiten in budgettaire besluitvorming zitten. Dan heeft
u er formeel mee ingestemd, maar dan is er nooit het goede debat
gevoerd. Laten we naar een vorm zoeken hoe we los van het debat over de
regeringsverklaring over zo'n startnota misschien een soort financiële
beschouwingen kunnen doen, als aftrap van een nieuw kabinet. Dan kunnen
we de minister van Financiën, misschien de heer Grinwis, aan de tand
voelen over alle inverdieneffecten en taakstellingen die hij dan heeft
ingeboekt.
De afdronk van uw interruptie, zeg ik via de voorzitter, en die van de
heer Flach is dat we te weinig debatteren over de gevolgen van beleid.
Dat moet beter. Dit zou wellicht een oplossing kunnen zijn, maar ik kijk
ook de heer Grinwis aan.
De voorzitter:
Echt de allerlaatste, hele korte interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil mijn laatste interruptie gebruiken om de minister te bedanken
voor deze goede suggestie. Wat mij betreft gaan we dit zo doen en gaan
we echt een startdebat over de startnota hebben met elkaar, want — zo
blijkt nu en dat had ik misschien kunnen weten — 4 miljard is geen
kleinigheid. Daar moeten we wat zorgvuldiger bij stilstaan; dat kan met
een groot startdebat over de startnota. Dus bij dezen: omarmd.
Minister Heinen:
Kamerlid Heinen kijkt ernaar uit om minister Grinwis aan de tand te
voelen.
De voorzitter:
En de voorzitter kijkt ernaar uit om dit debat zo meteen de tweede
termijn in te laten gaan.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De minister ging even in op die verkeersboetes. Ik moet dan blij zijn
dat over een halfjaar de eerste aanmaning zonder extra kosten gepaard
gaat. Maar mijn vraag was natuurlijk: waarom geldt de wet die voor alle
particuliere incassobureaus geldt, niet voor Nederland? Ik bedoel de Wet
kwaliteit incassodienstverlening. En vindt de minister ook dat onze
boetes in z'n algemeenheid gewoon veel te hoog zijn? Als ik in Duitsland
— nogmaals, het is niet goed te praten om door rood te rijden ...
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Maar in Duitsland kost het €100 en hier moet het €320 kosten. Zelfs de
bazen van het Openbaar Ministerie vinden het niet proportioneel.
Minister Heinen:
De laatste verhogingen van de verkeersboetes kwamen voort uit een
budgettaire taakstelling die de toenmalige minister niet wilde
doorvertalen naar de politie. Toen heeft zij gezegd: dan loopt die
taakstelling in de verkeersboetes. Uiteindelijk komt het allemaal voort
— dan sluit ik hem af, voorzitter — uit het niet maken van fundamentele
keuzes over waar we het geld aan willen uitgeven. We geven miljarden uit
aan zaken, terwijl we die misschien beter kunnen besteden. Dat leidt tot
allerlei van dit soort regelingen. Het komt er echt op aan dat wij als
parlement fundamenteel naar die overheidsfinanciën gaan kijken — hoe
geven we het uit en waar moet het minder? — om te voorkomen dat het
sluipenderwijs in dit soort posten loopt. Daar ben ik het gewoon mee
eens.
Ik denk dat het goed is om te kijken naar die eerste betaalherinnering,
dat die gratis wordt. Ik herken namelijk wel dat het zuur is als je bij
een aanmaning extra kosten krijgt, terwijl de kosten al zo hoog zijn. Ik
besef ook dat dit astronomische bedragen zijn en dat je, als het je
overkomt dat je een fout maakt, gelijk heel hard aan de lat staat. Ik
stel ertegenover, al vinden mensen het nooit zo leuk als ik dat zeg, dat
ik ook vind dat wij ons gewoon aan de regels moeten houden. De heer Van
Dijck bepleit niet het tegenovergestelde, maar ik hoor in deze discussie
te vaak "ach, als ik een keer bel in de auto …" of "ach, als ik een keer
door rood rijd". Want echt, er vallen … Je zou je kind maar verliezen
omdat iemand aan het stuur op z'n telefoon zit te klooien. Ik vind dus
ook dat wij daar streng op moeten zijn. Tegelijkertijd heb ik oog voor
het punt dat de heer Van Dijck maakt als hij zegt: we moeten voorkomen
dat je direct in de problemen komt als je een keer een stomme fout
maakt. We hopen daar met die aanmaning in ieder geval een eerste stap in
te zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik de minister een vraag stellen in een eerder
huishoudelijke context. Op de suppletoire begrotingen behorend bij deze
Najaarsnota zijn namelijk nog negen amendementen aanhangig. Kunt u deze
voorzien van een appreciatie? En zo niet nu, kunt u die dan voorzien van
een appreciatie voordat de Kamer gaat stemmen?
Minister Heinen:
Zeker. We moeten nog naar de tweede termijn, dus ik zal ze bij de moties
doen. Ze liggen achter, dan pak ik ze erbij. Als de Kamer daar waarde
aan hecht, kan ik de appreciaties ook nog schriftelijk aan u doen
toekomen, omdat het met de nummering vaak lastig bij te houden is. Beide
kan ik doen.
De voorzitter:
Fijn. Dan gaan wij nu verder met de tweede termijn van de Kamer. Ik
nodig graag mevrouw Van Berkel van de fractie van D66 uit voor haar
bijdrage.
Mevrouw Van Berkel (D66):
Dank u, voorzitter. In het belang van ons allen houd ik het kort. Ik
dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik heb de minister
ook horen wijzen op het feit dat de begrotingsregels geen sta-in-de-weg
zouden zijn voor investeringen. Dat begrijp ik. Maar het is toch wel zo
dat de begrotingsregels manen tot stevige voorzichtigheid? Dus politieke
moed ja, maar begrotingsregels die iets meer ruimte bieden voor
investeringen dan toch zeker ook? Het valt op dat er wel erg weinig
ruimte is om ook toekomstige baten in te kunnen zetten.
Ik heb de minister ook uitgebreid horen vertellen hoe hij aankijkt tegen
realistisch begroten. Dat daarin grote stappen gezet zijn, daar ben ik
het mee eens. Dat is lovenswaardig. Tegelijkertijd zien wij ook dat de
haalbaarheid van die taakstellingen, die ombuigingen, toch nog wel wat
te wensen overlaat. Ik hoor de minister zeggen dat hij het ermee eens is
dat we zo niet door kunnen gaan, maar ik heb hem nog niet horen
vertellen hoe hij denkt dat dan wel te gaan doen. Hoe gaat de minister
zorgen dat we realistische ombuigingen inboeken in plaats van
ombuigingen waarvan we eigenlijk vooraf al weten dat we ze niet gaan
halen?
Dat brengt mij bij mijn laatste twee inhoudelijke punten. Eerder al
genoemd is de ombuiging op asiel en migratie. Misschien ligt het aan
mij, maar ik heb nog niet echt goed gehoord waarom de minister denkt dat
die ombuiging nu wel realistisch zou zijn. Daar zou ik toch graag nog
wat meer over willen horen.
Tot slot de EU-afdrachten. Ik ben natuurlijk heel erg blij dat de
minister zo veel vertrouwen heeft in een onderhandelingsresultaat straks
in 2027, en al helemaal dat hij denkt dat een toekomstige premier die
onderhandelingen tot een positief eindresultaat zou kunnen brengen. Dat
vertrouwen heb ik natuurlijk ook — dat zal niemand verbazen — maar
tegelijkertijd is het ook zo dat onderhandelingen altijd best wel
onzeker zijn en dat vooruitlopen op onzekere onderhandelingen en een
positief resultaat ook wel wat wiebelig kan zijn. Het is toch zo dat de
minister systeemverantwoordelijke is voor een realistische begroting?
Hoe reflecteert de minister hierop? Acht hij het dan nog steeds
realistisch om deze EU-korting te halen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Tony van Dijck voor
zijn bijdrage in deze tweede termijn.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Met het oog op het kerstregime zal ik me beperken tot
moties.
De voorzitter:
Keurig.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De eerste motie gaat over de incassokosten bij verkeersboetes.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de incassokosten van verkeersboetes te maximeren
tot het niveau zoals is vastgesteld in de Wet kwaliteit
incassodienstverlening, de Wki,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.
Zij krijgt nr. 2 (36850).
De heer Tony van Dijck (PVV):
Wat voor de particuliere sector geldt, zou namelijk ook voor de overheid
moeten gelden.
Mijn tweede motie gaat over accijnzen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de accijnzen te verlagen tot onder het niveau van
onze buurlanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.
Zij krijgt nr. 3 (36850).
De heer Tony van Dijck (PVV):
We laten namelijk heel veel geld liggen omdat half Nederland in
Duitsland zijn boodschappen doet, zijn sigaretten en alcohol koopt en
zijn benzine tankt. Laat de Duitsers maar naar Nederland komen om dat te
doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering op korte termijn onze goudvoorraad die ligt
opgeslagen in de Verenigde Staten te repatriëren naar Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.
Zij krijgt nr. 4 (36850).
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik zie namelijk niet het nut en de noodzaak van het feit dat er voor 25
miljard aan goud in New York ligt. Het heeft namelijk risico's en
Duitsland heeft al zijn goud ook teruggehaald.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Stultiens van de
fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik denk dat
een aantal vragen nog vervolgd gaan worden in het nieuwe jaar. Ik ben
niet overtuigd van zijn appreciaties van onze amendementen. We denken
dat die wel nodig zijn. Ik ben wel blij om te horen dat de minister nog
steeds zegt te staan voor hetzelfde geld als wij. Er is alleen een
verschil van inzicht in wanneer we dat geld daadwerkelijk gaan zien.
Maar goed, laten we hopen dat over paar maanden blijkt dat dit
amendement inderdaad niet nodig was. Wij blijven van mening dat het het
beste is om nu gewoon voor te stemmen als we dit geld willen.
Ik wil kort iets zeggen over het Klimaatfonds, want ik vind het wel een
rare gang van zaken. Eigenlijk zeggen we: als het geld in het fonds zit,
dan mag je dat volgend jaar gewoon gebruiken en als het geld voor
september niet uitgegeven wordt, dan mag het terug naar het fonds, maar
als het na september niet uitgegeven wordt, dan ben je het kwijt. In
mijn ogen is dat doorgeslagen technocratie. We willen met z'n allen geld
voor klimaat en dat is gereserveerd. Volgens mij is het een onjuiste
gang van zaken als dat geld na september vrijvalt en opeens weg is.
Daarom hebben daarover een amendement ingediend. Die 118 miljoen voor
het klimaat zou gewoon beschikbaar moeten blijven.
Tot slot. Het laatste amendement gaat over geld voor wonen. Ik ben blij
dat de heer Flach wat dat onderwerp betreft vandaag de kastanjes uit het
vuur heeft gehaald. Volgens mij is het een heel belangrijk amendement.
Ik hoop dat de meerderheid van de Kamer dat ook zo ziet, want het geld
is keihard nodig.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de bijdrage van de heer Flach
van de fractie van de SGP in deze tweede termijn. Ga uw gang.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik mocht wat eerder omdat ik naar een ander debat moet. Dank
daarvoor. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik ben erg voor
een minister die prudent met overheidsfinanciën omgaat, maar ik ben ook
voor een Kamer die invloed heeft via het budgetrecht. Met alle dingen
die we eromheen georganiseerd hebben, zoals in=uittaakstellingen en
onderuitputtingen die we van tevoren inboeken, moet je toch concluderen
dat het budgetrecht gewoon minder scherp geworden is. Ik ben dus blij
met de toezegging van de minister dat hij daar te gelegener tijd nog een
keer met ons over in discussie gaat.
Dan kom ik bij mijn motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de systematiek van de tolheffing van de
Blankenburgtunnel in de praktijk grote problemen geeft;
overwegende dat het bijvoorbeeld mogelijk gemaakt kan worden om de
eerste betalingsherinnering gratis te maken, zoals ook in het
bedrijfsleven het geval is, de boetes te verlagen of op andere manieren
de hoge kosten voor burgers en ondernemers te verlagen;
verzoekt de regering opties in kaart te brengen die de problemen met de
tolheffing van de Blankenburgtunnel oplossen en die zorgen voor
substantiële verlaging van de boeteopbrengsten, daarbij bovenstaande
opties in ieder geval mee te nemen, en de Kamer daar voor de behandeling
van de begroting Infrastructuur en Waterstaat 2026 over te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach en Grinwis.
Zij krijgt nr. 5 (36850).
Dank u wel. Succes met uw volgende debat. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Inge van Dijk van de fractie van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank. Dank voor de beantwoording en dank, collega's, voor het debat.
Eigenlijk was het een debat over terugkijken, maar wij kunnen het vaak
niet laten — ikzelf doe dat ook — om toch ook vooruit te kijken en al
een aantal zorgen en wensen op tafel te leggen.
Dan gaat het over zorgen over armoede, over werkende armen. Vorig jaar
hebben we het daar ook uitgebreid over gehad. Afhankelijkheid van
toeslagen is een belangrijk onderwerp waarover we het met elkaar moeten
blijven hebben. Het is ook gegaan over de lange termijn, over het
verdienvermogen, juist ook om de toekomstige welvaart veilig te kunnen
stellen. De minister gaf aan dat we te weinig praten over het
verdienvermogen. Toen dacht ik: maar eigenlijk doen we dat heel veel.
Alleen doen we dat meestal in de commissiezaaltjes met de commissie
Economische Zaken.
Goed dat het debat over Wennink samen gevoerd wordt. Dat is ook aan ons
als Kamer. Tegelijkertijd dacht ik: eigenlijk zouden we dat veel vaker
moeten doen. We willen de schotten tussen de ministeries doorbreken om
zo effectief te zijn. Wat betreft bijvoorbeeld de financiering van ons
mkb is het eigenlijk heel raar dat we dat met het ene ministerie doen,
terwijl het andere ministerie daarbij ook een grote vinger in de pap
heeft.
Over de investeringsinstelling zegt de minister dat de menukaart er
ligt. Als Kamer zullen we een momentum moeten organiseren om keuzes te
kunnen maken, zodat we hierop ook tempo kunnen krijgen. Dat is aan ons
en die schoen moeten we gaan aantrekken.
Dank je wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Grinwis van de fractie
van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De minister daagde mij uit om een motie van
wantrouwen in te dienen, maar die laat ik op zak. Sterker, ik laat
vandaag alle moties op zak. Ik snap ook wel dat de minister in zijn
beantwoording zegt dat we een beetje geduld moeten hebben, dat we een
begrotingsstructuur hebben waarin de Kamer op gezette tijden wordt
geïnformeerd en dat we voor het overige maar moeten uitkijken naar de
startnota. Dat ga ik dan ook maar doen. Desalniettemin, als de minister
het niet kan laten om ons eerlijk te informeren over zijn inzichten in
tegenvallers en donderwolken, zoals het vaak wordt samengevat, dan nodig
ik hem daartoe van harte uit.
Verder veel dank voor het debat. Ik heb natuurlijk tal van ideeën, maar
die gaan we bij de vooruitkijkende debatten volgend jaar
inbrengen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij tot slot toegekomen aan de bijdrage van de heer
Dijk. Gaat uw gang.
De heer Jimmy Dijk (SP):
Voorzitter. Twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het CBS aangeeft dat de armoede voor het eerst in vijf
jaar weer gestegen is, mede door het wegvallen van de
energietoeslag;
constaterende dat gemeenten via een decentralisatie-uitkering worden
ondersteund met middelen vanuit het Rijk om huishoudens te ondersteunen
bij het betalen van de energierekening;
verzoekt de regering 30 miljoen euro uit het Klimaatfonds via een
decentralisatie-uitkering in te zetten om huishoudens te helpen bij
energiearmoede,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jimmy Dijk.
Zij krijgt nr. 6 (36850).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zowel in 2024 als in 2025 recordhuurverhogingen
plaatsvonden;
constaterende dat de minister deze week weer hoge huurverhogingen van
4,1% voor sociale huur, 6,1% voor middenhuur en 4,4% voor de vrije
sector heeft aangekondigd;
verzoekt de regering om de huurprijzen komend jaar te bevriezen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jimmy Dijk.
Zij krijgt nr. 7 (36850).
De heer Jimmy Dijk (SP):
Voorzitter, tot slot. Ik wil nog kort ingaan op het rapport van Wennink.
Ik heb de afgelopen tijd meerdere partijen daar met veel lof over horen
spreken. Ik kijk daar toch een klein beetje anders tegen aan. Ja, er
staan best een aantal goede punten in, maar ik zou vanuit hier ook graag
het volgende willen vragen. Het rapport kwam er op verzoek van minister
Karremans. Als we kijken naar de lijst van mensen die geraadpleegd zijn
voor het rapport van Wennink, dan zien we dat het vooral CEO's, banken
en het grootbedrijf zijn. Dat vraagt om een uitgebreide reactie van
vakbonden. Ik zou graag voorafgaand aan het debat, dat al ingepland
staat, een reactie van het kabinet willen op hoe vakbonden naar deze
plannen kijken. Ik zie namelijk vooral miljarden in dienst van het
bedrijfsleven die ten koste gaan van sociale zekerheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van
de Kamer. De minister heeft aangegeven vijf minuten nodig te hebben voor
de appreciatie van de ingediende moties en de nog hangende amendementen,
dus ik schors voor vijf minuten.
De vergadering wordt van 15.02 uur tot 15.09 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de Najaarsnota.
Wij zijn toegekomen aan de tweede termijn van het kabinet. Ik ga de
minister zo het woord geven voor de beantwoording van de laatste vragen
en de appreciaties van de hangende amendementen en de ingediende moties.
Ik ga aan de Kamerleden alvast het kerstregime toelichten. Ik sta één
interruptie toe naar aanleiding van de appreciatie, en alleen op
ingediende eigen moties of amendementen. Dat gezegd hebbende geef ik
graag het woord aan de minister.
Minister Heinen:
Dan ontraad ik alles.
De voorzitter:
U lokt het een en ander uit, en dat sta ik niet toe in het kader van de
kerstgedachte.
Minister Heinen:
Voorzitter, in het kader van de tijd, want u kijkt natuurlijk terecht
naar de klok: er stonden nog twee vragen open en die zal ik kort
beantwoorden, dan loop ik de amendementen langs en daarna de moties. De
amendementen hebben altijd een heel gekke nummering, dus het is lastig
om mee te schrijven. Ik stuur ze ook nog schriftelijk, voor de stemming,
naar uw Kamer. Dan kunnen we het tempo erin houden.
Er waren nog twee vragen van mevrouw Van Berkel. In de eerste plaats
vroeg zij nogmaals naar de EU-afdrachten en hoe die zich verhouden tot
mijn systeemverantwoordelijkheid. Die neem ik natuurlijk zeer serieus.
Ik denk dat dit een realistisch uitgangspunt is. Ik wijs erop dat
besluitvorming op dit punt altijd met unanimiteit is. In die zin heb je
als land altijd de zekerheid dat je eruit kan halen wat je eruit wil
halen. Tegelijkertijd wijs ik erop dat het natuurlijk een samenspel is
en dat je altijd naar de totaliteit van een onderhandelingsresultaat
kijkt. Het is echt te vroeg om daar nu een oordeel over te geven, omdat
we helemaal aan het begin staan van die onderhandelingen. We hebben de
Kamer uitgebreide brieven gestuurd over hoe wij de hervormingen in
Europa ten aanzien van de begroting zien. Daar werken we nu hard aan.
Laten we gaandeweg kijken hoever we komen en dan met uw Kamer de
debatten daarover voeren. Het eindoordeel is dan ergens in 2027. Ik denk
dat het echt te vroeg is om nu uitspraken te doen over hoe realistisch
ik onze inzet acht, want ik zit midden in de onderhandelingen.
Verder had mevrouw Van Berkel ook nog de vraag hoe we komen tot
realistische ombuigingen. Ik heb daar maar één antwoord op. Dat is
politieke moed van onze zijde. We staan voor grote keuzes. Vaak zijn het
hele moeilijke keuzes. Daar moet je natuurlijk goed het debat met elkaar
over voeren, maar ik denk dat we nu in de fase aankomen van politici die
… Ja. Het gaat echt wat van ons vergen om tot een robuuste begroting te
komen in het licht van de uitdagingen waarvoor we staan en de
investeringen die we willen doen. Het kan niet allemaal. Nogmaals, het
vergt moeilijke keuzes.
Dan wilde ik naar de amendementen gaan, voorzitter. Die zijn altijd wat
ingewikkeld. Ik heb acht amendementen. U wees op negen amendementen,
maar ik begreep dat er één gewijzigd is. Ik heb hier dus acht
amendementen voor mij. Ik zal de nummers opnoemen; bij één weet ik het
Romeinse nummer niet helemaal, maar we komen er wel samen.
Ik begin met het amendement-Stultiens op stuk nr. 3 (36850-VIII). Dat
amendement gaat over het terugdraaien van de resterende ombuiging op het
Fonds onderzoek en wetenschap voor 2025, en een oproep tot
100%-eindejaarsmarge op deze middelen. Ik zou dit willen ontraden.
Nogmaals, in feite is dit ongedekt, dus dan loopt de schuld op.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 3 (36850-VIII) wordt ontraden.
Minister Heinen:
Ik heb hier één amendement waarvan ik het exacte nummer niet voor me
heb. Dat is het amendement op stuk nr. 4 (36850-B), op de BZK-begroting.
De heer Dijk vraagt om 500 miljoen incidenteel aan te wenden om de
kinderarmoede aan te pakken. Dat moet ik helaas ontraden, omdat het
strijdig is met de scheiding van inkomsten en uitgaven. Het zet namelijk
een meevaller in voor een intensivering. Daar wou ik het voor nu even
bij laten. Ik zet het allemaal nog op schrift.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 4 (36850-B) wordt ontraden.
Minister Heinen:
Dan het amendement op stuk nr. 4 (36850-XXII). Dat is de VRO-begroting.
Het is een amendement van de heer Flach, die vraagt om de
onderuitputting op de Woningbouwimpuls van 57 miljoen naar 2026 te
schuiven. Dat wil ik ontraden. Daar hebben we uitgebreid het debat over
gevoerd, dus ik verwijs naar de interruptiedebatten hierover.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 4 (36850-XXII) wordt ontraden.
Minister Heinen:
Het amendement op stuk nr. 5 (36850-XXII) gaat ook over de
VRO-begroting. Dat amendement is van Beckerman. Dat wil ik ook ontraden.
Dat gaat ook over de Woningbouwimpuls en het roept op de middelen voor
dakloze gezinnen met kinderen in te zetten. Ik wijs erop dat deze
middelen … Er zijn drie amendementen op ingediend, dus wordt dezelfde
onderuitputting drie keer uitgegeven door de Kamer en ik ga ze dus alle
drie ontraden. Ik wijs er ook op dat ze niet alle drie kunnen worden
aangenomen, want een euro kan je maar één keer uitgeven.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 5 (36850-XXII) — dat is het
amendement-Beckerman — wordt ontraden.
Minister Heinen:
Dan het amendement op stuk nr. 6 (36850-XXII), wederom over de
VRO-begroting en ook van Beckerman. Dat gaat over de onderuitputting op
het gebied van de Woningbouwimpuls en vraagt dit keer om 5 miljoen naar
de zorgbuurthuizen te schuiven. Er wordt wederom uit hetzelfde potje
getapt en deze wil ik ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 6 (36850-XXII) wordt ontraden.
Minister Heinen:
Dan het amendement op stuk nr. 3 (36850-XXIII). Dat is de KGG-begroting,
zullen we maar even zeggen. Dit amendement is ook van Beckerman en wil
ik ook ontraden. Dat gaat ook over de gaswinning bij Warffum en die
ontraad ik met verwijzing naar het interruptiedebat dat ik met de heer
Dijk daarover heb gevoerd.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 3 (36850-XXIII) wordt ontraden.
Minister Heinen:
Ik heb er nog twee. Het een-na-laatste, het amendement op stuk nr. 5
(36850-XXIII), wederom KGG, is van de heren Stultiens en Oosterhout. Dat
amendement wil ik ontraden. Dat vraagt om het terugboeken van 118
miljoen euro onderuitputting op de overgehevelde Klimaatfondsmiddelen op
de KGG-begroting, zodat deze via de 100%-eindejaarsmarge meekunnen naar
volgend jaar. Ik ontraad deze, wederom met verwijzing naar het
interruptiedebat hierover.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 5 (36850-XXIII) wordt ontraden. Ik kijk nu
even naar mijn eigen administratie. Hebben we nu alle appreciaties?
Minister Heinen:
Ik heb er nog één.
De voorzitter:
O, u heeft er nog één. Ga uw gang.
Minister Heinen:
Dit amendement is van de heer Stultiens. Hij staat al bij de
interruptiemicrofoon. Dat is het amendement op stuk nr. 7 (36850-X) op
de Defensiebegroting. Dat wil ik ontraden. Dat gaat om een intensivering
van 1,3 miljard euro in 2025 op de Defensiebegroting, om die in te
zetten voor steun aan Oekraïne. Met verwijzing naar het interruptiedebat
hierover wil ik die ontraden.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 7 (36850-X) wordt ontraden. Er is nog één
amendement ingediend, het amendement op stuk nr. 40 (36800-IX) van de
heer Dijk, maar die is, volgens mij, tijdens het debat ingediend, dus ik
kan me voorstellen dat de minister deze nog schriftelijk apprecieert.
Daar kan de heer Dijk zich in vinden.
Meneer Stultiens, ga uw gang, voor één interruptie.
De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ga 'm goed inzetten. De minister zegt bij meerdere amendementen: ik
ontraad het, want anders loopt de staatsschuld op. Maar wat het zo
moeilijk maakt, is dat heel veel van deze amendementen plannen waren van
het kabinet zelf. Het waren de plannen van het kabinet over geld voor
het Klimaatfonds en geld voor wonen. Toen de begroting werd aangenomen,
gingen we nog uit van een staatsschuld van 548 miljard. De staatsschuld
is nu 23 miljard euro lager. Wij zeggen: hou vast aan je eigen plan. De
minister zegt: nee, want dan loopt de staatsschuld op. Dat is toch heel
gek?
Minister Heinen:
Dank voor deze vraag. Die heb ik inderdaad niet beantwoord tijdens de
eerste termijn. Maar die redenering gaat echt wel heel erg mank. We
hebben een begrotingssystematiek, trendmatig begrotingsbeleid, waarbij
ik stuur op uitgavenkaders. Ik stuur dus niet op staatsschuld of op
saldo, maar op uitgavenkaders. Die kaders stellen we vast bij de
startnota en daar heeft uw Kamer in meerderheid mee ingestemd. De
begrotingsnorm van 2,8% is een maximum waarvan is gezegd: dan grijpen we
in. We grijpen dus niet pas in als we door de 3% gaan, maar al wat
eerder, als we door 2,8% gaan. Ik wijs er inderdaad op dat het
begrotingstekort lager uitkomt. Dat komt door het prudente
begrotingsbeleid dat wij voeren. Nogmaals, wij sturen niet op de
staatsschuld. Het is niet zo dat als het CPB aannames doet en een raming
maakt, je zegt: oké, dat is dus alle ruimte die ik kan inzetten. Dat
weet de heer Stultiens ook, denk ik, want hij kent de begroting
goed.
De voorzitter:
Gaat u verder met de appreciaties van de ingediende moties.
Minister Heinen:
Ja, we zijn bij de moties. Het waren er slechts een aantal.
Ik begin bij de motie op stuk nr. 2 van de heer Van Dijck over de
incassokosten bij verkeersboetes. Die moet ik ontraden, want die heeft
geen dekking.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 3.
Minister Heinen:
De motie op stuk nr. 3 van de heer Van Dijck is ook ongedekt en wordt
daarom ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3 wordt ontraden.
Minister Heinen:
Over de motie op stuk nr. 4 ga ik niet, want daar gaat DNB over, dus die
wordt ook ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 4 wordt ontraden.
Minister Heinen:
Dan de motie op stuk nr. 5 van de heer Flach. Ik wil de heer Flach
eigenlijk vragen om de motie aan te houden, want ik wil 'm doorgeleiden
naar de minister van IenW, zodat hij de motie kan appreciëren. Het gaat
om een motie voor de begrotingsbehandeling, dus we hebben nog even. De
heer Flach is niet in de zaal. Dan is het oordeel "ontijdig", denk ik.
Kan ik dat oordeel geven? Anders moet ik 'm ontraden, maar dat vind ik
zonde, want op zich snap ik deze wel, maar eigenlijk is de appreciatie
aan de minister van IenW. Maar de heer Flach is niet in de zaal.
De voorzitter:
Dan houden we het bij de appreciatie "ontijdig". De heer Flach kan er
wellicht nog bij u op terugkomen, maar we gaan morgen stemmen, dus dan
moet hij heel veel tempo maken. Vooralsnog krijgt de motie de
appreciatie "ontijdig". Dan kunnen we door naar de motie op stuk nr.
6.
Minister Heinen:
Ik ben bijna klaar, dus meneer Flach heeft nog even tijd om van de wc af
te komen en hierop te reageren.
De motie op stuk nr. 6 is van de heer Dijk. Daarin wordt verzocht om 30
miljoen uit het Klimaatfonds in te zetten om … Die motie moet ik
ontraden. De middelen uit het Klimaatfonds zijn natuurlijk voor andere
doeleinden bestemd. Bovendien zijn het incidentele middelen. Vanuit die
optiek moet ik de motie, hoewel die uiteraard sympathiek is,
ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 6 wordt ontraden. De heer Flach heeft overigens
aangegeven dat hij een ander debat had. We kunnen ons niet opsplitsen in
deze Kamer. Ik denk dus dat zijn medewerker meeluistert.
Minister Heinen:
Nee, het was een flauw grapje. Ik weet hoe hard er ook gewerkt wordt,
zeker bij de SGP-fractie. Zij nemen hun werk zeer serieus.
Dan de motie op stuk nr. 7 van de heer Dijk, over het bevriezen van de
huurprijzen. Die moet ik ontraden, ook in het licht van de enorme
effecten op de impuls voor de woningbouw. We hebben vooral woningen
nodig. Daar hebben we natuurlijk eerder ook een uitgebreid debat over
gevoerd. Ingrijpen op prijsmechanismen leidt ook weer tot andere
problemen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 7 wordt ontraden.
Minister Heinen:
Ja, die wordt ontraden. Daarmee ben ik aan het eind gekomen van mijn
tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij aan het einde gekomen van het debat over de
Najaarsnota.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij gaan morgenavond stemmen over de Najaarsnota, de bijbehorende
suppletoire departementale begrotingen, inclusief de ingediende
amendementen, en over de moties van vandaag. Ik dank u allen hartelijk.
Ik schors tot 15.30 uur.
De vergadering wordt van 15.22 uur tot 15.30 uur geschorst.