[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Debat over de najaarsnota 2025 (36850-1) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D52952, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-18 09:27, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Najaarsnota 2025

Najaarsnota 2025

Aan de orde is het debat over de Najaarsnota 2025.

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de Najaarsnota 2025. Ik heet de leden van de Kamer van harte welkom. Ik heet de minister in vak K van harte welkom.

Wij gaan beginnen met de maidenspeech van mevrouw Van Berkel van de fractie van D66 en daar nodig ik haar met alle plezier voor uit. Zoals gebruikelijk interrumperen wij geen maidenspeeches, dus ik geef mevrouw Van Berkel hiervoor graag het woord. Ga uw gang.

Mevrouw Van Berkel (D66):
Dank u, voorzitter. Geboren in Tegelen, groeide ik onder de rook van Rotterdam op in een gezin dat we hier in Den Haag "multiproblem" zouden noemen: een gezin met grote schulden, verslavingsproblematiek en huiselijk geweld, met een jonger broertje met rood haar en sproeten, maar wel met dezelfde oren, en met een moeder en stiefvader met hun eigen uitdagingen. Er waren ook dromen van een volle koelkast en net zulke mooie kleding als mijn vriendinnen, van rust en een stabiele basis thuis, en stiekem van wie ik misschien wel zou kunnen zijn, later als ik groot zou zijn. Moeder worden? Dat nooit. Niet omdat het me niet fantastisch leek om zo veel van iemand te houden dat het niet in woorden is uit te drukken, maar juist daarom. Ik weet namelijk hoeveel er mis kan gaan, hoe je beschadigd kan raken en hoe hard je moet werken om te helen. Nooit had ik toen gedacht dat ik vandaag hier als trotse moeder zou staan.

Nu ik het voorrecht heb dat ik hier vandaag mijn maidenspeech mag geven, heb ik mijn prachtige en onverschrokken dochter in gedachten. Net als elke ouder wil ik het beste voor haar: dat ze veilig is, dat ze zichzelf mag zijn, dat ze alles uit zichzelf kan halen als ze dat wil en dat zij het beter heeft dan wij. Daarvoor is er veel werk aan de winkel. Mijn dochter groeit op in een wereld vol mogelijkheden, maar ook met uitdagingen die we aan moeten gaan. Ze groeit op in een tijd waarin vrouwen veel meer kansen hebben dan vroeger, maar echte gelijkheid nog steeds niet vanzelfsprekend is, en helaas ook in een tijd waarin discriminatie lijkt toe te nemen, soms subtiel, soms zelfs openlijk. Voor onszelf en onze kinderen is het van het grootste belang dat we een rechtvaardigere wereld doorgeven dan we nu hebben, een wereld waarin vrouwen en meisjes compromisloos veilig zijn en waarin er niet elke acht dagen een vrouw wordt vermoord, een wereld waarin vrijheid van meningsuiting niet als excuus gebruikt wordt om anderen die jou niet aanstaan, weg te zetten en uit te sluiten.

Voorzitter. De afgelopen jaren heb ik vanuit de uitvoering al vaak gepleit voor minder en simpelere regels. Nu ik hier sta, kan ik deze gelegenheid natuurlijk niet voorbij laten gaan zonder daar nogmaals aandacht voor te vragen. We zijn vastgelopen in onze eigen regels en wetten. Mensen raken verstrikt in een wirwar van regels en een jungle van loketten. Juist de mensen in de meest kwetsbare positie brengen we met deze goede bedoelingen en Haagse proefballonnetjes verder in de problemen. Je zult maar plotseling je baan kwijtraken, ziek worden en in de schulden terechtkomen. Met hoeveel instanties en regelingen je dan te maken krijgt, valt niet tegen. Wat wel tegenvalt, is hoeveel je plots moet terugbetalen als je ondanks alles toch nog hebt kunnen werken en net te veel hebt verdiend.

Het is aan ons om dit te veranderen. Wat mij betreft beginnen we met het toeslagenstelsel. Als je eens een toeslagenouder hebt gesproken, weet je hoe urgent dit is. Nu we het er toch over hebben, de uitvoering vragen om te leveren, terwijl we fors bezuinigen en geen stabiele financiering regelen, is ook echt geen goed idee. Kijk maar naar de asiel- en migratieketen.

Ik weet helaas maar al te goed hoe het voelt om afhankelijk te zijn van hulp van de overheid en je een weg te moeten banen door al die regelingen en formulieren. Ook weet ik wat het betekent om al die politieke wensen, die veel te vaak helemaal niet kunnen, uit te moeten voeren. Ik weet ook hoe het voelt als dat in de uitvoering misgaat en als je tegenover wanhopige mensen zit, ook uit de uitvoering zelf, die je dat moet uitleggen. We kunnen en moeten zo veel beter.

Voorzitter. We praten hier in het debat over de Najaarsnota natuurlijk graag over cijfers, maar onze economie gaat over meer dan cijfers. Het gaat over jou en mij, over hoe we samenleven, delen en kansen creëren. Een gezonde economie is er een waarin iedereen mee kan doen, waarin innovatie hand in hand gaat met gelijke kansen voor ons allemaal en waarin groei niet ten koste gaat van mens en natuur. In zo'n economie is investeren in ons allemaal een investering in jezelf en zijn een open houding, verbondenheid en samenwerking in binnen- en buitenland van cruciaal belang.

De uitdagingen zijn groot, maar de kansen gelukkig ook. Daarom moeten we durven kiezen voor vooruitgang. Als we de stikstof- en klimaatproblemen oplossen, kunnen we weer vooruit en gaat ons land van het slot. Als we investeren in een leven lang leren en slimme technologieën die ons kunnen ondersteunen in ons werk, dan kunnen we samen onze productiviteit en welvaart vergroten. Als we afscheid nemen van onnodige en ingewikkelde regels, dan kunnen we snel een fijn huis voor iedereen bouwen. En als we bouwen aan het toekomstbestendig maken van de zorg en ons socialezekerheidsstelsel, dan kunnen we er samen voor zorgen dat onze kinderen en de generaties na hen ook kunnen rekenen op de beste zorg en een sociaal vangnet dat je opvangt als je valt.

Deze Najaarsnota laat niet alleen de dubbeldemissionaire staat van dit kabinet zien. Het illustreert ook het gebrek aan investeringen en het uitblijven van echte oplossingen, zoals rondom stikstof, om Nederland weer vooruit te helpen. De boodschap van Draghi voor Europa en nu ook van Wennink voor Nederland is helder: investeer fors in innovatie en het vergroten van ons verdienvermogen, los problemen op, zoals de file op het elektriciteitsnet, en maak werk van hervormingen. Hoe kijkt de minister naar het gebrek aan investeringen in onze economie? Is hij het met mij eens dat wij hier de grootste prioriteit van moeten maken? Hoe kijkt hij naar de aanbevelingen van de heer Wennink? Is hij ook van mening dat door het uitblijven van echte keuzes en oplossingen onze toekomst en welvaart op het spel staan?

Voorzitter. Eerder had ik het al over het belang van een sterke uitvoering, inclusief stabiele financiering. Ik noemde daarbij de asiel- en migratieketen. Vanaf 2027 staan daarvoor onrealistisch hoge bezuinigingen ingeboekt. Ook bij de EU-afdrachten zie ik iets vergelijkbaars, namelijk een forse bezuiniging, waarvan de haalbaarheid mij erg klein lijkt. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?

Voorzitter. Ik ga afronden. D66 staat klaar om de moeilijke keuzes wél te maken, om samen oplossingen te vinden die Nederland weer vooruithelpen en ook om samen te bouwen aan een Nederland waarin iedereen erbij hoort en meedoet. Ik kijk uit naar de samenwerking met de collega's in deze Kamer om dit te bereiken.

Hoewel ik als klein meisje nooit had gedacht dat ik hier nu zo zou staan, wil ik wel graag tegen alle meisjes en jongens voor wie dat niet vanzelfsprekend is zeggen: laat je door niemand, maar dan ook echt door helemaal niemand vertellen dat het niet kan, dat het niet voor jou is weggelegd, dat jij er niet bij hoort en dat je niet mee mag doen. Het kan wel! Kijk maar. Ik sta hier ook.

Dank u, voorzitter.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Het is mij een eer om u als eerste te mogen feliciteren met uw heel persoonlijke, betrokken maidenspeech. Dat doe ik dan ook van harte. Ik nodig alle leden uit om mevrouw Van Berkel ook te feliciteren, dus ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de Najaarsnota. Wij zijn toegekomen aan de tweede spreker van de Kamer. Wij gaan luisteren naar mevrouw Van Eijk van de fractie van de VVD. Ga uw gang.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dank je wel, voorzitter. Vanaf deze plek wil ook ik mevrouw Van Berkel van harte feliciteren met haar prachtige maidenspeech. Ik sta naast haar als het gaat om de strijd om onze dochters veilig te houden. Heel belangrijk.

Voorzitter. De overheidsfinanciën staan er op dit moment goed voor. De Najaarsnota laat zien dat het begrotingsbeeld voor 2025 ongeveer 3 miljard euro gunstiger uitvalt dan eerder geraamd. Het EMU-tekort en de staatsschuld dalen licht. Dat is positief. Dat mag ook worden gezegd. Maar deze meevallers mogen ons niet in slaap sussen, want achter dit gunstige beeld schuilt een fundamenteler probleem. De structurele houdbaarheid van onze overheidsfinanciën staat onder druk. Zowel de Raad van State als de Europese Commissie waarschuwen daarvoor. Nederland doet op de middellange termijn nog onvoldoende om de financiën echt gezond te houden.

Voor de VVD is helder waar wij staan: wij kiezen voor een overheid die minder geld uitgeeft in plaats van meer, en wij houden ons aan de Europese begrotingsregels, niet omdat Brussel dat vraagt, maar omdat begrotingsdiscipline de basis is van een sterke economie. Het voorkomt dat we rekeningen doorschuiven naar volgende generaties. Juist nu het tekort in 2026, zij het voorlopig eenmalig, richting de 3% van het bbp gaat, is het belangrijk vast te houden aan trendmatig begrotingsbeleid en de zalmnorm. Dat betekent: niet elke meevaller meteen uitgeven en zeer terughoudend zijn met voorstellen die het saldo verder verslechteren. Alleen zo houden we ruimte voor echt noodzakelijke uitgaven, nu en in de toekomst.

Voorzitter. De Najaarsnota laat zien dat het kabinet goede stappen zet richting realistisch ramen. Dat is goed. Tegelijkertijd zien we dat het begrotingsbeeld nog steeds sterk wordt beïnvloed door incidentele meevallers, onderuitputting en openstaande taakstellingen. Voor de VVD is realistisch ramen geen technische exercitie, maar een voorwaarde voor degelijk financieel beleid. De Kamer moet kunnen vertrouwen op begrotingen die transparant en volledig zijn, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant, zonder optimistische aannames, zonder schuiven achteraf. Recente adviezen van de Expertgroep realistisch ramen benadrukken dit, zeker bij grillige posten, zoals de vennootschapsbelasting. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe hij ervoor zorgt dat deze ramingen ook meerjarig structureel verbeteren. Hoe staat het met de lopende vervolgonderzoeken?

Aan de uitgavenkant zien we dat kasschuiven, onderuitputting en overprogrammering het beeld realistischer maken. Tegelijkertijd staat er nog altijd een taakstelling open van 4,6 miljard euro. Dat is fors. Verwacht de minister dat dit nog volledig ingevuld gaat worden? Structurele onderuitputting mag nooit een begrotingsinstrument worden. Wat hier als financiële meevaller wordt gepresenteerd, is in werkelijkheid vaak een signaal van verminderde uitvoeringskracht. Terwijl er de afgelopen jaren tienduizenden ambtenaren bij kwamen, blijven er door arbeidsmarktkrapte alsnog veel vacatures openstaan. Het gevolg is dat beleid wordt vertraagd en projecten niet of later worden uitgevoerd. Dat zien we pijnlijk terug bij grote hersteloperaties, in Groningen, bij de toeslagenaffaire. Burgers wachten al veel te lang op duidelijkheid en compensatie. Dat kan niet zo zijn. Mijn vragen aan de minister luiden als volgt. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de overheid efficiënter gaat werken? Waar blijft essentieel werk liggen? Welke risico's lopen burgers en bedrijven hierdoor? Welke extra capaciteit wordt ingezet om deze achterstanden weg te werken? En ik wil vooral weten: wanneer kunnen mensen erop rekenen dat zij wel tijdig geholpen worden?

De voorzitter:
Ik hoorde hier een punt. Meneer Dijk, gaat uw gang.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Het is heel terecht dat mevrouw Van Eijk het heeft over hersteloperaties waarbij inderdaad geld overblijft, om het maar even zo te zeggen, maar zij wijt dat wel in een aantal zinnen aan bijvoorbeeld een personeelstekort. Je kan bij deze twee hersteloperaties toch niet stellen dat we een tekort hebben aan personeel?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Nee, ik denk dat het in deze twee specifieke situaties niet zozeer gaat om tekorten qua personeel. Ik bedoelde dat in het algemeen te benoemen, dus als je het hebt over de uitvoering van beleid. Zeker voor deze hersteloperaties is er veel capaciteit ingezet en nog altijd beschikbaar. Daar liggen de oorzaken wel wat complexer. We hebben natuurlijk het advies van de commissie-Van Dam gehad. We hebben opnieuw heel veel overhoop gegooid, als gevolg waarvan alles weer opnieuw op gang moet komen. Dat is daarbij wel een van de grondoorzaken. Eens.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Ik haak hier even op in, omdat ik denk dat dit het pijnlijkste aan deze Najaarsnota is. Juist op deze twee dossiers, waarbij mensen zo in de mangel zitten, al jarenlang, en we twee parlementaire enquêtes hebben gehad, lukt het dit kabinet, deze overheid niet om het geld dat daarvoor bedoeld is uit te geven. Ik ben benieuwd naar de mening van de VVD. Waar komt dat door? Hoe komt het dat juist op die twee onderwerpen, waarvan we door die parlementaire enquêtes precies weten waar de pijn en de problemen zitten, dit kabinet dat niet uitgevoerd krijgt?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik denk dat hier een wat diepere analyse onder ligt. Ik denk dat het niet alleen ligt aan dit kabinet of deze bewindspersonen, maar dat we wat dit betreft de hand ook in eigen boezem moeten steken. Wij maken het zelf ook ontzettend ingewikkeld. In de twee jaar dat ik nu in de Tweede Kamer ben, met alle discussies en debatten die ik heb gevoerd over de hersteloperatie, hebben we in ieder debat moties aangenomen, hebben we nieuwe opdrachten gegeven, zijn er weer rapporten gepresenteerd, hebben we weer een regeling erbij bedacht en hebben we weer iets aangepast. We maken het zelf ook onnodig ingewikkeld. Dat doen we vaak met hele goede redenen. We vinden het namelijk heel erg lastig en moeilijk als een bepaalde groep niet in aanmerking komt of onvoldoende gecompenseerd wordt. Dan verzinnen wij er weer letterlijk een regeling bij. Dat is de ene kant.

Aan de andere kant zie ik ook dat in de uitvoeringsorganisaties te weinig ruimte is, of misschien ook wel te weinig ruimte wordt genomen, ook door de professionals, om het beleid op een goede manier te kunnen uitvoeren.

De voorzitter:
Kort en afrondend.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Ja, voorzitter. In algemene zin ben ik het hiermee eens, maar als ik kijk naar het stemgedrag, gisteren ook weer, dan blijkt daar iets heel anders uit. Al die voorstellen die gedaan worden, ook vanuit de Kamer, om makkelijker, soepeler en menselijker om te gaan met bijvoorbeeld de mensen uit Groningen of die van het toeslagenschandaal blijken voortdurend te worden weggestemd.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Jimmy Dijk (SP):
Dat heeft niks te maken met allerlei regelingen en voorstellen waardoor de Kamer het zo ongelofelijk moeilijk maakt. Dat heeft te maken met een mensbeeld dat achter het beleid zit, van wantrouwen jegens mensen die in de shit zitten. Daar heeft het mee te maken.

De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag, maar het is aan mevrouw Van Eijk of ze hierop wil reageren. Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Het is fijn om te horen dat de VVD zegt dat de overheid niet te sterk moet groeien en dat de VVD voor een kleine overheid is. Dat zegt de VVD natuurlijk vaker, maar de afgelopen vijftien jaar is de overheid sneller gegroeid dan ons bruto binnenlands product. Ook het aantal ambtenaren is enorm gestegen, zoals u weet. De VVD zit al sinds 2010 in de regering. De VVD zegt steeds maar dat ze er iets aan wil doen, maar er gebeurt niets. Hoe reflecteert mevrouw Van Eijk daarop?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik zie hetzelfde beeld. Wat dat betreft hebben we een gedeeld beeld van een steeds groter wordende overheid. We vinden elkaar ook in de ambitie om dat terug te dringen. Vorige week heeft mijn collega Silvio Erkens een initiatiefnota gepresenteerd over hoe wij denken dat we de overheid sterker en efficiënter kunnen maken. Daar is natuurlijk een aantal jaren voor nodig; dat is niet iets wat je van de ene op de andere dag hebt gerealiseerd. Ook dit kabinet had een ambitie om stevig in te grijpen in het aantal ambtenaren en dat substantieel terug te brengen, maar dan moet een kabinet ook vier jaar kunnen zitten om dat helemaal voor elkaar te krijgen. Dat is de laatste periodes, misschien wel de laatste tien jaar, niet meer helemaal gelukt.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor dit antwoord. Ik begrijp dat het niet makkelijk is. Alleen, de VVD zat niet alleen de laatste tien jaar in de regering, maar de laatste vijftien jaar. Dan is het toch vreemd dat er maar niks lijkt te lukken. Ik wil dus toch nog één keer vragen: als je zo lang in de regering zit, vaak ook als dominante partij, en je zoiets wilt, hoe komt het dan dat dat maar niet lukt? Het aantal ambtenaren blijft maar stijgen. Dat zou terug worden gebracht — daar hebben we het heel vaak over — maar het lukt maar niet. Hoe kan dat volgens de VVD?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Omdat dit soort plannen een lange aanlooptijd hebben en jaren nodig hebben om ook echt in de organisaties door te dringen. Het duurt jaren voordat we die stappen met elkaar kunnen nemen. Daarbij geef ik hetzelfde antwoord als ik net ook richting de heer Dijk gaf: wij als Kamer maken het er ook niet makkelijker op. Wij maken complexe wet- en regelgeving en zorgen iedere week opnieuw, middels het aannemen van heel veel moties, voor nieuwe vragen, nieuwe onderzoeken, nieuwe monitoring en nieuwe regels. Het ligt dus niet alleen aan het kabinet; van de Kamer wordt ook wat verwacht. Ik denk dat we elkaar daar ook wat steviger op moeten aanspreken om daar ook echt stappen in te kunnen zetten.

De voorzitter:
Afrondend, meneer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, afrondend. Ik snap dat het niet makkelijk is, maar, nogmaals, we hebben het hier over vijftien jaar. In vijftien jaar zou dat gebeurd moeten kunnen zijn. Ik vind dat de VVD het zichzelf ook niet makkelijk maakt, want er zijn misschien aan de rechterkant partijen die het zouden kunnen steunen, maar die sluit de VVD altijd uit. U maakt het zichzelf dus ook niet makkelijk.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Voorzitter. De strategie van overprogrammering bij fondsen kan helpen om middelen ...

De voorzitter:
O, er is toch nog aanleiding voor een vraag.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Complimenten voor de initiatiefnota. In dit geval is die van collega Erkens, maar ook van de VVD-fractie, die daar vast over heeft meegedacht. Het voorstel kopt "Naar de beste overheid". Toch ontwaar ik bij de VVD vaak een enorme focus op efficiëntie, ook van regelingen, en een bepaalde visie op hoe de inkomensverdeling moet zijn. Dat is natuurlijk ook gedreven door de ideologie van de partij en dat is haar goed recht, maar dat leidt in de praktijk vaak tot regelingen die op papier efficiënt zijn, maar die hoge faalkosten hebben. Dan moet er weer iets hersteld worden. Denk aan de toeslagen. Denk bijvoorbeeld ook aan eenverdieners die arbeidsongeschikt raakten en via een rechtszaak uiteindelijk op een hele ingewikkelde manier tegemoet moesten worden gekomen met reparatiewetgeving. Ontbreekt de robuustheid van stelsels niet te veel in deze nota? Dat ten eerste. Ten tweede: is er niet veel te weinig aandacht voor faalkosten? Als beleid faalt, vraagt het namelijk een enorme inzet van mensen en geld om dat te herstellen.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
De heer Grinwis haalt hier een heel terecht punt aan. We zijn op dit moment nog steeds bezig met een aantal hersteloperaties: box 3, de toeslagenaffaire en het herstel van Groningen. Er komt nog een grote hersteloperatie aan voor de WIA. Dat is inderdaad een gevolg en een consequentie van beleid dat niet heeft gewerkt voor mensen. Ik denk dat we dat veel centraler moeten zetten en dat we de uitvoering veel beter en in een nog veel vroegtijdiger stadium moeten betrekken bij plannen die wij maken en in werking willen laten treden. Daar vinden we elkaar. Het een sluit het ander echter niet uit. Een efficiëntere en sterkere overheid kan heel goed samengaan met beleid dat werkt voor mensen en dat werkt voor de uitvoering om te voorkomen dat we dit soort hersteloperaties met elkaar moeten uitvoeren, ook in de komende decennia.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog heel kort. Ik begon met een oprecht compliment voor het initiatief van de VVD. Ik ben daar best positief over en ik voel dezelfde noodzaak, want inderdaad, de overheid is enorm gegroeid terwijl ze minder is gaan presteren, zowel in productiviteit als in dienstverlening voor burgers die de overheid nodig hebben. De uitvoeringstoetsen houden vaak in: het ken net of het ken niet; het is uitvoerbaar of het is niet uitvoerbaar. Ze kijken niet echt goed naar het systeem en naar de gevolgen als het toch faalt. Moeten we de kans op falen en de "faalkosten", zoals ik het maar even noem — vanuit de infrahoek is de "faalkans" van iets een bekende term — niet nadrukkelijker een plek geven als we beleid vormen? We zouden dus niet alleen een uitvoeringstoets moeten doen, maar ook moeten kijken: wat als het misgaat; wat zijn dan de gevolgen?

De voorzitter:
Meneer Grinwis, ik heb wel een iets andere definitie van kort.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik denk dat de uitvoeringstoetsen die we op dit moment hanteren daar een heel mooie basis voor geven. Daarin worden ook altijd de risico's geïdentificeerd als het gaat om de uitvoering. Volgens mij kun je, door daar nog een slag in te maken, ook met elkaar inzichtelijk krijgen: "Wat betekent het als bepaalde maatregelen niet uitpakken zoals we nu verwachten? Welke consequenties heeft dat dan? Willen we of durven we die te aanvaarden? En beter nog: hoe voorkomen we die door dat beleid of dat stukje wetgeving nog net wat robuuster en beter te maken?"

Mevrouw Van Berkel (D66):
Is mevrouw Van Eijk het met mij eens dat juist nog meer ingewikkelde regels opleggen aan de uitvoering maakt dat de faalkans groter in plaats van kleiner wordt?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Eens, ja. Ik denk dat we het daar heel erg met elkaar over eens zijn. Maar het punt is precies dat op het moment dat we iets minder gericht of eenvoudiger maken, we daardoor mensen niet of minder goed bereiken. Dat is dan ook iets wat je met elkaar moet accepteren. Daar ligt meteen de moeilijkheid.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik was gebleven bij de overprogrammering en het punt dat het kan helpen om middelen sneller te besteden, maar dat dat ook risico's kent. Zonder voldoende uitvoeringscapaciteit blijven het papieren ambities. Neemt het kabinet uitvoeringskracht structureel mee bij toekomstige programmering? Zijn er uitvoeringsrapportages die beter inzicht geven in capaciteit, kasritmes en risico's? Ik weet dat al die informatie wordt aangereikt en voor ons beschikbaar is, maar het is best wel een uitdaging om dat ook voor onszelf op een rijtje te krijgen. Ik ben op zoek naar iets meer inzicht op dat punt.

Ook aan de ontvangstenkant zijn er meevallers, met name bij de loon- en inkomensheffing en de vennootschapsbelasting. Die zijn welkom. Maar één goed jaar is geen vrijbrief voor nieuw beleid zonder structurele dekking. Welke stappen worden gezet om juist de inkomstenraming en met name de vennootschapsbelasting structureel realistischer te maken? Ik weet dat dat geen makkelijke vraag is.

We zien grote mutaties bij rechtsherstel box 3. Dat is iets waar deze Kamer zich in de volle breedte zorgen over maakt. Zo wordt 5 miljard euro verschoven van 2025 naar 2026. Mag ik hieruit afleiden dat een groot deel van de terugbetalingen in 2026 zal plaatsvinden, vraag ik de minister.

Voorzitter. Ook een korte blik vooruit. Een sterke economie vraagt om gezonde overheidsfinanciën, maar ook om oog voor inflatie en verdienvermogen. De aanhoudend hoge inflatie raakt niet alleen huishoudens en bedrijven, maar ook de rijksbegroting zelf. Hogere lonen, indexaties en contractkosten maken beleid duurder, terwijl investeringen onder druk komen te staan. Voor de VVD benadrukt dit dat de overheid geen extra prijsdruk moet veroorzaken. Alleen met realistisch en terughoudend uitgavenbeleid houden we de economie stabiel en beschermen we de koopkracht op de lange termijn.

Vanaf deze plek wil ik mijn waardering uitspreken voor het recent gepresenteerde rapport-Wennink. Het rapport legt het debat over ons toekomstig verdienvermogen scherp op tafel. Voor de VVD is het helder dat we radicaal moeten kiezen voor economische groei. Productiviteitsgroei, talent, energie en infrastructuur zijn geen abstracte thema's, maar harde randvoorwaarden voor onze welvaart. Tegelijkertijd roept het rapport fundamentele vragen op, die ook hier bij Financiën thuishoren.

De voorzitter:
U heeft een punt aangekondigd in uw betoog, merk ik. Meneer Flach, gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):
Even over dat rapport-Wennink. Ik hoor mevrouw Van Eijk zeggen: de VVD kiest radicaal voor economische groei. Nou is er ook best wat op dat rapport aan te merken, zeker als het gaat over de manier waarop bijvoorbeeld de landbouw en de hele agrarische sector daarin zijn meegenomen. Mijn vraag is eigenlijk heel eenvoudig: is er in die focus op radicale economische groei voor de VVD in de toekomst ook plek voor de landbouw in Nederland en is dat een beetje een robuuste plek?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik sta hier niet om het rapport volledig te recenseren. Er is een plenair debat aangevraagd met de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën. Er wordt nog volop gedebatteerd, ook buiten deze Kamer, over de impact van dit rapport en de keuzes die gemaakt moeten worden. Ik ga hier dus nu ook geen antwoord op geven.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Op welke manier zorgen we ervoor dat ondernemers fiscaal worden gestimuleerd om te investeren in de groei van morgen? Als we vinden dat investeringen nodig zijn, durven we dan ook eerlijk te zijn over de prijs en de keuzes die daarbij horen? Hoe zorgen we ervoor dat publieke middelen doelmatig worden ingezet en dat groei niet alleen wordt verondersteld bij te dragen aan houdbare overheidsfinanciën, maar dat ook daadwerkelijk doet? Hoe borgen we dat investeringen gepaard gaan met wederkerigheid vanuit het bedrijfsleven? Ik hoor graag een reflectie van de minister.

Het voorgaande geldt ook voor het debat over een mogelijke investeringsinstelling of bank van de overheid. Kan de minister uitleggen wanneer een investeringsinstelling wel of niet meetelt voor het EMU-saldo, welke risico's uiteindelijk wél bij de overheid blijven liggen en hoe dit past binnen gezonde en transparante overheidsfinanciën?

De VVD is blij dat het kabinet ondanks de demissionaire status voortgang boekt met de integratie van Invest-NL en Invest International. Kan de minister duidelijkheid geven over het tijdpad naar 1 januari 2028 en de voorwaarden voor vervolgstappen?

Voorzitter, tot zover mijn inbreng in de eerste termijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot nog een vraag. Mevrouw Van Dijk, gaat uw gang.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter, de microfoon staat niet aan.

De voorzitter:
Ik zal het geluid aanzetten. Dat helpt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Anders moet ik wel heel hard praten. Dank u wel, voorzitter.

Wij delen toch in grote mate het enthousiasme over het rapport-Wennink. Ik hoor de VVD enkele vragen stellen aan de minister. Zij vraagt onder andere hoe hij denkt dit financieel te gaan managen, om het zo maar te zeggen, om die stappen te kunnen zetten, maar ik ben eigenlijk wel benieuwd naar de visie hierop van de VVD-fractie zelf.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat heb ik, denk ik, wel gezegd in mijn inbreng. Het kan nooit zo zijn dat je de begrotingsregels anders gaat interpreteren of ruimer gaat uitleggen om die investeringen mogelijk te maken. Voor ons is nog steeds de kern dat voor houdbare overheidsfinanciën ook hervormingen nodig zijn. Er moeten wel keuzes worden gemaakt. En ja, wij delen de opvatting over het verminderen van consumptieve uitgaven en het verhogen van de investeringen, maar ook die moeten gewoon betaald worden.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar hervormingen leveren meestal pas op de langere termijn geld op, terwijl Wennink zegt dat het vijf voor twaalf is. Nou ja, de meeste of alle rapporten zeggen wel dat het vijf voor twaalf is, maar ik voel die urgentie ook wel echt. Hoe kijkt de VVD dan naar de korte termijn versus de lange termijn?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Dat is een heel goede vraag, want we moeten meer en beter naar de lange termijn en de middellange termijn kijken. Juist daarom heb ik in mijn inbreng iets gezegd over houdbare overheidsfinanciën op de middellange termijn. Ook daarvoor zijn nog steeds een aantal stappen nodig. Volgens mij kunnen die hand in hand gaan. Door dat beter te waarderen en goed te kijken naar wat het oplevert, kunnen we onze modellen en onze ramingen, denk ik, nog een slag beter maken, maar dat moet wel gebeuren onder de randvoorwaarden die ik zojuist heb benoemd.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De VVD maakt zich erg druk over de overheidsfinanciën en de houdbaarheid daarvan, over het bedrijfsleven, de groei en investeringen, maar in het betoog van mevrouw Van Eijk heb ik niet één keer de woorden "koopkracht", "bestaanszekerheid", "de burgers van dit land" gehoord. Hoe staat het met hun financiën? Heeft de VVD daar nog oog voor? Of is de VVD meer bezig met de overheidsfinanciën en het bedrijfsleven?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Meneer Van Dijck en ik hebben hier samen gestaan bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Toen heb ik meer dan de helft van mijn spreektijd besteed aan ruimte en rust in de portemonnee, aan koopkracht, de middengroepen, de accijnzen en de energierekening. We hebben daar dus volop oog voor, en dat blijven we ook zeker houden. Vandaag voeren we het debat over de Najaarsnota, over de overheidsfinanciën, en ik heb ervoor gekozen om daar vandaag de focus op te leggen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja, maar het feit blijft dat de burgers van dit land niet rond kunnen komen. Dan kunnen de overheidsfinanciën wel op orde zijn, maar als de financiën van de mensen thuis niet op orde zijn, waardoor zij slapeloze nachten hebben en hun boodschappen, hun rekeningen en hun energie niet kunnen betalen en de verwarming uitzetten — dat is op dit moment het geval — … De paar dingetjes die de PVV heeft weten te bewerkstelligen in het hoofdlijnenakkoord, zijn nu teruggedraaid: het eigen risico, het bevriezen van de huren, de boodschappenbonus. Alles wat die burger een beetje lucht gaf in de portemonnee heeft de VVD met spoed, onder stoom en kokend water, teruggedraaid. Waarom? Waarom geeft u de mensen thuis niet iets meer lucht in de portemonnee?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Met dit kabinet, de Miljoenennota 2026 en het Belastingplan gaat iedereen, maar dan ook iedereen, er in koopkracht op vooruit. De kranten staan er vandaag vol van. Ik laat mij door de heer Van Dijck dus niet aanpraten dat wij daar niet voor staan of dat dit kabinet daar niet voor staat. Wij hebben ons daar volop voor ingezet, en uit de cijfers blijkt dat wij dat ook volop waarmaken.

De voorzitter:
Kort en afrondend.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De kranten staan er vandaag ook vol van — ik weet niet of u het AD gelezen heeft — dat de armoede weer oploopt. De kranten staan er ook vol van dat de lonen volgend jaar niet omhooggaan. De kranten staan er ook vol van dat meer dan de helft van de Nederlandse huishoudens de verwarming niet aanzet omdat ze bang zijn voor een te hoge rekening. Leest u die kranten ook, of leest u alleen maar over dat hele kleine plusje voor de mensen thuis? Bij datzelfde bericht staat overigens ook een kanttekening, namelijk dat de mensen halverwege volgend jaar waarschijnlijk weer een tegenvaller tegemoet kunnen zien. U verhoogt de kosten en de inflatie en de mensen schieten er niets mee op. De VVD heeft alleen oog voor de overheidsfinanciën en het bedrijfsleven. De burgers van dit land staan weer op de laatste plaats.

De voorzitter:
Het is "mevrouw Van Eijk". Graag via de voorzitter spreken, voor de orde van dit debat.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Feit is — ik herhaal wat ik net zei — dat iedereen er volgend jaar in koopkracht op vooruitgaat. En ja, ik deel ook de zorgen die de heer Van Dijck hier uit over mensen die nog steeds in de knel zitten en die moeilijk kunnen rondkomen. Wij zullen ons voor hen blijven inzetten.

Mevrouw Van Berkel (D66):
Ik hoop dat mevrouw Van Eijk ook het krantenartikel in de NRC heeft gelezen. Daarin staat dat de armoede onder onze Nederlandse bevolking juist is afgenomen, wat ontzettend goed nieuws is, maar dat dat vervolgens wel betekent dat nog meer mensen afhankelijk zijn geworden van een toeslag, wat nou juist weer voor allerlei inkomensonzekerheid zorgt. Ik ben erg benieuwd hoe mevrouw Van Eijk hierop reflecteert. Is zij het met mij eens dat we zo snel mogelijk stappen moeten zetten voor hervorming van ons toeslagenstelsel?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ten aanzien van de hervorming van ons belasting- en toeslagenstelsel delen we volgens mij de ambitie om zo snel mogelijk van dat soort zaken af te komen. Toeslagen, inkomensafhankelijke regelingen en heffingskortingen zijn allemaal zaken die het ongelofelijk ingewikkeld maken om als burger te begrijpen wat je überhaupt overhoudt aan het einde van de maand. Dat gaat alleen niet in één keer. Daar is best heel veel tijd voor nodig. Ik zie het als onze opdracht om in de aankomende periode met elkaar een gedeeld beeld te krijgen van en een visie te hebben over hoe die stip op de horizon eruit gaat zien en hoe we daar met elkaar in stappen naartoe zullen werken. Maar ja, ik deel het beeld en dus ook de ambitie om dit op te lossen.

De voorzitter:
Was u aan het einde van uw betoog?

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ja.

De voorzitter:
Dan dank ik u daarvoor en dan nodig ik graag de heer Van Dijck van de fractie van de PVV uit voor zijn bijdrage.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter, dank u wel. We bespreken vandaag de Najaarsnota, de laatste begroting van dit turbulente jaar en waarschijnlijk ook de laatste begroting van deze minister — hoewel, je weet nooit hoe een koe een haas vangt.

Voorzitter. En toch … Sorry, allereerst nog mijn hartelijke felicitaties aan mevrouw Van Berkel.

En toch zien we dat de overheidsfinanciën er gunstig uitzien. Het tekort komt naar verwachting uit op 1,8%, een heel procentpunt lager dan verwacht bij de Miljoenennota. Dat is een meevaller voor deze minister van maar liefst 12 miljard. Ook de staatsschuld is lager dan ooit en valt alles mee. Deze minister laat de overheidsfinanciën gezond achter. Chapeau!

Tot zover het goede nieuws, voorzitter. Terwijl namelijk op het ministerie de champagne wordt ontkurkt, zitten de burgers van dit land in de kou, letterlijk en figuurlijk. Meer dan de helft van de Nederlanders — ik zei het net al in een interruptie — draait de verwarming niet open vanwege de hoge energiekosten. Mensen moeten kiezen tussen warm blijven of eten op tafel, aldus de Stichting Consumer Justice. We betalen de een-na-hoogste gasprijs van Europa. Waarom? Volgens TNO leefden vorig jaar een half miljoen huishoudens in energiearmoede en deze minister kijkt weg. Heel Nederland snakt naar lagere lasten, een beetje lucht in de portemonnee. Nederland is gewoon te duur voor veel mensen. Een op de drie Nederlanders heeft moeite om rond te komen en zijn rekeningen te betalen. De helft van Nederland kampt met schulden, 10% zelfs met problematische schulden, maar deze minister kijkt weg. Sterker nog, hij wist niet hoe snel hij de boodschappenbonus, de lagere sociale huren en het verlaagde eigen risico de nek om moest draaien toen de PVV vertrokken was. Alle PVV-maatregelen om mensen een beetje extra lucht te geven, werden gekild. Mijn vraag is dan ook of deze minister niet ziet dat de mensen het zwaar hebben en dat ze niet rond kunnen komen. Of wíl hij dit niet zien? Ik houd mijn hart vast.

Voorzitter. In het akkoord van CDA en D66 komen de woorden "bestaanszekerheid" en "koopkracht" niet één keer voor. De Nederlander is terug bij af en staat weer op de laatste plaats. In plaats van de lasten volgend jaar te verlichten, gooit deze minister olie op het vuur. Hij maakt alles nog duurder. De vliegtickets gaan in prijs omhoog. De benzine wordt duurder. De huren worden niet bevroren, maar knallen met 6% omhoog. Postzegels worden €0,09 duurder. Voor de pakketjes uit China gaan we €3 extra aan invoerrechten betalen. Deze minister wil daar zelfs nog een handling fee van €2 bovenop zetten. Ik dacht dat we het gehad hadden met die nationale koppen, maar daar zijn ze weer. Hotelovernachtingen worden duurder. Vlees en kip worden naar verwachting duurder. Ook zien we dat, door het wegvallen van de energietoeslag, de armoede weer toeneemt. Meer dan een half miljoen mensen kunnen hun energierekening simpelweg niet betalen, maar deze minister kijkt weg.

In de Najaarsnota zien we ook weer dat de accijnsinkomsten zwaar tegenvallen. Er wordt maar liefst 832 miljoen minder geïnd dan begroot. 832 miljoen; dat is bijna een miljard! Dat is ook niet zo gek, want half Nederland koopt z'n sigaretten en z'n alcohol over de grens. En passant tanken ze de auto vol en doen ze hun boodschappen. Zo spekken we de staatskassen van Duitsland en België. Hoe dom kun je zijn? Wanneer komt deze minister een keer bij zinnen en verlaagt hij de accijnzen? Je ziet dat dit niets oplevert en alleen maar geld kost. De cijfers liegen niet.

Hoe staat het met het ACM-onderzoek naar de prijzen in de supermarkten dat is aangekondigd? Wanneer is dat klaar, vraag ik aan deze minister. Dit kan niet wachten; het moet de hoogste prioriteit hebben. Elke week als ik boodschappen doe, worden de boodschappen namelijk duurder en duurder en duurder.

Gisteren konden we ook lezen dat de lokale lasten weer omhooggaan. "Huiseigenaar blijft melkkoe", kopte De Telegraaf. Gemiddeld gaan huiseigenaren meer dan €1.000 betalen voor hun lokale woonlasten. Meer dan €1.000! Dat is een trendbreuk. De gemeentes volgen het voorbeeld van deze minister. Dat belooft niet veel goeds voor de aanstaand woningbezitter. De hypotheekrente schiet weer omhoog, de hypotheekrenteaftrek gaat waarschijnlijk sneuvelen en we zien dan ook nog eens dat de huizenprijzen hoger zijn dan ooit. Probeer nog maar eens een huis te kopen in deze tijd. Maar deze minister kijkt weg. Het kabinet negeert de echte problemen van de Nederlanders. Ze zijn veel te druk bezig met houdbare overheidsfinanciën, met defensie, met stikstof, met klimaat, met Europa en met migratieproblemen. De problemen van de echte mensen worden genegeerd.

Voorzitter. Dan nog een tweetal punten waar ik aandacht voor wil vragen. Die staan een beetje los van de Najaarsnota, maar hebben wel alles met geld te maken. Het kan dus wel. Het eerste onderwerp: verkeersboetes. Ik hoorde bij WNL op Zondag de baas van het OM namelijk zeggen dat die veel te hoog zijn. Sterker nog, we hebben de hoogste boetes van Europa. Ook de baas van het Centraal Justitieel Incassobureau noemde de boetes veel te hoog en niet in verhouding. Als je een keer per ongeluk door rood rijdt — dat gebeurt ons allemaal weleens — krijg je een boete van €320. Betaal je die niet binnen acht weken, wat goed zou kunnen, aangezien veel mensen krap zitten en moeten kiezen tussen de boodschappen of de boete betalen, dan wordt die boete €500. Betaal je binnen vier weken weer niet, dan wordt de boete €1.000! Je rijdt dus een keer per ongeluk door rood, omdat je dacht: oranje; dit kan nog net. Dan ga je van €320, naar €500, naar €1.000. Dat gaat toch nergens meer over? Op deze manier duwen we heel Nederland richting schuldsanering. Sinds 1 april 2024 — ik ben er natuurlijk even ingedoken — geldt de Wet kwaliteit incassodienstverlening, waarin de incassokosten zijn gemaximeerd, maar niet voor de overheid. Incassokosten mogen maximaal 15% van het bedrag zijn, maar dat geldt niet voor de overheid. Waarom geldt deze wet niet voor de overheid, vraag ik aan deze minister. Kan deze minister de mensen op zijn minst een beetje coulance geven met het betalen van boetes, bijvoorbeeld in de tijd? Is de minister bereid om hiernaar te kijken?

Mijn andere punt, voorzitter, is … Dat van die boetes sprak u aan.

De voorzitter:
Laten we niet vanaf die plek invullen wat deze neutrale voorzitter wel of niet aanspreekt en gaat u vooral snel verder met uw tweede punt, passend binnen dit debat. Gaat uw gang.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja.

Het tweede punt is heel kort en gaat over de goudvoorraad. We zitten nu natuurlijk in een nieuw geopolitiek landschap. Ik vraag me af: waarom hebben wij nog 200 ton aan goud gestald in New York, bij de Fed, ter waarde van 25 miljard? De Kamer heeft al eerder, bij monde van Forum voor Democratie, erop aangedrongen om deze voorraad te repatriëren, maar daar was toen geen meerderheid voor. Ik vraag deze minister om het idee om de goudvoorraad terug te halen naar Nederland weer te heroverwegen. Duitsland heeft inmiddels zijn goud teruggehaald. Ook Frankrijk en Italië bewaren het goud in eigen huis. Daarom wil ik deze minister met klem ertoe oproepen om ons goud terug te halen naar Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot een vraag van de heer Flach. Over dit debat, hoop ik.

De heer Flach (SGP):
Jazeker. Ik had heel graag over goud geïnterrumpeerd, maar dat doe ik niet. Eerder in zijn bijdrage had de heer Van Dijck het over problemen op de woningmarkt en over het gegeven dat veel mensen geen woning kunnen vinden. Nu heeft de SGP samen met een aantal andere partijen een amendement ingediend om de 57 miljoen die is overgebleven van de woningbouwimpuls te behouden voor de woningmarkt. Mijn heel simpele vraag aan de PVV is: kan zo'n amendement op steun van de PVV rekenen?

De heer Tony van Dijck (PVV):
De PVV is het er ook mee eens, en ik denk de hele Kamer, dat er snel gebouwd moet worden en dat de woningnood de hoogste prioriteit heeft. Ik weet niet hoe veel huizen je kan bouwen met 57 miljoen, maar dat zullen er niet veel zijn. Maar elk huis extra is er één en scheelt weer dat er mensen bij hun ouders op de zolder wonen, terwijl ze een gezin willen starten. Ik sta er dus niet negatief tegenover, maar moet natuurlijk de details kennen.

De heer Flach (SGP):
Dat snap ik. Dit antwoord is in ieder geval positief. De bedoeling van het amendement is dat het geld behouden blijft voor iets vergelijkbaars als de woningbouwimpuls. Die impuls voorziet erin dat je complexe woningbouwprojecten, die nu moeilijk van de grond komen, een duwtje in de rug geeft. Dat geld dreigt nu vrij te vallen in de algemene middelen. Ik denk dat wij delen dat het goed zou zijn dat die 57 miljoen beschikbaar blijft voor de broodnodige nieuwe woningen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Als het maar niet zo is — want dat hoor ik ook te vaak de laatste tijd — dat geld op zoek gaat naar een project. Vaak is geld niet het probleem. Het zijn de projecten, de regels en de bureaucratie die in de weg zitten en niet het tekort aan geld. Heel vaak, bij onderwijs en bij investeringen, hoor je: waar blijft het geld? Terwijl men er niet eens een goed doel voor heeft.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Geen interruptie?

De voorzitter:
Nee, de heer Vermeer staat klaar voor zijn eigen bijdrage. Dat enthousiasme waardeer ik ook.

De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Het laatste grote financiële debat van het jaar; althans ik hoop dat er niet met spoed weer iets tussenkomt. Die kans wordt met de minuut kleiner. We voeren een debat waarbij we ook vooruitblikken op een nieuw jaar en op wat komen gaat. Zoals mijn fractie al eerder heeft betoogd, zien wij grote uitdagingen voor ons verdienvermogen en ook uitdagingen op het gebied van de weerbaarheid van onze economie, onze soevereiniteit en onze onafhankelijkheid.

Centraal in mijn inbreng hier vandaag stel ik dan ook het verdienvermogen. Netcongestie, de-industrialisatie, hoge energiekosten — alle veroorzaakt door overhaaste verduurzaming — bedreigen de positie van ons bedrijfsleven en de koopkracht van onze burgers. Afgelopen vrijdag is het hier al eerder gememoreerde rapport-Wennink gepresenteerd, over het Nederlandse verdienvermogen, dus de mate waarin wij ook als overheid het geld binnen kunnen halen om al die voorzieningen die wij voor onze burgers overeind willen houden, te kunnen betalen. Hoewel wij op een aantal punten fors afwijken van zijn conclusies, staat in de kern van zijn boodschap wel de noodzaak tot investeringen in onder andere infrastructuur en betaalbare energie. Dat zijn dingen die wij al langer bepleiten.

Zoals gezegd zorgen de energietransitie en overhaaste elektrificering voor de nodige problemen. De oorzaak: een gebrekkig aanbod van te dure wiebelstroom aan de ene kant en een exploderende vraag aan de andere kant, bijvoorbeeld door het gebruik van datacenters en de inzet van AI daarin. Vorige week kopte De Telegraaf dat windparken 50% minder opbrengst genereren dan geraamd, terwijl de elektriciteitsbehoefte blijft stijgen. Op Europees niveau komt inmiddels de helft van het vloeibare gas uit de VS, gas dat ook nog eens erg duur is. In feite hebben we hiermee de Russische afhankelijkheid ingeruild voor de Amerikaanse afhankelijkheid. Het is een illusie om te veronderstellen dat hernieuwbare bronnen en elektrificering deze afhankelijkheid gaan keren. Die capaciteit is er simpelweg niet.

We hebben het hier in dit huis vaak over concurrentievermogen ten opzichte van machtsblokken in de wereld, maar als we kijken naar wat die blokken doen om hun autonomie vorm te geven, staan betaalbare energie en strategische onafhankelijkheid op energiegebied bovenaan. Of, zoals de regering-Trump het noemt: energy dominance. Betalen we in de EU gemiddeld 25 tot 30 cent voor een kilowattuur, in de VS is dit slechts 18 cent en in China zelfs 8 cent. En dan spreek ik over dollarcenten.

China drijft op goedkope kolencentrales en de Amerikanen hebben schaliegas. Europese de-industrialisatie is het gevolg. Wie van science fiction houdt, moet maar eens kijken wat Kardashev hierover te zeggen had. Hij deelde beschavingen in op basis van de inzetcapaciteit die ze hadden om energie in te zetten. Het eindpunt is natuurlijk interstellair reizen, maar zo ver zijn we nog niet. Een harde koerswijziging is noodzakelijk. BBB pleit voor het openhouden van kolencentrales, want je gooit je oude schoenen niet weg als je nog geen nieuwe hebt, en het inzetten op meer kernenergie en gaswinning in de Noordzee.

Naast een koerswijziging op klimaatbeleid zijn er de komende jaren ook tientallen miljarden nodig voor onze wegen, bruggen en sporen. Rijkswaterstaat spreekt van een erbarmelijke staat van onze infrastructuur, juist ook in de regio. BBB heeft tijdens de kabinetsperiode zijn uiterste best gedaan om geld beschikbaar te stellen voor infraprojecten zoals de Nedersaksenlijn en de sluis bij Kornwerderzand. Wij gaan deze inzet ook de komende jaren doortrekken. Hoe kijkt de minister aan tegen deze uitdaging? Zou het wat hem betreft een goed idee zijn om kritische investeringen een uitzonderingspositie te geven op de begrotingsregels, zoals nu ook het geval is bij steun aan Oekraïne? Begrotingsregels blijken ineens toch wel rekbaar te zijn. Onze nationale investeringsbehoefte hoeft wat ons betreft niet langer ondergeschikt te zijn aan de noden van het buitenland.

Wennink stelt in zijn rapport dat het bedrijfsleven behoefte heeft aan stabiliteit en vermindering van regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk maakte eerder al bekend dat de gemiddelde mkb'er 26 uur per maand bezig is met voldoen aan regelgeving afkomstig uit Brussel. De vraag aan de minister is: is verbetering van het concurrentievermogen wel mogelijk zonder harde koerswijziging in Europa?

Voorzitter, ik sluit af. Over accijnzen hoef ik het niet te hebben. Daarover heeft de heer Van Dijck al een pleidooi gehouden. De inkomsten dalen en de inkomsten in de buurlanden stijgen dankzij de Nederlandse omzet. Het probleem van de boetes is echts iets waar we iets aan moeten doen. Dat past ook bij het betoog van mevrouw Van Berkel over de problematiek van schulden. De grootste schuldenveroorzaker is gewoon de overheid zelf. Daar moeten we een streep door zetten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft nog aanleiding tot een vraag. De heer Vermeer komt al terug. De heer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Vermeer van BBB heeft het over de hogere energieprijzen. Ten opzichte van andere landen hebben wij hier in Nederland de hoogste. Hij geeft als oplossing het openhouden van de kolencentrales. Ik weet niet of dat überhaupt nog kan, want volgens mij zijn die allemaal gesloten en is dat dus niet zo makkelijk. Op de Noordzee naar gas boren en kerncentrales zijn allemaal lange termijn.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Waarom heeft de BBB niet veel harder ingezet — ze maken onderdeel uit van dit kabinet — op het verlagen van de energiebelasting? Nederland betaalt de hoogste energiebelasting. We zijn de mensen gewoon onnodig in de kou aan het zetten.

De heer Vermeer (BBB):
Wij hebben geen meerderheid hier in de Kamer en ook niet in het kabinet. Aan deze hele Najaarsnota heb ik welgeteld nul seconden hoeven te besteden in de coalitie. Dus ja, het is wat het is. Ik ben het met de heer Van Dijck eens dat wij echt iets moeten doen aan dat deel van de energieprijs, maar dat betreft slechts een deel van de energieprijs. Het gaat ook om de keuzes voor welke middelen je dat doet, welke netwerkkosten je accepteert en waaraan je die netwerkkosten doorberekent. Op dit moment worden de netwerkkosten die gemoeid zijn met het exporteren van stroom van windmolenparken op de Noordzee naar het Ruhrgebied betaald door de Nederlandse burger en ondernemer, en niet door de ontvanger van die energie en ook niet door de producent van die energie.

De voorzitter:
Meneer Van Dijck, maar het hoeft niet. Ik zag u twijfelen, maar u neemt 'm toch.

De heer Vermeer (BBB):
Eigenlijk twijfelt de heer Van Dijck nooit.

De voorzitter:
Meneer Vermeer, de heer Van Dijck is aan het woord. Gaat uw gang, meneer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Misschien zou het volgende een idee zijn. We zijn koploper in Europa ten aanzien van de accijns op benzine, de energieprijs en de verkeersboetes. Op alles zijn we het braafste en het duurste jongetje van de klas. Misschien zou het goed zijn om deze minister een boodschap mee te geven, ook richting de onderhandelingstafel: Nederland moet teruggaan naar het gemiddelde in Europa ten aanzien van al die tarieven, belastingen, accijnzen en noem het maar op. Nu zitten we onze bevolking onnodig af te knijpen en in de kou te zetten, terwijl we relatief een rijk land zijn. Is de heer Vermeer dat met mij eens?

De heer Vermeer (BBB):
Ja, ik ben het daarmee eens. De heer Van Dijck weet ook dat we in het coalitieakkoord dat wij ooit samen hebben opgesteld, hebben geëist en afgesproken dat er geen excessieve verschillen zouden zitten tussen onze energietarieven en die van onze buurlanden. Nou, dat probleem is nog niet opgelost; daar is geen ruimte voor gecreëerd. Die ruimte is zeker niet gecreëerd ten opzichte van de tarieven buiten de Europese grenzen. Daar is dus nog ontzettend veel te doen. Volgens ons is dat cruciaal, voor de soevereiniteit en onafhankelijkheid van Europa maar zeker ook van Nederland in de wereld.

Mevrouw Van Berkel (D66):
De heer Vermeer en ik vinden elkaar ontzettend wat betreft de soevereiniteit en de positie van Nederland en Europa ten opzichte van andere grootmachten. We zijn als Europa de tweede economie ter wereld. Is de heer Vermeer het niet met mij eens dat het juist ontzettend veel verstandiger is om te investeren in hetgeen waarin wij achterblijven, namelijk in innovatie, sleuteltechnologie, AI en biotechnologie, in plaats van in oude, fossiele brandstoffen?

De heer Vermeer (BBB):
Volgens mij moet er en-en gebeuren. Zoals mevrouw Van Berkel weet: als het rapport-Wennink goed gelezen wordt en er gepraat wordt met de bedrijven, is het gebrek aan overheidsgeld hier vaak niet het probleem. Het probleem zijn de fiscale mogelijkheden voor bedrijven om zelf te investeren, maar ook regeldruk en de fiscale mogelijkheid om al het geld geactiveerd te krijgen dat bij welgestelde burgers, beleggingsfondsen en pensioenfondsen zit. Ons fiscale stelsel ondersteunt dat niet. Daarom pleiten wij, samen met onder anderen mevrouw Van Dijk van het CDA, al een poos voor de herintroductie van de tanteagaathlening, of de win-winlening, of hoe je die ook maar wil noemen. Wij moeten zorgen dat al het geld dat nu vastzit, geactiveerd en geïnvesteerd wordt. Dat gaat lang niet alleen om overheidssubsidie, want ik weet wel waar mevrouw Van Berkel naar wijst. Het rapport-Wennink is natuurlijk ook een rapport van een hele grote sector die graag wil dat de overheid een deel van de innovatie betaalt. Het is maar de vraag of dat nodig is.

Wat wij veel beter kunnen doen, is minder rigide omgaan met Europese staatssteunregels en niet bij de eerste de beste juridische waarschuwing al "we gaan het niet doen" zeggen. Als je een juridisch advies krijgt waarin staat dat het kan gaan om staatssteun, dan kun je gewoon kijken hoe andere landen daarmee omgaan. Desnoods neem je als Staat dat risico.

Mevrouw Van Berkel (D66):
Waar de heer Vermeer en ik het alweer met elkaar over eens zijn, is dat er heel veel privaat geld is dat veel beter geïnvesteerd kan worden, en dat juist onze eigen regels dat belemmeren. Hoor ik de heer Vermeer nu pleiten voor één Europese kapitaalmarkt? Want dat zou dat probleem ontzettend oplossen.

De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Van Berkel heeft dan blijkbaar stemmen in haar hoofd, want dat heb ik niet gezegd. Wij pleiten helemaal niet voor een Europese kapitaalmarkt of kapitaalmarktunie, zoals dat dan in een abstract begrip heet. Ook omdat in de laatste technische briefing die we hierover hebben gehad, de experts op dit gebied zeggen dat dat niet de oplossing is voor de problemen hier, omdat we die op een andere manier moeten oplossen. Het geld is er. Maar dat is ook een van de redenen dat wij hebben gepleit om de Volksbank, nu de ASN Bank, niet te privatiseren. Als het beleid van banken leidt tot marktfalen op het gebied van kapitaalverstrekking aan met name het mkb, dan moet je daar als overheid op ingrijpen. Het hoeft dus helemaal niets te kosten, het kan de staat zelfs geld opleveren.

De voorzitter:
Kort en afrondend.

Mevrouw Van Berkel (D66):
Ik constateer dat de heer Vermeer en ik het eens zijn over het doel, maar dat het me wel opvalt dat hij wat klein denkt.

De heer Vermeer (BBB):
Ik vind dat een hele vervelende kwalificatie, want ik denk niet klein. Volgens mij denk ik juist veel groter dan alleen termen als "kapitaalmarktunie" en "of Europa dat even kan oplossen". Wij moeten juist creatiever zijn en we moeten de oplossingen zowel binnen als buiten Europa zoeken. Dit soort kwalificaties gaat ook niet helpen om samen problemen op te lossen, maar dat terzijde.

De voorzitter:
Dank u wel. De heer Stultiens stond al geruime tijd klaar, dus daar gaan we nu naar luisteren. Hij spreekt namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dit demissionaire kabinet maakt een aantal onverstandige keuzes bij de Najaarsnota. Wij komen daarom vandaag als GroenLinks-PvdA met vier wetswijzigingen om deze fouten te herstellen. Het gaat om meer geld voor Oekraïne, meer geld voor huizen, meer geld voor het klimaat en meer geld voor onderzoek en wetenschap.

Laat ik beginnen met Oekraïne. Twee weken geleden is hier een lang debat geweest in de Kamer en hebben 110 zetels aan het kabinet gevraagd, of eigenlijk verzocht, om 2 miljard extra steun voor Oekraïne uit te trekken. Destijds vond het demissionaire kabinet dit ontijdig, maar de Kamer vond van niet. Alleen lezen we nu in reactie op deze motie, deze aangenomen motie, dat het kabinet slechts 0,7 miljard wil uittrekken en die andere 1,3 miljard later nog wil bezien. Waarom negeert dit demissionaire kabinet deze duidelijke oproep van de Kamer? Zeker bij zo'n urgent onderwerp als de steun voor Oekraïne, waarbij het van groot belang is dat wij voor de veiligheid blijven staan, voldoende steun uittrekken en ook voor de komende maanden laten zien dat het geld beschikbaar blijft. Het is jammer dat het nodig is, maar als het kabinet weigert de motie uit te voeren, dan moeten we het zelf afdwingen met een amendement om wel het hele bedrag van 2 miljard euro uit te trekken voor Oekraïne. Ik reken erop dat alle partijen die twee weken geleden deze motie hebben gesteund, ook dit amendement zullen steunen.

De voorzitter:
Dat geeft aanleiding tot een vraag. Gaat uw gang.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Natuurlijk is wat in Oekraïne in de oorlog gebeurt allemaal vreselijk, maar waarom wil GroenLinks-PvdA dat Nederland de grootste betaler is aan Oekraïne? Als ik zie dat Spanje 1,5 miljard uittrekt, dat landen als Italië en Frankrijk allemaal veel minder doen dan Nederland … De lat ligt nu al op 20 miljard in Nederland en met alle toezeggingen, exclusief die 2 miljard van u, gaan we naar 30 miljard in 2030 voor Oekraïne. Nogmaals, ik gun Oekraïne het beste, maar waarom vindt GroenLinks-PvdA het zo belangrijk dat Nederland de grootste bijdrage moet leveren van alle Europese landen bij elkaar, zelfs meer dan Duitsland?

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
We moeten voorkomen dat we het debat van twee weken hier helemaal gaan herhalen. Toen zijn de argumenten uitgebreid gewisseld. Ja, ook wij vinden dat andere landen moeten bijdragen, daar hebben we het toen ook uitgebreid over gehad. Ik constateer alleen hier vandaag, dat er een motie is aangenomen die vraagt om 2 miljard, die niet wordt uitgevoerd. Dat vind ik onacceptabel. Dat de PVV die motie niet steunt, mag — daarover verschillen we van mening — maar als 110 zetels zeggen dat de motie moet worden uitgevoerd, dan verwacht ik dat die wordt uitgevoerd. Dat is mijn punt vandaag en voor de rest van de argumenten verwijs ik naar het debat van twee weken geleden.

De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Die motie kwam van GroenLinks-PvdA, dus nogmaals de vraag: waarom moet Nederland zo veel meer doen dan de rest van de Europese landen? Dat begrijp ik niet. Wat voor actie onderneemt GroenLinks-PvdA desnoods in het Europees Parlement om de andere landen te mobiliseren om ook hun fair share te leveren aan de wederopbouw en de verdediging van Oekraïne? Nu komt het alleen van de Nederlandse belastingbetaler. U gaat straks vertellen hoe zielig de Nederlandse burger erbij zit, maar u geeft wel 2 miljard weg. Dit jaar geven we al 8,5 miljard aan Oekraïne — dat is €1.000 per huishouden! Als we dat geld niet naar Oekraïne hadden gestuurd, hadden de mensen die nu in de kou zitten naar dit debat te kijken allemaal €1.000 kunnen krijgen! Ik gun Oekraïne al het geld van de wereld, maar ik vind het onterecht en niet fair dat Nederland zo veel, zo veel meer doet dan de rest van de Europese landen.

De voorzitter:
De heer Stultiens, met de winstwaarschuwing dat we niet het debat over gaan doen. Kunt u kort reageren?

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ga kort reageren. Eén. De uitspraak dat de PVV al het geld van de wereld gunt aan Oekraïne is natuurlijk niet waar, want u steunt die motie niet. Dat is dus onzin. Twee. De tegenstelling tussen Nederlanders in de kou en Oekraïners in de kou vind ik een valse tegenstelling. Wij laten zien dat we voor allebei kunnen opkomen. Drie. U vraagt aan mijn fractie wat wij doen als oproep aan andere landen. We hebben in dat debat meerdere keren aan het kabinet gevraagd: kunt u ervoor zorgen dat ook andere landen meer gaan betalen? Dus ja, daarmee zijn wij het eens: wij moeten niet de enigen zijn, maar dat geld is keihard nodig. We hebben deze week nog de president van Oekraïne op bezoek gehad. Ook hij vraagt om dat geld. Vandaar dat dit amendement er vandaag ligt.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Op dit punt. Die motie is een paar weken geleden aangenomen. Het kabinet heeft volgens mij op zeer korte termijn alle zakken leeggeschud en gekeken hoe ze zo snel als mogelijk op een heel doelmatige en efficiënte manier geld beschikbaar konden stellen aan Oekraïne. Het gaat om die 700 miljoen. Onze waardering daarvoor. Ik vind het echt heel erg fijn dat het op die manier is opgepakt. Ik mis dat een beetje in de inbreng van de heer Stultiens. Ja, we hebben gevraagd om 2 miljard en ik heb er alle vertrouwen in dat dit kabinet in de aankomende periode alles zal doen om ook de resterende middelen beschikbaar te krijgen voor Oekraïne.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik wil best een compliment ervoor geven dat die motie voor een deel is uitgevoerd. Het probleem is alleen dat een ander deel niet is uitgevoerd. Dat is mijn probleem. Ja, wij waren blij dat die 700 miljoen snel gevonden is. Ik zeg daar wel even bij: het is een afspraak van kabinet en coalitie zelf om dat buiten het kader te plaatsen. Er is dus helemaal geen dekking nodig. Dat zijn uw eigen afspraken. Volgens mij loopt u nu een beetje een gelegenheidsargument te zoeken. Belangrijker is, en daar maken wij ons zorgen over, dat in januari, februari en maart geld nodig is. Dat geeft Oekraïne zelf aan. En dat laten wij nu boven de markt hangen door te zeggen: dat bekijken we wel bij de Voorjaarsnota 2026. Dat vinden wij een groot probleem. Dat kan namelijk betekenen dat we het pas in april te horen krijgen en dat is volgens mij niet wat de motie vraagt en ook niet waarmee deze Kamer ingestemd heeft.

De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
En dat is ook niet wat het kabinet heeft gezegd, maar daar zal de minister dadelijk nog uitgebreid op ingaan, neem ik aan. Volgens mij is de inzet ook binnen Europa onverminderd om ervoor te zorgen dat die middelen zo snel als mogelijk beschikbaar komen voor Oekraïne. Daarom is dat amendement ook niet nodig.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Kijk, als het kabinet vandaag zou zeggen: we komen met dat geld in een nota van wijziging op de begroting van 2026, dan heeft mevrouw Van Eijk gelijk. Dan is het niet meer nodig en wil ik het best intrekken. Maar dat zeggen ze niet. Ze zeggen: we gaan het bezien in het voorjaar. Dat is een andere toon dan waar de Kamer om vroeg. Volgens mij kunnen we ook gewoon constateren dat het kabinet wat anders vindt dan de Kamer. Dat was namelijk precies wat de minister-president zei: ik vind het ontijdig, we willen het bezien in het voorjaar. De Kamer zei: dat willen wij niet. De Kamer heeft uiteindelijk het laatste woord met de 110 zetels die deze motie gesteund hebben.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik kom bij mijn, of bij ons, tweede amendement, op iets waar wij ook vinden dat de minister van Financiën een onverstandige keuze maakt. We zien namelijk hier dat hij doorslaat in zijn bezuinigingsdrang, zonder zich af te vragen of de doelen bereikt zijn. De heer Flach zei het al: het gaat over het geld voor wonen. Het was een voorstel van het kabinet zelf om geld voor wonen te reserveren met de Woningbouwimpuls, 57 miljoen euro. Die huizen staan er nog steeds niet. Het probleem is dus niet opgelost, maar het geld wordt daar wel weggehaald. Dat vind ik een heel rare keuze, vandaar dat ik van harte het amendement van de heer Flach ondersteun. Ik vraag ook de minister van Financiën waarom hij geld wil weghalen waarvan het in eerdere jaren het gebruik was om het wel te laten staan, technisch gezegd met de 100%-eindejaarsmarge. Dus geld in een fonds kan vaak gebruikt worden in latere jaren, want het doel is dat die huizen worden gebouwd. Vandaar de vraag: waarom wordt dat geld weggehaald? Ik roep de Kamer ook op om dat geld vooral te houden voor wonen.

Dan kom ik bij ons derde amendement. Eigenlijk is er sprake van een soortgelijke dynamiek. Bij geld voor het Klimaatfonds was het ook altijd goed gebruik dat dat beschikbaar blijft voor latere jaren als het niet uitgegeven kan worden. Nu gebeurt er iets raars, iets nieuws. Het kabinet haalt in deze Najaarsnota 118 miljoen euro weg uit het Klimaatfonds omdat het dit jaar niet kon worden uitgegeven. Ook hierover vraag ik de minister: is de klimaatcrisis inmiddels opgelost? Absoluut niet. Is het geld de komende jaren nog steeds nodig? Absoluut wel. Waarom wordt het geld dan nu weggehaald bij het Klimaatfonds? Het is ook niet in lijn met regels en afspraken van vorige coalities en kabinetten, want daarin was juist het gebruik, ook in de Tijdelijke wet Klimaatfonds, dat geld uit het fonds beschikbaar blijft voor toekomstige jaren.

Dan kom ik bij ons vierde en laatste amendement, voorzitter. Dat gaat over geld voor wetenschap, onderzoek en innovatie. Het is al een paar keer genoemd en volgens mij komt er in het nieuwe jaar nog een groot debat over: het rapport-Wennink. Het rare is dat eigenlijk alle partijen hier het belangrijk vinden om te investeren in de economie van de toekomst, maar dat er dit jaar toch geld weggehaald wordt. Er wordt 107 miljoen euro weggehaald uit het fonds voor onderzoek en wetenschap, ook wel bekend als het fonds van Robbert Dijkgraaf. Dit geld is keihard nodig en wij zeggen juist: laat het staan en maak het beschikbaar voor toekomstige jaren als het dit jaar niet kan worden uitgegeven.

Voorzitter, dit waren de vier amendementen. Nu komt vast de vraag of de appreciatie van het kabinet gaat verwijzen naar de dekking. Daar wil ik vast iets over zeggen. Het goede nieuws voor het huidige jaar is dat er veel meer ruimte blijkt te zijn dan van tevoren was verwacht en waarmee was ingestemd. Het gaat namelijk om incidenteel geld. Toen we de begroting van het huidige jaar ontvingen, was het plan van de minister zelf om 32 miljard euro aan uitgaven te doen uit de staatsschuld, met een begrotingstekort van 2,8%. De Kamer heeft daarmee ingestemd. Er werd gemikt op een staatsschuld van 548 miljard euro. We zijn nu bijna een jaar verder en wat zien we nu? Van deze niet-gedekte 32 miljard is slechts 21,9 miljard gebruikt, en is het begrotingstekort 1,8%. Het tekort is dus 10 miljard lager dan waarmee de Kamer heeft ingestemd. Bij de staatsschuld zien we zelfs nog een groter effect. De staatsschuld komt 23 miljard euro lager uit dan waarop het kabinet zelf van plan was uit te komen. Ook zien we op het uitgavenkader 3,1 miljard aan ruimte onder aan de streep. Oftewel: deze amendementen passen zeer goed in de budgettaire ruimte. Er blijft meer dan genoeg geld over, zelfs als het de minister niet zou lukken om de resterende taakstelling van 4 miljard in te vullen. Kijkende naar het patroon van eerdere jaren verwacht ik overigens dat hem dat gaat lukken.

Voorzitter, ik ga afronden. De minister van Financiën en het kabinet slaan in mijn ogen door in de drift om te bezuinigen en gaan nu zelfs geld weghalen bij fondsen voor wonen, klimaat en onderzoek. Het was altijd goed gebruik om het geld in die fondsen beschikbaar te houden voor toekomstige jaren, zeker omdat we weten dat de problemen nog lang niet opgelost zijn. Daarnaast voert het kabinet de ingediende en aangenomen motie over Oekraïne niet uit. Ik reken erop dat de Kamer daarom deze week ons amendement zal steunen

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de bijdrage van mevrouw Inge van Dijk van de fractie van het CDA. Ga uw gang.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Allereerst proficiat aan collega Van Berkel met haar maidenspeech, met haar oproep tot een goede samenwerking. Alleen dan ontstaan grote resultaten.

Voorzitter. De Najaarsnota is natuurlijk geen directe voorspeller van vertrouwen in de overheid, maar speelt wel een hele belangrijke rol. Achter cijfers zit namelijk vaak het antwoord op de vraag of problemen opgelost worden. Deze inbreng gaat over vertrouwen. Dat doe ik in drie blokjes: onderuitputting in relatie tot vertrouwen, vertrouwen in de toekomst en tot slot het vertrouwen van ons als parlement in de begroting.

Voorzitter. Allereerst ga ik het dus hebben over onderuitputting. Ook nu zien we namelijk dat onderuitputting vaak wordt veroorzaakt door vertraging van de uitvoering. Dat doet iets met vertrouwen, vooral als je kijkt waar die vertraging onder andere optreedt, namelijk bij onze hersteloperaties, waar we grote beloften over hebben gedaan aan inwoners. Ik noem de onderuitputting bij de hersteloperatie Groningen als gevolg van gedragseffecten, maar ook omdat beleidskaders nog moeten worden uitgewerkt. Ik noem ook de onderuitputting bij de hersteloperatie toeslagen als gevolg van tragere uitvoering en invoering van het advies-Van Dam over een meer eenduidige schaderoute. We zien het ook bijvoorbeeld bij Klimaat en Groene Groei: onderuitputting door vertraging van de waterstofmarkt en een pauze van de elektrolyse op zee. We zien minder aanvragen bij de Investeringssubsidie duurzame energie, wat onder andere komt door hoge investeringskosten in relatie tot economische onzekerheid, waardoor bedrijven terughoudender worden. We beloven te veel wat we niet waar kunnen maken, en dat moet anders. En nee, dat is geen gebrek aan ambitie, maar een ambitie om realistischer beloftes te doen.

Voorzitter. Vertrouwen in de toekomst. Deze periode zien we nog gunstige cijfers, maar op middellange termijn zien we een stevige verslechtering. Dat schept geen vertrouwen als daar geen perspectief tegenover staat voor de economie en voor burgers die hiervan de effecten gaan voelen. De minister zegt: zorg per jaar dat je niet door de vangrail gaat, dan kan de Europese Commissie je niets maken. Wij denken dat wij van deze kortetermijnvisie moeten opschuiven naar een langetermijnplanning, een planning die werk maakt van het gegeven dat uitgaven nu harder stijgen dan de economie groeit. Ik zie daarbij twee belangrijke opdrachten, allereerst het beperken van de snel stijgende consumptieve uitgaven en daarnaast, nog belangrijker, meer groeien door te investeren in ons verdienvermogen. Met een grotere economie kunnen we ook zorgen voor een betere houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

Peter Wennink noemde Nederland in 2024 al "fat, dumb and happy". We zijn welvaart als iets vanzelfsprekends gaan zien, in plaats van iets waar we zuinig op moeten zijn en wat continu onderhoud vraagt. Het rapport-Wennink dat afgelopen vrijdag uitkwam, gaf hier ook een stevige onderbouwing bij. Een sterke economie is geen doel op zich, maar een middel om onze vrijheid, solidariteit en welvaart te behouden. We weten dit al een tijdje, maar we zien op wereldwijde ranglijsten Nederland steeds verder zakken op competitiviteit, economische groei en innovatie. Vooral problematisch is de politieke instabiliteit in de afgelopen jaren. Dat geldt echt niet alleen voor de afgelopen twee jaar. Geen zinnig internationaal bedrijf gaat zomaar een langjarige investeringsbeslissing baseren op instabiliteit. Ook Wennink benadrukt dat jaren van instabiel beleid hebben geleid tot een vertrouwensbreuk. Nederland moet dat vertrouwen bij investeerders in binnen- en buitenland herstellen met een geloofwaardige en consistente strategie. Ziet de minister ook de noodzaak voor de Nederlandse economie om te investeren in groei, zodat de overheidsfinanciën op lange termijn weer houdbaar worden? Alleen op korte termijn "nee" op investeringen, helpt nu de rekening op nul te houden, maar gaat ons uiteindelijk onze welvaart kosten.

Naast het beperken van onhoudbare structurele uitgaven en het doen van belangrijke investeringen in ons verdienvermogen — weet u nog: het verschuiven van consumptieve uitgaven naar investeringen? — adviseert Wennink het volgende. We moeten ook inefficiënte fiscale maatregelen durven aanpakken en omvormen, niet-strategische deelnemingen gaan verkopen en bereid zijn de staatsschuld verantwoord te laten oplopen voor investeringen die aantoonbaar groot economisch rendement opleveren. Daarbij is het dus van belang om toekomstige opbrengsten te kunnen gaan ramen.

Voorzitter. De minister heeft dit verhaal vanuit het CDA al heel vaak gehoord. Wij kunnen deze voorstellen dan ook alleen maar omarmen. De koek moet groter en ons verdienvermogen dus omhoog. Mijn vraag aan de minister van Financiën is: begint hij na het stevige rapport van Wennink, de brede oproep vanuit de samenleving maar ook van diverse politieke partijen in de Kamer, ook tot andere inzichten te komen? Of blijft hij vasthouden aan de huidige bestaande kaders, waardoor we onvoldoende toekomen aan de broodnodige investeringen in ons verdienvermogen?

Voorzitter. Deze minister kennende zal hij zeggen dat het antwoord op alles "bezuinigen" is, maar dat is hem de afgelopen jaren niet erg goed afgegaan. Ik noem het onvoldoende dempen van de stijgende uitgaven, steeds teruggrijpen op het beperken van prijsbijstellingen en de tabelcorrectiefactor, en onhaalbare bezuinigingen inboeken die nu als een boemerang terugkomen. Denkt de minister dat een dergelijke aanpak voor de lange termijn houdbaar is?

Dan tot slot — het is overigens best een lang slot — over het vertrouwen van het parlement in de begroting. Goed kunnen controleren als parlement begint namelijk bij het kunnen vertrouwen op een goed inzicht. Dat ontbreekt echter nog op een paar punten. Kijk naar de verplichtingen. We zien dat er voor meer dan 1 miljard aan verplichtingen die niet zijn gerealiseerd in de uitgavenmutaties aangepast zijn zonder toelichting. Waarom ontbreekt deze toelichting als de Kamer wel budgetrecht heeft?

Voorzitter. Zoals al vaker geconstateerd met elkaar en gevraagd aan de minister, is er beter zicht nodig op de uitgaven, zowel aan zorg en sociale zekerheid als aan investeringen. Dit is beperkt omdat we nu één totaal uitgavenkader hebben. Zowel de Raad van State als de 17de Studiegroep Begrotingsruimte hebben hier al eerder over geadviseerd. Ook het rapport-Wennink pleit voor inzicht in verschillende soorten uitgaven. Gaat de minister dit inzicht verbeteren?

Ook inzicht in onze inkomsten kan beter. Met welke deelnemingen hebben we bijvoorbeeld de 137 miljoen extra verdiend en op welke lijden we verlies? Waar komt de hoge realisatie bij de belasting- en invorderingsrente vandaan en hoe is box 3 nu verwerkt? Daar hebben we vorig jaar overigens ook al naar gevraagd. Zien de herstelbetalingen op het jaar waarin is besloten dat het moet worden uitbetaald of op het jaar waarin daadwerkelijk wordt uitbetaald? De ramingen van de ib komen 9 miljard hoger uit. Wat is de uitsplitsing hiervan? Welk deel ziet op box 3?

Voorzitter, echt tot slot. In tijden van een laag vertrouwen in de politiek is de rijksbegroting, inclusief de Najaarsnota, geen rekensom, maar een kans om vertrouwen terug te brengen. Oftewel: cijfers laten samenkomen in daden.

Dank je wel, voorzitter.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Collega Van Dijk pleit voor realisme en om bij het ambitieniveau rekening te houden met wat echt kan. Tegelijkertijd vond ik de tekst in het tussenverslag en de agenda van collega's Jetten en Bontenbal over de toeslagen wel erg minimalistisch. Collega Van Berkel zei: we verwachten eigenlijk het meest van de mensen van wie we het minst kunnen vragen. Die sturen we eigenlijk het bos in met ons toeslagenstelsel. Wat is nou precies de ambitie van collega Van Dijk daarop? Ik verdenk toch een beetje het CDA van de wat terughoudende zin over de hervorming van de toeslagen in het stuk, niet zozeer D66. Daarom leg ik collega Van Dijk het vuur aan de schenen. Geef dat alsjeblieft de prioriteit die het echt nodig heeft, zoals collega Van Berkel in haar prachtige maidenspeech onderstreepte.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoor de oproep van collega Grinwis. Volgens mij is het Kamerlid Van Dijk geweest die twee jaar geleden al heeft gepleit om hier als Kamer gezamenlijk werk van te maken en niet alles te laten afhangen van het kabinet. Maar je ziet waar we nu staan: daar hebben we geen stap in gezet met elkaar. Ik omarm die oproep dus. Tegelijkertijd zou ik dan ook een oproep aan de Kamer willen doen. In het laatste Belastingplan hebben we het gewoon weer complexer gemaakt voor bedrijven en inwoners. Aan de ene kant vertellen we deze verhalen, die ik onderschrijf, maar aan de andere kant doen we heel inconsequent andere dingen in de praktijk. Daar heb ik moeite mee.

De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Die schoen trek ik heel graag aan, maar we weten allemaal dat de kabinetsformatie en coalitieonderhandelingen dé window of opportunity zijn waarin je kunt schuiven tussen uitgaven en lasten en waarin je een grote hervorming kunt neerzetten. Er moet namelijk altijd pijn worden genomen en dat is gedurende een kabinetsperiode en een Kamerperiode veel ingewikkelder. Die schoen trek ik dus aan, maar ik hoop dat collega Van Dijk de schoen ook aantrekt in de coalitieonderhandelingen, want dit is de kans en dit is het moment waarop het moet gebeuren.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik trek allebei de schoenen aan, want op één schoen is het ingewikkeld lopen.

De voorzitter:
De heer Stultiens, op twee schoenen, zie ik.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Op twee schoenen, zeker. Mijn vraag gaat over Oekraïne. Dit jaar bleek er meer geld nodig te zijn voor Oekraïne. Daarom is geld uit het volgende jaar naar voren gehaald. De collega van mevrouw Van Dijk, meneer Boswijk, was al maandenlang bezig om een gat volgend jaar te voorkomen. Daarom ligt er nu een amendement van onze kant dat zegt: ga nou niet het geld van volgend jaar gebruiken, maar voeg nu extra geld toe voor Oekraïne. Hoe staat mevrouw Van Dijk tegenover dit amendement?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb het amendement gezien en ik heb uiteraard ook contact gehad met mijn collega, omdat ik weet hoe belangrijk dit onderwerp is voor hem maar ook voor onze fractie. Dan is de vraag: hebben wij er het vertrouwen in dat het kabinet echt alles op alles gaat zetten om met die 1,3 miljard te komen? Wij hebben dat, dus wij vinden het amendement op dit moment ontijdig. De minister gaat het nog appreciëren, dus ik hoop dat hij een doorkijkje kan geven naar wat het kabinet gaat doen om die dekking te geven. Maar voor ons is het voor nu ontijdig, omdat wij het vertrouwen hebben dat het bedrag er gaat komen. Daarnaast vinden er op dit moment heel belangrijke gesprekken plaats waar Nederland ook aan deelneemt. Wij hopen dat ook daar een stukje van de oplossing voor Oekraïne komt, en niet eens voor Nederland.

De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Enigszins teleurstellend. Ik wil graag van mevrouw Van Dijk horen wat zij wel "tijdig" vindt. Zij vertrouwt erop dat die 1,3 miljard nog komt. Ik ben daar iets sceptischer over. Wat is dan voor mevrouw Van Dijk de uiterlijke deadline wanneer het geld er moet zijn? Is dat inderdaad bij de Voorjaarsnota of eerder?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Laten we eerst eens even de beantwoording van de minister afwachten en dan met elkaar de conclusie trekken of we vinden dat het kabinet zijn nek voldoende uitsteekt en of we met elkaar denken dat dit werkbaar zou kunnen zijn.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Vandaag stonden er weer allerlei berichten in de pers. Het CBS heeft aangetoond dat de armoede in Nederland weer gestegen is, zowel onder mensen met een bijstandsuitkering alsook onder werkende mensen. Dat komt vooral door de gestegen energielasten en het afschaffen van de energietoeslag. Dan is mijn vraag de volgende. Ik weet dat mevrouw Van Dijk geen groot fan is van het toeslagenstelsel. Ik ben dat ook niet. Maar het afschaffen ervan voordat er iets nieuws is waardoor mensen geholpen worden, zorgt voor een toename van armoede. Mijn vraag is met welk voorstel het CDA hier vandaag komt om te voorkomen dat mensen door het afschaffen van de energietoeslag nog meer in de armoede terechtkomen. Welk voorstel gaat u vandaag doen?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik ga daar vandaag geen voorstel voor doen. Zoals meneer Dijk weet, zitten we in financiële onderhandelingen. De koopkracht van mensen, oftewel armoede, is uiteraard ook een onderwerp van het gesprek dat je daar voert. Maar het artikel zegt nog iets meer, namelijk over welke groep met name te maken heeft met een toename in armoede. Dan zie ik ook wel weer een kans. Het zijn mensen die weinig werken, terwijl we met z'n allen weten hoe hard we mensen nodig hebben in onze arbeidsmarkt. We zouden die mensen misschien ook op die manier kunnen helpen. We moeten dus, naast zorgen dat ze financieel niet door het ijs zakken, ook nadenken over hoe we die mensen kunnen helpen om hun inkomen te vergroten. Ik zie daar namelijk ook een uitdaging. Als ik zie dat er zzp'ers zijn met een tegenvallend jaar, denk ik: de arbeidsmarkt staat te springen om mensen. Volgens mij moeten we die groep sowieso op een andere manier kunnen helpen.

De voorzitter:
Afrondend op dit punt.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Dat is leuk voor de toekomst. Dat vind ik ook. Maar wat mij bevreemdt, is het volgende. Dat merk ik wederom in dit debat en ook in de inbreng van de heer Stultiens over zijn amendement met 2 miljard voor Oekraïne. Dan springt iedereen op uit zijn stoel en wordt er in één keer geld gevonden. Ook ik vind dat wij Oekraïne moeten steunen. Maar dan verwacht ik hier nu ook voorstellen van andere partijen om een toename van armoede tegen te gaan. Die komen niet. Dat doet iets met een samenleving. Dat doet iets met vertrouwen in de politiek.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Daarom pleit ik zo hartstochtelijk voor het echt vergroten van ons verdienvermogen. Ik maak me zorgen over onze welvaart op de lange termijn. De heer Van Dijck zal dan wel zeggen "nu, nu, nu". Ik heb er alle vertrouwen in dat de heer Van Dijck dadelijk met een heel net, mooi gedekt amendement gaat komen om dat wél te doen. Ik heb het overigens nog niet gezien, maar dat kan ook aan mij liggen. Dan kunnen we het daar inhoudelijk met elkaar over hebben.

De voorzitter:
De heer Tony van Dijck. Ik had net gezegd: afrondend op dit punt. Tony van Dijck, ga uw gang. U mag dan met de koffie buiten de orde …

De heer Jimmy Dijk (SP):
Voorzitter, ik hoop voor de heer Van Dijck dat het klopt, dus dan moet het kloppen, hè?

De voorzitter:
Het is vooral kloppend als het uit de mond van de voorzitter komt. Meneer Tony van Dijck, ga uw gang.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde mevrouw Van Dijk toch nog iets meegeven, ook in het kader van de onderhandelingen. Er wordt veel gesproken over dat er meer geïnvesteerd moet worden. Mevrouw Van Dijk weet dat Nederland een spaarzaam landje is en dat we 600 miljard op de spaarrekeningen hebben staan. Maar mensen zijn er niet zo happig op om dat te investeren of te beleggen of noem maar op. Als je dat namelijk belegt of als je dat investeert, hoe veilig dan ook, betaal je vier keer meer belasting dan wanneer je het veilig op een spaarrekening laat staan.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Tony van Dijck (PVV):
A is het veiliger op een spaarrekening en b betaal je dus ook vier keer minder belasting dan wanneer je het investeert. Gaat mevrouw Van Dijk de onderhandelaars meegeven om daarnaar te kijken?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat ga ik niet alleen de onderhandelaars meegeven; ik geef het kabinet al een hele tijd mee dat hier serieus naar gekeken moet worden. Dat heb ik gedaan door hier verschillende keren schriftelijke vragen over te stellen. We hebben het in het laatste Ecofin-debat ook heel nadrukkelijk gehad over de vraag: hoe gaan we hiermee om? De minister heeft toegezegd dat hij met een stuk hierover naar de Kamer komt, zodat we daar echt met elkaar over door kunnen praten. Hier zit namelijk gewoon wel iets waar we met elkaar over na moeten denken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen dat geld op een veilige en verantwoorde manier kunnen investeren? Misschien kunnen ze er zelfs ook nog wel wat aan overhouden; dat zou heel erg mooi zijn.

De voorzitter:
Ik zou de Kamer willen verzoeken om de interrupties zo kort en bondig mogelijk te maken, dus kom snel tot uw vraag.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Meneer Van Dijck en mevrouw Van Dijk zijn het met elkaar eens.

De voorzitter:
Wat fijn. Meneer Van Houwelingen, volg dit voorbeeld, zou ik zeggen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat zal ik doen, voorzitter. Ik hoor mevrouw Van Dijk zojuist zeggen dat de economie wat moet groeien en dat we dan ook wel 2 miljard kunnen overmaken naar Oekraïne, want dat steunt het CDA. U lacht er zelf om, want het is eigenlijk een hele vreemde opmerking. Politiek is namelijk keuzes maken. Als het CDA ervoor kiest om 2 miljard te geven aan Oekraïne, dan kunnen we dat toch niet gebruiken — dat is mijn vraag, voorzitter — om bijvoorbeeld hier in Nederland de armoede te bestrijden? Ik las net in een krantje dat de armoede weer verder toegenomen is. Daar moet u toch eerlijk over zijn dan?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik vind het altijd wel bijzonder dat, als je probeert een macro-economisch verhaal te houden, dit weer gereduceerd wordt tot één klein dingetje: steun aan iets dat we ook belangrijk vinden. Onze veiligheid en de veiligheid van Oekraïne hebben wel degelijk effect op onze economie, ons verdienvermogen en dus ook wat mensen uiteindelijk in hun portemonnee overhouden. Daar wil ik dus gewoon niet naïef in zijn. Ik vind dat wij daar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid in hebben. Onze veiligheid draagt dus ook bij. En andersom: stel je voor dat het ons zou overkomen. Dan hoop ik ook echt dat andere landen zeggen dat zij ons land helpen.

De voorzitter:
Afrondend op dit punt.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Afrondend, voorzitter. Hier worden we het niet over eens; dit debat moeten we niet gaan voeren. Wees er eerlijk over: als je besluit om 2 miljard uit te geven aan steun aan Oekraïne, kan je die niet meer hier besteden aan de zorg of het onderwijs. Dat merkt de SP volkomen terecht op. Dat is dan een keuze die het CDA maakt. Wij maken een andere keuze.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dat is zeker een keuze die het CDA maakt, net als de keuze die het CDA zal maken om fors te investeren in ons verdienvermogen, zodat de koek groter wordt en we uiteindelijk meer geld overhouden om mensen te kunnen ondersteunen in hun koopkracht.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Mevrouw Inge van Dijk noemde in haar inbreng iets over de fiscale regelingen en het schrappen van ondoelmatige en niet-doeltreffende regelingen. Volgens mij vinden we elkaar daarop. Echter, we hebben de afgelopen jaren ook ervaren hoe ongelofelijk ingewikkeld het is om een regeling af te schaffen. Ik vraag aan haar: hoe ziet zij voor zich dat we in de aankomende periode ondoelmatige regelingen kunnen schrappen en al die middelen die dan beschikbaar komen op een betere manier kunnen inzetten?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dan heel erg: kunnen we pakketjes maken? Als je die hele lijst met regelingen in handen hebt — het wordt misschien een beetje technisch — kun je dan bedenken: waar dienen die eigenlijk voor? Volgens mij moet je eerst met elkaar beantwoorden: wordt dat doel bereikt? De tweede vraag is: vinden we dat doel belangrijk? Als we met elkaar zeggen dat we dat doel nog steeds heel belangrijk vinden, is het interessant om te kijken of we regelingen kunnen samenvoegen, zodat we dat geld niet weggooien, maar efficiënter inzetten. Volgens mij is dat een exercitie die we moeten gaan doen. Daarbij gaan we waarschijnlijk twee conclusies trekken. Een deel van het geld kunnen we misschien beter ergens anders inzetten, misschien voor armoede, en een deel van het geld moeten we blijven inzetten voor dat doel, maar via een andere fiscale regeling.

De voorzitter:
Dank u wel. Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Hoogeveen van de fractie van JA21 voor zijn bijdrage in deze termijn.

De heer Hoogeveen (JA21):
Voorzitter. De overheidsfinanciën staan er dit jaar gunstiger voor dan op Prinsjesdag werd gedacht. Het begrotingstekort komt in 2025 uit op 1,8% van het bruto binnenlands product, waar eerder nog werd uitgegaan van 2,1%. Ook de staatsschuld valt lager uit dan geraamd, op ongeveer 44,2% van het bbp. Dat geeft op korte termijn lucht en laat zien dat Nederland er begrotingstechnisch nog steeds goed voor staat. Laat ik dus beginnen met complimenten aan de minister. We zouden met z'n allen vooraan staan als de staatsschuld zou oplopen. Nu gebeurt dat niet. Ongeacht de factoren is dat een positieve ontwikkeling.

Op de lange termijn, zoals de Europese Commissie ook heeft aangekaart, zullen er wel keuzes gemaakt moeten worden. Ik zag de minister van Financiën bij het programma — hoe heet dat? — Goedemorgen Nederland op zondag. Daar had de minister ook een plausibel verhaal over dat we in de toekomst ook echt fundamentele keuzes moeten gaan maken over onze economie, sociale zekerheid en zorg.

Kijkende naar de economie zien we op dit moment een positief beeld. De economie doet het beter dan verwacht. Eind 2024 gingen het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank nog uit van 1,5% groei in 2025. In de laatste ramingen gaan we naar 1,7%. Ondanks het radicale en destructieve beleid van de Amerikaanse president Donald Trump met zijn importtarieven is onze economie veerkrachtig gebleken, ondersteund door loonstijgingen, renteverlagingen en een aantrekkende koopkracht.

Toch blijft de inflatie in Nederland de komende jaren naar verwachting boven de 2% en blijft die ook hoger dan in andere eurolanden. Dat is geen toeval en ook niet uitsluitend het gevolg van externe factoren. Er wordt vaak verwezen naar hogere energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne, maar die verklaring schiet tekort. Energieprijzen raken alle Europese landen. Dat verklaart niet waarom de inflatie in Nederland structureel hoger ligt dan in vergelijkbare landen binnen de eurozone. Het verschil zit niet buiten Nederland, maar binnen Nederland en in de keuzes die wij hier maken.

Belastingen, heffingen en regulering werken in Nederland in meerdere sectoren prijsverhogend. Een concreet voorbeeld is de gedifferentieerde vliegbelasting. Volgens het CBS hadden in november voordelige vliegticketprijzen bijvoorbeeld nog een dempend effect op de inflatie ten opzichte van 2024. Maar met de invoering van de vliegbelasting draaien we dit soort effecten ook weer om. We verhogen beleidsmatig namelijk de prijzen. Mijn vraag is hoe het kabinet dit soort beleidsmatige prijsverhogingen meeweegt bij de beoordeling van inflatie en koopkracht op de middellange termijn.

Dit voorbeeld staat niet op zichzelf. Ook op andere terreinen, zoals mobiliteit, energie en consumptie, zien we dat beleidskeuzes bijdragen aan hogere prijzen. Volgens het CBS dalen de energieprijzen in de eurozone, terwijl deze in Nederland stijgen. Neem de benzineaccijnzen, die in Nederland tot de hoogste van de Europese Unie behoren. Het verschil met Duitsland is inmiddels zo groot dat het zelfs vanuit het midden van het land loont om over de grens te tanken. Vanuit Zeist scheelt dat al snel enkele euro's op een tankbeurt en vanuit Enschede kan dat oplopen tot €15. Tijd is geld, maar het is nog nooit zo rendabel geweest om vanuit Enschede een kwartiertje om te rijden.

Dit soort prijsverschillen leidt structureel tot uitwijkgedrag naar onze buurlanden. Dat geldt niet alleen voor brandstof, maar ook voor vliegen en andere accijnsgoederen, want prijsstijgingen op voedingsmiddelen, dranken, tabak en diensten zijn in Nederland gemiddeld gewoon groter dan in de eurozone. JA21 ziet hier een reëel risico op grenseffecten en weglekken van belastingen. Kan de minister inzicht geven in de omvang van deze grenseffecten en in hoeveel belastingopbrengsten hierdoor structureel weglekken naar het buitenland?

Voorzitter. Dan wil ik het hebben over de onderuitputting. Collega Van Dijk refereerde daar ook al aan. Het kabinet rekent in toenemende mate met een onderuitputting als onderdeel van het begrotingsbeeld. Voor 2025 gaat het om 7,1 miljard euro. De minister geeft aan dat er de afgelopen jaren sprake is geweest van een stijgende trend in de hoogte van de onderuitputting op de departementale begrotingen. Onderuitputting wordt hiermee niet alleen achteraf geconstateerd, maar ook vooraf meegenomen in het begrotingsbeeld. Het gevolg is dat onzekerheden vooraf in het begrotingsbeeld worden verwerkt, terwijl pas achteraf blijkt of die aannames houdbaar zijn. Na de invulling bij de Miljoenennota en de Najaarsnota resteert nog 4,6 miljard, die pas bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk moet worden ingevuld. De minister geeft zelf aan dat het onzeker is of dit volledig lukt en dat dit bij tegenvallers leidt tot een verslechtering van het EMU-saldo. Mijn vraag aan de minister is hoe deze groeiende inzet van onderuitputting zich verhoudt tot realistisch ramen en wat deze groei in onderuitputting betekent voor de betrouwbaarheid van het begrotingsbeleid.

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan gaan wij nu luisteren naar de heer Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie voor zijn bijdrage in deze termijn. Ga uw gang.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. We bespreken vandaag de Najaarsnota en daarmee de laatste wijzigingen die zich voordoen in dit begrotingsjaar, 2025. In het kader van het begrotingsrecht van het parlement is het vanzelfsprekend belangrijk dat dergelijke wijzigingen, die dus bij de bespreking van de begroting van 2025 door dit parlement nog niet goedgekeurd zijn, gedurende het begrotingsjaar alsnog ter kennisgeving en goedkeuring worden voorgelegd. Meevallers en tegenvallers worden daarbij gedurende het begrotingsjaar in principe verrekend binnen de begroting van het desbetreffende departement. Dat is de regel.

Bij het lezen van de Najaarsnota viel mij echter op, als ik me niet vergis, dat er de facto geschoven kan worden met geld tussen de verschillende departementen. Zo lezen we in de Najaarsnota op pagina 49 dat er vanuit het ministerie van Defensie 20 miljoen is overgeboekt naar de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, NWO, die valt onder het departement van Onderwijs. De reden die hiervoor wordt gegeven is: ter bevordering van de weerbaarheid. Ook vanuit andere ministeries, lezen we, is er geld overgemaakt naar begrotingsposten die eigenlijk horen bij OCW. Staat het ministeries vrij om gedurende een begrotingsjaar een deel van hun begroting in te zetten op het terrein van een ander departement? Of vergis ik me? Dat hoor ik dan graag. Er kan natuurlijk altijd wel een reden gevonden worden waarom een onderwerp dat in principe thuishoort op de begroting van een ander departement, ook voor het departement dat het geld overmaakt van belang kan zijn. Dat spreekt voor zich.

Defensie heeft, het voorbeeld dat ik net noemde, 20 miljoen euro overgeboekt naar NWO, onder het mom van "weerbaarheid". Als dat klopt, hoe verhoudt dit zich tot het begrotingsrecht van deze Kamer? Als deze Kamer er bewust voor kiest, bijvoorbeeld vanuit politieke overwegingen, om de zorg- of onderwijsbegroting te laten groeien, is het dan niet vreemd dat het de ministeries van VWS en OCW gedurende het begrotingsjaar vervolgens vrijstaat, blijkbaar, om deze extra middelen over te boeken — nogmaals, hiervoor kan natuurlijk altijd een reden voor worden gevonden — naar organisatieonderdelen die vallen onder de verantwoordelijkheid van andere ministeries?

Voorzitter. Dan mijn tweede vraag. Ik lees op pagina 58 dat door de EU geconfisqueerde rentebetalingen op de bevroren Russische tegoeden niet worden overgemaakt naar Oekraïne, wat ik had gedacht, maar als zogenaamde windfall profits op onze defensiebegroting belanden. Dat is 100 miljoen euro in 2025, als vergoeding voor de militaire steun aan Oekraïne. Ja, wij zijn natuurlijk tegen, maar daar gaat dit debat nu even niet om. Dan is mijn vraag: waarom is gekozen voor deze constructie? Dat begrijp ik niet goed. Waarom worden de geconfisqueerde rentebetalingen niet rechtstreeks overgemaakt aan Oekraïne? Loopt Nederland door deze constructie nu niet een geheel onnodig extra risico om in de toekomst door Rusland aansprakelijk te worden gesteld voor de confiscatie van deze rentebetalingen en daarmee ook een risico op bevriezing van Nederlandse tegoeden of eigendommen in Rusland? Waarom nemen we dit onnodige extra risico, is mijn vraag aan de minister.

Tot slot, voorzitter. Ik heb nog een derde en laatste vraag over de incidentele suppletoire begroting waarmee vorige week, dus op de valreep van dit begrotingsjaar, nog even in totaal 700 miljoen euro extra aan militaire steun is vrijgemaakt voor Oekraïne omdat er sprake was van onderuitputting, onder andere op de defensiebegroting van dit jaar. Deze Kamer werd door de minister van Defensie gevraagd binnen 48 uur met deze incidentele begroting in te stemmen. Mijn vraag aan de minister van Financiën is hoe hij aankijkt tegen een dergelijk gebruik van de incidentele begroting, als stelselverantwoordelijke dus. Waarom was deze begrotingswijziging bijvoorbeeld geen onderdeel van de Najaarsnota? De reden die werd gegeven, namelijk dat de contracten per se vorige week in plaats van eind deze week getekend zouden moeten worden, is in onze ogen ronduit ongeloofwaardig. Voor zo'n bedrag kunnen wapenfabrikanten echt nog wel een week wachten op een contract, lijkt me.

Zelfs als er per se vorige week voor dit bedrag een contract moest worden getekend, waarom kon, dus naar het oordeel van de minister van Financiën, deze incidentele begroting dan niet eerder naar de Kamer worden gestuurd, zodat wij er hier fatsoenlijk over hadden kunnen debatteren? In plaats daarvan werden we gedwongen — dat is eigenlijk wat er gebeurd is — om binnen 48 uur bij het kruisje te tekenen. Een onderuitputting op de begroting van maar liefst 700 miljoen euro is toch niet niets? Mijn vraag aan de minister van Financiën is dus de volgende. Dat materialiseert toch niet per se pas in de laatste paar weken van het begrotingsjaar? Daar hebben we het net ook uitgebreid over gehad. Er is heel veel onderuitputting, zeker bij Defensie, dus dat zie je aankomen. Hoe kan het dus zijn dat we ineens met zo'n begroting geconfronteerd worden, zeker bij Defensie, waarvan algemeen bekend is dat er sprake is van chronische onderuitputting op de begroting?

We zouden in het kader van een ordentelijk begrotingsproces, waar deze minister verantwoordelijk voor is, toch van het ministerie van Defensie mogen verwachten dat het deze incidentele begroting eerder naar de Kamer zou moeten kunnen sturen? Waarom is dat dus niet gebeurd? Hoe denkt de minister van Financiën daarover? Als hij dat met ons eens is, is hij dan bereid om zijn collega-ministers erop te wijzen dat incidentele begrotingen, zeker van deze omvang, die voortkomen uit de besteding van gelden die door onderuitputting zijn vrijgekomen — nogmaals, die komt niet uit de lucht vallen — bijvoorbeeld eerder regulier via de Najaarsnota naar de Tweede Kamer zouden moeten worden gestuurd? We kijken uit naar de antwoorden van de minister van Financiën.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Flach, die spreekt namens de fractie van de SGP. Gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. De kortste dag van het jaar is in zicht. De kerstdiners worden voorbereid en de geur van oliebollen hangt al in de lucht. Dat zijn voor de vaste commissie voor Financiën dé signalen dat het tijd is voor een debat over de Najaarsnota. Dat gebeurt steevast in de laatste week voor het reces, diep in december. In de Najaarsnota worden de laatste financiële wijzigingen in de lopende begroting voorgesteld. Sinds september zijn er allerlei mutaties geweest in de begroting, diverse tegenvallers maar ook veel meevallers. Hoewel we daar als Kamer vandaag niet veel aan kunnen veranderen, is het goed dat we daar wel over spreken. Het gaat namelijk over miljarden euro's, die bijvoorbeeld niet uitgegeven worden aan allerlei urgente thema's of die juist meer opgehaald zijn door hoger dan geraamde belastingen. Op één punt wil de SGP nog bijsturing, namelijk in de woningbouw, maar daar kom ik zo op.

Voorzitter. De Najaarsnota geeft een actueel financieel beeld van de overheidsfinanciën. Er moet nog 4,6 miljard euro aan onderuitputting worden ingevuld. Is er al zicht op de invulling, vraag ik de minister. Of laat het kabinet de schuld volgend jaar oplopen? In de laatste jaren is er vaak geld verschoven naar de volgende jaren, is er vooraf al onderuitputting ingeboekt of is er gebruikgemaakt van overprogrammering om ervoor te zorgen dat het geld weggezet kon worden. De rek lijkt er wel uit te zijn. Hoe gaan we terug naar een realistisch kasritme?

Dan wonen. Er moeten snel meer woningen worden gebouwd, want de woningnood is ontzettend hoog. Daarvoor is ook veel geld nodig. Zeker, geld alleen is niet voldoende, maar zonder voldoende budget gaat dat niet lukken. Daarvoor zijn er allerlei regelingen, zoals de Woningbouwimpuls. In september is er al 40 miljoen euro uit 2025 doorgeschoven naar latere jaren. Er is nu echter nog steeds sprake van een onderuitputting van 57 miljoen euro. Tot nu toe werd die onderuitputting altijd doorgeschoven, met een zogenaamde 100%-eindejaarsmarge. Nu gebeurt dat echter niet. Waarom wordt opeens afgeweken van die regel, vraag ik de minister. Waarom wordt er dus feitelijk gekort op het budget voor woningbouw? 57 miljoen euro die gereserveerd was voor meer woningen, valt dus weg.

Voor de SGP is het helder: dat geld moet beschikbaar blijven voor de broodnodige woningbouw. Daarom heb ik samen met een aantal andere partijen, waaronder GroenLinks-PvdA, JA21 en inmiddels ook BBB en ChristenUnie, een amendement ingediend om deze 57 miljoen euro beschikbaar te houden voor de Woningbouwimpuls en dit geld door te schuiven naar volgend jaar, net zoals de afgelopen jaren ook gebeurde. Daarmee kan de bouwproductie doorgaan. Ik weet dat de Woningbouwimpuls inmiddels wat meer focus heeft en meer gericht is op complexe projecten, ook omdat de Realisatiestimulans in het leven is geroepen. Daarom heb ik in het amendement de suggestie gedaan om het budget op een andere manier aan woningbouw te besteden. Graag een reactie van de minister op dat amendement. Waarschijnlijk komt die via zijn collega.

Voorzitter. Er zijn ook een paar andere opvallende zaken te zien in de Najaarsnota. Zo vielen de opbrengsten uit afpakken, boetes en transacties opnieuw enorm tegen. Dat lijkt inmiddels een structurele trend. Jaar na jaar lukt het niet om deze post in te vullen. Dat gaat uiteindelijk ten koste van andere uitgaven. Waarom wordt de raming daarvan dan niet aangepast? Ik las in de begroting van JenV voor 2026 dat in ieder geval tot en met 2030 maar liefst 384 miljoen euro geraamd is, net zoveel als in afgelopen jaren. Is het niet zorgvuldiger om die raming te verlagen?

Voorzitter. Dan gaan we een tunnel in. De boetepost die volgend jaar wél vol gaat lopen, is die van de Blankenburgtunnel. Over overschrijdingen gesproken: de boeteopbrengsten dreigen daar hoger te worden dan de tolopbrengsten. Ondertussen hapert de inning van de tol aan alle kanten. Zelfs de Nationale ombudsman heeft zich er inmiddels tegen uitgesproken. Ik voorzie een forse overschrijding van de opbrengsten daar. Dit loopt uit de hand en is wat de SGP betreft niet acceptabel. Ten minste de eerste betaalherinnering zou gratis moeten zijn, zoals we dat ook eisen van bedrijven. Welke tunnel gaat het kabinet door deze boeteberg aanleggen? Met andere woorden, hoe gaat de minister dit oplossen?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een dikke streep onder deze kwestie, want het is echt bizar wat hier aan de hand is. Overigens waag ik te betwijfelen of het nou zo veel opbrengt. Voor €1,51 krijg je namelijk een hele brief toegestuurd. De handelingskosten daarvan zijn volgens mij al veel hoger dan dat hele bedrag van €1,51 per personenauto.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Misschien kan de minister dat ook meenemen, want deze kwestie is echt de zotheid gekroond.

De heer Flach (SGP):
Inderdaad, meneer Grinwis. Dat ben ik van harte met u eens. Alleen, vanaf volgend jaar gaan de betalingsherinneringen wel €9 per stuk kosten. Daar gaat een forse post uit komen. Die is ook begroot. Daar komen nog de boetes bij voor als je per ongeluk die herinnering over het hoofd ziet. Daar leggen we de vinger bij. Wat de SGP betreft zou je moeten zeggen: nou, stop maar even met het innen van die tol totdat je een goed systeem hebt. Dat is misschien het meest efficiënt.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik wilde gaan afronden met het laatste blokje. Ook bij de asielbegroting zie ik verontrustende signalen. Zo wordt er 160 miljoen euro toegevoegd aan een voorziening voor het betalen van dwangsommen. Deze dwangsommen worden door de IND betaald aan asielzoekers van wie de beslistermijn is overschreden. Ten eerste moeten die dwangsommen wat de SGP betreft zo snel mogelijk worden afgeschaft, maar ten tweede: wat betekent dit voor de toekomst? Het extra budget is namelijk niet structureel. Welke claim leggen de hoge dwangsommen op de toekomst? Wat zijn de verwachte kosten op langere termijn?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot een vraag.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
De heer Flach schetst heel goed waarom het amendement voor wonen nodig is, namelijk: "Er is een probleem. Er is geld gereserveerd. Het geld kan niet worden uitgegeven. Het probleem wordt niet opgelost." Vroeger bleef dat geld dan gewoon bestaan. Ziet hij net als wij dat bij het Klimaatfonds eigenlijk precies hetzelfde gebeurt? Ook daar zien we een maatschappelijk probleem. Er wordt geld gereserveerd. Dat wordt niet uitgegeven. Het probleem wordt niet opgelost. Vervolgens wordt het geld weggehaald.

De heer Flach (SGP):
Ik vind het in algemene zin wel opvallend: bij fondsen hanteerden we inderdaad de 100%-eindejaarsmarge, maar dat is nu niet gebeurd. Dat is onder andere ingezet om de post via onderuitputting te dekken. Tegelijkertijd lees ik echter ook in de Najaarsnota dat het geen effect heeft op het EMU-saldo. Ik zie dus ook niet zozeer de logica daarvan in. Daarom stelde ik mijn vraag ook op die manier. Ik heb me niet zozeer in het Klimaatfonds en de achtergrond daarvan verdiept, maar de systematiek is eigenlijk hetzelfde.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Even over de boetes bij die tunnel. Ik heb in mijn termijn ook aandacht gevraagd voor de verkeersboetes. De Wet kwaliteit incassodienstverlening, de Wki, geldt voor het bedrijfsleven. U zei al: de eerste herinnering is kosteloos en daarna mag je maximaal 15% incassokosten vragen. Is de heer Flach het met mij eens dat dat eigenlijk ook voor de overheid zou moeten gelden? Het is natuurlijk raar dat de overheid 300% mag vragen en het bedrijfsleven maar 15%.

De heer Flach (SGP):
Absoluut. Ik vind dat de overheid zich aan dezelfde regels zou moeten houden als die we opleggen aan bedrijven. Dat vind ik in alle opzichten. Dat geldt ook zeker hier, ja.

De voorzitter:
U bent het met elkaar eens. Dank voor uw bijdrage. Dan is het tijd om te gaan luisteren naar de heer Grinwis, die spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst grote complimenten voor de maidenspeech van collega Van Berkel. Daarin klonk heel veel compassie voor mensen die het hardst een steuntje in de rug nodig hebben, maar voor wie we het het alleringewikkeldst hebben gemaakt om dat steuntje te krijgen. Het zet een dikke streep onder de noodzaak om ons stelsel, en met name de toeslagen, te vereenvoudigen, daar iets beters voor in de plek te stellen en een stelsel te krijgen met meer begrijpelijkheid en meer inkomenszekerheid. Ik hoop dat deze boodschap van collega Van Berkel door beide coalitiepartners, CDA en VVD, zal worden omarmd als topprioriteit; ik zei het al in mijn interruptie richting collega Van Dijk.

Voorzitter. Terwijl via het rapport-Wennink de miljardenclaims alweer op tafel werden gelegd, liet de Najaarsnota zien dat de financiële bomen niet langer bijna automatisch tot in de hemel groeien. Dan heb ik het nog niet eens over alle financiële wensen uit het werkstuk van Jetten en Bontenbal. Het einde van mijn telraam kwam al na een paar alinea's in zicht. Uitgavenmeevallers komen steeds moeizamer tot stand en aan de inkomstenkant gaat het ook niet meer vanzelf. Weliswaar verslaan de inkomsten nog steeds de ramingen, maar in veel mindere mate dan in de afgelopen jaren en waarschijnlijk zijn ze niet structureel. Kortom, een voorbode van financieel zwaarder weer.

Juist dan komt het aan op de vraag: welk financieel beleid voer je en met welke doelen? Voor mijn fractie geldt dat we allereerst willen opkomen voor minder armoede en meer bestaanszekerheid. Vanochtend nog zagen we in het nieuws het bericht dat de armoede na jaren van daling afgelopen jaar weer is toegenomen. Overigens baart niet primair het aantal mensen onder de armoedegrens mij zorgen, maar vooral hoelang mensen in armoede leven en de intensiteit daarvan. Wat is de reactie van de minister op deze cijfers van het CBS?

Ten tweede zet de ChristenUnie zich in voor goede zorg voor de schepping. Investeringen in natuurbeheer, elektriciteitsnetten en duurzame energie zijn geen luxe, maar pure noodzaak. Ondertussen wordt er 1 miljard per jaar bezuinigd op de SDE++, waardoor de belangrijkste investeringsmotor in verduurzaming van de energievoorziening gaat haperen. Dat mag het volgende kabinet dan vervolgens weer herstellen. Is de minister hierbij nog mijn bondgenoot?

Ten derde: voor de ChristenUnie is het belangrijk dat we problemen niet doorschuiven naar toekomstige generaties. Dat betekent niet alleen zuinigheid met vlijt, maar ook dat we de broodnodige investeringen doen in solide infrastructuur en openbaar vervoer, maar ook in veilige dijken en sluizen en de randvoorwaarden voor een functionerende, duurzame economie. Die moeten op orde. Kan de minister toelichten hoe hij de balans bewaakt en hoe hij nu al beleid inzet om te voorkomen dat het begrotingstekort en de staatsschuld de komende decennia weer rap oplopen?

Voorzitter. Om door te gaan op dat laatste punt: als ik de Najaarsnota lees zie ik een tweezijdig financieelbeleidsbeeld. Enerzijds zijn er de cijfers over het begrotingstekort en de staatsschuld. Die zien er op het eerste gezicht positief uit. Aan het begin van het jaar werd het tekort geraamd op 2,8% van het bbp. Dat is een angstvallig kleine marge ten opzichte van de Europese 3%-regel, maar dat tekort zou volgens de Najaarsnota nu zijn geslonken naar 1,8%. Er zit echter weer een addertje onder het gras; veel collega's hebben daar de vinger ook al bij gelegd. In deze laatste weken van het jaar moet dan wel blijken dat de nog openstaande post van 4,6 miljard euro aan taakstellende onderuitputting wordt ingevuld. Hoe schat de minister de kans in dat dat hem zal lukken? Is een tekort van ongeveer 2,2% daarmee niet realistischer? Is de stelling uit de Najaarsnota dat het uitgavenkader onderschreden wordt met 3,1 miljard dan niet een te rooskleurige voorstelling van zaken, nog afgezien van het feit dat taakstellende onderuitputting sowieso een anomalie is? Is dat de reden dat nu geld wordt weggehaald bij bijvoorbeeld de Woningbouwimpuls, waar het over ging toen werd gesproken over het amendement van collega Flach, en de fondsen — zie ook de amendementen van collega Stultiens — terwijl dat in eerdere jaren niet in deze mate gebeurde? Waarom, is mijn vraag.

Los daarvan zitten er nog wel wat onaangename verrassingen in de begroting. Alhoewel, verrassingen? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de ingeboekte korting op de afdrachten aan de Europese Unie van 1,6 miljard euro, waarvan, gelet op alles wat er op dit moment gaande is, iedereen wel aanvoelt dat de korting er in die mate in ieder geval niet gaat komen. Of denk aan de begroting van het ministerie van Asiel en Migratie, die over een poosje nagenoeg leeg is, terwijl de instroom nog steeds hoog blijft, de uitstroom uit azc's klein blijft en er dus gewoon structurele capaciteit nodig is bij het COA, met een bijbehorend kostenplaatje. Maar denk dus ook aan de subsidies voor de verduurzaming van onze energievoorziening; ik had het er al over. Nu de kans niet gering is dat we deze minister nog een rondje gaan terugzien als hoeder van de rijksfinanciën, vraag ik hem of hij zich niet ontzettend zorgen maakt over de lijken die hij onherroepelijk aan gaat treffen in zijn eigen begrotingskast, en die eigenlijk wel vrij openbaar zijn opgebaard, zou je kunnen zeggen. Welk advies heeft hij in dat licht voor de formerende partijen? Kan de minister al dan niet schriftelijk uiteenzetten met welke tegenvallers de formerende partijen de komende maand te maken krijgen? Welke tegenvallers zijn terug te voeren op onrealistische afspraken in het hoofdlijnenakkoord, waar de minister als onderhandelaar nauw bij betrokken was?

Ten slotte nog één tegenvaller. Omdat het Europese klimaatbeleid wordt uitgesteld, is er nog een tegenvaller van 4 miljard in 2027. Hoe kan dat nou zomaar? Bovendien was de manier van communiceren wel een beetje ondermaats, hè? Het was een beetje weggeschreven in een alinea. Nu hebben we alsnog een brief gehad, maar soit, uiteindelijk gaat het hier om een andere kwestie. In de vorige coalitieonderhandelingen zijn de ETS2-inkomsten heel snel ingeboekt als algemene inkomsten. Was dat nou wel prudent en was dat wel netjes? Want de kosten van het leven en het produceren voor mensen worden door ETS2 wel hoger. Hadden we dat zomaar als algemene inkomsten moeten inboeken? Graag hoor ik hier een reflectie op van de minister.

Tot zover.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft aanleiding tot één vraag. Meneer Grinwis, als u terug naar het spreekgestoelte wilt gaan, dan geef ik mevrouw Inge van Dijk het woord. Gaat uw gang.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik weet dat de heer Grinwis het altijd heel fijn vindt om nog iets langer te mogen praten, dus bij dezen. De heer Grinwis ziet allerlei ambities van D66, en het CDA en maakt zich zorgen over armoede, maar aan de andere kant hecht hij ook waarde aan spaarzaamheid. Ik ben wel benieuwd hoe je dat volgens de ChristenUnie zou moeten oplossen. Hoe ziet de ChristenUnie dat?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze vraag en dank voor de extra spreektijd, collega Van Dijk.

De voorzitter:
Met mate, meneer Grinwis, zou ik zeggen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, met mate, met mate, voorzitter. Ik weet dat u de orde strak bewaakt en handhaaft.

Het moet uit de lengte of de breedte komen. Zo simpel is het. We kunnen heel makkelijk zeggen dat de overheid met minder ambtenaren beter moet functioneren, maar we weten allemaal dat daar de grote bedragen niet vandaan zullen komen. Je zult dus heel zorgvuldig naar je stelsels en regelingen moeten kijken, vooral naar stelsels en regelingen die aan vergrijzing zijn gerelateerd, en dan kom je toch bij de moeilijke post van de zorgbegroting. Heel veel zorgkosten worden nu collectief gedragen. Moeten mensen daar uiteindelijk niet zelf meer voor verantwoordelijk worden? Een bekende discussie, die eigenlijk al beslecht is, gaat natuurlijk over de verlaging van het eigen risico, die teruggedraaid moet worden. Dat is eigenlijk wel common sense. Maar dan verder. Natuurlijk moet je ook naar het stelsel kijken. Specialisten in loondienst nemen, levert niet morgen geld op, maar wel op langere termijn. En daarmee beheers je de operatieprikkel toch iets meer. Dat zijn allemaal geen makkelijk discussies en dit is met een minderheidskabinet ook niet makkelijk door beide Kamers te krijgen, maar de ChristenUnie zal bereid zijn om heel serieus naar dit soort grote posten als de zorgbegroting te kijken. Natuurlijk moet je ook kijken naar de sociale zekerheid, maar wij zullen er altijd voor waken dat het niet ten koste gaat van de kwetsbaarste mensen, van wie wij nu al vaak qua regelingen het meeste vragen. Wij zullen ervoor waken dat het stelsel niet nog onzekerder wordt. Er zal juist meer inkomenszekerheid moeten komen.

Wij hebben dus onze piketpaaltjes bij alle bezuinigingen die misschien nodig zijn, maar tegelijkertijd lopen wij niet weg voor het feit dat het uit de lengte of de breedte moet komen. Er zijn meer investeringen nodig. De wereld is in geopolitieke zin onrustiger en dan moet je meer investeren in veiligheid. Dat kun je niet alleen maar organiseren via lastenverzwaringen of door op de pof te leven.

De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik wil de heer Grinwis vooral danken voor zijn constructieve antwoord en opstelling.

De voorzitter:
Kijk! Daar houden we van. We gaan nu luisteren naar de laatste spreker van de Kamer en zeker niet de minste spreker: de heer Dijk van de fractie van de SP. Gaat uw gang.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Dank u wel, voorzitter. In 2025 lukte het het kabinet niet om geld dat bedoeld was voor het toeslagenschandaal en de aardbevingsellende uit te geven, niet omdat er geen problemen meer zijn, niet omdat het leed opgelost is, maar omdat herstel, erkenning en rechtvaardigheid opnieuw zijn vastgelopen in systemen. Dat is een signaal van een overheid die haar eigen problemen niet kan verwerken. Tegenover deze onderbesteding staan duizenden ouders uit het toeslagenschandaal en Groningers die al jarenlang wachten op herstel, niet omdat het geld er niet is, maar omdat de overheid vastzit in procedures, loketten, regels, bureaucratie en een flinke dosis wantrouwen tegenover mensen. Twee parlementaire enquêtes, twee keer een vergelijkbare harde conclusie. Dit was geen incident. Dit was systeemfalen. Bij het toeslagenschandaal was het dat omdat de bureaucratie en het wantrouwen mensen vermorzelden. Regels werden belangrijker dan recht, processen werden belangrijker dan proportionaliteit en uitvoeringsorganisaties raakten zo gefixeerd op fraude dat ze de mensen uit het oog verloren. In Groningen gebeurde hetzelfde. De schade moest worden aangetoond, ingepast en geobjectiveerd, bewoners werden dossiers, herstel werd een eindeloze administratieve molen waarin niemand nog het overzicht had en niemand verantwoordelijkheid nam.

Voorzitter. Wat deze dossiers verbindt, is een overheid die niet in staat is om te handelen buiten haar eigen bureaucratische logica, want de signalen zijn er en de waarschuwingen zijn er ook, maar het systeem kan die niet verwerken. Een overheid die zichzelf heeft ingericht op basis van beheersing, controle, wantrouwen en risicominimalisatie verliest het vermogen om keuzes te maken wanneer dat menselijk noodzakelijk is. Beide enquêtes zijn daar vernietigend over. De Staat was niet afwezig, maar juist te aanwezig, te aanwezig met regels, formulieren, procedures en, zoals ik al zei, een hele bak wantrouwen jegens mensen. Tegelijkertijd was diezelfde overheid, diezelfde Staat, afwezig in menselijkheid, verantwoordelijkheid en daadkracht.

Het is zeer pijnlijk dat er in 2025 juist daar geld overblijft, omdat het herstel niet klaar is, omdat de bureaucratische overheid het simpelweg niet kan absorberen, niet kan verwerken, niet kan uitvoeren. Een overheid die zo functioneert, lost geen problemen op, maar organiseert ze. We zien een vergelijkbaar patroon bij het WIA-schandaal. De onderbestedingen zijn dan een teken van groot falen, hét bewijs dat de overheid vastloopt in haar eigen bureaucratie en haar wantrouwen jegens mensen. Ik wil heel graag een reactie van de minister: hoe kijkt hij hiertegen aan en hoe beoordeelt hij dat er juist op die posten geld overgebleven is?

In onze voorstellen, de voorstellen van de SP, behouden we het geld dat bedoeld is voor de Groningers en voor het toeslagenschandaal, zodat we de gaswinning in Warffum kunnen stoppen en de jongeren met DUO-schulden door het toeslagenschandaal kunnen gaan helpen. Over het stoppen met de gaswinning in Warffum heb ik ook een vraag aan de minister. Vandaag, net, kwam het bericht van de NAM dat er in de Drentse gasvelden wordt gestopt met de gaswinning omdat die velden niet meer rendabel zijn. Datzelfde kan gelden voor Warffum. Waarom niet ook daar stoppen? Waarom daar zo halsstarrig?

Om een begin te maken met het oplossen van de wooncrisis wil de SP geld dat bedoeld was voor de Woningbouwimpuls gebruiken voor de bouw van zorgbuurthuizen en woningen voor dakloze gezinnen met kinderen, omdat ouderen een fijne en kleinschalige plek verdienen om van hun oude dag te kunnen genieten en omdat geen kind op straat hoort te slapen. Terwijl de betaalbaarheidscrisis erger wordt, kiest dit kabinet ervoor om de energietoeslag af te schaffen en de huren nog verder te verhogen. In 2024 vond de grootste huurverhoging in 30 jaar tijd plaats en dit jaar werden de huren wederom fors verhoogd. Dit kabinet zorgt er op deze manier voor dat meer mensen de armoede en onzekerheid in worden gedrukt. Om de armoede te verlichten en op te lossen doen we twee voorstellen. Het eerste voorstel is om de energietoeslag te behouden voor de mensen die 'm nodig hebben. Het tweede is om gemeenten meer ruimte te geven om te voorzien in de directe noden van mensen die nú in armoede leven. Denk aan laptops en fietsen voor kinderen die naar school moeten en deze dingen nu niet hebben. Denk aan het lidmaatschap van een sportvereniging of een muziekschool.

Voorzitter, ik rond af. Op een dag als vandaag lijkt het bespreken van de Najaarsnota op een technische exercitie, maar wij kunnen hier vandaag het verschil maken voor gewone mensen, die zich er iedere dag voor inzetten om hun leven en onze samenleving beter te maken, maar die niet de mogelijkheden en de middelen hebben om dit in vrijheid en met bestaanszekerheid te doen. Dan is er één conclusie die ik uit de Najaarsnota trek als het gaat om geld, om waar het wordt uitgegeven en waar het overblijft: er wordt wel geluisterd naar de roep om forse militarisering, naar miljonairs, naar multinationals, naar Trump, naar Rutte, naar Wennink en naar Draghi, maar niet naar vakbonden, naar zorgverleners en naar gewone mensen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde van de eerst termijn van de Kamer gekomen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
De minister heeft aangegeven 45 minuten nodig te hebben, om en nabij, maar ik ga even uit van 45 minuten, voor de voorbereiding van de beantwoording van de vragen. Over 45 minuten starten wij met de stemmingen. Daarna vervolgen wij dit debat. Ik schors dus voor 45 minuten en daarna gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 12.18 uur tot 13.05 uur geschorst.

Najaarsnota 2025

Najaarsnota 2025

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Najaarsnota 2025.

De voorzitter:
We gaan nu verder met het debat over de Najaarsnota. Wij zijn toegekomen aan de eerste termijn van de minister. Ik geef hem hiertoe graag het woord.

Minister Heinen:
Dank u wel, voorzitter. We zijn nog wat zaken aan het uitzoeken. Die worden straks via de bode naar mij gebracht. Als uw vraag niet beantwoord wordt: het komt allemaal in orde.

Allereerst uiteraard dank voor alle inbreng van de leden. Voordat ik naar de vragen ga, eerst een paar inleidende woorden. In de eerste plaats is het altijd een mooi debat, het debat over de Najaarsnota, in de laatste week voor het reces. Dat herinnert mij eraan dat ik de kerstboom thuis nog moet opzetten. Daar wacht ik altijd even mee, want dan verwachten ze daar ook cadeautjes onder en niks is gratis. Nee hoor, we zorgen goed voor de kleine thuis.

Zoals u in de Najaarsnota heeft kunnen lezen, staan de overheidsfinanciën er op zich goed voor. Een aantal leden wees daar ook al op. Het verwachte begrotingstekort in 2025 daalt naar 1,8% van het bbp. Dat is 0,3 procentpunt lager dan in de Miljoenennota werd verwacht. Ook de staatsschuld komt naar verwachting wat lager uit, op 44,2%. En dat tegen de achtergrond van een groeiende economie, een stijgende koopkracht en een lagere werkloosheid. Dat is gewoon positief en het is goed om dat tegen elkaar uit te spreken.

Tegelijkertijd — dat hoorde ik een aantal leden ook in herinnering brengen — moeten we ons niet rijk rekenen. De meevallers worden minder en de tegenvallers nemen toe. Ik zie ook het aantal amendementen toenemen die ongedekt zijn en die gaten in de begroting slaan, zeg ik even kritisch en streng. Het begrotingstekort stijgt in de toekomst. We staan echt voor grote uitdagingen. Onze veiligheid en welvaart staan onder toenemende druk. Dat betekent dat we fors moeten investeren in onze veiligheid en dat we moeilijke keuzes moeten maken om onze economie blijvend te laten groeien. Dat zal echt moeten door als overheid minder te consumeren en meer te investeren. Ik kom daar straks nader op terug, omdat daar ook vragen over zijn gesteld.

Daarbij kunnen we niet blijven rekenen op meevallers uit het verleden. Deze waren vooral het gevolg van geld dat op de plank bleef liggen, de zogeheten onderuitputting, ook veelvuldig aan de orde geweest. Ik ga daar straks nader op in. We zien de omvang van die onderuitputting wel afnemen. Dat komt mede omdat we de begroting realistischer hebben gemaakt en de uitgaven, zoals we dat technisch noemen, in een beter kasritme hebben gezet. Eerder ingeboekte taakstellingen — niet alleen bij dit kabinet, maar ook bij vorige kabinetten — worden daarmee moeilijker ingevuld. Daar kunnen we niet mee door blijven gaan, want dan boeken we alleen maar tegenvallers in. Een aantal leden van uw Kamer wees daar al op.

Tegenvallers kunnen overigens ook ontstaan doordat we bij geld dat overblijft het gevoel hebben dat we dat weer moeten gaan uitgeven. Dat is verleidelijk, maar het staat haaks op het trendmatige begrotingsbeleid dat we met elkaar afspreken, waarbij meevallers naar de algemene middelen gaan, net als tegenvallers. Op die manier proberen we dat in balans te houden. Aan de inkomstenkant van de begroting werkt uiteraard de automatische stabilisatie. Die ademt mee met de conjunctuur. Daarmee zijn we kritisch op de uitgaven. Dat heeft een macro-economische stabiliteitsfunctie in onze economie, maar zorgt ook voor rust en voorspelbaarheid in het begrotingsproces. Dat is een van de successen van Nederland als het gaat om het macro-economische en financiële beleid. Ik voel me zeer verantwoordelijk om u elke keer van dat beleid te overtuigen.

Ik wijs in dit licht ook op de nog openstaande taakstellende onderuitputting van 4,6 miljard — daar ga ik zo nader op in — maar ook op de nog openstaande rekening voor Defensie, de toenemende uitgaven als gevolg van de vergrijzing en de stijgende rente. Dat zijn allemaal uitdagingen waarvoor we staan. We staan er nu dus goed voor. Laten we dan ook tevreden zijn over alle inspanningen die we hebben gedaan, maar nogmaals, laten we ons niet rijk rekenen, want we zien echt de uitdagingen op ons afkomen.

Dit is een mooi bruggetje naar alle inhoudelijke vragen die zijn gesteld. Die wil ik graag beantwoorden langs de volgende onderwerpen. Ik begin met de overheidsfinanciën. Dan zijn er veel vragen gesteld over investeringen. Dat zou onderwerp twee zijn. Daarna ga ik naar de inkomsten en een aantal zaken die daaraan relateren, zoals de lasten en de koopkracht. Ik wil afsluiten met de uitgaven. Daarover zijn, gek genoeg, de meeste vragen gesteld; vandaar ook mijn waarschuwende inleiding. Dan zijn er nog de overige vragen. Voorzitter, langs die volgorde wou ik het langslopen.

De heer Flach (SGP):
Ik heb er helemaal geen moeite mee als een minister van Financiën zuinig is. Ik vind dat een hele mooie competentie. Houden zo, zou ik zeggen. Tegelijkertijd heb je ook het budgetrecht van de Kamer. Die heeft op enig moment in een begroting gezegd: we hebben dit bedrag beschikbaar voor — laten we zeggen — woningbouw en dat stoppen we in een fonds. Juist door de gekozen structuur is het belangrijk dat dat geld beschikbaar blijft voor dat doel. De minister doet hier nu net alsof het ongedekt is als je dat wil behouden voor het doel waarvoor het was, maar dat is toch wel een beetje de omgedraaide wereld. Het was toch de Kamer die had gezegd: dit bedrag willen we inzetten voor woningbouw? Daar zat altijd een 100%-eindejaarsmarge op. Dat schuiven we dus ook door. Dat valt nu in één keer vrij. Wellicht komt de minister nog op die vraag, maar er zit wel een soort subtiele ondertoon in van "pas op, dit is een trendmatige afspraak die we hebben". Ligt dat hier niet gewoon anders?

Minister Heinen:
Ik ga hier dadelijk nog nader op in. Ik zal ook de amendementen appreciëren, maar het volgende zeg ik nu meer in algemene zin. In principe werken wij met een eindejaarsmarge van 1% van de omvang van de begroting, ook als stimulans voor een doelmatige besteding van middelen. Spiegelbeeldig daaraan hebben we natuurlijk de in=uittaakstelling. Daarop gaan we zo nader in. Op een aantal begrotingsfondsen hebben wij een 100%-eindejaarsmarge. Dat zit bijvoorbeeld op het Mobiliteitsfonds en het Defensiematerieelbegrotingsfonds, maar als wij op allerlei andere begrotingen ook een 100%-eindejaarsmarge gaan toepassen, verhoudt zich dat niet tot de begrotingssystematiek zoals we die hebben gekozen. Nogmaals, ik ga daar straks nader op in.

Het klopt dat er op deze woningbouwmiddelen geen oneindige eindejaarsmarge zit, maar de suggestie wordt gewekt dat er geld overblijft dat anders was uitgegeven. De regeling is opengezet. Daar is op ingetekend. We kunnen voorzien in overal waarop is ingetekend. Er is ook een potje dat overblijft waar niet op is ingetekend. In het licht van het trendmatige begrotingsbeleid is dat inderdaad een meevaller. Die gaat naar de algemene middelen, want we hebben elders ook tegenvallers en daar wil je niet direct voor hoeven ombuigen. Dit is niet wat ik in het debat hoorde, maar nogmaals, ik ga straks nader in op het punt dat er middelen worden afgeroomd of niet tot besteding zijn gekomen. Er is simpelweg niet op ingetekend. Als dat wel het geval was geweest, dan waren deze middelen ook gewoon uitgegeven.

De heer Flach (SGP):
Met enige zelfbeheersing houd ik het hierbij en kom ik er straks op terug.

Minister Heinen:
Ja, bij het amendement kunnen we 'm ook nog even met elkaar in de techniek afpellen.

De voorzitter:
Bij het woord "zelfbeheersing" ging de heer Tony van Dijck staan. Gaat uw gang.

Minister Heinen:
We kennen hem als iemand die zichzelf goed kan beheersen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat wel, dat wel. Ik heb het even over die onderuitputting, want er staat in de Najaarsnota dat er nog een taakstelling van 4,6 miljard is richting het jaarverslag. U hebt nu 700 miljoen gebruikt voor Oekraïne. Die 4,6 miljard wordt nu 5,3 miljard. Kijken we daar nog een wijziging van? Dat is mijn eerste vraag.

Dan b. Kunnen wij ook nog stukjes van de onderuitputting gebruiken voor eenmalige uitgaven zoals deze minister van Financiën dat heeft gedaan richting Oekraïne?

Minister Heinen:
We hebben een standaard in=uittaakstelling als tegenhanger van de eindejaarsmarge. Dat hoef ik de heer Van Dijck niet uit te leggen. Die is inderdaad om en nabij de 4,1 miljard. Die zou zich in de regel gewoon moeten vullen, gegeven de eindejaarsmargesystematiek. Daarbovenop zijn aanvullende onderuitputtende taakstellingen gezet. Dit is een wat technisch jargon. Dan denken we dat er nog meevallers komen en die gaan we eigenlijk al uitgeven. Daar moeten we terughoudend mee zijn. Dat was niet alleen zo bij dit kabinet, maar ook bij het voorgaande kabinet. Bij het voorgaande kabinet, Rutte IV, is er twee keer om en nabij een miljard ingeboekt, opgeteld zo'n 2,3 miljard, wat doorloopt tot in het huidige jaar. Dat moet ook nog ingevuld worden. Daarbovenop heeft dit kabinet een kleine taakstelling toegevoegd, in het licht van de discussie die we hebben gehad over realistisch begroten en de grote onderuitputting die we zagen. Zo telt het geheel op.

Ik denk dat je de in=uittaakstelling in de regel wel zal kunnen vullen. Dat zie je vaak bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Bij de Najaarsnota zie je dus een eerste deel. Maar wat de heer Van Dijck zegt, klopt: alles wat je nu uitgeeft, kan je niet inzetten ter invulling van de openstaande taakstellingen. Dat heeft het kabinet ook in de brief gezet over die 700 miljoen: pas op, Kamer, want bij alle middelen die je ziet als "over" en die je nu uitgeeft, betekent het eigenlijk dat je een tegenvaller inboekt en dat het tekort van 1,8% gaat oplopen. Maar daar komen we pas ergens in het voorjaar achter, bij het Financieel Jaarverslag. Dus daar heeft de heer Van Dijck gelijk in. Daarom roep ik ook: pas hiermee op, want in feite begroot u de tegenvallers voor de staatskas. Nogmaals, dat is niet omdat ik daar per se slechter van slaap, maar het zijn allemaal leningen en schulden die straks weer terugbetaald moeten worden. Er moet rente over worden betaald, dus we bewijzen ook de mensen na ons daar geen dienst mee. Om het samen te vatten: de heer Tony van Dijck heeft ook hier gelijk in.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik heb gelijk.

De voorzitter:
Ik heb het genoteerd; u heeft weer gelijk. Maar alsnog afrondend op dit punt.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik zeg het voor de Handelingen. Waar het mij om gaat, is dat de minister ons als Kamer altijd disciplinerend toespreekt en zegt: gebruik de onderuitputting niet, want dan loopt het tekort op en dat is eigenlijk tegen de begrotingssystematiek. Maar hij doet het nu zelf richting Oekraïne. Het zal wel een noodgeval zijn, maar in principe gaat het in tegen de regels en ook tegen de oproep van de minister richting de Kamer.

Minister Heinen:
Nee, dat is ook de reden waarom we … De aanleiding was de motie van de Kamer om 2 miljard uit te geven. Daarvan hebben we gezegd: die is ontijdig; laat ons proberen dit netjes in te passen, ook gezien de noden van Oekraïne. We hebben de wens van de Kamer gehoord. Ik kom er straks nog specifiek op terug, maar ik hoorde de heer Stultiens zeggen dat de motie niet is uitgevoerd. Dat vind ik gek, als we een Kamerbrief sturen waarin staat: we voeren een motie uit. Het zal wel iets met politieke retoriek te maken hebben. Maar wij konden 700 miljoen wel vrijmaken — dat gaat inderdaad ten koste van de invulling van de taakstelling onderuitputting — maar daarmee kan je de levering naar Oekraïne in stand houden zoals we die hadden en blijft Q1, dat is het eerste kwartaal van 2026, op het niveau van de voorgaande jaren. Dat is ook waar de motie toe opriep, namelijk "kijk naar Q1". Excuus voorzitter, ik bedoel het eerste kwartaal. Om dat te continueren, moet je dit bedrag vrijmaken. Nogmaals, het is een terecht punt dat de heer Van Dijck maakte.

De voorzitter:
Ik hoorde de minister zeggen dat de minister straks nog terugkomt …

Minister Heinen:
Ja, specifiek op de motie.

De voorzitter:
… op de motie van de heer Stultiens. Ik wil voorstellen dat we nu beginnen aan de beantwoording van de vragen, dat we dat per blokje doen en aan het eind van het blokje ook ruimte hebben voor vragen. Ik kijk ondertussen namelijk ook naar de klok en we hanteren het kerstregime, meneer Stultiens. Dus als u een vraag heeft die niet in de blokjes past, heeft u daartoe de gelegenheid.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik werd net uitgedaagd, maar ik kom straks wel terug.

De voorzitter:
Wat een zelfbeheersing.

Minister Heinen:
Voorzitter. Dat is wel waar. Ik daagde de heer Stultiens een beetje uit, dus het was terecht dat hij zei: laat me mijzelf dan ook verdedigen. Maar we gaan het nog behandelen, want ik heb het genoteerd.

De voorzitter:
Begint u aan uw eerste blokje.

Minister Heinen:
Allereerst de overheidsfinanciën. Het lijkt me altijd goed om daarmee te starten. Mevrouw van Eijk vroeg hoe we de ramingen structureel gaan verbeteren. Ze noemde de aangekondigde vervolgonderzoeken van de expertgroep ramingen. Ik denk dat dit zeer belangrijk is als we kijken naar afgelopen jaar. We hebben ons ingezet om te onderzoeken hoe we begrotingen realistischer kunnen maken en voorspelbaarder, om zo het vertrouwen in de begrotingen te herstellen. Dat kwam namelijk onder spanning te staan, zagen we, omdat ramingen en realisaties te ver uit elkaar gingen lopen.

Voorzitter. Ik som het op. De betrouwbaarheid van de ramingen is cruciaal. Daar heb ik net al iets over gezegd. Daarom hebben we de expertgroep in het leven geroepen. Die heeft een mooi rapport opgeleverd. Vervolgens hebben we de uitgaven in een realistischer kasritme gezet. Daar heb ik een kadercorrectie op toegepast om te voorkomen dat het doorschuiven van middelen ruimte maakt onder het uitgavenkader en dat die weer worden uitgegeven, want dan gaan we geld twee keer uitgeven en dat lijkt me zeer onverstandig. Vervolgens hebben we een kabinetsreactie gestuurd, waarin staat hoe we puntsgewijs gevolg geven aan alle aanbevelingen. Daar hebben we overigens ook in de Miljoenennota over gerapporteerd; de Kamer kan het allemaal teruglezen. Ik vind het een terechte vraag, dus ik zal er nog langs lopen.

Er zijn al een aantal grote stappen gezet, waar ik net naar verwees. We proberen nu ook de maandelijkse inkomsten- en uitgavenrealisaties op rijksfinancien.nl te publiceren. Dat is een hele omvangrijke operatie. Er zijn knappe koppen achter de schermen mee bezig, zodat uw Kamer ook in realtime realistische … Excuses, voorzitter, voor mijn Engelstalige woorden. We proberen ervoor te zorgen dat het in de tegenwoordige tijd realistisch te volgen is. Dat is ingewikkeld. De rijksoverheid is groot. Ik ben ook weer afhankelijk van de data die uit andere departementen worden aangeleverd. Vervolgens zetten we ook ramingen transparant online. We gebruiken naïeve ramingen als zijlicht. Dat is een belangrijk punt geweest, voor wie het debat van de expertgroep toen heeft gevolgd. We evalueren ook handmatig bijstellingen met externe experts; die worden ook uitgevoerd. En als het nodig is, komen er updates op en worden die ook aan uw Kamer gecommuniceerd. Er worden schattingsvergelijkingen herijkt. Die herijking proberen we in de zomer van 2026 op te leveren.

Mevrouw Van Eijk vroeg specifiek naar de vpb. Daarvoor loopt ook een verbetertraject. Dat onderzoek loopt op dat moment. Dat zijn dus allemaal stappen die wij nu zetten en we houden uw Kamer daarvan op de hoogte.

Mevrouw Van Eijk en de heer Flach hadden ook een vraag over de taakstelling van 4,6 miljard en of die volledig ingevuld gaat worden. Ik ben hierop in mijn inleidende woorden al ingegaan. Nogmaals, de in=uittaakstelling moet nog wel lukken, maar voor overige taakstellingen hangt het er ook vanaf hoe ongeschonden we uit dit debat gaan komen.

Voorzitter. De heer Flach vroeg ook nog of vooraf onderuitputting is ingeboekt en hoe we teruggaan naar een realistischer kasritme. Dat vind ik een goede vraag. Tegelijkertijd vraag ik ook enige reflectie van de Kamer, omdat we dit debat veel hebben gevoerd met elkaar en er ook vaak verzoeken kwamen om dit vooruitlopend op deze onderuitputting vast in te boeken, zodat we het geld konden uitgeven. Daarvan heb ik altijd gezegd: pas op.

Ik ben daar zelf ook niet helemaal vrij van, omdat ik natuurlijk ook onderdeel was van een vorig kabinet, waarin eveneens taakstellingen zijn ingeboekt. In het licht van de toenmalige economische situatie was het ook echt wel te verantwoorden, want we zagen grote onderuitputtingen. Maar ik waarschuw wel dat we dat nu op z'n retour zien. Pas dus op met het opnieuw inboeken van taakstellingen en laat mij m'n best doen om de huidige allemaal in te vullen. Dat vergt wel enige terughoudendheid in het opnieuw uitgeven van meevallers.

De heer Hoogeveen vroeg hoe onderuitputting zich verhoudt tot een realistische begroting. Eigenlijk in het licht van wat ik net al zei. We zagen grote verschillen tussen ramingen en realisaties. Vooruitlopend daarop hebben we gezegd: dan boeken we ook een taakstelling in om de ramingen meer aan te laten sluiten op de realisatie, ook om precies de discussie te voorkomen die we hier nu voeren, van "hé, er blijft geld over, laten we dat uitgeven". Terwijl je weet dat als uitgaven doorstijgen, ze later alsnog worden uitgegeven. Dan geef je geld dus dubbel uit. Dat is de reden waarom wij die taakstelling hebben ingeboekt, vanuit de gedachte om meer realistisch te ramen. Tegelijkertijd denk ik dat de achtergrond van de vraag van de heer Hoogeveen ook is: als je dat te veel doet, wordt het ook niet realistisch. Dat is natuurlijk een zeer terecht punt. Ik denk wel dat we nu op dat punt zijn aangekomen.

Mevrouw Van Dijk stelde de vraag — het is meer een gewetensvraag — of ik denk dat het teruggrijpen op het beperken van de prijsbijstelling en de tabelcorrectiefactor houdbaar is voor de langere termijn. Ik begrijp de vraag ook zo dat mevrouw Van Dijk zei: maak echte ombuigingen, grijp niet terug op de meer technische instrumenten. Daarmee ben ik het zeer eens. Ik wijs erop dat het erg lastig is om in gezamenlijkheid, in meerderheid tot ombuigingen te komen. Dan heb je in de rol van minister van Financiën een paar instrumenten die je kan gebruiken. Dat zijn vaak indexaties die je kan bevriezen. Dan weet je in ieder geval zeker dat het, vanuit de begroting geredeneerd, netjes gaat.

Maar het zijn niet de meest ideale instrumenten om in te grijpen. Het is eigenlijk een wat meer generieke methode, in het verleden nog weleens de kaasschaafmethode genoemd. Ik denk dat we als politiek moediger moeten zijn dan dat; we moeten ook echt durven aan te wijzen waar we dan minder aan gaan uitgeven. Uiteindelijk is dat het beste. Zo nu en dan kan je het inzetten, maar het zal geen recept zijn om begrotingsgaten te dichten. Dat was een terecht punt van mevrouw Van Dijk.

Voorzitter. Dat was het blokje overheidsfinanciën. Dat was kort. Dan wil ik nu naar de investeringen gaan. Daar waren veel vragen over, maar ik zie dat ik hier even een punt zet.

De voorzitter:
Dat klopt, want uw antwoord geeft aanleiding tot vragen. Meneer Flach, gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):
Een beschouwende vraag, voorzitter. Hoe ziet de minister het budgetrecht van de Kamer als je vooraf onderuitputting moet inboeken om te voldoen aan een in=uittaakstelling die het spiegelbeeld is van een eindejaarsmarge? Wie het vatten kan, die vatte het. Daarmee is de mogelijkheid van de Kamer om financieel te sturen of om budget te zoeken eigenlijk tot nul gereduceerd, en elk reflex die de Kamer heeft om met een voorstel te komen, wordt lamgelegd met de vraag waar de dekking dan is. Hoe ziet de minister in dat licht het budgetrecht van de Kamer? Hoeveel waarde heeft dat nog?

Minister Heinen:
Nou, het budgetrecht is het allerbelangrijkste. Dat ligt bij de Tweede Kamer. Ik heb nu een dubbele pet op, maar als Kamerlid heb ik er ook altijd voor gevochten om het budgetrecht van de Kamer te versterken. Het eindoordeel ligt daar. De Tweede Kamer gaat over hoe het geld wordt uitgegeven. Dat in de eerste plaats.

De in=uittaakstelling is, nogmaals, een puur technische tegenhanger van de eindejaarsmarge. Die staat niet haaks op het budgetrecht. Als je middelen doorschuift naar het volgende jaar, overschrijd je daarmee het uitgavenkader. Daarom boek je 'm tegengesteld met een taakstelling. Zo kun je elk jaar de 1%-eindejaarsmarge vormgeven. Dat presenteren wij in de Miljoenennota. Die wordt aangenomen, dus het budgetrecht wordt daarmee volledig gerespecteerd. Als de Kamer zegt graag een andere in=uittaakstelling of een andere eindejaarsmargesystematiek te willen, dan is dat aan de Kamer. Elke keer als de Kamer stemt over de Miljoenennota en over begrotingen, acht ik mij echter gesteund in het begrotingsbeleid zoals dat wordt voorgesteld.

De heer Flach (SGP):
Mijn vraag gaat meer over de loop waarin we terechtkomen. Stel dat je geld overhoudt in een bepaald jaar. Dat gaat dan door naar het volgende jaar, maar wordt tegengeboekt met een taakstelling. Die taakstelling moet je in de loop van het jaar op gaan vangen met meevallers die er zijn. Alle meevallers kun je dus ook niet inzetten voor alternatieven die je als Kamer hebt. Het budgetrecht van de Kamer beperkt zich daarmee tot de hele grote lijnen van de P&C-documenten. Meevallers en dergelijke verdampen voortdurend in de loop van de systematiek van onderuitputting, meevallers en alle termen die ik net heb opgenoemd. Is het daarmee niet gewoon een holle frase geworden?

Minister Heinen:
Nee. Ik denk dat wij dan nog een boom moeten opzetten over de exacte systematiek achter de in=uittaakstelling, want er gaat in de redenering, met alle respect, wel wat mis. We hebben in de Najaarsnota geprobeerd om dit toe te lichten, omdat we zien dat deze discussie vaak terugkomt. De in=uittaakstelling wordt structureel ingeboekt, nogmaals, als tegenhanger van de eindejaarsmarge. Ik zal het proberen heel makkelijk uit te leggen. Stelt u zich voor dat we een kerstborrel hebben en dat u met de taxi naar huis gaat. U heeft het bonnetje en declareert het bedrag van de rit bij salarisadministratie, maar u krijgt het in januari uitbetaald. Dan is het een belasting van het saldo in het volgende jaar. Maar omdat je weet dat dit elk jaar gebeurt, boek je 'm elk jaar op "tegen". Op die manier hou je je uitgavenkader. Dit is de in=uittaakstelling en die vindt elk jaar plaats. Die systematiek leidt er niet toe dat je geen meevallers kan inzetten. Dit soort treintjes zie je dus elk jaar plaatsvinden. Ik denk dat ik de heer Flach beter begrijp als hij het licht schijnt op: daarbovenop nog aanvullende taakstellingen boeken. Dat klopt, maar dat doen we wel onszelf aan. We boeken dan namelijk een taakstelling in en dan denken we geld te hebben. Dat geven we uit, maar ik zeg dan achteraf: wacht even, de hypotheek die u heeft afgesloten, moet nog wel afgelost worden. Dan kan het niet zo zijn dat de Kamer zegt: dat is het budgetrecht. Dan ga je het geld namelijk twee keer uitgeven en daar waak ik voor. Als dat een keuze van de Kamer is, dan is het laatste woord uiteraard aan de Kamer, maar we moeten ons bewust zijn van het volgende. Als wij een taakstelling inboeken en dat geld vervolgens wel uitgeven, dan komt de rekening een keer en die moet wel ingelost worden. In mijn beleving staat dat niet op gespannen voet met het budgetrecht. Dat is gezond boekhouden.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Flach (SGP):
Ja, afrondend, voorzitter. Als ik het verkeerd heb opgesomd, dan is dat omdat ik de voorzitter ter wille wil zijn door mijn interruptie kort te houden. We zouden er inderdaad een veel langere boom over kunnen opzetten. Ik snap de systematiek, maar het geeft mij als Kamerlid wel degelijk het gevoel dat je eigenlijk gevangenzit in vooraf ingeboekte onderuitputtingen, waardoor elke meevaller die zich in het jaar überhaupt voordoet eigenlijk al in veelvoud belegd is. Met andere woorden: door die systematiek neem je toch wel het micro-instrument van het budgetrecht uit handen. Macro mogen wij nog steeds een klap geven op de begroting enzovoorts, maar micro kun je feitelijk niks meer. Mijn oproep aan de minister zou zijn om op een ander moment toch nog eens na te denken over hoe we dat wapen weer wat scherper kunnen maken voor de Kamer.

Minister Heinen:
Dank u wel, meneer Flach. Ik begrijp u beter. Wij zouden hier in het Financieel Jaarverslag van het Rijk nader op in kunnen gaan. We moeten dan namelijk ook een discussie voeren over de eindejaarsmarge. Wat is daar de gewenste omvang van? We hebben die nu op 1% gezet. Als je die op 0% zou zetten, dan heeft u helemaal gelijk en heeft u inderdaad meer ruimte daarin. Ik wijs er dan nog steeds op dat ik het, in het licht van trendmatig begrotingsbeleid, onverstandig vind dat je in december geld uitgeeft dat over is. Je hebt altijd tegenvallers. Maar goed, daar hoor ik de heer Flach ook niet over. Het gaat hem om grip krijgen op de begroting, dus laat mij in het Financieel Jaarverslag van het Rijk een wat uitgebreider hoofdstuk weiden aan deze systematiek, de gewenste omvang daarvan, waarom wij denken dat 1% goed is en wat het voor- en nadeel is van grotere eindejaarsmarges. Als je die vergroot, kom je eigenlijk in de situatie waar de expertgroep op wees. Die zegt namelijk: met volledige doorschuif van middelen krijg je nog grotere onderuitputting aan het eind van het jaar. Dan we hebben we weer de discussie over de vraag of de begroting realistisch is. Maar laat me dit goed onder elkaar zitten. Dan kunnen we het in een commissiedebat in de techniek een keer helemaal uitbenen met elkaar, zodat we weer weten met elkaar waarom we dit doen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zal niet ingaan op het declaratievoorbeeld dat de minister gaf om de in=uittaakstelling te illustreren, maar …

Minister Heinen:
Dat was niet het beste voorbeeld, nee.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
… ik heb wel een informatievraag, die ik ook in mijn bijdrage heb gesteld en die eigenlijk het beste past onder het kopje overheidsfinanciën. Deze minister maakt in een andere hoedanigheid maximaal gebruik van zijn budgetrecht bij zijn onderhandelingen over de financiën voor een nieuw kabinet. Daarbij komen allemaal tegenvallers op tafel; donderwolken, onvermijdelijke opgaven. Wij krijgen daar pas weer informatie over bij een coalitieakkoord of bij de Voorjaarsnota. Is het mogelijk dat de Kamer de komende maand door deze minister wordt geïnformeerd over wat nu de actuele tegenvallers zijn, onder andere tegenvallers die misschien zijn afgesproken in het hoofdlijnenakkoord maar die toch niet gerealiseerd kunnen worden? Denk aan de asielbegroting, denk aan de MFK-korting in Europa; in mijn bijdrage heb ik nog meer voorbeelden genoemd. Zou de minister daarin inzicht kunnen geven en daarbij ook in kunnen gaan op wat de verschillen van inzicht zijn wat betreft het basispad dat het ministerie hanteert en het basispad dat bijvoorbeeld het CPB hanteert? In dat laatste is een deel van de tegenvallers al verwerkt.

Minister Heinen:
Over de tegenvallers die ik in beeld heb, heb ik al gecommuniceerd. Dat zat op een tegenvaller naar aanleiding van een amendement in de Kamer, wat een miljard sloeg als gevolg van de box 3-systematiek. Maar het is de indiener vergeven. Die heb ik in beeld gebracht. Er is ook een fors gat geslagen wat betreft de ETS-opbrengsten door een jaar uitstel van de ETS2-invoering. Als het goed is heb ik gister uw Kamer hierover geïnformeerd. Wat betreft de asielraming en de EU: ik denk dat we een andere definitie hebben van tegenvallers. De heer Grinwis ziet een tegenvaller aankomen, denk ik, maar een tegenvaller materialiseert zich pas als je, in het geval van asiel, de asielstroom niet naar beneden weet te brengen. Die wetten behandelen we, maar wanneer het zich materialiseert, is natuurlijk een vraag. Wat de EU-korting betreft: het hangt ervan af hoe hard je daar in gaat. Ik vind niet dat ik al op voorhand moet zeggen: nou, die boek ik alvast af, want dat gaat ons niet lukken. Ik sta pas aan het begin van die onderhandelingen. Dus wat een tegenvaller is, daarover denken wij … Een tegenvaller definiëren en accepteren doe ik bij de budgettaire nota's, via het reguliere proces. Ik zou er wel voor willen waken om elke keer, elke week, een aparte brief te sturen. Wij sturen budgettaire nota's aan uw Kamer. Daarin meld ik alle tegenvallers en alle meevallers. U kunt die in hun totaliteit bezien. Als wij tussentijds zicht krijgen op echt omvangrijke tegenvallers, dan melden we dat apart, zoals met ETS2. Het wordt echter vrijwel onmogelijk om op dagelijkse basis een brief te sturen omdat we denken ergens een tegenvaller te krijgen. Dat leidt ook wel tot een heel onrustig begrotingsproces. Ik zou daar dus geen voorstander van zijn; laat ik het voorzichtig zeggen.

De voorzitter:
Kort en afrondend op dit punt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, volgens mij hebben we als Kamerlid wel recht op informatie. Ik heb er wel behoefte aan. Het gaat me niet om het woord "tegenvaller". Het gaat erom dat we een basispad hebben, waarop verschillen zitten tussen het CPB en het ministerie. We hebben te maken met onderhandelingen, waarbij drie fracties zicht hebben op financiële feiten. Dan gaat het niet alleen om tegenvallers of donderwolken, maar ook om zaken die in het verleden zijn ingeboekt, waarvan nog moet blijken of ze daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Je kunt dan inderdaad hoop hebben op de effectiviteit van de asielwetten die zo meteen in de Eerste Kamer liggen, maar feit is dat de waterval in het geval van de Asielbegroting gigantisch is. Ik heb als Kamerlid behoefte aan de informatie over alle potentiële tegenvallers, het basispad en de uitdagingen die deze minister in zijn hoedanigheid als onderhandelaar onder andere op tafel heeft. Ik zou daar als Kamer graag parallel aan de onderhandelingen, bijvoorbeeld over een maand, over geïnformeerd willen worden. In de gebruikelijke begrotingssystematiek krijgen wij namelijk eigenlijk pas bij de Voorjaarsnota weer nieuwe inzichten.

Minister Heinen:
Alles wat in de formatie gewisseld wordt, wordt openbaar gemaakt. Dat formatiearchief wordt dus openbaar. Door de interruptie van de heer Grinwis kan de suggestie ontstaan dat ik tegenvallers achterhoud. Ik informeer de Kamer over wat ik weet. Ik wijs erop dat wij dat wel op geëigende momenten doen. Dat doen we via de budgettaire nota's of separaat, wanneer er bijvoorbeeld besluitvorming aan ten grondslag ligt. Dit is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van het klimaatpakket in de Europese Commissie, wat gevolgen heeft voor het ETS2-instrumentarium. Soms loopt er ook een rechtszaak, waarbij je je afvraagt of het een tegenvaller wordt of niet. Daar ga ik niet over rapporteren. Ik moet dan eerst de rechterlijke uitspraak weten. Soms zegt een collega-bewindspersoon dat hij denkt dat er tegenvallers aankomen. Dan zeg ik dat we nog eens goed om tafel gaan zitten, omdat ik denk dat er nog wel wat beleid gevoerd kan worden om die tegenvaller te voorkomen. De Kamer moet het kabinet dus ook de ruimte geven om het beeld uit te laten trillen dat als we denken dat iets een tegenvaller is, we de Kamer daar dan ook goed over informeren. We krijgen anders echt een heel onrustig informatieproces. Nogmaals: we rapporteren op de geëigende momenten of via aparte stukken over alles wat wij weten. Ik heb nu niet meer zicht op tegenvallers dan ik u al gemeld heb. Wat in de formatie wordt gewisseld, wordt openbaar gemaakt, maar we gaan niet tijdens het formatieproces stukken openbaren. Zo werken we ook niet samen met elkaar.

De voorzitter:
Meneer Grinwis, ik had net al gezegd "kort en afrondend", dus als het een heel kort punt is …

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, dit is wel fundamenteel, want ik vind dat wij recht hebben op deze informatie. Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met het feit dat in het hoofdlijnenakkoord 1 miljard is bezuinigd op de risicobuffer van de SDE++? Dat is heel eufemistisch taalgebruik. We komen daar nu gewoon op tekort, waardoor het de volgende ronde zeer de vraag is of die open kan. Wat gebeurt daarmee? Het gaat niet alleen over tegenvallers in formele zin. Het gaat over dit soort punten, die allemaal bijvoorbeeld voortvloeien uit het hoofdlijnenakkoord, zoals in dit geval. Je kunt er vergif op innemen dat je die als nieuwe coalitie zult moeten terugdraaien. Anders stopt het uitzetten van de huidige SDE-rondes zoals we dat gewend zijn. Ik probeer vat te krijgen op deze feiten, die niet allemaal te vatten zijn onder het woord "tegenvaller". Ik snap dat de minister terugvalt op zijn normale begrotingscyclus, maar hij weet ook dat er op dit moment onderhandelingen plaatsvinden op basis van financiële feiten en cijfers …

De voorzitter:
En uw vraag, meneer Grinwis?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
… waar de Kamer graag over geïnformeerd wil worden, niet pas achteraf.

Minister Heinen:
Dat suggereert dat er informatie ligt die u niet heeft. We werken op basis van vertrouwen. De informatie die ik heb, deel ik met de Kamer. Als de heer Grinwis het gevoel heeft dat ik informatie achterhoud, dan zie ik ook de politieke consequentie, maar ik laat me niet aanmeten dat wij informatie achterhouden. Alles wat ik heb, communiceer ik. De SDE++ en de risicobuffer staan in het regeerakkoord. Daar is over gecommuniceerd. Mijn collega van KGG informeert de Kamer over de regelingen en de kasschuiven die daar plaatsvinden. Daar heeft u gewoon debatten over. Dat wordt dus gecommuniceerd. Wat betreft de asielraming: het klopt dat die niet structureel in de boeken staat. Dat was echter een besluit van Rutte IV, waar ik ook mee te maken heb. Daar zijn wij beiden debet aan geweest. Ik vind het te makkelijk om nu hier te zeggen: ik heb als Kamerlid recht op informatie die ik niet heb. Nogmaals, de informatie die wij hebben, delen wij met uw Kamer op de geëigende momenten en aanvullend als daar besluitvorming aan ten grondslag ligt, zoals bij de Commissie. Over de SDE bent u ook geïnformeerd. Daar zult u het mee moeten doen. Het formatiearchief wordt openbaar gemaakt, maar we gaan niet tijdens de formatie stukken openbaren. Ook daar moeten de juiste gesprekken gevoerd kunnen worden. Er moet informatie opgevraagd en bestudeerd kunnen worden om zich daartoe te kunnen verhouden. Vervolgens kan dat met de Kamer gedeeld worden.

Mevrouw Van Berkel (D66):
Als ik me niet vergis, hoorde ik de minister net ook iets zeggen over de taakstelling op de EU-afdrachten. Ik ben oprecht nieuwsgierig waarom de minister denkt dat die taakstelling wél ingevuld kan worden, want zelf denk ik dat die nogal onrealistisch is. Ik ben erg nieuwsgierig naar waarom de minister dat denkt.

Minister Heinen:
Dat snap ik. De taakstelling is natuurlijk een verwachte korting. Die kan gehaald worden. Dan moet de premier in de Europese Raad een veto uitspreken en zeggen: ik ga niet naar huis voordat ik die korting heb. Zo wordt die ingevuld. Of niet, maar dan heeft de premier een andere afweging gemaakt. Maar laten we die discussie goed voeren, want de discussie rond het hele Meerjarig Financieel Kader, het MFK, is breder dan alleen de korting. We kijken ook naar modernisering van de begroting. We kijken naar de Nederlandse nettobetalingspositie. We kijken ook of er meer middelen vanuit Europa naar Nederland getrokken kunnen worden om de nettobetalingspositie te verbeteren. Zo zijn er heel veel ijzers in het vuur. Wij proberen natuurlijk om er in het geheel een mooie deal uit te halen voor Nederland.

Mevrouw Van Berkel (D66):
Ik hoor de minister dus zeggen dat hij er vertrouwen in heeft dat we uiteindelijk positief uit een dergelijke deal komen.

Minister Heinen:
Ik ga natuurlijk alleen akkoord … Maar goed, nogmaals, we hebben het over 2027. Ik hoop dat ik dan niet meer als demissionair minister hier sta, maar dat er dan een missionair kabinet is. Ik ga ervan uit dat die het verstandig gaan doen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Nog even over die onderuitputting. In het antwoord op vraag 18 van de feitelijke vragen over de Najaarsnota viel mij op dat Financiën uitgaat van een onderuitputting in 2027 van 1,5% en in 2028 van 0,7%, maar het CPB van -12,9 … Miljard; sorry.

Minister Heinen:
Miljarden, ja.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Vergeet die procenten! Financiën gaat dus uit van 1,5 miljard en het CPB van 12,9 miljard voor 2027, en voor 2028 …

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Tony van Dijck (PVV):
… van 0,7 miljard en het CPB van 8,3 miljard. Dat zijn nogal hele grote verschillen. Ik weet dat er altijd wel wat verschillen zijn tussen het CPB en Financiën, maar verschillen van meer dan 10 miljard ten aanzien van de onderuitputting …

De voorzitter:
Meneer Van Dijck, uw vraag.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Hoe ziet de minister dit en zijn hier beren op de weg?

Minister Heinen:
Ik krijg nu een beetje flashbacks naar een voorjaarsnotanacht waarin ook iedereen dacht: hé, dat kunnen we dus inzetten. Ik zei: nee, pas op, het zijn middelen die worden doorgeschoven; je kan het geld niet twee keer uitgeven.

Er zaten grote verschillen tussen de CPB-raming en de Financiënraming. Dat had inderdaad te maken met de verwachte onderuitputting. Het Centraal Planbureau zei: we verwachten dat u het geld niet allemaal uitgegeven krijgt; u heeft een veel te expansieve begroting; al die wensen kunnen niet tegelijk, dus dat geld blijft op de plank liggen. Vaak heeft het CPB daar gelijk in. Dat heeft geleid tot een hele discussie en het rapport van de Expertgroep realistisch ramen, of realistisch begroten. Daar heb ik dus ook de begroting op aangepast, door uitgaven in een realistischer kasritme te zetten, met kadercorrecties. We hebben zo'n 7 miljard in een realistischer ritme gezet, om precies dit te voorkomen.

De voorzitter:
Afrondend en kort.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat betekent dus voor de onderhandelingen die straks plaatsvinden dat het CPB uitgaat van een tekort dat weleens 10 miljard, 1%, lager of hoger kan liggen dan waar de minister van uitgaat.

Minister Heinen:
Nee. Uit mijn hoofd: in de Miljoenennota zit het tekort in het laatste begrotingsjaar volgens mij op zo'n 2,1%. Het CPB gaat uit van 2,5%. Dat zit onder andere in de verwachting van de asielraming, waar de heer Grinwis op wees, en de EU-afdrachten. Volgens mij zijn dat de twee belangrijkste verschillen. Daar zit niet een verschil van 10 miljard tot 12 miljard tussen, maar 0,4% bbp.

De voorzitter:
Het spijt me zeer voor de heer Tony van Dijck. Gezien de tijd, want om 15.00 uur begint het volgende debat en wij zijn nog niet klaar voor vandaag, ga ik de Kamerleden vragen om heel bondig te interrumperen. Ik ben heel soepel, maar het moet echt korter. Ik ga ook onze gast, de minister, vragen om heel bondig te antwoorden per blokje. Gaat uw gang.

Minister Heinen:
Ik voelde 'm aankomen. Bondig en volledig, zeggen we dan altijd. Ik hoor de aansporing.

Voorzitter. Ik was bij het tweede onderwerp, de investeringen. Er zijn veel vragen gesteld over het rapport-Wennink en het verdienvermogen. Onder anderen mevrouw Van Berkel, mevrouw Van Dijk en de heer Vermeer hebben gevraagd naar dit rapport. Laat ik allereerst de heer Wennink danken voor zijn rapport. Ik ben blij dat dit rapport gepubliceerd is, omdat het ons een goede discussie laat voeren, namelijk over: hoe verdienen we het geld? Het gaat er hier in Den Haag te weinig over dat het geld eerst verdiend moet worden en hoe we onze welvaart kunnen vergroten. Het gaat niet alleen over verdelingsvraagstukken die hier spelen. De heer Wennink wijst erop dat we vooral moeten investeren in onze economie. Hij wijst op noodzakelijke hervormingen en doet suggesties voor waar je in zou kunnen investeren. Op dit macroniveau zijn we het natuurlijk heel erg met elkaar eens. Ik ga niet specifiek in op elke hervorming die hij heeft voorgesteld, want er komt nog een apart debat over dit rapport. Ik begreep net dat ik daar ook voor was uitgenodigd. Dat is leuk. Dat gaan we dan samen helemaal doorlopen. Daar kijk ik naar uit.

Zullen we het daar bij houden, voorzitter? Ik kijk even … Het is zo omvangrijk en ik wil geen afbreuk doen aan dit onderwerp.

De voorzitter:
Bent u dan ook aan het einde van uw blokje? Ik wil namelijk heel graag dat u eerst het blokje afrondt en dat we dan vragen stellen.

Minister Heinen:
Nee, ik begin net aan het onderwerp investeringen, voorzitter. Maar goed, dit is wel het enige antwoord op Wennink, dus ja, het is …

De voorzitter:
Wilt u uw blokje afronden, alstublieft?

Minister Heinen:
Wat u wilt, voorzitter.

Dan kom ik bij de overheidsfinanciën. Mevrouw Van Eijk vroeg op welke manier ondernemers fiscaal worden gestimuleerd om te investeren. Er zijn natuurlijk verschillende regelingen om dat te doen, zoals de Wbso, de 30%-regeling, de innovatiebox et cetera; die regelingen kunnen ze helemaal aflopen. Ik denk alleen dat het belangrijker is … De analyse van Wennink zegt eigenlijk dat de overheid juist de randvoorwaarden moet creëren, dus die gaat niet zozeer over een regeling. De analyse zegt: schep nou de randvoorwaarden waarmee investeringen kunnen plaatsvinden. Een investering hoeft helemaal niet alleen met publiek geld; het kan ook door private investeringen om onze verdiencapaciteit te vergroten. Dat onderschrijf ik uiteraard. Nogmaals, er zijn diverse fiscale regelingen ook positief geëvalueerd, in tegenstelling tot wat de afdronk van debatten hier is, zoals de Wbso en de 30%-regeling. Er worden hier vaak voorstellen gedaan om die af te schaffen of te beperken, terwijl die heel positief zijn geëvalueerd.

Dan had de heer Grinwis een vraag. Hij noemde investeringen in natuur en energie als belangrijke investeringen. Laten we vooropstellen: elke investering is natuurlijk mooi en nobel. Uiteraard moet het ook ergens vandaan komen. Geld is niet gratis. Dat is dan de keerzijde van deze discussie en die voeren we te weinig, denk ik, in dit parlement. De heer Grinwis vindt het kabinet uiteraard aan zijn zijde. Het kabinet en netbeheerders doen ook investeringen in elektriciteitsnetten, duurzame energie en natuurherstel. Ik denk dat we politiek wellicht tot een ander oordeel komen over de omvang daarvan, maar er gebeurt wel degelijk wat.

De heer Grinwis vroeg ook hoe we de balans bewaken tussen investeren in de toekomst en gezonde overheidsfinanciën, en welk beleid we nu al inzetten om de oploop van de schuld te voorkomen. Laat ik met dat laatste beginnen. Ik wijs op de oplopende schuld. Ik denk dat we ons onvoldoende realiseren wat de omvang van ons begrotingstekort is. We praten in procenten. Volgend jaar zitten we tegen de 3% aan, maar dat komt door de eenmalige defensiepensioenen. Grofweg zitten we op zo'n -2%, -2,5%. Dan hebben we het over een kleine 30 miljard euro die we per jaar uitgeven en die er niet is. Die lenen we dus op de kapitaalmarkten. Die lenen we gewoon van financiële instellingen en daar betalen we rente over. Dat gebeurt elk jaar, dus in een kabinetsperiode komt er zo 120 miljard euro bij. Als we niks doen, loopt die staatsschuld dus als een malle op, en dat staat nog los van defensie-uitgaven en al die andere zaken waar we graag in willen investeren. Als de heer Grinwis mij vraagt wat we doen om dit te voorkomen, antwoord ik dus het volgende. We zetten het beleid in dat ik heb ingezet. Ik blijf wijzen op de oplopende uitgaven. Ik denk dat we minder moeten uitgeven — u kent dat betoog van mij — maar dat vergt keuzes en dat zijn hele moeilijke keuzes. Ik denk wel dat we nu op dat punt aankomen. Een volgend kabinet zal daarin echt wel stevig moeten ingrijpen.

De heer Vermeer vroeg of het een goed idee is om kritische investeringen, zoals hij zegt, een uitzonderingspositie binnen de begrotingsregels te geven. Ik hoop dat ik het zo goed heb opgeschreven. Laat me één mythe doorprikken: de begrotingsregels staan niet in de weg om te investeren. Wat er nodig is, is politieke moed om keuzes te maken en om te zeggen waar het met minder kan, waar we geld vrijmaken en waar we wel in gaan investeren. Nogmaals, het is te makkelijk om te zeggen dat het aan de regels ligt. Het ligt echt aan onszelf en een gebrek aan moed om de moeilijke keuzes te maken. Ik snap dat dat niet fijn is, want een bezuiniging is niet leuk om te verkopen en maakt ons niet populair. Maar als we ergens een euro aan willen uitgeven, zal die ergens vandaan moeten komen. Nogmaals, dat is niet de schuld van de regels. Dat zijn de natuurwetten waar wij ons toe moeten verhouden. Je kunt een euro maar één keer uitgeven. Of je moet 'm lenen, maar dan mogen onze kinderen dat allemaal terugbetalen, met rente.

Voorzitter. Mevrouw Van Eijk vroeg wanneer een investeringsinstelling meetelt voor het EMU-saldo en welke risico's er daarbij zijn. Ik heb onlangs een brief daarover gestuurd met de precieze randvoorwaarden. Volgens mij is die brief gisteren of eergisteren naar uw Kamer gestuurd. Heel kort samenvattend: die brief ging over de integratie van Invest-NL en Invest International. Daarin ben ik ook ingegaan op de nationale investeringsinstelling. O, die brief is van 11 december dit jaar, heb ik genoteerd. Daarin zijn de precieze randvoorwaarden voor de nationale investeringsinstelling geschetst. Het is mogelijk dat je een investeringsinstelling opzet zonder dat je je saldo belast, maar wel je schuld. De randvoorwaarden kunt u in de brief lezen. Het moet echt op afstand zijn. Er moeten bepaalde rendementseisen zijn. Je moet niet je halve begroting gaan financieren via een investeringsinstelling. Dan loopt het gewoon mee met je saldo en dan trek je het ook wel het publieke domein in. Dat is denk ik niet de bedoeling, ook niet van de Kamer.

Ik heb nog twee vragen over investeringsinstellingen. Zal ik dit heel even afmaken? Ja? Het kan heel snel. Mevrouw Van Eijk vraagt ook of ik duidelijkheid kan geven over het tijdpad van de integratie van Invest-NL en Invest International richting 1 januari 2028. Het proces is gestart. Daar heb ik u ook over geïnformeerd in de Kamerbrief van 4 juli. Daarin heb ik ook gezegd dat het streven is om uiterlijk op 1 januari 2028 af te ronden. In de Kamerbrief van 11 december, waar ik net naar verwees, worden de randvoorwaarden en het tijdpad op hoofdlijnen geschetst. Als dat nog tot aanvullende vragen leidt, hoor ik het, maar we zijn daarmee bezig en we rapporteren daar regelmatig over.

Mevrouw Van Dijk vroeg ten slotte om meer inzicht in de uitgaven aan investeringen in de sociale zekerheid. Ze vroeg hoe ik dit inzicht wil gaan verbeteren, aangezien we maar één uitgavenkader hebben. Dat klopt. We werkten eerst met drie deelkaders binnen het totale uitgavenkader. Dat hebben we teruggebracht tot één kader. Dat is eigenlijk een advies van de Studiegroep Begrotingsruimte. Zij zien geen meerwaarde meer, maar het leidt wel tot veel administratieve lasten. Dus ter versimpeling is dat op die manier vormgegeven. Maar dat betekent niet dat we geen inzicht meer hebben. Eerst was er het Budgettair Kader Zorg. Wat was het? Hoofdstuk 41 ging over de uitgaven. Vooral over de premiegefinancierde en de SZW-uitgaven wordt nog steeds gerapporteerd in alle begrotingen.

Dan zet ik nu een punt. Dat leidt waarschijnlijk tot aanvullende vragen.

De voorzitter:
Bent u hiermee ook aan het einde van het blokje gekomen?

Minister Heinen:
Ja.

De voorzitter:
Dan geef ik met alle plezier het woord aan mevrouw Inge van Dijk. Ga uw gang.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het gaat over die investeringsinstelling, inderdaad. Ik heb de brief gelezen. Fijn dat er voortvarend door wordt gewerkt. Maar waar ik graag meer inzicht in zou willen — dit is iets voor een volgende brief — is het volgende. Het duurt even voordat je een wet hebt, bla, bla, bla, bla, bla. Maar we hebben natuurlijk nu ook een bepaalde behoefte om die investeringsinstelling in oprichting, zal ik maar zeggen, meters te laten maken. Ik ben ook wel op zoek naar: wat zou nu al kunnen? Waar zouden we nu al een versnelling kunnen realiseren?

Minister Heinen:
Uiteindelijk komt het nu ook aan op politieke knopen die moeten worden doorgehakt. Dus wat is de scope en wat is de omvang? Het echt op afstand zetten heeft voordelen, maar ook nadelen. Dat vergt politieke besluitvorming. We hebben alle voors en tegens in kaart gebracht en wat dan nodig is. Bij bepaalde varianten heb je een bankvergunning nodig. Dan heb je weer vertraging. Je zou kunnen voortbouwen op de bestaande instelling. Je zou iets nieuws kunnen neerzetten. Dus we hebben de hele menukaart nu gebouwd en nu moet iedereen zijn dieetwensen doorgeven.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Precies in het verlengde hiervan: iedereen voelt de noodzaak en de urgentie om bepaalde randvoorwaarden, waar de minister ook naar verwijst, op orde te krijgen. Daar zijn investeringen voor nodig, publiek én privaat. Is het dan niet juist wijsheid om te kijken hoe je het bestaande instrumentarium optimaal kunt gebruiken en inzetten om geen onnodige vertraging te krijgen?

Minister Heinen:
Ja, dat kan. We hebben een eerste stap gezet met de integratie van bestaand instrumentarium. Daar zou je op voort kunnen bouwen. Tegelijkertijd, als dat tot heel veel vertraging leidt en je tegen allemaal belangen aanloopt, zou je ook kunnen zeggen: dan zetten we er iets naast. Ik wil er vooral voor waken dat we niet heel diffuus gaan werken. Dus het moet efficiënt. Ik zou echt zeggen: werk gewoon met één instrumentarium, zet het op afstand van de overheid, ga niet private investeringen verdringen en zorg voor goede rendementseisen. Laat de experts het aansturen. Laten we het in die zin vooral niet politiek maken en laten we niet zelf aan de knoppen gaan zitten. Maar nogmaals, dit is wel echt een discussie die nog plaats moet vinden. We moeten nog horen wat ieders wensen zijn. Laat ik daar niet te veel op vooruitlopen. Ik snap ook dat daar nog verschillende inzichten over bestaan. Maar om op de vraag van mevrouw Van Dijk antwoord te geven: het is nu een kwestie van keuzes maken en dan kunnen we verder werken aan de uitwerking van de instelling of kunnen we, nogmaals, voortbouwen op bestaande instellingen.

Voorzitter. Dan het volgende onderwerp: de inkomsten. Mevrouw Van Eijk vraagt wanneer de terugbetaling, het rechtsherstel, voor box 3 plaatsvindt. In de Najaarsnota — het wordt wat ingewikkeld — is het kaspatroon voor het rechtsherstel geactualiseerd. Er is nu meer inzicht in de verwachte termijn waarop het tegenbewijs wordt ingediend en de herstelbetalingen plaatsvinden. Concreet betekent dit een schuif van betalingen die nog in 2025 stonden. Die worden nu verwacht in 2026. Maar, zoals we ook in de Najaarsnota hebben proberen te beschrijven, dit heeft geen saldo-effect. Het is puur een transactie, of een correctie; laat ik het zo noemen. We hebben geprobeerd om het in begrijpelijke taal te schrijven voor de experts. Het heeft geen saldo-effect. Dat is, denk ik, het belangrijkste. Het klinkt omvangrijk, maar het blijft wat meer in de techniek hangen.

Mevrouw Van Dijk vroeg naar ontwikkelingen bij de inkomstenramingen, specifiek box 3, maar ook de inkomstenbelasting en de belastingrente. Laat ik 'm afpellen. Het verwerken van het herstel box 3 doen we op basis van de richtlijnen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bij de Najaarsnota is er sprake van een update van de verwachte kaspatronen. Op basis van deze richtlijnen leidt dit niet tot wijziging van het EMU-saldo. Die vraag had ik net al beantwoord. De update verklaart ook direct een groot deel van de gewijzigde kasraming van de inkomstenbelasting. Dat heeft natuurlijk een grote impact daarop. Box 3 is hier met 5 miljard een groot onderdeel van.

Ook los van box 3 zien we een hogere inkomstenheffing, zoals ook vermeld bij de Najaarsnota. De rente-ontvangsten zijn de afgelopen jaren hoger dan eerder dit jaar. Dat is ook verwerkt in de Najaarsnota. Er is sprake van hogere uitgaven, maar nog meer van hogere ontvangsten. Nadere specificatie hiervan is nog niet beschikbaar in de Najaarsnota, maar we verwachten u er nader over te kunnen informeren in de verantwoording bij het Financieel Jaarverslag en op Verantwoordingsdag. Het jaar is nog niet helemaal uit getrild, om het zo maar even te zeggen.

Dan accijnzen. De heer Van Dijck vraagt wanneer ik de accijnzen ga verlagen. Op 1 januari gaat het kabinet de brandstofaccijnzen verlagen ten opzichte van het geraamde basispad. Dat zou het kabinet, eigenlijk het land, 1,7 miljard kosten op de begroting. Maar op verzoek van de Kamer is daar een kleine 0,5 miljard vanaf gehaald. De Kamer vond het te ver gaan en heeft bij meerderheid besloten dat de accijnskorting minder moet zijn. Daar hebben we ons in het kader van het budgetrecht toe te verhouden.

Dan hadden we nog een vraag over dividenden van staatsdeelnemingen. Mevrouw Van Dijk vraagt uit welke deelneming de 137 miljoen komt die zij inderdaad — dat zag zij heel scherp — in het verslag heeft zien staan. De dividendramingen worden gepresenteerd als één raming, maar we hebben het nog even uitgezocht en deze kwam specifiek van ABN Amro. Maar ja, in de totale raming zitten uiteindelijk mee- en tegenvallers. Laat helder zijn dat ik daar niet op stuur als inkomstenbron. We ramen gewoon netjes.

Voorzitter. Er waren verder nog twee nagekomen vragen. Die moesten we nog uitzoeken. Een ging over inflatie. Die kwam van de heer Hoogeveen. Hij heeft even de zaal verlaten, maar ik ga die met het oog op de tijd toch even beantwoorden. Ah kijk, fijn, hij komt binnen. De heer Hoogeveen vraagt naar het effect van belastingen op inflatie en op de koopkracht op de lange termijn. Dat is een terechte vraag. Beleidsmatige wijzigingen in de belastingen en de knoppen in de inkomstenbelastingen en toeslagen raken aan de koopkracht van huishoudens en lopen dus ook mee in de koopkrachtbesluitvorming elke augustusbesluitvorming. Dat zijn al die vreselijke puntenwolkjes en kommaatjes die we dan verschuiven met elkaar. Wijzigingen aan overige belastingen, zoals de energiebelasting, lopen mee in de koopkrachtsommen via de geraamde inflatie. Die zie je meer via de prijzen in het geheel meelopen. Als je de energiebelasting verlaagt, zie je dat dus niet direct terug in de koopkracht. Dat zal dus in het algemene prijspeil mee moeten lopen en dat zie je dan op die manier terug in de koopkracht. Het effect van belastingen op prijs wordt op deze manier zichtbaar en wordt dus ook verwerkt in de koopkrachtplaatjes.

Er zitten voor- en nadelen aan onze manier van werken. Het is heel fijnmazig, dus we hebben alle groepen goed in beeld: eenverdieners, tweeverdieners, met of zonder kinderen. Het nadeel is wel dat we in een modelwerkelijkheid gaan leven met elkaar en dat we daar ook conclusies aan verbinden die niet altijd helemaal de realiteit aan de keukentafel reflecteren. Dus ja, je kan eigenlijk zowel beredeneren "laten we ermee stoppen" als "laten we ermee doorgaan". Ik denk dat we de systematiek op zich goed beheersen met elkaar, maar ik denk dat we ons soms ook wel blindstaren op die puntenwolken, in alle eerlijkheid.

De heer Hoogeveen vraagt ook naar grenseffecten bij belastingen. Dat is uiteraard ook een terecht punt. Het kabinet heeft op verschillende terreinen onderzoek gedaan naar deze effecten, en blijft dat uiteraard ook doen. Afgelopen zomer is de legesigarettenpakjessurvey — we waren creatief met de titel — gedeeld met uw Kamer. Daarin is gekeken naar de tabaksaccijnzen. In het maken van nieuwe ramingen worden de uitkomsten van deze onderzoeken betrokken. Bij de Miljoenennota is dit al verwerkt in de fiscale sleuteltabel. Verdere verhoging, waar de heer Hoogeveen naar verwijst, denk ik, levert op dit moment geen opbrengsten meer op. Ik denk dat we in die zin dus echt wel aan onze taks zijn. Ja, je kan belastingen blijven verhogen, maar op een gegeven moment zijn mensen ook niet gek. Dat zien we niet alleen bij individuele consumptie, maar ook bij bedrijven, die zeggen: op een gegeven moment is het wel klaar, mensen. Laten we dus vooral nogmaals kijken waaraan we minder moeten uitgeven, want met belastingverhogingen hebben we het optimum inmiddels wel bereikt.

Voorzitter. Als laatste bij dit onderwerp heb ik een vraag van de heer Grinwis. Hij vraagt mij hoe ik aankijk tegen de nieuwe armoedecijfers van het CBS. We zien dat de armoedecijfers volgens hetzelfde CBS, als ik het wat uitzoom, de afgelopen jaren enorm zijn gedaald: van zo'n 7,1% in 2018 naar 2,7% in 2023. Ik praat hier over procenten en getallen, maar ik doe dat wel in het besef dat hierachter natuurlijk allemaal mensen zitten. Dat zeg ik in het licht van de mooie maidenspeech van mevrouw Van Berkel, want we hebben kunnen zien hoe dat mensen raakt. Maar als mij naar de getallen wordt gevraagd, zijn dit ze. Het CBS laat nu inderdaad zien dat de armoede voor het eerst in lange tijd is gestegen; die ging in 2024 naar 3,1%. Die cijfers zijn uiteraard nog steeds wel lager dan armoedecijfers van het CPB voor '24, want dat raamde ze op 3,4%, maar nogmaals, dit is een trend die we niet willen, want we willen dat de armoede daalt en niet stijgt. Dat doel delen we met elkaar. Vooruitkijkend verwacht het CPB dat de armoedecijfers in '25 en '26 zullen blijven dalen, naar 2,9% in '25 en 2,6% in '26. Ik zeg nogmaals dat dit cijfermatig is en dat ik besef dat hierachter allemaal gezinnen zitten voor wie het niet makkelijk is. Dat geeft ons de dure plicht om hieraan te blijven werken.

Ik wilde dan naar mijn laatste onderwerp. Dat is het uitgebreidste onderwerp, namelijk de uitgaven en overig, een verzamelcategorie.

De voorzitter:
Dan kijk ik even naar de Kamer of er vragen zijn en anders ga ik de minister vragen om met spoed verder te gaan met het vierde blokje.

Minister Heinen:
Ja, voorzitter. Ik voel me verder niet opgejaagd.

Dan ga ik verder, met de haalbaarheid van de ingeboekte bezuinigingen. Mevrouw Van Berkel had een vraag over de EU-afdrachten, maar daarover heeft zij mij al geïnterrumpeerd. Nogmaals, je kan daar op twee manieren naar kijken. Je kan er heel hard ingaan in Europa en dan kan je natuurlijk altijd een korting voor elkaar krijgen, maar ik denk dat we het breder moeten bezien. Onze inzet is helder: we vinden dat we veel betalen en zijn nu aan het knokken om er in ieder geval voor te zorgen dat de "correctiemechanismes", zoals wij die noemen, in stand blijven om onze nettobetalingspositie niet verder te laten verslechteren. Maar verder kijken we ook naar een modernisering van de begroting: hoe kunnen we onze nettobetalingspositie verbeteren? Dat is natuurlijk een bredere discussie. Dat moet in zijn totaliteit gewogen worden en dat is aan een volgend kabinet.

De heer Stultiens had vragen over de Klimaatfondsmiddelen. Hij vraagt specifiek naar de onderuitputting bij de Klimaatfondsmiddelen. Conform de begrotingsregels vloeit onderuitputting terug naar de algemene middelen; dat hoef ik de heer Stultiens niet uit te leggen. Dit geldt echter ook voor middelen op departementale begrotingen die gefinancierd zijn uit het Klimaatfonds. Na afboeking zijn die op de begroting overgehevelde middelen dus geen Klimaatfondsmiddelen meer en lopen ze dus gewoon mee in de normale systematiek. Dat neemt niet weg dat er voor het Klimaatfonds zelf natuurlijk wél een 100%-eindejaarsmarge geldt, waar ik aan het begin van het debat al aan refereerde.

De heer Stultiens en de heer Flach hadden vragen over de onderuitputting en de 100%-eindejaarsmarge bij de woningbouwmiddelen. Daar heb ik net in mijn introductie al kort bij stilgestaan, maar nu zal ik er specifieker op ingaan. Het kabinet heeft ervoor gekozen om buiten de rijksbrede begrotingsfondsen geen 100%-eindejaarsmarge meer toe te kennen aan regelingen of begrotingen. Die keuze hebben we gemaakt op basis van het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte en later in het licht van een advies van de Expertgroep realistisch ramen. Die zei: de expertgroep is in het leven geroepen om de problemen te onderzoeken waar je juist met volledige eindejaarsmarges tegenaan loopt. Er wordt nadrukkelijk niet gekort op de Woningbouwimpuls. In 2025 is er een tranche opengezet. Daarin zijn alle aanvragen gewoon gehonoreerd. Er is alleen niet volledig op ingetekend. Ja, dan blijven er middelen over. Die vloeien terug naar de algemene middelen, omdat we elders ook tegenvallers en nog taakstellingen hebben. Dat moet allemaal ingevuld worden. Dat is het voor dit punt.

De voorzitter:
Ook nu geldt: ik sta interrupties toe aan het eind van het blokje. Ik laat de minister even alle vragen beantwoorden. Dan weten we zeker dat ook uw vragen zijn beantwoord, meneer Stultiens. Daarna geef ik de gelegenheid tot het stellen van vragen. Minister, gaat u verder.

Minister Heinen:
Ik moet wel erkennen dat de heer Stultiens mij nu twee keer niet mocht interrumperen. Ik beantwoord hem hier natuurlijk specifiek. Maar goed, wij komen elkaar zo nog tegen, denk ik.

De heer Grinwis had nog vragen over de taakstelling en de onderuitputting. Hij vraagt of er een reden is dat er geld is weggehaald bij de Woningbouwimpuls en uit fondsen. Ook specifiek hier geldt echter, zeg ik ook in het licht van het vorige antwoord: dat is dus niet weggehaald; er is simpelweg niet volledig op ingetekend en dus zijn er middelen overgebleven. We hebben er dus niet op gekort en het is ook geen bezuinigingsmaatregel geweest.

De heer Dijk vroeg naar de onderuitputting bij de hersteloperaties, specifiek voor Groningen en voor de toeslagen. Hij wees ook vooral op de bureaucratie en vroeg hoe we die kunnen aanpakken. Zoals hij zegt, blijft er nu namelijk geld over dat naar de mensen moet die daar recht op hebben. Dat erken ik uiteraard. Ik wijs erop dat het zeer complexe ramingen zijn. Ze zijn ook complex in de uitvoering. Het is gewoon afhankelijk van heel veel factoren. In het voorjaar bezien we opnieuw of de raming realistisch is. Uiteraard staat voorop dat het goed gebeurt; dat is belangrijk. Voor beide hersteloperaties, zowel voor Groningen als voor de toeslagen, verandert er in die zin niks aan de planning. Met uw toestemming zou ik het echter graag willen doorgeleiden naar de staatssecretaris Herstel Groningen en de staatssecretaris Toeslagen. Die zitten zo in de details van deze regelingen en materie dat ik denk dat die veel beter in staat zijn hier het debat met u over te voeren. Maar nogmaals, ik zal aan het eind van dit onderwerp de interrupties horen.

De voorzitter:
U maakt het mij als voorzitter niet makkelijk, meneer Dijk. Ik probeer de Kamer echt te helpen. We zitten namelijk in de laatste week voor het kerstreces. Morgen gaat het echt een heftige dag worden. Er staan na dit debat ook nog een aantal vrij inspannende debatten op de agenda. Ik heb mevrouw Van Dijk en de heer Stultiens niet de ruimte gegeven om in een blokje te interrumperen. Als ik voor iedereen een uitzondering maak, dan zijn we zo meteen niet klaar.

Minister Heinen:
Dan ga ik heel langzaam praten en wacht ik wel tot het 15.00 uur wordt.

De voorzitter:
Nee, dat was geen uitnodiging om langzaam te praten. Gaat u verder.

Minister Heinen:
De heer Flach vroeg naar de meerjarige bijstelling van de afpakraming. Het kabinet kijkt dit voorjaar, zoals gebruikelijk, of het meerjarig bijstellen van de raming nodig is. Bij het afpakken, even plat gezegd — ik bedoel de afpakregeling — waren er in de afgelopen jaren tegenvallers door het ontbreken van grote schikkingen. Daar was in de raming wel rekening mee gehouden. Dat leidt tot deze tegenvaller.

De heer Flach vroeg ook nog naar de toekomstige raming voor het uitbetalen van dwangsommen. In totaal is er in 2025 210 miljoen euro beschikbaar voor de meerjarige voorziening van de Immigratie- en Naturalisatiedienst voor de betaling van dwangsommen. Dat was de aanleiding van de vragen. Voor 2026 is nu 50 miljoen euro gereserveerd bij de Voorjaarsnota. Nogmaals, dit voorjaar wordt de benodigde omvang van de voorziening opnieuw bezien. Ik zeg er wel bij dat ik het eens ben dat we moeten kijken hoe we die dwangsommen kunnen verminderen. Het is alleen wel complexer. Je kan dit niet specifiek voor één regeling doen. Dan moet je het in bredere zin, in de hele Algemene wet bestuursrecht gaan aanpakken. De vraag hoe we in dit land überhaupt omgaan met al die dwangsommen, is misschien ook een debat dat met de minister van Binnenlandse Zaken gevoerd moet worden, want ik denk dat ik het beeld wel herken dat de heer Flach naar voren brengt.

Dan de verkeersboetes. De heer Van Dijck vraagt om coulance voor burgers bij verkeersboetes. Ik kan hem melden dat in juli 2026 wordt gestart met een pilot met gratis betalingsherinneringen. Mensen krijgen dan een betalingsherinnering voordat de eerste ophoging van de boete wordt opgelegd. Deze pilot loopt dan tot 2027, om inderdaad tegemoet te komen aan het punt van de heer Van Dijck. Ik wijs wel op het volgende. Er wordt soms weleens gezegd: ach, iedereen kan een keer door rood rijden. Ja, dat kan, maar je kind zal maar net oversteken, dus laten we daar ook weer niet te makkelijk over denken.

Mevrouw Van Eijk vraagt hoe de overheid efficiënter gaat werken. Het huidige kabinet heeft een taakstelling op de Rijksoverheid ingeboekt. Daar waren de uitvoeringsinstanties van uitgesloten. Dat leidde tot een disproportioneel hoge korting op de kerndepartementen, waardoor deze is omgezet in een budgettaire taakstelling. Die is ingevuld. Dat neemt niet weg dat ik vind dat we nog steeds moeten werken aan het verkleinen van de overheid en dat je dus ook moet kijken hoe je het aantal fte's kan verminderen. Ik zeg er altijd bij: dan moeten we dus ook de discussie voeren met welk beleid we gaan minderen. Daar is mevrouw Van Eijk het ook mee eens. Dat gaat samen op. Wij moeten minder willen sturen, subsidiëren, controleren et cetera. Dan kunnen we het met minder ambtenaren doen. Vaak zijn de ambtenaren natuurlijk ook een gevolg van de wensen vanuit de Kamer. Dat moeten we ons ook realiseren.

Mevrouw Van Eijk had nog een vraag over de uitvoeringskracht, namelijk of het kabinet structureel aandacht heeft voor de uitvoeringskracht en hier ook over rapporteert. Ja, het kabinet betrekt de uitvoeringstoetsen van uitvoeringsorganisaties expliciet bij de totstandkoming van nieuw beleid. Deze worden uiteraard ook gedeeld met uw Kamer. Jaarlijks ontvangt de Kamer van de minister van Binnenlandse Zaken de Staat van de Uitvoering, over het uitvoeringsbeeld op rijksbreed niveau.

De heer Van Dijck had nog een vraag over de goudvoorraad. Hij wijst op goud dat in het buitenland ligt. Dat klopt. Dat ligt onder andere in de VS, Canada en het Verenigd Koninkrijk. Dat heeft natuurlijk een historische oorsprong, want het goud is verspreid over plekken in de wereld, over onze goede bondgenoten. Het is aan DNB om daar toezicht op te houden. Zij houden de ontwikkeling rond goudvoorraden ook volledig in de gaten. Het is aan DNB om daarop te sturen.

De heer Stultiens vraagt naar de 0,7 miljard voor Oekraïne versus de motie. Ik weet dat de heer Stultiens hier ook aanvullende vragen over heeft, maar laat ik hem toch even beantwoorden. Ik doe het kort. Ik ben het oneens met de classificatie dat de motie niet is uitgevoerd. De motie wees op het continueren van de steun en op het eerste kwartaal van 2026. Het kabinet heeft uiteraard erkend dat de motie is aangenomen. Het heeft gekeken: hoe zou je de steun in het eerste kwartaal op hetzelfde niveau in stand kunnen houden? Dan heb je die 700 miljoen nodig. Dan moeten we wel nú die contracten tekenen en dat nu uitgeven. Dat is de reden waarom wij de Kamer nu al een brief hebben gestuurd waarin staat: in het licht van de motie gaan wij nu al een stap zetten. Dat betekent dat we later moeten kijken hoe we de andere 1,3 miljard inpassen en verder vormgeven. Maar de 700 miljoen was niet zomaar een bedrag. Dat was in het licht van het continueren van de steun, zodat we die kunnen doortrekken naar het eerste kwartaal.

Daar vroeg ook de heer Van Houwelingen naar. Hij vroeg: hoe zit het nou eigenlijk met het budgetrecht van de Kamer? Dat hebben wij juist geprobeerd te respecteren, want het geld kunnen wij niet zomaar uitgeven. Dat moet via een begroting aan uw Kamer worden voorgelegd. Dat is dus een nota van wijziging op de tweede suppletoire begroting. Die is aan uw Kamer gestuurd, maar gezien de tijd van het jaar kan die nooit op tijd geautoriseerd worden door de Tweede én Eerste Kamer als wij in het licht van de motie willen handelen en het geld willen uitgeven om die steun te continueren. Dus vooruitlopend op de autorisatie van de begroting — ik ga ervan uit dat die geautoriseerd wordt, aangezien daar een motie aan ten grondslag ligt — hebben wij ook een beroep moeten doen op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet, een artikel waarvan ik in het verleden, in een andere rol, vond dat het te vaak gebruikt werd, maar dat natuurlijk wel de mogelijkheid biedt om vooruitlopend op goedkeuring in de Tweede Kamer die uitgave te doen. Het artikel 2.27 is aangescherpt om te voorkomen dat een kabinet op basis van dat artikel dan maar geld gaat uitgeven. De Kamer moet namelijk aangeven of zij zich voldoende geïnformeerd acht over het gebruik van artikel 2.27 en de motivatie die daaraan ten grondslag ligt. Daarover heeft uw Kamer gestemd en toen is aangegeven — niet door de heer Van Houwelingen, maar door een meerderheid van de Kamer — dat de Kamer zich geïnformeerd voelde en dat het kabinet artikel 2.27 kon inzetten, vooruitlopend op de autorisatie van de nota van wijziging op de tweede suppletoire begroting. Daarmee zijn de uitgaven rechtmatig en wordt een aanwijzing van de Algemene Rekenkamer voorkomen. Dit is in technische zin wat er is gebeurd.

Ik heb ook de stemverklaring van de heer Van Houwelingen gehoord. Hij gaf, geloof ik, aan dat er geen recht werd gedaan aan het budgetrecht van de Kamer, maar met deze stappen wordt daar juist wél recht aan gedaan. Dat staat los van de vraag of je het eens bent met de uitgaven. Ik heb van de heer Van Houwelingen gehoord dat hij daar ook anders naar kijkt.

Dan de boodschappenprijzen. De heer Van Dijck vraagt naar de publicatie van het ACM-rapport. Daar roept hij vaker toe op. Hij is een voorvechter van dit punt, en terecht. De ACM verwacht het onderzoek te publiceren voor de zomer van 2026. Dat loopt uiteraard via de minister van Economische Zaken. We hebben hier al veel debatten over gevoerd en elke keer geven wij aan dat het rapport eraan komt, maar dat komt dus in de zomer van 2026.

De vraag over het budgetrecht van de heer Van Houwelingen heb ik net beantwoord. De heer Grinwis had nog een vraag over tegenvallers: welke informatie heeft de minister daarover? Daar hadden we net een mooi interruptiedebatje over.

Dan de twee laatste vragen, voorzitter. De heer Dijk had nog een vraag over het stopzetten van de gaswinning bij Warffum. Ik moet zeggen dat die vraag zich bevindt op het terrein van mijn collega in het kabinet, maar in algemene zin kan ik aangeven dat het kabinetsbeleid niet is om bestaande gaswinning te beëindigen. Met het oog op energieonafhankelijkheid heeft Nederland aardgas, ook uit eigen bodem, simpelweg nog nodig. Het kabinet ziet geen juridische grondslag om de gaswinning bij Warffum te beëindigen. De minister van Klimaat en Groene Groei heeft hierover gister een Kamerbrief gestuurd, zo heb ik begrepen. Die brief was wellicht de aanleiding voor deze vraag. Ik moet dus aangeven dat dit debat echt met de collega in het kabinet gevoerd moet worden, want die is de eerstverantwoordelijke hiervoor.

Als laatste dan de vraag van de heer Vermeer: is een verbetering van het concurrentievermogen mogelijk zonder koerswijziging in Brussel? Die is zeker mogelijk, maar ook hierbij wijs ik erop dat het niet de regels zijn die ons in de weg staan; het zijn politieke keuzes die wij hier maken. Ik zet hier een punt, want ik zie de wil om te interrumperen, dus laat ik daar de ruimte voor bieden. Dan hebben we nog drie kwartier.

De voorzitter:
Dat is inclusief tweede termijn, hè? We hebben dus niet nog drie kwartier voor deze interrupties. Bent u aan het einde van uw blokje gekomen? Ja, hoor ik. Dan geef ik heel graag de heer Stultiens als eerste het woord voor een interruptie.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb inderdaad een paar cliffhangers gehad, maar nu gaat de interruptie toch echt komen. Mijn vraag gaat uiteraard over Oekraïne. Eigenlijk zegt de minister dat we het met elkaar eens zijn en dat het geld, die 1,3 miljard, er wel gaat komen. Dat is op zich goed nieuws, maar dan blijft de vraag wat er dan tegen het amendement is. Als hij toch van plan is om dit te gaan doen, wat gaat er dan mis als dit wel wordt aangenomen?

Minister Heinen:
Ik heb het amendement nog niet gezien. Als het ziet op het nu uitgeven van geld, wijs ik erop dat we nu simpelweg geen geld kunnen uitgeven. De motie was aangenomen. Daarom hebben we heel snel gehandeld. De minister van Defensie heeft gekeken of hij nog contracten kon afsluiten. We hebben gekeken of het past binnen de begroting, of er nog ergens onderuitputting was. We zijn hier echt weekenden en nachten mee bezig geweest. Met dit bedrag kan ook de Kamer zich ervan verzekerd voelen dat we de steun continueren.

Verder zullen we ons ook in het nieuwe begrotingsjaar weer moeten buigen over aanvullende steun. Het is niet alleen een kwestie van geld uitgeven. We kijken met onze partners, ook internationaal, naar wie wat op welk moment doet en wat er nodig is. Dat is de reden van de premier om te zeggen: het is ontijdig. Wij staan namelijk continu in contact met onze bondgenoten in Europa en internationaal over de vraag wie welk deel van de rekening op zich neemt. Wij zijn van mening dat andere landen hiervoor ook aan de lat staan. Dat vergt soms even een dag wachten, totdat een ander land zegt: nu ben ik aan de beurt. Om die reden zei de premier dat hij het ontijdig vond, ook in het licht van de discussie die wij in Europa nog voeren over de bevroren tegoeden en hoe we die kunnen omzetten in steun. Daar zit de premier nu voor in Brussel. Dat vertaalt zich ook in militaire steun. We proberen dit dus zorgvuldig te doen, maar er is geen enkele twijfel over de noodzaak van steun aan Oekraïne die het kabinet voelt. Daar moeten ook middelen voor komen, maar we proberen het zorgvuldig te doen. Ik krijg weleens de indruk dat er moties worden ingediend om het beeld op te wekken alsof die steun onvoldoende is, terwijl Nederland echt vooroploopt in de steun aan Oekraïne. Deze motie zijn we gewoon aan het uitvoeren. We doen dat dus in twee stappen.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Als hier de suggestie wordt gewekt dat we dat als een soort trucje doen, dan wil ik dat graag weerleggen. In de brief van deze minister staat: het kabinet beziet hoe de motie volgend jaar verder wordt ingevuld. Dat is een tekst die ik in Den Haag te vaak heb gehoord. Dat kan ook betekenen: we voeren 'm half uit. Vandaar dat ik me zorgen maakte. Het geld was namelijk al dit jaar nodig. Het is naar voren gehaald. Met dit amendement zeggen wij: voeg het geld gewoon toe aan het huidige jaar. Dan heb je komend jaar in ieder geval geen zorgen over de beschikbaarheid van het geld. Dat is het doel van het amendement. Als de minister hier heel hard zegt dat het geld er sowieso komt, dan zou je nog kunnen zeggen dat het overbodig is. Maar ik denk nog steeds dat het hard nodig is om zeker te weten dat dit geld er gaat komen.

Minister Heinen:
Dan begrijpen we elkaar goed. Dank aan de heer Stultiens dat hij zich hier zorgen over maakt en dat hij hiervoor vecht; laat dat helder zijn. Ik wil alleen voorkomen dat het beeld ontstaat alsof we denken: nou, we zijn ervanaf en het deert ons niet. Wij lopen voorop in deze steun. We zijn continu aan het bekijken hoe dat kan. Het kan militaire steun zijn. Het kan non-militaire steun zijn. Het loopt deels ook via de OS-begroting, bijvoorbeeld wat betreft de energievoorziening, die dagelijks wordt gebombardeerd. We kijken ook wat we in internationaal verband kunnen doen in begrotingssteun. We proberen ook met elkaar op te trekken in G7-verband. Het is niet een kwestie van: er wordt een amendement ingediend en ik druk op een knop om 2 miljard over te maken en dan zien we wel. Daar zitten ingewikkelde discussies achter. De heer Stultiens suggereert dit ook niet, maar het is wel de reden waarom dit kabinet zegt: laat ons dit nou zorgvuldig doen. We wegen het goed. We horen de oproep van de Kamer heel goed. We hebben aangegeven dat we vooruitlopend deel één al doen. Deel twee moet nog komen. Maar de motie roept ook op om dat in het eerste kwartaal te doen. Ik wijs erop dat dat ook nog wel tot maart is. Het hoeft dus niet allemaal in de laatste week voor kerst. We doen dit zorgvuldig en stap voor stap, maar we hebben de Kamer goed gehoord.

De voorzitter:
Afrondend op dit punt.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, inderdaad. Dit betekent dus inderdaad dat we niet pas bij de Voorjaarsnota te horen krijgen wat er gaat gebeuren, toch? Dat is namelijk wat anders dan maart.

Minister Heinen:
Nee, want dan zou het niet in het eerste kwartaal zijn. Het kan wel zo zijn dat de budgettaire verwerking dan plaatsvindt, maar dan hebben wij een ander debat met elkaar, want dan zullen we ook weer moeten werken met de juiste autorisatie van het parlement. Het is niet alleen een budgettaire kwestie. Ook mijn collega's, zoals de minister van Buitenlandse Zaken, de premier en de minister van Defensie, staan continu in contact met de Oekraïners over de vraag wat er nodig is. Het gaat er dan ook over wat andere landen moeten leveren. Niet alleen Nederland staat aan de lat; het is in de eerste plaats een Europees vraagstuk. We kijken ook naar het Verenigd Koninkrijk, naar Noorwegen en naar de Canadezen. De Amerikanen hebben gezegd: wij doen niet meer mee. Wij proberen te bekijken wat de Japanners kunnen doen. Het is echt in G7-verband. Soms vergt dat ook diplomatiek overleg. Dat is waarom de premier zei: het is ontijdig. Dat doet echter niks af aan de nood die wij voelen om de steun vorm te blijven geven.

De heer Flach (SGP):
Ik heb pagina 40 van de Najaarsnota van twee jaar gelden en pagina 42 van deze Najaarsnota eens naast elkaar gelegd. Die gaan allebei over de woningbouwimpuls. Er zit een opvallend verschil tussen. In 2023 wordt nog gezegd: de woningbouwimpuls kent een 100%-eindejaarsmarge, waardoor de middelen in 2024 worden opgeboekt. Dat staat er niet meer in 2025. De minister zei in zijn beantwoording iets interessants, namelijk dat het kabinet heeft besloten om geen 100%-eindejaarsmarge toe te passen. Is dat niet een rol die de Kamer zou moeten hebben? Op een eerdere interruptie zei de minister namelijk: we zouden het er eens over moeten hebben hoe hoog de eindejaarsmarge zou moeten zijn. Hij zei dat we dan samen tot een besluit moeten komen. Is het niet bijzonder dat het kabinet eenzijdig heeft besloten om op iets wat de Kamer beschikbaar heeft gesteld, met een vast doel, namelijk de woningbouw, geen eindejaarsmarge van toepassing te laten zijn? Daarmee laat het kabinet het dus vrijvallen.

Minister Heinen:
Dit was een advies van de Studiegroep Begrotingsruimte. Die gaf aan dat de volledige 100%-eindejaarsmarges onverstandig zijn, ook in het licht van prudent begrotingsbeleid. Men zei: houd die nou alleen in stand voor de begrotingsfondsen. Daar verwees ik net al naar: het Mobiliteitsfonds, het Defensiematerieelbegrotingsfonds et cetera. Voor de overige categorieën zou je eigenlijk weer terug moeten gaan naar de reguliere 1%-eindejaarsmarge. Dat heeft het kabinet overgenomen. Het kabinet heeft de Kamer dus ook laten weten dat over te nemen van de Studiegroep Begrotingsruimte. Dat is verwerkt in de begrotingen. Daar communiceren wij ook over, bijvoorbeeld op de befaamde pagina 42. De Kamer heeft daarmee ingestemd. Die vond dat bij meerderheid ook verstandig. De heer Flach kan er natuurlijk anders over oordelen, maar de suggestie dat het kabinet dit eenzijdig doet … Ja, het kabinet maakt een besluit en legt dat dan voor aan het parlement, en het parlement accordeert dat. Zo regeren we.

De heer Flach (SGP):
Toch stelt mij dat niet tevreden. Het zal ongetwijfeld ergens in de begroting hebben gestaan, zoals daar heel veel dingen in staan. Er moet heel wat gebeuren, wil je als Kamer tegen een hele begroting stemmen; dat weet de minister ook. Dit gaat om een wijziging van spelregels. Die zou toch op zijn minst apart moeten kunnen worden voorgelegd. Laten we het dan een keer structureel aanpakken. Nu lijkt het toch een soort aan-en-uitknop: in 2023 wel 100%, maar in 2025 weer niet. Daar zit toch een zekere mate van willekeur achter? De minister zegt "het geld is niet aangevraagd", maar dat kan er ook mee te maken hebben dat de voorwaarden waren aangescherpt. Daar hadden we dan met de minister van VRO over kunnen discussiëren, waarop zij vervolgens in het kabinet had kunnen zeggen: alles overziend kan die eindejaarsmarge er wel af; ik heb daar de Kamer over geconsulteerd. Nu heb ik toch een beetje het gevoel dat ik het misschien heb gemist of dat het een beetje verstopt zat in de begroting, en hebben we een andere situatie.

Minister Heinen:
De begroting, ook die van de minister van VRO, wordt voorgelegd aan de Kamer. Dat geldt ook voor de suppletoire begrotingen. Die zitten bij de Najaarsnota. De Kamer kan daar altijd vragen over stellen en debatten over aanvragen. Ik moet even terugkijken naar hoe daar in het verleden over is gecommuniceerd. De default was eigenlijk: we hebben altijd die 1% eindejaarsmarge. Daar is onder Rutte IV van afgeweken. Dat leidt tot veel te explosieve begrotingen. Van het begrotingsbeleid, dat we we niet meer onder controle hadden, hebben we gezegd: we gaan het weer in ere herstellen. We gaan dus terug naar trendmatig begrotingsbeleid en naar de spelregels zoals die gelden. De begrotingsdiscipline moet terug en we nemen de adviezen van de Studiegroep Begrotingsruimte over. Daar stond dit ook in. Dus we hebben daarover gecommuniceerd. Het is natuurlijk niet aan mij om erover te oordelen of dat in voldoende mate is gebeurd. Deze vraag komt niet voor niets naar voren; daaruit leid ik af dat de informatievoorziening verbeterd moet worden. Dat nemen we dan mee terug. Ik zal in het Financieel Jaarverslag Rijk hierop nader ingaan om ook die fundamentele discussie te voeren. De aanleiding van de vraag van de heer Flach was of er middelen zijn afgeroomd. Dat is niet het geval. Er is op ingetekend. Er waren meer middelen dan waarop is ingetekend en er zijn middelen over.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Flach (SGP):
Kort, afrondend, voorzitter. U merkt het wel: ik ben op zoek naar hoe de Kamer maar aan de knoppen kan zitten bij dit soort budgetten. Die zet je in voor een bepaald doel. Dan kunnen de voorwaarden te strak zijn, waardoor er geld overblijft. Of er is te weinig belangstelling. Ik denk het eerste. Op basis van een goede discussie zou je dan moeten zeggen: oké, dat geld kan weer terug. Ik zoek naar mogelijkheden daarvoor en zou de minister inderdaad willen vragen om daar op een nader moment op terug te komen, want we moeten eigenlijk af van dit soort spelregeldiscussies. De spelregels moeten gewoon duidelijk zijn.

Minister Heinen:
In de startnota van een kabinet staat wel welke begrotingsregels worden gehanteerd. Er wordt verwezen naar de Studiegroep Begrotingsruimte, die over alle begrotingsregels heeft geadviseerd en ze heeft opgesomd. Het kabinet neemt dat over. Ik hoor de heer Flach goed. Hij zegt: eigenlijk zoek ik naar een ander type informatievoorziening. Maar het is traditie dat je de begrotingsregels overneemt van de Studiegroep Begrotingsruimte. Die zet je in de startnota. Daar rapporteer je over. Daar heb je ook een debat over met het kabinet en dan gaan we van start. Dus er is, met alle respect uiteraard, wel uitgebreid over gecommuniceerd. Maar als dat beter was gegaan, zouden we dit interruptiedebat niet hebben gehad. Laat ik het zo afconcluderen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Als ik de minister goed begrijp, zegt hij: wij hebben de Kamer netjes toestemming gevraagd voor de 700 miljoen extra steun voor Oekraïne dit jaar nog. Maar we hadden als Kamer maar twee dagen de tijd om bij het kruisje te tekenen. Mijn vraag in de eerste termijn was eigenlijk de volgende. Ik begrijp dat dit uit onderuitputting komt, maar je hebt toch niet zomaar 700 miljoen euro op de plank liggen? Hadden wij dit als Kamer niet eerder kunnen weten? Die 700 miljoen onderuitputting die er blijkbaar was, was eerder bekend, neem ik aan.

Minister Heinen:
De vraag is altijd: wanneer krijg je dat in beeld? Over de onderuitputting die we in beeld hebben, rapporteren we bij najaarsnota. Ik ben daarvoor afhankelijk van wat departementen mij aanleveren. Ik weet dat ik bij de najaarsnota nog niet het volledige beeld heb, omdat veel departementen nog middelen op hun begroting houden, omdat zij denken: misschien hebben we aan het eind van het jaar nog een tegenvaller, en dan willen we het geld nog kunnen inzetten. Bij het Financieel Jaarverslag zie je de meeste onderuitputting komen. Ik vind dat dat beter moet. Vanuit mijn rol als minister van Financiën druk ik altijd op mijn collega's: meld de onderuitputting die je hebt, zodat wij die aan de Kamer kunnen melden. Maar ik ben daarbij afhankelijk van mijn collega's.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan nog heel kort, voorzitter, twee vragen uit mijn eerste termijn die nog niet zijn beantwoord. Daar rappeleer ik dan nu even snel over. Een van die vragen ging over de rentebetalingen. Misschien kunt u daar kort op ingaan. Waarom gaat dat via onze Nederlandse begroting? Dat begrijp ik niet.

Minister Heinen:
Excuus, die vraag lag er inderdaad nog. De Europese Commissie heeft inderdaad de rentebetalingen over de Russische tegoeden afgeroomd en beschikbaar gesteld aan de lidstaten om militaire steun te kunnen leveren aan Oekraïne. Nederland heeft hiervoor 100 miljoen ontvangen en bij de Najaarsnota weer beschikbaar gesteld voor aanvullende steun aan Oekraïne in 2025. Dat klopt.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik begrijp dat dat klopt, maar de vraag was: waarom gaat dat via onze begroting? Dat is steun voor Oekraïne, met alle risico's van dien. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat Rusland misschien later kan zeggen: jullie hebben dat geld geconfisqueerd. Rusland betwist dat natuurlijk. Waarom mengen wij ons daarin met onze begroting? Waarom gaat het geld niet rechtstreeks naar Oekraïne? Daar was het geld toch ook voor bedoeld? Ik begrijp dat niet.

Minister Heinen:
Dat was gewoon toen de afspraak. Er is in G7-verband met de vorige Amerikaanse regering afgesproken dat we de rentegoeden op de bevroren tegoeden gaan gebruiken om die ten goede te laten komen aan Oekraïne. Puur pragmatisch is toen besloten om dat via de lidstaten te laten lopen, omdat dat de meest makkelijke route was om de steun te verlenen. Daar zit verder niet heel veel achter.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik denk wel dat we daar een onnodig risico lopen. Tot slot een laatste onbeantwoorde vraag. Ik had het over de overboekingen van het ene ministerie naar het andere ministerie. Zo lees ik dat. Daar heeft u ook nog geen antwoord op gegeven. Is het niet vreemd dat, als wij als Kamer zeggen "wij willen extra geld voor onderwijs", ik in de Najaarsnota zie dat het ministerie van Onderwijs geld gaat overboeken naar Defensie? Je hebt altijd wel een reden. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: om militairen op te leiden. Maar er gaat in de Najaarsnota geld over tussen ministeries, best behoorlijke bedragen. Hoe zit dat?

Minister Heinen:
Ik zal in de tweede termijn even terugkomen op de mutatie waar u precies op wijst. Je kunt in algemene zin geld schuiven tussen begrotingshoofdstukken, ook binnen begrotingen. Zolang dat op artikelniveau gebeurt, binnen begrotingen of tussen begrotingen, gaat de Kamer erover en loopt dat mee in budgettaire nota's. Dan is het aan de Kamer om dat te autoriseren. De mutaties ziet u inderdaad bij de Najaarsnota, om recht te doen aan het budgetrecht van de Tweede Kamer.

De voorzitter:
Omdat u vraagt naar onbeantwoorde vragen, krijgt u nog één interruptie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor uw coulance, voorzitter. Dat begrijp ik. Uiteindelijk krijgen we deze Najaarsnota en kunnen we het wel of niet goedkeuren, maar het geld is natuurlijk al uitgegeven. Stel dat wij als Kamer zeggen dat er extra geld moet naar onderwijs. Op een gegeven moment wordt dat geld blijkbaar — want dat zien we in de Najaarsnota gebeuren — vanuit het ministerie van Onderwijs overgeboekt naar een ander ministerie, in mijn ogen voor andere doeleinden. Dat waren de voorbeelden die ik net gaf. Daar kunnen we dan hier nog wel problemen over maken, maar dan is het al te laat, want het geld is al uitgegeven. Is het niet heel gek dat dat zomaar tussen ministeries overgeboekt kan worden? Dat verbaasde mij.

Minister Heinen:
Het kan, want het gebeurt. Uw Kamer moet dat autoriseren. Als uw Kamer het er niet mee eens is, horen we dat via het debat of kunt u de vakminister tot de orde roepen. Als u zegt dat het geld al is uitgegeven, heeft de minister een probleem, want die heeft iets gedaan zonder dat u het geautoriseerd heeft. Dat debat hoort in het politieke verkeer tussen Kamer en kabinet. Ik denk dat het ongemak zit in het moment waarop wij dit debat over de Najaarsnota voeren, één dag voor het reces. Ik zou er dan ook voorstander van zijn om dit debat wat eerder te voeren. U gaat zelf over de planning van de Kamer, maar dan heeft de Kamer meer gelegenheid om door te vragen en extra debatten te voeren. De spulletjes liggen wel eerder in de Kamer. Het is aan u om via procedurevergaderingen debatten te organiseren, feitelijke vragen te stellen et cetera. Die instrumenten heeft u tot uw beschikking.

De heer Jimmy Dijk (SP):
De minister ging net heel terecht in op de nieuwe armoedecijfers, waarin de armoede is toegenomen. Hij gaf daarbij aan dat het doel van het kabinet is om de armoede te laten dalen. Het doel van het kabinet was om de armoede gelijk te houden. We hebben in deze Kamer al heel lang een discussie over de hoge energielasten. Ik zie de heer Grinwis naast mij staan, die ook een groot pleidooi heeft gehouden om het Tijdelijk Noodfonds Energie in stand te houden. Dat ging eraf en met heel veel moeite komt dat later wel. Nu zijn de energietoeslagen geschrapt en zien we dat de armoedecijfers stijgen. Mijn vraag aan deze minister en aan het kabinet is: waarom heeft het kabinet niet ingegrepen en is het niet zelf met een voorstel gekomen om of die energietoeslagen in stand te houden of het Tijdelijk Noodfonds Energie op tijd te regelen? Nu is er niks en nu nemen de problemen bij de mensen thuis toe. Waarom is het kabinet niet zelf ergens mee gekomen?

Minister Heinen:
Naar mijn beste weten — maar laat me dat dan uitzoeken — is er via de staatssecretaris van SZW, die verantwoordelijk is voor dat hele noodfonds, in goed overleg met de Kamer gezocht naar een oplossing zodat we dit konden continueren. We zagen dat energiemaatschappijen niet wilden of konden leveren voor het fonds. Er heeft een hele discussie plaatsgevonden. Volgens mij was dat ook met uw Kamer. Naar mijn beste weten heeft dat in goed overleg plaatsgevonden en is er daarover een akkoord bereikt, maar daarover moet ik me voor de tweede termijn even laten … Ik probeer door mijn oogharen te kijken naar de heer Grinwis, een van de hoofdrolspelers daarbij, om te kijken of dat klopt. Anders sta ik hier onvoldoende geïnformeerd.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Dat klopt in zekere zin, maar het klopt ook dat er mensen in de problemen komen nu de energietoeslagen zijn afgeschaft. Het kabinet is nooit zelf met een oplossing hiervoor gekomen, terwijl we al jarenlang zien dat de energielasten nogal een slok op een borrel zijn voor mensen met een smalle beurs en een bescheiden inkomen. Zij komen nu in de problemen. Mijn reactie hierop is: er is geen voorstel, dus dan zal de Kamer het moeten gaan doen, om dat te compenseren voor de komende tijd. Ik zal daar zo meteen in de tweede termijn met een voorstel voor komen.

Dan mijn tweede vraag. Anders hadden we drie of vier vragen, voorzitter. Mijn tweede vraag gaat over Warffum. Dit ligt eigenlijk in het verlengde van mijn vorige vraag. Deze Tweede Kamer heeft al meerdere keren voorstellen aangenomen dat de gaswinning in Groningen moet stoppen — daar is een hele parlementaire enquête voor geweest — maar ook dat de gaswinning in Warffum niet moet starten. Dit kabinet is eigenhandig begonnen met het verlenen van een vergunning voor gaswinning in Warffum. Nu komt in één keer het argument van leveringszekerheid boven water, dat ook niet helemaal zuiver is.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Jimmy Dijk (SP):
Mijn vraag is als volgt. Mijn fractiegenote, Sandra Beckerman, heeft een voorstel ingediend om ervoor te zorgen dat de gaswinning uit het veld van Warffum niet hoeft door te gaan. Dat was met een amendement om met 30 miljoen de NAM uit te kopen. Dat vinden wij ook niet leuk — dat zeg ik er gelijk bij — maar dat is wel om te voorkomen dat daar gas wordt gewonnen en dat er dus weer in Groningen gas wordt gewonnen. Waarom zoekt het kabinet niet zelf een uitweg en moet het steeds van de Kamer komen, ook op dit punt?

Minister Heinen:
Ik doe dit natuurlijk met enige terughoudendheid, omdat dit primair de verantwoordelijkheid is van mijn collega in het kabinet, de minister van KGG. Ik begrijp dat het Staatstoezicht op de Mijnen, de Mijnraad en TNO hebben aangegeven dat gaswinning bij Warffum veilig en verantwoord kan. Dan kom ik terug op mijn eerdere antwoord dat we met het oog op energieonafhankelijkheid aardgas ook gewoon nodig hebben. Maar dit is echt een discussie die primair met de minister van KGG gevoerd moet worden, want mijn informatie beperkt zich tot wat ik hier nu kan meegeven. Ik denk dat u dit debat nauwkeuriger kan voeren met mijn collega.

De voorzitter:
Afrondend.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Even zo plat. Ik heb eigenlijk niet eens zin om de argumenten die u nu noemt, te gaan weerspreken. Er is hier, meerdere keren, een uitspraak van de Kamer geweest dat er geen gas moet worden gewonnen in Warffum. Mijn partij doet een oproep aan deze Kamer en heeft een amendement ingediend om te voorkomen dat dat gebeurt, omdat het kabinet dat niet doet.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is gewoon balen dat er tussen het Tijdelijk Noodfonds en het Social Climate Fund van het kabinet een jaar zit, waardoor heel veel mensen in de kou zitten. Dat is soms letterlijk, maar morgen bij het tweeminutendebat over de betaalbare energierekening gaan we hierop door.

Ik heb een andere vraag aan de minister. Ik heb in mijn bijdrage even de vinger gelegd bij ETS2. Daar is nu een tegenvaller wat betreft Europees klimaatbeleid. We hebben al het emissiehandelssysteem, ETS, en daarbovenop komt een ETS-systeem voor bijvoorbeeld de gebouwde omgeving, de mobiliteit en de glastuinbouw. Helaas, zeg ik wat betreft dat laatste. Mijn vraag richt zich vooral op het kabinet. Automatisch worden dat soort inkomsten, die het gevolg zijn van het Europese klimaatbeleid, ingeboekt als generieke inkomsten bij de Rijksoverheid. Ik weet dat dit een beslispunt is geweest in de formatie, maar het is bijna geruisloos gepasseerd en we hebben er eigenlijk nooit een fatsoenlijk debat over gevoerd hier in deze Kamer. Dat ligt misschien ook aan ons, maar het gaat wel om 4 miljard. Dat blijkt nu bij zo'n tegenvaller, als het een jaar later wordt ingevoerd. Nergens hebben we een soort compensatiemechanisme. We moeten het er bewust over hebben dat de accijnzen op de benzine daarmee de facto omhooggaan en dat de energierekening omhooggaat. Het leven wordt dus gewoon duurder, zowel voor de consument, de burger als de producent. Dit gaat allemaal heel geruisloos.

De voorzitter:
En uw vraag is, meneer Grinwis?

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vraag aan de minister in mijn bijdrage was: hoe kijkt de minister hiertegen aan? Je hebt namelijk de formele spelregels, maar je hebt ook de materiële gevolgen.

Minister Heinen:
Laat dit vooropstaan: als u mij persoonlijk vraagt wat ik hiervan vind, dan zeg ik dat ik de belastingen te hoog vind en vind dat we het stapelen van al dit soort regelingen moeten voorkomen. Daarom wijs ik er bij de uitgaven altijd op dat we minder moeten uitgeven. Dat is de meer principiële uitspraak die u van mij vraagt. Op dit specifieke punt is de Kamer erover geïnformeerd dat de ETS2-inkomsten zijn ingeboekt. Ik snap het punt van de heer Grinwis heel goed. Maar dan is mijn vraag: als u het ermee oneens bent, wanneer is dat dan aangegeven, zodat we als kabinet ons daartoe konden verhouden? Want dat heb ik ook niet gehoord. Dat is dan het flauwe antwoord. Ik kijk maar even terug.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nu krijg ik hem teruggelegd. Ik heb geprobeerd te achterhalen wat er precies is gebeurd. Ik begrijp dat hier in de vorige formatie een klap op is gegeven: op deze manier gaan we om met de extra inkomsten als gevolg van ETS2. Daarmee zijn het algemene inkomsten geworden. Dat betekent dat als je iets wil veranderen — het betreft het budgetrecht, de begrotingsregels — je een gat slaat van 4 miljard als je zegt dat het allemaal terug moet. Daarmee zijn we in zekere zin met handen en voeten gebonden. Het gaat alleen wel om gigantische bedragen, die eigenlijk geruisloos worden toegevoegd aan het inkomstenkader, terwijl we over andere inkomsten of uitgaven van 100 miljoen elkaar de hersens inslaan. Dit is best wel zonder veel debat in de Kamer gepasseerd. Nu in één keer wordt het een jaar uitgesteld. Dan kun je ook de vraag stellen: zijn we hier als Rijk prudent genoeg mee omgegaan? Wat is voorzien of onvoorzien als het gaat om klimaatbeleid? Dus het is meer een reflectiepunt: gaan we met deze inkomsten, die een gevolg zijn van Europees klimaatbeleid, zorgvuldig genoeg om in ons begrotingsproces, financieel, maar ook inhoudelijk. Hebben we voldoende gewogen wat de pijn is die we daarmee creëren voor ondernemers en burgers?

Minister Heinen:
Ik zit even te kijken. Het is niet om flauw te doen, maar alles wordt voorgelegd aan de Kamer en de Kamer stemt er dan mee in. Maar ik besef ook dat de vragen niet voor niets worden gesteld. Dat betekent dat de heer Grinwis hier enig discomfort bij heeft. Hij vraagt zich ook af of hij hierover nu voldoende met de vakminister, met mij, heeft kunnen debatteren. Om het punt recht te doen, zeg ik het volgende. Ik denk dat als er straks een nieuw kabinet staat met een startnota, we dan meer tijd moeten nemen om dat debat goed te voeren. Het hangt er natuurlijk ook vanaf wanneer een startnota wordt verwerkt, maar een startnota ligt vaak ten grondslag aan een debat met de regeringsverklaring. Dat vindt op het politieke niveau plaats. Dan wordt de startnota vervolgens verwerkt in voorjaarsnota's of miljoenennota's en dan gaat het debat ook weer ergens anders over, waardoor dit risico gaat ontstaan, namelijk dat toch wel grote besluiten in budgettaire besluitvorming zitten. Dan heeft u er formeel mee ingestemd, maar dan is er nooit het goede debat gevoerd. Laten we naar een vorm zoeken hoe we los van het debat over de regeringsverklaring over zo'n startnota misschien een soort financiële beschouwingen kunnen doen, als aftrap van een nieuw kabinet. Dan kunnen we de minister van Financiën, misschien de heer Grinwis, aan de tand voelen over alle inverdieneffecten en taakstellingen die hij dan heeft ingeboekt.

De afdronk van uw interruptie, zeg ik via de voorzitter, en die van de heer Flach is dat we te weinig debatteren over de gevolgen van beleid. Dat moet beter. Dit zou wellicht een oplossing kunnen zijn, maar ik kijk ook de heer Grinwis aan.

De voorzitter:
Echt de allerlaatste, hele korte interruptie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil mijn laatste interruptie gebruiken om de minister te bedanken voor deze goede suggestie. Wat mij betreft gaan we dit zo doen en gaan we echt een startdebat over de startnota hebben met elkaar, want — zo blijkt nu en dat had ik misschien kunnen weten — 4 miljard is geen kleinigheid. Daar moeten we wat zorgvuldiger bij stilstaan; dat kan met een groot startdebat over de startnota. Dus bij dezen: omarmd.

Minister Heinen:
Kamerlid Heinen kijkt ernaar uit om minister Grinwis aan de tand te voelen.

De voorzitter:
En de voorzitter kijkt ernaar uit om dit debat zo meteen de tweede termijn in te laten gaan.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De minister ging even in op die verkeersboetes. Ik moet dan blij zijn dat over een halfjaar de eerste aanmaning zonder extra kosten gepaard gaat. Maar mijn vraag was natuurlijk: waarom geldt de wet die voor alle particuliere incassobureaus geldt, niet voor Nederland? Ik bedoel de Wet kwaliteit incassodienstverlening. En vindt de minister ook dat onze boetes in z'n algemeenheid gewoon veel te hoog zijn? Als ik in Duitsland — nogmaals, het is niet goed te praten om door rood te rijden ...

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Maar in Duitsland kost het €100 en hier moet het €320 kosten. Zelfs de bazen van het Openbaar Ministerie vinden het niet proportioneel.

Minister Heinen:
De laatste verhogingen van de verkeersboetes kwamen voort uit een budgettaire taakstelling die de toenmalige minister niet wilde doorvertalen naar de politie. Toen heeft zij gezegd: dan loopt die taakstelling in de verkeersboetes. Uiteindelijk komt het allemaal voort — dan sluit ik hem af, voorzitter — uit het niet maken van fundamentele keuzes over waar we het geld aan willen uitgeven. We geven miljarden uit aan zaken, terwijl we die misschien beter kunnen besteden. Dat leidt tot allerlei van dit soort regelingen. Het komt er echt op aan dat wij als parlement fundamenteel naar die overheidsfinanciën gaan kijken — hoe geven we het uit en waar moet het minder? — om te voorkomen dat het sluipenderwijs in dit soort posten loopt. Daar ben ik het gewoon mee eens.

Ik denk dat het goed is om te kijken naar die eerste betaalherinnering, dat die gratis wordt. Ik herken namelijk wel dat het zuur is als je bij een aanmaning extra kosten krijgt, terwijl de kosten al zo hoog zijn. Ik besef ook dat dit astronomische bedragen zijn en dat je, als het je overkomt dat je een fout maakt, gelijk heel hard aan de lat staat. Ik stel ertegenover, al vinden mensen het nooit zo leuk als ik dat zeg, dat ik ook vind dat wij ons gewoon aan de regels moeten houden. De heer Van Dijck bepleit niet het tegenovergestelde, maar ik hoor in deze discussie te vaak "ach, als ik een keer bel in de auto …" of "ach, als ik een keer door rood rijd". Want echt, er vallen … Je zou je kind maar verliezen omdat iemand aan het stuur op z'n telefoon zit te klooien. Ik vind dus ook dat wij daar streng op moeten zijn. Tegelijkertijd heb ik oog voor het punt dat de heer Van Dijck maakt als hij zegt: we moeten voorkomen dat je direct in de problemen komt als je een keer een stomme fout maakt. We hopen daar met die aanmaning in ieder geval een eerste stap in te zetten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik de minister een vraag stellen in een eerder huishoudelijke context. Op de suppletoire begrotingen behorend bij deze Najaarsnota zijn namelijk nog negen amendementen aanhangig. Kunt u deze voorzien van een appreciatie? En zo niet nu, kunt u die dan voorzien van een appreciatie voordat de Kamer gaat stemmen?

Minister Heinen:
Zeker. We moeten nog naar de tweede termijn, dus ik zal ze bij de moties doen. Ze liggen achter, dan pak ik ze erbij. Als de Kamer daar waarde aan hecht, kan ik de appreciaties ook nog schriftelijk aan u doen toekomen, omdat het met de nummering vaak lastig bij te houden is. Beide kan ik doen.

De voorzitter:
Fijn. Dan gaan wij nu verder met de tweede termijn van de Kamer. Ik nodig graag mevrouw Van Berkel van de fractie van D66 uit voor haar bijdrage.

Mevrouw Van Berkel (D66):
Dank u, voorzitter. In het belang van ons allen houd ik het kort. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik heb de minister ook horen wijzen op het feit dat de begrotingsregels geen sta-in-de-weg zouden zijn voor investeringen. Dat begrijp ik. Maar het is toch wel zo dat de begrotingsregels manen tot stevige voorzichtigheid? Dus politieke moed ja, maar begrotingsregels die iets meer ruimte bieden voor investeringen dan toch zeker ook? Het valt op dat er wel erg weinig ruimte is om ook toekomstige baten in te kunnen zetten.

Ik heb de minister ook uitgebreid horen vertellen hoe hij aankijkt tegen realistisch begroten. Dat daarin grote stappen gezet zijn, daar ben ik het mee eens. Dat is lovenswaardig. Tegelijkertijd zien wij ook dat de haalbaarheid van die taakstellingen, die ombuigingen, toch nog wel wat te wensen overlaat. Ik hoor de minister zeggen dat hij het ermee eens is dat we zo niet door kunnen gaan, maar ik heb hem nog niet horen vertellen hoe hij denkt dat dan wel te gaan doen. Hoe gaat de minister zorgen dat we realistische ombuigingen inboeken in plaats van ombuigingen waarvan we eigenlijk vooraf al weten dat we ze niet gaan halen?

Dat brengt mij bij mijn laatste twee inhoudelijke punten. Eerder al genoemd is de ombuiging op asiel en migratie. Misschien ligt het aan mij, maar ik heb nog niet echt goed gehoord waarom de minister denkt dat die ombuiging nu wel realistisch zou zijn. Daar zou ik toch graag nog wat meer over willen horen.

Tot slot de EU-afdrachten. Ik ben natuurlijk heel erg blij dat de minister zo veel vertrouwen heeft in een onderhandelingsresultaat straks in 2027, en al helemaal dat hij denkt dat een toekomstige premier die onderhandelingen tot een positief eindresultaat zou kunnen brengen. Dat vertrouwen heb ik natuurlijk ook — dat zal niemand verbazen — maar tegelijkertijd is het ook zo dat onderhandelingen altijd best wel onzeker zijn en dat vooruitlopen op onzekere onderhandelingen en een positief resultaat ook wel wat wiebelig kan zijn. Het is toch zo dat de minister systeemverantwoordelijke is voor een realistische begroting? Hoe reflecteert de minister hierop? Acht hij het dan nog steeds realistisch om deze EU-korting te halen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Tony van Dijck voor zijn bijdrage in deze tweede termijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Met het oog op het kerstregime zal ik me beperken tot moties.

De voorzitter:
Keurig.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De eerste motie gaat over de incassokosten bij verkeersboetes.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de incassokosten van verkeersboetes te maximeren tot het niveau zoals is vastgesteld in de Wet kwaliteit incassodienstverlening, de Wki,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.

Zij krijgt nr. 2 (36850).

De heer Tony van Dijck (PVV):
Wat voor de particuliere sector geldt, zou namelijk ook voor de overheid moeten gelden.

Mijn tweede motie gaat over accijnzen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de accijnzen te verlagen tot onder het niveau van onze buurlanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.

Zij krijgt nr. 3 (36850).

De heer Tony van Dijck (PVV):
We laten namelijk heel veel geld liggen omdat half Nederland in Duitsland zijn boodschappen doet, zijn sigaretten en alcohol koopt en zijn benzine tankt. Laat de Duitsers maar naar Nederland komen om dat te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering op korte termijn onze goudvoorraad die ligt opgeslagen in de Verenigde Staten te repatriëren naar Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck.

Zij krijgt nr. 4 (36850).

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik zie namelijk niet het nut en de noodzaak van het feit dat er voor 25 miljard aan goud in New York ligt. Het heeft namelijk risico's en Duitsland heeft al zijn goud ook teruggehaald.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Stultiens van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik denk dat een aantal vragen nog vervolgd gaan worden in het nieuwe jaar. Ik ben niet overtuigd van zijn appreciaties van onze amendementen. We denken dat die wel nodig zijn. Ik ben wel blij om te horen dat de minister nog steeds zegt te staan voor hetzelfde geld als wij. Er is alleen een verschil van inzicht in wanneer we dat geld daadwerkelijk gaan zien. Maar goed, laten we hopen dat over paar maanden blijkt dat dit amendement inderdaad niet nodig was. Wij blijven van mening dat het het beste is om nu gewoon voor te stemmen als we dit geld willen.

Ik wil kort iets zeggen over het Klimaatfonds, want ik vind het wel een rare gang van zaken. Eigenlijk zeggen we: als het geld in het fonds zit, dan mag je dat volgend jaar gewoon gebruiken en als het geld voor september niet uitgegeven wordt, dan mag het terug naar het fonds, maar als het na september niet uitgegeven wordt, dan ben je het kwijt. In mijn ogen is dat doorgeslagen technocratie. We willen met z'n allen geld voor klimaat en dat is gereserveerd. Volgens mij is het een onjuiste gang van zaken als dat geld na september vrijvalt en opeens weg is. Daarom hebben daarover een amendement ingediend. Die 118 miljoen voor het klimaat zou gewoon beschikbaar moeten blijven.

Tot slot. Het laatste amendement gaat over geld voor wonen. Ik ben blij dat de heer Flach wat dat onderwerp betreft vandaag de kastanjes uit het vuur heeft gehaald. Volgens mij is het een heel belangrijk amendement. Ik hoop dat de meerderheid van de Kamer dat ook zo ziet, want het geld is keihard nodig.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de bijdrage van de heer Flach van de fractie van de SGP in deze tweede termijn. Ga uw gang.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik mocht wat eerder omdat ik naar een ander debat moet. Dank daarvoor. Dank aan de minister voor de beantwoording. Ik ben erg voor een minister die prudent met overheidsfinanciën omgaat, maar ik ben ook voor een Kamer die invloed heeft via het budgetrecht. Met alle dingen die we eromheen georganiseerd hebben, zoals in=uittaakstellingen en onderuitputtingen die we van tevoren inboeken, moet je toch concluderen dat het budgetrecht gewoon minder scherp geworden is. Ik ben dus blij met de toezegging van de minister dat hij daar te gelegener tijd nog een keer met ons over in discussie gaat.

Dan kom ik bij mijn motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de systematiek van de tolheffing van de Blankenburgtunnel in de praktijk grote problemen geeft;

overwegende dat het bijvoorbeeld mogelijk gemaakt kan worden om de eerste betalingsherinnering gratis te maken, zoals ook in het bedrijfsleven het geval is, de boetes te verlagen of op andere manieren de hoge kosten voor burgers en ondernemers te verlagen;

verzoekt de regering opties in kaart te brengen die de problemen met de tolheffing van de Blankenburgtunnel oplossen en die zorgen voor substantiële verlaging van de boeteopbrengsten, daarbij bovenstaande opties in ieder geval mee te nemen, en de Kamer daar voor de behandeling van de begroting Infrastructuur en Waterstaat 2026 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach en Grinwis.

Zij krijgt nr. 5 (36850).

Dank u wel. Succes met uw volgende debat. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Inge van Dijk van de fractie van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank. Dank voor de beantwoording en dank, collega's, voor het debat. Eigenlijk was het een debat over terugkijken, maar wij kunnen het vaak niet laten — ikzelf doe dat ook — om toch ook vooruit te kijken en al een aantal zorgen en wensen op tafel te leggen.

Dan gaat het over zorgen over armoede, over werkende armen. Vorig jaar hebben we het daar ook uitgebreid over gehad. Afhankelijkheid van toeslagen is een belangrijk onderwerp waarover we het met elkaar moeten blijven hebben. Het is ook gegaan over de lange termijn, over het verdienvermogen, juist ook om de toekomstige welvaart veilig te kunnen stellen. De minister gaf aan dat we te weinig praten over het verdienvermogen. Toen dacht ik: maar eigenlijk doen we dat heel veel. Alleen doen we dat meestal in de commissiezaaltjes met de commissie Economische Zaken.

Goed dat het debat over Wennink samen gevoerd wordt. Dat is ook aan ons als Kamer. Tegelijkertijd dacht ik: eigenlijk zouden we dat veel vaker moeten doen. We willen de schotten tussen de ministeries doorbreken om zo effectief te zijn. Wat betreft bijvoorbeeld de financiering van ons mkb is het eigenlijk heel raar dat we dat met het ene ministerie doen, terwijl het andere ministerie daarbij ook een grote vinger in de pap heeft.

Over de investeringsinstelling zegt de minister dat de menukaart er ligt. Als Kamer zullen we een momentum moeten organiseren om keuzes te kunnen maken, zodat we hierop ook tempo kunnen krijgen. Dat is aan ons en die schoen moeten we gaan aantrekken.

Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Grinwis van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De minister daagde mij uit om een motie van wantrouwen in te dienen, maar die laat ik op zak. Sterker, ik laat vandaag alle moties op zak. Ik snap ook wel dat de minister in zijn beantwoording zegt dat we een beetje geduld moeten hebben, dat we een begrotingsstructuur hebben waarin de Kamer op gezette tijden wordt geïnformeerd en dat we voor het overige maar moeten uitkijken naar de startnota. Dat ga ik dan ook maar doen. Desalniettemin, als de minister het niet kan laten om ons eerlijk te informeren over zijn inzichten in tegenvallers en donderwolken, zoals het vaak wordt samengevat, dan nodig ik hem daartoe van harte uit.

Verder veel dank voor het debat. Ik heb natuurlijk tal van ideeën, maar die gaan we bij de vooruitkijkende debatten volgend jaar inbrengen.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij tot slot toegekomen aan de bijdrage van de heer Dijk. Gaat uw gang.

De heer Jimmy Dijk (SP):
Voorzitter. Twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het CBS aangeeft dat de armoede voor het eerst in vijf jaar weer gestegen is, mede door het wegvallen van de energietoeslag;

constaterende dat gemeenten via een decentralisatie-uitkering worden ondersteund met middelen vanuit het Rijk om huishoudens te ondersteunen bij het betalen van de energierekening;

verzoekt de regering 30 miljoen euro uit het Klimaatfonds via een decentralisatie-uitkering in te zetten om huishoudens te helpen bij energiearmoede,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jimmy Dijk.

Zij krijgt nr. 6 (36850).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel in 2024 als in 2025 recordhuurverhogingen plaatsvonden;

constaterende dat de minister deze week weer hoge huurverhogingen van 4,1% voor sociale huur, 6,1% voor middenhuur en 4,4% voor de vrije sector heeft aangekondigd;

verzoekt de regering om de huurprijzen komend jaar te bevriezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jimmy Dijk.

Zij krijgt nr. 7 (36850).

De heer Jimmy Dijk (SP):
Voorzitter, tot slot. Ik wil nog kort ingaan op het rapport van Wennink. Ik heb de afgelopen tijd meerdere partijen daar met veel lof over horen spreken. Ik kijk daar toch een klein beetje anders tegen aan. Ja, er staan best een aantal goede punten in, maar ik zou vanuit hier ook graag het volgende willen vragen. Het rapport kwam er op verzoek van minister Karremans. Als we kijken naar de lijst van mensen die geraadpleegd zijn voor het rapport van Wennink, dan zien we dat het vooral CEO's, banken en het grootbedrijf zijn. Dat vraagt om een uitgebreide reactie van vakbonden. Ik zou graag voorafgaand aan het debat, dat al ingepland staat, een reactie van het kabinet willen op hoe vakbonden naar deze plannen kijken. Ik zie namelijk vooral miljarden in dienst van het bedrijfsleven die ten koste gaan van sociale zekerheid.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven vijf minuten nodig te hebben voor de appreciatie van de ingediende moties en de nog hangende amendementen, dus ik schors voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 15.02 uur tot 15.09 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de Najaarsnota. Wij zijn toegekomen aan de tweede termijn van het kabinet. Ik ga de minister zo het woord geven voor de beantwoording van de laatste vragen en de appreciaties van de hangende amendementen en de ingediende moties. Ik ga aan de Kamerleden alvast het kerstregime toelichten. Ik sta één interruptie toe naar aanleiding van de appreciatie, en alleen op ingediende eigen moties of amendementen. Dat gezegd hebbende geef ik graag het woord aan de minister.

Minister Heinen:
Dan ontraad ik alles.

De voorzitter:
U lokt het een en ander uit, en dat sta ik niet toe in het kader van de kerstgedachte.

Minister Heinen:
Voorzitter, in het kader van de tijd, want u kijkt natuurlijk terecht naar de klok: er stonden nog twee vragen open en die zal ik kort beantwoorden, dan loop ik de amendementen langs en daarna de moties. De amendementen hebben altijd een heel gekke nummering, dus het is lastig om mee te schrijven. Ik stuur ze ook nog schriftelijk, voor de stemming, naar uw Kamer. Dan kunnen we het tempo erin houden.

Er waren nog twee vragen van mevrouw Van Berkel. In de eerste plaats vroeg zij nogmaals naar de EU-afdrachten en hoe die zich verhouden tot mijn systeemverantwoordelijkheid. Die neem ik natuurlijk zeer serieus. Ik denk dat dit een realistisch uitgangspunt is. Ik wijs erop dat besluitvorming op dit punt altijd met unanimiteit is. In die zin heb je als land altijd de zekerheid dat je eruit kan halen wat je eruit wil halen. Tegelijkertijd wijs ik erop dat het natuurlijk een samenspel is en dat je altijd naar de totaliteit van een onderhandelingsresultaat kijkt. Het is echt te vroeg om daar nu een oordeel over te geven, omdat we helemaal aan het begin staan van die onderhandelingen. We hebben de Kamer uitgebreide brieven gestuurd over hoe wij de hervormingen in Europa ten aanzien van de begroting zien. Daar werken we nu hard aan. Laten we gaandeweg kijken hoever we komen en dan met uw Kamer de debatten daarover voeren. Het eindoordeel is dan ergens in 2027. Ik denk dat het echt te vroeg is om nu uitspraken te doen over hoe realistisch ik onze inzet acht, want ik zit midden in de onderhandelingen.

Verder had mevrouw Van Berkel ook nog de vraag hoe we komen tot realistische ombuigingen. Ik heb daar maar één antwoord op. Dat is politieke moed van onze zijde. We staan voor grote keuzes. Vaak zijn het hele moeilijke keuzes. Daar moet je natuurlijk goed het debat met elkaar over voeren, maar ik denk dat we nu in de fase aankomen van politici die … Ja. Het gaat echt wat van ons vergen om tot een robuuste begroting te komen in het licht van de uitdagingen waarvoor we staan en de investeringen die we willen doen. Het kan niet allemaal. Nogmaals, het vergt moeilijke keuzes.

Dan wilde ik naar de amendementen gaan, voorzitter. Die zijn altijd wat ingewikkeld. Ik heb acht amendementen. U wees op negen amendementen, maar ik begreep dat er één gewijzigd is. Ik heb hier dus acht amendementen voor mij. Ik zal de nummers opnoemen; bij één weet ik het Romeinse nummer niet helemaal, maar we komen er wel samen.

Ik begin met het amendement-Stultiens op stuk nr. 3 (36850-VIII). Dat amendement gaat over het terugdraaien van de resterende ombuiging op het Fonds onderzoek en wetenschap voor 2025, en een oproep tot 100%-eindejaarsmarge op deze middelen. Ik zou dit willen ontraden. Nogmaals, in feite is dit ongedekt, dus dan loopt de schuld op.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 3 (36850-VIII) wordt ontraden.

Minister Heinen:
Ik heb hier één amendement waarvan ik het exacte nummer niet voor me heb. Dat is het amendement op stuk nr. 4 (36850-B), op de BZK-begroting. De heer Dijk vraagt om 500 miljoen incidenteel aan te wenden om de kinderarmoede aan te pakken. Dat moet ik helaas ontraden, omdat het strijdig is met de scheiding van inkomsten en uitgaven. Het zet namelijk een meevaller in voor een intensivering. Daar wou ik het voor nu even bij laten. Ik zet het allemaal nog op schrift.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 4 (36850-B) wordt ontraden.

Minister Heinen:
Dan het amendement op stuk nr. 4 (36850-XXII). Dat is de VRO-begroting. Het is een amendement van de heer Flach, die vraagt om de onderuitputting op de Woningbouwimpuls van 57 miljoen naar 2026 te schuiven. Dat wil ik ontraden. Daar hebben we uitgebreid het debat over gevoerd, dus ik verwijs naar de interruptiedebatten hierover.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 4 (36850-XXII) wordt ontraden.

Minister Heinen:
Het amendement op stuk nr. 5 (36850-XXII) gaat ook over de VRO-begroting. Dat amendement is van Beckerman. Dat wil ik ook ontraden. Dat gaat ook over de Woningbouwimpuls en het roept op de middelen voor dakloze gezinnen met kinderen in te zetten. Ik wijs erop dat deze middelen … Er zijn drie amendementen op ingediend, dus wordt dezelfde onderuitputting drie keer uitgegeven door de Kamer en ik ga ze dus alle drie ontraden. Ik wijs er ook op dat ze niet alle drie kunnen worden aangenomen, want een euro kan je maar één keer uitgeven.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 5 (36850-XXII) — dat is het amendement-Beckerman — wordt ontraden.

Minister Heinen:
Dan het amendement op stuk nr. 6 (36850-XXII), wederom over de VRO-begroting en ook van Beckerman. Dat gaat over de onderuitputting op het gebied van de Woningbouwimpuls en vraagt dit keer om 5 miljoen naar de zorgbuurthuizen te schuiven. Er wordt wederom uit hetzelfde potje getapt en deze wil ik ontraden.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 6 (36850-XXII) wordt ontraden.

Minister Heinen:
Dan het amendement op stuk nr. 3 (36850-XXIII). Dat is de KGG-begroting, zullen we maar even zeggen. Dit amendement is ook van Beckerman en wil ik ook ontraden. Dat gaat ook over de gaswinning bij Warffum en die ontraad ik met verwijzing naar het interruptiedebat dat ik met de heer Dijk daarover heb gevoerd.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 3 (36850-XXIII) wordt ontraden.

Minister Heinen:
Ik heb er nog twee. Het een-na-laatste, het amendement op stuk nr. 5 (36850-XXIII), wederom KGG, is van de heren Stultiens en Oosterhout. Dat amendement wil ik ontraden. Dat vraagt om het terugboeken van 118 miljoen euro onderuitputting op de overgehevelde Klimaatfondsmiddelen op de KGG-begroting, zodat deze via de 100%-eindejaarsmarge meekunnen naar volgend jaar. Ik ontraad deze, wederom met verwijzing naar het interruptiedebat hierover.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 5 (36850-XXIII) wordt ontraden. Ik kijk nu even naar mijn eigen administratie. Hebben we nu alle appreciaties?

Minister Heinen:
Ik heb er nog één.

De voorzitter:
O, u heeft er nog één. Ga uw gang.

Minister Heinen:
Dit amendement is van de heer Stultiens. Hij staat al bij de interruptiemicrofoon. Dat is het amendement op stuk nr. 7 (36850-X) op de Defensiebegroting. Dat wil ik ontraden. Dat gaat om een intensivering van 1,3 miljard euro in 2025 op de Defensiebegroting, om die in te zetten voor steun aan Oekraïne. Met verwijzing naar het interruptiedebat hierover wil ik die ontraden.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 7 (36850-X) wordt ontraden. Er is nog één amendement ingediend, het amendement op stuk nr. 40 (36800-IX) van de heer Dijk, maar die is, volgens mij, tijdens het debat ingediend, dus ik kan me voorstellen dat de minister deze nog schriftelijk apprecieert. Daar kan de heer Dijk zich in vinden.

Meneer Stultiens, ga uw gang, voor één interruptie.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):
Ik ga 'm goed inzetten. De minister zegt bij meerdere amendementen: ik ontraad het, want anders loopt de staatsschuld op. Maar wat het zo moeilijk maakt, is dat heel veel van deze amendementen plannen waren van het kabinet zelf. Het waren de plannen van het kabinet over geld voor het Klimaatfonds en geld voor wonen. Toen de begroting werd aangenomen, gingen we nog uit van een staatsschuld van 548 miljard. De staatsschuld is nu 23 miljard euro lager. Wij zeggen: hou vast aan je eigen plan. De minister zegt: nee, want dan loopt de staatsschuld op. Dat is toch heel gek?

Minister Heinen:
Dank voor deze vraag. Die heb ik inderdaad niet beantwoord tijdens de eerste termijn. Maar die redenering gaat echt wel heel erg mank. We hebben een begrotingssystematiek, trendmatig begrotingsbeleid, waarbij ik stuur op uitgavenkaders. Ik stuur dus niet op staatsschuld of op saldo, maar op uitgavenkaders. Die kaders stellen we vast bij de startnota en daar heeft uw Kamer in meerderheid mee ingestemd. De begrotingsnorm van 2,8% is een maximum waarvan is gezegd: dan grijpen we in. We grijpen dus niet pas in als we door de 3% gaan, maar al wat eerder, als we door 2,8% gaan. Ik wijs er inderdaad op dat het begrotingstekort lager uitkomt. Dat komt door het prudente begrotingsbeleid dat wij voeren. Nogmaals, wij sturen niet op de staatsschuld. Het is niet zo dat als het CPB aannames doet en een raming maakt, je zegt: oké, dat is dus alle ruimte die ik kan inzetten. Dat weet de heer Stultiens ook, denk ik, want hij kent de begroting goed.

De voorzitter:
Gaat u verder met de appreciaties van de ingediende moties.

Minister Heinen:
Ja, we zijn bij de moties. Het waren er slechts een aantal.

Ik begin bij de motie op stuk nr. 2 van de heer Van Dijck over de incassokosten bij verkeersboetes. Die moet ik ontraden, want die heeft geen dekking.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 2 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 3.

Minister Heinen:
De motie op stuk nr. 3 van de heer Van Dijck is ook ongedekt en wordt daarom ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3 wordt ontraden.

Minister Heinen:
Over de motie op stuk nr. 4 ga ik niet, want daar gaat DNB over, dus die wordt ook ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 4 wordt ontraden.

Minister Heinen:
Dan de motie op stuk nr. 5 van de heer Flach. Ik wil de heer Flach eigenlijk vragen om de motie aan te houden, want ik wil 'm doorgeleiden naar de minister van IenW, zodat hij de motie kan appreciëren. Het gaat om een motie voor de begrotingsbehandeling, dus we hebben nog even. De heer Flach is niet in de zaal. Dan is het oordeel "ontijdig", denk ik. Kan ik dat oordeel geven? Anders moet ik 'm ontraden, maar dat vind ik zonde, want op zich snap ik deze wel, maar eigenlijk is de appreciatie aan de minister van IenW. Maar de heer Flach is niet in de zaal.

De voorzitter:
Dan houden we het bij de appreciatie "ontijdig". De heer Flach kan er wellicht nog bij u op terugkomen, maar we gaan morgen stemmen, dus dan moet hij heel veel tempo maken. Vooralsnog krijgt de motie de appreciatie "ontijdig". Dan kunnen we door naar de motie op stuk nr. 6.

Minister Heinen:
Ik ben bijna klaar, dus meneer Flach heeft nog even tijd om van de wc af te komen en hierop te reageren.

De motie op stuk nr. 6 is van de heer Dijk. Daarin wordt verzocht om 30 miljoen uit het Klimaatfonds in te zetten om … Die motie moet ik ontraden. De middelen uit het Klimaatfonds zijn natuurlijk voor andere doeleinden bestemd. Bovendien zijn het incidentele middelen. Vanuit die optiek moet ik de motie, hoewel die uiteraard sympathiek is, ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 6 wordt ontraden. De heer Flach heeft overigens aangegeven dat hij een ander debat had. We kunnen ons niet opsplitsen in deze Kamer. Ik denk dus dat zijn medewerker meeluistert.

Minister Heinen:
Nee, het was een flauw grapje. Ik weet hoe hard er ook gewerkt wordt, zeker bij de SGP-fractie. Zij nemen hun werk zeer serieus.

Dan de motie op stuk nr. 7 van de heer Dijk, over het bevriezen van de huurprijzen. Die moet ik ontraden, ook in het licht van de enorme effecten op de impuls voor de woningbouw. We hebben vooral woningen nodig. Daar hebben we natuurlijk eerder ook een uitgebreid debat over gevoerd. Ingrijpen op prijsmechanismen leidt ook weer tot andere problemen.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 7 wordt ontraden.

Minister Heinen:
Ja, die wordt ontraden. Daarmee ben ik aan het eind gekomen van mijn tweede termijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij aan het einde gekomen van het debat over de Najaarsnota.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij gaan morgenavond stemmen over de Najaarsnota, de bijbehorende suppletoire departementale begrotingen, inclusief de ingediende amendementen, en over de moties van vandaag. Ik dank u allen hartelijk. Ik schors tot 15.30 uur.

De vergadering wordt van 15.22 uur tot 15.30 uur geschorst.