Debat over de ruzie in het kabinet over mest (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D52957, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-18 09:32, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-17 19:15: Debat over de ruzie in het kabinet over mest (Plenair debat (debat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Ruzie in het kabinet over mest
Ruzie in het kabinet over mest
Aan de orde is het debat over de ruzie in het
kabinet over mest.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is een debat over de ruzie in het
kabinet over mest. Ik heet de minister van Infrastructuur en Waterstaat,
de minister van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur en de
staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van harte welkom. De
leden van de zijde van de Kamer hebben twee minuten spreektijd. Ik wilde
het woord geven aan mevrouw Bromet als eerste spreker van de zijde van
de Kamer, maar ik zie dat het lid Kostić iets wil zeggen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een punt van orde. De Kamer heeft in meerderheid om stukken gevraagd
voor dit debat. Anders is het vrij onmogelijk om dit debat te voeren. De
deadline was maandag. We hebben nog steeds helemaal niets. Ik stel dus
voor dat we schorsen totdat die stukken er zijn.
De voorzitter:
Ik zie dat u een voorstel doet. Alleen zie ik niet dat het wordt
gesteund. U doet een ordevoorstel.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Collega Kostić heeft gelijk, maar ik denk dat we het
aankunnen zonder stukken.
De heer Chris Jansen (PVV):
Geen steun, voorzitter.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Natuurlijk is het een schoffering van de Kamer om niet met stukken te
komen, maar we zullen uitgaan van datgene wat we in de media hebben
gelezen en op basis daarvan het debat voeren.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik vind het ook nogal gênant dat we hier staan zonder
stukken, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat ik eigenlijk helemaal geen
behoefte heb om er vanavond een soort whodunit van te maken. Ik hoop dat
die stukken nog een keer komen, maar ik ben er eigenlijk zo al een
beetje klaar mee. Laten we het debat maar hebben en dan gaan we kijken
waar we komen.
De heer Goudzwaard (JA21):
Voorzitter, geen steun. Laten we de kippen nog even een paar dagen laten
broeden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, welke kip weet ik niet. Hier moest ik even over nadenken.
Voorzitter. Er is drie keer gevraagd om de stukken. Ze zijn drie keer
niet gekomen. Normaal zou ik altijd het verzoek van het lid Kostić
steunen. Tegelijkertijd denk ik nu: laten we dit debat aangaan, want het
is ook belangrijk wat de Kamer van deze werkwijze vindt. Dat vind ik op
dit moment toch iets interessanter worden dan wat het kabinet vindt. Het
is al drie keer verzocht en het is drie keer niet gedaan. Dit gaat
eindeloos duren. Anders zitten we hier heel laat nog. Laat ons ons als
Kamer maar gaan uitspreken.
De voorzitter:
Prima.
De heer Koorevaar (CDA):
Geen steun voor dit verhaal. Ook al zouden we die stukken krijgen, we
hebben gewoon de tijd niet om ze door te nemen, dus geen steun.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Voorzitter, daar sluit ik me bij aan. Geen steun.
Mevrouw De Vos (FVD):
Volgens mij kunnen we het debat ook gewoon voeren en in onze speeches
onze mening over het ontbreken van de stukken uiten.
De voorzitter:
Ik constateer dat een meerderheid van de leden vindt dat we kunnen
aanvangen met het debat, dus ik geef het woord aan mevrouw Bromet als
eerste spreker van de zijde van de Kamer, namens de fractie van
GroenLinks-Partij van de Arbeid. U heeft het woord.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Alleen al de titel van dit debat, Ruzie in het kabinet over
mest, is een nieuw dieptepunt in het bestaan van de restanten, van wat
er nog over is van dit rampenkabinet. Toen ik twee weken geleden in NRC
het artikel over minister Wiersma las dat de titel had "schrapt,
vertraagt en houdt tegen" en ik alles las wat we als Tweede Kamer de
afgelopen twee jaar met haar hebben meegemaakt, dacht ik: jeetje, het is
nog erger dan ik me in werkelijkheid heb gerealiseerd. De ruzie in het
kabinet gaat nu over honderden miljoenen extra kilo's mest, 170
olympische zwembaden extra mest, terwijl de waterkwaliteit niet op orde
is en het stikstofprobleem, wat ook een mestprobleem is, nog niet is
opgelost. Het mooie is eigenlijk dat staatssecretaris Aartsen van de
VVD, die ik toch niet ken als een hele groene VVD'er, nu de verdediger
is van de groene belangen.
Voorzitter. Deze minister heeft een eind gemaakt aan besturen met
draagvlak. Die heeft een eind gemaakt aan het nemen van beslissingen op
basis van feiten, op basis van wetenschap, rekening houdend met wat
rechters zeggen. Ze heeft helemaal geen boodschap aan de expertise van
haar eigen ambtenaren en de wil van de Kamer heeft ze meerdere keren
opzijgezet. Deze minister luistert alleen naar haar eigen onderbuik. Dat
kan ze doen omdat de Kamerleden hier haar daar laten zitten. Ik ben heel
benieuwd wat de andere fracties te zeggen hebben, maar dit is het
normaliseren van een bestuur wat ik ons land niet gun. Ik gun ons land
rustig bestuur, zekerheid, verstandige dingen, compromissen sluiten. Dat
alles is allemaal niet aan de orde. Ik kan het deze minister, die op weg
is naar de uitgang, aanwrijven, maar ik wil een beroep doen op de
fracties, met name die van de VVD, die dit mogelijk hebben gemaakt.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Beckerman, maar eerst is er nog een
interruptie van de heer Grinwis. Ik zal geen beperking van het aantal
voorstellen, maar ik verzoek u wel korte interrupties te plegen en in
niet meer dan drievoud.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn interruptie is niet zozeer naar aanleiding van de inbreng van
collega Bromet, maar vanwege het feit dat het conceptactieprogramma al
sinds juli in de Kamer ligt. Natuurlijk zijn er verkiezingen tussendoor
geweest, maar we hebben er geen debat over gevoerd en nu staan we
eigenlijk aan de vooravond van het kerstreces dit debat te voeren.
Mevrouw Bromet heeft in de commissie zelf het voorstel gedaan om alle
debatten eigenlijk van de kalender schrappen, waaronder het debat waarin
we het hadden kunnen hebben over dit actieprogramma. Heeft u daar niet
een beetje spijt van?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nee, want dat wat deze minister wil is niet wat GroenLinks-PvdA wil. Wij
willen niet 170 olympische zwembaden extra mest. Wij willen minder mest.
Wij denken dat elk uur dat deze minister langer in het kabinet zit meer
schade aanricht die straks door een volgend kabinet weer gerepareerd
moet worden. Wij hebben daarom ook voor de zomer … Ik ben gebeld door
een heleboel mensen en heb ook berichtjes gekregen: waarom heeft u niet
eens een keer een motie van wantrouwen ingediend? Die heb ik ingediend,
voor de zomer al in de oude Kamer. Dat weten de nieuwe Kamerleden niet,
maar toen was er ook al genoeg reden om een eind te maken aan deze
lijdensweg. De meerderheid van de Kamer heeft dat niet gesteund, heeft
de minister laten zitten. Dat is ook het punt dat ik maak, met name
richting de VVD, die haar eigen belang zwaarder woog dan het
landsbelang. We zullen zien wat er in de komende jaren allemaal nog voor
ellende opgeruimd moet gaan worden als gevolg van deze twee jaar
minister Wiersma.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Beckerman voor haar inbreng in eerste termijn
namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goeienavond. Waar zitten we hier naar te kijken? Een kabinet dat
dubbeldemissionair is, heeft blijkbaar weer knallende ruzie met elkaar.
Dit keer gaat de crisis, hoe symbolisch, over mest. Wat we nu weten,
weten we alleen uit de pers, want de Kamer heeft geen stukken gekregen.
Minister Wiersma lijkt het mestprobleem nog groter te maken door nieuwe
versoepelingen ten aanzien van waar hoeveel mest kan worden uitgereden.
Op 1 januari al moeten de nieuwe regels ingaan, maar op deze op een na
laatste Kamerdag voor het reces is het kabinet er onderling nog niet
uit. Ambtenaren waarschuwen volgens een gelekt document dat de
waterkwaliteit onvoldoende zal verbeteren en in veel gebieden zal
verslechteren. Ook zal de uitstoot van stikstof door de plannen
toenemen. De Europese Commissie en de landsadvocaat waarschuwen voor
grote problemen. De vrees is dat als het kabinet dit besluit wel neemt,
we er voor vier jaar aan vast zitten.
Het is natuurlijk voor veel boeren een hard gelag dat Nederland mogelijk
de derogatie niet terugkrijgt en er in een aangescherpte versie, als die
er zou komen, meer maatregelen moeten worden genomen, maar het is een
nog veel groter probleem voor boeren, voor ons water, voor de natuur,
voor Nederland als we nu niet doen wat nodig is en we straks nog
draconischere maatregelen moeten nemen. Kan ook het ministerie van IenW
aangeven welke eisen ze hebben gesteld en of deze zijn
ingewilligd?
De belangrijkste vraag vanavond is wat nu de politieke stand is, want
inhoudelijk kunnen we weinig beoordelen wanneer we niet weten waar het
kabinet op uitkomt. We begrijpen uit de pers dat D66 en CDA niet willen
dat de plannen van Wiersma nu doorgaan. Ik vraag ook aan deze fracties:
klopt dat? Jetten noemt het plan in de pers schandalig, Bontenbal hoopt
dat er voldoende verantwoordelijkheidsbesef is om niet nog meer
problemen naar het volgende kabinet te kieperen en de VVD lijkt in het
kabinet dwars te liggen. Wat is nu de stand? Welke meerderheid denkt
minister Wiersma dan nog voor 1 januari te kunnen halen? Mij lijkt de
keuze — dit is mijn laatste zin, voorzitter — voor minister Wiersma toch
simpel: stop met deze plannen nu door te drukken voordat u gestopt wordt
als minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Grinwis voor zijn eerste termijn
namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Je zal maar een boer zijn, naar dit debat zitten
kijken en duidelijkheid willen over je bemestingsruimte. Of
waterschapper: je zet je dagelijks in om de kwaliteit van het water te
verbeteren. En dan dit Haagse gedoe: een plenair debat omdat er stront
aan de knikker is in het kabinet.
Voorzitter. Ik was nog niet zo lang Kamerlid toen het zevende
actieprogramma Nitraatrichtlijn werd vastgesteld, een voor boeren
vervelend actieprogramma met een hoge portie kalenderlandbouw,
bufferstroken en middelvoorschriften — voorschriften die maar al te vaak
nauwelijks effectief zijn voor de waterkwaliteit. Een volgende keer
moest het echt anders, met doelsturing, zodat een enkele agrariër, die
verstandig teelt en bemest, niet de dupe is van een generiek
voorschrift. Doelsturing, dát moest het worden. Tegelijk was het
vervelende zevende actieprogramma vanuit het perspectief van het
grondwater en vooral het oppervlaktewater niet genoeg. Er kwam een
addendum. Met de derogatiebeschikking kwam er een aanwijzing van met
nutriënten verontreinigde gebieden. En in het stikstoffonds werd meer
dan 800 miljoen gereserveerd voor met name maatregelen in de beekdalen
van ons land. Dat fonds werd geschrapt door de partij van de
landbouwminister. Daarmee raakte een goede waterkwaliteit verder uit
zicht. Het achtste actieprogramma moest een stap vooruit betekenen, voor
de boer en de waterkwaliteit. Dat laatste wordt zwaar betwist door de
waterwereld, de waterschappen, Vewin en het ministerie van IenW.
Een paar vragen. Waarom is de strijd voor een beter achtste
actieprogramma vanuit IenW op politiek niveau zo laat op gang gekomen?
Hoe groot is het risico op een inbreukprocedure vanuit Brussel, als het
kabinet nu het achtste actieprogramma doorzet? Welke wijzigingen heeft
de minister van LVVN doorgevoerd ten aanzien van het concept? En welke
wijzigingen zou zij nog bereid zijn door te voeren om te voorkomen dat
de waterschappen met een restopgave blijven zitten en de
oppervlaktewaterkwaliteit verslechtert in plaats van verbetert?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De heer Grinwis stelt nuttige vragen. Hij heeft de afgelopen twee jaar
ook heel veel zogenaamde slimme moties ingediend om de minister bij te
sturen. Ik heb die soms ook gesteund of mede-ingediend. Maar ik zou hem
willen vragen wat hij ervan vindt dat we nu met een landsbestuur zitten
waarin de landsadvocaat ook maar een mening heeft, waarin de adviezen
van de Raad van State over de schutting gegooid worden, waarin moties
van de Kamer, ook die van de heer Grinwis zelf, niet uitgevoerd worden.
Gaat het dan niet verder dan alleen de inhoud van dit debat, namelijk
ruzie in het kabinet over mest? Gaat het dan niet over het lándsbestuur
dat we ons zouden wensen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind het verschrikkelijk als de instituties van ons land worden
ondergraven. Ik vind het verschrikkelijk als wetenschap opzij wordt
gezet als "ook maar een mening". Ik vind het ook verschrikkelijk als
inspraak of consultaties eigenlijk nauwelijks serieus worden genomen.
Tegelijkertijd wordt al heel lang gewerkt, door in dit geval het
ministerie van LVVN en deze minister, aan een achtste actieprogramma,
omdat we allemaal weten dat er na vier jaar weer een nieuw programma
moet zijn. We hebben ook allemaal de balen van het aantal
middelvoorschriften uit het vorige programma, waar deze minister ook aan
gewerkt heeft. Dus ik zie twee kanten van de medaille. Enerzijds is dit
hele kabinet, ook in z'n oorspronkelijke samenstelling, nog met de PVV
en NSC erbij, nooit ons kabinet geweest. Daar hebben wij ons altijd
vervreemd van gevoeld. Het heeft nooit op een manier de democratie
gestut zoals wij dat zouden willen doen, en zoals mevrouw Bromet dat zou
willen doen. Maar dat is wat anders dan wat mevrouw Bromet altijd doet,
namelijk iedere keer weer grijpen naar het wapen van de motie van
wantrouwen. Dat is inderdaad een stijlverschil. Ik heb altijd geprobeerd
inhoudelijk bij te sturen. Ben ik daar weleens teleurgesteld door
geraakt? Ja, natuurlijk, maar toch is dat mijn methode. Mijn methode is
niet iedere keer een motie van wantrouwen indienen en steunen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb niet iedere keer een motie van wantrouwen ingediend. Ik heb één
keer een motie van wantrouwen ingediend. Eén keer. Dus dat klopt al
niet.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Da's waar, da's waar.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De vraag die ik aan de heer Grinwis stelde, was als volgt: je kunt de
voordelen zien van wat de minister misschien ook wel goed doet, maar
ondertussen moet je ook alle nadelen voor lief nemen. De nadelen noemt
de heer Grinwis nota bene zelf op, voor de boeren die totaal niet weten
waar ze aan toe zijn. Waarom slaat het oordeel van de ChristenUnie dan
uit naar steun voor de minister en lekker laten zitten?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, ik steun de minister vanavond helemaal niet. Ik ging in op de motie
van wantrouwen. Nee, ik zit als volgt in de wedstrijd. Inhoudelijk, op
dit onderwerp, als het gaat om de oorzaak van de ruzie in het kabinet,
snap ik heel goed de positie van zowel IenW en het belang van de
waterkwaliteit als het belang van agrariërs die door
middelvoorschriften, waarvan de effectiviteit vaak is betwist, totaal
worden beknot in hun ondernemerschap, terwijl je hen in staat wilt
stellen om via doelsturing op een andere manier ook de normen te halen.
Ik wil recht doen aan beide belangen. Vanuit dat vertrekpunt sta ik hier
te debatteren. Wat ook speelt, is dat dit programma sinds juli in
concept bij de Kamer ligt. Wij hadden het debat hierover inhoudelijk met
de minister kunnen voeren, maar dat hebben we niet gedaan. Dat is ook de
Kamer te verwijten. Daar interrumpeerde ik mijn collega Bromet al over.
Nu staan we helemaal in de eindfase, in het staartje, dit debat te
voeren. Mijn oproep aan het kabinet — daar wilde ik nou net aan toekomen
— is: kom er alsjeblieft uit. Als je er niet uitkomt, dan overweeg ik
een motie in te dienen in de volgende termijn, om te zeggen: maak een
pas op de plaats, ga dan maar even door met het zevende actieprogramma
en vertraag niet op doelsturing. Dan doen we het zo. We moeten namelijk
inderdaad voorkomen dat we schadelijke stappen zetten op het gebied van
waterkwaliteit, waar we vervolgens heel veel spijt van krijgen en
waardoor we weer terug moeten met hangende pootjes, niet alleen naar de
waterschappen en naar Brussel, maar ook naar onze boeren, omdat die
brede bufferstrook, die versmald zou gaan worden, toch weer breder
moet.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit zijn heel veel woorden, maar wat ik heel belangrijk vind, is om van
de ChristenUnie te weten of zij het met ons eens is dat wij als
Nederland moeten voldoen aan al lang staande internationale afspraken
over bijvoorbeeld waterkwaliteit. We hebben 25 jaar de tijd gehad om te
voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Dat doen we nog steeds bij lange na
niet. Nu hoor ik de ChristenUnie zeggen: kabinet, kom er even uit, en
eventueel kunnen we teruggaan naar het zevende actieprogramma, want
misschien is het voldoende. Terwijl we daar ook al van weten dat we
daarmee de doelen niet halen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn conclusie is — daarom staan we hier vanavond te debatteren — dat er
op dit moment iets heel schadelijks aan de hand is, namelijk dat er
ruzie is in het kabinet over een plan waar ernstige tekortkomingen in
zitten. Ik denk dat de consultatiereacties van bijvoorbeeld de
waterschappen en de drinkwaterbedrijven niet mals zijn en dat we enorme
risico's lopen. Je zou wel blind zijn als je nu doormarcheert en zegt:
we voeren het gewoon zo in. Ik sta hier juist om enerzijds het kabinet
nog een kans te geven, in de zin van: "maak er nog wat van". Wat dat
betreft sta ik hier niet met heel veel vertrouwen. In tweede instantie
zeg ik: maak een pas op de plaats. In derde instantie gaat het over de
kwestie van die Kaderrichtlijn Water. Het lid Kostić heeft er gelijk in
dat we daar, volgens mij, vanaf 2001 of 2003 al mee aan de slag zijn.
Primair is het natuurlijk het actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dat gaat
over hoeveel nutriëntenverontreiniging er in het grondwater zit. Op veel
plekken in Nederland is die nutriëntenverontreiniging gering en op een
aantal plekken is die veel te groot. Ik vind het logisch dat je boeren
in die verschillende gebieden van Nederland ook verschillend behandelt
en kijkt naar de grondsoort, en dat er ook onderscheid is in
gebruiksnormen. Ons probleem met de waterkwaliteit is heel groot.
Daarover dreigt een infractieprocedure vanuit Brussel. Ik ben bang dat
het huidige achtste actieprogramma die infractie alleen maar erger
maakt. Daarom is mijn vraag aan dit kabinet: hoe groot is dat risico en
wat betekent dat concreet?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Fijn dat de ChristenUnie kritisch is richting wat er nu op tafel ligt.
Maar ook de waterschappen zeggen dat wat er al lag, dus het zevende
actieprogramma, niet voldoende was om te voldoen aan de internationale
afspraken. Experts zeggen dat ook. Mijn vraag is dus heel simpel: is de
ChristenUnie het met ons eens dat we nu gewoon moeten doen wat nodig is
om eindelijk aan die afspraken te voldoen, en doet de ChristenUnie die
oproep ook samen met ons?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nogal wiedes. Dat is ook de portee van mijn vragen. De plannen die we
maken, in dit geval het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn — dat is
altijd een hele mondvol — moeten bijdragen aan het doelbereik van beide
richtlijnen, dus zowel de Nitraatrichtlijn als de Kaderrichtlijn Water,
voor wat betreft de impact die de landbouw heeft. Punt. Dus dat is wat
ik vind. Vervolgens kun je met elkaar wel twisten over de effectiviteit
van maatregelen. We hebben de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet,
die al meerdere malen heeft vastgesteld dat je kunt twisten met elkaar
over de toegevoegde waarde van een aantal middelvoorschriften voor de
waterkwaliteit, bijvoorbeeld een oogstdatum van 1 oktober op zandgrond
of bufferstroken op kleigrond. Ik wil dat wel onder ogen zien. We moeten
hier niet alleen maar stoere maatregelen treffen omdat er een probleem
is met de waterkwaliteit, dat ik overigens erken. De maatregelen die we
nemen en opleggen, hebben een grote impact op de bedrijfsvoering van
bijvoorbeeld boeren. Die moeten daarom ook effectief en werkbaar zijn.
Over dat laatste is best wel wat te zeggen. Daarom snap ik de zowel de
positie van de minister van LVVN, als die van de minister en
staatssecretaris van IenW. Feit is wel dat dit achtste actieprogramma
moet bijdragen aan een verbetering van de waterkwaliteit, zowel van het
grondwater als het oppervlaktewater. Daar zijn meer dan gerede twijfels
over. Vandaar mijn kritische vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, nog een klein slotwoord.
De voorzitter:
O, gaat uw gang.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Het landsbestuur is geen spelletje. Bestuurder zijn, lokaal,
in het waterschap, provinciaal en zeker ook nationaal, is een grote
verantwoordelijkheid, die je verantwoordelijk hebt in te vullen. Jullie
zijn niet voor niks excellenties. Mijn oproep is: kondig in het debat
overeenstemming over een vergelijk aan tussen de kwaliteit van het water
en het belang van de boer. Zo niet, dan overweeg ik in tweede termijn
een motie in te dienen voor een pas op de plaats.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan het lid Kostić voor de inbreng in de eerste
termijn namens de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Het is eigenlijk dieptriest dat we weer een spoeddebat nodig
hebben omdat er weer een sabotagepoging van minister Wiersma op de plank
ligt. Experts waarschuwen dat mensen meer zullen moeten gaan betalen
voor hun drinkwater, omdat het moeilijker wordt alle vervuiling door
mest en gif eruit te halen. Maar wat doet minister Wiersma? Ze wil het
mogelijk maken dat mest en gif nog dichter bij water mogen worden
gespoten. Dat is niet alleen slecht voor ons drinkwater en onze natuur,
maar ook in strijd met alle afspraken. Iedereen, van de landsadvocaat
tot de Unie van Waterschappen en de waterbedrijven, zegt: doe het niet.
Zelfs de BBB-minister zegt dat. Ik vind het belangrijk om te benadrukken
dat dit niet in het belang van boeren is. De landsadvocaat waarschuwt
voor een nieuwe stikstofcrisis. Boeren komen door deze minister in nog
grotere problemen. Ik heb een aantal vragen.
Eén. Op 18 juni schreef de minister van IenW dat het advies van de
landsadvocaat met de Kamerleden zou worden gedeeld. Dat is nooit
gebeurd. Waarom niet? Wie heeft dat geblokkeerd?
Twee. Kunnen de minister en de staatssecretaris van IenW bevestigen dat
de plannen van Wiersma niet leiden tot een verbetering maar een
verslechtering van de waterkwaliteit?
Drie. Kunnen zij bevestigen dat de plannen in strijd zijn met de
Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn?
Vier. Kunnen zij toezeggen dat zij niet akkoord zullen gaan met deze
afzwakkingen en dat zij maatregelen zullen treffen om aan afspraken te
voldoen, in lijn met de adviezen van experts?
Voorzitter. Het is onhoudbaar om een minister te hebben die adviezen
negeert, zich niet houdt aan afspraken en blokkeert. Dit is gewoon
cowboygedrag, maar de Kamer laat minister Wiersma er steeds mee
wegkomen. Als de Kamer echte oplossingen wil, dan moet ze daar deze week
eindelijk ook echt voor stemmen door deze minister weg te sturen. Alleen
dan kunnen we samen verder werken aan een echte oplossing. Ook wij
dienen niet graag moties van wantrouwen in, maar we zien één grote
blokkade. Die zit daar in vak K.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van der Plas voor haar inbreng in
de eerste termijn namens de BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik heb in de media geconstateerd dat binnen
het kabinet stevige inhoudelijke discussies worden gevoerd over de beste
route om doelen te halen. Dat is helemaal niet vreemd. Dat gebeurt in
ieder kabinet, zeker bij complexe dossiers waar landbouw, water, natuur
en Europese verplichtingen samenkomen. Verschillen van inzicht — die
kunnen heel stevig zijn — zijn geen teken van onwil, maar van
betrokkenheid bij de opgave. Wij wachten het overleg af dat nog gaande
is in het kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Goudzwaard voor zijn inbreng … O,
er is nog wel een interruptie van de heer Jansen. Gaat uw gang.
De heer Chris Jansen (PVV):
Sorry, ik had niet verwacht dat het zo kort zou zijn. Mijn vraag aan
mevrouw Van der Plas en BBB is: hoelang laat BBB zich nog ringeloren
door de VVD? Wanneer slaat u met uw vuist op tafel en zegt u gewoon:
genoeg is genoeg?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
BBB is altijd een partij geweest die heeft gezegd constructief te zijn
en aan oplossingen te werken. Omdat we nou eenmaal met huidige wetgeving
te maken hebben, moeten ook maatregelen genomen worden die wij ook
anders zouden willen zien. Dat doen we en blijven we doen.
De heer Chris Jansen (PVV):
De PVV ziet dat twee BBB-bewindspersonen, twee ministers, gewoon in de
tang worden genomen door de staatssecretaris van de VVD. Wij vragen ons
af hoelang dit nog doorgaat. Het kan toch niet zo zijn dat BBB gewoon
over zich heen laat lopen omdat de VVD een wit voetje wil halen bij D66?
Dat kan toch niet gebeuren?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zoals ik heb gezegd, is er nog overleg gaande in het kabinet over deze
kwestie. Dat wachten wij af. Dus het is aan het kabinet om ons straks te
informeren over een oplossing.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Chris Jansen (PVV):
Ik denk dat het kabinet er heel goed aan doet om er vrijdag uit te
komen. Er is volgens mij maar één oplossing, namelijk gewoon het
voorstel van de minister van Landbouw volgen. Dat is de enige manier om
ook oog te hebben voor de belangen van de boeren. Alle andere uitkomsten
zijn niet goed voor de boeren. Dus wij als PVV zullen nooit achter die
voorstellen kunnen staan. Ik vraag me af of BBB dat wel gaat doen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb zes jaar geleden een partij opgericht om op te komen voor boeren
en het platteland. Dat is wat ik hier elke dag doe en wat ik elke dag
blijf doen. Het verwijt dat wij dat niet zouden doen, werp ik dus verre
van mij. Voor onze komst is het nog nooit zoveel over boeren, platteland
en regio's gegaan als in de afgelopen jaren. Wij willen een goede
toekomst voor boeren. Dat is waar wij voor strijden. Dat doen wij elke
dag, in elk debat, in welk debat dan ook. Zelfs in onderwijsdebatten, in
alle debatten, komen we op voor de regio's en voor het platteland.
Nogmaals, ik heb daar een partij voor opgericht, samen met andere
mensen. Daar werken wij elke dag aan.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik had meer een soort procedurele vraag. Mevrouw Van der Plas zegt dat
zij wil dat het kabinet eruit komt, misschien morgen of vrijdag, wanneer
de ministerraad is. Dat snap ik en dat is logisch, maar hoe ziet mevrouw
Van der Plas dit voor zich richting 1 januari? Want ik begreep steeds
uit de media dat de maatregelen ook al op 1 januari moeten ingaan. Als
het kabinet eruit is, moet de Kamer zich er dan nog over buigen of
niet?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wacht gewoon eerst het overleg af, zeg ik via de voorzitter tegen
mevrouw Beckerman. Er wordt nog overlegd. Er zijn mensen bezig met dit
onderwerp die heel kundig zijn. Nogmaals, het achtste actieprogramma
ligt allang voor en is in consultatie geweest. Ik wacht gewoon af waar
het kabinet mee komt. Voor ons is het belangrijk dat we eruit komen of
dat het kabinet eruit komt. Nogmaals, dat is onderwerp van gesprek in
het kabinet. Zo gaat dat heel vaak en dat wacht ik af.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het gebeurt inderdaad heel vaak dat iets onderwerp van gesprek is in het
kabinet. Er is nog geen akkoord. Maar wat ook heel vaak gebeurt, is dat
de Kamer zich daarna nog buigt over zo'n akkoord. Dat zou niet kunnen
wanneer er vrijdag een akkoord wordt gesloten en wanneer die maatregelen
op 1 januari ingaan, tenzij we terugkomen van reces; dat is ook de reden
waarom we vanavond dit debat hebben. Dit betreft dus meer de principiële
rol van de Tweede Kamer: vindt mevrouw Van der Plas dat ook de Tweede
Kamer zich hier nog over moet kunnen buigen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De Kamer heeft altijd het recht om debatten aan te vragen. Ik heb
geconstateerd dat de Kamer geen behoefte meer had aan een mest- en
stikstofdebat en dat wilde overlaten aan het volgende kabinet. Ik ga er
dus van uit dat dat ook gebeurt. Nogmaals, het kabinet is in overleg en
dat wacht ik af.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Hoeveel vertrouwen heeft mevrouw Van der Plas erin dat dit rompkabinet
van VVD en BBB er nog uit gaat komen voor aanstaande vrijdagavond?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb altijd vertrouwen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Waar is dat op gebaseerd?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben een mens die positief in de wedstrijd zit, die ziet dat er met
dit onderwerp intens — dat zeker — maar serieus wordt omgegaan, en die
van mening is dat het kabinet er niet op uit is om er niet uit te
komen.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Tegelijkertijd geldt dat we nu al over de helft van december zijn. Ik
kan me nog herinneren dat de BBB kritisch was toen de vorige keer iets
na half november het zevende actieprogramma werd vastgesteld voor het
jaar daarop. Zitten we niet inmiddels heel erg dicht op de deadline? BBB
was er in het verleden heel kritisch op dat maatregelen veel te kort van
te voren werden aangekondigd. Moeten we dan niet kiezen voor een ander
spoor, namelijk: als het kabinet er vrijdag niet uit is, dan kan je
beter maar eventjes doorgaan en een pas op de plaats maken met het
zevende actieprogramma?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat is voor mij een als-danverhaal, want het kabinet is nog met elkaar
in gesprek. Ik ga niet vooruitlopen op zaken.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Van der Plas zegt dat het doodnormaal is dat er discussies in
het kabinet plaatsvinden. Het lijkt mij eerlijk gezegd ook doodnormaal,
maar het is niet doodnormaal dat er vervolgens uit die overleggen gelekt
wordt waardoor wij allemaal met open mond naar de NOS zitten te
luisteren en nu dit debat voeren. Wat voor vertrouwen geeft dat mevrouw
Van der Plas?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb niet gelekt en ik hou er ook niet van om te lekken. Dat
doorkruist allerlei processen, dus we zouden hier met z'n allen eens
moeten stoppen met lekken.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik zeg niet dat mevrouw Van der Plas heeft gelekt. Het lijkt me ook dat
dat niet kan, want mevrouw Van der Plas zit niet in het kabinet en er is
informatie gekomen úít het kabinet. Ik denk dus dat de lekken eerder in
vak K zitten. Wat vindt zij daarvan?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat heb ik gezegd. Ik vind dat we met z'n allen eens een keer moeten
gaan stoppen met lekken.
De heer Flach (SGP):
Toen dit kabinet startte, leek het een heel goed kabinet te zijn voor de
boeren. Tegelijk zagen we al vanaf het begin de verschillende
bloedgroepen: de VVD, die eigenlijk meer in een schaduwcoalitie met vaak
bijvoorbeeld GroenLinks-PvdA moties steunde, en aan de andere kant BBB
en PVV. Die bloedgroepenstrijd is nu natuurlijk verengd tot louter die
twee partijen: BBB en VVD. In het belang van de boeren: hoe lang moet
dit kabinet nog blijven zitten? Heeft mevrouw Van der Plas er nog
vertrouwen in dat dit kabinet nog onder dit gesternte goede dingen voor
boeren kan doen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kan constateren dat deze minister, minister Wiersma, de enige
minister is die met passie, hart en ziel en kennis en kunde vanaf dag
één hier heeft gestreden voor de toekomst van boeren. Dat is gebeurd op
een manier die eigenlijk nog nooit gezien is. Vanuit alle hoeken en
gaten in Nederland krijgt zij, maar ook wij, complimenten voor het zijn
van een minister die zo veel kennis heeft over de materie, maar ook zo
veel hart voor boeren heeft. We hebben ook gezien dat deze minister af
en toe ook emotioneel werd als ze het over PAS-melders en het leed aan
de keukentafel had. Zij werkt zo hard, 24 uur per dag, om voor een goede
toekomst voor boeren te zorgen. Ze heeft een enorm groot draagvlak in de
boerensector. In een peiling van Nieuwe Oogst — dat is hét ledenblad van
LTO, dus dat zijn dé boeren — kreeg zij een 7,3 voor haar ministerschap
en voor de minister die ze is.
Het is in jaren niet voorkomen dat er in de achterban zo'n hoog cijfer
werd gegeven. Dat is niet voor niks. Dat is omdat boeren ook zien dat
deze minister die toekomst voor boeren wil bestendigen. Ze neemt zelfs
ook beslissingen waarvan ze hier zelf in debatten al heeft gezegd: ik
had nooit gedacht dat ik dit zou moeten doen. Ze is dus ook niet bang om
moeilijke beslissingen te nemen, maar staat altijd open voor alle boeren
in Nederland en voor de tuinders in Nederland, maar ook voor deze Kamer.
Ze heeft hier ook al meerdere keren gezegd dat zij altijd openstaat voor
suggesties, voor gesprekken en voor goede ideeën. Ik zie ook dat ze dat
doet. Er is in de afgelopen weken gewoon pure karaktermoord gepleegd op
deze minister; zij wordt nu neergezet als zo ongeveer de
verschrikkelijkste vrouw en minister van Nederland. Daar vind ik wat
van. Dat is volledig, maar dan ook volledig onterecht.
De voorzitter:
Meneer Flach.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Sorry, voorzitter, ik maak hem even af. Ook de boeren die kritisch zijn
op deze minister zeggen: we zijn kritisch op deze minister, en soms zijn
we het misschien totaal oneens met deze minister Wiersma, maar het is
wel onze minister Wiersma.
De heer Flach (SGP):
Het is goed dat mevrouw Van der Plas dit zegt. Ik deel dit namelijk ook
wel. Laat ook duidelijk zijn dat dat niet de achtergrond van mijn vraag
is, integendeel. Ik had graag gezien dat er meer steun binnen het
kabinet was voor het beleid van deze minister, omdat dat goed is voor
boeren. Dat ondersteun ik. Maar laat ik dan even iets scherper zijn.
Mijn punt is dat er, als het werken voor deze minister onmogelijk wordt
gemaakt door het simpele feit dat de VVD de meerderheid heeft in het
kabinet, een moment kan komen waarop je als BBB gewoon moet zeggen: "Er
is voor ons niks meer te halen in dit kabinet en we komen nu geen stap
verder. Sterker nog, het zou schadelijk kunnen zijn voor boeren."
Vandaar mijn vraag of mevrouw Van der Plas er nog vertrouwen in heeft
dat er in dit kabinet, met deze samenstelling waarin de VVD een
meerderheid heeft, nog iets te halen is in het belang van boeren.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas. Het antwoord mag wel wat korter dan net.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja. Twee dingen. Eén ding is een antwoord op de laatste vraag van de
heer Flach. Het kabinet is nog onderling in gesprek. Ik ga dus nergens
op vooruitlopen. Ik wil gewoon horen waar ze uitkomen, hoe ze er
uitkomen en wat het is. In antwoord op het eerste deel van de vraag: ja,
ik heb mij er vaak over uitgesproken dat wij in een coalitie zaten met
een hoofdlijnenakkoord waar gewoon letterlijk in stond wat wij zouden
doen, dat wij in die coalitie met zijn vieren destijds hebben
afgesproken dat we ons alle vier zouden houden aan alles wat in het
hoofdlijnenakkoord staat en dat alles wat er niet in staat een vrije
kwestie is. Ik heb geconstateerd dat er in de afgelopen anderhalf jaar
waarin wij in een coalitie hebben gezeten partijen waren die zich niet
aan het hoofdlijnenakkoord hielden.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wij hebben onze rug recht gehouden, wij hebben onze kop omhooggehouden
en deze minister is keihard blijven doorwerken voor de agrarische
sector.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Het woord is aan de heer Goudzwaard
voor zijn inbreng namens JA21. Gaat uw gang.
De heer Goudzwaard (JA21):
Dank u, voorzitter. Het werd ook al even aangehaald door een paar
mensen, maar als ik kijk naar de titel van het debat, "ruzie in het
kabinet over mest", lijkt het of ik verzeild ben geraakt in een haastig
geschreven klucht. Ik stel vast dat dit debat niet is ontstaan door
nieuw beleid, maar door lekken vanuit de ambtenarij, of vanuit het
kabinet, hoor ik hier, richting de pers. Dat is geen fraai vertrekpunt
voor wetgeving met grote maatschappelijke impact.
Voorzitter. JA21 heeft altijd kritisch gekeken naar de Kaderrichtlijn
Water, want ondanks brede maatregelen haalt Nederland, overigens net als
meer dan de helft van de EU-waterlichamen, de doelen niet. Die zijn
namelijk gebaseerd op theoretische referentiesituaties die in een
dichtbevolkt, verstedelijkt en laaggelegen deltaland praktisch
onhaalbaar zijn. Tegen die achtergrond stelt het ministerie van LVVN dat
de mestplannen geen verslechtering van de waterkwaliteit veroorzaken.
Minister Wiersma zegt, aldus RTL Nieuws op 12 december, dat maatregelen
gericht moeten zijn, dus strenger waar het slecht gaat en met ruimte
waar de normen binnen bereik zijn. Dat roept dan de vraag op: is dit nu
werkelijk de aanleiding voor het bestuurlijke veenbrandje dat wij
vandaag bespreken?
Daarom heb ik een aantal vragen aan de minister van LVVN. Waarom komt er
nu opeens stevige kritiek op plannen die al sinds juli in concept bekend
zijn? Is er inhoudelijk iets veranderd? En wat zijn de concrete gevolgen
als het achtste programma Nitraatrichtlijn vrijdag geen goedkeuring
krijgt in de ministerraad? Dan mijn laatste vraag. Regelmatig zorgt het
handelen van deze minister voor verwarring en conflicten. We hebben de
NRC-reconstructie en ik kan me nog het spoeddebat herinneren over
stroomstootwapens, en nu is er wederom heibel, over het achtste
nitraatactieprogramma. Hoe reflecteert de minister daarop?
Tot slot heb ik nog een vraag aan de staatssecretaris van IenW. Uw
ambtenaren waarschuwen voor juridische risico's en een reeks aan
rechtszaken. Onderschrijft u die zorgen, ja of nee? En kunt u helder
aangeven of u zich nu inhoudelijk achter de plannen van minister Wiersma
schaart?
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Flach voor zijn inbreng namens de
Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Oud-minister Donner zei ooit: van een worst wil je niet
weten hoe die in elkaar gedraaid is. Zo hoeven we ook niet te weten wat
er in het kabinet voorafgaat aan een besluit. Dat brengt betere
waterkwaliteit geen steek dichterbij. De SGP is vooral teleurgesteld dat
boeren hier de dupe van zijn en dan vooral boeren die in een gebied
zitten waar de kwaliteit oké is. Duidelijkheid over het actieprogramma
is belangrijk. Het voortdurend veranderen van spelregels tast het
vertrouwen van de boer aan. Als je het algemene beeld moet geloven, is
alles waar de landbouw ruimte voor krijgt, slecht voor de
waterkwaliteit. Wie beter kijkt, ziet dat grote verschillen tussen
gebieden niet op de Haagse tekentafel passen. Wie beter kijkt, moet het
opvallen dat middelvoorschriften al jarenlang zijn aangescherpt, maar
veel minder opleveren dan berekend en dat verdere aanscherpingen dus
echt niet zomaar gaan helpen. Wie beter kijkt, valt het op dat nieuwe
bronnenanalyses uitwijzen dat het aandeel bemesting in de
nutriëntenbelasting de helft is van wat eerder gedacht werd. Delen de
bewindslieden deze analyse?
Voorzitter. Ik weet dat minister Wiersma heel graag aanpassingen wil
doen in bufferstroken en aandachtsgebieden. Het is terecht dat boeren
die zich hebben ingespannen waardoor de waterkwaliteit op orde is,
beloond willen worden. Melkveehouderij op grasland is de beste route
naar het halen van de doelen van de KRW. Ik kan dan ook niet anders dan
constateren dat het erop lijkt dat de VVD hier dwarsligt. Eerder
gebeurde dat al via de zogenaamde schaduwcoalitie en nu doet ze dat in
het dubbeldemissionaire kabinet. Als dat zo is, dan is dat kwalijk. De
SGP hoort hier graag een reflectie op van het kabinet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Vroeger zeiden ze nog weleens dat de SGP het staatsrechtelijk geweten
van de Kamer was, maar ik hoor de woordvoerder van de SGP, de heer
Flach, nu de loftrompet steken voor de minister, die de adviezen van de
landsadvocaat terzijde heeft gelegd en haar eigen ambtenaren bij
overleggen weggehouden heeft. Ze luistert ook niet naar haar ambtenaren.
Bovendien heeft ze de waterschappen in rep en roer gebracht, omdat die
het er niet mee eens zijn. Past dat nou allemaal bij het zogenaamde
staatskundige geweten van de SGP?
De heer Flach (SGP):
Van tijd tot tijd wordt dit van stal gehaald. Mevrouw Bromet mag van de
SGP vinden wat zij wil. Dat laat ik verder voor haar rekening. Ik zit
even te kijken waar ik dan precies de loftrompet heb gestoken. Ik heb
gezegd dat ik weet dat minister Wiersma heel graag aanpassingen in
bufferstroken wil doen. Dat kan toch geen geheim zijn voor mevrouw
Bromet? Ook heb ik gezegd dat er kritiek is, want we worden bedolven
onder de brieven met geluiden die voor het beleid van dit kabinet of
daar juist heel erg tegen zijn. Daar neem ik kennis van en daar moeten
wij als Kamerleden een keuze in maken. Ik zie niet zo in waarom dat
staatsrechtelijk niet oké zou zijn. Sterker nog, daar hebben we in onze
democratie een Kamer voor met verschillende opvattingen. Ik heb vanavond
die van de SGP aan u laten horen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb in mijn eigen bijdrage juist een pleidooi gehouden voor het
respecteren van instituties en voor het serieus nemen van feiten. De SGP
zegt nu: ja, wij krijgen zo veel mails. Maar mails met een advies van de
Raad van State of een advies van de landsadvocaat zijn toch niet zomaar
mails? Dat zijn toch signalen die je heel serieus moet nemen? De
waterschappen zijn onze medeoverheden die als geen ander weten wat het
vergroten van bufferzones en meer mest betekenen voor de waterkwaliteit
of zelfs voor ons drinkwater. Dat is geen kattenpis, lijkt mij.
De heer Flach (SGP):
Nee, helemaal eens, dus het respecteren van instituties staat bij de SGP
hoog aangeschreven. Dat is wat anders dan dat wij in een soort
technocratie terechtkomen, waarin wij worden geregeerd door Hoge
Colleges van Staat of belangenorganisaties. Nee, daar hebben we een
ander model voor. We hebben een democratie, waarin je al die adviezen
tot je neemt. Het ene weeg je zwaarder dan het andere; dat geef ik toe.
Een advies van de Raad van State weegt heel zwaar. Ik heb zelf onlangs
ook een reactie gehad op een initiatiefwetsvoorstel. Dat advies weegt
echt wel zwaar. Dat laat echter onverlet dat onze democratie de ruimte
biedt om goed beargumenteerd andere dingen voor te stellen aan de Kamer.
Het is dan aan de Kamer om daar een keuze in te maken. Nogmaals, ik zie
niet in waarom een democratie daar niet tegen bestand zou zijn.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Ik zou graag van de SGP willen weten wat de zij ervan vindt
dat de minister van Landbouw zich in ieder geval weinig aantrekt van al
deze adviezen.
De heer Flach (SGP):
Mevrouw Bromet begon dit debat met de vraag om brieven over wat er
daadwerkelijk was gebeurd. Die hebben we niet gekregen. Wij moeten ons
behelpen met een liederlijk lekkagerapport in de NRC. Ik vind het
werkelijk heel kwalijk dat er op die manier wordt geschreven. Me daarop
baseren en daar allemaal meningen over hebben: daar begin ik gewoon niet
aan. Ik probeer me te houden aan brieven die ik krijg van het kabinet en
datgene wat ik zelf waarneem. En daar voeg ik nog aan toe, zoals ik in
de eerste zin van mijn bijdrage zei: soms wil je ook niet helemaal weten
wat er vooraf is gegaan aan de besluitvorming. Dat is soms ook niet
fraai. Soms is het maar goed dat we dat niet weten.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor de heer Flach zeggen dat hij het kwalijk vindt wat er is
geschreven. Wat bedoelt hij daar precies mee?
De heer Flach (SGP):
Ik vind het kwalijk dat er een reportage wordt gemaakt die gericht is op
één bewindspersoon — mevrouw Van der Plas noemde het "karaktermoord"; ik
kan me dat heel goed voorstellen — en gebaseerd is op allerlei anonieme
lekkages. Wat is het doel daarvan? Wie help je daarmee? Hoe helpt dat
onze rechtsstaat verder? Hoe kunnen wij controleren of dingen juist
zijn? Als mevrouw Bromet mij dan vraagt om daarop te reageren, ga ik
daar niet op in.
Mevrouw Podt (D66):
Ik vind sommige stukken ook mooier of minder mooi. Maar is de heer Flach
het met mij eens dat we de vaderlandse pers hebben om de macht te
controleren? Op dit moment zijn de mensen die in vak K zitten, de macht.
Het moeten natuurlijk zorgvuldige stukken zijn. Je mag daar van alles
van vinden, maar ik vind het nogal wat om hier te zeggen dat het kwalijk
is dat dat überhaupt gebeurt. Het zijn journalisten die gewoon
controleren wat er gebeurt. Ik begrijp oprecht niet waar de heer Flach
heen wil.
De heer Flach (SGP):
Mevrouw Podt zegt het zelf: je mag ervan vinden wat je vindt. En ik vind
daar iets van. Als je als journalist ervoor kiest om een dergelijke
reportage te maken, vol met anonieme bronnen, moet je je heel bewust
zijn van wat je daarmee aanricht en wat je doel daarmee is. We moeten
hier in Den Haag ook eens ophouden met doen alsof de pers, de media, het
hoogste gezag is in ons land. Dat is de Tweede Kamer. Natuurlijk mag de
pers controleren wat hier gebeurt. Het is zo transparant als een glazen
kooi. Dat is allemaal prima, maar dat laat onverlet dat wij als
Kamerleden ook iets mogen vinden van het werk dat geproduceerd wordt
door de media. Dat doe ik bij dezen.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Podt (D66):
Dat vind ik op mijn beurt dan weer een beetje kwalijk. Het gaat mij niet
om de mening van de heer Flach. Ik vind dat wij als Kamerleden, als
politici in het algemeen, prudent moeten zijn in wat wij vinden van de
pers. Op feestjes of tegen je relatie mag je best … Ik snap best dat
minister Wiersma 's avonds naar huis is gegaan en thuis misschien even
heeft gezegd: ik baal daar hartstikke van. Dat kan ik me ook hartstikke
goed voorstellen. Maar ik vind dat wij in onze rol, in onze functie,
daar een beetje voorzichtig mee moeten zijn. Ik vind het teleurstellend
dat iemand van de Staatkundig Gereformeerde Partij daar anders over
denkt.
De heer Flach (SGP):
Ik kijk daar anders naar. Wat mij betreft staan wij als
volksvertegenwoordigers met de kop in de wind en doet de pers daarmee
wat ze wil. Ik vind ook dat journalisten, mits ik het onderbouw — dat
doe ik ook — ook niet van marsepein zijn. Het zou wat anders zijn als ik
in één keer een hele krant of de hele media af zou schilderen als een
bepaalde kliek met een bepaald doel. Dat vind ik het ondergraven van.
Maar ik heb een mening over een bepaald artikel dat in een bepaalde
stijl is geschreven. Dat vind ik een verwerpelijk artikel in een
verwerpelijke stijl. Volgens mij mag ik dat gewoon vinden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De heer Flach mag alles vinden, maar tegelijkertijd wil ik wel staan
voor de vrije pers en moeten we opletten dat we ze niet vogelvrij
verklaren. Maar ik heb een andere vraag. Ik ga weer terug naar het
onderwerp, want het gaat over het achtste actieprogramma
Nitraatrichtlijn en de ruzie daarover. Ik ben wel benieuwd naar het
volgende. Het is heel duidelijk: de agrarische organisaties zien
natuurlijk nog steeds minpunten in het achtste actieprogramma, maar zien
vooral meer pluspunten ten opzichte van het zevende. Maar kijk naar de
consultatiereacties van de waterkant van deze wereld, zoals Vewin, de
vereniging van drinkwaterbedrijven, en de waterschappen. Welke boodschap
heeft de heer Flach daaraan? Het kan vanuit het perspectief van de
Nitraatrichtlijn misschien nog redelijk zijn; er ligt nog een restopgave
bij de waterschappen. Maar vanuit het waterkwaliteitsperspectief, dus de
Kaderrichtlijn Water, en het oppervlaktewaterperspectief is er het
nodige aan de hand. Men vreest een infractieprocedure vanuit Brussel.
Hoe weegt de heer Flach dat?
De heer Flach (SGP):
Ja, dat weeg ik. Ik heb de reacties van de waterschappen en Vewin
gelezen. Tegelijkertijd moeten we oppassen met het generaliseren van
dingen. Volgens mij was het in het achtste actieprogramma de bedoeling
om te gaan differentiëren in het land, eigenlijk precies zoals de heer
Grinwis zelf zei. De SGP is voorstander van maatregelen in gebieden waar
de waterkwaliteit nog niet op orde is, maar vindt tegelijkertijd dat
diezelfde maatregelen niet van toepassing moeten zijn op gebieden waar
boeren al heel lang onder die normen zitten. Soms zitten ze daar ver
onder. Laten we het zo zeggen: de middelen zijn geen doel op zich. Ze
moeten nuttig zijn en bijdragen aan het doel. Ik respecteer dus de
waterschappen en de drinkwaterbedrijven in hun rol om ons te
waarschuwen, maar ik probeer daar wel in te nuanceren. Wat had ik graag
een debat gehad over het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn met u
en met anderen, meneer Grinwis, in plaats van over dit gedoe.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik probeer het nu toch een beetje over de inhoud te hebben. Ik ben het
er namelijk met de heer Flach over eens hoe dat achtste actieprogramma
eruit zou moeten zien en ik ben het met hem eens dat we recht moeten
doen aan het onderscheid in gebieden en aan het vakmanschap van
individuele boeren. Tegelijkertijd moeten we ook recht doen aan de
Kaderrichtlijn Water. De verplichting voor 2027 zit in die planperiode.
Het lijkt er toch op dat dit actieprogramma zich een beetje heeft
teruggetrokken qua verantwoordelijkheidsgevoel. Er blijft een restopgave
voor waterschappen. Het is vrij ongekend dat we waterschappen met
individuele, aanvullende maatregelen richting boeren laten komen.
Tegelijkertijd schiet het ook tekort voor de KRW-afspraken, wat je daar
ook van vindt, met Brusselse gevolgen. Betekent dat dan niet dat we daar
voorzichtig mee moeten zijn? Want als je nu boeren blij maakt met een
dooie mus, schieten we daar ook niets mee op.
De heer Flach (SGP):
Ik snap wat de heer Grinwis zegt, hoor. Dit zou een heel goede
inhoudelijke discussie zijn. Tegelijkertijd is het voor veel boeren in
de achterliggende periode onverteerbaar gebleken dat terwijl 19% van de
nutriënten veroorzaakt werd door de agrarische sector, zij in een
NV-gebied zaten, waar ze dus met beperkende maatregelen te maken hadden.
Daarbij kregen ze toch ook de last van de andere 81% op hun nek. Met
andere woorden, dit zal altijd een discussie blijven. Laat ik dan
bijvoorbeeld het rivierengebied noemen of de prachtige Alblasserwaard,
waar mijn ouders wonen. Daar zitten boeren allang onder die
waterkwaliteitsnormen. Die begrijpen werkelijk niet waarom ze daar nog
moeten voldoen aan dezelfde normen als die in veel andere gebieden.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik hoor de heer Flach terechte kritiek uiten op het feit dat een interne
ruzie in het kabinet nu op straat is komen te liggen. Als ik hem goed
begrijp, neemt hij dat met name journalisten kwalijk. Ik zou eigenlijk
het volgende willen vragen. Ik begrijp wel dat journalisten op zoek gaan
naar informatie, maar dat ambtenaren of de VVD — volgens mij zijn dat de
meest voor de hand liggende verdachten, zullen we maar zeggen —
informatie lekken, vind ik eigenlijk veel kwalijker. Ik zou willen
vragen of hij dat met Forum voor Democratie eens is.
De heer Flach (SGP):
Ik ben blij dat dit soort debatten worden opgenomen. Daardoor is altijd
goed terug te zien wat ik daadwerkelijk gezegd heb. Ik geef journalisten
niet de schuld van het feit dat er nu gedoe is in het kabinet. Nee, zij
brengen alleen dat nieuws. Ik heb dat dus nadrukkelijk anders
geanalyseerd. Ik heb gezegd: ik kan niet anders dan constateren dat het
de VVD is die hier dwarsligt. Op dit vlak heb ik geen verwijten richting
de journalistiek, want dit is gewoon nieuwsverslaggeving. Ik heb louter
gereageerd op de opmerking van mevrouw Bromet, die bepaalde
kwalificaties aan mij voorlegde en mij vroeg die te recenseren. Die
kwamen voort uit onder andere dit soort artikelen.
Mevrouw De Vos (FVD):
Goed, dan zijn we het volgens mij eens. Dank voor de
verduidelijking.
De voorzitter:
Was u aan het einde gekomen van uw bijdrage, meneer Flach? Oké. Dan geef
ik het woord aan mevrouw Podt voor haar inbreng in de eerste termijn
namens D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Nederland is een polderland. Op onze postzegel spelen vele
belangen. Polderen is dan ook een trotse traditie om te zorgen dat
niemand aan het kortste eind trekt. Niemand wint volledig, maar
belangrijker: niemand verliest volledig. Helaas zien we bij deze
minister, iemand die bij uitstek alle belangen zou moeten
vertegenwoordigen, een tendens tegen de polder in. Daarom staan we hier
vanavond opnieuw.
Voorzitter. Eerlijk gezegd — ik zei het net ook al even — heb ik niet
meer zo'n behoefte aan een rondje "wie wist wat wanneer", in weer een
rondje dat eindigt in weer een motie van afkeuring omdat de minister
zich weer ergens in heeft gerommeld, of een motie van wantrouwen omdat
ze weigert de Kamer mee te nemen. In plaats daarvan noem ik een aantal
feiten. Feit: het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn had er allang
moeten liggen, om te zorgen voor duidelijkheid richting ons als Kamer,
richting onze partners in Brussel en, het belangrijkste, richting de
boeren, die het moeten gaan doen. Feit: het actieprogramma dat ons deze
zomer werd gepresenteerd, was onaf, maar ook toen werd al gezegd dat de
waterkwaliteit achteruitging en dat stikstof toenam. Feit: van mest
dichter bij water plaatsen, gaat de waterkwaliteit achteruit, terwijl we
in 2027 moeten voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Feit: de kans dat
partijen gelijk krijgen als ze naar de rechter stappen, is levensgroot,
met opnieuw rechtsonzekerheid voor boeren als gevolg. Feit: dit was
opnieuw allemaal niet nodig geweest. We kunnen beter dan dit, met echte
duidelijkheid en echte oplossingen.
Voorzitter, volgens mij staat er iemand klaar voor een interruptie. Ik
dacht: ik zal even pauzeren. Ik heb nog een klein blokje.
De voorzitter:
Toch wel, een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde ook met een feit beginnen, namelijk het feit dat de
partijleider van D66 vrijdag over deze puinhoop in het kabinet zei dat
het "desastreus" was. Ik hoor mevrouw Podt zeggen: ja, we kunnen wel
weer met een motie van afkeuring of een motie van wantrouwen komen. Wil
D66 deze minister dan maar gewoon laten zitten, terwijl ze
tegelijkertijd zeggen dat het desastreus is? Wanneer is het dan wel
genoeg?
Mevrouw Podt (D66):
Ik kan mevrouw Bromet goed volgen. Ik zal die moties, zoals altijd, vol
goede moed met mijn fractie bespreken, mochten die er liggen. Het is wel
zo dat ik bij mezelf een zekere vermoeidheid merk. Dat heeft niet te
maken met het feit dat ik het met mevrouw Bromet eens ben dat deze
minister het bijzonder slecht gedaan heeft. Het gaat mij er een beetje
om dat we nu volgens mij de derde motie van wantrouwen gaan indienen, na
ook nog een motie van afkeuring. Ik denk ook te zien dat deze minister
daar steeds minder van onder de indruk is. Dat maakt dat ik bij mezelf
zoiets heb van: ik heb mij in mijn tekst voornamelijk gericht op een
opsomming van de dingen die volgens mij echt dwars zitten en op wat een
oplossing zou moeten zijn. Ik heb het volste vertrouwen dat er een
snelle formatie komt en dat er snel nieuwe mensen staan. Volgens mij is
dat hard nodig.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik snap ook dat mevrouw Podt moedeloos wordt, want dat ben ik eigenlijk
ook. Ik sprak deze week toevallig een D66'er die zei: ga zo door, want
elke druppel die op die steen valt, zorgt voor meer slijtage en op een
gegeven moment breekt de steen. Ik zou hopen dat we daarin ook samen met
D66 zouden kunnen optrekken.
Mevrouw Podt (D66):
Ik snap het hoor, en zoals gezegd zal ik dit naar mijn fractie brengen.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik zelf ietwat weinig slijtage zie. Ik denk
dat het belangrijk is dat we nu gewoon doorgaan met elkaar. Maar
nogmaals, ik snap de insteek van mevrouw Bromet heel goed. Ik snap ook
dat mensen uit onze eigen achterban zeggen dat het zo niet langer kan.
Ik ben het eigenlijk ook gewoon met ze eens.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik was benieuwd naar het volgende. We delen de frustraties. Nogmaals, de
Partij voor de Dieren dient niet graag een motie van wantrouwen in, maar
we zien een minister die niet beweegt. D66 zegt: we willen graag door
met elkaar. D66 moet het dan toch met ons eens zijn dat er een blokkade
zit in het kabinet, waardoor we niet verder komen en zelfs een stap
achteruit nemen?
Mevrouw Podt (D66):
Weet je, We kunnen nu drie rondjes hieromheen gaan draaien. Volgens mij
heb ik eerder twee moties van wantrouwen en een motie van afkeuring
gesteund. Het is volgens mij genoeglijk bekend hoe ik over het
functioneren van deze minister denk. Ik heb niet het idee dat ik dat
versterk door nog een keer drie moties van wantrouwen te gaan steunen.
Volgens mij is mijn punt dus al duidelijk; dat is meer mijn punt.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ten slotte. Dat is absoluut zo. Daarom wilde ik niet interrumperen. Er
werd net wat gezegd, dus ik dacht: ik wil het toch even bevestigd
hebben. Volgens mij is het wel goed als we samen optrekken en in ieder
geval de VVD zover krijgen dat ze minister Wiersma eindelijk naar huis
sturen, zodat we echt samen verder kunnen.
Mevrouw Podt (D66):
Volgens mij gaan we heel hard werken om te zorgen dat dat misschien
gewoon niet meer nodig is.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik wilde ook nog eventjes op een positieve noot eindigen met
iets wat we hopelijk kunnen gaan doen. Daarom doen we wat mij betreft
het volgende. Daarbij loop ik, denk ik, niet heel erg uit de pas met
bijvoorbeeld de heer Grinwis en een aantal andere mensen die voor mij
spraken. Wat mij betreft gaan we nog maximaal een jaar door met het
zevende actieprogramma. We stellen daarbij voor om de doelsturing die in
het concept voor het achtste actieprogramma staat, over te nemen.
Daarmee kunnen de boeren doorwerken aan doelsturing waar ze op rekenen,
maar zorgen we er tegelijkertijd voor dat we niet verder een juridisch
moeras inrollen door een verslechterde waterkwaliteit. Het geeft de
Kamer ook de ruimte om wel degelijk het debat te voeren over het achtste
actieprogramma. Ik wil eigenlijk wel een reactie daarop van alle drie de
bewindspersonen.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik denk dat de oplossing die D66 hier schetst om nu geen knoop door te
hakken, heel slim is. Het kabinet zit er nog wel en kan morgen een
akkoord sluiten. Wil D66 voor die tijd, als het kabinet hier niet op
antwoordt, ook dat we als Kamer alvast stelling nemen en zeggen, zoals
de leider van D66 sprak, dat het schandalig en desastreus is en dat dit
gestopt moet worden?
Mevrouw Podt (D66):
Nou, volgens mij heb ik de stelling die ik wil nemen net geschetst,
namelijk een inhoudelijke stelling waarbij we nu op de pauzeknop drukken
en zeggen: we gaan de komende tijd nog door met het zevende
actieprogramma, tot er daadwerkelijk een achtste actieprogramma ligt dat
invloed heeft op de waterkwaliteit en duidelijkheid geeft aan de boeren
over wat zij moeten doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
De voorzitter geeft mij het woord, maar volgens mij is dat volstrekt
helder. Mijn vraag was ook: moet de Kamer wat D66 betreft dat nu zo hard
uitspreken?
Mevrouw Podt (D66):
Ja.
Mevrouw Beckerman (SP):
U vroeg het net aan het kabinet …
Mevrouw Podt (D66):
Nee, dan begin ik …
Mevrouw Beckerman (SP):
… maar andere sprekers hebben de vraag juist aan de Kamer gesteld.
Mevrouw Podt (D66):
Excuses, dan begreep ik uw vraag verkeerd.
De voorzitter:
Dat ging een beetje door elkaar. Ik vind dat mevrouw Beckerman even moet
kunnen uitpraten.
Mevrouw Podt (D66):
Dan gaan we dat doen.
De voorzitter:
Maar dat was volgens mij nu gebeurd.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij was de vraag helder. Heel veel sprekers hebben vanaf daar
meer vragen gesteld aan de Kamer dan aan het kabinet.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, klopt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat ligt ook aan het vertrouwen dat ze in de Kamer hebben en niet in het
kabinet. Daarom was mijn vraag: vraagt u dit nu aan de Kamer? Ik denk
dat het belangrijk is dat de Kamer dit antwoord geeft.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, voorzitter …
De voorzitter:
Mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ben zo enthousiast.
De voorzitter:
Ik merk het, maar we doen het gewoon even om en om in de plenaire
zaal.
Mevrouw Podt (D66):
Ik moet vooral een beetje lachen. Ik zal mevrouw Beckerman straks even
mijn blaadje laten zien. Op mijn blaadje stond "graag een reactie". Dat
heb ik doorgestreept en er "een reactie" achter geschreven. Dat heb ik
weer doorgestreept. Dit was mijn denkproces. Ik dacht: wil ik nou een
reactie? Mwah, I don't know. Op het laatst dacht ik: misschien wil ik
toch wel een reactie.
Mijn vraag is in de eerste plaats gericht aan de Kamer. Ik heb zelf
gewerkt aan een motie. Ik heb inmiddels ook met de heer Grinwis
gesproken over zijn motie. Ik denk dat het belangrijk is dat wij als
Kamer een uitspraak hierover doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Koorevaar voor zijn inbreng in
eerste termijn namens het CDA.
De heer Koorevaar (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Voor het CDA is schoner wordend grond- en
oppervlaktewater van groot belang. Tegelijkertijd zien we dat de
waterkwaliteit nog niet overal op orde is. Daarom blijft het verbeteren
van de waterkwaliteit met name in gebieden waar extra inzet nodig is
voor het CDA een duidelijke prioriteit. Binnen de aanpak om die
waterkwaliteit te verbeteren, het achtste actieprogramma, willen we zo
snel mogelijk af van de zogenaamde kalenderlandbouw en van het vaak erg
generieke beleid. De beweging naar een regiogericht beleid en de
beweging naar bedrijfsgerichte doelstelling moeten nadrukkelijk
onderdeel worden van dat achtste actieprogramma. Het CDA heeft daar
eerder aandacht voor gevraagd, bijvoorbeeld bij de sectoraanpak nitraat
in de akkerbouw.
Vandaag spreken we echter niet over het achtste actieprogramma. Vandaag
gaat het over onenigheid in het kabinet over mest. Daarover heb ik
vooral veel vragen. Waar gaat die ruzie nu precies over? Gaat het
conflict over de later toegevoegde aanpassing van de
stikstofgebruiksnormen en de aanwijzing? Waarom kwam die inbreng vanuit
IenW zo laat?
Voorzitter. In de media lees ik dat ambtelijke adviezen, gebaseerd op
studies van het PBL en de WUR stellen dat de waterkwaliteit in veel
gebieden zal verslechteren en dat de plannen daarmee mogelijk in strijd
zijn met de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Ik hoor graag
van de bewindspersonen die vanavond aanwezig zijn, wat hier wél en wat
hier niet van klopt. Wat is precies de inhoud van de adviezen die zij
hebben ontvangen over het achtste actieprogramma en hoe wegen die
adviezen? Wat betekent dit voor de beweging richting gebiedsgericht
beleid en doelsturing, waar deze Kamer om heeft gevraagd?
Voorzitter. Afsluitend. Een verschil van mening is op zich geen
probleem. Smijt met deuren, gooi desnoods het servies door de kamer en
verwijt elkaar van alles, maar kom er vervolgens gewoon samen uit. Laat
de boeren niet de dupe worden van bestuurlijk onvermogen. Ik roep … Zal
ik m afmaken, voorzitter? Ik roep de regering dan ook op om de komende
dag, anderhalve dag, te benutten om er gezamenlijk uit te komen. Als dat
niet lukt, zet dan in ieder geval geen onomkeerbare stappen die er
uiteindelijk toe leiden dat iedereen verliest. Dan zou ik nog iets over
de motie willen zeggen.
De voorzitter:
U bent fors over uw spreektijd heen. Laten we het hierbij laten.
De heer Koorevaar (CDA):
Pardon. Dank u wel.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik mag niet feliciteren, maar dit is de eerste keer dat de heer
Koorevaar daar staat. We horen zijn maidenspeech op een ander moment. O,
de tweede keer. Sorry, dat heb ik gemist. Ik hoor de heer Koorevaar
vooral vragen stellen aan het kabinet en ik hoor hem eigenlijk niet
zeggen wat het CDA vindt van die hele situatie.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik heb gewoon nog geen totaalbeeld van de situatie. Er wordt gezegd dat
er adviezen zijn. Ik heb ze niet gezien, dus ik kan ze er niet bij
betrekken. Ik heb afgelopen weekend het achtste actieprogramma
bestudeerd. Ik heb er een hele zaterdag- en zondagmiddag aan besteed. Ik
had ook liever iets anders gedaan. Ik heb ook gezien dat er aanvullende
adviezen zijn gekomen, zoals een MER-advies en een CDM-advies. Ik zie
ook aanpassingen aan het einde van het jaar, die zijn doorgevoerd. Maar
ik heb het definitieve achtste actieprogramma nog niet gezien. Ik heb de
ambtelijke adviezen van IenW niet gezien. Dus ik vind het ingewikkeld om
er wat van te vinden. U vraagt mij wat ik van dat gedoe vind. Ik denk
bij mezelf dat het niet nodig was geweest. Daarom is voor mij een
belangrijke vraag waarom die twee ministeries zo laat bij elkaar komen.
Als dat eerder was gebeurd, hadden ze er eerder uit kunnen komen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dit is wel een heel voorzichtig oordeel, temeer omdat de partijleider
van het CDA, de heer Bontenbal, vrijdag zei dat het ging om een
puinhoop. Hij had het over doldrieste stappen. Hij riep op tot
verantwoordelijkheidsbesef. Gezien het oordeel van zijn eigen
fractievoorzitter, is de vraag aan de heer Koorevaar of hij er
vertrouwen in heeft dat deze bewindspersonen de mestproblemen gaan
oplossen en de waterkwaliteit gaan verbeteren.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik heb onze partijleider horen zeggen dat er geen grote problemen naar
het volgende kabinet moeten worden gekieperd. Hij is hier nu niet, dus
ik zal proberen om namens hem te spreken. Ik denk dat hij bedoelde dat
we er niet een nog grotere puinhoop van moeten maken. Daarom ook mijn
oproep in het debat van vanavond: kom er samen uit, of licht mij toe
waar u nu precies zit. Ik vind het ook niet prettig waar we nu zijn. Je
zou maar boer zijn, was de inbreng van de heer Grinwis. Dat is inderdaad
het probleem. 1 januari nadert en het land wacht niet op de Kamer. Dan
wil je ook weten waar je aan toe bent.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, afrondend.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
"Kom er samen uit". Dat klinkt als: we doen allebei wat water bij de
wijn en dan zijn we eruit. Maar dat betekent niet dat de problemen voor
het volgende kabinet van de baan zijn. Het zijn juist al die
adviesorganen — ik heb ze al tien keer opgenoemd — die zeggen: doe het
niet. Ik zou verwachten van de heer Koorevaar dat hij in dit conflict de
kant kiest van de VVD en zegt: laten we al die voorstellen van de
minister van LVVN maar even niet doen.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik hoef volgens mij geen kant te kiezen. Wat ik wel moet doen, is zeggen
dat ik vanavond van de bewindslieden wil horen hoe het volgens hen zit
en hoe de adviezen zich verhouden tot het concept van het achtste
actieprogramma. Dat heb ik namelijk gezien, maar nog niet het
definitieve achtste actieprogramma. Op het moment dat we er niet
uitkomen, voel ik ook wel voor het idee om geen onomkeerbare stappen te
zetten. Dat heb ik in mijn bijdrage ook zo geduid. Ik voel ook wel voor
het idee van de heer Grinwis dat we richting een motie gaan en zeggen:
oké, dan verschuif je inderdaad niet de problemen naar de volgende
generatie. Maar er is nog een kans en u weet dat ik positief ben
ingesteld.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik hoor de heer Koorevaar zeggen dat hij liever gebiedsgericht beleid
ziet dan generieke maatregelen. Nu is het zo dat Nederland in de
uitvoering van de Nitraatrichtlijn, waar de mestnormen natuurlijk ook
onder vallen, gemakshalve ervoor heeft gekozen om heel Nederland als
zogeheten kwetsbare zone aan te wijzen, waar de mestnormen voor gelden.
Er is echter een vrij specifieke lijst van criteria om een gebied wel of
niet als kwetsbare zone aan te wijzen. Nederland kan dat eigenstandig
ook aanpassen. Als we dat zouden doen, dan zou dat betekenen dat de
mestnormen in een veel kleiner gebied in Nederland van toepassing zijn.
Dat zou voor boeren heel veel verlichting betekenen. Mijn vraag is of de
heer Koorevaar dat ziet zitten. Ik zal er in tweede termijn namelijk een
motie voor indienen.
De heer Koorevaar (CDA):
De beweging die gevraagd is door de Kamer en die het CDA altijd heeft
ondersteund, is dat je je richt op dat wat beïnvloedbaar is door de
ondernemer. Op het moment dat bijvoorbeeld de waterkwaliteit door het
bedrijf nog niet op orde is, neem je zelf maatregelen om dat te
verbeteren. Dat onderdeel heet doelsturing. Daar zetten wij met name op
in. Ik verwacht heel veel van doelsturing en gebiedsgericht beleid. Wat
bedoel ik daarmee? Net zei de heer Flach van de SGP dat er bepaalde
polders zijn waar geen problemen zijn en die niet nutriëntverontreinigd
zijn. Ga daar dan ook geen generieke maatregelen inzetten die een
verbetering van de waterkwaliteit niet bespoedigen. Dat is het idee.
Mevrouw De Vos (FVD):
Het gaat nu over doelsturing, maar mijn vraag ging specifiek over die
kwetsbare zones die nu in heel Nederland gelden. Dit heeft Nederland
zelf zo besloten. Is het CDA het ermee eens dat we er beter voor zouden
kunnen kiezen niet langer heel Nederland als kwetsbare zone aan te
wijzen, maar een select aantal gebieden dat aan bepaalde criteria
voldoet? Zo kan het mestbeleid worden versoepeld.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik zou het liever omdraaien, dus dat je doet wat in een gebied nodig is
om de waterkwaliteit op orde te brengen, want dat is uiteindelijk de
bedoeling. Dat doe je met gebiedsgericht beleid. U vraagt mij of we dat
moeten differentiëren. Ik zou er nog eens heel goed naar moeten kijken,
maar dit is niet de richting waarin ik nu denk.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik begrijp niet waarom het zo moeilijk is om een ja- of nee-antwoord op
deze vraag te geven, maar fijn om te horen dat de heer Koorevaar
hiernaar gaat kijken. Ik hoop dat als het CDA de boeren steunt, het ook
voor mijn motie zal stemmen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank aan de heer Koorevaar, maar ik vond zijn inbreng nog niet helemaal
duidelijk. Morgen is de laatste Kamerdag voor het reces en morgen
stemmen we. Net is door de ChristenUnie, later gesteund door D66, een
motie aangekondigd waarin wordt opgeroepen tot een pas op de plaats en
vasthouden aan dat zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn. Ik hoor de
heer Koorevaar zeggen dat hij daar wel wat voor voelt. Maar ook hoor ik
hem zeggen dat het kabinet vrijdag nog met een compromis kan komen en
wél met een achtste actieprogramma.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Beckerman (SP):
Welke van de twee smaken is het? Ze kunnen namelijk niet
tegelijkertijd.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik zie het als een tweetrapsraket. Laat de reactie van de ministers en
de staatssecretaris maar komen. Daarna kunnen we die motie wel of niet
in tweede termijn indienen.
Mevrouw Beckerman (SP):
O, op die manier. U vraagt eigenlijk aan het kabinet om die motie alvast
te steunen. Dat is ook de lijn van de reacties van de heer Bontenbal in
de afgelopen dagen geweest. U vraagt het niet meer om met een achtste
actieplan te komen?
De voorzitter:
De heer Koorevaar. De heer Koorevaar is aan het woord, mevrouw
Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Excuses.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik kan niet overzien waar deze bewindslieden nog mee kunnen gaan komen.
Ik verwacht er misschien niet heel veel van, maar ik geef ze nog een
kans. Verras ons! Maak ons blij! Geef ons een cadeau voor kerst! Doe uw
best! Maak ruzie! Smijt het servies door de kamer! Dat is wat ik zeg,
maar kom er wel uit. En als dat dan niet lukt, gaan we gewoon in tweede
termijn die motie indienen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De heer Bontenbal zei: kieper nou niet grote problemen naar het nieuwe
kabinet. Als je je niet houdt aan internationale afspraken, ga je die
problemen krijgen. Die hebben we allang als het gaat om nitraat en de
Kaderrichtlijn Water. Mijn vraag aan het CDA: staan zij nog achter die
internationale afspraken en het op tijd halen ervan?
De heer Koorevaar (CDA):
U heeft kunnen horen dat de waterkwaliteit ons aan het hart gaat: wij
zijn niet alleen op aarde. Wij zijn er met elkaar. Daar willen we
absoluut aan werken. Én we moeten kijken naar wat de wetenschap ons
brengt. In de bronanalyse kun je zien dat het aandeel vanuit de landbouw
misschien iets lager is. De heer Flach wees daar ook terecht op. Je ziet
bijvoorbeeld ook dat bij het Waterschap Zuiderzeeland kwel wordt
ingerekend. In die bronanalyse zie je ook dat onder andere achtergrond
een hele belangrijke rol speelt. Dat waren een aantal inhoudelijke
vragen die ik graag had willen stellen als we het actieprogramma gewoon
meer inhoudelijk hadden kunnen bespreken dan nu. Dan had je ook alle
kaarten op tafel gehad om een goed oordeel te kunnen geven.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Al die wetenschappers en experts zeggen juist: wat we tot nu toe hebben
gedaan, ook met het zevende actieprogramma, is niet voldoende om die
afspraken te halen. Dat blijft gewoon zo. Wat we ook weten, is dat het
achtste actieprogramma naar een afzwakking neigt. Ik vraag concreet aan
het CDA: staat het er nog steeds achter dat wij gaan voldoen aan onze
juridische verplichtingen? Er is geen tijd meer te verliezen. Als het
CDA het kabinet nog meer tijd geeft om er samen uit te komen, verliezen
we kostbare tijd en komen boeren in meer problemen.
De heer Koorevaar (CDA):
Heel veel tijd? Het gaat over een dag, dus dat valt op zich nog wel mee.
Het andere punt is: wij zijn nu zo'n fan van doelsturing, omdat je in de
praktijk zaken tegenkomt die u ook aan het hart moeten gaan, zoals
hoeveel fosfaat dieren opnemen. Onder invloed van diverse richtlijnen
wordt er dus te weinig fosfaat aan dieren toegediend. Dat moet op een
andere manier gesupplementeerd worden, bijvoorbeeld door het voer. De
normen om bijvoorbeeld te bemesten met organische mest zijn zo laag dat
je te weinig fosfaat in je voer hebt. Dat is een praktisch voorbeeld.
Daarmee kun je zien dat dit generieke beleid niet goed werkt.
Doelsturing helpt daar veel beter bij. Dat is de richting waar we ook
naar moeten kijken. Alleen, het is dan heel erg jammer dat IenW en LNV
zo laat hebben geschakeld en we daardoor nu in deze ellende zitten.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Tot slot.
De voorzitter:
Afrondend, kort, kort.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ook de experts zeggen: doelsturing op zich is gewoon een instrument en
dat lost an sich niks op voor alle doelen die we nodig hebben. Wat er op
tafel ligt, is onvoldoende. Ik wil gewoon van het CDA horen waarom het
zo moeilijk is om te zeggen: "Ja, het CDA staat volmondig achter onze
internationale afspraken en we gaan er alles aan doen om die gewoon te
halen."
De voorzitter:
Dit is herhaling. De heer Goudzwaard. Nee, de heer Koorevaar.
Excuus.
De heer Koorevaar (CDA):
Wij staan achter de afspraken die zijn gemaakt. Het gaat ons ook om de
vraag hoe we die dan gaan inrichten. Dan moeten ook alle kaarten op
tafel.
De voorzitter:
Nu wel de heer Goudzwaard.
De heer Goudzwaard (JA21):
Ik hoorde net een paar opmerkingen waardoor ik denk: nou, de heer
Koorevaar komt op mij over als een nuchtere christendemocraat. U had het
over nutriëntenuitvloeiing en dergelijke. U weet dat die KRW echt
gebaseerd is op theoretische referentiesituaties. Duitsland en België
halen volgens mij iets van 80%, 90% van hun doelen niet. Het is 1
januari 2027. Ik stel een gewetensvraag aan u. Stel dat wij de doelen
niet halen. Waar kiest u dan voor? U mag dan kiezen uit twee opties. Of
u gaat met hangende pootjes naar de Europese Commissie en u smeekt: geef
me niet een te hoge boete. Of zegt u: er zijn meer landen die in
hetzelfde schuitje zitten, wij zoeken de samenwerking en wij vragen om
uitstel?
De heer Koorevaar (CDA):
Dit is een als-danvraag. Ik vind het interessant om daarover te
discussiëren, ook met de heer Goudzwaard. Dat ga ik graag ook nog een
keer doen. Ik hoop dat u binnenkort meegaat met de excursie, die, geloof
ik, op het programma staat. Daar ga ik het graag een keer met hem over
hebben, maar we hebben het vanavond over het achtste actieprogramma en
de vraag waarom dat er nog niet ligt.
De voorzitter:
Nou, nee, we hebben het vanavond niet over het achtste actieprogramma.
Dat debat gaan we nu niet voeren.
De heer Koorevaar (CDA):
U heeft gelijk.
De voorzitter:
Ik wil het wel graag bij het onderwerp van het debat houden. Daar
verzoek ik de leden toe.
De heer Goudzwaard (JA21):
Volgens mij is het eigenlijk niet een als-danvraag, want of we nou het
zevende of het achtste programma zouden gebruiken, we weten dat wij die
doelstellingen niet gaan halen, net als vele andere landen. Daarom vraag
ik gewoon heel eerlijk aan u: wat is uw mindset? Kiest u ervoor om met
hangende pootjes te vragen om een niet te hoge boete? Of zegt u: joh,
wij gaan de samenwerking opzoeken met andere Europese landen?
De voorzitter:
"De heer Koorevaar" vraagt en zoekt.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik denk dat we samenwerking met andere landen moeten opzoeken. Ik denk
ook dat alle kaarten op tafel moeten.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nu komt toch wel een beetje de aap uit de mouw. Ik hoor opeens weer het
oude CDA: "We gaan naar Brussel en dan gaan we samen met andere landen
optrekken om te bekijken of afspraken die gemaakt zijn in het verleden,
al vele, vele jaren geleden, misschien veranderd kunnen worden." Dat was
een antwoord op een vraag van de heer Goudzwaard. Ik ben wel heel
nieuwsgierig. Ik kende het nieuwe CDA als een partij die zich gewoon
hield aan afspraken.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Hebben we nu weer te maken met het oude CDA, dat dingen terug gaat
draaien?
De heer Koorevaar (CDA):
Nee. Voor ons is waterkwaliteit ook van belang; zo ben ik mijn bijdrage
begonnen. Dat gaat ook over de doelen die we hebben afgesproken. We gaan
die proberen te halen; daar staan we achter. Laat ik mevrouw Bromet
daarin geruststellen. Mijn pleidooi van zojuist was dat ik er gewoon
goed over wil nadenken hoe dat uit te voeren is en hoe je daar alles in
meeneemt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
GroenLinks-PvdA is natuurlijk ook voor goede uitvoerbaarheid, maar het
ging over het feit dat je met andere landen op gaat trekken om te kijken
of je het kan veranderen. Gaat de heer Koorevaar dat nou wel doen? Wil
de heer Koorevaar dat wel of niet?
De heer Koorevaar (CDA):
Ik was met name getriggerd door de bronanalyse, maar daar gaan we het
niet over hebben. Daarover zou ik graag nog een keer met u van gedachten
wisselen, zo van: wat staat daar nu dan in? Maar ik hou het hier even
bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Chris Jansen voor zijn inbreng in
eerste termijn. Hij spreekt namens de fractie van de Partij voor de
Vrijheid. Gaat uw gang.
De heer Chris Jansen (PVV):
Voorzitter. Wat een schaamteloze ellende stort de VVD uit over onze
hardwerkende boeren. Ondanks dat het water onze boeren al jaren aan de
lippen staat, duwt de VVD-staatssecretaris van IenW hen namelijk nog
eens met het hoofd onder water door de versoepeling van de mestregels te
saboteren. Maatregelen waar we al maanden op wachten, die onze boeren
ruimte en perspectief zouden moeten geven, dreigen door vuige politieke
spelletjes nu definitief te stranden. Maar het is voor de VVD allemaal
nog niet genoeg. Het is schrikbarend om te lezen dat het ministerie van
IenW de stikstofnormen nu nergens wil ophogen en zelfs de doelsturing
voor onze boeren wil blokkeren. Het is daarmee overduidelijk wat er hier
aan de hand is: de VVD wil dolgraag met D66 in een nieuw kabinet gaan
zitten en is bereid om onze boeren daarvoor te slachtofferen. Deze
VVD-staatssecretaris doet het vieze werk blijkbaar met liefde.
Voorzitter. De BBB laat dit allemaal gewoon gebeuren. Hun minister kijkt
nu als een verschrikt hertje in de koplampen van de VVD-vrachtwagen die
op haar af dendert, niet in staat het noodlot af te wenden. Wat een
tragedie om dit te moeten aanschouwen. En wat een schande dat onze
boeren hiervan de dupe zijn. Dit kabinet vecht blijkbaar liever met
elkaar dan dat ze het probleem willen oplossen voor de boeren.
Voorzitter. Natuurlijk moeten onze boeren de ruimte krijgen om hun mest
te gebruiken. Er móét een einde komen aan al die verstikkende regels die
onze boerenstand om zeep helpen. Alleen is het op dit moment de bittere
realiteit dat we aan het voorsorteren zijn op een kneiterlinks
D66-kabinet en dat de VVD er alles aan zal doen om op het pluche blijven
zitten. En dus verraden ze onze boeren, zoals we nu live zien gebeuren.
De PVV zal zich hier met hand en tand tegen blijven verzetten, want wij
zijn wél trots op onze boeren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Tja, waar zal ik nou beginnen? Het staat de heer Jansen natuurlijk vrij
om van alles over D66 te roepen. Ik vond de kwalificaties van vak K wat
onsmakelijk, maar goed, ook dat staat hem vrij. Ik weet niet eens of het
een punt van orde of gewoon een interruptie is, maar enige wat ik even
wil opmerken, is dat ik bij mezelf enig ongemak bespeur bij het gemak
waarmee de heer Jansen, voormalig minister Jansen — staatssecretaris
Jansen, pardon — over zijn eigen voormalige ministerie IenW dit soort
opmerkingen maakt. Ik merk gewoon dat ik dat bijzonder ongemakkelijk
vind. Wellicht zou hij er in de toekomst ook eens over na kunnen denken
om op momenten dat het zó ontzettend raakt aan het ministerie waar hij
tot voor zeer kort nog bewindspersoon was, het misschien heel even bij
een andere PVV'er neer te leggen.
De heer Chris Jansen (PVV):
Ik ben heel blij met deze vraag, want die geeft alleen maar aan dat
mevrouw Podt het niet begrijpt. Ik sta hier namelijk als woordvoerder
Landbouw voor mijn partij, de PVV. Ik sta hier als
volksvertegenwoordiger. Ik vertolk het standpunt van míjn partij in deze
discussie. Ik heb er ook niet voor gekozen dat dat in samenspraak zou
zijn met Landbouw en het ministerie van IenW. Dat is een toevallige
samenloop van omstandigheden. Maar het is wel het resultaat van de ruzie
die er binnen het kabinet is en die ruzie is volgens mij hetgeen waar we
het hier over hebben met elkaar. Het is het onderwerp van dit debat. Is
het ongemakkelijk? Nee, het is als volksvertegenwoordiger prima te
verantwoorden; als persoon vind ik het misschien ook wel lastig.
Mevrouw Podt (D66):
Als meneer Jansen niet begrijpt waar dit over gaat, dan leg ik me daar
verder bij neer. Ik wilde in ieder geval even gezegd hebben dat ik het
niet zo kies vind, maar hij moet zelf weten wat hij daarmee doet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Jansen. Dan is het woord aan mevrouw Den Hollander
voor haar inbreng in eerste termijn namens de fractie van de VVD. Gaat
uw gang.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Voorzitter. De VVD vindt het belangrijk dat er in Nederland ruimte is
voor ondernemers om te ondernemen, voor boeren om voedsel te produceren
en voor mensen om prettig te kunnen wonen in een gezonde omgeving met
schoon water en schone lucht. Op dit moment wordt er in het kabinet
gesproken over het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn. Wij
vertrouwen erop dat het kabinet een weloverwogen en zorgvuldig besluit
zal nemen. Voor de VVD is het daarbij heel belangrijk dat we geen
knollen voor citroenen gaan verkopen. Voor mijn fractie is het van
belang dat we maatregelen gaan nemen die recht doen aan eerder gemaakte
afspraken over waterkwaliteit zodat ze standhouden bij de Europese
Commissie en bij de rechter, want alleen dan hebben ondernemers er iets
aan. Op dit moment heb ik daarom de volgende vragen.
Wat gebeurt er op het moment dat de deadline van 1 januari 2026 niet
gehaald wordt? Worden dan de maatregelen uit het zevende actieprogramma
automatisch verlengd? Zo ja, is het dan mogelijk om in het komende jaar
op enig moment alsnog een achtste actieprogramma vast te stellen? Is
hierover ook contact met de Europese Commissie, met waterschappen en
provincies? Zo ja, hoe kijken die daartegen aan? Wanneer krijgen boeren
definitief duidelijkheid over een kabinetsbesluit? Is het kabinet het
met de VVD eens dat ondernemers snel recht hebben op die
duidelijkheid?
Voorzitter. Wij wachten de beantwoording van onze vragen door het
kabinet af.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Allereerst is het fijn om te horen dat de VVD de afspraken die in Europa
zijn gemaakt over het nakomen van afspraken over waterkwaliteit nog
steeds ondersteunt. Ik heb ook een ontwikkeling gezien bij de VVD toen
het ging om de stikstofcrisis, van eerst zeggen dat het een soort
juridisch probleem was naar het volle besef dat die stikstofcrisis
opgelost moest worden, juist in het belang van de bedrijven in
Nederland. Nu heeft de landsadvocaat gewaarschuwd voor een tweede
stikstofcrisis als het gaat over de waterkwaliteit. Dat betekent …
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
… dat er geen vergunningen meer zijn voor de bouw, dat bedrijven uit
Nederland weggejaagd worden. Hoe kijkt ondernemerspartij VVD daar dan
naar? Is het daarom van belang om de staatssecretaris van de VVD in dit
kabinet van harte te ondersteunen?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ondernemers hebben er niks aan als kabinetsbeleid op korte termijn
uiteindelijk weer leidt tot problemen op langere termijn. Wij hechten er
dus aan, zoals ik net ook zei, om geen knollen voor citroenen te
verkopen. Op het moment dat er meer ruimte wordt gegeven aan
ondernemers, moet dat ook duurzame en houdbare ruimte zijn.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat klinkt ook goed. Ik heb ook met de voorgangers van mevrouw Den
Hollander best overeenstemming kunnen bereiken over de toekomst van het
landelijk gebied, de boeren et cetera. Alleen is het probleem dat ik heb
met de VVD dat de VVD deze minister aldoor maar laat zitten terwijl de
ellende steeds groter wordt. Waarom doet de VVD dat?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik kan nu niet spreken over wat er in het verleden is gebeurd in
antwoord op de vraag die u stelt. Ik heb net aangegeven dat het voor ons
heel belangrijk is dat we ondernemers de ruimte geven om te ondernemen
en dat boeren voedsel kunnen produceren, maar dat we daarbij ook
rekening houden met water- en luchtkwaliteit. Dat is voor ons nu het
belangrijkste. Wij vertrouwen erop dat het kabinet een weloverwogen en
zorgvuldig besluit gaat nemen. Dat wachten wij af.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Vertrouwt de VVD daarop omdat de VVD een meerderheid heeft in het
kabinet?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
De VVD vertrouwt daarop omdat wij erop vertrouwen dat er weloverwogen en
zorgvuldige besluiten worden genomen door de ministerraad.
De heer Chris Jansen (PVV):
Wat ik me afvraag, is het volgende. De VVD heeft met haar volle verstand
een handtekening gezet onder het hoofdlijnenakkoord. Waarom gaat deze
staatssecretaris nu terug onderhandelen? Dat is namelijk wat er gebeurt.
Er zijn afspraken gemaakt — mevrouw Van der Plas zei dat net ook al — en
we zien een VVD die zich nu heel schielijk terugtrekt. Ik kan me niet
aan de indruk onttrekken dat dat te maken heeft met de onderhandelingen
die de VVD op dit moment aan het voeren is met het CDA en D66.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Chris Jansen (PVV):
Dus waarom trekt u zich uiteindelijk terug uit een afgesproken akkoord
en waarom komt u terug op de handtekening die u gezet heeft?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik heb nergens een handtekening onder gezet. Volgens mij heb ik net heel
duidelijk aangegeven dat het aan het kabinet is om te komen tot een
weloverwogen afweging. U heeft ook de reacties gezien die zijn gekomen.
Althans, ik heb die nog niet gezien, maar we lezen van alles in de media
over reacties die zijn gekomen. Het lijkt me goed dat zowel de positieve
reacties als de reacties waaruit blijkt dat men zich zorgen maakt goed
worden gewogen en dat het kabinet daar een weloverwogen besluit over
neemt.
De heer Chris Jansen (PVV):
Er zijn afspraken gemaakt in het hoofdlijnenakkoord en de VVD krabbelt
terug. Dat zie ik en ik snap werkelijk niet hoe dat kan. Dat ook de
staatssecretaris zich voor het karretje laat spannen, vind ik
onbegrijpelijk. Kunt u dat dan aan mij uitleggen? Want misschien is het
wel niet zo slim.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik hoor de vraag van de heer Jansen, maar ik heb een ander beeld van de
situatie.
De voorzitter:
Afrondend. Het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben blij dat de VVD hier wederom bevestigt dat ze het belangrijk
vindt dat de internationale doelen en de afspraken worden gehaald,
anders dan het CDA. Ik hoop dat het CDA daar per ongeluk een fout in
heeft gemaakt. Maar het ene is zeggen en het ander is zorgen dat het
wordt gedaan. De afgelopen twee jaar hebben we een minister van LVVN
gezien die daar juist tegenin werkt, die dus niet alleen maar afremt,
maar er actief tegenin werkt. Mijn vraag aan de VVD is of zij er
vertrouwen in hebben dat deze LVVN-minister ervoor gaat zorgen dat we
aan die internationale afspraken gaan voldoen.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
De minister maakt deel uit van het kabinet en wij hebben er vertrouwen
in dat het kabinet een zorgvuldig en weloverwogen besluit gaat nemen,
ook op dit onderwerp.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben er blij dat de VVD er nog vertrouwen in heeft, maar voor mij als
Kamerlid in de afgelopen twee jaar voelt het toch een beetje als
Groundhog Day: een VVD die blaft, maar niet doorbijt. Ze zeggen steeds
tegen het kabinet "wij vinden het belangrijk om die internationale
afspraken te halen", vervolgens gebeurt het niet en dan krijgen we het
hele riedeltje weer. Dus wat gaat de VVD nu, vandaag anders doen dan de
afgelopen twee jaar?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik heb zojuist een aantal vragen gesteld aan het kabinet en in eerste
instantie wachten wij het antwoord op die vragen af.
De voorzitter:
Afrondend.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat is het goed recht van mijn collega van de VVD. Toch dan afrondend
zou ik mijn collega willen oproepen of eigenlijk willen vragen of zij
het kabinet wil oproepen om er nu nog alles aan te doen om te zorgen dat
er straks een plan ligt dat wel voldoet aan die afspraken. Dus gewoon
een gezamenlijke oproep: zorg ervoor dat je er samen uitkomt en dat er
straks echt een plan ligt dat voldoet aan die afspraken.
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik hoor de oproep van het lid Kostić en ik ga ervan uit dat het kabinet
een weloverwogen en zorgvuldig besluit zal nemen over het achtste
actieprogramma Nitraatrichtlijn.
De heer Goudzwaard (JA21):
Ik heb een korte vraag aan mevrouw Den Hollander. Vindt u de
doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water realistisch voor
Nederland?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Het is belangrijk dat we de doelen uit de Kaderrichtlijn Water
halen.
De heer Goudzwaard (JA21):
Ik vroeg of mevrouw Den Hollander ze realistisch vindt. Ik snap dat u de
ambitie hebt om ze te halen — dat heeft iedereen volgens mij — maar
vindt u ze ook realistisch?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Ik denk dat dat een vraag is die de heer Goudzwaard aan het kabinet zou
kunnen stellen, want ik ben woordvoerder LVVN en geen woordvoerder IenW.
Het lijkt me dus heel goed als u die vraag adresseert aan de mensen die
daar verstand van hebben.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Goudzwaard (JA21):
Er is toch een enorme samenhang? Mevrouw Den Hollander verwijst nu naar
IenW, maar er is een enorme samenhang tussen IenW en LVVN. Daarom zitten
we hier vandaag ook, omdat die ministeries met elkaar van mening
verschillen. De derogatiezones vallen onder uw portefeuille en er is een
directe link met de Kaderrichtlijn Water. Daarom vraag ik u hoe u kijkt
naar die Europese doelstellingen. Vindt u …
De voorzitter:
Vindt mevrouw Den Hollander …
De heer Goudzwaard (JA21):
Vindt mevrouw Den Hollander dat realistisch?
Mevrouw Den Hollander (VVD):
Volgens mij ben ik vrij helder geweest in mijn inbreng. Ten eerste
vinden wij dat het aan het kabinet is om een weloverwogen en verstandig
besluit te nemen. Ten tweede hebben wij aangegeven dat wij hebben
begrepen uit de media dat er zowel heel positieve reacties zijn op het
achtste actieprogramma als heel veel zorgen over zijn geuit. We denken
dat het goed zou zijn als het kabinet zowel die positieve reacties als
die zorgen meeweegt en zorgt dat er een zorgvuldig en weloverwogen
besluit wordt genomen en dat er geen knollen voor citroenen worden
verkocht. Dat houdt in dat ondernemers geen ruimte krijgen die later
weer beperkt moet worden, want daar hebben ze uiteindelijk ook niks aan.
Ik denk dat ik daarmee voldoende antwoord heb gegeven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw De Vos als
laatste spreker van de zijde van de Kamer voor haar inbreng namens de
fractie van Forum voor Democratie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank, voorzitter. Het is een hoogst merkwaardig debat vanavond, over
ruzie in het kabinet over het mestbeleid. Het moet mij allereerst van
het hart dat ik de aanpak van deze Kamer volkomen onbegrijpelijk vind.
Verontwaardiging over ambtelijke adviezen die niet zouden zijn
opgevolgd, terwijl een minister volkomen in haar recht staat om dat te
doen. Het zijn immers adviezen. Een minister zet in opdracht van de
Tweede Kamer de politieke richting uit en de ambtenaren hebben dat in
laatste instantie te volgen. Dus steun voor minister Wiersma hierin.
Verontwaardiging ook over besluiten van een demissionair kabinet,
terwijl wij als volksvertegenwoordigers gewoon het mandaat hebben om het
huidige kabinet opdrachten te geven. We hoeven niet te wachten op een
dichtgetimmerd coalitieakkoord van een nieuw kabinet, maar kunnen zelf
voorstellen doen die het zittende kabinet moet uitvoeren.
Zo'n voorstel wil ik bij dezen doen. Per 1 januari mogen onze boeren
minder mest uitrijden, met grote mestoverschotten tot gevolg. En hoewel
de strengere mestnormen afkomstig zijn van de EU, kan Nederland deze
regels zelfstandig versoepelen. Dat zit als volgt. De mestnormen gelden
alleen op grondgebied dat ons land als zogeheten kwetsbare zone heeft
aangewezen. Nederland heeft al zijn grondgebied als zodanig, dus als
kwetsbare zone, aangewezen, waardoor de mestnormen overal in Nederland
gelden. Het goede nieuws is dat Nederland datzelfde grondgebied zonder
toestemming van de EU kan wijzigen en dus kan verkleinen. Daarmee zijn
de strengere mestnormen weliswaar niet van tafel, maar gelden ze in
ieder geval niet meer in heel Nederland.
Voorzitter. Steun dus voor de soepelere mestregels. Ik hoor graag van de
minister hoe zij ernaar kijkt om niet langer heel Nederland als
kwetsbare zone aan te wijzen. De Kamer zou ik willen oproepen om het
voorstel van Forum voor Democratie hiervoor in tweede termijn te
steunen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste
termijn van de zijde van de Kamer. Maar voordat ik schors, wil ik toch
nog één opmerking maken over de opmerking van de heer Jansen die bij mij
is blijven hangen, over de vergelijking van de minister. Ik vind echt
dat we het debat hier met elkaar op de inhoud moeten voeren. Dat mag
echt stevig. We zijn hier niet met elkaar de volleybalvereniging aan het
besturen, maar we gaan wel met respect om met onze gasten. Ik schors de
vergadering tot 21.20 uur, waarna we gaan luisteren naar de
beantwoording van de zijde van het kabinet.
De vergadering wordt van 20.49 uur tot 21.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik geef het woord aan de minister van
Landbouw voor de beantwoording van de zijde van het kabinet in eerste
termijn.
Minister Wiersma:
Dank u, voorzitter. Ik wil beginnen met het feit dat er vanavond heel
veel vragen gesteld zijn die zien op de inhoud van het achtste
actieprogramma. Op die vragen kan ik vandaag helaas niet ingaan, want de
besluitvorming in het kabinet over dat achtste actieprogramma is, zoals
u weet, nog niet afgerond. Deze commissie kent mij ook als een
bewindspersoon die heel graag tot in de details, tot in de techniek, met
uw Kamer debatteert over het mestbeleid op zichzelf, maar vandaag gaat
dat helaas niet, omdat er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Ik zal dus ook niet al die vragen apart beantwoorden, omdat ik dan
voortdurend in herhaling moet vallen met het procesantwoord dat ik nog
niet in kan gaan op de inhoud in verband met het feit er nog
besluitvorming in het kabinet moet plaatsvinden. Uiteraard ben ik altijd
bereid om op een ander of later moment met uw Kamer alsnog over de
inhoud te debatteren, nadat de besluitvorming in het kabinet heeft
plaatsgevonden. Er zijn een aantal vragen waar ik wel antwoord op kan
geven. Die heb ik dan ook bij me.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind deze inleiding wat wonderlijk. Ik weet dat er boven het debat
staat geschreven "debat over de ruzie in het kabinet over mest'', maar
daaronder gaat schuil de gang van het concept van het achtste
actieprogramma Nitraatrichtlijn naar het definitieve programma. Het is
volstrekt normaal dat we in deze Kamer daarover debatteren met een
kabinet dat inhoudelijke antwoorden geeft. Dat hebben we de vorige keer,
bij het zevende actieprogramma, ook gedaan. Dat hebben we nu
verzuimd.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik verwacht eigenlijk wel gewoon dat we, als er inhoudelijke vragen zijn
gesteld, zoals wat er met de consultatie wordt gedaan en hoe de minister
daartegen aankijkt, daar een fatsoenlijk antwoord op krijgen. Ik snap
heus de positie van de minister wel, maar in het verleden zijn er in de
tijd tussen een conceptactieprogramma en een definitief actieprogramma
meerdere debatten gevoerd. Na het vaststellen door de ministerraad staat
het programma namelijk ook vast, met de bevoegdheid van de minister.
Minister Wiersma:
Ik blijf wel bij de inleiding, want op dit moment gaat het debat over de
discussie die binnen het kabinet plaatsvindt. We kijken natuurlijk naar
de inbreng die geleverd is op het actieprogramma na de
internetconsultatie. Dat nemen wij mee. Maar ik kan niet vooruitlopen op
de verdere inhoud, omdat er geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Dat is vandaag het antwoord op heel veel vragen waar ik het helaas bij
moet laten.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zal het kort houden. Dat bevreemdt mij wel, want toen we het in
vorige jaargangen over eerdere versies van actieprogramma's hadden,
bijvoorbeeld het zevende, hebben we tussen het concept en het definitief
meerdere debatten gehad, waarbij we ook allemaal punten aan de minister
hebben meegegeven. Ik snap niet dat we daar geen inhoudelijk antwoord op
kunnen krijgen, ook al is het gesternte "onenigheid of ruzie of whatever
in het kabinet". Het feit an sich dat we ook inhoudelijke vragen tussen
concept en definitief kunnen stellen, lijkt me volstrekt logisch, net
als dat we daar ook een reëel antwoord op mogen verwachten.
Minister Wiersma:
Het debat gaat vanavond volgens mij ook over de discussie die juist nog
binnen het kabinet gevoerd wordt en het gesprek dat daarover loopt. Daar
kunnen we op dit moment gewoon nog niet op vooruitlopen. Dat kan pas op
het moment dat er een besluit genomen is.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het is duidelijk dat dit kabinet ruziet over zoiets basaals als je
gewoon houden aan internationale afspraken en zorgen voor ons water. Dat
staat los van het feit dat de Kamer in de meerderheid vrijdag al aan de
minister had gevraagd om hierover stukken aan de Kamer te leveren, zodat
we hier een fatsoenlijk, inhoudelijk debat konden hebben, en dat die
stukken nog steeds niet zijn geleverd. De deadline was maandag. Ik vraag
de minister dus waarom ze de Kamer weer schoffeert en waarom ze niet
gewoon nu die stukken oplevert: het advies van de Europese Commissie,
van de landsadvocaat et cetera.
Minister Wiersma:
Het is niet gebruikelijk om stukken te publiceren waarover nog geen
kabinetsbesluit is genomen. Om die stukken werd wel gevraagd. We hebben
daarover afgelopen week twee keer een brief naar de Kamer gestuurd,
waarin staat dat het kabinetsbeleid is om dan nog niet tot publicatie
over te gaan.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Wat wel of niet gebruikelijk is, doet helemaal niet ter zake. De Kamer
weet heus wel hoe het hier functioneert, maar de Kamer heeft tóch
gezegd: we hebben dit debat en vinden het ook belangrijk om het echt
over de inhoud te kunnen hebben, zodat we weten waarover het echt gaat,
niet alleen maar via de pers. En dan hebben we een minister die de Kamer
weer schoffeert en weigert stukken te leveren. Dus nogmaals de oproep:
kunt u de stukken nog leveren? Zo niet, wanneer gaat dat dan
gebeuren?
De voorzitter:
Via de voorzitter spreken, alstublieft. De minister.
Minister Wiersma:
Het is ook niet de minister die dit besluit neemt, maar het kabinet. Ik
blijf bij het genomen besluit. Wij zullen de stukken eventueel pas delen
nadat er besluitvorming in het kabinet heeft plaatsgevonden. Dat is de
gebruikelijke weg. En die belopen wij.
De voorzitter:
Tot slot.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, tot slot. Ik kan alleen maar constateren dat we hier een minister
hebben die toch weer de Kamer schoffeert, negeert en stukken niet
levert. Het verzoek was gericht aan de minister. Ik vind het echt
onbegrijpelijk.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor de minister zeggen: we gaan eerst dat besluit nemen en dan wil
ik daar best nog met de Kamer over debatteren. Maar ik ben een beetje in
de war: waar gaan we als Kamer dan nog over debatteren met de
minister?
Minister Wiersma:
We debatteren altijd pas over genomen besluiten als er een besluit
genomen is. Dat is ook het onderwerp van dit debat. Dus, ja ...
Mevrouw Podt (D66):
Maar ik heb steeds begrepen dat de minister dit besluit per 1 januari
wil invoeren. Dus nogmaals, waar gaan we dan over debatteren?
Minister Wiersma:
De inhoud van het actieprogramma zou inderdaad moeten leiden tot
invoering per januari. Gezien het proces is vrijdag in de ministerraad
inderdaad het laatste moment om tot een besluit te komen. Over de inhoud
van het actieprogramma zelf is er dan in principe geen ruimte meer voor
een debat. Ik wil er wel op wijzen dat er 10 december jongstleden een
debat gepland stond waarin eventueel nog zaken aan de orde hadden kunnen
komen van de zijde van de Kamer. Dat debat heeft niet plaatsgevonden. Op
dit moment is het proces zo dat vrijdag de laatste datum is om tot
besluitvorming in het kabinet te komen. Dat zijn de feiten.
Mevrouw Podt (D66):
Nu wordt ie een beetje kolderiek. Wij hebben van de zomer kunnen
reageren op het actieprogramma. Dat was toen nog helemaal niet af. Daar
hebben we natuurlijk wat vragen over kunnen stellen, waar we antwoorden
op hebben gekregen. Daarna horen we dan heel lang niks. Dat gebeurt
vaker. De MCEN, wie kent die nog? Ik heb geen idee of die nog bestaat,
of er nog iets gebeurt. De reden dat wij heel veel debatten hebben
uitgesteld, was dat het gewoon niet zo zinvol meer was omdat we niks
meer horen van de MCEN of over het achtste programma. Dat vond ik in
ieder geval. Dat was mijn oordeel.
De voorzitter:
En uw vraag?
Mevrouw Podt (D66):
Waarom gaan we dan in hemelsnaam nog debatteren? En dan zegt de minister
nu hier: o ja, maar als we het besluit eenmaal hebben genomen, dan
kunnen we nog debatteren. Dat is dus net zo zinvol als debatteren over
de punten die uit de MCEN komen. Die punten krijgen we niet.
Minister Wiersma:
Volgens mij worden maatregelen uit de actieprogramma's altijd opgenomen
in het mestbeleid. Daar worden regelingen voor ontwikkeld. We hebben
altijd op gezette tijden debatten over het mestbeleid, waarin ook
inhoudelijke discussies gevoerd worden over de maatregelen die daarin
genomen zijn. Dus dat verhoudt zich niet op dat punt. De
actieprogramma's zijn wel gehouden aan een bepaalde
implementatietermijn. Gegeven dat feit is vrijdag het laatste moment
voor de ministerraad om nog tot een besluit te komen. Gezien het feit
dat het dan reces is, is er in de tussentijd dan geen ruimte voor het
debat.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit frustreert me wel. Allereerst geef ik de minister gelijk dat wij 10
december het debat hadden kunnen voeren en hadden moeten voeren over het
concept van het achtste actieprogramma plus de consultatie et cetera.
Dit zo zijnde: we hebben nu een debat, wat mij betreft niet alleen over
het proces maar ook over inhoud. Ik heb inhoudelijke vragen gesteld. Nu
zegt de minister dat ze die niet gaat beantwoorden en dat we wel zullen
zien wat er uit de ministerraad komt en of het wel of niet geagendeerd
en besloten wordt. Dan kunnen we daarna eigenlijk voor niks, voor nop,
nog eens een mening gaan vormen over een al vastgesteld programma,
terwijl we daar geen input meer op kunnen leveren.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Daarmee kondigt de minister toch eigenlijk zelf min of meer aan dat het
haar verstandig lijkt dat wij het kabinet pas op de plaats laten maken
en dat het kabinet nog maar even doorgaat met dat niet zo beste zevende
actieprogramma omdat het de besluitvorming eigenlijk niet meer zo
zorgvuldig kan afronden samen met de Kamer?
Minister Wiersma:
Ik ben de vraag even … Wat is de concrete vraag?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Heel kort. De vraag is de volgende. Met deze stellingname kondigt de
minister toch zelf eigenlijk min of meer een pas op de plaats aan? Met
andere woorden, ze kondigt aan het zevende actieprogramma, waar we
allemaal niet zo fan van zijn, nog even door te zetten omdat het kabinet
de besluitvorming over het achtste actieprogramma eigenlijk niet meer op
een fatsoenlijke manier met betrokkenheid van de Kamer kan afronden.
Minister Wiersma:
Kijk, in deze fase van besluitvorming binnen het kabinet is het op dit
moment inderdaad gewoon niet meer mogelijk om daar input op te leveren.
Ik weet ook dat dat in vorige actieprogramma's op dezelfde manier ging
en dat die ruimte er gaandeweg het proces wel was, bijvoorbeeld op het
moment dat de internetconsultatie liep. Maar het moment dat binnen het
kabinet nog gewogen wordt hoe het definitieve besluit kan worden genomen
en hoe het programma kan worden vastgesteld, is niet meer het moment
daarvoor. Ik denk dat de heer Grinwis uit eigen ervaring uit de periode
dat de ChristenUnie in het kabinet zat en dat het zevende actieprogramma
en vervolgens ook het addendum tot stand kwamen, weet dat dit
procesmatig de route is die daarin gevolgd wordt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het even goed begrijpen. De minister zegt dat ze een besluit gaat
nemen in de minsterraad. Om het plan per 1 januari effectief te laten
worden, zal dat aanstaande vrijdag moeten plaatsvinden. En dan, zegt ze,
is er ook geen tijd meer voor de Kamer om erover te praten, want het is
reces. Nou, daar gaat de Kamer zelf over. Wij kunnen ook besluiten om
terug te komen van reces als we het belangrijk genoeg vinden. Maar ze
zegt ook: het maakt niet uit wat de Kamer er daarna over zegt, want ik
heb het mandaat om dit besluit te nemen. Dus het is een beetje voor spek
en bonen als wij erover spreken. Dat wil ik even checken. Klopt dat?
Minister Wiersma:
Dit klopt pertinent niet. Ik zei zonet dat de inbreng op het
actieprogramma altijd komt voordat het wordt vastgesteld binnen het
kabinet. Als het kabinetsbesluit er is, dan wordt gewogen wat alle
inbreng is, vanuit de internetconsultatie, eventueel vanuit de Kamer en
vanuit alle hoeken vanwaar wij feedback op het programma krijgen.
Vervolgens wordt het vastgesteld in het kabinet en dan wordt het
geïmplementeerd. Ik zei zojuist ook dat de maatregelen die in een
actieprogramma staan, vormgegeven moeten worden in regelingen.
Vervolgens kan in de reguliere commissiedebatten weer gedebatteerd
worden over die maatregelen en die regelingen. Dat is hoe dat proces
loopt en dat …
De voorzitter:
De Kamer bepaalt waar debatten plaatsvinden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De minister zegt: het klopt pertinent niet. Maar ik vroeg of er, als het
vastgesteld is, nog gelegenheid voor de Kamer is om erover te spreken.
Volgens mij zei de minister zojuist dat dat niet zo is. Tussen vrijdag,
wanneer de ministerraad dit actieprogramma gaat vaststellen, en 1
januari kan de Kamer er dus over debatteren. Het is weliswaar reces,
maar wij kunnen ook terugkomen van reces. Maar heeft het nog zin om
daarover te debatteren of staat dat besluit dan gewoon?
Minister Wiersma:
Zoals ik net zei, wordt de inbreng op de actieprogramma's na publicatie
altijd gebracht; dat is de inbreng vóórdat het kabinetsbesluit
plaatsvindt. Als het kabinetsbesluit plaatsvindt, wordt gewogen wat alle
inbreng is en dan wordt een actieprogramma vastgesteld.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat zijn veel woorden, maar de minister bevestigt eigenlijk precies wat
ik zeg: zodra het besluit in de ministerraad genomen is, heeft de Kamer
er niks meer over te zeggen, want alles wat de minister beschrijft,
vindt in het voortraject plaats. Dus daar staan we dan.
Minister Wiersma:
Ik bestrijd dat beeld, ook omdat de Kamer er alles over te zeggen heeft.
Nogmaals, er moeten vervolgens voor het mestbeleid nieuwe regelingen
ontworpen worden. Ook de Kamer kan daar uiteindelijk via het
democratisch proces later nog invloed op uitoefenen.
De heer Chris Jansen (PVV):
Ik heb een vraag aan de minister: hoe schat u de kansen in dat uw
voorstel vrijdag ongeschonden door de ministerraad gaat komen?
Minister Wiersma:
Dan kom ik weer op het procesvoorstel: ik kan daar geen uitspraken over
doen. Er vinden nu gesprekken plaats binnen het kabinet. Wij komen
daarop terug als er een besluit genomen is.
De voorzitter:
De heer Jansen, via de voorzitter.
De heer Chris Jansen (PVV):
Ja, voorzitter, u heeft gelijk natuurlijk. Er kan natuurlijk wel een
inschatting gemaakt worden over de grootte van die kans. Is die kans 0?
Is die kans 10? Is die kans 50? Is die kans 100? Of alles wat ertussenin
zit? Dan is ook de vraag: welke consequenties trekt de minister dan op
het moment dat het voorstel niet ongeschonden door de ministerraad heen
komt?
Minister Wiersma:
Ik geef geen inhoudelijk antwoord op wat-alsvragen. Dat is dit in
principe wel. Wij werken op dit moment nog toe naar besluitvorming
binnen het kabinet op aanstaande vrijdag.
De heer Chris Jansen (PVV):
Het is natuurlijk geen wat-alsvraag. Ik vraag gewoon: wat is puur in
percentages de inschatting van de minister? Daar wordt geen antwoord op
gegeven. Laat ik het dan simpeler maken: is de inschatting van de
minister dat het meer of minder dan 50% kans maakt?
Minister Wiersma:
Ik kan daar niets over zeggen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben benieuwd op welke manier deze minister had verwacht dat de Kamer
eerder een afgewogen besluit had kunnen maken over haar programma. Wij
hadden al die tijd geen advies ontvangen van de Europese Commissie en de
landsadvocaat en we hebben het nog steeds niet kunnen inzien. Als dat
van ons wordt weggehouden, hoe verwacht ze dan van ons als Kamer dat wij
iets konden afwegen en meegeven aan het kabinet?
Minister Wiersma:
Ik denk dat het actieprogramma concrete maatregelen bevat. Daar kan best
een oordeel over geveld worden, ook door deze Kamer. Dat hoor ik ook
door in de inbrengen die hier vanmiddag geleverd zijn. Dat blijkt ook
uit de internetconsultaties. Dat is volgens mij de manier: het
actieprogramma doorkijken en daar een mening over vormen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn, mijn hemel. Ik beschouw mijn werk als Kamerlid serieus. Natuurlijk
heb je als politieke partij een politieke lijn, maar wat we ook
belangrijk vinden, zijn de rechtsstaat, internationale afspraken en
juridische afspraken. Daar willen we onze landsadvocaat over horen. We
willen ook horen wat de Europese Commissie zegt, omdat het te maken
heeft met de afspraken waar de Europese Commissie ons op toetst. Dus hoe
kan deze minister zeggen dat de Kamer hier al een afgewogen besluit over
had kunnen maken? Waarom komt ze niet nu met die stukken? Dan kunnen we
echt het debat voeren en echte besluiten nemen.
Minister Wiersma:
Nogmaals, wij gaan geen stukken publiceren voordat het kabinetsbesluit
genomen is. We hebben de afgelopen week twee brieven gestuurd over wat
daarin de kabinetslijn is. Daar blijf ik bij.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik dacht: ik blijf nog even zitten. Maar ik hoor de minister eigenlijk
twee sneren … Laten we het "argumenten" noemen. Ik hoor de minister twee
argumenten gebruiken. Mijn eerste vraag gaat over het eerste argument.
De minister zegt eigenlijk in reactie op de heer Grinwis: vorige
kabinetten hebben ook op deze manier hun actieprogramma Nitraatrichtlijn
vastgesteld. Erkent de minister dat dat argument veel minder opgaat nu
we te maken hebben met een dubbeldemissionair kabinet en er dus ook
minder draagvlak is, of kan zijn, in de Tweede Kamer?
Minister Wiersma:
Dat een kabinet valt, is natuurlijk nooit fraai. Tegelijkertijd wordt er
al anderhalf jaar heel hard gewerkt aan dit actieprogramma. Dat wordt
gedaan via een heel zorgvuldig proces met medeoverheden en stakeholders.
Volgens mij is het actieprogramma in concept al in juli gepubliceerd,
dus het is niet nieuw. Het is ook niet zo dat er nu in een keer iets
nieuws ligt. Het ligt er al een hele lange tijd. Er is ook veel input op
geleverd. Dat zijn we binnen het kabinet nu aan het wegen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is het tweede argument dat het kabinet gebruikt: dat de Kamer ook
het concept heeft kunnen zien. Tegelijkertijd zegt het kabinet: wij
hebben zelf cruciale stukken en die hebben wij nodig om een afweging te
kunnen maken, maar we geven ze niet aan de Kamer, die een meerderheid
heeft, om diezelfde afweging te kunnen maken. Dit zijn toch twee
argumenten die heel moeilijk zijn? Want één, er is minder draagvlak voor
dit kabinet. Dat is logisch. Twee. Het kabinet zegt: wij kunnen alleen
een afweging maken op basis van die stukken. Maar de Kamer moet het
zonder die stukken stellen. Erkent de minister dat deze twee argumenten
vrij zwak zijn?
Minister Wiersma:
Procesmatig zou zo'n actieprogramma idealiter eerder zijn vastgesteld.
Dat erken ik. Daar worden nog gesprekken over gevoerd. De Kamer is op
heel veel momenten geïnformeerd over de voornemens van de hoofdlijnen
van het actieprogramma en over hoe die tot stand gekomen zijn. Ja,
idealiter hadden we dit eerder vastgesteld. Dat is niet gebeurd. Uit de
internetconsultatie is ook nog het een en ander gekomen. En ja, dit is
wel wat het op dit moment is. De stukken zullen wij delen op het moment
dat het besluit binnen het kabinet genomen is.
Mevrouw Podt (D66):
Ik probeer toch heel even te volgen wat de minister nou zegt. Ze nodigde
ons eerder eigenlijk met terugwerkende kracht uit om op 10 december met
haar het debat aan te gaan over het achtste actieprogramma. Het is
vandaag 17 december en we kunnen er nu niet over debatteren. Morgen
vindt de besluitvorming plaats. Ik vraag me dan toch af wat er dan in de
afgelopen week is gebeurd waardoor we er op 10 december wel over konden
debatteren maar vandaag niet.
Minister Wiersma:
Ik heb dat zojuist ook gezegd. Gaandeweg kon er via de
internetconsultatie input op het conceptprogramma geleverd worden, maar
we zitten nu in een fase waarin kabinetsbesluitvorming plaatsvindt en
waarin de weging van verschillende zaken binnen het kabinet plaatsvindt.
Dat maakt het een ander deel in het proces. Het gaat dus nu over het
stuk dat in de besluitvorming zit.
Mevrouw Podt (D66):
Maar dat is natuurlijk wel raar. Ik bedoel, het verschil tussen nu en
vorige week is een week. Ik zie dus echt niet in waarom we niet nu nog
dingen zouden kunnen toevoegen. Dat vind ik echt wonderlijk.
Minister Wiersma:
Ik hoorde geen vraag, dus dat neem ik aan.
De voorzitter:
U vervolgt uw beantwoording.
Minister Wiersma:
Ja. Ik zal enkele vragen beantwoorden. Mevrouw Den Hollander vroeg of er
contact geweest is met de Europese Commissie, de waterschappen en de
provincies. Ik kan daarop antwoorden dat er doorlopend gesprekken zijn,
zowel met de Europese Commissie als ook met de waterschappen en de
provincies. Op de inhoud daarvan kan ik niet ingaan. Dat doen wij nooit;
dat zijn vertrouwelijke gesprekken en daar hecht ik ook waarde aan.
Uiteindelijk zijn er ook over het achtste actieprogramma gesprekken
geweest met de waterschappen en de provincies. Ook voor de
bronnenanalyse, waar ik zelf nog als gedeputeerde bij betrokken ben
geweest, is een intensief traject doorlopen. Dat wordt allemaal
meegewogen in het kabinet.
De voorzitter:
Ik zou de minister voor de orde willen vragen hoe de beantwoording
gestructureerd is. Of zijn het enkele vragen?
Minister Wiersma:
Het zijn enkele vragen.
De voorzitter:
Dan stel ik de leden voor de minister de beantwoording af te laten maken
en geef ik vervolgens weer de ruimte voor interrupties.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. Ik weet niet waar in het debat we
nu zijn.
De voorzitter:
De minister heeft aangegeven dat ze na een korte inleiding, waarna u
enkele interrupties heeft gedaan, nog enkele vragen heeft te
beantwoorden. Ik zou willen voorstellen om die beantwoording even met
elkaar af te wachten — dat zijn enkele vragen als ik haar goed begrijp —
en daarna geef ik eventueel nog de ruimte voor interrupties.
Minister Wiersma:
De heer Goudzwaard had de vraag wat de concrete gevolgen zijn als het
achtste actieprogramma niet doorgaat. Ik kan op de inhoud niet helemaal
vooruitlopen, maar zoals ik net al zei, lopen vastgestelde regelingen
dan gewoon door. Dat is wat ik daarover kan zeggen.
Even kijken. Ja, dit is een vraag die ik ook al beantwoord heb.
Dan heb ik nog één vraag van de heer Flach, over het achtste
actieprogramma. Inhoudelijk kan ik daar nu niet op antwoorden; dat heb
ik in mijn inleiding duidelijk uiteengezet. Er is echter één technische
vraag waar ik wel op wil reageren. Dat is de vraag van de heer Flach
over het aandeel landbouw in de nutriëntenbelasting. Dat heeft te maken
met de bronnenanalyse en de herziening daarvan. Dat gaat over een
artikel dat is verschenen, waarin een aanname gedaan wordt over het
aandeel, het percentage, waarmee die nutriëntenbelasting verminderd zou
zijn. Ik wil zeggen dat ik dat beeld, met die cijfers, niet herken. Ik
herken wel het beeld dat de nutriëntenbelasting verminderd is, maar daar
hebben wij wel een ander percentage bij. Dat wilde ik even als reactie
geven op dat artikel.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw beantwoording?
Minister Wiersma:
Ik heb nog één opmerking van de heer Goudzwaard, over wat er in NRC
gestaan heeft, het spoeddebat over de veeprikker en nu het achtste
actieprogramma, alsof er heibel, ruzie en gedoe is. Ik herken het beeld
dat geschetst wordt niet. Ik heb in het afgelopen jaar en vijf maanden —
ik hoor steeds twee jaar, maar na elf maanden waren we als kabinet
helaas al demissionair — hele constructieve gesprekken gevoerd met
allerlei overheidslagen en overigens ook met collega's. Zo reflecteer ik
daarop.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het einde gekomen van uw beantwoording?
Minister Wiersma:
Ja.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
We zitten eigenlijk naar één grote black box te kijken. De minister
heeft allerlei goede gesprekken gevoerd. Ze kan ons daar niets over
vertellen want dat is allemaal vertrouwelijk, maar die gesprekken worden
gevoerd met partijen die ons wel benaderen en die ook de minister
benaderen. Zo heb ik bijvoorbeeld gehoord dat het Wetterskip Fryslân een
motie van treurnis aan de minister heeft gestuurd. Daar heeft het
algemene bestuur om gevraagd. Weet de minister dat en heeft zij meer van
dit soort moties ontvangen van medeoverheden? Want het lijkt nu net
alsof het allemaal kumbaya is, maar die waterschappen vinden het echt
verschrikkelijk.
Minister Wiersma:
Nee, dit heb ik niet gezien.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nog even bij de post kijken dan, voordat het besluit valt!
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De minister heeft dus toch nog een technische vraag beantwoord. Dan had
de minister mijn technische vraag ook kunnen beantwoorden. Kloppen de
percentages waar de minister het over heeft, namelijk dat in het artikel
20% stond, dat we komen van 40%, verondersteld, en dat het minister nu
uitgaat van 31%?
Minister Wiersma:
Uit de data die ik bij me heb, blijkt dat er een afname is van 9%. Dus
dat klopt.
De voorzitter:
Laten we voorkomen dat we toch weer over het achtste actieprogramma
...
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, nee, ik vind dat we eigenlijk recht hebben op de antwoorden
daarover. Dat heb ik al gezegd.
De voorzitter:
Dat heeft u gezegd.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik wil één punt corrigeren. De vorige keer is het niet nét zo gegaan,
want toen hebben we volgens mij zelfs meerdere keren met de minister van
LNV, zoals het toen heette, gedebatteerd op weg naar vaststelling in de
ministerraad. Toen hebben we ook punten meegegeven aan de voorganger van
deze minister op weg naar vaststelling in de ministerraad. Dat wil ik
wel even heel helder gezegd hebben, omdat het beeld ontstond dat we de
vorige keer ook niet hadden gedebatteerd. Dat is niet waar, maar
misschien wil de minister dat niet zeggen.
Minister Wiersma:
Dat was juist mijn punt. Dat was op weg naar de besluitvorming in de
ministerraad en nu zitten we al in het laatste stuk van het proces.
De voorzitter:
Ik zag de heer Koorevaar eerst.
De heer Koorevaar (CDA):
We hebben het in de eerste termijn gehad over een mogelijke motie. Het
ging ook erg over doelsturing en over regiogericht beleid. Ik heb een
idee waar deze minister heen wil, maar ik zal deze vraag zo meteen ook
aan de staatssecretaris stellen. Staat u daar volledig achter? Kunt u
bevestigen dat de onenigheid daar niet over ging?
Minister Wiersma:
Dit is ook onderdeel van het besluitvormingsproces in de ministerraad.
Daar kan ik niet op vooruitlopen. De heer Koorevaar zal hopelijk ook nog
met mij in debat gaan. Als het gaat om het concept van doelsturing, wil
ik benadrukken dat ik daar volmondig achter sta. Ik zie ook de kansen
daarvan voor de landbouw. Ik zie ook dat de kans om gebruik te maken van
de innovatiekracht en de potentie om bij te dragen aan allerlei
milieudoelen die we met elkaar willen nastreven, echt ligt in
doelsturing.
De voorzitter:
De heer Koorevaar, via de voorzitter.
De heer Koorevaar (CDA):
Daar ging de onenigheid dus niet over, begrijp ik. Waar ging de
onenigheid dan wel over?
Minister Wiersma:
Ik heb zojuist mijn persoonlijke visie op doelsturing gegeven. Over
gesprekken binnen het kabinet kan ik geen uitspraken doen.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik heb in mijn bijdrage volgens mij een heel duidelijke vraag gesteld
over de mogelijkheid om niet langer heel Nederland als kwetsbare zone
aan te wijzen. Nederland kan dat zelfstandig doen, zodat de mestnormen
in ieder geval niet meer in heel Nederland gelden. Ik heb om een reactie
gevraagd, maar die heb ik nog niet gehoord. Ik zou die bij dezen graag
alsnog willen krijgen.
Minister Wiersma:
Dit gaat over inderdaad over de kwetsbare zones. Dit is een onderdeel
dat opgenomen is in het hoofdlijnenakkoord. Dat ziet toe op de
Nitraatrichtlijn. Dat is dus wel onderdeel van de besluitvorming over
het actieprogramma, want daar hoort dit bij. Ik erken dat in de
Nitraatrichtlijn de mogelijkheid bestaat om kwetsbare zones aan te
wijzen binnen een lidstaat. Italië heeft dat bijvoorbeeld gedaan. Dan
moet je voor iedere zone op zichzelf een actieprogramma opstellen. Daar
is een onderzoek naar uitgezet en ik zal daar binnenkort op
terugkomen.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik heb hier onlangs ook Kamervragen over gesteld. Ik had gehoopt dat die
al eerder waren beantwoord. Kan de minister aangeven wanneer we hier dan
duidelijkheid over kunnen krijgen? Zou dat onderzoek van de CDM al naar
de Kamer gestuurd kunnen worden, want dan hebben we in ieder geval de
informatie?
Minister Wiersma:
Het is onderdeel van de besluitvorming, dus zodra dat station gepasseerd
is, zal ik het met uw Kamer delen.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw De Vos (FVD):
Nogmaals, de regels gaan per 1 januari in. Volgens mij is dit een
relatief makkelijke route voor Nederland om te bewandelen. We hebben het
onszelf gewoon ontzettend moeilijk gemaakt door heel Nederland als
kwetsbare zone aan te wijzen. Ik zal in de tweede termijn een motie
hierover indienen. Ik hoop dat die dan toch in ieder geval oordeel Kamer
kan krijgen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog één vraag. Als het kabinet vrijdag nou dat besluit neemt, de
nieuwe regels per 1 januari ingaan en de bufferstroken dus zo klein
worden als de minister ambieert, kan een volgend kabinet dat dan nog
terugdraaien of zitten we er dan voor vier jaar aan vast?
Minister Wiersma:
Er zijn vaker addenda op actieprogramma's vastgesteld. Volgens mij is er
geen enkele maatregel in het mestbeleid of in een actieprogramma waar we
tot in lengte van dagen aan vastzitten. Met elkaar kun je het gesprek
daar weer over voeren, zowel in het parlement als in het kabinet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Kunnen boeren die rekening hebben gehouden met die smallere bufferzones
dan een schadevergoeding claimen bij het Rijk als die zones weer
vergroot worden?
Minister Wiersma:
Er zijn geijkte momenten waarop dit soort maatregelen genomen kunnen
worden. Dat zit in een jaarsystematiek. Bij de invoering van het
addendum op het zevende actieprogramma, waar de bufferstroken onderdeel
van uitmaakten, is er geen schadevergoeding toegekend.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik ga er nog even over nadenken.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor haar beantwoording en geef het woord aan de
minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Minister Tieman:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga in op een aantal vragen die mij gesteld
zijn. Ik begin met een vraag van het lid Koorevaar: kloppen de adviezen
die stellen dat de waterkwaliteit verslechtert en dat de plannen daarmee
in strijd zijn met de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water? De
adviezen van de kennisinstellingen worden op dit moment met zeer veel
zorgvuldigheid opgesteld. Daar vertrouw ik ook op. Het actieprogramma
moet voldoen aan de Europese richtlijnen. We nemen dat allemaal mee in
onze afweging.
Mevrouw Beckerman vroeg: kan het ministerie van IenW aangeven welke
eisen het heeft gesteld aan het achtste actieprogramma en of deze ook
zijn ingewilligd? De bijdrage aan de waterkwaliteit is een van de
gespreksonderwerpen bij dit plan, waar we op dit moment hard aan
werken.
De heer Koorevaar, alsmede de heer Grinwis, vroeg: waarom is de strijd
voor een beter achtste AP zo laat op gang gekomen? Ik geef op dit punt
mee dat er in de inspraak veel reacties zijn gekomen. Die wegen we ook
zeker mee voor dit programma. We zijn daar nu over in gesprek. Ik ben er
nu zes maanden mee bezig.
De voorzitter:
Hoe omvangrijk is uw beantwoording? Anders stel ik voor om de
beantwoording van de minister even in zijn volledigheid af te wachten.
Kan de minister dat vertellen?
Minister Tieman:
Ja, kort.
De voorzitter:
Dan maakt de minister het eerst af, meneer Grinwis. We gaan het toch zo
doen.
Minister Tieman:
Het lid Kostić vroeg waarom het advies van de landsadvocaat nooit is
gedeeld en wie dat heeft geblokkeerd. Het advies van de landsadvocaat is
op 18 juli van dit jaar vertrouwelijk met de Kamer gedeeld. Ik kan
verwijzen naar Kamerstuk nr. 716 (27625) voor de openbare samenvatting
van dat stuk.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het einde van uw beantwoording gekomen?
Minister Tieman:
Nee, nog niet helemaal.
Het lid Kostić vroeg: kunt u bevestigen dat de waterkwaliteit hiermee
verslechtert en dat we de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn
niet halen? Dit is een herhaling. Excuus daarvoor.
Dan ben ik erdoorheen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Grinwis voor een interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Minister Tieman zei dat de consultatiereacties — ik denk dat hij doelt
op de consultatiereacties van onder andere Vewin en de Unie van
Waterschappen — ertoe hebben geleid dat er ook door hem politiek is
geïntervenieerd op de ontwikkeling van het concept naar het definitieve
achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dat frappeert mij toch. Heel
veel bezwaren die door Vewin en de Unie van Waterschappen zijn
opgeschreven, zijn eerder natuurlijk al ambtelijk opgeschreven bij
IenW.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Hoe verklaart de minister dat hij is gaan acteren op de consultatie en
de kritische adviezen van zijn ambtenaren en dat zijn voorganger dat
niet heeft gedaan? Wat kan hij daarover zeggen?
Minister Tieman:
Daar kan ik over zeggen dat de foto steeds scherper wordt. We praten
over echt complexe materie, complexe modellen. Ik kom zelf uit de
waterwereld. We hebben ook een deskundige minister van LVVN. We laten
ons echt ondersteunen door de beste knappe koppen. Dat plaatje is echt
later ingedaald, toen ik alles op een rij zette. Ik zit natuurlijk ook
in diverse bestuurlijke overleggen, bijvoorbeeld over Kaderrichtlijn
Water en het Bestuurlijk Overleg Water. Daar ben ik ook in gesprek met
IPO's, VNG's en de bestuurders die naar voren zijn geschoven. Daardoor
krijg je een beter plaatje, waarop ik ben gaan acteren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
De consequenties van die discussie voor bijvoorbeeld agrariërs, die
natuurlijk op basis van een concept van het achtste actieprogramma al
een beetje ergens op gingen rekenen, zijn hierbij natuurlijk best wel
groot. Mijn vraag aan de minister is de volgende. De foto kan wel steeds
helderder worden, maar het was toch van stonde af aan helder dat sec
voldoen aan de 50 milligrameis van de Nitraatrichtlijn echt iets anders
is dan werken aan doelbereik op het gebied van de Kaderrichtlijn Water?
Dat wist de minister toch bij zijn aantreden al?
Minister Tieman:
Ja, maar er zijn wat dat betreft echt zaken die dieper gaan. Die
analyse, die modellen, leggen we op dit moment, as we speak, naast
elkaar. Dat moet ook in een latere fase gevalideerd worden. Ik kan u
vertellen dat dat geen eenduidig plaatje is. Daar leren wij dus ook van.
Wat dat betreft … Afijn, ik heb ook echt met die KRW te maken. We zijn
gewoon echt een puzzel met elkaar aan het leggen. Die foto wordt steeds
scherper.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ten slotte, voorzitter. Helder, de foto wordt steeds scherper. Anderhalf
jaar geleden is begonnen met het maken van die foto, dus de
ontwikkeltijd is behoorlijk lang. Mijn vraag is wel de volgende. Als
zaken nu nog steeds scherper worden en als het hele land inderdaad niet
door één lens moet worden bekeken, maar het verschillende behandelingen
verdient, is het dan wel zorgvuldig om nu, nu die foto nog steeds niet
helemaal scherp is, maar nog steeds scherper wordt, dit concept van het
achtste actieprogramma binnen twee dagen te verheffen tot een definitief
achtste actieprogramma? Of moet er meer tijd worden genomen en moet er
misschien nog even doorgewerkt worden met het onvolkomen zevende
actieprogramma?
Minister Tieman:
Wat u aangeeft, is een mogelijkheid. Die wegen wij ook. Maar ook als je
nu dat achtste actieprogramma zou nemen, zou dat nog voldoende
perspectief geven om bij te kunnen sturen in een latere fase. Dus ja, er
zijn daarbij verschillende opties. Daarin hebben we op dit moment ook
die weging met elkaar.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Zoals ik in mijn bijdrage al zei, is er een beslisnota geweest waarin
inderdaad werd gezegd: we gaan het advies van de landsadvocaat voor de
Kamerleden ter inzage leggen. Het probleem is dat dat niet is gebeurd.
Ik heb het nagevraagd en het is dus niet gebeurd. Onze adviseurs, de
ondersteuners van de Kamer, zeggen: het is niet gebeurd; dat is
ongebruikelijk en we hebben het nog nooit eerder gezien, maar het is
niet gebeurd.
De voorzitter:
En uw vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vraag de minister dus om nu even met zijn ambtenaren te gaan bellen
en dit op te helderen. Ik vroeg namelijk concreet: hoe kan dat en wie
heeft daar een stokje voor gestoken?
Minister Tieman:
Ik blijf bij het antwoord. Het advies van de landsadvocaat is op 18 juli
van dit jaar vertrouwelijk met de Kamer gedeeld. Ik kan verwijzen naar
de stukken op nummer 716 (27625) voor de openbare samenvatting van dat
stuk.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Er was een brief gedeeld met wat richtingen over wat de landsadvocaat
zou hebben gezegd, maar het stuk van de landsadvocaat is niet gedeeld
met de Kamerleden. Dit is een onwaarheid van de minister. Ik neem aan
dat het een ongeluk is; anders is het een zeer ernstig feit. Ik vraag
dus toch om een korte schorsing, waarin de minister dit even navraagt.
Dit is echt fundamenteel. Dit is een fundamenteel punt, waarop de Kamer
moet kunnen vertrouwen.
De voorzitter:
Als u een formele schorsing wil, zal u een punt van orde moeten maken.
Dat heeft u niet gedaan. Ik zal dus eerst graag de minister willen
vragen om te antwoorden.
Minister Tieman:
Ik hou het bij dit antwoord, voorzitter.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dan vraag ik een formele schorsing aan van vijf minuten, zodat de
minister even kan bellen.
De voorzitter:
Nee, hoor. Dan zal u een punt van orde moeten maken en dan zullen we
moeten zien of daar steun voor is en of mensen daarvoor naar voren
lopen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een punt van orde, alstublieft.
De voorzitter:
Een punt van orde om een schorsing van vijf minuten.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Steun.
De heer Chris Jansen (PVV):
Geen steun.
De voorzitter:
Ik zie verder ook geen steun.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dit is een suboptimale combinatie van afstand en hakken, maar ik steun
het voorstel.
De voorzitter:
Ik zie dat er geen steun is voor het voorstel, dus we gaan verder met de
beantwoording.
De heer Chris Jansen (PVV):
Mijn vraag aan de minister van IenW, via u, voorzitter, is of de
berichtgeving in de media dat hij diametraal tegenover de minister van
LVVN stond, klopt. Wat heeft de minister van IenW bewogen om tot inkeer
te komen?
Minister Tieman:
Wat dat betreft ben ik op dit moment in goed overleg met de minister van
LVVN en de staatssecretaris. Wij zijn op dit moment alle stukken aan het
analyseren om tot een besluit te kunnen komen.
De heer Chris Jansen (PVV):
Volgens de mediaberichten zou de minister van IenW tot inkeer zijn
gekomen. Dat hoor ik de minister hier niet zeggen. Klopt de
berichtgeving in de media dan niet, of is dat onderdeel van het proces?
Hoe moet ik dat precies voor me zien?
Minister Tieman:
Op dit moment zijn we die puzzelstukjes aan het bekijken. Het is zeer
complexe materie. Dat doe ik op dit moment in goed overleg, met
deskundigen, het ministerie van LVVN en de staatssecretaris van
IenW.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Chris Jansen (PVV):
Afrondend. Denkt de minister dat de staatssecretaris van IenW ook een
poging gaat doen om tot inkeer te komen, of niet?
Minister Tieman:
Daar ga ik niet op in.
De heer Koorevaar (CDA):
Ik hoor de minister een beeld schetsen waaruit blijkt dat hij de foto
binnen 24 uur misschien wel versneld scherp kan krijgen. Ik had het idee
dat hij zelfs iets meer zei dan de minister die voor hem sprak. Heb ik
dat goed gehoord? Bent u ook zo positief als ik?
De voorzitter:
"Is de minister ook zo positief?"
Minister Tieman:
Ik wil daar niet op vooruitlopen. Het is echt complexe materie. We
bekijken echt wat we op dit moment kunnen doen.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste … Er zijn nog twee
interrupties.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat stuk over de landsadvocaat zijn we nog aan het nazoeken bij de
Griffie. Ik wil, als het kan, morgen in ieder geval per brief een
formele reactie of het toch klopt. Ik ben namelijk anders
geïnformeerd.
Ik ga terug naar de inhoud. De minister zei: het is belangrijk dat we
voldoen aan de internationale afspraken over de Kaderrichtlijn Water en
de Nitraatrichtlijn. Is hij het met de adviseurs van het kabinet, de
kennisinstellingen, eens dat de plannen die nu op tafel liggen daar niet
aan voldoen?
Minister Tieman:
Op dit moment maken we die analyse. Wat dat betreft zijn wij dus in goed
overleg. Wij gaan daar dan een besluit over kunnen nemen. Wij maken dus
op dit moment die analyse wat dat betreft.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Maar de adviseurs zijn duidelijk: het voldoet niet. Staat de minister
achter die adviezen, of …
Minister Tieman:
Er is nog geen keuze gema…
De voorzitter:
Het lid Kostić was nog niet uitgesproken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Staat de minister achter deze adviezen, of wacht hij op een soort
politiek getouwtrek in plaats van te doen wat nodig is conform de
adviezen van de kennisinstellingen, de ambtenaren, de experts?
Minister Tieman:
Ik weeg op dit moment de adviezen van de kennisinstellingen en de
experts. We zitten op de inhoud en kijken hoever we daarin zijn. We
bekijken op dit moment echt de verschillende mogelijkheden.
De voorzitter:
Tot slot.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Tot slot. Als eindverantwoordelijke voor de waterkwaliteit moet de
minister toch weten dat we juridisch echt stevige plannen moeten hebben.
Gaat de minister bij dezen beloven dat wat straks op tafel ligt, ook in
lijn is met onze internationale afspraken en de adviezen van
experts?
Minister Tieman:
Dat is mijn instelling.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de minister eigenlijk op elke vraag hetzelfde antwoord geven:
het is complexe materie en we zijn er heel druk mee; ik kan er verder
niks over zeggen. Mijn vraag aan de minister is: wat vindt hij nou zelf
van die antwoorden? Hoe kijkt hij naar de Kamer?
Minister Tieman:
Wat dat betreft: het is een zeer complex verhaal. Wat wij zo meteen naar
buiten gaan rollen, als we tot die conclusie komen, kan ik ook
navolgbaar aan u uitleggen — dat vind ik belangrijk om te doen — in het
licht van de zaken waaraan we in de toekomst moeten voldoen. Daar let ik
op dit moment dus scherp op.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat is weer hetzelfde antwoord.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor de minister zeggen: het is ook in latere fases mogelijk om het
bij te sturen. Maar de vraag is natuurlijk hoe wenselijk dat is. Net
werd al door een van de collega's gesproken over een vrij langzame
foto-ontwikkeling. Dat ben ik wel met hem eens. Dat plan ligt er dan
straks misschien per 1 januari, maar misschien ook niet; er komen geen
toezeggingen. Ik denk dat we ook kunnen constateren dat er veel
weerstand in de Kamer is, zowel tegen het proces als tegen de inhoud.
Zeker als er veel weerstand is tegen de inhoud, is het risico dat er
inderdaad bijgestuurd gaat worden.
De voorzitter:
Uw vraag?
Mevrouw Podt (D66):
Dat geeft dus enorm veel onduidelijkheid voor de boeren. Hoe kijkt de
minister nou zelf terug op dit proces? Vindt hij nou dat dit een goed
proces geweest is?
Minister Tieman:
Ik ben hier zes maanden. Ik heb het punt van het water echt naar voren
geschoven. We willen met elkaar een secuur proces doorlopen en dat doen
we op dit moment in goed overleg met elkaar en met de experts. U vroeg
ook: hoe wenselijk is het? Dat is ook zo'n weging die we daarin
meenemen. We leggen op dit moment alles op tafel om hierover een zo
zorgvuldig mogelijk besluit te kunnen nemen.
Mevrouw Podt (D66):
Maar als je dan de weerstand in deze Kamer proeft — nogmaals, die is er
niet alleen op het proces, maar ook op de inhoud van de besluiten die er
straks voorliggen — is het dan niet veel verstandiger om, zoals een
aantal mensen in de Kamer onder wie ikzelf hebben gesuggereerd, dit
besluit gewoon even over te laten aan het nieuwe kabinet zodat er
inderdaad zorgvuldig over gesproken kan worden, ook met de Kamer? In de
tussentijd kan er dan doorgegaan worden met het zevende
actieprogramma.
Minister Tieman:
Dat is een mogelijkheid die voorligt en het is een onderdeel van onze
wegingen.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn en geef
het woord aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Staatssecretaris Aartsen:
Voorzitter, dank. Er is al veel gezegd door mijn beide collega's uit het
kabinet. Ik sluit me dan ook aan bij hun beide intro's: ik kan helaas
niet ingaan op inhoudelijke vragen, omdat die op dit moment nog
onderdeel uitmaken van de kabinetsberaadslaging. Ik beperk mij dus tot
mijn verantwoordelijkheid als staatssecretaris. Het is al eerder gezegd:
we leven in een klein land waarin we een goeie belangenafweging met
elkaar moeten maken en een goeie balans met elkaar moeten zoeken. Dat
doet dit kabinet. We zoeken een goeie balans tussen de belangen van de
boeren en landbouw, ruimte om te kunnen ondernemen, en het belang van
schoon water, schoon drinkwater, de gezonde natuur en de schone lucht.
Dat alles proberen we te doen binnen de bestaande spelregels en in de
bestaande juridische situatie.
Voorzitter. Het kabinet weegt het op dit moment af. Daar zijn we helaas
nog niet klaar mee; daar zijn we nu nog druk mee bezig. Dat blijven we
dus en zodra er een besluit is, zullen wij uw Kamer daarover informeren,
met toezending van alle bijbehorende stukken, zoals mijn beide collega's
al hebben gezegd. We zoeken naar een goeie, brede en een verstandige
belangenafweging. Dat doen we als kabinet op dit moment.
Voorzitter. Nogmaals, alle specifieke vragen die aan mij zijn gesteld
zien echt op de besluitvorming ten aanzien van het achtste
actieprogramma. Die gaan dus over de besluitvorming van het kabinet en
daar kan ik dus op dit moment geen antwoord op geven.
De voorzitter:
Was u daarmee aan het einde gekomen van uw beantwoording?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja.
De voorzitter:
Dat is het geval. Ik zie een interruptie van de heer Jansen.
De heer Chris Jansen (PVV):
Met dit soort korte bijdragen schiet het wel lekker op. Ik ben daar blij
mee, zeg ik dan maar. Mijn vraag via u is eigenlijk aan de
staatssecretaris van IenW. Is er nog wel sprake van eenheid van
kabinetsbeleid? Ik zie een staatssecretaris die twee ministers voor de
bus lijkt te gooien.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, er is sprake van eenheid van kabinetsbeleid omdat we op dit moment
nog druk aan het overleggen zijn over een besluit dat we nog moeten
nemen.
De heer Chris Jansen (PVV):
Schone schijn, denk ik dan maar. Dan is mijn vervolgvraag natuurlijk de
volgende. Wat is belangrijker voor de VVD: een wit voetje halen bij D66
of de boeren helpen met weloverwogen en vergaande maatregelen die ervoor
zorgen dat boeren gewoon weer kunnen doorgaan met de
bedrijfsvoering?
Staatssecretaris Aartsen:
Bewindspersoon zijn brengt een zware verantwoordelijkheid met zich mee.
Dat is de verantwoordelijkheid om al die belangen goed en verstandig te
wegen. Dat zijn de belangen van landbouw en boeren, de belangen van
water, de belangen van een schone en gezonde natuur en ook het aspect
van de juridische houdbaarheid, belangen die we volgens mij allemaal
belangrijk vinden. En als kabinet doen we dat op dit moment.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Jansen.
De heer Chris Jansen (PVV):
De boeren worden al heel lang aan het lijntje gehouden. De opstelling
van de staatssecretaris gaat dat proces niet versnellen. Ik wil dus echt
via u een dringende oproep doen richting de staatssecretaris om vooral
tot inkeer te komen door wel degelijk voor de boeren te kiezen. Want
"als-dan", "misschien dat" en "mogelijk dat" gaan de boeren gewoon niet
helpen. Is hij daartoe bereid?
Staatssecretaris Aartsen:
Wij zijn als kabinet op dit moment bezig om een goeie en
verantwoordelijke belangenafweging te maken. Dat is ook de
verantwoordelijkheid die al deze bewindspersonen op dit moment
voelen.
De heer Flach (SGP):
De staatssecretaris had veel woorden nodig om te zeggen: ik zeg
eigenlijk helemaal niks. Dat was dus heel zorgvuldig. Ik heb in mijn
bijdrage een conclusie getrokken die ik alleen maar kon trekken op basis
van mediaberichten. Daarin wordt gesteld dat de staatssecretaris beide
ministers die nu links en rechts van hem zitten, in de tang heeft. Wat
klopt er van die berichtgeving?
Staatssecretaris Aartsen:
Die berichtgeving is onjuist. Wij hebben een goede inhoudelijke
discussie binnen het kabinet, waarin we proberen de brede
belangenafweging op een verstandige, zorgvuldige en goede wijze te
maken. Dat is wat we op dit moment aan het doen zijn.
De heer Flach (SGP):
Ik kan me voorstellen dat je zo'n discussie ingaat met verschillende
belangen, met verschillende doelen. Zit er dan op dat belangen- en
doelenniveau verschil tussen het VVD-smaldeel in het kabinet en het
BBB-smaldeel in het kabinet?
Staatssecretaris Aartsen:
Iedere bewindspersoon heeft zijn eigen verantwoordelijkheid, heeft zijn
eigen belangen af te wegen en heeft zijn eigen adviezen. Daar proberen
we steeds naar te kijken en we proberen die bij elkaar te brengen. Dat
is het gesprek dat we op dit moment voeren.
De voorzitter:
Afrondend? Niet? Mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Kan de staatssecretaris iets meer zeggen over de verschillende belangen
die dan in zo'n gesprek aan de orde komen?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik kan alleen op hoofdlijnenniveau schetsen dat de belangenafweging op
een zorgvuldige manier dient te worden gemaakt om een balans te zoeken
tussen wat eerlijk is, wat fair is, wat verstandig is en wat
verantwoordelijk is. Dat proberen we te doen met alle belangen die er
zijn. Die balans moet niet te veel naar de ene kant doorslaan en niet te
veel naar de andere kant doorslaan. Dat is de balans die je met elkaar
probeert te vinden. Dat is een zorgvuldig proces en daarom heb je goede
inhoudelijke gesprekken. Die lopen op dit moment.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat kan natuurlijk concreter. De staatssecretaris behartigt het belang
van geur in deze discussie, de minister behartigt het belang van de
waterkwaliteit en de andere minister behartigt het belang van de boeren.
Je kunt dat toch gewoon eerlijk antwoorden als ik vraag welke belangen
aan de orde zijn? Het hoeft toch niet zo'n heel hoog-oververhaal te zijn
om ons een beetje een gevoel te geven bij waar het eigenlijk over gaat?
Er zijn drie verantwoordelijke bewindspersonen met drie verschillende
portefeuilles, dus ik neem aan dat er drie verschillende belangen een
rol spelen in dat gesprek.
Staatssecretaris Aartsen:
Daarom benoem ik ze ook. Het zijn de belangen van boeren en landbouw,
het zijn de belangen van water, het zijn de belangen van een gezonde
natuur, het zijn de belangen van schone lucht, en dat alles binnen de
spelregels en de juridische werkelijkheid die er is. Dat proberen we met
elkaar te doen. Het is niet zo dat de een in het ene hoekje zit en de
ander in het andere. Het is een goede inhoudelijke discussie die we met
elkaar voeren.
De heer Koorevaar (CDA):
Voor mij is het nog wel belangrijk om van de staatssecretaris te
begrijpen of hij een kans ziet om binnen een dag tot een oplossing te
komen. Ik heb een vraag gesteld over doelsturing en over
gebiedsspecifiek kijken. Er zijn NV-gebieden aangewezen. Bent u vanuit
uw expertise en misschien ook wel vanuit uw belang bereid om die route
te verkennen?
Staatssecretaris Aartsen:
De minister van LVVN zei het net ook al: alle partijen binnen dit
kabinet steunen het concept van doelsturing. De invulling is echter
onderdeel van de kabinetsberaadslaging en daarom kan ik daar niets over
zeggen. Alle partijen die in het kabinet zitten, steunen het concept van
doelsturing zeker.
De heer Koorevaar (CDA):
Oké, dus dat is eenheid van kabinetsbeleid. Dat ligt niet aan u. Dat is
niet de oorzaak van de ruzie.
De voorzitter:
Van de staatssecretaris.
De heer Koorevaar (CDA):
Pardon. Ik promoveer ze waar ze bijstaan, voorzitter. Dus dat is geen
onderdeel van het gedoe?
Staatssecretaris Aartsen:
Het concept van doelsturing wordt breed onderschreven door de politieke
partijen en de bewindspersonen van dit kabinet. Dat hebben we daarom zo
breed in consultatie gebracht. Er vindt op dit moment discussie plaats
over de vormgeving en de invulling daarvan. Nogmaals, dat is onderdeel
van de discussie die loopt en daar kan ik inhoudelijk niets over
zeggen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik vond het wel interessant dat de staatssecretaris zei "we
vertegenwoordigen de belangen van de boeren, de belangen van schoon
water en de belangen van schone lucht. Is de staatssecretaris het met
mij eens dat het belang van schone lucht en van schoon water ook heel
erg het belang is van de boer? Is de staatssecretaris het ermee eens
dat, als hij ervoor zorgt dat we ons houden aan die afspraken over
schone lucht en schoon water, we daarmee ook de boeren helpen?
Staatssecretaris Aartsen:
Zeker zijn we dat eens. Daarom zeg ik ook dat het geen tegenovergestelde
strijd is. Het is een belangenafweging die je op een goede, verstandige
en zorgvuldige manier moet maken. Het gaat om alle belangen die er zijn.
Dat gaat niet de ene of de andere kant op. Dat maak je tot één geheel.
Daarom vinden daar op dit moment beraadslagingen over plaats. Omdat je
het op een goede manier wilt doen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit illustreert wel dat er verschillende belangen zijn, die niet met
elkaar verenigd kunnen worden, terwijl de basis is: schone lucht, schoon
water. Dat helpt ook de boeren. Ik zie dat de staatssecretaris het
daarmee eens is.
Tot slot een vraag die ik aan de andere bewindspersonen ook heb gesteld.
Staat de staatssecretaris erachter dat er straks een plan ligt dat
volledig in lijn is met de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn
en dat we dus voldoen aan onze juridische verplichtingen? Gaat hij zich
daar volledig voor inzetten?
Staatssecretaris Aartsen:
De juridische houdbaarheid van het pakket is onderdeel van de
beraadslaging, dus dat wordt daar ook in meegenomen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Een vraag in vervolg op collega Koorevaar over doelsturing. Kan de
staatssecretaris uitleggen dat doelsturing, zoals uitgewerkt in het
concept van het achtste actieprogramma, wel verantwoord zou zijn vanuit
het perspectief van de Nitraatrichtlijn, maar niet vanuit het
perspectief van de Kaderrichtlijn Water?
Staatssecretaris Aartsen:
De heer Grinwis daagt mij uit om inhoudelijk in te gaan op een aantal
zaken. Hoe verleidelijk dat ook is, ik moet toch zeggen dat dit op dit
moment onderdeel is van de beraadslaging binnen het kabinet. Die hopen
wij spoedig af te ronden. Dan kunnen wij verder daarover spreken met
elkaar.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan dank ik de bewindspersonen voor hun antwoord in eerste termijn en
geef ik het woord aan mevrouw Bromet, als eerste spreker van de zijde
van de Kamer in tweede termijn. Zij spreekt namens GroenLinks-Partij van
de Arbeid.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. We zijn niet veel wijzer geworden. We hebben steeds dezelfde
antwoorden gekregen en we weten nog steeds niet welk "gesprek" er
plaatsvindt in het kabinet. We zullen het vrijdag horen.
Over de werkwijze van minister Wiersma wil ik het volgende zeggen. Haar
werkwijze op dit mestdossier is geen incident, maar een patroon. De
minister drukt beleid door zonder draagvlak, zonder te luisteren naar
experts, haar eigen ambtenaren, de wetenschap, rechters, de Raad van
State en haar mede-kabinetsgenoten en zonder respect voor de Kamer.
Afspraken worden opgerekt, onderzoeken selectief gebruikt en
maatschappelijke zorgen genegeerd. Dit is niet het landsbestuur dat
GroenLinks-PvdA wil. Ik krijg heel veel appjes van mensen die zeggen dat
ze bewondering hebben voor mijn geduld. Ik heb geen geduld meer.
Misschien ziet het er zo uit, maar ik heb het niet. Daarom dien ik met
verdriet ... Ik heb dat in de vorige periode in de vorige Kamer ook
gedaan, maar ik heb het daarna niet weer gedaan omdat een motie van
wantrouwen voor ons gewoon blijft staan. Ik ben echter benieuwd hoe deze
nieuwe Kamer denkt over het vertrouwen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
zegt het vertrouwen op in de minister van LVVN,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Kostić.
Zij krijgt nr. 630 (33037).
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Beckerman, SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Bromet dat we niet heel veel
wijzer zijn geworden door dit debat. Het is vreemd om als Kamer het
verwijt te krijgen dat we niet eerder hebben gedebatteerd om vervolgens
te horen dat we inhoudelijk niet kunnen debatteren en dat we stukken nog
niet krijgen. Ik denk dat ik de oplossing die in eerste termijn
geschetst werd door in eerste instantie de heer Grinwis, het meest
charmant en het meest logisch vind op dit moment. Hij stelde namelijk
voor om een pas op de plaats te maken en dit over te laten aan een nieuw
kabinet in een volgende periode, zodat er maatregelen kunnen worden
genomen die echt op breed draagvlak steunen. Ik zal verder geen
voorstellen indienen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Grinwis krijgt het woord, namens de fractie van de
ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een patstelling is ontstaan over het achtste
actieprogramma Nitraatrichtlijn (AP) in het kabinet;
overwegende dat uit de consultatie blijkt dat agrarische organisaties
meer plus- dan minpunten zien in het concept achtste AP in vergelijking
met het zevende AP, maar dat de waterwereld er zeer bezorgd over
is;
overwegende dat de Kamer meermaals heeft uitgesproken minder
kalenderlandbouw te willen en meer doelsturing;
spreekt uit dat het achtste AP moet bijdragen aan verbetering van de
kwaliteit van grond- en oppervlaktewater;
verzoekt de regering geen onomkeerbare stappen te zetten tot het
aantreden van het nieuwe kabinet en tot die tijd door te gaan met de
reeds geïmplementeerde maatregelen uit het zevende AP, inclusief
addendum;
verzoekt de regering onderwijl in overleg te gaan met de waterschappen
over een heldere en voor ieder navolgbare aanwijzing van de
aandachtsgebieden;
verzoekt de regering conform de motie-Vedder c.s. (33037, nr. 593) de
ingroei naar doelsturing, zoals beschreven in het concept achtste AP,
onverdroten voort te zetten, zodat geen tijd verloren gaat en agrariërs
(onder andere in de aandachtsgebieden) komend najaar op perceelniveau
het stikstofbodemoverschot kunnen gaan meten;
verzoekt de regering de Kamer ieder kwartaal over de voortgang te
rapporteren en tevens duidelijk de stand van zaken naar belanghebbenden,
zoals onze agrariërs en de waterschappen, te communiceren, totdat
uiteindelijk het verbeterde achtste AP alsnog van kracht wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Koorevaar en
Podt.
Zij krijgt nr. 631 (33037).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan het lid Kostić van de Partij voor de
Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Er liggen veel oplossingen op de plank die onze boeren, ons
water, de natuur en de dieren vooruit kunnen helpen, maar dat gebeurt
niet als we ministers hebben die vooruitgang blokkeren. Dat gebeurt ook
niet als de Kamer de minister daarmee steeds laat wegkomen. Groundhog
Day, vandaag opnieuw. Maar toch een lichtpuntje op de horizon en
hopelijk met deze motie een basislijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat schoon en betaalbaar drinkwater een basisbehoefte is
en essentieel voor onze voedselzekerheid;
constaterende dat de kosten voor kraanwater toenemen door vervuiling,
waardoor mensen die de boodschappen al niet meer kunnen betalen ook nog
eens tegen hogere kosten voor drinkwater aanlopen;
constaterende dat de Kamer al in 2023 heeft verzocht te onderzoeken wat
nodig is om met het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn de doelen
voor schoon water te behalen (Kamerstuk 33037, nr. 508);
constaterende dat de regering juridisch verplicht is aanvullende
maatregelen te nemen als de bestaande maatregelen niet voldoende zijn om
de doelstellingen te halen;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het achtste actieprogramma in
lijn wordt gebracht met de juridische verplichtingen uit de KRW en de
Nitraatrichtlijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.
Zij krijgt nr. 632 (33037).
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas, die afziet van haar tweede termijn. Dan is het woord aan de heer Goudzwaard, die ook afziet van zijn tweede termijn. Meneer Flach geef ik het woord, namens de fractie van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Toen ik twee jaar geleden Kamerlid werd, liep ik nogal eens
aan tegen de grenzen van het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Toen dacht ik: als het achtste komt, moet ik daarbij zijn. Ik heb er
verschillende keren op aangedrongen om daar tijdig over te spreken. Ik
had veel liever vanavond over dat actieprogramma gesproken dan over
gedoetjes. Ik denk dat deze avond weinig mensen vreugde heeft gegeven,
zowel ons in de zaal niet als boeren niet als wie dan ook thuis in
Nederland niet. Het werd live uitgezonden, maar mensen hadden denk ik
wat beters met hun avond kunnen doen.
Niettemin dank voor de antwoorden, hoewel die weinigzeggend waren. Meer
woorden ga ik er maar niet aan wijden.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Podt voor haar inbreng in tweede
termijn namens D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Het is, niet voor het eerst, een puinhoop. De minister van
LVVN wil best met terugwerkende kracht met ons debatteren, op 10
december. Vandaag, een week later, kan het niet meer, omdat het kabinet,
overigens in perfecte en volledige harmonie, nu eenmaal aan het
besluitvormen is. O ja, als het besluit is genomen, mogen we feedback
geven of het terugdraaien, whatever. Arme boeren. De pauzeknop dan maar
met de motie-Grinwis, dank daarvoor, want het kan beter, met echte
oplossingen voor de boeren, het water en de natuur.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Koorevaar in tweede termijn namens
de fractie van het CDA.
De heer Koorevaar (CDA):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. Er is gewoon geen tijd. We hebben
nog één dag. Als je een dag in seconden opdeelt, is het misschien veel,
maar het zijn maar 24 uur. Boeren zijn niet gebaat bij onduidelijkheid.
Het water is niet gebaat bij onduidelijkheid. Ik heb vanavond in het
debat ook geen duidelijkheid gekregen. Daarom staan wij ook onder de
motie van de heer Grinwis en denk ik dat we inderdaad de pauzeknop
moeten indrukken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Jansen ziet af van zijn tweede termijn, net als
mevrouw Den Hollander. Ik geef tot slot dus het woord aan mevrouw De
Vos, als laatste spreker van de zijde van de Kamer in tweede
termijn.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank, voorzitter. Zoals aangekondigd heb ik een motie met een voorstel
om de bestaande kwetsbare zones te herzien en zo de mestnormen in ieder
geval voor een deel van Nederland te versoepelen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de verplichtingen die voortvloeien uit de
Nitraatrichtlijn, waaronder de mestnormen, enkel gelden voor zogeheten
kwetsbare zones;
overwegende dat Nederland de mogelijkheid had een lijst met specifieke
kwetsbare zones op te stellen (Nitraatrichtlijn, artikel 3.1), maar in
plaats daarvan het gehele land als kwetsbare zone heeft aangewezen
(Nitraatrichtlijn, artikel 3.5), waardoor onder meer de mestnormen voor
het gehele land gelden in plaats van voor specifieke gebieden;
overwegende dat het onnodig is om het gehele land als kwetsbare zone aan
te wijzen;
overwegende dat Nederland op ieder moment zelfstandig kan besluiten om
de huidige aanwijzing van het gehele land als kwetsbare zone te herzien,
alsnog een lijst met specifieke "kwetsbare zones" kan aanwijzen
(Nitraatrichtlijn, artikel 3.4) en hiervoor bovendien geen toestemming
nodig heeft van de Europese Commissie;
verzoekt de regering op korte termijn met een voorstel te komen om de
huidige aangewezen kwetsbare zones te wijzigen van het gehele land naar
een lijst met specifieke zones die in het kader van de Nitraatrichtlijn
echt moeten worden aangewezen, zoals volgt uit de criteria van
Nitraatrichtlijn, bijlage l,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Vos en Flach.
Zij krijgt nr. 633 (33037).
Dank u wel. Ik schors de vergadering tot 22.40 uur. Daarna gaan we luisteren naar de appreciatie van de zijde van het kabinet.
De vergadering wordt van 22.26 uur tot 22.39 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik zie een punt van orde van mevrouw Bromet.
Gaat uw gang.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik hou er niet van als moties van wantrouwen eindeloos in de
lucht blijven hangen. Ik zou er dus best vanavond over willen stemmen,
maar er is een aantal fracties niet aanwezig, dus dat vind ik niet
opportuun. We hebben morgen een stemming in de middag. Dat is op zich
best snel. Maar we hebben morgenochtend een debat over de vogelgriep,
met dezelfde minister. Ik vind het toch ongemakkelijk om een debat te
voeren met een minister tegen wie een motie is ingediend. Ik twijfel dus
een beetje over of ik een extra stemming moet aanvragen voor
morgenochtend of dat we het toch gewoon in de middag doen en we het
principe loslaten dat je het meteen moet doen. Ik weet niet zo goed wat
intern de werkwijze is. Ik weet dat het veel gedoe oplevert om nu nog
een extra stemming aan te vragen voor morgenochtend. Ik vraag uw wijze
advies.
De voorzitter:
Alles kan, want de Kamer gaat over de agenda, maar we hebben intern de
werkafspraak dat we een vooraankondiging doen als fracties in het debat
zien aankomen dat men mogelijk op een ongebruikelijk moment toch een
stemming wil. Nu zijn er dertien van de fracties, dus dat is op zich nog
steeds … Maar ik vind het wel belangrijk om er wel op te wijze dat we in
principe ongebruikelijke stemmingen vooraf aankondigen, zodat fracties
daarmee rekening kunnen houden. Tegelijkertijd zie ik het dilemma, omdat
de minister morgen weer in de Kamer aanwezig is. Ik breng het verzoek
maar even in stemming om te zien of …
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat ik er dan gewoon voor kies om geen extra
stemming aan te vragen, maar ik wil wel even genoemd hebben dat het niet
mijn stijl is en dat het met groot ongemak gepaard gaat.
De voorzitter:
Waarvan akte.
Dan geef ik het woord aan de minister van LVVN voor de appreciatie van
de ingediende moties.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Dit is overzichtelijk: de eerste motie hoef ik niet te
appreciëren.
De tweede motie, die op stuk nr. 631, is van de heer Grinwis,
medeondertekend door mevrouw Podt en de heer Koorevaar. Lang verhaal
kort: de besluitvorming over het definitieve achtste actieprogramma
vindt nog plaats. Ik geef deze motie het oordeel "ontijdig". Ik kan daar
verder niet op vooruitlopen.
De voorzitter:
Dan zullen we meneer Grinwis eerst moeten vragen of hij bereid is om
deze motie aan te houden. Ik zie dat hij dat niet is. Daarmee krijgt de
motie op stuk nr. 631 formeel de appreciatie "ontijdig". Mevrouw
Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het is wel hilarisch dat een motie 24 uur voordat zij in werking treedt,
"ontijdig" wordt genoemd door de minister. Als deze motie wordt
aangenomen, gaat het kabinet die dan uitvoeren, vraag ik aan de
minister.
Minister Wiersma:
Als we aangenomen moties niet uit zouden voeren, bespreken we dat in het
kabinet. Daar kan ik dus niet op vooruitlopen. Deze motie krijgt het
oordeel "ontijdig" en dan zullen we zien na de stemmingen wat er daarmee
gebeurt.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
En dan gaan we het reces in, en dan is het opeens 1 januari en dan heeft
het kabinet gewoon gedaan waar ze zelf zin in hebben. Is dat ongeveer
wat de minister hier zegt?
Minister Wiersma:
Wij wachten altijd af wat er met moties gebeurt op het moment dat ze in
stemming gebracht worden. Ik zie dat er twee van de formerende partijen,
die partijen die op dit moment in gesprek zijn, onder staan. We nemen
het dus heel serieus. Maar goed, ik loop niet vooruit op potentiële
stemmingen of op een motie die nog niet in stemming is gebracht. De
motie zelf heeft het oordeel "ontijdig" gekregen, om de genoemde
redenen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Je moet de huid nooit verkopen als de beer nog niet is geschoten; in die
zin snap ik de terughoudendheid van de minister. Maar ik ga er gewoon
van uit dat als de motie wordt aangenomen, deze wordt uitgevoerd. Mijn
verzoek aan de minister is dat als het zover is en de ministerraad is
geweest, er even een briefje naar de Kamer komt met daarin hoe het is
afgelopen en hoe er wordt omgegaan met eventueel aangenomen moties zoals
deze.
Minister Wiersma:
Dat zeg ik toe.
Mevrouw Podt (D66):
Ik moet toch zeggen dat ik het wel had gewaardeerd als de minister haar
verhaal was begonnen met "ten principale voeren we natuurlijk gewoon
moties uit die zijn aangenomen in deze Kamer". Ik snap dat u allemaal in
debatten zit en zo, maar dit is natuurlijk een heel rare manier van
doen; wat hebben we dan de hele avond gedaan met elkaar?
Minister Wiersma:
Natuurlijk is dat het geval. We hebben het hier echter over een motie
die is ingediend en waar nog geen stemming over heeft plaatsgevonden.
Dit is dus echt een "what if"-situatie.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan naar de motie op stuk nr. 632.
Minister Wiersma:
Dat is de motie van het lid Kostić. Die motie gaat ook over het achtste
actieprogramma. Onder verwijzing naar het debat wil ik vragen, in
verband met de timing, of het lid Kostić bereid is om deze motie aan te
houden. Anders krijgt ook deze motie het oordeel "ontijdig".
De voorzitter:
Ik zie haar niet knikken.
Minister Wiersma:
Oké. Dan is het oordeel "ontijdig".
De voorzitter:
Of is het lid Kostić toch bereid om de motie aan te houden?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik sta altijd overal voor open, maar dit is gewoon de basis van deze
Kamer, van hoe we moeten werken als Kamer en als kabinet, namelijk je
gewoon houden aan internationale afspraken. Ik ga 'm dus niet aanhouden,
maar ik vind het wel dieptriest dat je houden aan internationale
afspraken als ontijdig wordt beoordeeld. Ik hoop dat de Kamer wel achter
deze motie gaat staan.
De voorzitter:
Ja. De motie op stuk nr. 632: appreciatie "ontijdig".
Mevrouw Podt (D66):
Dit verbaast mij toch een beetje, want het enige wat het lid Kostić
eigenlijk vraagt, is om ervoor te zorgen dat het in lijn wordt gebracht
met de juridische verplichtingen. Dat lijkt mij toch een no-brainer. Als
je in het kabinet zit, wil je je toch houden aan de juridische
verplichtingen?
Minister Wiersma:
Als een programma wordt vastgesteld, is dat een afweging van heel veel
verschillende belangen, waaronder juridische belangen, maar ook de
belangen die zojuist door de staatssecretaris uitvoerig zijn besproken.
Er is nooit één invalshoek die daarin volledig leidend is.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, tot slot
Mevrouw Podt (D66):
Nou, voorzitter, daar kan Brussel het mee doen dan.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 633.
Minister Wiersma:
Dat is de motie over de kwetsbare zones, van het lid De Vos. Ook dit
onderwerp is, zoals ik zojuist al zei, onderdeel van de besluitvorming
in het kabinet over het achtste actieprogramma. Dus ik zou mevrouw De
Vos willen vragen om deze motie aan te houden. Anders krijgt die het
oordeel "ontijdig".
De voorzitter:
Bent u daartoe bereid, mevrouw De Vos? Dat is niet het geval, zie ik.
Dan krijgt de motie op stuk nr. 633 de appreciatie "ontijdig". Zijn we
daarmee ook aan het einde gekomen van de volledige beantwoording van de
zijde van het kabinet? Dat is het geval. Daarmee zijn we aan het einde
gekomen van dit debat ... Het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik moet toch nog een vraag stellen aan minister Wiersma. Ze zei net dat
internationale afspraken gewoon een belang zijn waar je rekening mee
houdt in het kabinet. Maar de andere bewindspersonen hebben net
tegenover mij bevestigd dat die juridische afspraken gewoon keihard
staan, dus ik hoor hier geen eenheid van kabinetsbeleid. Kan minister
Wiersma hierop reflecteren?
Minister Wiersma:
Zoals u kunt zien in vak K is er zeker eenheid van kabinetsbeleid. Ik
sta volledig achter de woorden zoals ze geformuleerd zijn door de
staatssecretaris van IenW op dit punt. Ik wil ook graag benadrukken dat
het kabinet wordt aangesproken met minister IenW en minister LVVN — dat
ben ik — en dat er eenheid van kabinetsbeleid is door de ministers en de
staatssecretaris die hier zitten.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording
van de zijde van het kabinet.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik wil hier toch even gezegd hebben dat de motie die ik voorstel
losstaat van het actieprogramma. Het hoeft daar geen onderdeel van te
zijn, dus volgens mij kan de minister daar ook los van het
actieprogramma een reactie op geven.
Minister Wiersma:
Er staat hier ook iets over opgenomen in het hoofdlijnenakkoord. We
hebben een onderzoek door de CDM; dat gaf het lid De Vos zojuist ook
aan. Het is onderdeel van de besluitvorming over het achtste
actieprogramma. Dat is de reden dat deze motie nu "ontijdig" krijgt,
omdat die wel onderdeel uitmaakt van de beraadslaging.
De voorzitter:
Daarmee zijn we nu echt aan het einde gekomen van de beantwoording van
de zijde van het kabinet en daarmee ook aan het einde van dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister van IenW, de minister van LVVN en de
staatssecretaris van IenW, de aanwezige Kamerleden die hebben
deelgenomen aan het debat en natuurlijk de collega's van de
Kamerorganisatie. Ik sluit de vergadering van 17 december 2025.
Sluiting
Sluiting 22.48 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
|---|