[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitkomsten Actieagenda Industrie en Omwonenden

Brief regering

Nummer: 2025D53649, datum: 2025-12-19, bijgewerkt: 2025-12-19 15:15, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z22591:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Nederland is een dichtbevolkt land waar industrie, wonen en natuur nauw met elkaar verbonden zijn. Onze industrie is essentieel voor het verdienvermogen, onze dagelijkse voorzieningen en voor de strategische weerbaarheid van Nederland en Europa. Ook is de industrie de katalysator van innovatie en transities, zoals de energietransitie, verduurzaming en transitie naar een circulaire economie. Industriële activiteiten kunnen soms ook negatieve invloed hebben op gezondheid van mens en omgeving, op omwonenden en nabijgelegen natuur. Gezondheid is een groot goed voor alle Nederlanders. Rondom vergunningplichtige industriële bedrijven1 die vanwege hun aard en omvang een significante negatieve impact kunnen hebben op de gezonde leefomgeving is het dan ook goed om gericht zoveel mogelijk risico’s beperken.

De (milieu)ruimte in Nederland is schaars: we willen veel op een klein oppervlak – wonen, werken, natuur, industrie, mobiliteit en landbouw. De zware industrie moet zich hierbij als een goede buur opstellen. Gezondheid en economie moeten immers hand in hand gaan: bedrijven zorgen voor werkgelegenheid en inkomen en voor producten die van belang zijn voor Nederland. Tegelijkertijd beperkt een verantwoordelijk bedrijf de schade aan de omgeving. Er moet dus slim moeten worden nagedacht over hoe een goede balans gevonden wordt tussen het benutten van de fysieke leefomgeving en de bescherming ervan. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en de zware industrie, waarbij dit in veel gevallen ook al goed gaat. Het belang van woningbouw staat hierbij buiten kijf.

Een gezonde leefomgeving is belangrijk. Daarom hebben zijn er in Nederland regels, zoals de Omgevingswet, die onze leefomgeving gezond houden. Toch blijkt uit het OvV-rapport Industrie en Omwonenden2 dat bestaande regels de gezondheid van omwonenden niet overal goed genoeg beschermen – zelfs wanneer bedrijven zich aan deze regels houden. Als reactie op dit rapport is de Actieagenda Industrie en Omwonenden (hierna: Actieagenda) opgesteld3.

Met deze brief wordt de Kamer in het kader van de Actieagenda geïnformeerd over:

  • drie nieuwe maatregelen en twee verkenningen die in gang worden gezet. Hierbij is het uitgangspunt dat ‘meer regels’ niet automatisch tot verbetering leidt. Daarom richt deze brief zich op praktijkgericht en risicogestuurd actie ondernemen daar waar het nodig is;

  • diverse acties die de afgelopen periode al zijn gestart en bijdragen aan een betere bescherming van de gezondheid van omwonenden van de industrie (zie bijlage 1);

  • resultaten van de uitgevoerde onderzoeken (zie bijlage 3 en 5); en hieruit voortvloeiend opties voor maatregelen voor de toekomst (zie bijlage 2);

  • adviesdocumenten die betrokken stakeholders hebben opgesteld waarin zij hun zienswijze geven op de onderzoeksresultaten (zie bijlage 4);

  • de invulling van de motie Kostić4, de motie Koekkoek5, de motie Van Kent6 en verschillende toezeggingen7. Een toezegging aan het lid Kostić8 wordt uitgesteld.

  • een reactie op het advies ‘Gezond Gezag, een Schone Zaak’ van Platform Asfalt Stinkt Landelijk (PASL) namens omwonenden van industrieclusters, op verzoek van de vaste Kamercommissie IenW dat hierbij wordt afgedaan (2025Z19007/2025D49807).

Probleemschets

De OvV constateert in het rapport Industrie en Omwonenden dat de balans tussen industriële activiteiten en het beschermen van de gezondheid van omwonenden in de praktijk niet vanzelfsprekend is. Ook constateert de OvV dat de gezondheid van omwonenden van industrie niet altijd voldoende wordt beschermd. Alle betrokken partijen – Rijksoverheid, industrie, medeoverheden, uitvoeringsdiensten, kennisinstellingen, NGO’s en omwonenden – willen dit verbeteren.

We hebben in Nederland een goede traditie als het gaat om het vinden van een balans tussen het beschermen en benutten van de leefomgeving. Mede door milieubeleid heeft Nederland één van de gezondste bevolkingen ter wereld en tegelijkertijd is onze economie één van de krachtigste. Een gezonde, schone en veilige leefomgeving draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat van Nederland. Het vergroot de arbeidsproductiviteit: mensen zijn minder vaak ziek en zijn productiever.

Nederland heeft een stelsel van wetten en regels dat enerzijds zorgt dat bedrijven effectief kunnen opereren en anderzijds dat de gezondheid van omwonenden wordt beschermd. De Omgevingswet biedt mogelijkheden voor maatwerk om gezondheid extra te beschermen. Zo kan er in omgevingsplannen dergelijk maatwerk worden toegepast. Normen worden aangepast op basis van innovaties en nieuwe inzichten, zodat de industrie met state-of-the-art technologie werkt en de uitstoot daalt richting de EU-doelstelling zero pollution in 2050. De Rijksoverheid is verantwoordelijk voor de overkoepelende kaders en is in bepaalde gevallen vergunningverlener of adviseur. Meestal zijn medeoverheden (als bevoegd gezag) verantwoordelijk voor vergunningverlening, handhaving, toezicht en ruimtelijke planvorming.

Dit stelsel van wet- en regelgeving is niet altijd toereikend. Dit blijkt ook uit de bijgevoegde uitgevoerde onderzoeken. Het biedt in de praktijk soms te weinig slagkracht om een goede afweging tussen gezondheid en andere belangen te maken. Medeoverheden en omgevingsdiensten vragen om meer (juridische) handvatten om scherper te kunnen sturen op gezondheid. Dit komt met name naar voren op de volgende drie terreinen:

  1. Handelen als de praktijk erom vraagt;

  2. Voldoende informatie, kennis en middelen; en

  3. Vertrouwen bij omwonenden.

(1) Wat betreft het daadkrachtig kunnen handelen als de situatie daarom vraagt worden in de praktijk beperkingen in de uitvoering van het VTH-stelsel ervaren. Dit speelt met name bij al vergunde situaties. Hoewel er binnen de huidige wet- en regelgeving juridische instrumenten bestaan om vergunningen aan te passen of aan te scherpen, blijken deze in sommige situaties in de praktijk lastig uitvoerbaar te zijn. Aan de motivering van besluiten worden hoge eisen gesteld. Dat is begrijpelijk, want om te kunnen blijven concurreren en vernieuwen moeten industriële bedrijven erop kunnen vertrouwen dat een verleende vergunning niet zomaar wordt gewijzigd. Hoe ingrijpender een wijzigingsbesluit, hoe hoger de eisen. In sommige gevallen komt daardoor de beleidsmatig wenselijke aanpassing of aanscherping niet tot stand. Soms vanwege een informatietekort, soms vanwege ontbrekende capaciteit of middelen. In de praktijk leidt dit tot knelpunten. Dit blijkt ook uit het Juridisch Onderzoek Omgaan met onzekere risico’s9 dat eerder aan de Kamer is aangeboden.

(2) Ook beschikt het bevoegd gezag niet altijd over voldoende informatie, kennis of middelen om de bestaande wetgeving goed te benutten. Daardoor kan het bevoegd gezag niet adequaat vergunnen of ingrijpen als dat nodig is 10. De OvV wijst op een kennis- en informatiegat tussen het bevoegd gezag, kennisinstellingen en de industrie. Dit wordt onderstreept door het eerdergenoemde juridisch onderzoek Omgaan met vergunningen en onzekere risico’s. Dit gat ontstaat onder andere door een gebrek aan kennisuitwisseling tussen industrie en het bevoegd gezag. Een bedrijf heeft altijd meer kennis over zijn eigen bedrijfsprocessen. Ook is er bijvoorbeeld niet bij iedere omgevingsdienst voldoende gezondheidskundige of technische kennis over specifieke installaties aanwezig om besluiten snel en voldoende te onderbouwen11. Meer kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen en bevoegde gezagen kan hierbij helpen en de situatie verbeteren zonder regeldruk te vergroten.

Het informatietekort kan ook ontstaan doordat er te weinig goede meetgegevens zijn. Er wordt bijvoorbeeld te weinig gemeten, of niet altijd op de belangrijke momenten. In sommige gevallen, bijvoorbeeld daar waar de industrie zelf meet, staat de kwaliteit van de meting ter discussie. Dit is bijvoorbeeld het geval als deze meting niet als onafhankelijk genoeg wordt beschouwd door omwonenden, zeker als controlemetingen af blijken te wijken. Ook is er in bepaalde gevallen behoefte aan meer meetgegevens van bedrijven.

(3) Deze en andere factoren leiden ertoe dat het vertrouwen van omwonenden in de overheid en in de zware industrie in een aantal gevallen is geschaad12. Er is behoefte aan meer verbinding tussen de omwonenden, bevoegd gezag (provincies, gemeenten), omgevingsdiensten, industrie en de Rijksoverheid als stelselverantwoordelijke in het VTH-stelsel. Door gezondheid in elke stap zichtbaar en transparant steeds mee te wegen én door met elkaar in gesprek te blijven, kan dit onderlinge vertrouwen verbeteren. Luisteren zorgt voor beter begrip. Beter begrip draagt bij aan het behoud van de license to operate van de zware industrie. Alle betrokkenen hebben elkaar nodig.

Een gezonde leefomgeving is belangrijk. Wel zullen er gebiedsgerichte keuzes moeten worden gemaakt over welke maatschappelijke opgaven prioriteit krijgen. Hierbij biedt de Ontwerp-Nota Ruimte het integrale kader.13 Als onderdeel van een brede weging tussen meerdere belangen, is het belangrijk om kennis over wat een gebied gezond, schoon en veilig maakt aan de voorkant betrekken bij de ruimtelijke inrichting. Het is effectiever om deze kennis vroegtijdig mee te wegen in de ruimtelijke ordening en dat op dat moment de overheid bewust de keuze maakt wat moet worden voorkomen en wat geaccepteerd moet worden, dan om later mitigerende maatregelen te moeten nemen. Zo ontstaat er een balans tussen het beschermen en het benutten van de leefomgeving. Bijvoorbeeld door functies te combineren, clusteren, stapelen of juist door activiteiten uit elkaar te trekken. Of door soms te accepteren dat de belasting op de leefomgeving toeneemt. Op deze manier zorgt de overheid ervoor dat milieu en ruimtelijke opgaven integraal worden gewogen.

Nieuwe maatregelen

Er zijn geen snelle maatregelen die deze complexe problematiek in één keer oplossen. Uitgangspunt is om geen stapeling van eisen bovenop het bestaande instrumentarium van wet- en regelgeving te creëren. Daarom wordt een aantal verschillende stappen gezet. Ten eerste starten twee praktijkgerichte en risicogestuurde pilots rond de volgende onderwerpen:

  1. Versteviging GGD-advies bij het opstellen van omgevingsvisie en -plan;

  2. Meten.

Ook wordt er een gesprekstafel met omwonenden, overheid en industrie ingericht.

Tenslotte starten er twee verkenningen over de volgende onderwerpen:

  1. Herbeoordelingsmoment voor vergunningen;

  2. Positieve financiële prikkels om bovenwettelijk meer te doen aan leefomgeving en gezondheid omwonenden.

Pilot 1: versteviging GGD-advies bij het opstellen van Omgevingsvisie en -plan

Het doel van deze pilot is om nog beter te verzekeren dat gezondheid op voorhand wordt meegewogen bij keuzes over de ruimtelijke inpassing en voorwaarden voor zware energie-intensieve industriële activiteiten. De GGD kan laten zien of, en zo ja hoeveel impact de zware industrie heeft op de gezondheid van omwonenden en hoe deze impact te beperken. De GGD heeft een brede blik en kan zorgen in perspectief plaatsen. Deze pilot is daarmee een belangrijke manier om de license to operate van de zware industrie, te versterken. Een goede afweging kunnen maken, betekent niet dat hiermee het belang van gezondheid altijd boven de andere belangen staat.

In de Omgevingswet is opgenomen dat provincies en gemeenten verplicht rekening moeten houden met het beschermen van de gezondheid bij toedeling van functies aan locaties. Anders gezegd: de gezondheid is integraal onderdeel van de ruimtelijke ordening. Om gezondheid goed mee te kunnen wegen kunnen provincies en gemeenten gebruikmaken van de gezondheidskundige expertise van de GGD. Op grond van de Wet publieke gezondheid dient het college van burgemeester en wethouders van een gemeente advies te vragen aan de GGD ‘voordat besluiten worden genomen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de publieke gezondheidszorg’. Op dit moment is het aan provincies en gemeenten zelf om te bepalen of zij de GGD betrekken bij het opstellen van hun omgevingsvisies en -plannen. De GGD wordt regelmatig door gemeenten en soms door provincies om advies gevraagd, maar dit gebeurt niet verplicht of structureel rond vraagstukken in de ruimtelijke ordening.

Gemeenten zijn opdrachtgever van de GGD. De GGD heeft geen formele rol richting provincies, terwijl de planvorming op dit niveau ook invloed heeft op de industrie en omwonenden. Provincies vragen op ad-hoc basis om advies van de GGD, met name bij hun omgevingsvisies en -verordeningen. Juist bij omgevingsplannen waar er sprake is van de inpassing van industriële activiteiten of hindergevoelige functies in de buurt van industriële activiteiten is het vroegtijdig en volwaardig inbrengen van gezondheidsexpertise van de GGD cruciaal. Door deze kennis vroeg in het proces beschikbaar te maken, kunnen gezondheidsbelangen beter worden geborgd. Dit blijkt ook uit een recent rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)14.

De uitgevoerde onderzoeken15 en de zienswijzen van betrokken partijen, waaronder de industrie en de Expertgroep Gezondheid IJmond, ondersteunen het idee om de rol van GGD-advies structureel te versterken. Een openbaar GGD-advies zorgt ervoor dat gezondheid volwaardig kan worden meegewogen in besluitvorming en dat deze weging achteraf navolgbaar is. Door gezondheid aan de voorkant goed mee te nemen kan schade in de toekomst worden voorkomen.

Besluitvorming en het maken van een integrale belangenafweging is aan het bevoegd gezag. Daarbij blijft bestuurlijke ruimte om keuzes te maken bestaan. Het is ook aan bestuurders om verantwoording af te leggen over de uiteindelijke afweging.

De uitvoering ziet er als volgt uit: Er worden pilotprojecten vormgegeven op verschillende plaatsen in Nederland waarin met alle betrokken partijen ervaring wordt opgedaan met het tijdig betrekken van gezondheidsadvies in de planvorming rond industrie. De pilot gaat over ruimtelijke plannen waar er sprake is van een afweging waarbij industriële activiteiten een rol spelen en waar GGD-advies vroegtijdig in het besluitvormingsproces kan worden opgevraagd. Daarbij is een belangrijk uitgangspunt om bestaande mogelijkheden in de huidige wet- en regelgeving te verbeteren. In de pilotprojecten wordt o.a. gekeken naar een mogelijke gezamenlijke aanpak en naar welke afspraken over rollen, randvoorwaarden en kennisinfrastructuur nodig zijn. Hiermee wordt inzicht verkregen in wat nodig zou zijn om dit duurzaam te verankeren en welke effecten dit heeft op de bescherming van gezondheid, de planvorming en het vertrouwen in de besluitvorming.

Pilot 2: Meten

Het doel van deze pilot is om bij te dragen aan een gedragen basis van meetdata die betrouwbaar is. Gedragen meetgegevens vergroten begrip en vertrouwen van omwonenden en bevoegde gezagen, zonder dat er extra regelgeving nodig is. Deze pilot stuurt dus expliciet niet op extra regelgeving rondom meten, maar praktijkgerichte oplossingen om te komen tot betrouwbare meetgegevens binnen het stelsel dat hiervoor al bestaat. Hierdoor kunnen beslissingen over bijvoorbeeld vergunningen beter genomen worden, wat de verduurzaming en hiermee toekomstbestendigheid van bedrijven ten goede kan komen.

Een betrouwbaar (en transparant) systeem van emissie- en immissiemetingen is essentieel voor het bevoegd gezag en omwonenden. Beschikking over deze gegevens over de uitstoot van vervuilende stoffen en de invloed daarvan op de concentraties in de omgeving versterkt de kennispositie van het bevoegd gezag en zorgt dat deze de gezondheid van omwonenden beter kan beschermen.

Het huidige systeem van emissiemetingen bestaat eruit dat industriële bedrijven periodiek, conform wet- en regelgeving, geaccrediteerde meetbureaus metingen laten uitvoeren aan hun installaties. Deze metingen dienen om de uitstoot vast te stellen en om te controleren of er nog steeds aan de eisen uit de vergunning of van wet- en regelgeving wordt voldaan. Het bevoegd gezag voert daarnaast controlemetingen uit bij deze bedrijven. Ook worden er op verschillende manieren immissiemetingen gedaan, door omgevingsdiensten, GGD’en en het RIVM16.

Soms laten geaccrediteerde controlemetingen door het bevoegd gezag een andere uitkomst zien dan de eerder uitgevoerde metingen door bedrijven, waardoor twijfel kan ontstaan over de metingen die bedrijven zelf uitvoeren. Soms lijkt de representativiteit van emissiemetingen die door bedrijven worden uitgevoerd onvoldoende te zijn. Ook worden door voortschrijdend inzicht soms nieuwe stoffen aangetroffen in de uitstoot van bedrijven. Dit soort voorbeelden laat zien dat onvoldoende goede informatie bij het bevoegd gezag kan leiden tot afbreuk aan het vertrouwen van omwonenden in de metingen van bedrijven.

Het kabinet wil daarom toewerken naar een systeem waarin emissies en immissies van relevante vervuilende stoffen goed en op de juiste momenten worden gemeten, dichterbij de bedrijven, waarbij meetgegevens transparanter en beter controleerbaar zijn. Zo kunnen metingen meer bijdragen aan gezondheidsbescherming. Het is in het belang van de zware industrie, omwonenden en het bevoegd gezag dat metingen door bedrijven betrouwbaar en controleerbaar zijn, dat ze de informatie opleveren die nodig is en dat over de kwaliteit geen discussie hoeft plaats te vinden.

Om te bepalen hoe dit het beste kan worden vormgegeven, wordt gestart met een aantal praktijkgerichte en risicogestuurde meetpilots op het gebied van het betrouwbaarder en toegankelijker maken van immissie- en emissiemetingen bij een aantal industriële locaties17. Op iedere locatie is de problematiek en de behoefte anders. Daarom starten we in de praktijk en worden het bedrijf en omwonenden betrokken door het bevoegd gezag (en het Rijk). Bij immissiemetingen worden GGD’en en het RIVM betrokken. Hiermee worden de behoefte, de problematiek en de mogelijke oplossingen scherp en kan de pilot per locatie passend worden vormgegeven. De resultaten van de pilot landen in een advies over het wel of niet zetten van mogelijke vervolgstappen. Op basis daarvan kan worden besloten of, en zo ja hoe er een vervolg komt.

De ambitie is dat met deze pilot op de locaties waar deze wordt ingezet direct (bovenwettelijk) resultaat wordt bereikt op basis van de lokale behoefte en dat er ervaring wordt opgedaan die later ook elders kan worden toegepast. Hiermee wordt de motie Van Kent afgedaan18.

Gesprekstafel tussen omwonenden, overheid en industrie

Er is behoefte aan meer verbinding tussen omwonenden, industrie en overheid om stappen te zetten naar een gezondere leefomgeving. Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) zocht op verzoek van het ministerie van IenW naar manieren om een dialoog tussen (toekomstige) omwonenden, overheden en bedrijven vorm te geven. Dat verzoek kwam voort uit de behoefte om signalen van omwonenden eerder, sneller en beter op de juiste plek te krijgen en kennis structureel met elkaar te delen. De vormgeving van zo’n dialoog blijkt complex: er zijn veel partijen met verschillende rollen, posities, belangen, rechten, plichten en verantwoordelijkheden. Er is vanuit alle partijen de wens om in gesprek te blijven, maar er is ook scepsis of een dialoog echt wat zal verbeteren.

Het doel van deze gesprekstafel is ervoor zorgen dat de overheid kan luisteren naar de zorgen van omwonenden én de zorgen van industrie. Omwonenden maken zich zorgen om hun gezondheid, de zware industrie om hun bestaansrecht. Het is belangrijk dat deze zorgen op tafel komen en omwonenden, industrie en overheid elkaar kunnen proberen te begrijpen.

Het OFL adviseert in een eerder met uw Kamer gedeeld rapport19 om een actiegericht beraad in te richten en een commissaris voor industrie en omwonenden aan te stellen. Op basis van het rapport wordt gestart met de inrichting van een landelijke gesprekstafel waarin (een representatie van) omwonenden, overheid, zware industrie en andere betrokken partijen structureel met elkaar in gesprek gaan20. Deze gesprekstafel bestaat uit een vaste landelijke kern, die regio’s bezoekt waar zorgen spelen en daar met de lokale gemeenschap in gesprek gaat om signalen te duiden, kennis te bundelen en mogelijkheden voor verbetering te verkennen.

Met deze aanpak wordt ruimte gecreëerd om gezamenlijk te leren wat werkt om de dialoog duurzaam vorm te geven en signalen tijdig om te zetten in actie. Zo ontstaat inzicht of oplossingen lokaal, regionaal of landelijk moeten worden gezocht, en kunnen patronen worden herkend en besproken. De tafel richt zich op het versterken van de onderlinge relatie en transparantie en op concrete verbeteringen in de praktijk. Deze gesprekstafel komt naast de bestaande, wettelijke inspraakprocedures bij projecten, programma’s en vergunningen. Deze blijven bestaan en houden hun eigen proces en juridische status. De tafel wordt in eerste instantie voor twee jaar ingesteld en zal in het tweede jaar worden geëvalueerd. Op basis daarvan kan worden besloten of, en zo ja hoe er een vervolg komt.

Het advies van de OFL om een commissaris in te stellen die de positie van omwonenden behartigt, wordt niet overgenomen. Het beeld is dat het instellen van deze commissaris, in combinatie met de andere maatregelen uit deze brief, zou leiden tot dubbeling en bestuurlijke drukte. Wel bestaat de mogelijkheid om een gezaghebbende representant voor omwonenden in de gesprekstafel aan te stellen. Deze mogelijkheid zal bij het uitwerken van de gesprekstafel worden betrokken.

Verkenningen

Uit de onderzoeken zijn nog veel meer resultaten gekomen. Die kennis moet niet verloren gaan. Daarom zijn bij deze brief de onderzoeksresultaten en daaruit voortvloeiend opties voor vervolgstappen meegezonden. Hieronder worden alvast twee zaken uitgelicht die de komende tijd nader worden verkend, namelijk: een herbeoordelingsmoment voor vergunningen en positieve financiële prikkels voor schone industrie.

Verkenning 1: Herbeoordelingsmoment voor vergunningen

Het doel van deze verkenning is het krijgen van een beeld over hoe het systeem van vergunningverlening effectiever kan worden, door onder andere herbeoordeling van vergunningen. Deze verkenning zal breed opgesteld worden, met oog voor het concurrentievermogen van bestaande industrie. De kosteneffectiviteit zal hierin meegenomen worden.

De bescherming van gezondheid en leefomgeving vraagt om een industrie die voortdurend blijft verbeteren. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek21 en de praktijk dat bestaande vergunningen vaak langdurig ongewijzigd blijven, ook wanneer nieuwe inzichten of schonere technieken beschikbaar komen.

Het is allereerst van belang de bevoegde gezagen meer ondersteuning te bieden bij het opvolgen van bestaande verplichtingen en het gebruik van de al bestaande mogelijkheden. Daarbij gaat het met name om de vraag hoe bevoegde gezagen er binnen de bestaande regels voor kunnen zorgen dat ze adequate informatie van het bedrijf krijgen.

Daarnaast zal de mogelijkheid worden verkend om periodiek tot een integrale herbeoordeling van vergunningen te kunnen komen22 23. De gedachte is dat een herbeoordeling kan bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving en de gezondheid van omwonenden. In de verkenning zal daarom worden bekeken of en hoe op een meer efficiënte en effectieve manier gekomen kan worden tot een wijziging van vergunningen of vergunningvoorschriften. Daarbij zal in elk geval worden verkend in welke gevallen het initiatief voor de herbeoordeling zou moeten liggen bij degene die een activiteit uitvoert (ook in verband met de bewijslast) en welke informatie en (onderzoeks)gegevens daarvoor beschikbaar zouden moeten zijn.

Verkenning 2: Positieve financiële prikkels om bovenwettelijk meer te doen aan leefomgeving en gezondheid omwonenden

Het doel van deze verkenning is om groen en schoon zijn te stimuleren. Wanneer een industrieel bedrijf zichzelf als een goede buur opstelt, zou dit ook wat op moeten leveren.

Er zijn maar weinig sluitende investeringsprikkels om bovenwettelijke emissiereducties door te voeren die aantoonbaar gezondheidswinst opleveren. Een subsidie-instrument en andere positieve financiële (fiscale) prikkels kunnen investeringen in vergroening en innovatie aanjagen.

Verkend zal worden op welke manier bovenwettelijke emissiereducties door industriële bedrijven aantrekkelijker gemaakt kunnen worden. In deze verkenning wordt gekeken naar mogelijke instrumenten op basis van de waargenomen behoefte en al bestaande instrumenten (zoals de MIA-VAMIL).

Context en vervolgstappen

Het kabinet heeft begrip voor partijen die om verdergaande maatregelen vragen en voor de belangrijke positie die de industrie heeft voor onze economie en de lastige situatie waarin zij zich bevindt. Niet alles kan en niet alles kan tegelijk.

In bijlage 2 van deze brief zijn op basis van de onderzoeksresultaten van de Actieagenda eventuele stappen voor de toekomst grofmazig in kaart gebracht. Deze factsheets worden nu niet door dit kabinet in gang gezet. Dit kabinet kiest ervoor om te starten met pilots en verkenningen zoals beschreven in deze brief die meer inzicht zullen geven in wat aan verbetering nodig en mogelijk is. Uitgangspunt bij deze pilots is dat deze haalbaar zijn voor de industrie en probleem- en risicogericht zijn: ze lossen de problemen op waar ze bestaan en verhogen niet de regeldruk voor bedrijven die het al goed doen. Met de nieuwe maatregelen in deze brief worden dus geen onomkeerbare stappen gezet.

De pilots en verkenningen worden in de loop van 2026 in gang gezet. De kosten hiervoor worden gedekt vanuit de IenW begroting, de GGD-pilot wordt ook deels gedekt vanuit de VWS-begroting. Er wordt betrokkenheid gevraagd van partijen die nodig zijn voor de uitvoering en partijen die hierdoor worden geraakt. Denk aan medeoverheden, uitvoeringsdiensten, kennisinstellingen, industrie en (representatie van) omwonenden. Waar nodig worden de mogelijke effecten op uitvoerbaarheid (via een uitvoerbaarheidstoets), administratieve lasten, kosten en regeldruk getoetst, en wordt gekeken hoe deze te voorkomen. Mocht er uit deze pilots op een of andere manier een gevolg zijn voor regelgeving, dan wordt hierbij regeldruk expliciet meegewogen. Ook wordt hierbij een bedrijfseffectentoets uitgevoerd. Uit deze toets blijkt voor welke bedrijven het noodzakelijk is om deze regel van toepassing te maken. Enkel deze bedrijven zullen dan in de benodigde definitie worden opgenomen.

Ook ga ik met partijen binnen het VTH-stelsel in gesprek om te kijken wat hen in het huidige stelsel zou kunnen helpen om te komen tot meer uniformering en standaardisering voor de zware industrie.

Met deze nadere uitwerking en aanscherping van de Actieagenda wordt de motie Kostić24, die verzoekt om te komen met een aanscherping en verdere uitwerking van de Actieagenda afgedaan. U wordt eind 2026 geïnformeerd over de stand van zaken rondom de pilots, gesprekstafel en verkenningen.

Wat nu al gebeurt

Er is de afgelopen jaren niet stilgezeten. In de tijd tussen de publicatie van het OvV-rapport Industrie en Omwonenden en nu zijn er al veel acties ondernomen. Deze acties vormen samen een belangrijke stap om de gezondheid van omwonenden van industrie beter te beschermen met behoud van de concurrentiepositie van de industrie en zonder extra regeldruk. Hieronder worden een aantal van deze belangrijke acties beschreven. In bijlage 1 is een volledig overzicht gegeven.

Gezondheidseffectrapportage

Momenteel worden voor bepaalde projecten verplicht de milieueffecten in kaart gebracht via de milieueffectrapportage (MER). Hierbij horen ook gezondheidseffecten. Op dit moment vindt ook een pilot van een GER (gezondheidseffectrapportage) plaats bij Tata Steel. Een GER zou de effecten van projecten op de gezondheid van omwonenden verder in kaart kunnen brengen25. De GER is een pilot rondom Tata Steel en geen bestaand instrument. De uitvoering van de pilot bij Tata Steel moet uitwijzen wat de meerwaarde is van (elementen van) de GER, hoe deze het best kan worden vormgegeven en op welk moment in het vergunningsproces dit instrument het meeste effect heeft. Dit is in lijn met de motie Gabriëls c.s 26.

Een belangrijke voorwaarde voor het verder brengen van de GER is dat dit het vergunningsverleningsproces niet moet vertragen en de regeldruk niet disproportioneel moet laten toenemen. Daarom wil het kabinet geen nieuwe instrumenten introduceren. Vanwege de samenhang tussen emissies, milieukwaliteit en gezondheid ligt het voor de hand om die elementen van de GER die van toegevoegde waarde zijn op termijn onder te brengen in de systematiek van het MER.

Implementeren Europese regelgeving

Er wordt gewerkt aan de implementatie van de herziene Europese Richtlijn Industriële Emissies (RIE). De implementatie van de richtlijn komt tegemoet aan de OvV-aanbeveling over het eenduidig en uitvoerbaar maken van wet- en regelgeving. Deze herziene richtlijn bepaalt onder andere dat bedrijven voortaan standaard worden vergund aan de strengste kant van de bandbreedte van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Dit zal in Nederlandse regelgeving moeten worden verankerd. Wanneer een bedrijf wil afwijken van deze strengste norm, moet het de volledige BBT-bandbreedte in kaart brengen en onderbouwen waarom de installatie niet kan voldoen aan de strengste eisen. Het informatietekort van de omgevingsdiensten kan hiermee worden verminderd. Omgevingsdiensten krijgen hierdoor meer inzicht in de bedrijfsprocessen wat hen in staat stelt om hun taken beter uit te voeren.

Enkele jaren na de implementatie van de richtlijn in Nederlandse regelgeving zal een evaluatie plaatsvinden. Daarmee kan worden nagegaan of er nog resterende of nieuwe knelpunten zijn, en of en hoe die opgepakt moeten worden. Dit komt ook tegemoet aan de behoefte van het bevoegd gezag.

Nederland zet zich daarnaast in voor goede en scherpe industriële normen via de Europese BREF-processen. Bij iedere herziening van een BREF worden de emissienormen voor een bepaalde branche voor heel Europa aangescherpt. Dit draagt niet alleen bij aan een betere bescherming van de leefomgeving, maar zorgt ook voor een gelijk speelveld voor de industrie binnen de EU. Het kabinet zet er actief op in dat BREF’s worden geactualiseerd en aansluiten bij nieuwe processen in het kader van de energietransitie en dat ze met oog op de toekomst voldoende ruimte bieden voor verduurzaming en innovatie. Het is van belang dat de industrie stappen kan zetten om de klimaatdoelen te halen en dat tegelijk de leefomgeving verbetert.

Wetsvoorstel versterking VTH-stelsel

Het wetsvoorstel ter versterking van het VTH-stelsel moet leiden tot een robuuster stelsel binnen de kaders van de Omgevingswet. Een goed VTH-stelsel milieu draagt bij aan een veilige, schone en gezonde leefomgeving. Het is belangrijk dat de organisaties die belast zijn met de uitvoering van de VTH-taken, voldoende geëquipeerd zijn om deze taken uit te voeren en dit in voldoende onafhankelijkheid kunnen doen. Anders kan dit leiden tot schade aan het milieu en de gezondheid van mensen en tot gevaarlijke situaties.

 

Er zijn in de afgelopen decennia grote inspanningen verricht om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Toch is zichtbaar dat de kwaliteit van de uitvoering bij verschillende omgevingsdiensten nog steeds onvoldoende is. Dit was, naast twee kritische rapporten van de Algemene Rekenkamerde conclusie van de commissie Van Aartsen die in 2021 het rapport “Om de leefomgeving. Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur” uitbracht. De commissie concludeerde dat het VTH-stelsel milieu niet goed functioneert en wordt gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid. Dit in combinatie met het ontbreken van mogelijkheden voor de Minister van IenW om zijn stelselverantwoordelijkheid te nemen en regie te voeren. Hierdoor ontstaat vermijdbare milieuschade.

De commissie Van Aartsen schreef niet alleen op welke tekortkomingen zij zag, ze deed ook tien aanbevelingen om het stelsel te versterken. Eén van de acties die voortvloeit uit de bevindingen van de commissie Van Aartsen is het opstellen van het wetsvoorstel Versterking VTH-stelsel milieu (op dit moment in voorbereiding). Hierbij wordt ook gekeken naar mogelijk ingrijpen door de staatssecretaris van IenW wanneer de kwaliteit van het werk van de omgevingsdiensten ontoereikend of niet goed is. Deze optie, die als ultimum remedium wordt ingezet, kan de slagkracht van het stelsel versterken.

De pilots die met deze brief worden ingezet en andere opgedane inzichten die uit de Actieagenda voortvloeien kunnen ook inzicht geven over de standaardisering en stroomlijning van het VTH-stelsel in het kader van kennis over de industrieclusters.

Pad naar de EU-doelstelling zero pollution 2050

Er is in het kader van de Actieagenda een eerste verkenning uitgevoerd naar de omvang van de opgave voor een gezonde, schone en veilige leefomgeving in 2050 gefocust op luchtkwaliteit. De verkenning is bijgevoegd bij deze Kamerbrief. De industrie maar zeker ook andere sectoren hebben daar een belangrijke rol in te spelen. Het bereiken van zero pollution, de situatie waarin de gezondheid van mens en natuur geen schade meer ondervindt door vervuiling of hinder, vraagt aanvullende inzet. Naast het beter borgen van de gezondheid nu, moet er parallel dus worden nagedacht over verdere stappen, niet alleen op het terrein van lucht, maar ook op het terrein van bodem- en waterkwaliteit en andere milieuaspecten zoals geluid. De breedte en het langetermijnkarakter van deze vraagstukken gaan verder dan de Actieagenda Industrie en omwonenden. Het Nationaal MilieuProgramma zal in 2026 met deze vraagstukken aan de slag gaan. Het NMP kijkt namelijk naar alle sectoren, niet alleen naar de industrie. Vanuit die bredere invalshoek wordt verkend welke transitiepaden richting 2050 mogelijk zijn.

De eerder aangekondigde visie op het langetermijnmilieubeleid van het Nationaal MilieuProgramma laat ik overigens aan een volgend kabinet – het is aan mijn opvolger om hier invulling aan te geven.

Betrokkenheid van stakeholders

Tijdens deze eerste fase van de Actieagenda Industrie en Omwonenden is veel gesproken met belanghebbenden, waaronder omwonenden, maatschappelijke organisaties, lokale overheden, uitvoerders en vertegenwoordigers van de industrie. Zij hebben meegedacht over de plannen van aanpak, advies gegeven en gereflecteerd op de resultaten. Deze inbreng heeft geleid tot aanpassingen in zowel de plannen als het nu gepresenteerde maatregelenpakket.

Niet alle aangedragen suggesties zijn overgenomen. Hier is een zorgvuldige afweging in gemaakt tussen de gezondheid van omwonenden en het verdienvermogen van de zware industrie. Deze belangen blijf ik steeds in samenhang zien. Daarom is aan de betrokken partijen gevraagd hun standpunten vast te leggen in adviesdocumenten, zodat maximale openheid bestaat over de zienswijzen, de belangen, en de daaruit volgende afwegingen. Deze adviesdocumenten zijn als bijlage bij deze brief gevoegd en vormen een belangrijk onderdeel van de besluitvorming.

Platform Asfalt Stinkt Landelijk (PASL) heeft op verzoek van omwonenden van industrieclusters het advies ‘Gezond Gezag, een Schone Zaak’ aangeboden. De zienswijzen en ervaringen worden zeer gewaardeerd en helpen ons om het perspectief van omwonenden transparant te betrekken bij beleidskeuzes

In lijn met het verzoek van omwonenden heeft het ministerie van IenW ook deskundigen op het gebied van gezondheid van de Expertgroep Gezondheid IJmond gevraagd om een adviesdocument te schrijven. In haar adviesdocument kiest de Expertgroep speerpunten die overeenkomen met die van de pilots en verkenningen die in deze brief worden aangekondigd.

Suggesties voor vervolgonderzoek vanuit de belanghebbenden worden meegenomen bij de ontwikkeling van een kennisagenda. De gesprekken worden voortgezet en verder versterkt. Belanghebbenden zullen worden betrokken bij de inrichting en uitvoering van de maatregelen uit deze brief. De wijze waarop dit gebeurt, wordt per maatregel samen met de betrokken partijen vormgegeven.

Ik wil via deze weg alle betrokkenen bedanken voor hun inzet, kennis en betrokkenheid. En ik kijk er naar uit om met alle betrokkenen verder te werken aan de precieze vormgeving van de pilots.

Tot slot

Met de Actieagenda Industrie en Omwonenden en de daaruit voortvloeiende maatregelen die in deze brief staan beschreven, wordt een stap gezet om een goed evenwicht te realiseren tussen de bescherming van de gezondheid van omwonenden en een krachtige Nederlandse industrie en wordt de toezegging om een nadere invulling te geven aan de Actieagenda en de motie Kostic afgedaan27 28. Bij het zetten van deze stap is het belangrijk dat het doel van een balans tussen economische ontwikkeling en gezondheid niet uit het oog wordt verloren. De industrie moet een goede buur zijn en blijven. De maatregelen moeten zorgen voor gezondheidswinst en tegelijkertijd moeten extra administratieve lasten, regeldruk en vertraging in de vergunningverlening worden voorkomen en een license to operate niet worden beperkt. De Kamer wordt eind 2026 over de voortgang van de pilots, de gesprekstafel en de verkenningen geïnformeerd.

Deze brief is een belangrijke eerste stap. Tegelijkertijd realiseer ik mij dat we er hiermee nog niet zijn. Zorgvuldig afgewogen maatregelen, op nationaal en Europees niveau, zijn nodig voor een gezonde leefomgeving van omwonenden en voor de concurrentiepositie van de industrie. Deze belangen gaan hand in hand. Voor volgende kabinetten staan er – op basis van de resultaten van de opgedane kennis in de afgelopen periode - opties voor toekomstige stappen in bijlage 2. Graag wissel ik hierover met uw Kamer van gedachten.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT - OPENBAAR VERVOER EN MILIEU,

Thierry Aartsen

Bijlage 1: Reeds in gang gezette acties

VTH-stelsel

Er is en wordt op verschillende manieren gewerkt aan de versterking van het VTH-stelsel om te komen tot meer robuuste omgevingsdiensten en om tegemoet te komen aan de OvV-aanbevelingen over het verbeteren van het kennisniveau van het bevoegd gezag door het aanwenden van de juiste kennis op het juiste moment.

Zoals ook eerder in deze brief aangegeven werkt het ministerie van IenW aan het wetvoorstel Versterking VTH-stelsel milieu. Het doel van dit wetsvoorstel is het verbeteren en uniformeren van de kwaliteit van de werkzaamheden die omgevingsdiensten verrichten binnen het VTH-stelsel milieu. Het wetsvoorstel voorziet, naast de eerder genoemde mogelijkheid voor de staatssecretaris van IenW om in te grijpen, in een grondslag voor de zogenaamde robuustheidscriteria die eerder interbestuurlijk zijn vastgesteld, eisen ten aanzien van het geografische werkgebied, de grondslag voor de Staat van VTH als monitoringsinstrument voor de uitvoeringskwaliteit. Alhoewel het wetsvoorstel bouwt aan een goed fundament waaraan omgevingsdiensten moeten voldoen en niet op de inhoudelijke taken zelf, is het ondersteunend aan de genoemde maatregelen in deze brief.

Op de begroting van het ministerie van IenW zijn bovendien structureel extra middelen (18 mln. euro) opgenomen voor de versterking van het VTH-stelsel. Een deel hiervan wordt ingezet voor het opbouwen en verspreiden van relevante kennis voor omgevingsdiensten via de kennisinfrastructuur van Omgevingsdienst NL29 . Daarnaast biedt de Omgevingsdienst NL academie een breed trainings- en opleidingsaanbod voor alle professionals bij omgevingsdiensten30.

Zeer Zorgwekkende Stoffen

Zoals aangeven in mijn brief van 23 september 202531 over het Impulsprogramma Chemische Stoffen werkt het RIVM aan een nieuw rapport over de eerder gepubliceerde Hazard Index methode, waarin deze methode nader wordt uitgewerkt en verschillende praktijkcases worden behandeld. Daarnaast wordt in dit rapport de samenhang beschouwd met andere methoden die in beeld zijn om rekening te houden met de cumulatie van chemische stoffen. Op basis van dit nieuwe RIVM-rapport zal de Kamer begin 2026 geïnformeerd worden over vervolgstappen om mogelijk nadelige effecten van cumulatie van chemische stoffen in de leefomgeving aan te pakken. De inzet daarbij is zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Europese ontwikkelingen, aangezien cumulatie van chemische stoffen een internationaal vraagstuk betreft. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de OvV-aanbeveling over het stimuleren van kennisontwikkeling over de gezondheidseffecten en -risico’s van door de industrie uitgestoten stoffen.

Met publicatie van het rapport ‘Rekening houden met cumulatie van stressoren in de fysieke leefomgeving’ wordt motie Koekkoek32 afgedaan.

Op dit moment wordt er gewerkt met een systeem van vermijdings- en reductieprogramma’s. Ook hier willen we verstevigen wat er al is. Daarom zijn er, om het ZZS-emissiebeleid verder te versterken, uitvoeringstafels ingericht. Bevoegde gezagen, Omgevingsdiensten, brancheverenigingen en ILT nemen samen deel aan deze tafels.

Met het oog op het bevorderen van een optimale inbreng van Nederland in het REACH-herzieningsproces, heb ik een inventarisatie laten maken van de standpunten van de Nederlandse stakeholders33. Deze inventarisatie stuur ik u hierbij toe, opdat de Kamer die standpunten zal kunnen betrekken bij zijn verdere oriëntatie op de REACH-herziening. Deze standpunten zijn gebaseerd op de ideeën en ontwikkelopties die de Europese Commissie tot dusver naar buiten heeft gebracht.

Voorzorgsbeginsel

Ook is er gewerkt aan de OvV aanbeveling om het voorzorgsprincipe zwaarder te wegen in het systeem van chemische stoffen. Dit gebeurt door de publicatie van de herziende signaleringslijsten van stoffen in Europees onderzoek van stoffen die mogelijk een risico vormen voor mens en milieu en de ontwikkeling van de Routekaart ‘Voorzorg Beter Toepassen’34. De herziene signaleringslijst maakt onderscheid in ‘vroegtijdige’ en ‘serieuze’ signalering door kwantitatief gebruik te maken van bronlijsten. De Routekaart ondersteunt bevoegde gezagen bij de beoordeling van dergelijke signalen in vergunningprocedures en biedt een gestructureerde werkwijze om onzekerheden en risico-inschattingen vast te leggen en bijbehorende maatregelen te onderbouwen. Deze instrumenten geven bevoegde gezagen en bedrijven beter inzicht in stoffen met wetenschappelijk onzeker risico, zodat het voorzorgsbeginsel gerichter en verifieerbaar zal worden meegenomen bij de vergunningverlening. Daarbij zal worden bezien op welke wijze het toepassen van de routekaart juridisch kan worden geborgd.

Verduurzaming industrie

Binnen de ministeries van KGG en IenW wordt gewerkt aan de verduurzaming van industrie in het algemeen. Doel is om stapsgewijs te toe te werken naar een circulaire en klimaatneutrale industrie.

Deze verduurzaming zorgt in veel gevallen ook voor gezondheidswinst. Maatregelen zoals de energiebesparingsplicht en de elektrificatieagenda, gericht op procesefficiëntie en elektrificatie dragen bijvoorbeeld direct bij aan minder uitstoot van schadelijke stoffen. Daarnaast is er een breed subsidie-instrumentarium beschikbaar (een voorbeeld is de “versnelde klimaatinvesteringen industrie”, ofwel VEKI) waarmee bedrijven nieuwe, innovatieve technieken kunnen toepassen in hun eigen processen. Vaak dragen deze technieken bij aan zowel het verbeteren van de leefomgeving als het verminderen van de CO2-uitstoot.

In het vervolg van de Ontwerp-Ontwerp-Nota Ruimte wordt onderzocht hoe de fysieke en de milieucontouren van de industrieclusters nationaal kunnen worden vastgelegd om de bestaande ruimte te beschermen, een eenduidige uitgangssituatie te creëren en zowel bedrijven als omwonenden beter te beschermen en duidelijkheid te bieden.

Ook werken de ministeries van KGG en IenW met de industrie aan versnelde en additionele reductie van CO2-uitstoot en verbetering van de gezondheid en leefomgeving middels de Maatwerkafspraken voor verduurzaming van de industrie. In de dit jaar getekende Joint Letters of Intent met Cosun35 en AnQore36 worden er maatregelen getroffen die de stikstofuitstoot, uitstoot van ZZS’en en het watergebruik verminderen naast reductie van CO2-emissie. De Joint Letter of Intent met Tata Steel37 bevat duidelijke doelstellingen voor het verbeteren van de gezondheid van omwonenden, onder meer door aanzienlijke reducties van stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), fijnstof (PM10 en PM2,5), een reeks zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) en door het verminderen van piekbelasting (geur en geluid). Zo levert de maatwerkaanpak ook een bijdrage aan knelpunten op het gebied van een gezonde leefomgeving.

Verkennend gezondheidsonderzoek Chemelot

Bij deze brief ontvangt u ook het verkennend gezondheidsonderzoek Chemelot van het RIVM (bijlage 5). Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het bevoegd gezag, de Provincie Limburg.

Bedrijven op Chemelot stoten verschillende stoffen uit. Het RIVM geeft aan dat voor afzonderlijke stoffen waarvoor gegevens beschikbaar zijn, de concentratie in de lucht bij Chemelot aan de wettelijke norm voldoet. Het RIVM kan op basis van de beperkte beschikbare gegevens geen relatie tussen Chemelot en ziektes bij omwonenden vaststellen. Het RIVM ziet wel specifieke aandachtspunten, op het gebied van geluid, fijnstof en cumulatie van stoffen en cumulatie van alle milieustressoren.

Ik nodig de Provincie Limburg, als bevoegd gezag voor Chemelot, uit om actief deel te nemen aan de aangekondigde pilots. Door deze samenwerking kunnen we de uitkomsten van het gezondheidsonderzoek direct benutten bij het ontwikkelen van werkbare oplossingen en bijdragen aan een gezonde leefomgeving voor de regio. Hiermee doe ik de toezegging38 dit onderzoek te doen af.

Kennisontwikkeling

In het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt er ook een kennisagenda opgesteld. In deze agenda worden vragen die spelen bij industrie, overheid en omwonenden over de industrie en de gezonde leefomgeving uiteengezet. Deze agenda wordt in de eerste helft van 2026 met de Tweede Kamer gedeeld.

Om invulling te geven aan actie 9: ‘Verbeteren informatiepositie omwonenden en het bevoegd gezag’ worden verschillende acties ondernomen. Om kennis en informatie over de leefomgeving van omwonenden beschikbaar te stellen, wordt gestart met een themapagina over industrie en gezonde leefomgeving op de Atlas Leefomgeving. Deze pagina zal in het voorjaar van 2026 gepubliceerd worden op de website van de Atlas en zal in de toekomst uitgebreid worden.

De Gids gezonde leefomgeving richt zich juist op het bevoegd gezag39. Deze website biedt informatie, data en instrumenten waarmee gemeenten, provincies en GGD’s de gezonde leefomgeving actief kunnen betrekken bij besluitvorming over de ruimtelijke ordening. In het aan de Gids verbonden netwerk ‘Maak Ruimte voor Gezondheid’ wisselen professionals ervaringen en praktijkvoorbeelden uit. In 2026 zullen de resultaten uit het VWS-programma gezonde leefomgeving (PGLO) worden toegevoegd aan de Gids. Dit betreft onder meer Basisindicatoren voor een gezonde leefomgeving.

Verder wordt onderzoek gedaan naar de maatschappelijke kosten en baten van de industrie. Het PBL heeft recent een actualisering van hun rapport over monetaire milieuschade in Nederland gepubliceerd40. Zoals ook aangegeven in een eerdere brief aan de Eerste Kamer41 is het de bedoeling dat het PBL dit bij een update van de milieuprijzen door CE Delft blijft doen. Een actuele inschatting van de milieukosten van vervuilende emissies stelt overheden in staat om de kosten van maatregelen gericht op het terugdringen van emissies en het bevorderen van een gezonde leefomgeving af te kunnen zetten tegen de maatschappelijke baten en zo gezondheid volwaardig mee te wegen in het beleid. Hiermee wordt de toezegging aan het lid Kostić afgedaan42.

Tenslotte is toegezegd dat er een nader onderzoek gedaan zal worden naar een methode om zorgkosten nabij industrie te bepalen. Dit onderzoek is nog niet afgerond en zal in de loop van 2026 volgen. Dit betekent dat de betreffende toezegging aan het lid Kostić43 op dat moment kan worden afgedaan.


  1. Uitgangspunt vormt de definitie van zogenoemde complexe bedrijven in het kader van het BAL. Om nu qua scope gelijk op te lopen met het OvV-rapport wordt verstaan: grote industriële installaties zoals ippc-installaties en andere milieubelastende activiteiten bedoeld in bijlage 1.1 bij de Omgevingswet.↩︎

  2. https://onderzoeksraad.nl/onderzoek/industrie-en-omwonenden/↩︎

  3. Kamerstukken II, 2023-2024, 28089, nr. 285.↩︎

  4. Kamerstukken II, 2024-2025, 28089, nr. 321 en Kamerstukken II, 2023-2024, 28089 nr. 294.↩︎

  5. Kamerstukken II, 2023-2024, 28089 nr. 292.↩︎

  6. Kamerstukken II, 2023-2024, 28089, nr. 279.↩︎

  7. Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 15979, 15980 en TZ202505-106.↩︎

  8. Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202409-072.↩︎

  9. Bijlage bij Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 335↩︎

  10. Zie ook het OvV-rapport ‘Industrie en Omwonenden’, het onderzoek ‘Controle op industriële emissies’ (actie 10) en het onderzoek ‘Verbeteren informatiepositie omwonenden en het bevoegd gezag’ (actie 9) (bijlage 3).↩︎

  11. Zie ook het onderzoek Actie 3: ‘BBT in algemene regels’↩︎

  12. Zie ook het OvV-rapport ‘Industrie en Omwonenden’, en de uitgevoerde verkenning naar een dialoog tussen Overheid, Industrie en Omwonenden door het OFL.↩︎

  13. Bijlage bij Kamerstuk 29435, nr. 269↩︎

  14. Zie: https://www.igj.nl/documenten/2024/09/12/invloed-nemen-en-krijgen-toezicht-op-de-rol-van-de-ggd-bij-gezondheidsrisicos-door-de-leefomgeving↩︎

  15. Deze maatregel is onderzocht in de onderzoeken actie 12: ‘Gezondheid in de Omgevingswet’ en actie 13: ‘Verkenning versterken adviesrol GGD’ (bijlage 3). Een nadere uitwerking van deze maatregel, voorbij de pilotfase zoals omschreven in deze brief, is te vinden in factsheet 2b, bijlage 5.↩︎

  16. Zie bijvoorbeeld: https://www.luchtmeetnet.nl/↩︎

  17. Deze maatregel komt voort uit de onderzoeken in het kader van actie 9: ‘Verbeteren informatiepositie omwonenden en het bevoegd gezag’, actie 7: ‘Piekbelasting en gezondheid bij vergunningverlening’ en actie 10: ’Controle op industriële emissies’ (bijlage 6). Een nadere uitwerking van deze maatregel, inclusief denkrichtingen voor de werkgroepen, staat in factsheet 5a, bijlage 5.↩︎

  18. Kamerstukken II, 2023-2024, 28089, nr. 279.↩︎

  19. Bijlage bij Kamerstuk 21109, nr. 274↩︎

  20. Een nadere uitwerking van deze maatregel, voorbij de opzet zoals omschreven in deze brief, is te lezen in factsheet 1, bijlage 5.↩︎

  21. Zie Juridisch Onderzoek ‘Omgaan met onzekere risico’s’. Bijlage bij Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 335↩︎

  22. Onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (die is ingetrokken met de inwerkingtreding van de Omgevingswet) bestond wel de mogelijkheid een bedrijf bij een wijzigingsaanvraag te verplichten een geheel nieuwe aanvraag voor het hele bedrijf in te dienen, maar ook die mogelijkheid heeft niet geleid tot het op ruime schaal aanscherpen van vergunningen. Onderdeel van de verkenning zal zijn de ervaringen met dit instrument.↩︎

  23. Deze verkenning loopt separaat aan het ingezette traject voor vergunningen voor lozingen en onttrekkingen.↩︎

  24. Kamerstukken II, 2024-2025, 28089, nr. 321.↩︎

  25. Een nadere uitwerking van de GER is te vinden in factsheet 2a, bijlage 5.↩︎

  26. Kamerstukken II, 2023-2024, 28089, nr. 287.↩︎

  27. Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 15979↩︎

  28. Kamerstukken II, 2023-2024, 28089 nr. 294↩︎

  29. https://www.omgevingsdienst.nl/kennisnetwerk/↩︎

  30. https://www.omgevingsdienstnlacademie.nl/↩︎

  31. Kamerstukken II, 2025-2026, 22343 nr. 432↩︎

  32. Kamerstukken II, 2023-2024, 28089 nr. 292↩︎

  33. REACH - Bureau KLB↩︎

  34. Kamerstukken II, 2025-2026, 22343 nr. 432↩︎

  35. Kamerstukken II, 2024-2025, 29826 nr. 259↩︎

  36. Kamerstukken II, 2024-2025, 29826 nr. 262↩︎

  37. Kamerstukken II, 2025-2026, 29826 nr. 266↩︎

  38. Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 15980↩︎

  39. https://www.gezondeleefomgeving.nl↩︎

  40. Planbureau voor de Leefomgeving. ‘Monetaire Milieuschade in Nederland’. https://www.pbl.nl/publicaties/monetaire-milieuschade-in-nederland en Planbureau voor de Leefomgeving. ‘Actualisering monetaire milieuschade’. https://www.pbl.nl/publicaties/monetaire-milieuschade-in-nederland↩︎

  41. Kamerstukken I, 2025–2026, 36 800 XII, A↩︎

  42. Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202505-106↩︎

  43. Kamerstukken II, 2024-2025, TZ202409-072↩︎