WODC-onderzoek demonstratierecht
Brief regering
Nummer: 2025D53704, datum: 2025-12-19, bijgewerkt: 2025-12-19 15:38, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Mede ondertekenaar: F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid (Ooit VVD kamerlid)
- Het recht om te demonstreren in de democratische rechtsstaat. Onderzoek naar het Nederlandse demonstratierecht vanuit internationaalrechtelijk, empirisch, rechtsvergelijkend en rechtstheoretisch perspectief
- Beslisnota bij WODC-onderzoek demonstratierecht
Onderdeel van zaak 2025Z22604:
- Indiener: F. Rijkaart, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2026-01-22 11:30: Procedurevergadering Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Het demonstratierecht is essentieel in onze democratische samenleving. Het grondrecht stelt mensen in staat om zich vreedzaam uit te spreken en mee te doen aan het publieke debat. Het afgelopen jaar is gewerkt aan het WODC-onderzoek, getiteld Het recht om te demonstreren in de democratische rechtsstaat, dat wij met deze brief aan uw Kamer aanbieden. Daarbij dient te worden opgemerkt dat (grootschalige) gewelddadigheden en rellen buiten de reikwijdte van de demonstratievrijheid vallen en dus niet door het recht worden beschermd. Bij dit vrijheidsrecht gaat het namelijk om het fundamentele recht om vreedzaam te demonsteren. Dat vrijheidsrecht staat centraal in het onderzoek.
Hoewel het overgrote deel van de demonstraties ordelijk en zonder problemen verloopt, is er een toename zichtbaar van protestacties waarbij mensen zich opzettelijk niet aan de wet houden, waar de uitoefening van het demonstratierecht in botsing komt met rechten van anderen en die in enkele gevallen zelfs ontaarden in (grootschalige) wanordelijkheden. Daarom nemen wij een aantal maatregelen, in aanvulling op maatregelen die de afgelopen periode al zijn genomen, om het demonstratierecht te beschermen en tegelijkertijd misstanden en geweldplegingen rondom demonstraties effectief aan te pakken. Ook onderzoeken wij aanvullend hierop nog extra te nemen maatregelen.
De uitkomsten van het WODC-onderzoek en een eerste duiding
Het onderzoek Het recht om te demonstreren in de democratische rechtsstaat is uitgevoerd door een samenwerkingsverband van onafhankelijke onderzoekers, werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen, Pro Facto, de Universiteit van Amsterdam en Tilburg University. Wij danken de onderzoekers voor het onderzoeksrapport en nemen met belangstelling kennis van hun verschillende bevindingen, aanbevelingen en aandachtspunten.
Gezien de omvang van het rapport, voert het nu te ver om alle conclusies en aanbevelingen van een reactie te voorzien. Deze verdienen een uitgebreide reflectie, die de komende periode in afstemming met verschillende partners, zoals burgemeesters, de politie, het openbaar ministerie (OM), andere ministeries en maatschappelijke organisaties op een zorgvuldige wijze tot stand zal worden gebracht. Gegeven de in de samenleving, in uw Kamer en door ons gevoelde urgentie willen wij wel de uitkomsten van het onderzoek op onderdelen van duiding voorzien.
De hoofdconclusie van het onderzoeksrapport is dat de Wet openbare manifestaties (Wom), in combinatie met andere wet- en regelgeving, in beginsel voldoende ruimte biedt voor zowel de uitoefening van het demonstratierecht als het beperken van de demonstraties waar dat noodzakelijk is gelet op andere rechten, vrijheden en belangen. De eerste aanbeveling uit het rapport is dan ook om in Nederland geen ingrijpende aanpassingen van de wet- en regelgeving inzake het demonstratierecht door te voeren.
Gezien deze hoofdconclusie zijn wij niet voornemens om het wettelijke stelsel inzake het demonstratierecht aan een ingrijpende hervorming te onderwerpen. Dit laat onverlet dat wij wel mogelijkheden zien om met specifieke aanpassingen in wet- en regelgeving bestaande knelpunten in de demonstratierechtelijke praktijk te verhelpen. De onderzoekers doen hiertoe waardevolle suggesties. Zo verkennen we de komende periode in de eerste plaats hoeverre de toepassingsvoorwaarden van de regeling over bestuurlijke ophouding in de Gemeentewet kunnen worden versoepeld (op basis hiervan kunnen demonstranten tijdelijk verplaatst, ondergebracht en vastgehouden worden). Op de uitkomsten van deze verkenning komen wij terug in de uitgebreide reactie op het rapport.
Daarnaast concluderen de onderzoekers dat bij demonstraties waar bewust de grenzen worden overschreden, de internationale mensenrechtenverdragen in bepaalde gevallen meer ruimte voor (strafrechtelijk) optreden binnen de huidige wettelijke kaders bieden dan het OM en de Nederlandse rechter lijken te zien. Zonder af te doen aan het uitgangspunt dat individuele gevallen individueel beoordeeld dienen te worden, wordt onder andere meer ruimte gezien om op te treden wanneer actievoerders lokaalvredebreuk plegen door te weigeren om zich te verwijderen uit gebouwen op vordering van de rechthebbenden. Ook zien ze meer ruimte voor het bestraffen van het toebrengen van schade aan cultureel erfgoed, alsook om op te treden ten aanzien van deelnemers aan wegblokkades die ernstige verkeershinder veroorzaken, ook zonder voorzienbaar gevaar.
Het ministerie van JenV brengt deze constatering onder de aandacht van de Raad voor de Rechtspraak en de minister van JenV gaat hierover met het College van procureurs-generaal in gesprek en zal beide organisaties vragen het WODC-rapport onder de aandacht te brengen van respectievelijk rechters en officieren van justitie.
Verder zijn de onderzoekers ingegaan op de ervaringen met de wetgeving in de onderzochte ons omringende landen. Zij concluderen dat de algemene tendens ten aanzien van het demonstratierecht, in het bijzonder in Engeland en Frankrijk, niet onmiddellijk tot aanbeveling strekt. Wij willen de komende maanden wel overwegen of elementen uit buitenlandse wetgeving in Nederland eraan kunnen bijdragen dat situaties waarbij bewust de wet wordt overtreden, beter kunnen worden bestraft dan nu het geval is. In dit kader zal bijvoorbeeld gekeken worden naar een aparte strafbaarstelling voor het blokkeren van vitale infrastructuur en het beschadigen en vernielen van cultureel erfgoed. Wij informeren uw Kamer hier uitgebreider over in de nadere beleidsreactie in het voorjaar van 2026.
Tot slot ziet een aantal andere aanbevelingen niet zozeer op het wettelijke stelsel maar meer op de wijze waarop de gemeenten en politie demonstraties benaderen. Zoals aangegeven in de beleidsreactie op het rapport van de Inspectie over het politieoptreden bij demonstraties, zal de minister van JenV, in afstemming met de minister van BZK, met de korpschef en de vertegenwoordigers van het lokaal bestuur en de voorzitter van het College van procureurs-generaal op nationaal niveau een set van algemene basisafspraken en uitgangspunten vastleggen over de functie van de politie bij demonstraties. In februari 2026 worden de afspraken besproken in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Het gaat onder meer over de informatievergaring, kennisgevingsplicht en de onderlinge communicatie tussen partijen. Hierna worden de afspraken met uw Kamer gedeeld.
Aanvullende maatregelen
De onderzoekers doen waardevolle aanbevelingen om het demonstratierecht te borgen. Tegelijkertijd is er sprake van een toename van wanordelijkheden en gewelddadigheden bij protestacties. Daarom nemen wij aanvullende maatregelen bovenop de acties die uit het rapport voortkomen. Zo willen we maatregelen treffen om uitwassen tegen te gaan en draagvlak voor demonstraties te behouden.
Strafbaarstelling blokkeren vitale infrastructuur en beschadigen en vernielen van cultureel erfgoed
Zoals hierboven geschetst, onderzoeken wij een aparte strafbaarstelling voor het blokkeren van vitale infrastructuur en het beschadigen en vernielen van cultureel erfgoed. Hierbij kijken we onder andere naar elementen uit de Public Order Act zoals het Verenigd Koninkrijk die kent. Wij informeren uw Kamer in de nadere beleidsreactie in het voorjaar van 2026.
Wetsvoorstel verbod gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties
Het wetsvoorstel om het dragen van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties te verbieden zal nog dit jaar in consultatie worden gebracht.
Wetsvoorstel openbare gegevensvergaring
Het wetsvoorstel waarin de bevoegdheid voor de politie tot stelselmatige informatievergaring in publiek wordt geschapen (toegang tot online bronnen ten behoeve van de openbare-ordehandhaving) wordt zo spoedig mogelijk aan de Afdeling advisering van Raad van State voorgelegd. Parallel daaraan werken wij aan het creëren van de mogelijkheid om de politie in het kader van de openbare-ordehandhaving ook toegang tot besloten app- en chatgroepen te geven, indachtig de motie-Yesilgöz-Zegerius c.s.1
Onderzoek naleven kennisgevingsplicht
Het verbeteren van het naleven van de kennisgevingsplicht wordt met gedragsdeskundigen en gemeenten verkend, alsook welke gevolgen verbonden kunnen worden aan het (niet) tijdig kennisgeven. Ook vindt diepgaande kennisuitwisseling plaats tussen burgemeesters en ambtenaren van lokale driehoeken onder andere op het terrein van het waardig en veilig laten verlopen van nationale herdenkingen. Daartoe zal het ministerie van BZK in januari 2026 een bijeenkomst organiseren. Op beide punten wordt uw Kamer teruggekoppeld in de nadere reactie op het rapport.
Verhalen van schade op daders
Wij onderzoeken op welke wijze het lokaal bestuur en (andere) partijen die schade lijden meer kunnen worden ondersteund bij het verhalen van schade, in aanvulling op de meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2025-2028. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de moties van het lid Eerdmans c.s. over de schade van de UvA-rellen alsnog verhalen op veertien demonstranten2 (in samenspraak met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van het lid Stoffer over bewerkstelligen dat relschoppers die het demonstratierecht misbruiken opdraaien voor de kosten voor de samenleving meegenomen.3 Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt u geïnformeerd in de nadere reactie op het rapport.
Taskforce antisemitismebestrijding
De Taskforce antisemitismebestrijding komt begin 2026 met voorstellen en aanbevelingen over onder andere de veiligheidsconsequenties van sit-ins op stations.
Bewapening en bescherming ME
Naar aanleiding van de rellen rondom het Malieveld en in het centrum van Den Haag op 20 september jl. heeft de minister van Justitie en Veiligheid een gesprek gevoerd met de ME over hun ervaringen. Dit was een zeer waardevol gesprek.
In de brief van 7 november jl. heeft de minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd over pilots met aanvullende ME-bewapening. Daarin is het voornemen geuit om toestemming te verlenen aan het verzoek van de korpschef om de Mobiele Eenheid enkele geweldmiddelen operationeel te laten beproeven. De politie heeft laten weten dat het operationeel gezien haalbaar zou moeten zijn om de Mobiele Eenheid nog in december te laten starten met pilots met een grotere dispenserunit pepperspray, en het toevoegen van een traanverwekkende stof aan de waterwerper.
De politie zal verkenningen laten uitvoeren naar de inzetmogelijkheden, beperkingen en risico’s met betrekking tot het gebruik van luchtdrukwapens en naar het gebruik van markeerstoffen in de waterwerper. Ook zal de politie verkennen of het gebruik van camera’s, waaronder op ME-schilden, een nuttige aanvulling op de uitrusting kan zijn.
Camera’s voor identificatie
Wij vinden het belangrijk dat degenen die welbewust vernielingen aanrichten, geweld plegen of anderszins de wet overtreden ook gestraft worden. Daarom is het van belang dat identificatie van deze personen goed kan gebeuren. In dit kader verkennen wij samen met de burgemeesters of de inzet van camera’s bij demonstraties verbeterd kan worden.
Conclusie en vervolg
Het demonstratierecht en de toepassing daarvan hebben burgemeesters, politie en OM de afgelopen jaren voor stevige uitdagingen gesteld. Aan de hand van dit onderzoek en de aanvullend aangekondigde maatregelen kunnen wij de komende tijd naar wegen zoeken om deze uitdagingen aan te gaan. Gedeeltelijk zijn we hiermee al gestart. De verschillende lopende trajecten getuigen hiervan. Wij zijn ervan overtuigd dat we op deze manier de praktijk rond de demonstratievrijheid bij de eisen van de tijd kunnen brengen, zonder de kern van dit grondrecht aan te tasten. Wij zenden uw Kamer voor het meireces van 2026 de meer diepgaande beleidsreactie.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
F. Rijkaart
De minister van Justitie en Veiligheid,
Foort van Oosten