Diverse visserij onderwerpen
Brief regering
Nummer: 2025D53804, datum: 2025-12-19, bijgewerkt: 2025-12-19 17:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortgangsrapportage Mosselconvenant 2023-2024
- Economische Ontwikkelingen kottervisserij 2024
- Beslisnota bij Kamerbrief over diverse visserijonderwerpen
Onderdeel van zaak 2025Z22631:
- Indiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2026-01-21 11:15: Procedurevergadering Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Hierbij informeer ik u over een aantal onderwerpen aangaande het visserijbeleid.
U wordt geïnformeerd over een wijziging in maaswijdte voor de inktvisvisserij, onderzoek naar de ankerkuil, de inzet bij jaarvergadering South Pacific Regional Management Organisation (SPRFMO), economische ontwikkelingen in kottervisserij 2024 en veranderende Europese regels over controle en handhaving. Daarnaast ontvangt u een aantal updates over de nearshore kweeklocaties, de uitvoeringsagenda voedsel uit zee en grote wateren, de visie voor de garnalenvisserij, de herziening van het contingentenstelsel, de aanpassing van huurprijssystematiek van oesterpercelen,, de voortgangsrapportage van het Mosselconvenant en het verbod over het levend koken van krabben en kreeften.
Wijziging maaswijdte inktvisvisserij
De regels voor maaswijdtes voor de visserij op pijlinktvis
(Loliginidae en Ommastrephidae) zijn recent aangepast door de Europese
Commissie. Sinds dinsdag 28 oktober geldt er voor de Noordzee en delen
van de Noordwestelijke wateren een minimale maaswijdte van 80 mm voor
deze visserij. De Europese Commissie heeft dit op maandag 27 oktober
2025 bekendgemaakt. Eerder kon er in deze gebieden nog met een
maaswijdte van 40mm gevist worden op de pijlinktvis. De minimale
maaswijdte is lange tijd onderwerp van discussie geweest in
internationaal verband. In overleg met de Nederlandse visserijsector
heeft Nederland in 2021 het initiatief genomen om de maaswijdte aan te
passen. Daarbij kon Nederland rekenen op steun van Frankrijk en België
tijdens de onderhandelingen. Het vergroten van de maaswijdte heeft onder
andere tot doel het verminderen van bijvangsten en beter
visbestandbeheer. Ik zie deze overstap van 40 naar 80mm dan ook als een
goede stap die laat zien dat de Nederlandse vissers bereid zijn om
duurzamer te vissen.
Onderzoek ankerkuil
In het antwoord op vragen van het lid Bisschop (SGP) over de
gevolgen van het aalverbod op vissen met de ankerkuil in grote wateren
(Aanhangsel Handelingen 2023-2024 nr. 972) is onderzoek naar de
ankerkuil aangekondigd. Dit onderzoek is nodig om te bezien of met de
ankerkuil aal wordt mee gevangen in de gesloten periode voor aalvisserij
en welke eventuele aanpassingen nodig zijn zodat de vangst van aal in de
kustwateren verwaarloosbaar is.
Wageningen Marine Research heeft dit onderzoek1
inmiddels afgerond en hieruit blijkt dat bijvangst van aal met een
ankerkuil in de gesloten periode niet of nauwelijks plaatsvindt. Dat
betekent dat er geen noodzaak is tot een verbod op gebruik van de
ankerkuil in de gesloten periode voor de aalvisserij in de kustwateren.
Het gebruik van dit vistuig zal daarmee worden toegestaan in deze
periode. Hiertoe zal ik de regelgeving aanpassen. Voor de zone direct
achter migratiepunten op zoet-zout overgangen kan het onderzoek nog geen
uitsluitsel bieden. Hier is echter, op basis van het eerder met de Kamer
gedeelde beleid voor de instelling van visserijvrije zones, regelgeving
voor in voorbereiding waarmee het gebruik van vistuigen in de directe
nabijheid van deze migratiepunten generiek zal worden verboden
(Kamerstuk 29664-213). Dit geldt dan op die locaties ook voor de
toepassing van de ankerkuil.
South Pacific Regional Management Organisation (SPRFMO,
zuidelijke Stille Oceaan)
In februari 2026 vindt de jaarvergadering plaats van de South
Pacific Regional Management Organisation (SPRFMO, zuidelijke Stille
Oceaan). Er vindt geen visserij onder Nederlandse vlag plaats in de
zuidelijke Stille Oceaan. Nederland heeft echter wel een historisch
quotum in deze organisatie, en daarmee wel een indirect belang. Met
instemming van Nederland zal de Europese Commissie zich bij de
aankomende jaarvergadering inzetten op onderstaande punten.
Gezien de huidige gezonde status van het horsmakreel-bestand en het overeengekomen wederopbouwplan voor 2026, zal de EU voorstellen om de totale toegestane vangst (TAC) in 2026 te beperken tot een verhoging van 15% gebaseerd op het advies van het Wetenschappelijk Comité. De EU zal het werk ondersteunen aan de ontwikkeling van de Management Strategy Evaluation (MSE) voor horsmakreel en de managementprocedures. Gezien het ontbreken van een alomvattende aanpak om ook de bijvangst van haaien in de trawlvisserij aan te pakken, zal de EU proberen een losstaand besluit om het gebruik van zogenaamde draadleiders in SPRFMO te verbieden, tot 2027 uit te stellen.
Na een evaluatie van de maatregelen voor het minimaliseren van de bijvangst van zeevogels, door het Wetenschappelijk Comité, zal de EU de aanbevolen wijzigingen in deze maatregelen steunen om de bijvangst van zeevogels in de demersale longline- en trawlvisserij van SPRFMO te verbeteren, en verder te werken aan de ontwikkeling van maatregelen ter beperking van bijvangst van zeevogels in alle SPRFMO-visserij.
De EU zal een grondige IUU-analyse ondersteunen, inclusief een diepgaande bespreking van de ernstigste nalevingskwesties, waaronder de goedkeuring van beslissingen over zeer ernstige overtredingen en/of IUU-visserijzaken.
Economische ontwikkelingen kottervisserij 2024
Wageningen Social Economic Research (WSER) stelt drie notities
op waarin de jaarlijkse economische cijfers van de kottervisserij met
schattingen over kosten en baten op maandbasis zijn uitgebreid. De
eerste notitie is vorig jaar gepubliceerd over het jaar 20232 De bij deze brief gevoegde notitie
is de tweede notitie en bevat de economische ontwikkelingen in de
kottervisserij tot eind 2024. De derde notitie zal ingaan op het jaar
2025.
De resultaten zoals beschreven in de notitie over het jaar 2024 zijn positief ten opzichte van het jaar 2023. Het nettoresultaat van de gehele Nederlandse kottervisserij was € 15,1 miljoen euro; wat een duidelijke verbetering is ten opzichte van 2023 toen het nettoresultaat een verlies betrof van € 11 miljoen euro. Dit goede nettoresultaat geeft deels een vertekend beeld aangezien de schepen in de vloot gemiddeld 39 jaar oud zijn en daarom relatief lage afschrijvingskosten hebben. Het positieve nettoresultaat in de kottervloot is vooral gerealiseerd door de boomkorkotters (8,3 mln) en de garnalenkotters (7,1 mln). De flyshooters hadden een nettoresultaat van 1,1 mln. euro. De subcategorie ‘bordentrawl’ heeft een verlies gedraaid van -1,4 miljoen euro. Dit verlies is voornamelijk toe te schrijven aan de relatief nieuwe schepen van deze groep, die daarmee hogere afschrijvingskosten hebben dan de oudere boomkorkotters. Voor een toekomstbestendige en duurzame visserij met inbegrip van aanschaf nieuwe schepen met bijkomende afschrijvingskosten is een nettoresultaat van € 15,1 onvoldoende. Hoewel in 2024 een positief resultaat werd geboekt, is de financiële situatie van de kottervloot daarmee nog altijd fragiel.
Veranderende Europese regels over controle en handhaving
vanaf 10 januari 2026
Op 30 mei 2025 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de
voortgang op de onderhandelingen over de uitvoerings- en gedelegeerde
handelingen (comitologie) onder de herziene controleverordening visserij
(CoVo) en de Verordening tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde
visserij (IOO-Verordening) (Kamerstukken 21501-32, nr. 1706)3. Per 10 januari 2026 zal een groot
deel van de herzieningen van de regelgeving in werking treden waarbij
aanvullende details zijn vastgelegd in de gedelegeerdeverordening
(Gedelegeerdeverordening (EU) 2025/1766) en de uitvoeringsverordening
(Uitvoeringsverordening (EU) 2025/2196). Middels deze brief wil ik de
Tweede Kamer op de hoogte stellen van de belangrijkste wijzigingen die
vanaf 10 januari 2026 zullen ingaan.
Aanvullende gegevens bij de vangstregistratie: Vanaf 2026 dienen vissers hun vangsten volledig in het logboek in te voeren. De uitzondering voor vangsten onder de 50 kilo verdwijnt. Daarnaast zullen ze ook een aantal aanvullende gegevens moeten opgeven per visreis.
Aanvullende gegevens voor de traceerbaarheid: Vis moet straks altijd digitaal te herleiden zijn naar de herkomst op zee. Daarom komen er vanaf 2026 extra eisen aan de administratie die visserijbedrijven door de keten moeten doorgeven. Komend jaar zal de Europese Commissie samen met de lidstaten en de visserijindustrie verder werken aan een gedelegeerdeverordening waarin de gegevensoverdracht in nader detail wordt uitgewerkt. Bij deze gesprekken zal ik mij blijven inzetten voor uitvoerbare, handhaafbare en proportionele regelgeving.
Nieuw elektronisch vervoersbewijs: Voor het vervoer van visserijproducten voor eerste verkoop binnen Nederland of de Europese Unie komt een verplicht elektronisch vervoersbewijs. Dit bewijs moet voorafgaande aan het transport digitaal worden gedeeld met de controlediensten.
Elektronisch vangstcertificaat (CATCH): Het huidige papieren systeem voor het controleren van visserijproducten die worden geïmporteerd uit derde landen of geëxporteerd buiten de Europese Unie (EU) wordt vervangen door het digitale systeem CATCH. CATCH is door de Europese Commissie ontwikkeld en zal door alle lidstaten worden gebruikt. De digitalisering maakt het moeilijker om illegale vangsten de EU binnen te brengen en helpt in de strijd tegen illegale visserij.
Europese regels voor ernstige inbreuken: Per 10 januari 2026 wordt Europees bepaald welke inbreuken op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) als ernstig moeten worden beschouwd. Hiermee gaan alle lidstaten dezelfde criteria gebruiken. Dit zorgt voor een gelijker speelveld. De Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020, op basis waarvan momenteel wordt bepaald welke inbreuken in Nederland als ernstig beschouwd worden, zal hiermee komen te vervallen.
De bestuurlijke boetes gaan veranderen: Vanaf 2026 wordt het economisch verkregen voordeel en de waarde van visserijproducten die ten gevolge van het plegen van ernstige inbreuken worden verkregen meegewogen in het boetebedrag. Hiermee wordt naast een punitieve sanctie ook het voordeel dat iemand door de overtreding heeft gekregen weggenomen. Dit maakt het systeem eerlijker en duidelijker.
Registratieplicht voor recreatieve vissers en hun vangsten: Per 10 januari 2026 moeten sport- en recreatieve vissers die in de kustwateren vissen zichzelf registreren en hun vangsten melden via een mobiele applicatie. Deze maatregel heeft als doel om meer inzicht te krijgen in de visserijactiviteiten van sport- en recreatieve vissers. In de binnenwateren blijft het systeem van de vispas gelden.
Naast de wijzigingen die voortvloeien uit de herziene CoVo gaat de verplichting tot cameratoezicht bij pelagische aanlandingen gelden op basis van Verordening (EU) 2024/2594 (NEAFC-Verordening). Dit houdt in dat het toezicht op de aanlandingen en wegingen van een aantal bevroren pelagische visserijproducten (haring, makreel, horstmakreel en blauwe wijting) door middel van camera- en sensortechnologie wordt vormgegeven. De verplichting gaat alleen gelden voor aanlandingen waarbij in een keer meer dan 10 ton wordt aangeland in havens waar jaarlijks meer dan 3000 ton wordt aangeland. Ik werk bij de implementatie nauw samen met de Nederlandse reders om deze verplichting zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de praktijk.
Naast de wijzigingen uit de herziene CoVo die per 10 januari 2026 in werking treden zullen er per 10 januari 2027 nieuwe regels gaan gelden voor de weging van visserijproducten. Hiervoor wordt momenteel door de Europese Commissie in samenwerking met de lidstaten gewerkt aan een uitvoeringsverordening. Daarnaast heeft de Europese Commissie aangegeven in 2026 te willen starten met de technische uitwerking van de verplichtingen die per 10 januari 2028 gaan gelden, zoals cameratoezicht aan boord (REM/CCTV) en de continumeting van motorvermogen. In alle gesprekken zet ik mij in voor handhaafbare, uitvoerbare en proportionele wet- en regelgeving die zoveel mogelijk aansluit bij de Nederlandse situatie. Hierover ben ik ook in gesprek met de visserijsector, zodat ik die inbreng over de visserijpraktijk ook in de gesprekken in Europa kan betrekken.
Op de website van de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zal alle informatie over de wijzigingen beschikbaar worden gemaakt. Ook zullen de vissers in december worden geïnformeerd middels een advertentie in Visserijnieuws en via het reguliere informatiebulletin van RVO.
Ik ben mij bewust dat de wijzigingen uit de herziene CoVo grote invloed hebben op visserijbedrijven en de werkwijzen van vissers. De nieuwe regels moeten zorgen voor een eerlijkere visserij waarbij het gelijke speelveld tussen de lidstaten verder wordt versterkt. Hierbij steun ik de inzet van de Europese commissaris voor Visserij en Oceanen om de administratieve lasten van de visserijsector te verlichten. Ook in de onderhandelingen in het kader van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen onder de CoVo moet hier aandacht voor blijven en daarom blijf ik dit tijdens deze gesprekken onder de aandacht brengen. Om vissers aanvullend bij de opgave te ondersteunen ben ik voornemens om de mogelijkheden in het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF) te benutten door de komende tijd te werken aan een brede investeringsregeling voor de aanschaf en installatie van controlemaatregelen, zoals het cameratoezicht aan boord en de continumeting van motorvermogen. Hierbij betrek ik de sector. Ik kan op dit moment nog niet aangeven wat de omvang van deze regeling zal zijn. Ik zet mij in om de regeling uiterlijk in de zomer van 2027 open te stellen, zodat vissers voldoende tijd hebben om per 10 januari 2028 aan de Europese verplichtingen te kunnen voldoen.
De nearshore kweeklocaties
Op 16 oktober 2024 is de motie-Boomsma aangenomen (Kamerstuk 36
600 XIV, nr. 26) betreffende een tweetal tijdelijke
demonstratieprojecten voor schelpdierkweek in de Noordzeekustzone in
zandwinlocaties die niet in gebruik zijn. De schelpdiersector kan een
plan van aanpak opstellen en een vergunning aanvragen voor een
experiment met schelpdierkweek in de Noordzeekustzone bij
Rijkswaterstaat (RWS). Er hebben verkennende gesprekken plaatsgevonden
tussen de schelpdiersector en RWS maar er zijn nog geen nieuwe
experimenten met schelpdierkweek in de Noordzeekustzone opgestart.
In het huidige Programma Noordzee is vastgelegd dat langdurige projecten kunnen plaatsvinden in de daarvoor gereserveerde ruimte binnen de windparken op zee. In de ruimte buiten de windparken, waaronder de Noordzeekustzone, kunnen nu alleen kortdurende en kleinschalige projecten plaatsvinden.
Momenteel bezie ik in samenwerking met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en met Rijkswaterstaat (RWS) de mogelijkheden om locaties in de Noordzeekustzone te identificeren die wellicht geschikt zijn voor experimenten met schelpdierkweek. De schelpdiersector heeft hiervoor gegevens aangeleverd die worden meegenomen in deze verkennende analyse.
Vanwege de drukte in de Noordzeekustzone is het van belang dat er
naast zandwinning rekening wordt gehouden met andere vormen van gebruik
zoals scheepvaart, energie-infrastructuur en andere vormen van visserij.
Bovendien moeten ook de hydrodynamische en bathymetrische omstandigheden
zoals stroomsnelheid en waterdiepte en ecologische aspecten en
scheepvaartveiligheid in acht worden genomen. Deze wijken namelijk af
van de omstandigheden in de watergebieden waar nu al schelpdierkweek
plaatsvindt (in de Zeeuwse deltawateren en de Waddenzee).
Ik zal de Tweede Kamer op de hoogte houden van de uitkomsten van
genoemde verkennende analyse.
De uitvoeringsagenda Voedsel uit zee en grote wateren
In maart 2024 is de visie op Voedsel uit Zee en Grote Wateren
toegestuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1624). Om te
werken aan het toekomstbeeld zoals dat is geformuleerd in de visie is in
vervolg hierop afgelopen maart onder leiding van oud Tweede Kamerlid de
heer Bisschop een werktafel ingericht, waaraan de Visie op voedsel uit
zee en grote wateren wordt uitgewerkt tot een uitvoeringsagenda. Aan de
werktafel nemen vertegenwoordigers uit de visserij- en
aquacultuursector, de visserijketen, het Bestuurlijk Platform Visserij,
natuurorganisaties en LVVN deel. LVVN voert tevens het secretariaat van
de werktafel. Door de deelnemers zijn onder vier verschillende thema’s
(voedsel, ruimte, ondernemerschap en beheer), ongeveer 50 acties
geformuleerd. Dit zijn deels lopende en reeds geplande acties, en deels
nieuwe acties, die zijn ontstaan in samenwerking tussen de verschillende
partijen aan de werktafel. De bestaande of al geplande acties worden al
opgepakt in bestaande kaders of projecten en dragen bij aan de doelen
uit de visie. Voor de nieuwe acties zal per actie worden bezien in welk
gremium deze het meest effectief kan worden opgepakt.
Momenteel wordt gewerkt aan de afronding van het concept van de uitvoeringsagenda. Vervolgens zullen de achterbannen en bestuurders van de aan de werktafel deelnemende partijen worden geconsulteerd. Hier zullen we de tijd voor nemen om het draagvlak voor de agenda bij alle betrokkenen te waarborgen. Wanneer de terugkoppeling van deze consultaties is verwerkt tot een definitief eindproduct, zal dat met de Tweede Kamer gedeeld worden. Verwacht wordt dat het gehele proces van het opstellen van de uitvoeringsagenda afgerond zal worden in het voorjaar van 2026.
Eerder heb ik aangegeven ernaar te streven de uitvoeringsagenda medio 2025 aan de Tweede Kamer te willen sturen. Deze termijn is niet haalbaar gebleken. De zorgvuldigheid, de afstemming met alle betrokkenen en het draagvlak voor de uitvoeringsagenda is van groot belang voor het slagen van de acties die daarin worden opgenomen en die bijdragen aan het verduurzamen van de voedselproductie op zee. Het vraagt tijd om het draagvlak te behouden en zorgvuldigheid te betrachten. Overigens hebben de andere deelnemers en ik aan de werktafel al acties in gang gezet, dus er gaat geen tijd verloren om de visie tot uitvoering te brengen.
Tijdens het gehele proces is de samenwerking aan een duurzame en robuuste voedselwinning uit zee aan de werktafel een sterke drijfveer geweest. De acties zijn in gezamenlijkheid opgesteld en met een groot deel van de acties zullen meerdere betrokken partijen samen aan de slag gaan om deze ten uitvoering te brengen.
Visie garnalenvisserij
De garnalenvisserij is een visserij die Nederland al generaties
lang voorziet van een lokaal gevangen voedselproduct. Het is een
visserij waarop lokale gemeenschappen bouwen, die bij Nederland hoort en
die behouden dient te blijven. Met de Visie Voedsel uit zee en grote
wateren heeft het Kabinet in 2024 het maatschappelijk belang van
voedselwinning op zee benadrukt. Ook waar het de garnalenvisserij
betreft, streef ik naar een robuuste visserij die een regionaal, gezond
en duurzaam product levert. De garnalenvisserij kent de laatste decennia
echter grote uitdagingen en dat creëert onzekerheid voor deze
sector.
Ik werk dan ook in samenspraak met alle betrokken partijen aan een toekomstvisie die langjarig economisch perspectief aan de sector moet bieden, maar die ook borgt dat garnalenvisserij plaatsvindt binnen de draagkracht van het ecologisch systeem en dat er voor alle betrokken partijen – vissers, handelspartners en natuurorganisaties – zekerheid komt over de manier waarop garnalenvisserij duurzaam en met vertrouwen in de toekomst voortgezet kan worden. Dat wil ik zorgvuldig doen in samenspraak met betrokkenen en dat kost tijd.
Een aantal stappen heb ik reeds gezet om garnalenvissers weer toekomstperspectief te bieden. Zo heb ik in juni dit jaar een natuurvergunning verleend aan de garnalenvissers. Deze vergunning geldt voor Natura 2000-gebieden en heeft een duur van 20,5 jaar. Elke zes jaar is er een evaluatiemoment om te toetsen of de voorwaarden waaronder garnalenvisserij kan plaatsvinden in Natura 2000-gebieden dienen te worden aangescherpt. Met deze langjarige vergunning krijgen vissers het perspectief dat nodig is om te kunnen investeren in verduurzaming en innovatie. De vergunning ligt momenteel voor in beroep en de rechter moet de vergunning nog bestendigen.
Daarnaast staat sinds november de vrijwillige saneringsregeling voor garnalenvissers open. Vissers die behoefte hebben om hun bedrijf te beëindigen, krijgen met de saneringsregeling die mogelijkheid. Daarmee wordt er ook ruimte gecreëerd voor de garnalenvissers die graag doorvissen en krijgt de vloot de lucht die het nodig heeft om zich duurzaam verder te ontwikkelen.
Herziening contingentenselsel
In 2022 is de herziening van het contingentenstelsel aangekondigd, onder andere met het oog op het juridisch robuust maken van het stelsel (Kamerstuk 21501-32 nr. 1455). De aankondiging riep vragen op vanuit de Kamer over de betrokkenheid van de sector bij de herziening, onzekerheid rondom beleid en inkomen en het stimuleren van duurzaam vissen. In 2024 heeft mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en het proces van de herziening (Kamerstuk 29675, nr. 230). Bij de aanpak van de herziening bleek dat er grote zorgen waren bij de sector over de omvang van de herziening. Ik vind het daarom belangrijk om meer duidelijkheid te bieden over de omvang van de herziening. De herziening zal zich richten op mogelijkheden om startende vissers in aanmerking te laten komen voor toedeling van contingenten, beperking van het aanhouden van contingenten door niet-actieve vissers, inzet van contingenten als extra stimulans om activiteiten te verduurzamen, en het transparant maken van vraag en aanbod van contingenten. Bij de uitwerking hiervan is het belangrijk dat mogelijkheden voor verduurzaming voor alle vissers toegankelijk zijn en het stelsel voldoende flexibel blijft om incidentele bedrijfssituaties op te vangen. Het huidige stelsel van verhandelbare contingenten blijf bestaan. Tegelijkertijd is het de bedoeling om bestaande uitvoeringsproblemen aan te pakken. Deze brengen in toenemende mate uitvoeringshandelingen en daarmee hogere uitvoeringskosten, meer administratieve lasten voor de sector en juridische procedures met zich mee.
Met deze scopeafbakening vervolg ik het proces voor de herziening van het contingentenstelsel, waarin ik samen met de stakeholders uitwerking geef aan de herziening.
Aanpassing van de huurprijssystematiek van
oesterpercelen
Vanuit de oestersector is in 2024 het signaal gegeven dat de
situatie rondom de kweek van oesters in de Grevelingen de afgelopen
jaren aanzienlijk is verslechterd. Naar aanleiding van deze signalen heb
ik door een externe accountant een onderzoek laten uitvoeren om deze
situatie in kaart te brengen. In dit onderzoek is bij een representatief
aantal oesterkweekbedrijven in zowel de Grevelingen als de Oosterschelde
gekeken naar het totaal aantal gekweekte oesters per hectare. Met de
resultaten uit dit onderzoek heb ik beoordeeld of aanpassing van de
huidige huurprijssystematiek legitiem is. Op basis van de uitkomsten
blijkt dat de situatie in de Grevelingen inderdaad de afgelopen jaren.
aanzienlijk verslechterd is. Daarom zal ik de huurprijs van
oesterpercelen in de Grevelingen verlagen voor de periode vanaf de
huidige huurperiode, die 1 mei 2024 is ingegaan. Met deze maatregel wil
ik de financiële druk verminderen en verdere verslechtering in de sector
te voorkomen.
Uit het onderzoek blijkt ook dat de resultaten in de Oosterschelde de afgelopen jaren zijn verbeterd. Met de resultaten uit het onderzoek zorgt dit, volgens de huurprijssystematiek, voor een verhoging van de huurprijs. Deze verhoogde huurprijs zal worden gehanteerd vanaf de eerstvolgende huurperiode, die 1 mei 2027 ingaat.
Voortgangsrapportage Mosselconvenant
In het kader van de transitie van de mosselvisserij in de Waddenzee is
de Tweede Kamer op 7 december 2020 geïnformeerd over de nieuwe
aanvullende afspraken die de mosselsector, de natuurorganisaties en het
ministerie van LVVN hebben gemaakt tot 2029 over de ambitie uiteindelijk
de traditionele bodemvisserij op mosselzaad in de Waddenzee te
beëindigen (Kamerstuk 29675, nr. 197). Over de voortgang van de
uitvoering van dit convenant vindt rapportage plaats, die ik de Tweede
Kamer hierbij toezend. Belangrijke resultaten uit deze rapportage zijn
dat er opnieuw meer mosselzaad aan touwen is gekweekt en er meer
wadbodem is gevrijwaard van mosselzaadvisserij. De vierde sluitingsstap,
te weten 50% van de meest kansrijke gebieden voor het ontstaan van
mosselbanken in 2022, kon echter niet worden bekrachtigd. Achteraf bleek
er onvoldoende ruimte beschikbaar voor het plaatsen van nieuwe
mosselzaadinvangstinstallaties (mzi’s) in de Waddenzee. Dit werd
veroorzaakt als onverwacht gevolg van de uitwerking van de
Omgevingsverordening van de gemeente Texel, die mede gericht is op de
bescherming van archeologische bodemschatten. Deze ontwikkeling was niet
bekend op het moment van overeenkomen van de aanvullende afspraken in
2020.
In gezamenlijkheid met de convenantspartijen wordt nu gezocht naar alternatieve mzi-locaties. Het in beeld brengen en het ontwikkelen van deze locaties kost tijd. De geplande vijfde sluitingsstap naar 65% gesloten gebied in 2026 vraagt dan ook het uiterste van partijen om deze afspraak nog gestand te kunnen doen. Ik waardeer de bereidwilligheid van de mosselsector dat zij in ieder geval zal trachten om de 50% gebiedssluiting, waar mogelijk vrijwillig te respecteren.
De gekozen aanpak in de transitie werkt. Meer dan 80% van de meerjarige sublitorale mosselbanken in de Waddenzee zijn gelegen in de voor de visserij gesloten gebieden. Voor het beoogde bredere natuurherstel van de Waddenzee is dit echter nog onvoldoende en zijn de maatschappelijke partijen van mening dat een betekenisvolle inzet op het natuurherstel van de Waddenzee nog steeds hard nodig is. Voorts zijn de kosten van de transitie hoog, waardoor de mosselsector voldoende bedrijfsresultaat nodig heeft om de transitieafspraken gestand te doen. Om beter zicht te krijgen op de economische impact en draagvlak van de afspraken zal Wageningen Economic Research (WeCR) hiertoe in 2025/2026 een economische forecast opstellen.
Verbod op het levend koken van krabben en kreeften
Het afgelopen jaar heb ik gewerkt aan een verkenning voor het
verbod op het levend koken van krabben en kreeften, zoals aangekondigd
in mijn brief van 15 januari 2025 over de aangenomen motie over dit
onderwerp (Kamerstuk 28286, nr. 1377). De motie (Kamerstuk 28286, nr.
1362) vraagt dit verbod in te stellen binnen vier jaar. De verkenning
heeft als doel om in beeld te brengen hoe dit verbod het beste
vormgegeven kan worden. Het gaat daarbij zowel om de vormgeving van
regelgeving als om de praktische toepasbaarheid voor de
horecasector.
Momenteel werk ik verder aan de voorbereiding van de wijziging van de regelgeving voor het verbod op het levend koken van krabben en kreeften. Dit traject vergt de nodige tijd. Ten aanzien van de praktische toepasbaarheid voor de horecasector voer ik onder andere gesprekken met wetenschappelijke experts en Koninklijke Horeca Nederland. Ook zoek ik aansluiting bij methodes zoals die in een aantal andere Europese landen worden toegepast. De uitkomsten hiervan zullen moeten leiden tot afspraken over alternatieve methoden die toepasbaar zijn in de horecakeukens.
Ik zet beide trajecten in 2026 voort en mijn inzet is er nog steeds op gericht het verbod in 2026 van kracht te laten gaan. Zie ook de beantwoording van Kamervragen (Aanhangsel van de handelingen, vergaderjaar 2025-2026, nr. 180).
Jean Rummenie
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006, herzien door Verordening (EU) 2023/2842 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2017/2403 en (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontrole.↩︎