[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Conceptverslag Online fraude

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2025D53938, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-22 16:20, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer, Onlinefraude

VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 17 december 2025 overleg gevoerd met de heer Van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 december 2025 inzake doorontwikkeling plan van aanpak onlinefraude (29911, nr. 490).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Ellian

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
Brood

Voorzitter: Mutluer
Griffier: Van Tilburg

Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Michon-Derkzen, Mutluer en Straatman,

en de heer Van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.16 uur.

De voorzitter:
Lieve mensen die online, digitaal, maar ook hier fysiek op de publieke tribune aanwezig zijn: we gaan beginnen met het commissiedebat Onlinefraude. Ik heb begrepen dat ik dit debat vandaag mag voorzitten, waarvoor dank. Ik wil met name minister Van Oosten en zijn medewerker, die hier ook zit, welkom heten. Welkom aan de VVD en het CDA. We hebben maar drie minuten spreektijd. Aangezien we hier met drie sprekers zitten — ik wil straks namelijk ook het woord nemen — zal ik iets coulanter zijn qua spreektijd. Ik denk namelijk dat dit onderwerp de nodige aandacht verdient.

Ik wil gelijk starten met de eerste woordvoerder. Dat is collega Michon-Derkzen van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank, voorzitter. Het is fijn dat we hier toch, met kerst al in het vooruitzicht, vandaag over dit belangrijke onderwerp kunnen spreken. Onlinefraude bespreken we namelijk niet voor het eerst. Het komt al een aantal maal terug. Wat ik daar vervelend aan vind — laat ik dat maar gelijk zeggen — is dat onze vragen daarmee eigenlijk ook terugkomen. Ik wil dat maar gelijk bij de minister aangeven. In november '24 is er een motie van mij aangenomen die oproept om de integrale aanpak, die altijd publiek-privaat is als het over onlinefraude gaat, door te ontwikkelen. De motie vraagt om te kijken naar de doorontwikkeling van de Fraudehelpdesk, naar hoe we de slachtoffers beter kunnen ondersteunen en naar hoe we de informatie kunnen delen tussen de ketenpartners.

Iedereen was het daarmee eens, dus de motie werd aangenomen. We zien daar vervolgens weinig van terug. We hebben hier met voormalig collega Six-Dijkstra ook een kennisthema van gemaakt. We hebben hier een goede rondetafel over gehad. We werden daardoor, eigenlijk dus door dezelfde agenda, weer gesterkt om het vooral voort te zetten. Vervolgens krijgen we van de minister een brief die gewoon teleurstelt. Ik kan het ook niet mooier maken. Er is voor de integrale aanpak weliswaar meer dan 8 ton beschikbaar gesteld, maar de Fraudehelpdesk moet hopen dat er volgend jaar vanuit een Europees potje een subsidie komt. Ik zie de hele doorontwikkeling van die Fraudehulpdesk daar dus niet in terugkomen.

Voorzitter. Waarom is dat nou belangrijk? Waarom maak ik me hier toch boos over? Het gaat erom dat er naar schatting per jaar 1,4 miljoen slachtoffers van onlinefraude te detecteren zijn. Het is daarbij zeer de vraag of de aangifte wel voldoende is, of dat er meer gemeld moet worden. Het overkomt steeds meer mensen. Er zit natuurlijk ook enorme verlegenheid bij de slachtoffers, omdat ze denken dat ze misschien wel iets stoms hebben gedaan en zich beter hadden moeten wapenen. Je moet je door alles wat er op ons afkomt door AI altijd beter wapenen, maar het is een gegeven dat we naar alleen maar meer slachtoffers toe gaan. Dat is waarom ik het zo belangrijk vind dat we dat integrale plan in een publiek-private samenwerking echt oppakken. Ik lees in de brief van de minister dat er een hoop overleg plaatsvindt. Dat is altijd goed, want je moet elkaar kennen. Maar ik wil gewoon een heldere doelstelling. Waar blijft nu die wetgevingsagenda die nodig is om die gegevens te delen tussen publieke partners, maar zeker publiek-private partners?

Voorzitter. De Fraudehelpdesk heeft nu de vorm van een stichting. Het is een private stichting. De minister zegt dat hij daar een bijdrage aan betaalt, maar dat het ook prima zou kunnen dat bedrijven dat zouden doen. Dat hoeft niet, zegt de minister, maar het kan wel. Ik vind die vrijblijvendheid eigenlijk geen recht doen aan de importantie van het onderwerp. De Fraudehelpdesk zegt zelf dat ze 1,5 miljoen nodig hebben om hun kerntaken te kunnen blijven uitvoeren. Dan kunnen ze de capaciteitsproblemen oplossen en een volwaardige rol spelen binnen de opbouw van de kennis.

Je ziet ook in andere landen — ik noemde het VK en Australië — dat ze één landelijk meldpunt hebben voor slachtoffers. Ze hebben daar een permanente gecoördineerde voorlichting en grensoverschrijdende traceerbaarheid van fraude. Hoe inspireren die voorbeelden uit het VK en Australië deze minister? Gaan wij daar ook naartoe, of zegt de minister — het is denk ik goed om dat vandaag helder te hebben — dat hij het allemaal prachtig vindt, maar dat dat hier ammenooitniet gaat gebeuren? Dat zou ik dan ontzettend zonde vinden.

Voorzitter, ik weet niet zo goed hoe ik in mijn tijd zit, maar er is één ding dat ik nog specifiek onder de aandacht wil brengen. Dat zijn de senioren. Senioren zijn natuurlijk bij uitstek ook … Iedereen overkomt het, maar zeker ook senioren, laat ik het zo zeggen. Wat doen we eigenlijk nog meer aan echt doelgroepbeleid om ook deze groep te informeren en ervoor te zorgen dat het die mensen minder overkomt? Daar laat ik het bij in de eerste termijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik gaf al aan dat ik vandaag wat coulanter ben, gezien het feit dat we maar met zijn drieën zijn. Als er geen andere interrupties zijn, geef ik het woord aan mevrouw Straatman van het CDA. Aan u het woord.

Mevrouw Straatman (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Onlinefraude blijft explosief stijgen en is inmiddels de meest voorkomende vorm van criminaliteit in Nederland. De fraude raakt meer dan alleen de digitale portemonnee. Bovendien tast deze fraude het vertrouwen aan in het digitale domein, in het betalingsverkeer en misschien wel het meest in jezelf en in je relatie tot de ander. Kan ik dit telefoontje of mailtje wel vertrouwen? Is dit wel echt? Het CDA vindt de inzet van het kabinet op een doorontwikkeling van de integrale aanpak van fraude in beginsel positief. Het is mooi om te zien dat zo veel publieke en private partijen vrijwillig verantwoordelijkheid nemen voor de beveiliging van het digitale domein. Maar, zeg ik erbij, tegelijkertijd is de aanpak nog te vrijblijvend, te versnipperd en onvoldoende structureel verankerd. Ik focus vandaag op drie punten, allereerst op de regie vanuit het ministerie van Justitie, ten tweede op de goede gegevensdeling en ten derde op de noodzaak voor een centraal registratiepunt.

Ik begin met de regie. De minister schrijft dat de regierol van het ministerie van Justitie en Veiligheid zich zal richten op voortgangsmonitoring, bestuurlijke inbedding en bestuurlijke verbreding, maar hoe ziet de minister zijn regierol in het kader van de preventieaanpak? Kan hij ook regie nemen op structurele landelijke consumentenvoorlichting? Hoe kijkt de minister aan tegen de effecten die het verplicht verhalen door banken in de UK heeft op de terugdringing van fraude? Welke regierol ziet de minister voor zichzelf in het verbreden van de bestaande coulanceregeling van banken? In het kader van bestuurlijke verbreding is de roep om ook socialemediaplatformen en onlinemarkten hun verantwoordelijkheid te laten nemen heel luid. Op welke manier wil de minister zijn regierol pakken om socialmediaplatforms aan tafel te krijgen? Kan hij hen verplichten om nepaccounts, nepadvertenties en misleidende berichten actief te weren?

Voorzitter. Dan kom ik op het belang van gegevensdeling. De boodschap aan de rondetafel kon niet duidelijker: gebrekkige gegevensdeling is de grootste rem op effectieve fraudebestrijding. De AVG is te beperkend. Althans, die wordt als te beperkend ervaren. Het is niet de eerste keer dat we dit horen. Juridische onduidelijkheid kunnen we ons niet langer permitteren, want die belemmert ook het debat over een eventuele hervorming van de AVG zelf. Want wat kan er nou eigenlijk precies wel binnen de huidige kaders? De AP kwam met een uitgestoken hand om juridische onduidelijkheid op te helderen. In aanvulling op de vragen van mevrouw Michon-Derkzen over het wettelijke kader vraag ik hoe de minister zijn regierol pakt om aan publieke en private partners binnen de integrale aanpak duidelijk te maken wat binnen de huidige juridische kaders wel kan en hoe de minister hierin een rol voor de AP ziet.

Tot slot kom ik op het centrale meldpunt.

De voorzitter:
Voordat u het een en ander over het centrale meldpunt gaat zeggen, heeft u een interruptie van collega Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat zijn hele interessante punten van mijn collega van het CDA. Op het ministerie is nu een Taskforce Gegevensdeling in het leven geroepen. Die zit met name in die ondermijningshoek, waar ook allerlei vraagstukken zijn over wat je nou mag delen. Maar zou mevrouw Straatman er net als ik iets voor voelen om deze taskforce ook in te zetten om in ieder geval voor de korte termijn duidelijkheid te krijgen over de kaders rond gegevensdeling? Zouden we zo wat helderheid kunnen verschaffen in die mist bij allerlei partners?

Mevrouw Straatman (CDA):
Ik vind dat een heel interessant voorstel. Ik ben nieuw, dus ik ben niet bij de rondetafel geweest. Maar het is, denk ik, een heel duidelijk signaal dat er hier, maar ook op andere terreinen, heel veel onduidelijkheid is over wat er wel en niet kan binnen de AVG. Mijn indruk is dat er meer kan dan men op dit moment denkt, dus dat er heel veel handelingsverlegenheid is. Ik denk dat we twee stappen moeten zetten: allereerst kijken wat er wel kan en hoe we zowel publieke als private partners kunnen helpen om die handelingsverlegenheid weg te nemen. Ik denk dat het vervolgens belangrijk is om het gesprek te voeren of er dan nog punten zijn waarin die AVG daadwerkelijk te beperkend is. Uiteindelijk is het namelijk een belangenafweging tussen aan de ene kant privacy, wat een belangrijk recht is, en aan de andere kant fraudebestrijding en andere belangen in bijvoorbeeld de opsporing. Als je ziet hoe groot het probleem van onlinefraude is, dan is dat wat het CDA betreft ook een belang dat zeer zwaarwegend is. Ik denk dus dat we die twee stappen moeten zetten. Als een taskforce kan helpen in de eerste fase, dan vinden we dat een heel interessant punt.

Voorzitter. Dan ga ik verder met het centraal meldpunt, want ook deze week kopte de NRC opnieuw dat bekende beleggingsfraude slechts een topje van de ijsberg is. Door versnippering is de omvang echter onvoldoende in beeld en is hulp aan slachtoffers onnodig complex. Er is grote behoefte aan één centraal registratiepunt. Ik denk dat de Fraudehelpdesk daarin een hele mooie rol zou kunnen vervullen. Dat doet de desk voor een groot deel al. Mijn vraag is welke stappen de minister hierin zet om toe te werken naar echt één centraal registratiepunt. Dat helpt namelijk ook voor de monitoring en voor het overzicht.

Tot slot, voorzitter. Onlinefraude is uitgegroeid tot een vorm van criminaliteit die de samenleving ondermijnt. Het CDA vraagt de minister om een duurzame aanpak die past bij de omvang van het probleem.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan vraag ik mevrouw Michon-Derkzen om het voorzitterschap over te nemen, zodat zij mij het woord kan geven.

Voorzitter: Michon-Derkzen

De voorzitter:
Hierbij gaan we luisteren naar mevrouw Mutluer namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank. Ook ik vind het heel ernstig om te zien dat onlinefraude inmiddels een van de grootste veiligheidsproblemen van ons land is. Het werd al genoemd: 1,4 miljoen Nederlanders waren in 2024 slachtoffer van onlinefraude. Ik durf te stellen dat dat aantal dit jaar nog groter is, zeker als ik de recente berichten van de NOS zie. Ik schrik overigens ook van het gegeven dat het met name om jongeren gaat, die niet immuun blijken te zijn voor onlinefraude. Het kan dus iedereen overkomen: ouderen en jongeren, digitaal vaardig of niet. De schade gaat veel verder dan alleen geld. Schaamte, zelfverwijt en met name verlies van vertrouwen blijven vaak lang doorwerken.

Ik vond het rondetafelgesprek dat we hier recent hadden ontzettend goed. Wat mij met name duidelijk werd tijdens dat gesprek, hoe pijnlijk ook, was dat niemand van de partners eigenlijk het totaaloverzicht heeft. Fraude begint vaak op social media, op TikTok, op Facebook. Het verplaatst zich via telecom, via appjes die je krijgt. Het loopt door banken en soms via cryptoplatforms. Iedere schakel ziet in mijn beleving maar een deel. Daardoor raakt de kennis versnipperd en dreigt de overheid de grip te verliezen. Tegelijkertijd zie ik ook dat we een strafrechtketen hebben die simpelweg het een en ander niet kan bijbenen. De capaciteit is er niet. Er worden 7.000 zaken afgehandeld. Dat is niks, als je weet dat het om miljoenen slachtoffers gaat en dat het probleem zich op massale schaal afspeelt.

Er gebeurt wel wat. Laten we dat ook erkennen. Sinds 2022 is er de integrale aanpak onlinefraude, waarin publiek-private partijen samenwerken. Maar ik zie ook een voortgangsrapportage waarin zichtbaar wordt dat het een en ander wringt. Interventies komen traag van de grond. Gegevensdeling blijft achter. Met name de structurele samenwerking blijft te vrijblijvend. Doelen zijn niet gehaald, maar zijn doorgeschoven. Ik wil dus aan de minister vragen hoe hij deze knelpunten daadwerkelijk gaat doorbreken, zeker als hij van mening is dat onlinefraude een high-impact crime is. Daarom de volgende vragen. Is hij bereid om met banken en online platforms te spreken over verantwoordelijkheid en om ze medeverantwoordelijk te maken als zij onvoldoende doen aan preventie? Collega Michon-Derkzen gaf al aan dat ze dit in andere landen op een hele succesvolle wijze doen. Zou de minister willen toewerken naar bindende afspraken waarin de verantwoordelijkheid in de keten ook echt wordt genomen?

Verder werd de Taskforce Gegevensdeling al genoemd. Ik vond zelf de National Regulatory Sandbox wel interessant. Dat is een soort testomgeving die in andere landen wordt gebruikt zodat publiek-private partijen AVG-proof kunnen samenwerken. Dat vond ik zelf ook een hele interessante. Je zou wat mij betreft een pilot kunnen draaien om te zien of dat werkt, uiteraard wel binnen de kaders van de AVG.

Minstens zo belangrijk vind ik de positie van slachtoffers. We kunnen het niet langer accepteren dat zij hun weg zelf moeten zoeken in een woud aan loketten. Uit onderzoek blijkt dat slechts 0,2% van de slachtoffers weet wat zij moeten doen om hun geld terug te krijgen. Dat zegt alles. Andere landen laten zien — dat kwam net ook aan bod — dat het werkt om één nationaal meld- en steunpunt te hebben. De Fraudehelpdesk is daarvoor de logische basis, maar juist daar staat de capaciteit al jaren enorm onder druk. Is de minister bereid om voor één duidelijk loket te kiezen, bijvoorbeeld de Fraudehelpdesk, maar die dan ook structureel te versterken? Wij begrepen dat er 1,5 miljoen nodig is om alles bij te benen. Is de minister bereid om daarnaast een publiekscampagne te starten? Via een motie hebben wij daar eerder om gevraagd, zodat mensen bewust zijn van wat hen kan overkomen.

Tot slot de geldezels. Het zijn vaak jongeren die door criminelen worden gebruikt en ingezet om dit soort zaken te doen. Ze worden gebruikt en ingezet om risico's af te schuiven, terwijl criminelen rijker worden en jongeren achterblijven met schulden, strafbladen en uitsluiting van het bancaire systeem. Het zijn vaak jongeren met een licht verstandelijke beperking. Dat moeten we niet laten gebeuren. De inkeerregeling, waarvoor ook een motie is aangenomen, moet in mijn beleving dus zo snel als mogelijk ingezet worden.

Dat was het.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan draag ik het voorzitterschap weer aan u over.

Voorzitter: Mutluer

De voorzitter:
Dan hebben we alle woordvoerders gehoord. Ik kijk even naar de minister. Hij heeft ongeveer twintig minuutjes nodig om alle vragen te beantwoorden, die volgens mij best eensgezind waren. Wij zien u over twintig minuten terug en beginnen dan om 10.50 uur. Redt u dat? Of 10.55 uur? Nee, 10.50 uur gaan we redden. Tot zo meteen. Ga lekker koffie halen!

De vergadering wordt van 10.32 uur tot 10.54 uur geschorst.

De voorzitter:
We gaan weer van start. Welkom, minister. Ik neem aan dat u een aantal mapjes heeft die u gaat doornemen met daarin alle vragen die zijn gesteld. Als u er klaar voor bent, wil ik u heel graag het woord geven om de vragen die zijn gesteld omtrent onlinefraude te beantwoorden. Aan u het woord.

Minister Van Oosten:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin dadelijk met een korte algemene spreektekst. Daarna pak ik uw vragen ten aanzien van de integrale aanpak mee. Daarna kom ik even specifiek terug op de Fraudehelpdesk en de fraudehub, dan op het thema gegevensdeling en ten slotte, specifiek voor de voorzitter, op de motie over de geldezelaanpak.

De voorzitter:
Ik stel voor dat we ongeveer vier vragen kunnen stellen aan de minister. Ik denk dat dat redelijk is. U kunt beginnen, minister.

Minister Van Oosten:
Voorzitter. Er is geen twijfel over: onlinefraude is, zoals u ook zelf heeft gememoreerd, een ernstig en omvangrijk maatschappelijk probleem. Het kent ook vele vormen. In 2024 zijn maar liefst 1,4 miljoen Nederlanders slachtoffer geworden van onlinefraude, met soms grote financiële en psychische schade tot gevolg. Dat is ook door deskundigen toegelicht in de rondetafel die u heeft georganiseerd. Van de zijde van het kabinet kan ik u vertellen dat er groot belang wordt gehecht aan de aanpak van onlinefraude. Daarom is er stevig geïnvesteerd in opsporing, voorlichting en preventie.

In 2023 is ook de integrale aanpak onlinefraude gestart. Dat is een publiek-private samenwerking onder regie van het ministerie van JenV. Die integrale aanpak zetten we voort. De doelstelling is om slachtofferschap te voorkomen. De inspanningen die door publieke en private partijen worden verricht, licht ik graag nader toe. Het kabinet investeert onder meer 52,6 miljoen euro per jaar in de versterking en intensivering van de opsporing van cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit. Denk dus aan onlinefraude. Er zijn voor de politie ook streefnormen opgenomen in de Veiligheidsagenda tot 2026; op enig moment is die natuurlijk weer aan herziening toe. Die normen halen we ruimschoots.

Maar de overheid kan het niet alleen, zou ik erbij willen zeggen. Burgers en bedrijven kunnen en moeten zelf ook veel aan preventie doen door het criminelen zo moeilijk mogelijk te maken. Om die bijdrage te verhogen, investeert het kabinet in publiekscampagnes om digitale misleiding te herkennen en weerbaarheid te vergroten. Ik mag u wijzen op de campagne "Laat je niet interneppen", die u ongetwijfeld allemaal kent. Daarnaast ontvangt de Fraudehelpdesk van het ministerie meer dan 1 miljoen euro subsidie per jaar voor hulp en voorlichting.

Ook bedrijven hebben een rol in het signaleren van fraude en het voorkomen ervan. Wat dat betreft ben ik ook verheugd dat VNO-NCW, MKB-Nederland, Thuiswinkel.org en de Nederlandse Vereniging van Banken heel actief betrokken zijn bij deze integrale aanpak. Banken, webwinkels, socialemediaplatforms, telecombedrijven et cetera kunnen met het implementeren van barrières en voorlichting aan klanten een effectieve bijdrage leveren aan het voorkomen van slachtofferschap. Binnen de integrale aanpak worden die effectieve barrières en interventies ook ontwikkeld.

Het is ongelofelijk belangrijk dat we het zicht op de aard en omvang van onlinefraude verder versterken. Daarom wordt nu in opdracht van het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de aard en omvang daarvan. Er is ook een dashboard ontwikkeld, met de titel Zicht op Online Criminaliteit, waar inzichten worden gegeven en waar onder meer lokale overheden worden geholpen om gerichte preventieve maatregelen te treffen.

Ten slotte in het algemene deel nog ten aanzien van gegevensdeling. Het kunnen delen van gegevens over modus operandi en eventueel ook van daders is van belang om effectief fraude te bestrijden. Die discussie is overigens jaren eerder ook gevoerd in de Kamer. Ik herinner me dat ik dat zelf ook deed aan de hand van de input van de Fraudehelpdesk. Die heeft daar altijd een heel stimulerende rol in gespeeld, wat zo te zien zeker niet veranderd is, en moedigt Kamerleden daar ook op aan. Dat is ook terecht, maar het is nog niet zo gemakkelijk gedaan. Daar kom ik dadelijk nog op terug, want het is wel goed om op enig moment te markeren welke stap we nou gaan zetten of juist niet.

Dan ga ik door naar de specifieke vragen. Ik praat gewoon door, voorzitter, tot u mij een halt toeroept.

Voorzitter, ik begin bij u, want u stelde onder meer de vraag hoe knelpunten worden doorbroken in het kader van de integrale aanpak. Terecht wijst uw Kamer erop dat de bestaande knelpunten op het gebied van interventies bij onlinefraude maar traag worden opgelost. Dat is ook niet verwonderlijk, want er zijn eigenlijk geen wettelijke plichten. Dat is een beetje het probleem. We doen het goeddeels op basis van vrijwilligheid. Dat kun je ook veranderen, maar dan moet je dat wel bewust doen. Nu doen we het op basis van vrijwilligheid. In het plan van aanpak voor de doorontwikkeling hebben we ons niet voor niets voorgenomen om de aandacht op implementatie te richten. Dat beschouw ik ook als een regierol van JenV. In de reguliere voortgangsrapportages wordt u daarover nader geïnformeerd. Overigens kom ik later nog op dit punt terug. Ik kondig dit alvast aan, maar ik laat het aan u.

De voorzitter:
Ik ga niet constant aan mevrouw Michon-Derkzen vragen om voor te zitten, dus stel ik gewoon mijn vraag. Hoe ziet de minister de wettelijke plicht voor zich, mocht het zover komen en vrijblijvendheid niet optimaal blijken te werken? Welke opties zijn er om het meer verplichtend te maken?

Minister Van Oosten:
Ik zal er dadelijk nog iets specifieker op terugkomen. In grote lijnen komt het er eigenlijk op neer dat ik vind dat u het recht hebt om op een aantal punten nader geïnformeerd te worden: waar staan we nou precies? Dan gaat het enerzijds om de financiën. Dat punt komt later terug. Het hangt er wel mee samen, want alles wat je doet kost geld. Daarnaast vind ik dat u een goed overzicht moet hebben van wat de AVG nu wel of niet aan belemmeringen oproept ten aanzien van de mogelijkheden. Ook daarvoor hebt u een document nodig om dat te kunnen overzien. Ten slotte heeft u — dat is een beetje het inspiratiedocument waar ik mevrouw Michon-Derkzen naar hoorde vragen en waar we het eerder ook al wel over hebben gehad — het crosssectorale onderzoek nodig. Er circuleren allerlei namen, maar ik noem het even zo. Het heet in de brieven enzovoorts weer anders, maar eigenlijk komt het erop neer dat je wilt kijken waar je meer uitwisseling mogelijk zou willen maken, al dan niet met een verplicht karakter. Dat hangt samen met wettelijke regie.

Dat verkennen we nu. Ik kom er zo nog even op terug. Ik wil dat u dat nog voor de zomer krijgt als dat mogelijk is. Dan kunt u nadenken of u dat ook wilt. Ik deed al de vooraankondiging dat niks voor niks is. U kunt dan ook nadenken over wat dat financieel eventueel betekent en ook of het u dat wetgevingstechnisch waard is, want het hangt natuurlijk wel altijd samen met het delen van gegevens. Mijn ervaring in de paar maanden dat ik minister ben leert wel dat de Kamer het heel kritisch benadert. Die nuance breng ik wel even aan. Dat gun ik u nu als antwoord, maar wellicht komt u er zo nog op terug als ik meer specifiek op die punten kom.

Over inspiratie vanuit andere landen heb ik al wat gezegd. Wij hebben contact met andere landen. We kijken nadrukkelijk naar organisaties in andere landen die bijdragen aan de bestrijding van onlinefraude. Daarom laten we nu ook uitvoerig onderzoek doen: hoe is dat geregeld in het Verenigd Koninkrijk en Australië? In de eerste helft van volgend jaar wil ik de volgende stap zetten om te bezien hoe we in de Nederlandse context toe zouden kunnen werken naar een organisatie die burgers, bedrijven en publieke en private partijen ondersteunt in de aanpak van onlinefraude. Althans, ik wil u laten zien wat daarin kan en of dat ook verantwoord is. Voor de zomer komend jaar lijkt mij een logisch moment. Als ik daarin te ambitieus ben, moet ik even een duw krijgen, want we moeten het wel kunnen opleveren.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg naar doelgroepgericht beleid, ook in het kader van de integrale aanpak. Ja, dat is cruciaal. Slachtofferpreventie hangt immers ook samen met een beetje nadenken over welke doelgroepen het nu betreft. Je moet nooit te veel generaliseren, maar een groep senioren zal misschien toch een andere benadering vragen dan de jongste mensen in onze samenleving die zich ook op het internet begeven. De afgelopen jaren zijn vanuit de City Deal Lokale Weerbaarheid Cybercrime verschillende projecten ontwikkeld om de weerbaarheid specifiek voor de doelgroepen jeugd en senioren te bevorderen. Die projecten zijn landelijk verspreid. Volgend jaar zetten we in op een verdere verspreiding daarvan, zodat gemeenten en lokale partners geholpen worden bij hun preventieve aanpak. Want ik weet ook uit eigen ervaring dat gemeenten en andere meer lokaal georiënteerde organisaties er veel aan gelegen is om de mensen die zij het beste kennen, die in hun eigen stad, hun eigen buurt wonen, daarvoor te waarschuwen en daarbij te helpen, al dan niet met lokaal gerichte media.

De regierol en het kader van preventie. Zoals gezegd, zijn er veel verschillende initiatieven om burgers bewust te maken van de maatregelen. Denk even aan de integrale aanpak met ketenpartners, het webinar over de bejegening van slachtoffers en het convenant Eerst checken dan klikken. Ik noem de maand van senioren en veiligheid met lokale preventiebijeenkomsten, wat ik persoonlijk een van de mooiste voorbeelden vind. Daarin worden senioren heel specifiek door hele land heen bijgepraat: wat tref je nu, aan word je misleid, hoe kan je in die val trappen? Er is ook nog Samen sterk tegen onlinefraude, dat bijvoorbeeld op de Senioren Expo in Veldhoven stond en ook een actieve rol had op de Huishoudbeurs in Amsterdam. Daar komen veel mensen en dat verhaal praat zich ook weer door. Het wordt afgedrukt in folders et cetera. Dat is heel belangrijk. Er is voorlichting op scholen door Halt en Laat je niet interneppen. Er zijn sessies met het bedrijfsleven. Dat is echter wel — dat gaf ik net al aan — goeddeels vrijwillig. U kunt zeggen: ik wil dat anders hebben. Ik ga u een document geven over hoe dat in andere landen geregeld is. Ik denk dat we dan echt een discussie met elkaar moeten hebben of je dat wel of niet een wenselijke ontwikkeling vindt.

Verantwoordelijkheid van banken als gaat om preventie en bindende verplichtingen hangt daar ook mee samen. Mevrouw Mutluer vraagt daarnaar. Regulier spreken we met de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken over wat we kunnen doen. Banken worden daar ook actief op aangesproken. Mijn ambtgenoot van Financiën is eerst verantwoordelijke daarbij en heeft ook zijn eigen routes naar de banken. De Nederlandsche Bank heeft ook een toezichtrol. Iedereen werkt wel samen in die integrale aanpak, wat contacten vergemakkelijkt. Ik wijs u op verplichtingen ten aanzien van het recente akkoord dat in Brussel is gesloten op de PSR3. Net had ik een document waarop stond waar PSR voor staat. Daar kom ik dadelijk even op terug. Wat was het ook alweer? Payment Services Regulations, hoor ik naast me. Dat is voor de luisteraar thuis. Wij zijn allemaal ingewijd natuurlijk, maar dan weet de luisteraar thuis ook waar het over gaat. Dat is in EU-verband, dat verplichtingen voor banken worden bepaald. Uw Kamer is deze week nog — ik denk dat dat in een andere commissie is — door mijn ambtgenoot van Financiën hierover geïnformeerd.

Dat was de integrale aanpak. Dan ga ik naar de Fraudehelpdesk en de fraudehub. Hoe borgen we de expertise van de Fraudehelpdesk? Mevrouw Michon-Derkzen vroeg: het is een private stichting, is dat nou logisch? De Fraudehelpdesk, dat even vooropgezet, levert een heel belangrijke ondersteuning aan slachtoffers van fraude en zo ken ik de Fraudehelpdesk — ik gaf het net al aan — al jaren, maar het meldpunt is in het huidige landschap natuurlijk ook niet de enige aanbieder. Er zijn vele meldpunten waar slachtoffers van fraude terecht kunnen komen. Ook vanuit de samenwerkende partijen binnen de Integrale Aanpak Online Fraude is de wens geuit om te komen tot een fraudehub, naar buitenlands voorbeeld. We zien in die andere landen dat daar soms niet alleen een verbindende rol, maar ook een bindende rol vanuit uitgeoefend kan worden. Op die onderdelen loopt dus nu die verkenning. Die wil ik afronden voordat verdere besluiten worden genomen. Dat zou ik u ook aanraden. Ik wil ook kijken of er niet meer schaalvoordelen, synergievoordelen te behalen zijn door samenwerking tussen de Fraudehelpdesk en andere organisaties. Denk bijvoorbeeld aan Slachtofferhulp Nederland, dat natuurlijk bij uitstek geëquipeerd is om ten aanzien van slachtoffers een bijdrage te leveren.

We gaan dus binnenkort starten met de verkenning naar een fraudehub, waarbij we dus kijken naar het VK, Australië en België, en ik wil dat die voor de zomer bij u gaat komen. Als dat dan bij elkaar ligt, kunnen we met elkaar de discussie aangaan over welke kant we opgaan in de toekomst. Ik zal zorgen dat uw Kamer rond de zomer de uitkomsten en scenario's op dat punt ontvangt, waaronder ten aanzien van de vraag wat dan de beste rechtsvorm is. Dat is eigenlijk de vraag van mevrouw Michon-Derkzen: is een private stichting passend? Dat is niet per se ongangbaar om te hebben. Het geeft ook weer een zekere vrijheid natuurlijk. Dat is een keuze die je op enig moment moet maken. Mijn vooraankondiging ten aanzien van de financiën heb ik eigenlijk al gedaan: ik kan mij bijna niet voorstellen dat iets wat ik ga ophalen goedkoper zou zijn dan wat we nu hebben. Daar moeten we ook een fair beeld van houden.

Welke stappen gaat de minister zetten om toe te werken naar een centraal registratiepunt?

De voorzitter:
Volgens mij krijgt u een interruptie, dus wacht nog maar even met dat punt. Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Er bekruipt mij gewoon zo'n Groundhog Day-gevoel, want wij hebben het al best wel lang over de doorontwikkeling van de Fraudehelpdesk zelf. Daarbij kwam natuurlijk al langs wat men vanuit het ministerie en vanuit de politiek vindt van het hele meldpuntenlandschap. Volgens mij zijn vriend en vijand het erover eens dat synergievoordelen moeten worden behaald en dat het logisch is om naar een duidelijk loket te gaan dat je professionaliseert. Dat hebben we echt al met elkaar gewisseld en ook onderschreven. Er is vervolgens ook een hele studie over de Fraudehelpdesk geweest, waar in de begroting van ik meen een of twee jaar geleden ook bij stil is gestaan, omdat de besluitvorming over de evaluatie van die Fraudehelpdesk uitbleef. Dus ik hoor wat de minister zegt over onderzoek naar ervaringen uit andere landen en eerder een fraudehub.

Ik vind dat allemaal goed, laat ik het zo zeggen, maar wat gebeurt er dan in de tussentijd met dat stuk wat er ligt over de Fraudehelpdesk? En ik zou zeggen: tot we weten waar we naartoe gaan, kan het niet zo zijn dat je een bestaand vehikel half kreupel door laat werken. Dan zou ik dus verwachten dat de minister zegt: ik weet dat het onderzoek er ligt, daar heb ik inderdaad nog steeds geen besluit over genomen. Ik koppel het nu aan een veel groter onderzoek en tot we daarvan de uitslag krijgen, zorg ik ervoor dat de Fraudehelpdesk z'n werk kan blijven doen. Die notie mis is. Graag een reactie van de minister daarop.

Minister Van Oosten:
Ten aanzien van het laatste punt zou ik de zorg van mevrouw Michon graag meteen willen wegnemen. Ik ging er eigenlijk van uit dat u dat allemaal wel wist, want het is er mede gekomen of geïnspireerd, om dat woord nog een keer te noemen, door uw eigen pleidooi om met uw collega's op te komen voor de Fraudehelpdesk, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Michon-Derkzen. De Fraudehelpdesk is net als alle andere organisaties getroffen door een taakstelling die we uit te voeren hebben. Maar voor volgend jaar hebben we gezegd: we lossen dat op; we voorkomen dat de Fraudehelpdesk financieel minder krijgt dan die de afgelopen jaren had gekregen, als die taakstelling er niet was geweest. Dat zegt niets over de jaren daarna, zeg ik er ook gelijk bij. De taakstelling staat, maar ergens op de begroting van JenV lossen we dat op.

Dat kun je natuurlijk niet voor alles en iedereen zo doen, want anders kom je niet ver met je taakstelling en die hebben we om heel andere redenen natuurlijk wel te organiseren. In die zin verandert dus niets aan de inzet en de aanpak die de Fraudehelpdesk kan leveren, en waarvan ik dan ook verwacht dat men die levert. Maar het duurt vervolgens nu wel lang — dat wil ik graag met mevrouw Michon-Derkzen eens zijn — tot we zeggen: hoe gaat het nu verder? Vandaar dat ik zelf ook heel duidelijk ben naar u toe. Het moet nu bij elkaar komen: én wat voor ruimte biedt die AVG nu, én dat crosssectorale onderzoek over wat we nu willen. Willen we meer verplichtingen opleggen dan nu of niet? Wat is er mogelijk?

Let wel, dat hadden we misschien al kunnen hebben, maar TNO ... Mag ik TNO zeggen? Ik hoop het, want ik heb het al gedaan. Maar goed, dat hadden we al kunnen hebben, ware het niet dat het gewoon ook voor heel veel met name private partijen spannend is wat je nu wel en wat je nu niet mag leveren, ook in de sfeer van zo'n onderzoek. Voordat je het weet, zit je in een discussie erover dat je gegevens hebt gedeeld, wat weer niet mag enzovoort. Wat we nu feitelijk aan het onderzoeken of verkennen zijn, is: levert het nu wat op als je crosssectoraal informatie deelt? Naar mijn inschatting is dat nodig om de afweging te kunnen maken of je überhaupt naar een wettelijk stelsel toe wilt gaan. Dan moet je op z'n minst de vraag kunnen stellen: heb ik er wat aan? Volgens mij moet dat bij elkaar komen. Ik wil dat u dat voor de zomer krijgt. Tot die tijd kan de Fraudehelpdesk blijven doen wat hij doet; en dat moet hij ook doen, zou ik menen. Dat is een lang antwoord op de vraag, die wel met alles samenhangt.

De voorzitter:
Daar heb ik een interruptie op, als het mag, zeg ik tegen de minister. Er is een woud aan meldpunten en steunpunten. Dat helpt slachtoffers niet. Dat we naar één meldpunt moeten of iets duidelijkers moeten bedenken, staat voor mij vast. De Fraudehelpdesk zou daar een rol in kunnen spelen. Collega Michon-Derkzen noemde het "een kreupele organisatie". Als je de taakstelling wegneemt en oplost, dan geef je ze een stok, maar dan nog kunnen ze niet goed lopen, omdat het aantal meldingen is toegenomen. We hebben het over 1,4 miljoen slachtoffers. Het aantal meldingen neemt toe. De Fraudehelpdesk moet dat met beperkte capaciteit blijven doen. Ik vraag dus aan de minister of hij bereid is om op basis van wat nodig is meer te doen dan alleen die taakstelling oplossen bij de begroting en ook echt te luisteren naar de noodkreet, namelijk: we hebben eigenlijk 1,5 miljoen nodig om de boel draaiende te houden en iedereen zo goed als mogelijk te helpen. Zo niet, dan hebben we een begrotingsbehandeling en gaan we het daar uitvechten; dat snap ik ook wel. Maar het is meer dan alleen de taakstelling. Zou u daarop willen reageren?

Minister Van Oosten:
Ik ga zeker reageren op u, mevrouw de voorzitter, maar u gaat van mij geen toezegging krijgen dat ik meer geld kan bieden dan ik nu al heb aangekondigd, en waarvan ik overigens dacht dat u daar al van op de hoogte was. Ik heb dat geld namelijk simpelweg niet. Ik heb op voorhand, gegeven het feit dat de financiering komend jaar grosso modo niet anders is dan dit jaar, ook niet de overtuiging dat de Fraudehelpdesk in één keer niet meer in staat zou zijn om te leveren. Ik snap heus dat het schuurt en dat het onder druk staat. Ik denk dat we in plaats van elke keer een discussie te voeren — die herinner ik me ook al van jaren terug, als ik heel eerlijk ben — nu echt tot het punt moeten komen, waar u ook terecht om vraagt: hoe gaan we nou verder in het fraudelandschap als het gaat om een fraudehub? Welke mogelijkheden heeft zo'n fraudehub? Daar hoort dan inderdaad ook een financieringsvraag bij. Wat verwacht je van alle partners eromheen? Wat verwacht je ook van al die andere organisaties die actief zijn in fraudebestrijdingsland, dat meer is dan alleen het fraudemeldpunt als zodanig? Volgens mij hebben we overzichtelijke stukken nodig om aan de hand daarvan een discussie met elkaar te kunnen voeren. U krijgt dus van mij geen toezegging, als dat de vraag zou zijn, om financieel meer te bieden dan wat ik nu doe; en wat wij dus allemaal als belastingbetaler doen, zeg ik maar even. Ik wacht verder uw bijdrage in de begrotingsbehandeling op dat punt af, als dat zou komen.

De voorzitter:
Mevrouw Straatman heeft ook een interruptie.

Mevrouw Straatman (CDA):
Ik begrijp goed dat de minister zegt: we gaan crosssectoraal onderzoek en een verkenning doen naar welke informatie er tussen private en publieke partijen gedeeld moet worden en of daar een verplichtend karakter aan vast moet hangen. Tegelijkertijd lopen er natuurlijk ook al een aantal specifieke wetswijzigingen. Kijk bijvoorbeeld naar de Telecommunicatiewet, waarin staat dat verkeersgegevens over communicatie gedeeld zouden moeten worden tussen telecommunicatiebedrijven en banken. Ik begrijp dat dat bij EZ ligt, ook naar aanleiding van een breed aangenomen motie van mevrouw Michon-Derkzen. Vindt de minister dat dit soort trajecten stil moeten liggen totdat er duidelijkheid is over die crosssectorale verkenning? Of is de minister van mening en het eens met het CDA dat dit soort trajecten voorrang moeten krijgen? Welke rol kan de minister spelen om dat aan te jagen bij andere ministeries? Zoals bij veel punten is dit namelijk ook versnipperd, niet alleen privaat- en publiekrechtelijk, maar ook over verschillende ministeries. Welke regierol neemt de minister daarin?

Minister Van Oosten:
Ik kom er zo nog even specifieker op terug bij het kopje gegevensdeling, maar ik begrijp dat u de vraag nu stelt, want ik begin er zelf ook over. Ik sluit niet uit dat ik er dadelijk nog een kleine aanvulling op heb. Maar ik zou niet adviseren om te doen wat u zegt, omdat je dan ook weer bij andere ministeries uitkomt. Dat loopt via het ministerie van Economische Zaken en ziet soms ook op andere aandachtspunten dan fraudebestrijding als zodanig, en dat is natuurlijk het thema dat wij hier aan de hand hebben. Ik sluit niet uit dat er wel raakvlakken zijn en dat het elkaar linksom of rechtsom ergens wel weer tegen gaat komen. Maar ik zou nu niet te veel aan elkaar gaan koppelen, want dan weet ik niet of we de zomer gaan halen. Ik zou dat zeker niet adviseren. Bovendien weet ik niet wat we dan weggooien in de andere lopende wetstrajecten.

De voorzitter:
Mevrouw Straatman heeft een vervolgvraag.

Mevrouw Straatman (CDA):
Deze specifieke wetswijziging, deze aangenomen motie, zou ook heel specifiek op het bevorderen van de bestrijding van onlinefraude moeten zien. Mijn oproep aan de minister zou dus zijn om dit punt van de wetswijziging van de Telecommunicatiewet niet stil te laten leggen in afwachting van de verkenning, maar om vanuit het ministerie van Justitie er regie op te houden dat ook bij EZ dit soort trajecten gewoon voortgang vinden.

Minister Van Oosten:
Ik denk dat ik u dan gerust kan stellen, want EZ en Financiën zijn aangesloten bij het werk dat we nu te verzetten hebben. Wetgeving of processen daaromtrent ga ik niet stopzetten.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Van Oosten:
Ik heb het al gehad over private partners. Dat geldt eigenlijk ook voor het centraal registratiepunt, want ik had het over dat onderzoek naar de fraudehub en wat daarvan de toegevoegde waarde zou kunnen zijn. Dat doen we in nauwe samenwerking met de betrokken partijen uit de kerngroep van de integrale aanpak onlinefraude, waaronder de politie, banken en de Fraudehelpdesk. Ik ga u hierover nader informeren.

Ik heb eigenlijk ook al gesproken over één eenduidig loket. Een van u sprak namelijk over een woud aan meldpunten. Het is ook wel weer een feit dat slachtoffers van onlinefraude allemaal een andere behoefte hebben wat betreft de contacten die men verlangt. Sommigen willen echt hun verhaal doen. Laten we eerlijk zijn: de zwaarte van het slachtofferschap is soms totaal onvergelijkbaar. Er zijn natuurlijk heel veel slachtoffers, maar dat wat er heeft plaatsgevonden, kan ook nogal verschillen. Andere mensen willen het juist meer in de sfeer van: ik wil u ervoor behoeden dat u er ook intrapt. In dat kader volstaat één meldpunt nu eigenlijk niet, maar gezamenlijk wordt er wel gekeken welke routes het beste zijn wat betreft hulp aan slachtoffers. We nemen dit daarin mee. In zijn algemeenheid zeg ik overigens ook: als u slachtoffer bent geworden, vergeet dan niet om aangifte doen. Dan kan er namelijk ook in juridisch opzicht werk verricht worden.

Mevrouw Straatman vroeg hoe ik aankijk tegen de effecten die verplicht verhalen door banken in de UK heeft op terugdringen van fraude en welke regierol ik voor mij zie. Eigenlijk heb ik dat net al gezegd. Op 27 november — daar zocht ik net naar en hier heb ik het staan — is er in een politiek triloog een akkoord bereikt over de Payment Services Regulation. Nederland wacht nu publicatie af. De PSR valt wel primair onder de minister van Financiën. U heeft daar recent een brief over ontvangen. Ik weet niet of u die als lid van de commissie voor Justitie ook actief ontvangt, maar weet dat die brief bij de Kamer aanwezig is.

Dan kom ik bij de publiekscampagne voor het bewustzijn over onlinefraude. Samen met de collega's van BZK en EZ wordt er gewerkt aan campagnes om mensen hiervan bewust te maken. Ik heb daar net al het een en ander over gezegd. Dat is gebeurd en dat zullen we ook blijven doen om mensen digitaal weerbaarder te maken. Denk bijvoorbeeld aan de publiekscampagne over het belang van het instellen van inloggen in twee stappen. Volgens mij had ik die nog niet genoemd. De slogan heeft u ongetwijfeld ook allemaal al meermalen voorbij zien komen: dubbel beveiligd is dubbel zo veilig. Daarnaast is met financiële steun van BZK de Nationale Cursus Digitale Weerbaarheid gelanceerd, specifiek voor alle Nederlanders vanaf 12 jaar.

Gegevensdeling. Mevrouw Michon-Derksen vroeg waar de wetgevingsagenda rondom gegevensdeling blijft. Gegevensdeling is een van de, zo niet dé, belangrijkste prioriteit uit het Actieplan integrale aanpak onlinefraude en dus van het ministerie. Het leeuwendeel van het budget wordt daarin geïnvesteerd. Het is wel een taai onderwerp. Dat kwam net ook al ter sprake. Beelden, handelingsverlegenheid en daadwerkelijke juridische barrières lopen erg door elkaar heen. Een zorgvuldige analyse is gelijktijdig ook vereist. Dat duurt lang. Toch wordt er nu naar tevredenheid van alle partijen voortgang geboekt. Ik heb het net eigenlijk al heel platgeslagen aan u verteld, maar ik zal het nu iets uitgebreider doen. Met alle partijen is in kaart gebracht wat de handelingsmogelijkheden zijn binnen de juridische kaders. Die zijn er, maar worden bij lange na nog niet allemaal benut. Met partners in de integrale aanpak is een proeftuin met TNO uitgevoerd om te kijken of crosssectorale gegevensdeling nuttig, nodig en wenselijk is. Die verwacht ik u voor de zomer te presenteren. Ik ben natuurlijk wel afhankelijk van de medewerking van die publieke en private partijen, maar iedereen zit wel goed in de wedstrijd.

Er wordt een privacykader opgesteld, met een handleiding voor partners ten aanzien van gegevensdeling. Met mijn collega van Economische Zaken bereid ik twee wetsvoorstellen voor. Eentje is net al even opgebracht, maar heet iets anders, namelijk Verwerking verkeersgegevens door telecomaanbieders. Het andere heeft betrekking op het nummerbeleid. Er is overleg geweest met de banken en de Autoriteit Persoonsgegevens over de grondslag voor gegevensdeling in de proeftuin. In de Payment Services Regulation wordt in het kader van preventie, detectie en fraudebestrijding ingezet op het delen van persoonsgegevens tussen betaaldiensten en doorverstrekking aan derden. Volgens mij heeft u, mevrouw Mutluer, niet als voorzitter maar als lid van de Kamer daar ook een keer een motie over ingediend. Daarnaast regelt de PSR fraudepreventiemaatregelen, zoals bestedingslimieten, afkoelingsperiodes, et cetera, zodat je fraude in het betalingsverkeer effectief kunt bestrijden.

Mevrouw Straatman vroeg naar de regierol in de sfeer van sociale media. Bij het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing is al toegezegd om met socialemediaplatforms in gesprek te gaan over de bestrijding hiervan. Ik weet overigens niet wat de stand van zaken is, maar wellicht kunnen we dat op het goede moment nog even terugkoppelen. Verder is het zo dat socialemediaplatforms zich natuurlijk dienen te houden aan de Digital Services Act, waarmee wordt ingezet op het tegengaan van het verspreiden van illegale inhoud en op het beschermen van grondrechten. Het onderwerp komt vaker voorbij, ook bij totaal andere thema's in onze commissie. Onder meer staan er ook speciale verplichtingen in voor onlinemarktplaatsen om de onlineverkoop van illegale producten en diensten actief te bestrijden. Vroeger noemde we dat heling. Dat willen we natuurlijk niet. Dat willen we aanpakken met maatregelen om illegale online-inhoud tegen te gaan en verplichtingen voor platforms om snel te reageren. Er zijn bepaalde grenzen aan het presenteren van reclame. Er is een verbod op misleidende interfaces, dark patterns en praktijken gericht op misleiding.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik denk dat informatiedeling een heel belangrijk element is van de integrale aanpak. Dat is altijd spannend. Het is zeker hierbij spannend omdat het ook om publieke en private organisaties gaat. Nu hoorde ik de minister net in zijn beantwoording heel lovenswaardige initiatieven noemen. Hij gaf vooral ook duidelijkheid, want ik deel met hem dat er vaak handelingsverlegenheid is. Het is goed om duidelijkheid te geven. Ik wierp zelf de vraag op of de taskforce binnen JenV kan helpen, maar ik begrijp uit zijn beantwoording dat er eigenlijk al vrij veel duidelijkheid is verschaft. Ik zou hem willen aanmoedigen om in de rapportage die wij krijgen ook expliciet het onderdeel "informatie delen" aan ons door te geven, omdat het goed is om met elkaar te zien waar we staan en wat er nog meer nodig is. Dan moet de minister ons daar ook eigenlijk scherp in houden. Wat er staat, staat er, en dan kijken we vanaf daar wat er verder kan. Dus heel concreet: kunnen de stappen, dus de resultaten en wat er nog op de rol staat op het onderdeel "informatie delen", worden opgenomen in de periodieke voortgangsrapportage die we altijd krijgen?

De voorzitter:
Er wordt een toezegging gevraagd.

Minister Van Oosten:
Ja.

De voorzitter:
Het antwoord luidt "ja". Wij noteren 'm.

Minister Van Oosten:
Mevrouw Straatman vraagt ook — dan ben ik bijna aan het einde van mijn beantwoording — naar de regierol bij gegevensdeling, maar ik denk eigenlijk dat ik dat allemaal al heb verteld. De proeftuin ben ik langsgegaan. We hebben bedrijven aangeschreven met de boodschap: doe mee. Iedereen zit eigenlijk goed in de wedstrijd. Ik heb net nog weer toegezegd dat ik u op de hoogte houd. Voor de zomer wil ik u iets presenteren. Ook was het nodig — dat is misschien nog wel even goed om te melden, zodat iedereen dat goed doorheeft — dat de Autoriteit Persoonsgegevens aangaf dat bedrijven data aan dit onderzoek ter beschikking mogen stellen. Daarin heeft het ministerie de regie gepakt — dat mag ik nu dan aan mijzelf toeschrijven, maar u weet allemaal hoe dat gaat: daar is op het ministerie hard aan gewerkt door de mensen die onder mijn verantwoordelijkheid werken — en daarvoor heeft de Autoriteit Persoonsgegevens groen licht gegeven. Nu moeten we dat gaan uitwerken. De handelingsverlegenheid lag voor een deel natuurlijk ook in de vraag: waar stap ik als bedrijf in? Voor je het weet, heb je daar gedoe over. Dat wil je natuurlijk niet hebben. Gegevensdeling is toch een spannend thema, want iedereen is daar, terecht, scherp op.

Ten slotte — ik vond het wel mooi om daarmee te eindigen, speciaal voor de voorzitter — de vraag om de inkeerregeling voor geldezels zo snel mogelijk in te voeren. Het korte antwoord is: dat doen we. Maar ik vind dat u een wat langer antwoord verdient. Voorafgaand aan dit debat is de Kamer per brief geïnformeerd over de invulling van de uitvoering van de motie. Begin 2026 worden er nieuwe lokale pilots opgezet in gemeenten waar de geldezelproblematiek speelt, met inbegrip van de inkeerregeling. Die worden nu ontwikkeld met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, met de wetenschap en met andere betrokken partijen. Daarin werken we ook samen. We verkennen met de Nederlandse Vereniging van Banken en Betaalvereniging Nederland hoe jonge geldezels binnen de inkeerregeling makkelijker deel kunnen blijven uitmaken van het betalingsverkeer, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een basisbankrekening. Voor de toehoorder thuis die misschien in dit onderwerp verzeild is geraakt: een jonge geldezel zoals mevrouw Mutluer die in haar voorbeeld noemde, is eigenlijk een jonge, kwetsbare persoon die misleid is en daar, als hij niet oplet, zijn hele leven het zuur van proeft. Die moeten we een beetje helpen. Daarom had u daar een goed initiatief voor bedacht. Dat gaan we nu uitwerken.

Ik krijg nog één vraag aangereikt die was blijven liggen, over de stand van zaken van het gesprek met de socialemediaplatforms. Het is heel effectief om met socialemediaplatforms aan tafel te gaan. Even mijn bril erbij pakken, hoor. Effectief met socialemediaplatforms om de tafel gaan betekent: in Brussel om de tafel gaan. De Commissie heeft hierin een centrale rol en bereidt nu ook een actieplan voor. Het Deense voorzitterschap en Nederland ondersteunen de Commissie hierin actief. Het voorzitterschap wordt binnenkort natuurlijk overgenomen van de Denen. Onderdeel van het actieplan is het aanspreken van socialemediaplatforms. Die route blijven we ondersteunen. Dit is dus de Europese dimensie hiervan. Die had ik net even laten liggen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan heb ik nog een interruptie over de geldezels. Ik heb zelf gesproken met deze jongeren en met familieleden van deze jongeren, die nadat ze zijn misbruikt en gebruikt door criminele netwerken, geen aanspraak meer kunnen maken op een rekening. Zij voelen als slachtoffers hun hele leven de schade hiervan, terwijl de daders die er met het geld vandoor zijn gegaan, de "echte daders" noem ik ze dan, niet worden gepakt. De inkeerregeling moet laten zien dat ze misbruikt zijn als geldezels en moet hun de mogelijkheid geven om op een laagdrempelige manier aangifte te doen tegen de ronselaars en de schade op hen te verhalen. Daarna moet hun wel de mogelijkheid worden geboden om hun leven weer op te pakken: ze moeten een rekening kunnen openen, ze moeten een baan kunnen krijgen, ze moeten met minder schulden aan de slag kunnen. Dat is voor mij die inkeerregeling. Ik benoem deze punten nog even concreet, omdat ik vind dat die onderdeel moeten zijn van het onderzoek dat in 2026 wordt gedaan of de extra pilots die in 2026 worden uitgerold, zoals de minister zegt. Kan de minister dat beamen of onderstrepen?

Minister Van Oosten:
Dat moeten we even heel precies nagaan voor de tweede termijn. Ik dacht: misschien kunnen we doorpakken. Tenzij u zegt: het is goed dat u daar later even schriftelijk op terugkomt. Dat vind ik ook best. Als u het zo specifiek vraagt, moet ik het nazoeken. We werken nu echt aan de uitwerking van de motie zoals u die heeft ingediend en dat leidt ertoe dat er nieuwe lokale pilots worden ingericht. In dat praktijk werkt dat zo uit. Kunt u daar genoegen mee nemen? Ik zie u schudden met uw hoofd.

De voorzitter:
Dan wil ik ook weten wat dat exact behelst en of dat in lijn is met de bedoeling van de motie.

Minister Van Oosten:
Daar moet ik dan schriftelijk op terugkomen, want dat gaat wat te ver voor hier.

De voorzitter:
Dat lijkt mij prima. Als dat kan voor het tweeminutendebat, zou dat prachtig zijn. Voor zover er een tweeminutendebat wordt aangevraagd, wat ik me best kan voorstellen.

Minister Van Oosten:
Het is aan uzelf om een tweeminutendebat aan te vragen. Ik hoop niet dat dat dan morgen al is, want dan weet ik niet of het lukt. U krijgt van mij hier een terugkoppeling op. Ik ga sowieso organiseren dat u dat krijgt. Wellicht kan dat in de reguliere voortgangsbrief, want voor je het weet ben je toch wel weer wat verder in de tijd. Ik denk dat dat de meest passende setting is. Dan krijgt u die informatie.

De voorzitter:
Dan noteren wij dat ook. Dat gezegd hebbende ga ik naar de tweede termijn. We hebben nog ruim de tijd, zo'n drie kwartier. Hou de tweede termijn wel kort, zo'n anderhalve minuut. Daarna gaan we weer terug naar de minister en is er een mogelijkheid voor twee interrupties. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister hartelijk voor zijn beantwoording. Eerlijk gezegd ben ik nu positiever dan toen ik dit debat inging. Ik moedig de minister dan ook aan om door te gaan met hetgeen ik net in zijn beantwoording in eerste termijn heb gehoord. Dat is echt nodig, want we hebben het hier nu met elkaar te lang over. Ik begrijp ook dat dat niet met deze minister is. Ik kijk uit naar het onderzoek naar de ervaringen in andere landen. Ik kijk ook uit naar wat concretere resultaten op dat informatiedelen. Ik kijk ook uit naar de mogelijkheden voor die wettelijke verankering van samenwerking. Ik denk dat dat heel erg nodig is.

Ik vind ook dat wij zelf … Dat moeten we natuurlijk in ons eigen commissieverband toen. We zitten hier met drie Kamerleden. Dit is natuurlijk niet een op zichzelf staand fenomeen. Dit is wat mij betreft gewoon een high-impact crime. Zo moeten we het ook benoemen. Dit moet prominenter op de Veiligheidsagenda, ook bij de politie. De minister zegt: de politie haalt de streefdoelen. Toen dacht ik: nou, dan zijn die dus te laag. We moeten daar met elkaar meer ambitie, ook richting de politie, in durven vaststellen. Dat is eigenlijk eigen ons huiswerk, hoor. Daar wil de minister helemaal niet mee lastigvallen. Ik nodig de minister uit om dan ook in het kabinet na te gaan wat zijn partners daarin zijn — ik kan me heel goed voorstellen dat EZ daar de eerste aangewezen partner is — en om dit niet alleen solitair vanuit JenV te doen. Het heeft gewoon veel meer kanten. Je ziet aan onderwerpen die dat met zich meedragen dat ook het risico er is dat als iedereen er een beetje over gaat, niemand erover gaat. Ik vind dat we dat juist op dit onderwerp, dat alleen maar pregnanter in beeld gaat komen de aankomende jaren, nu stevig en zo goed mogelijk moeten neerzetten.

Ik wil toch nog één vraag stellen over die Fraudehelpdesk. Ik begrijp inderdaad dat het huidige budget voor '25 ook voor '26 geldt. Heeft de minister in beeld wat het voor de Fraudehelpdesk betekent als er onduidelijkheid is over de financiering in 2027 en verder? Eigenlijk vraag ik of je een bedrijfsvoering kan voeren als je weet dat je nog één jaar op hetzelfde budget zit en daarna wellicht gekort gaat worden.

Voorzitter. Tot slot ben ik benieuwd wanneer we dan die reguliere voortgangsbrief krijgen. Ik hoor dat we voor de zomer van volgend jaar die onderzoeken krijgen. Is dat tegelijkertijd met de voortgangsbrief? Dan zoek ik even naar een logisch moment waarop we het weer met elkaar over dit onderwerp gaan hebben. Ik wens de minister veel succes.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Mevrouw Straatman.

Mevrouw Straatman (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank u wel, minister, voor de beantwoording van de vragen. Het is inderdaad heel hoopvol om te zien dat er op relatief korte termijn verkenningen worden gedaan naar de mogelijkheid om crosssectoraal gegevens te delen — ik denk dat dit heel belangrijk is — en dat de doorontwikkeling van de fraudehub verder wordt verkend. Tegelijkertijd is het nu al het grootste en de meest voorkomende vorm van criminaliteit, dus dat vraagt ook urgentie op dit moment. In die zin hebben we wel enige zorgen als het gaat over de capaciteit bij de politie. Daar zijn grote tekorten. Dit is misschien ook voor een debat op een ander moment, realiseer ik me, maar de politie moet ook ruimte houden om heel gericht personeel aan te nemen dat ziet op deze hele specifieke vorm van criminaliteit. Hoe ziet de minister dat?

De minister zegt in het plan van aanpak: we proberen met meer partners in de private keten om tafel te gaan. Dat is allemaal op basis van vrijwilligheid. Dan kijk ik naar bijvoorbeeld vervoerders van pakketjes, uitgevers van cadeaukaarten en de socialmediaplatforms, die de minister ook al noemde. Kan de minister ook aangeven hoe de voortgang met die andere partijen is? De rol van de socialmediaplatforms blijft denk ik heel belangrijk. Die zijn een cruciale partner in de keten. Ik begrijp dat dit ook veel op Europees niveau ligt, maar het blijft onze aandacht houden hoe we ook die partijen verantwoordelijk kunnen houden. We moeten niet alleen kijken naar partijen die zelf ook hun verantwoordelijkheid nemen en vrijwillig deelnemen.

Dan nog één vraag over de Fraudehelpdesk, in aanvulling op de vraag van mevrouw Michon-Derkzen. Ik begrijp van de minister dat het geld voor de komende periode geregeld is, ondanks de taakstelling. Tegelijkertijd zien we ook een enorme toename van die criminaliteitsvorm. Ook AI-deepfakes maken het steeds moeilijker om echt van nep te onderscheiden, dus in hoeverre is hetzelfde geld nog passend voor de toename van criminaliteit die we zien? Moet daar niet inherent wat meer geld bij om dat mogelijk te maken en om het op hetzelfde niveau te houden?

De voorzitter:
Dan neem ik tot slot het woord als woordvoerder namens de fractie van GroenLinks-PvdA. Ik heb wel een beetje moeite om geen tweeminutendebat aan te vragen, zeg ik hier in alle eerlijkheid, want ik heb het gevoel dat we nu een halfjaar stil gaan zitten. Ik weet dat er op de achtergrond veel gebeurt, maar ondertussen vallen er weer onwijs veel slachtoffers van onlinefraude, die niet weten waar ze naartoe moeten of die niet altijd even goed worden geholpen door de politie of die de PNBF-regeling niet kennen of die als geldezel worden ingezet. Als dit een high-impact crime is — daar hebben we ooit een motie over aangenomen — dan moet het ook als zodanig worden behandeld. Dat biedt in mijn beleving ook wat financiële ruimte om dit goed op te pakken. Klopt dat, zo vraag ik de minister, want wat ik nu hoor is eigenlijk meer van hetzelfde en een aantal goede voornemens voor aankomend jaar.

Ik vind dat te weinig. Daarom zeg ik heel eerlijk dat ik twijfel of ik nu niet een tweeminutendebat moet gaan aanvragen. Het kan ook bij de begroting. Ik twijfel, maar ik vrees dat ik toch hierbij toch een tweeminutendebat aanvraag om de boel een beetje draaiende te houden en deze minister verder aan te moedigen om iets sneller, iets meer en met iets meer urgentie en ambitie onlinefraude, die heel veel slachtoffers aangaat, op te pakken.

Dat gezegd hebbende krijgt de minister het woord voor zijn tweede termijn.

Minister Van Oosten:
Voorzitter. Ten aanzien van uw laatste punt over een tweeminutendebat: tot uw dienst. In alle nederigheid verschijn ik daar en zal ik mijn best doen om u te overtuigen van het feit dat ik als minister, net als u, de onlinefraude heel serieus neem en mij ook heel goed realiseer dat daar heel veel slachtoffers door vallen. Ik vind wel dat we onszelf de tijd moeten gunnen om bepaalde werkzaamheden ook even goed en zorgvuldig af te ronden. Ik vrees dat het tweeminutendebat te vroeg zal zijn om dat dan ook afgericht te hebben. Maar goed, daar hebben we genoeg over gewisseld.

Ik pak de andere vragen even op. Mevrouw Michon-Derkzen vraagt onder meer naar de betrokkenheid van het ministerie van Economische Zaken. Zoals ik heb aangegeven, is dat in feite ook al betrokken. Maar ik ben het wel met u eens dat het moet proberen het draagvlak voor dit vraagstuk zo ruim mogelijk en zo sterk mogelijk te maken.

Heb ik in beeld wat het voor de Fraudehelpdesk betekent dat zij niet weten waar ze na 2026 in terechtkomen? In principe weet de Fraudehelpdesk natuurlijk waar die in terechtkomt, gegeven de financiën die ze hebben. Daar kun je dan je bedrijfsvoering naar beste kunnen op inrichten. Maar ik steek niet onder stoelen of banken dat het voor iedereen — dat staat even los van de Fraudehelpdesk — die door een taakstelling van een forse omvang geraakt wordt, natuurlijk zuur is en dat het ook heel veel van je eigen organisatie vergt en creativiteit vergt om te kijken hoe je dat gaat oplossen. Dat kan ook door het versterken van andere middelen, maar daar wil ik allemaal niet te veel in treden, want dat is van de eigen stichting. Maar ik steek niet onder stoelen of banken dat ik dat goed besef. Dat onderschrijft eens te meer dat we met elkaar echt even een discussie moeten voeren over de vraag: waar groei je nu naartoe in de aanpak van fraude?

Dan maak ik het bruggetje naar mevrouw Straatman. In feite stelt u mij dezelfde vraag als die mevrouw Mutluer in eerste termijn stelde. U vraagt mij: moet er, gegeven het wijzigende landschap in fraudezaken, misschien toch niet meer richting de Fraudehelpdesk gaan? Nou, daar heb ik eerder al, in eerste termijn, op gezegd: die mogelijkheid heb ik gewoon niet, dus het antwoord is nee. Ik snap wel uw vraag, maar het antwoord blijft ook nee. Maar laten we wel goed kijken of dat naar de toekomst toe ook zo moet blijven of niet. Daarbij blijf ik dus benadrukken: als mensen slachtoffer worden van deepfakes — dat voorbeeld werd, geloof ik, genoemd — of verzin het allemaal maar … Het kan soms ook op een heel heftige, intense manier zijn, waarbij mensen door het slijk gehaald worden, op pornografische wijze worden afgebeeld en noem het allemaal maar op. Doe aangifte bij de politie, zou mijn advies zijn.

Ten slotte vroeg … Ik weet even niet meer wie dit nou vroeg. O, mevrouw Mutluer. Zij vroeg naar high-impact crimes. Even los van de vraag of het nu wel of niet een high-impact crime is, is het helaas ook niet zo dat wanneer je die lat hebt gehaald, er ineens meer geld is. We hebben niet meer geld dan we hebben. Dat maakt geen verschil. Dat kan een keuze zijn, maar als je zegt "alles gaat naar high-impact crimes", dan doe je de rest ook weer tekort, denk ik. In het totale uitgavenpatroon van het ministerie van Justitie en Veiligheid zijn er meer vraagstukken op te lossen dan alleen dat, al vergt dat vanzelfsprekend veel aandacht.

Ik kijk even naar mijn rechterzijde. Ben ik nog iets vergeten? De vraag was nog of het prominenter in de Veiligheidsagenda kan. Dat was even naar aanleiding van het niet eens alleen gehaald hebben van de normen, maar het ruimschoots gehaald hebben van de normen. Ja, ik ben het ermee eens. Dat hoor ik ook van de politie en het Openbaar Ministerie, die die mening is toegedaan. Ik zou dus zeggen: laten we dat ook meenemen. Bewaakt u het zelf ook, hè, ten aanzien van de Veiligheidsagenda, die dus aan een herziening toe is. Dan nemen we dat mee.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, minister, voor de beantwoording van de vragen. Dank u wel, collega's, voor jullie aanwezigheid bij dit commissiedebat Onlinefraude. Ik heb een aantal toezeggingen genoteerd.

  • De eerste. De minister informeert de Kamer voor de zomer van 2026 over de verkenning van de aanpak van onlinefraude in andere landen en het ontwikkelen van een fraudehub.

  • De tweede toezegging. De minister informeert de Kamer in de voortgangsrapportage onlinefraude ook over het onderwerp informatiedeling en wat er op dat onderwerp te doen staat.

Het verzoek was volgens mij ook om dat iets eerder dan de zomer te doen, zodat de Kamer kan nagaan wat zij kan doen. Kan de minister daar ja op zeggen?

Minister Van Oosten:
Ja, want u stelde ook de vraag: wanneer komt dit terug? Die vraag heb ik laten liggen. Ik denk dat het handig is als ik de voortgangsbrief op hetzelfde moment verstuur. Misschien kunnen we daar één grote brief van maken, zodat alles in één bundeling zit, want daarna, stel ik me voor, gaat u over het totale pakket met de minister in gesprek. Het moet dus een beetje in de tijd samenvallen en u moet het krijgen voor de zomer, anders duurt het te lang.

De voorzitter:
Ik zie dat dat akkoord is.

  • De laatste toezegging. De minister komt hierbij ook schriftelijk terug op de vraag van mevrouw Mutluer over de geldezels.

Dat heeft ze eerder nodig dan de zomer, dus als dat eerder kan, dan heel graag.

Daarmee hebben we, denk ik, alles behandeld en besproken. Ik sluit hierbij de vergadering. Ik wens u een heel fijne middag. Tot ziens.

Sluiting 11.46 uur.

ONGECORRIGEERD STENOGRAM
Verslag CD van 17 december 2025

Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl