Conceptverslag Kernenergie
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D53939, datum: 2025-12-17, bijgewerkt: 2025-12-22 16:22, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-17 14:30: Kernenergie (Commissiedebat), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Kernenergie
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft op 17 december 2025 overleg gevoerd met mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president, over:
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 maart 2025 inzake stand van zaken na afronden technische haalbaarheidsstudies kernenergie (32645, nr. 139);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 16 mei 2025 inzake voortgang nieuwbouw kernenergie mei 2025 (32645, nr. 156);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 16 juni 2025 inzake ontwikkelingen versterking nucleair ecosysteem (32645, nr. 159);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 16 juni 2025 inzake voortgang programma small modular reactors (SMR's) (32645, nr. 158);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 4 juli 2025 inzake uitkomst verkennende gesprekken aandelen EPZ (32645, nr. 160);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 oktober 2025 inzake voortgangsbrief nieuwbouw kernenergie oktober 2025 (32645, nr. 161);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 oktober 2025 inzake strategie voor small modular reactors in Nederland (32645, nr. 162);
de brief van de minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 oktober 2025 inzake oprichting Nucleaire Energie Organisatie Nederland B.V. (36839, nr. 1).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei,
Kröger
De griffier van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei,
Nava
Voorzitter: Peter de Groot
Griffier: Nava
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van den Berg, Flach, Peter de Groot, Jumelet, Klos, Van Oosterhout, Teunissen en Vermeer,
en mevrouw Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei, viceminister-president.
Aanvang 14.37 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, een hele goede middag. Een hartelijk welkom aan iedereen
op de publieke tribune die belangstelling heeft voor dit debat, het
commissiedebat Kernenergie, en die hier vandaag ook is. Ik wil ook de
mensen die het via de livestream volgen hartelijk welkom heten. Een warm
welkom ook aan de minister en haar ondersteuning, en aan de leden.
We gaan aan de slag met dit debat. We gaan beginnen met de eerste
termijn aan de kant van de Kamer. Elk lid heeft een spreektijd van vijf
minuten. Ik zou willen beginnen met een viertal interrupties naar elkaar
toe. Ik zie het niet helemaal, maar ik geloof dat de heer Flach wel zijn
naambordje heeft staan maar er zelf nu nog niet is. Maar dat zien wij zo
meteen vanzelf.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Flach komt wat later. Maar hij komt wel, heeft hij gezegd.
De voorzitter:
Dank voor die informatie. Dat betekent dat ik mevrouw Van Oosterhout
namens GroenLinks-Partij van de Arbeid het woord geef voor de inbreng in
de eerste termijn. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Veel dank, voorzitter. Wij willen dat de Nederlander betaalbare
elektriciteit heeft, elektriciteit waarmee onze bedrijven kunnen werken
en die Nederland klimaatneutraal maakt. Dat is goed voor de mensen, goed
voor onze planeet en ook goed voor onze economie. De vraag is of de
keuze voor kernenergie hierbij helpt. We gaan daar nu veel tijd en
belastinggeld in steken, maar zal dat wel lonen? Voor mijn fractie is
het helder: als er ooit een vorm van kernenergie komt die betaalbaar is,
volledig veilig is, geen afval veroorzaakt en praktisch haalbaar is, dan
willen we daar zeker met een open blik naar kijken. Alleen bestaat die
vandaag de dag nog niet. Nieuwe kernenergie is duur en komt te laat. De
afgelopen twintig jaar is in Europa slechts één nieuwe kerncentrale met
succes gebouwd, namelijk die in Finland. Die bouw duurde vier keer zo
lang en werd drie keer zo duur. Ook in Frankrijk en het Verenigd
Koninkrijk zien we vertraging op vertraging en blijven kosten oplopen.
Kan de minister vertellen wat er zo anders is hier in Nederland? Waarom
zou Nederland niet met deze problemen geconfronteerd worden? En als we
in Nederland met gelijkwaardige vertragingen te maken krijgen, hoe gaat
de minister er dan voor zorgen dat Nederland in 2035 alsnog een
CO2-vrije elektriciteitsvoorziening heeft en de klimaatdoelen
haalt? Als de kosten voor de bouw blijven oplopen, wie zal die dan
betalen? Moet de Nederlandse belastingbetaler dan voor die extra
miljarden opdraaien? Dan hebben we het nog niet over de kosten van
radioactief afval. We zien dat de prijs van kernenergie alleen maar
toeneemt terwijl de prijs van wind, zon en opslag al jarenlang
daalt.
Voorzitter. De minister pleitte eerder al voor technologieneutraliteit,
bijvoorbeeld op de Energieraad van september dit jaar. Er werd echter 14
miljard vrijgemaakt specifiek voor kernenergie. De investeringskosten
voor twee kerncentrales worden nu zelfs geschat op minstens 20 tot 30
miljard en bij gebrek aan private investeerders is de kans groot dat dit
volledige bedrag bij de Nederlandse belastingbetaler terechtkomt. Zo
veel geld specifiek voor kernenergie is niet technologieneutraal. De
minister zou er ook voor kunnen kiezen om dat bedrag in een open tender
voor CO2-vrije capaciteit beschikbaar te stellen. Laat de
markt vrij concurreren om de meeste elektriciteit tegenover dat
subsidiebedrag te zetten. Waarom kiest de minister niet voor deze
technologieneutrale aanpak?
Voorzitter. Er wordt naar Zeeland gekeken voor één of twee
kerncentrales. Kan de minister bevestigen dat andere locaties, zoals
Eemshaven, niet meer serieus overwogen worden? Als die één of twee
centrales in Zeeland moeten komen, kan de minister dan garanderen dat er
voor die kerncentrales niets gebouwd zal worden in natuur of op
landbouwgrond? De bouw en uitbating van kerncentrales leidt ook tot
aanzienlijke stikstofuitstoot. Wat betekent die uitstoot, bijvoorbeeld
door de neerslag in de Brabantse Wal, voor de woningbouw? Kan de
minister garanderen dat er geen vertraging op de woningbouw komt als
gevolg van deze bijkomende stikstof?
Voorzitter. Een nieuwe kerncentrale heeft koelwater nodig. Kan de
minister bevestigen dat er geen koeltoren komt in Zeeland? Als de
kerncentrales dan gekoeld worden met water uit de Westerschelde zal dat
leiden tot een ongeoorloofde opwarming van het water. Dat is slecht voor
schelpdieren en rivierkreeften. Bevestigt de minister dat er geen water
uit de Westerschelde als koelwater gebruikt zou mogen worden als uit de
studie naar de ecologische effecten blijkt dat het koelwater tot
milieuschade kan leiden, onder andere door het potentieel overschrijden
van de temperatuurnormen?
Tot slot, voorzitter. De Provinciale Staten van Zeeland hebben vijf
eisen opgesteld. Als niet aan die eisen is voldaan, zal de provincie
niet meewerken aan een kerncentrale. Zal de minister deze eisen allemaal
volledig inwilligen?
Voorzitter. Op basis van de feiten lijkt het erop dat kernenergie in
Nederland weinig realistisch is, enorm duur zal worden en dus niet zal
bijdragen aan betaalbare elektriciteit voor Nederlanders. We zien
vandaag een eenzijdige, zelfs dogmatische, focus op kernenergie, terwijl
het in de realiteit vooral voor kopzorgen zorgt. Is de minister het
ermee eens dat we deze te dure fata morgana van nieuwe kerncentrales
beter achterwege kunnen laten en beter volop kunnen focussen op wat in
de praktijk wel werkt, vandaag al, en wat zal leiden tot goedkopere
groene energie, namelijk zon, wind en opslag?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Van den Berg van
JA21.
De heer Van den Berg (JA21):
Wat mij opvalt bij het betoog van mevrouw Van Oosterhout is dat het
vooral dogmatisch tegen kernenergie gericht is. Ik hoor haar veel eisen
opwerpen. Ze zegt bijvoorbeeld dat kernenergie geen impact mag hebben op
landbouwgronden, op natuurgronden of op de woningbouw. Ook vraagt zij of
het wel goed is geregeld met de technologieneutraliteit en heeft ze
vragen over afval. Ik vind dat op zich terechte zorgen. Dat mag, maar is
zij dan wel bereid om al diezelfde vragen ook te stellen als het om
bijvoorbeeld andere technologieën gaat, zoals zonne- en
windenergie?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik begon mijn betoog als volgt: als er ooit een vorm van kernenergie
komt die wel betaalbaar en volledig veilig is, waarbij het afval goed
geregeld is en die praktisch haalbaar is, dan willen we daarnaar kijken.
Dat is op dit moment echter niet het geval. Als het gaat om hernieuwbare
energie, dan zeg ik: dat is gewoon het winning team en mijn fractie
kiest voor het winning team.
De heer Van den Berg (JA21):
U zegt dat dit er niet is. U zegt dat er geen betaalbare, betrouwbare of
veilige kernenergie is, maar u zou eens naar Frankrijk moeten kijken.
Dat is het land dat binnen Europa de laagste CO2-uitstoot
heeft. Het heeft ook de laagste energiekosten qua stabiliteit. Als u
daar niet naar kijkt en alleen maar wil kijken naar de negatieve
effecten, dan vraag ik mij echt het volgende af. U bent toch juist
gericht op het reduceren van CO2 en op een leefbare planeet,
dus dan kunt u zich toch niet de luxe permitteren om dit voor de
toekomst uit te sluiten?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
We kunnen het ons absoluut permitteren om kernenergie uit te sluiten. We
hebben kernenergie niet nodig als we naar het energiesysteem van de
toekomst willen. Dat laten meerdere onderzoeken zien. Het is echt een
politieke keuze om toch voor kernenergie te gaan. Ik ben blij dat u even
over Frankrijk begint. Daar hebben ze het energiebedrijf moeten
nationaliseren in de hoop nog enige vooruitgang te kunnen boeken met de
kerncentrales die al heel lang in aanbouw zijn. Dat heeft Frankrijk 10
miljard gekost voor slechts 17% van de aandelen. Er staat een megaschuld
van meer dan 60 miljard op de balans van EDF. De Franse begroting is dus
niet iets waar ik jaloers op ben en zeker niet iets wat ik hier in
Nederland graag zou willen herhalen.
De voorzitter:
En met u bedoelt u de voorzitter, denk ik. Spreekt u via de voorzitter,
is mijn verzoek! Mijn tweede verzoek is om goed op de microfoons te
letten. Dat verzoek is aan iedereen gericht, want dan kunnen de mensen
thuis het debat ook goed volgen. Ik verzoek u dus om na het spreken de
microfoon uit te zetten, actief! De heer Van den Berg voor zijn derde
interruptie.
De heer Van den Berg (JA21):
Wat zal ik hierover zeggen? Ik wil alleen aan u vragen of u kunt
bevestigen dat er elk jaar minstens enkele tientallen miljarden euro's
naar subsidies voor bijvoorbeeld wind- en zonne-energie en batterijen
gaan?
De voorzitter:
En ook voor u geldt: bedoelt u met "u" de voorzitter? Graag via de
voorzitter spreken, is het verzoek!
De heer Van den Berg (JA21):
Ja.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik kan in ieder geval bevestigen dat er elk jaar nog bijna 50 miljard
naar fossiele subsidies gaan. Daarnaast lijkt het me ook heel logisch
dat we investeren in het energiesysteem van de toekomst. Daar zijn
subsidies voor wind en zon wat mij betreft ook onderdeel van.
De heer Jumelet (CDA):
Ik heb mevrouw Van Oosterhout gehoord en zeker ook haar ideeën over
kernenergie. Ik hoorde in haar betoog dat vooral de inzet op wind en zon
het idee is van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Ik zou heel graag een
reactie willen krijgen op wat wij vorige week via een onderzoek van TU
Delft hoorden, waarin het gaat over de daadwerkelijke opbrengst van wind
op zee. Hoe kijkt mevrouw Van Oosterhout daartegen aan, juist als het
gaat om de energiemix. Met wind en zon wordt het toch een langdurig
traject, zo lijkt mij, ook met heel veel ruimtegebruik. Ik zou hier
graag een reactie op willen.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Het onderzoek van TU Delft laat zien dat er wellicht in de toekomst,
wellicht over vijftien jaar, een probleem zou kunnen zijn. Ik ga ervan
uit dat we over vijftien jaar beter inzicht hebben in hoe we wind op zee
nog verder kunnen optimaliseren. Het is goed dat we daarnaar kijken. Wat
mijn fractie betreft is er steeds meer dan voldoende zicht op het nog
verder versnellen van wind op zee. Met een combinatie van wind op zee,
zon en opslag denkt mijn fractie toe te kunnen naar het energiesysteem
van de toekomst. Dat kan sneller en goedkoper dan met kernenergie.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgvraag, meneer Jumelet?
De heer Jumelet (CDA):
Ja, ik vroeg vooral naar de energiemix. Volgens mij hebben we juist
gehoord dat die mix zo nodig is om de totale energievraag te kunnen
beantwoorden. Ik hoor mevrouw Van Oosterhout eigenlijk zeggen: nou, ja,
dat komt wel goed. Die conclusie lijkt mij een beetje kort door de
bocht.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ja, het komt wel goed. Dat is niet zozeer omdat ik dat zo graag wil. Er
liggen allerlei onderzoeken aan ten grondslag die laten zien dat het
zeker mogelijk is om het energiesysteem van de toekomst in te richten
zonder kernenergie.
De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Van Oosterhout noemt in een bijzinnetje de opslag. We hebben
vorige week het rapport van de Algemene Rekenkamer over waterstof gehad.
Het kost minimaal vier keer zo veel als eerst de bedoeling was en we
krijgen het niet van wal. Klopt het, mevrouw Van Oosterhout ... Laat ik
het eens anders formuleren. Stel dat ik een motie indien waarin ik zeg
dat we dezelfde eisen die mevrouw Van Oosterhout stelt aan
kernenergieontwikkeling, ook moeten stellen aan wind- en zonne-energie,
en dan aan het totale complex, inclusief de opslag en de
netwerkversterking die daarvoor nodig is. Gaat mevrouw Van Oosterhout
die motie dan medeondertekenen?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Dan zou ik eerst naar die motie moeten kijken. Betaalbaar, veilig en met
oog voor de omgeving: dat zijn belangrijke randvoorwaarden. Laten we er
vooral samen naar kijken.
De heer Vermeer (BBB):
Is mevrouw Van Oosterhout het met mij eens dat kernenergie veel minder
ruimte beslaat en dus met het oog op de omgeving veel gunstiger is dan
bijvoorbeeld wind op land, wind op zee en zonneparken?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat ben ik niet met de heer Vermeer eens.
De voorzitter:
De heer Van den Berg heeft nog één interruptie over. Die gaat hij nu
inzetten. Gaat uw gang, meneer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik maak me geen illusie meer dat ik u kan overtuigen, mevrouw Van
Oosterhout, of dat u nog zal overgaan op een positieve houding over
kernenergie. Maar het volgende snap ik gewoon echt niet. Er werden net
onderzoeken genoemd die laten zien dat windturbines veel minder opwekken
dan is begroot. Er is begroot dat het om 56% van de gevallen gaat waarin
windturbines wél energie zouden opwekken, maar het gaat om 35%. Dat
scheelt gigantisch veel voor onze energiemix, maar u wilt daar gewoon
niet naar kijken. U zegt dat het wel goed komt in de toekomst, terwijl
er onderzoeken liggen die onderbouwd laten zien dat dat niet zo is. U
wilt daar niet mee aan de slag; u wilt daarvoor blijven wegkijken. U
bevestigt daarmee eigenlijk dat u in de toekomst helemaal niet naar zo'n
systeem zou kunnen overgaan. Waarom wilt u dit nou niet gewoon
meenemen?
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Dan heeft de heer Van den Berg niet goed geluisterd naar mijn reactie op
de vraag. Het onderzoek van TU Delft laat zien dat er mogelijk over
vijftien jaar een probleem zou kunnen zijn. Ik wil heel duidelijk
aangeven dat ik blij ben dat we dat weten. Uiteraard moeten we ernaar
kijken hoe we het verder moeten optimaliseren.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Oosterhout. Tot zover uw inbreng. Ik geef nu het
woord aan de heer Van den Berg voor zijn inbreng namens JA21.
De heer Van den Berg (JA21):
Is dat niet mooi: mijn allereerste debat over kernenergie als kersvers
Kamerlid? Ik kan met recht zeggen dat als kernenergie een kindje zou
zijn, ik er niet drie maar vier zou hebben. Lieve meiden, daarmee wil
papa natuurlijk niet zeggen dat jullie drie minder belangrijk zijn dan
nummer vier. Nee, integendeel. Maar kernenergie biedt zó veel, nee,
zelfs talloze voordelen. De toekomst van mijn meisjes is ermee
gediend.
Voorzitter. Energie opwekken met kernenergie is wat mij betreft de beste
manier die er is. Om jullie mee te nemen in waarom ik dat vind, neem ik
jullie even mee naar de jaren negentig. Ik was al op jonge leeftijd
geboeid door natuur, techniek en het prachtige Nederlandse landschap met
zijn adembenemende luchten. Ik heb een geweldige opvoeding gehad, waarin
mijn moeder mij uitlegde dat je met respect met de wereld om moet gaan:
met de mensen, met de buurt en met de omgeving.
Zo geboeid als ik was door techniek en ondersteund door mijn opa, die
eerder in de krachtcentrale in Huizen werkte, ben ik gaan uitzoeken hoe
techniek eraan kan bijdragen dat we met respect omgaan met onze wereld.
Na wat studie over kolen, aardgas en olie zag die 8-jarige Daniël heel
snel dat die inferieur waren vergeleken met de nucleaire techniek.
Voorzitter. Zoals ik al zei, zitten aan kernenergie zo veel voordelen
dat ik ze namens JA21 nog maar eens even opsom. Ik benadruk dat bij elk
punt nucleair het beste scoort. Ik noem een onbeperkte energievoorraad,
weinig ruimtegebruik en de hoogste energieopbrengst per vierkante meter,
toch niet onbelangrijk voor Nederland. Verder heeft kernenergie een
lange levensduur van wel tachtig jaar en geen uitstoot, niet door
luchtvervuiling noch door CO2, met als gevolg de minste
sterfgevallen per opgewekte energie. Ondanks dit alles kent zij de
minste mijnbouw en het minste gebruik van grondstoffen als beton en
staal. Het gaat gepaard met hoogwaardige werkgelegenheid en lage
energieprijzen met wereldwijde welvaart tot gevolg. En zo kan ik nog wel
even doorgaan. Feit is: de jonge Daniël had een missie. Hij wilde de
wereldwijde transitie naar kernenergie versnellen. Dat gaat sneller,
maar het kan en het moet ook sneller dan nu.
Voorzitter, dat brengt me bij de agenda van vandaag. De SMR-strategie en
de TNO-studies die de minister ons toe heeft gestuurd. Ik heb drie
punten en drie vragen over deze studie.
Ten eerste. SMR's krijgen wat ons betreft te weinig een serieuze plek in
de analyses. De studies gaan vooral over kernenergie als
containerbegrip. Ze vergelijken wel op hoofdlijnen, maar de echte kracht
van SMR's zit juist in de slimme inpassingen, dus colocatie bij de
industrie of de warmte-industrie, warmtestroom en ontlasting van
publieke infrastructuur, zoals ons netwerk, waar dat kan. Mijn vraag aan
de minister is dan ook: komt er nog een aparte SMR-integratiestudie die
juist die colocatie en de infrastructuurvoordelen expliciet meeneemt in
plaats van SMR, zoals nu, een beetje als een bijlage te
behandelen?
Ten tweede. De vergelijking van wind op zee versus kernenergie staat of
valt met één begrip: de capaciteitsfactor. Voor de mensen thuis: de
capaciteitsfactor is het gemiddelde dat je haalt ten opzichte van het
maximale vermogen. Als je één gigawatt op zee hebt — zo meteen zijn het
er twintig, en je rekent dan met 57%, dan verwacht je dat je wat meer
stroom krijgt dan wanneer je rekent met 42%, het percentage dat de
minister laatst noemde, en zeker wanneer de praktijk nog lager uitvalt,
namelijk rond de 35%. Dat is niet zomaar een detail, want als je minder
per gigawatt produceert, heb je meer vermogen nodig voor dezelfde
hoeveelheid stroom. En daar lopen we nu tegen aan. Dan heb je dus ook
meer aansluitvermogen, meer kabels, meer netwerkkosten en meer
ruimtebeslag in de gehele keten. Mijn vraag aan de minister: waarom
wordt er in de vergelijkende studies van TNO nog gerekend met zulke
optimistische aannames? Ik vraag dat, omdat de minister zelf heeft
aangegeven dat het realistisch gezien lager ligt. Maar in de studie van
TNO van oktober staat nog steeds 57%. Is de minister bereid om TNO de
opdracht te geven om de doorrekening te herijken met realistische
capaciteitsfactoren en om de gevolgen voor de systeemkosten expliciet
aan de Kamer te rapporteren?
Ten derde. Als we het serieus menen met de strategische autonomie van
Nederland en Europa, dan moeten we voor 2030 al in de uitvoering zitten.
Strategische autonomie betekent dat we niet wachten op wat er ergens
anders gebeurt, bijvoorbeeld totdat er in Canada een
"nth-of-a-kind"-reactor klaar is, en dat wij vervolgens achteraan
aansluiten. Dat betekent namelijk dat we structureel gaan achterlopen en
dat haal je niet meer in. Als je koploper wil zijn, stap je vroeg in met
deelname, met partnerschappen, met financiering en met een route die
hier landt. Ik denk aan de Europese opties: Allseas en Rolls-Royce. De
vraag aan de minister is dan ook: welke concrete route kiest zij?
Wanneer kiest zij die? En wat is het plan om het doel voor 2030
zichtbaar en realistisch te behalen? Ik bedoel dat we niet alleen bij
deze strategieën blijven, maar dat we ook gaan richting vergunningen en
naar het bouwen van.
Voorzitter, afrondend. JA21 wil kernenergie niet meer zien in plannen en
in eindeloze discussies, in locatieonderzoeken en in vergelijkingen met
van alles en nog wat. Wij willen aan de slag! Wij willen betaalbaarheid,
zekerheid voor gezinnen, het mkb en de industrie. Dat betekent: eerlijke
aannames, vooral goede doorrekeningen en bovenal tempo. Daar gaan we mee
aan de slag.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Ik zie geen interrupties en daarom is nu het
woord aan de heer Jumelet. Hij spreekt namens het CDA. Gaat uw
gang.
De heer Jumelet (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het wereldrecord hoogspringen is nog nooit
verbeterd door de lat lager te leggen. (…) Ik moet echt even een moment
stilte inbouwen!
De heer Vermeer (BBB):
Voor het dramatische effect.
De heer Jumelet (CDA):
Maar het is wel goed, hoor, om daar even bij stil te staan.
Voorzitter. De komende tijd moet er wat ons betreft voor
energieonafhankelijkheid, betrouwbaarheid en leveringszekerheid echt een
belangrijke extra stap gezet worden. We moeten ambitie tonen en gewoon
maximaal gaan doen. Andere Europese landen investeren al volop in de
industriële deelname aan nieuwe nucleaire programma's en als Nederland
te lang wacht met het zetten van de volgende stap, lopen we een
achterstand op die moeilijk in te halen is, zowel economisch als
technologisch.
Vrijdag jongstleden presenteerde de heer Wennink zijn rapport De route
naar toekomstige welvaart. Het toont nadrukkelijk het belang aan om
knopen door te hakken, te kiezen en richting te geven. Een citaat uit
het rapport: "Alleen met een realistische en robuuste energiestrategie
kan Nederland zowel klimaatverantwoord als economisch concurrerend
blijven." Voor het CDA is duidelijk dat we het ons niet kunnen
permitteren om kernenergie uit te sluiten of om af te wachten.
Voorzitter. De minister schetst in de brieven de laatste stand van zaken
met betrekking tot de inzet op kernenergie. Over de nieuwbouw van de
twee kerncentrales die voorzien zijn, schrijft de minister dat dat niet
in 2035 maar op zijn vroegst eind jaren dertig in beeld is. Dat duurt
dus nog minstens vijftien jaar. Minstens. Ik heb twee vragen over het
proces, allereerst over wat er nu speelt. De conceptnotitie Reikwijdte
en detailniveau is deze zomer ter inzage gelegd. Wanneer wordt de
definitieve notitie gepubliceerd?
De tweede vraag gaat ook over het proces, maar vooral over het zicht
erop. Wat is het tijdpad nu voor een definitief besluit over de locatie
van de eerste twee nieuwe kerncentrales? Dat is niet alleen om de lat
hoog te leggen, maar juist ook om draagvlak te houden in de regio waar
een nieuwe centrale komt. Het gaat niet alleen om de centrale, maar ook
om de impact van alle activiteiten. Denk aan de benodigde grondposities
en aan het arbeidspotentieel tijdens de bouwtijd en erna. Er wordt
gesproken over een Rijk-regiopakket met de provincie Zeeland. Is de
minister bereid om no-regretmaatregelen te nemen om te investeren,
bijvoorbeeld in onderwijs en in afspraken met toeleveranciers? Dat is
een vraag aan de minister.
Voorzitter. Het kabinet heeft terecht benadrukt dat er kansen zijn voor
het Nederlandse bedrijfsleven in de aanbestedingstrajecten, maar dat er
snel duidelijkheid moet komen over het tijdpad.
Voorzitter. Dat geldt ook voor de SMR's. In het rapport van de heer
Wennink lezen we wat er mogelijk is als de randvoorwaarden op orde zijn.
"Investeringspijplijn" wordt dit genoemd. Genoemd worden onder andere
Allseas, SMR, Thorizon en misschien ook wel eerder aan de orde, dichtbij
in het Verenigd Koninkrijk, Rolls Royce. Het is een belangrijke
kansrijke ontwikkeling. Als er nog geen besluit is over de twee nieuwe
grote kerncentrales en de aanlandingscapaciteit van wind op zee lager
uitvalt, kunnen SMR's nodig zijn als onderdeel van de landelijke
productiecapaciteit. SMR's kunnen bedrijfsspecifieke oplossingen bieden
die losstaan van het landelijk elektriciteitsnet, zoals elektriciteit
achter de meter of proceswarmte op hoge temperatuur. Ondanks de
strategie voor de SMR's blijkt de urgentie op het realiseren wat ons
betreft nog niet altijd. In de brief van 17 oktober van de minister
staat: "Voor het vergroten van kernenergie in de energiemix wordt in de
eerste plaats gekeken naar de bouw van grootschalige kerncentrales.
Daarnaast worden de mogelijkheden voor kleine modulaire kerncentrales
(hierna SMR's) meegenomen". Ik heb een vraag aan de minister. Ziet de
minister ook de urgentie voor het stimuleren van de bouw van SMR's? Hier
is locatiekeuze ook belangrijk. De berichten uit het Verenigd Koninkrijk
zijn hoopvol, net zoals de innovatiekracht van Allseas en Thorizon. Gaan
deze ontwikkelingen niet sneller dan de bouw van de grote centrales en
moeten we daar dan niet meer op inzetten, natuurlijk zonder dat die
ontwikkelingen elkaar in de weg zitten?
Voorzitter. Tot slot de financiën, zeker niet onbelangrijk in dezen.
Laten we constateren dat we aan de vooravond staan van grote
investeringen door de oprichting van een nucleaire-energieorganisatie,
een beleidsdeelneming in de vorm van een besloten vennootschap. Een
vraag die dan openstaat, is of de minister al goedkeuring heeft van de
Europese Commissie voor het verlenen van staatssteun aan NEO NL. De
investeringskosten van twee kerncentrales worden geschat op, zo lezen
we, 20 tot 30 miljard. Het zou niet raar zijn om de vraag te stellen:
hoe is deze schatting opgebouwd? Zijn daar bijvoorbeeld ook de
omgevingskosten bij meegerekend?
Voorzitter. Dinsdag 9 december presenteerde de Algemene Rekenkamer het
rapport over de aanleg van het waterstofnetwerk. Een van de
kritiekpunten was de informatievoorziening naar de Kamer. Een vraag aan
de minister: vindt u als leerpunt dat projecten als deze waarover we nu
spreken het predicaat "groot project" moeten hebben, omdat het bij deze
projecten belangrijk is dat de minister zicht heeft op onzekerheden,
deze beheerst en grote financiële of technische wijzigingen aan de
Tweede Kamer meldt? De risico's zijn groot met dit soort grote
projecten, maar het belang is dat des te meer. Graag ook hierop een
reactie van de minister.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Teunissen namens de
Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hoor ronkende teksten van het CDA over energieonafhankelijkheid,
leveringszekerheid en dat we anders achter gaan lopen. Dat zijn allemaal
grote, grote woorden. Ik wil even naar de inhoud. De uraniumvoorraad
staat voor ongeveer 38% onder Russische controle. Als er meer
kerncentrales komen, dan leidt dat nog meer tot afhankelijkheid van
Rusland. Hoe ziet het CDA dan dat extra kerncentrales kunnen bijdragen
aan die energieonafhankelijkheid?
De heer Jumelet (CDA):
Dat is een belangrijk punt dat ingebracht wordt. Ik denk dat het goed is
om ook goed na te blijven denken over waar dat uranium vandaan komt. U
zegt dat dat voor 38% uit Rusland komt. Uit mijn rekensom blijkt dan dat
het overgrote deel ergens anders vandaan komt. Ik denk dat het goed is
om dat wel goed in het oog te houden, maar wat betreft alle innovaties
is het belangrijk om ook te kijken hoe je met bijvoorbeeld SMR's ook de
doelstelling kunt halen van de inbreng van kernenergie in de
energiemix.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
"Erover blijven nadenken" … Ik denk dat het heel urgent is om te kijken
hoe we omgaan met uranium. Het is echt heel erg noodzakelijk dat
Nederland en ook Europa onafhankelijk worden van regimes als dat in
Rusland. Ik hoor het CDA zeggen dat het om 38% gaat en dat we uranium
dus wel ergens anders vandaan kunnen halen. Als we kijken naar de
indirecte controle, dan zien we dat de afhankelijkheid van Rusland nog
veel groter is. Dan gaat het namelijk om de helft van de
uraniumvoorraad. Ongeacht waar het vandaan komt, moet je het van ver
halen, terwijl windenergie en zonne-energie hier nu beschikbaar zijn en
ook nog eens veel goedkoper zijn. De vraag is dus alsnog: is het dan
niet beter om in ieder geval op safe te spelen en in te zetten op wind
en zon en op echt innovatieve technieken, zoals opslag van
elektriciteit, dan ons nu opnieuw vast te ketenen aan verre, vaak
dubieuze regimes en regimes waar we helemaal niet van afhankelijk willen
zijn, zoals in Rusland?
De heer Jumelet (CDA):
Over grote woorden gesproken: vastketenen. Volgens mij gaat het erom dat
we slim en innovatief nadenken en blijven nadenken over de energiemix.
We zien natuurlijk inderdaad alle inzet op wind, ook op land, maar zeker
in de toekomst op zee. Daar hebben we met elkaar veel van te verwachten,
denk ik. Tegelijkertijd zetten we in op zon, maar we zien ook dat er
andere dingen nodig zijn, zeker als het gaat om het balanceren van het
net. We weten allemaal dat we er met alleen zon en wind niet komen. Het
gaat zeker ook over een stabiele energievoorziening. Wat ons betreft kan
kernenergie daar ook een goede bijdrage aan leveren. Dus ik denk dat het
goed is om te blijven nadenken en de innovaties te benutten. Die zijn
ook buiten de landen die u net noemde te vinden. Ik denk dat we daar
samen in moeten optrekken, ook in Europa.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb nog een vraag. Het is zeker goed om te blijven nadenken, ook over
de kosten van kernenergie, want naarmate wind en zon goedkoper worden,
gaan steeds meer mensen die energie gebruiken en gaan steeds minder
mensen afhankelijk worden van kernenergie. Dus de verwachting is dat
kernenergie steeds duurder wordt. Bovendien hebben we ook al
verschillende rapporten gezien, zoals dat van TNO, waaruit blijkt dat er
scenario's zijn waarbij ook het bouwen van de kerncentrales enorm veel
duurder wordt dan is ingeschat. Waarom zou je dan die route kiezen in
plaats van de goedkope optie te kiezen, namelijk zon en wind, die ook
nog veel schoner is? Kan het CDA dat uitleggen?
De heer Jumelet (CDA):
Het CDA kan heel veel uitleggen, maar ik denk dat het op dit punt goed
is om nog een keer te verwijzen naar de energiemix die gewoon nodig is.
We hebben gezien dat er heel veel problemen zijn met wind op land. Heel
veel mensen zijn in opstand gekomen tegen de grote windturbines die hier
en daar in het landschap verschijnen. Ik denk dat we daarvan geleerd
hebben. Dan komt wind op zee aan de orde. Daar zien we ook weer
prognoses die toch wat bijgesteld gaan worden. We zien met elkaar ook de
zonne-energie. We weten dat we met elkaar ook meer nodig hebben. Wat ons
betreft is kernenergie ook een onderdeel van de energiemix, vooral om
die stabiele energievoorziening met elkaar voor de toekomst te borgen.
Ik denk dat dat ons verhaal is. Ik denk ook dat de vraag gerechtvaardigd
is om met elkaar in de SMR's te stappen, vooral als het gaat om de
industrie en het dichtbij gebruiken ervan. Ik kan me ook voorstellen dat
daar bij de Partij voor de Dieren aandacht voor is.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Als ik het goed begrijp, gaat het het CDA om de energiemix. Daarin mis
ik altijd energiebesparing. Ik hoor het CDA eigenlijk nooit over een
energiebesparingsplan. Het CDA heeft ook altijd tegen onze moties
gestemd voor een nationaal energiebesparingsplan. Nu is de minister van
KGG bezig met de implementatie van de Europese richtlijn over
energiebesparing. Kan het CDA erin meegaan dat we ook in die energiemix
volop moeten inzetten op besparing en dat we dan pas moeten kijken welke
aanvullende bronnen er nodig zijn, in plaats van nu al uit te gaan van
het idee dat kernenergie nodig is in die mix?
De heer Jumelet (CDA):
Als woordvoerder op dit mooie onderwerp vind ik besparing heel
belangrijk, want daar begint het mee; dat heb ik ook op andere plekken
weleens mogen zeggen. Ik kan me daar dus wel in vinden. Ga ik zover mee
met uw plannen en voorstellen? Dat moet ik ook even goed met de mensen
bespreken, want dat heb ik niet helemaal scherp. Maar besparing is
natuurlijk allereerst en vooral belangrijk, want dan hoef je ook niets
op te wekken.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Jumelet een heel pleidooi houden over het versnellen van
de ontwikkelingen richting SMR's. We zien ondertussen ook dat het voor u
denk ik grote voorbeeld NuScale daar volledig op is geklapt. Dat is
eigenlijk het enige commerciële SMR-bedrijf in het Westen. Dat project
is stopgezet. Waarom? Omdat het veel te duur werd. De kosten zijn
geëxplodeerd; het zou minstens drie keer zo veel gaan kosten. Het is dus
ook een groot vraagstuk of die SMR's economisch zinvol zijn. Daarnaast
staan er nog grote vraagstukken open over in hoeverre die het
afvalprobleem kunnen oplossen. Hoe kijkt de heer Jumelet dus naar al
deze vraagtekens die er nog zijn rondom SMR's?
De heer Jumelet (CDA):
Ik ben niet zo deskundig als mijn buurman hier ter rechterzijde. Ik kan
maar één ding zeggen: ik heb tot nu toe een heel aantal rapporten
gelezen en een aantal gesprekken gevoerd, en daar krijg ik toch een heel
ander beeld uit. Ik constateer ook dat de heer Wennink vrijdag ook de
SMR's noemde. Ik ga er dus van uit dat dat ook niet zomaar uit de duim
gezogen is. Ik kan me dus voorstellen dat zich natuurlijk allerlei
problemen voordoen en dat er nog allerlei vraagstukken te beantwoorden
zijn, maar ik krijg de signalen dat dit zeer kansrijk is. Ik denk dat we
dat ook moeten onderzoeken en benutten als dit kansrijk is. Met het
voorbeeld dat u noemt ben ik niet bekend, maar ik denk dat het goed is
om vooral ook de andere kant van de zaak te bekijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van uw inbreng. Dan
geef ik het woord aan de heer Vermeer namens de BBB-fractie.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Nederland heeft dringend behoefte aan het
ontwikkelen van kernenergie. Daarmee maken we onze energievoorziening
betrouwbaarder, verduurzamen we de industrie, creëren we werkgelegenheid
en stimuleren we innovatie. Onze huidige energiemix is onbetrouwbaar,
onhoudbaar en instabiel. Windturbines leveren alleen stroom als het
waait en zonnepanelen alleen als de zon schijnt. Daarnaast kampt
Nederland met een gigantisch probleem in de vorm van netcongestie. De
vraag naar energie is groot. Inmiddels staan meer dan 14.000 bedrijven
in de wachtrij.
Dat probleem heeft de overheid zelf gecreëerd, want er is willens en
wetens ingezet op vormen van energieopwekking die onbetrouwbaar en
instabiel zijn. Je kunt geen fulltime economie runnen met een parttime
energievoorziening.
Voorzitter. Kernenergie is niet afhankelijk van weersomstandigheden,
levert een constante en betrouwbare basislast en stoot geen
CO2 uit. Dat maakt kernenergie volgens BBB een onmisbare
schakel in de Nederlandse energiemix. Het al eerder gememoreerde rapport
van Wennink wijst de politiek en de overheid ook op onze
verantwoordelijkheid voor betrouwbare en betaalbare energie.
Als we investeren in kernenergie, zorgen we voor een betrouwbare en
stabiele energievoorziening met zeer hoge leveringszekerheid. Daar
snakken bedrijven en burgers naar. Daarom de volgende vraag aan de
minister. Is de minister het met BBB eens dat de aanbevelingen uit het
rapport-Wennink aansluiten bij het kabinetsbeleid over kernenergie?
Vindt de minister dat de aanbevelingen uit het rapport-Wennink over het
innoveren van nieuwe hernieuwbare energiebronnen, waaronder kernenergie
en SMR's, uitgevoerd moeten worden? Wat is de status van het overleg met
betrekking tot de Zeeuwse voorwaarden die gesteld zijn aan de projecten?
Daar werd hier door mevrouw Van Oosterhout al eerder aan
gerefereerd.
Voorzitter. De regering heeft een strategie ontwikkeld voor SMR's,
smalle modulaire reactoren; kleine, sorry. "Smal" is wel een Nederlands
woord; dat gaat wel weer goed. BBB is blij dat deze technologie
welverdiende aandacht krijgt, maar de inhoud van de strategie stelt ons
nog niet geheel tevreden. Meerdere decentrale overheden hebben plannen
of verkenningen lopen voor de realisatie van SMR-projecten. De provincie
Gelderland voert bijvoorbeeld verdiepend onderzoek uit om geschikte
locaties aan te wijzen. De gemeente Opmeer heeft al een
haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. De strategie die er nu ligt, is voor
decentrale overheden met ambitie op het gebied van kernenergie echter
niet optimaal.
In de Voorjaarsnota van 2023 is 65 miljoen gealloceerd voor de SMR's,
met name voor onderzoek daarnaar. Kan de minister toelichten hoeveel van
dit geld inmiddels al is uitgegeven en/of toegezegd aan onderzoek
uitgevoerd door het ministerie zelf, onderzoek van provincies of
gemeentes en ondersteuning van private initiatieven en ondernemingen? Er
staat bijvoorbeeld in het plan van het kabinet dat het kabinet
prioriteit geeft aan grote kerncentrales en dat SMR's pas in
toekomstscenario's worden betrokken. Dat standpunt doet volgens BBB geen
recht aan de grote kansen die SMR's met zich meebrengen. Nu is het
moment om in te zetten op verdere ontwikkeling en uiteindelijke
realisatie. Daarmee geven we de Nederlandse industrie een
koploperspositie op het gebied hiervan, zoals ook VNO-NCW in een brief
aan de Tweede Kamer aangeeft. Daarom de volgende vragen aan de minister.
Is de minister het met VNO-NCW eens dat vroegtijdig investeren in SMR's
het Nederlandse bedrijfsleven een goede uitgangspositie geeft voor
innovatie en ontwikkeling? Is de minister van plan om conform de oproep
van VNO-NCW de SMR-strategie aan te scherpen en concreter te
maken?
Voorzitter, tot slot. Het rapport-Wennink wijst ons op onze
verantwoordelijkheid om te zorgen voor een betrouwbare en betaalbare
energievoorziening. Zonder deze randvoorwaarden is de Nederlandse
economie niet klaar voor de toekomst. Wat BBB betreft moeten we de kans
voor een betrouwbare basislast zonder CO2-uitstoot met beide
handen aangrijpen en vol inzetten op de ontwikkeling van kernenergie en
SMR's in het bijzonder.
Heb ik nog tijd over?
De voorzitter:
U heeft nog een enkele seconde, ja.
De heer Vermeer (BBB):
Een enkele seconde. Ik zou mevrouw Teunissen, die hier net even de
stelling poneerde dat wind- en zonne-energie totale onafhankelijkheid
betekenen, willen zeggen dat dit toch echt flauwekul is, want wij hebben
voor de hele installatie, het aanlanden en het opslaan in accu's et
cetera mineralen en allerlei elementen nodig die uit de hele wereld
moeten komen, ook uit landen als Congo en China. Dat "onafhankelijk"
noemen is — laat ik het netjes zeggen — niet juist.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. U heeft een interruptie van mevrouw Van
Oosterhout.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Als er een nieuwe kerncentrale in Zeeland zou komen, dan gaat dat
mogelijk ten koste van landbouwgrond. Bij koeling met water uit de
Westerschelde bedreigt het opgewarmde water in de Westerschelde
schelpdieren en kreeften, wat ook ten koste gaat van vissers en kwekers.
Ik ben dus benieuwd waarom de BBB pleit voor kernenergie in Zeeland als
die ten koste gaat van boeren en vissers.
De heer Vermeer (BBB):
Op de locaties die ik gezien heb, heb ik geen koe zien lopen of geen
biet verbouwd zien worden, dus ik denk dat dat wel mee zal vallen. Maar
zelfs al zou dat zo zijn, dan is het ruimtebeslag van kernenergie nog
vele malen lager dan alle andere geplande projecten voor zonne- en
windenergie, én alle installaties die daar nog extra voor nodig zijn
voor de aanlanding. We hebben het gezien met de aanlandingsplannen,
bijvoorbeeld bij de Waddenzee, bij het zogenaamde PAWOZ-traject, waar
kabels dwars door hoogrenderende gronden getrokken moeten worden, door
gebieden waar pootaardappelen voor de hele wereld geteeld worden, waar
800 miljoen mensen in de wereld van eten. Het lijkt mij heel verstandig
om dat allemaal goed tegen elkaar af te wegen. Dan zul je zien dat je
met kernenergie veruit het minste ruimtegebrek zult krijgen.
De voorzitter:
Dan zijn we nu aan het einde gekomen van uw bijdrage. Ik geef het woord
aan mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw
gang.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Onlangs kreeg ik een brief in mijn brievenbus van de
minister van Klimaat en Groene Groei, met daarin de vraag of ik een
kerncentrale in mijn omgeving zie zitten. Ook de mensen in onder andere
Groningen en Zeeland kregen deze vraag voorgelegd. Die mensen ervaren
nog elke dag de verregaande gevolgen van de misstappen van deze regering
in het energiebeleid. Het is dus volstrekt terecht dat onder anderen
duizenden Zeeuwen nee zeggen tegen de bouw van kerncentrales.
Voorzitter. Nederland staat op het punt om nog zo'n gigamisstap te
begaan. Het kabinet presenteert kernenergie namelijk als goed voor het
klimaat en goed voor meer energiezekerheid. Tegelijkertijd laten haar
eigen stukken zien dat de beloofde voordelen uiterst onzeker zijn,
terwijl de nadelen keihard zijn. Het gaat dan om miljarden aan publieke
kosten, decennia aan doorlooptijd, radioactief afval en grote risico's.
Het rapport-Wennink van vandaag zegt ook dat we die decennia aan
doorlooptijd van die megagrote projecten gewoon niet meer moeten willen
voor de toekomst. Om goed te kunnen blijven concurreren, moeten we veel
meer inspelen op de actualiteit en veel flexibeler en kleinschaliger
zijn. Dat is niet hoe de Partij voor de Dieren in de wedstrijd zit, maar
dat is zeker een argument voor andere partijen hier aan tafel.
Voorzitter. De minister verwijst naar de analyse van TNO, waarin staat
dat kernenergie zou bijdragen aan lagere systeemkosten en stabiele
prijzen. Diezelfde analyse van TNO laat echter zien dat er ook andere
scenario's zijn: kerncentrales die géén besparing opleveren of die het
energiesysteem duurder en inflexibeler maken, zeker als de energievraag
lager uitvalt dan nu wordt aangenomen of als de kosten hoger uitvallen.
Dat laatste is ook in andere landen gebeurd; kijk bijvoorbeeld naar het
Verenigd Koninkrijk. Kernenergie zal alleen maar duurder worden,
naarmate we meer wind- en zonne-energie gaan gebruiken. Kortom: waarom
blijft de minister vasthouden aan kernenergie, terwijl dat zo ontzettend
veel, met name financiële, risico's voor de belastingbetaler met zich
meebrengt, de milieu-impact nog steeds heel groot is en wind- en
zonne-energie steeds goedkoper wordt?
De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Teunissen zegt dat kernenergie duurder zal worden, zodra er meer
zonne- en windenergie komt. Is mevrouw Teunissen het dan ook met mij
eens dat zonne- en windenergie duurder wordt, zodra er meer kernenergie
komt?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Er zitten natuurlijk verschillende aspecten aan het duurder worden van
kernenergie. Aan de ene kant heb je de investeringskosten. Die kunnen al
heel hoog gaan oplopen. De risico's zijn heel groot. Ik noemde net het
Verenigd Koninkrijk al als voorbeeld van waar de kosten gigantisch zijn
gaan oplopen, tot meer dan 50 miljard. Je hebt daar dus al een groot
financieel risico. Als we een staatsdeelneming gaan oprichten, komt dat
allemaal op het bordje van de belastingbetaler. Dan heb je inderdaad nog
de energiekosten, die natuurlijk steeds hoger worden. Dit komt omdat je
te maken hebt met grote investeringen en een lange doorlooptijd. Dat
moet ook allemaal terugverdiend worden. De energierekening wordt naar
verwachting vrij hoog. Die wordt ook alleen maar hoger als wind- en
zonne-energie beter kan gaan concurreren. De heer Vermeer zegt dan — ik
zie het al aankomen — dat je in dat geval toch beter kan inzetten op
heel veel kernenergie, omdat het dan goedkoper wordt ten opzichte van
wind- en zonne-energie. Ik zeg dan dat je ook moet kijken naar de andere
effecten van kernenergie. Ik noemde net al het uranium, maar ik noem ook
het opslaan van het kernafval. Iedereen vindt dat een ouderwets
argument, maar het is nog steeds aan de hand. We hebben nog steeds geen
goede mogelijkheden in Nederland om kernafval op te slaan zonder dat het
grote gevolgen heeft voor het milieu. Het is dus helemaal niet wenselijk
om op lange termijn in te zetten op meer kernenergie in plaats van op
meer wind- en zonne-energie.
De voorzitter:
Meneer Vermeer, dit is uw laatste interruptie.
De heer Vermeer (BBB):
Ik vind het fijn dat mevrouw Teunissen al een deels antwoord geeft op
een vraag die ik niet eens zelf hoefde te stellen. Ze tipt het daarmee
precies goed aan. Ik moet er over de opslag van kernafval wel bij zeggen
dat ik mevrouw Teunissen echt wil verzoeken om een keer naar COVRA te
gaan, waar dat kernafval opgeslagen wordt. Ze zien daar namelijk dat het
stralingspercentage bovenop die opslag lager is dan hier in deze zaal.
Voor de rest wil ik haar er ook op wijzen — ik wil haar ook vragen of ze
dat onderkent — dat wij ook voor die hele wind- en zonne-energie
gigantisch veel hulpbronnen nodig hebben. Die hulpbronnen moeten wij ook
uit andere landen halen. Daar komt ook afval uit. Dan heb ik het nog
niet eens over de slijtage van turbinebladen, waarmee ook weer
oplosmiddelen verspreid worden. Onderkent mevrouw Teunissen dat dat dus
ook niet vrij van afval is?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Eerst even over dat afval. Nederland probeert nu te gokken op diepe
ondergrondse opslag in zout- en kleilagen of op export naar het
buitenland. Nou, export naar het buitenland is ontzettend duur en dat
opslaan in die kleilagen heeft heel veel effecten, negatieve effecten,
op de omgeving. Daarom zeg ik dat de milieu-impact heel groot is. Ik
ontken niet — dat is het tweede punt, de afhankelijkheid van uranium —
dat je ook met wind en zon tot op zekere hoogte afhankelijk bent van
andere landen. Congo werd net genoemd. Dat is zo, maar het grote
verschil is dat je, als je het inzet in combinatie met een forse
energiebesparing, natuurlijk al de materialen die nodig zijn voor wind
en zon kunt recyclen. Die kun je makkelijk recyclen. Daar moet veel meer
op ingezet worden, maar dat doen we op dit moment niet. We moeten
natuurlijk toe naar een systeem waarbij je het minimum aan grondstoffen
gebruikt dat nodig is voor wind en zon, wat je vervolgens gaat recyclen.
Net als gerecycled staal. Daar hebben we ook heel veel discussie over,
over of dat nou de toekomst is. En met uranium gaat dat eerlijk gezegd
gewoon niet. Je kunt uranium maar één keer gebruiken. Dat is ook de
reden waarom het nu opgaat.
De heer Flach (SGP):
Ik zit te luisteren naar het betoog van mevrouw Teunissen en ik kan me
niet aan de indruk onttrekken dat daar wat inconsistenties in zitten. Om
te beginnen denk ik dat wind en zon op dit moment eigenlijk helemaal
niet goedkoper worden. We lezen juist steeds meer berichten over dat
wind op zee veel duurder uitpakt, maar daar gaat mijn vraag nog niet
eens over. Die gaat er met name om dat wij in een land waar de zon niet
altijd schijnt en waar de wind niet altijd waait — de zogenaamde
"dunkelflaute" — gewoon weken in het jaar zouden hebben waarin er dan
gewoon geen stroom zou zijn. Daar hebben we een stabiele vorm van
energie voor nodig. Als we in 2030 de kolencentrales uit gaan zetten,
wat de Partij voor de Dieren volgens mij graag wil, en we afgaan van
gasgestookte centrales, welke stabiele vorm van energie blijft er dan
over voor mevrouw Teunissen om de Nederlander gewoon warm te houden in
de winter?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Er zijn, om even met dat laatste punt te beginnen, heel veel andere
manieren waarop je een stabiele energievoorziening kan hebben. Denk
bijvoorbeeld aan geothermie. Dan hebben het over verwarming, hè. Je hebt
natuurlijk elektriciteit voor heel veel toepassingen en deze vraag gaat
heel specifiek over verwarming. Daar hebben we geothermie, maar daar zet
het kabinet onvoldoende op in. Dat had veel sneller gemoeten. Hier in
Den Haag zelf hebben we stadsverwarming en we hebben een prachtige
geothermiebron precies onder de stad liggen. Daar zou je de hele stad
van kunnen verwarmen, maar dat gebeurt op dit moment niet. Je hebt dus
heel veel mogelijkheden om tot een stabiele energievoorziening over te
gaan. Ik heb het ook al gehad over opslag. Dat is ook een van die zaken.
Je moet inderdaad inzetten op flexibiliteit, dus op momenten waarop het
nodig is, waarop die windmolens kunnen gaan draaien, waarop er
windaanbod is, moet je zorgen dat je dat op een goede manier kunt
opslaan. Dat zijn allemaal zaken die je op kortere termijn kunt regelen
dan dat je een kerncentrale kan bouwen. Dat duurt veel langer en die
tijd hebben we gewoon niet.
De heer Flach (SGP):
Die tijd hebben we inderdaad niet, want over vier jaar gaat die
kolencentrale al uit. Dat is een besluit waar we ons echt nog een keer
goed op moeten bezinnen, want er zijn gewoon geen stabiele alternatieven
op dit moment. Geothermie is nog lang niet in de mate voorhanden dat we
er warmpjes bij zullen zitten en kernenergie gaat het ook niet halen
overigens, dus we zullen die tussenoplossing nodig hebben. U heeft
gelijk, ik had nog niet eens wat gevraagd over elektriciteit. Op het
moment dat de zon niet schijnt en de wind niet waait, hebben we toch
elektriciteit nodig, steeds meer, om al die auto's te laten rijden en
noem maar op. Dus we zullen stabiele vormen van energie nodig hebben. Er
bestaat geen schone energie. De metalen die we nodig hebben voor
windmolens — dat is dan de vraag die ik bij mevrouw Teunissen neerleg —
hebben toch ook een negatief effect op milieu en omgeving? Er is in
China — daar worden die metalen gewonnen en daar worden veel chemicaliën
bij gebruikt — een gifmeer van 120 vierkante kilometer. Bent u het met
mij eens — ik kom tot mijn vraag — dat er eigenlijk geen schone vorm van
energie bestaat?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Eerst even over het eerste punt, dat we een stabiele vorm van energie
nodig hebben, ook als de kolencentrales sluiten. Daar ben ik het mee
eens en daar moeten we ook zeker naar zoeken. Alleen is het punt hier in
dit debat dat kernenergie daar niet de oplossing voor is. De heer Flach
zegt het net zelf: over vijf jaar moeten die kolencentrales sluiten als
we aan de klimaatdoelen willen voldoen. Dat betekent dat we over vijf
jaar een alternatieve bron moeten hebben. De bouw van een kerncentrale
duurt minimaal veertien jaar. Daarvoor biedt het dus geen
oplossing.
Dan het tweede punt, over de grondstoffen. Ja, de Partij voor de Dieren
erkent dat geen enkele vorm van energie honderd procent schoon is. We
erkennen ook dat je grondstoffen uit het buitenland moet halen. Daarom
is de Partij voor de Dieren hier tot in den treure bezig geweest om
ervoor te zorgen dat er meer aan energiebesparing wordt gedaan. Tot nu
toe wordt dat onvoldoende gedaan. Ik ben er ontzettend boos over dat we
op die manier niet aan de klimaatdoelen voldoen. Er is continu uitstel
en afstel geweest van hele effectieve energiebesparingsmaatregelen.
Alleen de energiebesparingsplicht voor bedrijven al is jarenlang niet
gehandhaafd. Ik vind het dus een beetje ongemakkelijk om dan bij de
Partij voor de Dieren neer te leggen dat we ook voor schone energie
afhankelijk zijn van andere landen. Dat erkennen we al heel lang. Daarom
moeten we vol inzetten op energiebesparing.
De heer Flach (SGP):
Het gaat er mij niet om dit bij één partij neer te leggen. Het was
mevrouw Teunissen zelf die erover begon in een interruptie, volgens mij
op collega Jumelet. Zij wees erop dat er een afhankelijkheid is van
andere regimes. Ik denk dat het een illusie is om te veronderstellen dat
er een honderd procent zuivere, veilige en schone made-in-Hollandenergie
bestaat die tot in lengte van jaren elke dag voorhanden is. Ik ben het
wel met mevrouw Teunissen eens — daar sluit ik dan maar mee af — dat we
ongelofelijk zouden moeten inzetten op energiebesparing. Dat heeft de
SGP ook in het programma staan. Elk kilowattuur, elke joule die je
bespaart, hoef je ook niet op te wekken en in te voeren. Je hoeft er ook
geen dure investeringen voor te doen. Laten we dan in ieder geval als
lichtpuntje neerzetten dat we het daarover eens zijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dat vind ik een hele mooie oproep. Ik hoop dat we hierover samen nog
veel goede voorstellen kunnen doen. Dank.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, voorzitter. Ik wil nog even kort ingaan op kernafval. Er is gewoon
geen bewezen en werkende oplossing voor het kernafvalprobleem. Nederland
gokt nu op de diepe ondergrondse opslag in zout- of kleilagen of op
export naar het buitenland. Dat zijn allebei opties vol onzekerheden en,
als ze al haalbaar blijken, met hoge kosten. Is de minister het ermee
eens dat het volstrekt onwenselijk is dat er nog meer kernafval bij
komt?
Voorzitter. Dan over de leveringszekerheid van uranium. Het kwam al in
interrupties voorbij. De minister beweert dat er een ruim en divers
aanbod van uranium is. Dat terwijl Europa nu 38% uit Rusland importeert.
De vraag is dus hoe de minister ervoor gaat zorgen dat we voor uranium
minder afhankelijk worden van andere regimes. Wat bedoelt ze met een
ruim en divers aanbod?
Dan nog de milieueffecten rond Borssele. Het koelwater tast ecosystemen
in de Westerschelde aan. Vissterfte, stikstofdruk en warmer water
verergeren biodiversiteitsverlies in een al zwaarbelast ecosysteem.
Waarom heeft de minister deze signalen uit milieuonderzoeken tot nu toe
niet serieus laten toetsen? We zien in de beantwoording dat dat nu pas
gebeurt. Waarom neemt ze de effecten op ecosystemen niet al mee aan de
voorkant, bij de verkenning? Nu kiest ze eigenlijk al een potentiële
locatie en gaat ze daarna de milieueffecten onderzoeken. Volgens mij
moet het andersom en moet het aan de voorkant al getoetst worden. Graag
een reactie.
Voorzitter, tot slot. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. De
Partij voor de Dieren zegt: gebruik die miljarden voor de versnelling
van de energietransitie, voor energiebesparing en voor wind, zon en echt
innovatieve technieken zoals geothermie en opslag in plaats van voor
dure, gevaarlijke en milieuonvriendelijke kernenergie.
Dank u wel.
De heer Jumelet (CDA):
Ik ben benieuwd naar het standpunt van de Partij voor de Dieren over
SMR's. Daarmee kunnen we het dichtbij, in de setting van industrie,
mogelijk maken om het net minder te belasten. Ik weet niet hoe de Partij
voor de Dieren daarover spreekt. Is het gewoon "geen kernenergie"? Is
dat het dan? Of willen we met elkaar toch ook verder kijken dan alleen
maar nee, bijvoorbeeld naar de toepassingen van SMR's.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Laat ik vooropstellen dat de Partij voor de Dieren openstaat voor alle
échte oplossingen voor de klimaatcrisis. We zitten midden in die
klimaatcrisis. Het CDA vraagt hoe ik denk over de kleine centrales. Dat
is een niet-bewezen techniek. We zitten midden in de crisis: laten we
dan gebruikmaken van de technieken die al bewezen werken. Daar zetten we
nu onvoldoende op in. Er zijn er net heel veel voorbijgekomen. Laten we
ons daar nou op richten. Laten we daar die miljarden in steken. Ik ben
niet tegen onderzoek naar die reactoren, maar dat alles vergt een lange
adem en daar hebben we gewoon geen tijd meer voor.
De voorzitter:
Meneer Jumelet, uw laatste interruptie.
De heer Jumelet (CDA):
Ik zie een opening. Ik hoorde namelijk geen nee. Ik hoorde juist dat de
Partij voor de Dieren daarop geen "nee" zegt als blijkt dat het wel kan.
Daar ben ik blij mee.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is altijd goed als het CDA zoekt naar openingen, maar in deze fase
van de klimaatcrisis moet je echt heel goed prioriteiten stellen. Ik zie
welke prioriteiten het kabinet stelt. Ik vind het een beetje jammer dat
we inzetten op heel grote projecten. Gelukkig zet het kabinet nog niet
vol in op de kleine kerncentrales, maar dit zijn allemaal technieken die
veel te veel tijd vragen om daarmee de klimaatdoelen te kunnen halen. We
lopen achter. De kans dat we die doelen halen, is kleiner dan 5%. Dat
heeft gewoon enorme gevolgen voor komende generaties en dat brengt
enorme kosten met zich mee. Laten we dat dus alsjeblieft nu niet
prioriteren. Laten we inzetten op echt duurzame technieken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Klos van D66. Gaat uw
gang.
De heer Klos (D66):
Dank u wel, voorzitter. D66 staat voor een schoon, robuust en betaalbaar
energiesysteem, voor een systeem dat mensen kunnen vertrouwen, vandaag
en morgen. We willen onze strategische onafhankelijkheid versterken met
duurzame energie van eigen bodem. Wind op zee en zonne-energie vormen
voor ons de basis, aangevuld met flexibiliteit, opslag en
energiebesparing. Tegelijkertijd weten we dat de energietransitie niet
eenvoudig is. Het licht moet blijven branden, ook als de zon niet
schijnt en de wind niet waait. Daarom sluiten wij geen technieken bij
voorbaat uit. In dat bredere systeem kan kernenergie een rol spelen.
Voor D66 rust daar geen taboe op. Maar juist omdat kernenergie grote
gevolgen heeft voor mensen en hun leefomgeving en voor de portemonnee
van de belastingbetaler, moeten keuzes zorgvuldig worden gemaakt:
transparant, democratisch en met oog voor risico's. Vanuit die
uitgangspunten kijken wij vandaag naar de voorstellen van het
kabinet.
Voorzitter. Een keuze voor de nieuwbouw van grote kerncentrales is een
keuze die wij niet alleen voor vandaag maken, maar ook voor komende
generaties. Het gaat om miljarden aan publiek geld, om ingrijpende
gevolgen voor de leefomgeving en om besluiten die je niet zomaar
terugdraait. TNO stelt dat de kosten voor twee tot vier kerncentrales
vergelijkbaar zijn met de kosten van extra wind op zee met
flexibiliteit. Juist daarom is het belangrijk dat wij hier scherp naar
kijken: wat levert deze keuze ons op en welke risico's nemen we daarbij?
Daarover heb ik de volgende vragen aan de minister. Waarom kiest het
kabinet expliciet voor de bouw van vier kerncentrales? In scenario's met
een lagere vraag naar energie leiden kerncentrales juist tot hogere
systeemkosten. Hoe robuust is het kabinetsbeleid als de industriële
vraag juist achterblijft?
Voorzitter. Ik kom bij de financiering van de kerncentrales. Private
partijen blijken alleen te willen instappen als vrijwel alle risico's
bij de Staat liggen. Het kabinet kiest er daarom voor de bouwfase
vrijwel volledig publiek te financieren en een staatsdeelneming op te
richten. Dat betekent dat de risico's in de eerste plaats bij de
belastingbetaler komen te liggen. Dat vraagt om scherpe keuzes en om een
heldere verantwoording. Daarom vraag ik de minister waarom het kabinet
ervoor kiest om de risico's volledig publiek te maken. Wat is het
worstcasescenario voor de uiteindelijke kosten en welke financiële
waarborgen zijn er als dit scenario zich voordoet? Ik stel deze vraag
ook gelet op hetgeen we net van de Algemene Rekenkamer over waterstof
hebben gehoord.
Tot slot. Diezelfde Algemene Rekenkamer pleit voor duidelijke "go/no
go"-momenten voor de Kamer. Waarom kiest het kabinet bij NEO NL voor
voortgangsbrieven en niet voor expliciete Kamerbesluiten bij de
faseovergangen?
Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste onderwerp: de SMR-strategie. We zien
dat het kabinet bij grote kerncentrales voortvarend te werk gaat. Maar
diezelfde vaart en ondersteuning missen we nog bij SMR's. Dat is
opvallend, want juist SMR's bieden kansen voor ons energiesysteem. Ze
kunnen helpen om de industrie sneller te verduurzamen door schone
elektriciteit en hogetemperatuurwarmte. Door SMR's slim te plaatsen,
namelijk dichtbij waar de energie nodig is, kunnen ze bovendien
bijdragen aan het verminderen van netcongestie. Daarom heb ik de
volgende vragen aan de minister. Waarom kiest de minister ervoor om
vooral in te zetten op opschaling van grootschalige kerncentrales,
terwijl SMR's eerder inzetbaar kunnen zijn én kunnen helpen bij het
verminderen van netcongestie? Het kabinet stelt geen extra middelen
beschikbaar voor "first-of-a-kind"-SMR's vanwege de hoge risico's. Welk
realistisch pad ziet de minister dan naar een eerste SMR in Nederland,
zeker nu andere landen daar wél fors in investeren? Welke risico's ziet
te minister als Nederland internationaal gezien achteropraakt, nu landen
als Canada en het Verenigd Koninkrijk zwaar inzetten op publieke
financiering?
Voorzitter, dank. Ik hoop op een goede beantwoording.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik ga ervan uit dat mijn collega van D66 draagvlak onder de lokale
bevolking ook heel erg belangrijk vindt. In Borsele hebben 100 inwoners
de Borselse voorwaarden opgesteld. Die zijn door de gemeenteraad unaniem
aangenomen. Is collega Klos van mening dat deze voorwaarden integraal
gerespecteerd dienen te worden als in Borsele een kerncentrale wordt
bijgebouwd?
De heer Klos (D66):
Voorzitter, excuus dat ik mijn microfoon tijdens de interruptie aan heb
laten staan.
Ik vind dat dit wel het uitgangspunt zou moeten zijn. Ik vind het ook
goed dat mevrouw Van Oosterhout vraagt naar het draagvlak. We zien
namelijk dat het draagvlak voor het idee van kerncentrales, in Zeeland
juist groter is dan gemiddeld in Nederland. In Nederland ligt de steun
daarvoor gemiddeld op 53%, terwijl die zelfs in de stad waar de steun
daarvoor het minst is, in Middelburg, al op 57% ligt. In alle dertien
gemeenten van Zeeland steunt een meerderheid kernenergie. Ik denk dat we
bij dit soort heel grote, ingrijpende besluiten juist moeten kijken naar
de voorwaarden die uit de samenleving komen en de steun die daarvoor
leeft, en dat dit ook een rol moet spelen bij de locatiekeuze.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Weet u wat mij opviel? Het Verenigd Koninkrijk
heeft ondanks de enorm gestegen bouwkosten van Hinckley Point C vorig
jaar een routekaart voor een verviervoudiging van de nucleaire
capaciteit gepresenteerd. We moeten inderdaad verder kijken dan de
bouwkosten. De SGP is voor een verbreding van de energiemix en voor meer
kerncentrales. Het maakt onze energievoorziening minder afhankelijk van
de fluctuerende stroomproductie van wind- en zonneparken. Daar hebben we
voldoende over gewisseld.
TNO heeft in zijn systeemkostenanalyse voor wind op zee gerekend met een
capaciteitsfactor van 57%. In de gevoeligheidsanalyse is ook een
capaciteitsfactor van 47% meegenomen. Dat zou neerkomen op 7 miljard aan
extra systeemkosten. TU Delft heeft laten zien dat de capaciteitsfactor
niet 10%, maar zelfs 20% lager is, namelijk 35%. Dan gaan we dik over
die 7 miljard aan extra kosten heen. Bij kerncentrales zijn de
kostenrisico's minder groot. Deelt de minister de conclusie dat we door
in te zetten op kerncentrales, onder aan de streep waarschijnlijk
duidelijk goedkoper uit zijn dan met meer wind op zee?
Voorzitter. Bewoners van gebieden waar mogelijk kerncentrales komen,
vrezen de komst van lelijke koeltorens. Eén van de zoekcriteria is
daarom de beschikbaarheid van koelwater. In enkele stukken geeft de
minister echter aan dat koeltorens wél binnen het locatieonderzoek
vallen. Deltares heeft aangegeven dat het mogelijk is dat door de
opwarming van het oppervlaktewater op minder koelwater kan worden
gerekend dan gedacht. Gaat de minister koeltorens echt vermijden?
De minister zoekt naar locaties waar ze op één locatie twee
kerncentrales kan inpassen, dus twee in één voorkeursbeslissing. Ik snap
dat vanuit het perspectief van kostenefficiëntie, maar het biedt wel
heel weinig speelruimte. De Commissie m.e.r. geeft aan dat het
locatieselectieproces opnieuw doorlopen moet worden als je daar later
van terug moet komen. Waarom kiest de minister er niet voor om ook
locaties mee te nemen waar één centrale gerealiseerd kan worden?
In het verlengde hiervan heb ik een vraag over de locaties die in
Zeeland in beeld zijn. Eén daarvan is de Paulinapolder bij Terneuzen. In
Zeeland hebben honderden hectares de bestemming industrie. Een deel
daarvan ligt braak. Toch is de Paulinapolder met maagdelijke
landbouwgrond óók in beeld. U kunt zich voorstellen dat omwonenden zich
verschrikt afvragen: wat gaat hier gebeuren? Deelt de minister mijn
mening dat vooral gekeken moet worden naar industriegebieden zoals de
Tweede Maasvlakte en bij Borssele? Overigens deel ik de opvatting die
net gebezigd werd: dat kan alleen maar als je de Borselse voorwaarden
helemaal invult. Ik ben dus blij met de uitspraken van GroenLinks-PvdA
en D66.
De minister wil in het inkoopproces een optie opnemen voor de bouw van
een derde en vierde kerncentrale. Dat snap ik. In dit verband heb ik wel
een vraag. Die zijn nog heel ver weg. Ondertussen wordt wereldwijd volop
gewerkt aan de ontwikkeling van kleine modulaire reactoren. Die zijn
mogelijk goedkoper en nog beter in te passen in het energiesysteem. Zou
het kunnen dat wij tegen die tijd beter kunnen inzetten op SMR's dan op
extra traditionele centrales?
Voorzitter. Het Rijk gaat zich een grote financiële last op de schouders
halen. Het is nodig, maar het is wel zaak dat we als Kamer goed de
vinger aan de pols houden. Wil de minister de Kamer binnenkort
informeren over het hele besluitvormingsproces en de planning, zoals
geadviseerd door de Rekenkamer? Het lijkt me in ieder geval goed om de
rijksdeelneming aan te wijzen als groot project. Een groot deel van de
werkzaamheden aan nieuwe kerncentrales kan door Nederlandse bedrijven
worden opgepakt. Door vroegtijdige betrokkenheid van onze bedrijven kan
ook vaart worden gemaakt en worden onaangename verrassingen voorkomen.
Hoe gaat de minister dit oppakken?
Ik dank de minister voor de brief met de nationale strategie voor kleine
modulaire reactoren. Ik maak uit de brief op dat de minister pas wil
instappen als de eerste SMR's in het buitenland zijn gebouwd. Zo kennen
we Nederland toch niet, zou ik zeggen. Thorizon, een Nederlandse
start-up, stuurt aan op een demonstratieproject met hun SMR-ontwerp in
2030. Allseas, een bedrijf in de offshore-industrie, is eveneens bezig
met de ontwikkeling van een kleine reactor, ook voor toepassing op
schepen. Het bedrijf pleit voor versnelling van de vergunningsprocedure.
Deze bedrijven worden in de strategie van de minister hooguit één keer
in een bijzin genoemd. Trekt de minister proactief op met deze
bedrijven, bijvoorbeeld voor het zo snel mogelijk realiseren van een
demonstratieproject? Nederland kan een sterke positie opbouwen, maar dan
moeten we nu wel meeschakelen met de internationale ontwikkelingen en op
tijd klaarstaan, bijvoorbeeld door geschikte locaties aan te
wijzen.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Als uw invallende voorzitter vandaag ga ik
vragen of ik een tweede invallende voorzitter kan vinden — de heer
Vermeer, misschien — zodat ik als woordvoerder van de VVD ook mijn
inbreng kan leveren.
De heer Vermeer (BBB):
Ik zal het voorzitterschap bij dezen overnemen.
Voorzitter: Vermeer
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer De Groot. De griffier geeft mij een
seintje zodra de laatste tien seconden in beeld komen, neem ik aan. Gaat
uw gang.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Nederland staat voor een simpele waarheid:
zonder kernenergie bouwen we geen betrouwbaar, betaalbaar en
klimaatneutraal energiesysteem. De VVD zegt dan ook helder: we kiezen
onomwonden voor kernenergie. Het gaat om vier grote kerncentrales en
SMR's. Kijk naar de werkelijkheid. We elektrificeren industrie,
mobiliteit en warmte en tegelijkertijd groeit de vraag naar energie en
de behoefte aan leveringszekerheid en onafhankelijke energieproductie.
Dan kun je niet leunen op alleen wind en zon. Je hebt een systeem nodig
dat ook werkt als het niet waait en het donker is; het is net ook al
gezegd. Kernenergie levert precies dat: continue, stabiele,
CO2-arme productie met een relatief kleine ruimtelijke
voetafdruk.
Tegenstanders blijven vaak hangen op drie punten: kosten, veiligheid en
draagvlak. Ja, en natuurlijk tijd, maar laten we nou eens ingaan op die
eerste drie. De kosten. De recente TNO-systeemkostenanalyse laat zien
dat energiesystemen met kernenergie net zo duur of zelfs goedkoper
kunnen zijn dan systemen die volledig steunen op extra wind op zee. TNO
laat ook zien dat kernenergie weglaten kan leiden tot miljarden hogere
systeemkosten richting 2050. Laten we maar stoppen met doen alsof
kernenergie per definitie te duur is. Kernenergie draagt bij aan
prijsstabiliteit, omdat je minder kwetsbaar wordt voor schaarste, pieken
en extreme afhankelijkheid van flex en import.
Het tweede: veiligheid. Nederland heeft een streng vergunnings- en
toezichtregime, met de ANVS als toezichthouder en internationale
standaarden als basis. Voor de VVD is veiligheid geen bijzaak maar een
voorwaarde. Juist daarom moet je het goed organiseren en professioneel
uitvoeren. En creëer draagvlak. Dat is steeds en altijd
belangrijk.
Borssele is al besproken. Zeeland wacht op duidelijkheid. Het wil graag
door en de hotspot worden voor de kernenergiekennisinfrastructuur.
Provincies zijn bezig logische locaties aan te wijzen. De industriële
clusters willen ook vooruit en kijken al naar SMR's. Kernenergie biedt
een realistisch en ruimte-efficiënt antwoord, maar voorbereiden is niet
genoeg. Het vraagt om tempo en uitvoering.
We hebben vragen over de financiering. De minister zegt dat er een
financieringsmodel in voorbereiding is. De VVD wil graag concreet weten
wanneer dat volledig uitgewerkt is en naar de Kamer komt. Welke
afspraken worden verkend met private investeerders? Welke
risicoverdelingsmechanismen zijn nodig, zodat de partijen ook echt gaan
instappen? Zonder helderheid hierover ontstaat er één zekerheid en dat
is vertraging.
Een tweede vraag gaat over locaties en planning. De bouw van vier grote
kerncentrales is noodzakelijk. De eerste twee moeten zelfs al voor 2040
draaien. Daarna gaan we door met nog twee kerncentrales. De minister
werkt toe naar een ontwerp-voorkeursbeslissing in 2026. Dat is prima,
maar het tempo is best kwetsbaar. Daarom stelt de VVD eigenlijk dezelfde
vraag als het CDA: kan de minister garanderen dat 2026 wordt gehaald
voor deze ontwerp-voorkeursbeslissing? Wanneer wordt daadwerkelijk het
NRD opgeleverd? Wij begrepen dat dat deze maand zal zijn. Aanvullend
daarop heb ik de vraag waar nu vertragingen in vergunning,
planprocedures en uitvoeringscapaciteit dreigen en hoe de minister deze
gaat voorkomen.
Ik heb ook nog een vraag over de netinfrastructuur. Kerncentrales vragen
stevige netaansluitingen, maar ze verminderen ook de afhankelijkheid van
extreme flexibiliteit en beperken de druk op eindeloze netverzwaring,
die bij volledige nieuwbouw hoort. Toch is er nu te weinig duidelijk
over de koppeling tussen locaties, planning van de netverzwaring en
aansluitprioriteit. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe zij
voorkomt dat netcongestie de bouw van kerncentrales en straks SMR's gaat
vertragen. Nederland moet nu namelijk echt inzetten op die SMR's als
onderdeel van de totale puzzel. De nationale SMR-strategie laat zien dat
SMR's richting 2050 substantieel kunnen bijdragen. De VVD vraagt daarom
wanneer de minister met een concreet SMR-locatieprogramma komt, waarin
de koppeling is gelegd tussen logische plekken in verband met veel
elektriciteitsvraag, andere energieopwek, de reguliere kerncentrales en
de forse opgave wat betreft netverzwaring. Wij zouden graag een
integraal beeld daarvan zien, zodat we wellicht kunnen zeggen: op
sommige plekken hoeft die netverzwaring helemaal niet, want het is beter
om daar gewoon een SMR te plaatsen of wellicht een mini-SMR van
bijvoorbeeld Allseas. Zou de minister daar ook een doorkijk van willen
maken? Welke SMR-vermogen is er rond 2040 echt wenselijk? Hoe koppelt
zij de SMR aan de industriële clusters die betaalbare energie en warmte
nodig hebben?
Voorzitter. De VVD kiest voor kernenergie, niet als symbool, maar als
een noodzakelijke pijler onder een betrouwbaar, betaalbaar en schoon
energiesysteem. Het komt nu echter op één ding aan en dat is de
uitvoering. Daar wil de VVD vandaag graag een grote stap in
zetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. De heer Flach gaf aan dat hij een
interruptie heeft voor u.
De heer Flach (SGP):
Als je kernenergie zegt, dan zeg je ook Zeeland. De naam Borsele kwam al
langs. Er zitten veel Zeeuwen op de tribune. Ik zie de gedeputeerde
evenals de burgemeester en de wethouder van Borsele. We zijn onder ons,
dus het is een mooi moment om de vraag die aan de heer Klos gesteld is,
ook aan de heer De Groot van de VVD te stellen. Ik ben gewoon even
zetels aan het turven. Is de VVD van mening dat er, als Borsele
uiteindelijk de locatie wordt, voldaan moet worden aan de Borselse
voorwaarden? Moet dat gebeuren alvorens we dat kunnen doen? Ik denk dat
dit een mooi moment is om dat hier uit te spreken.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u, voorzitter. De voorzitter had nog niks gezegd, maar ik bedank
hem alvast voor het geven van het woord. Ik worstel af en toe nog een
beetje met mijn dubbelrol van vandaag.
De voorzitter:
Ja, u wel. Maar gaat u verder.
De heer Peter de Groot (VVD):
De voorwaarden van Borsele: die vraag was te verwachten van de heer
Flach. Dank daarvoor. Er moet gewoon een goede set afspraken worden
gemaakt. Daar zitten heel veel dingen in, zoals ook afspraken over
investeringen in de leefbaarheid en in woningbouw. Ik heb de Borselse
voorwaarden gezien. Het gaat natuurlijk ook over de vraag of er nog
extra leidingen boven de grond komen en in hoeverre dat onder de grond
geregeld kan worden. Of dat nou helemaal de Borselse voorwaarden zijn,
weet ik niet. Er moet gewoon een goed pakket komen, zodat Zeeland weet
waar het aan toe is. Ik zou zeggen dat het pakket in alle redelijkheid
gebouwd moet worden. Ik zou willen zeggen dat er wel het maximale gedaan
moet worden om de regio tegemoet te komen. Ik verdiep het antwoord nu
iets meer dan enkel een ja. Het moet namelijk in alle redelijkheid
gebeuren. Deze discussie hebben wij ook vaak met elkaar als het
bijvoorbeeld over mijnbouwactiviteiten gaat. Hoe verdeel je de lusten en
de lasten met elkaar? De VVD heeft gewoon het generieke standpunt dat
dit hier ook van toepassing is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Mevrouw van Oosterhout heeft volgens mij
geen interrupties meer over, als ik een beetje goed meetelde. Ik vraag
even aan de griffier of ze wel nog een interruptie heeft. Nog eentje!
Nou, dan mevrouw Van Oosterhout.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Ik hoorde dat de heer De Groot het had over de TNO-studie. Die gaat over
de systeemkosten, maar niet over de bouwkosten. Als we kijken naar de
bouwkosten, dan zie we dat die toch wel degelijk de pan uit rijzen. Bij
projecten in het buitenland worden die ook steeds duurder, duurder en
duurder. Ik vraag me af of de collega van de VVD op de hoogte is van
private spelers die hier wel een businesscase in zien. Of gaat de
overheid en dus de Nederlandse belastingbetaler die 20 à 30 miljard die
het meer zou moeten kosten, zelf ophoesten?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik denk dat het heel erg belangrijk is om met partijen te werken …
Eigenlijk zijn er een aantal dingen heel erg belangrijk als je kijkt
naar de bouw. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat we gaan werken
met bewezen techniek en dat we leren van het buitenland. Onder andere
Frankrijk heeft natuurlijk een groot kernprogramma. We weten ook wat de
redenen zijn van de kostenoverschrijdingen nu in het Verenigd
Koninkrijk. Het is belangrijk om met bewezen techniek te gaan bouwen met
aanbieders met ervaring, zodat niet weer dezelfde fouten gemaakt worden.
Zij moeten daar zelf ook in stappen, in de manieren waarop we die
contractvorming laten plaatsvinden. De risico's moeten niet alleen bij
de overheid komen te liggen, maar ook deels door de markt worden
gedragen. Dat was een van de redenen waarom ik vroeg wanneer de minister
komt met die risicoverdeling rondom die financiering. Ik wil er ook wel
bij zeggen dat we er nu wel heel makkelijk over praten, alsof dat de
waarheid zou zijn, terwijl we bijvoorbeeld ook nog bezig zijn om te
kijken hoe we de kosten van wind op zee heel erg kunnen beperken. We
zien dat die projecten ook mislukken. We zien ook dat de opbrengst
minder is. De VVD beschouwt het dus wel degelijk op systeemniveau. De
vraag is wat de juiste keuzes zijn om te maken: wind op zee, zon op
land, kernenergie, waterstof. We moeten kijken hoe we de juiste mix met
elkaar van de grond krijgen. Alleen, als we kijken naar de energievraag
en de toename daarvan, staat het voor de VVD als een paal boven water
dat we zonder kernenergie überhaupt de transitie niet redden met
elkaar.
De heer Klos (D66):
Een beetje daarop voortgaand een vraag over de financieringsconstructie
die dit kabinet kiest voor met name die grote kerncentrales. Er wordt
voor gekozen om dat vooral door de Staat te laten dragen. Het verschil
met hernieuwbare energie is dat daar in principe een businesscase is,
maar met een onrendabele top. Dus daar gaat wat geld bij. Voor
kernenergie is er eigenlijk geen businesscase. Mathijs Bouman noemt de
optie die de minister kiest de communistische weg. Hoe voelt dat als
conservatieve marktliberaal? Staat u daarachter?
De voorzitter:
Een gewetensvraag voor de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik begon er niet voor niets over in mijn bijdrage. Ik ben nog altijd op
zoek naar het optimum dat je zou kunnen bereiken in het dragen van
risico's door de Staat en het dragen van risico's door de markt. Zeker
als het gaat over bewezen technieken en partijen die veel ervaringen
hebben die bij ons die projecten moeten doen, ben ik op zoek naar hoe we
dat nog verder kunnen finetunen. De Staat alles laten betalen voelt
inderdaad wat onnatuurlijk, maar het is wel belangrijk voor de baseload
in Nederland dat die kerncentrales er uiteindelijk komen. We hebben
natuurlijk ervaring met kerncentrales, met het bouwen ervan en het
onderhouden ervan. We hebben kerncentrales in Nederland. Voor de VVD,
nogmaals, is het dus duidelijk dat we dat moeten voortzetten en ook wat
moeten uitbreiden. Daaraan gekoppeld zou ik ook wel tegen de heer Klos
willen zeggen dat ook voor die SMR's en de minireactors die vraag ook
vanzelf op ons afkomt. Wanneer hebben we te maken met een onrendabele
top in het begin en wanneer kunnen we steeds meer aan de markt
overlaten? Daar zullen we ook naar die verhouding moeten kijken. We doen
dat graag, omdat kernenergie ontzettend nodig is voor een stabiel
energiesysteem.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee is de laatste vraag beantwoord. Dan geef ik graag
het voorzitterschap weer terug aan de heer De Groot.
Voorzitter: Peter de Groot
De voorzitter:
Dank u voor het overnemen van het voorzitterschap, meneer Vermeer. We
zijn aan het einde gekomen van de inbreng in de eerste termijn van de
kant van de Kamer. Ik zou even willen schorsen, zodat de minister haar
beantwoording goed kan voorbereiden. Ik schors daarom de vergadering tot
16.20 uur.
De vergadering wordt van 15.54 uur tot 16.25 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit commissiedebat over kernenergie. We gaan beginnen met de
eerste termijn van het kabinet. De minister gaat de vele gestelde vragen
beantwoorden. Ik zou graag aan de minister willen vragen om even
duidelijk aan te geven welke blokjes behandeld worden, zodat we hier de
administratie op orde kunnen brengen. Ik wil graag het woord geven aan
de minister. Gaat uw gang.
Minister Hermans:
Dank, voorzitter. Ik heb vijf mapjes. Ik begin met de vragen die zijn
gesteld over kernenergie als onderdeel van het energiesysteem.
Vervolgens ga ik in op de vragen die zijn gesteld over de locatiekeuze
voor de twee grote conventionele kerncentrales en op de vragen over
financiering. Daarna ga ik in op de SMR's en dan is er nog een mapje
overig.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zou willen voorstellen dat we in deze termijn een drietal
interrupties hanteren en dat we de interrupties aan het eind van een
blokje doen. Dat is lekker overzichtelijk. We sparen ze dus op en dan
doen we een rondje vragen. Gaat uw gang.
Minister Hermans:
Helemaal goed, voorzitter. Dank. Zoals gezegd, begin ik met de vragen
over kernenergie als onderdeel van het energiesysteem van de toekomst.
Dit kabinet ziet op een aantal fronten reden om te kiezen voor
kernenergie als een onderdeel — dat zeg ik nadrukkelijk — van het
systeem. Kernenergie is onderdeel van een energiemix. Dat heeft te maken
met de diversiteit in het systeem, de diversiteit in de
toeleveringsketen en met de weersonafhankelijke elektriciteitsproductie.
Kernenergie in onze mix maakt onze energievoorziening dus ook
weerbaarder.
Een aantal Kamerleden heeft terecht gewezen op het rapport-Wennink,
waarin de rol van kernenergie in het systeem van Nederland ook wordt
benadrukt. Er is een verschil tussen de rol die de grootschalige
kerncentrales en de SMR's in het systeem kunnen spelen. De toegevoegde
waarde van de grote centrales zit 'm in de stabiliteit van het
elektriciteitsnet, zoals ik al zei, en de toegevoegde waarde van SMR's
zit met name bij de industriële clusters en de warmteontkoppeling. Dat
is de reden waarom ik zowel werk met een SMR-strategie als met een
programma voor de grootschalige kerncentrales.
De systeemkosten zijn daarbij een belangrijk punt. Hoe verhouden die
zich tot elkaar? Dat is de reden dat wij door TNO een uitgebreide
analyse hebben laten maken. Die analyse heb ik in oktober met de Kamer
gedeeld. Een heel aantal Kamerleden heeft daar vragen over gesteld of
opmerkingen over gemaakt. Op hoofdlijnen is de conclusie van dit
onderzoek dat de kosten van een systeem mét kernenergie in heel veel van
de scenario's vergelijkbaar zijn met of lager zijn dan de kosten van een
systeem zonder kernenergie. Dat maakt de keuze voor kernenergie in de
energiemix, uitgaande van de systeemkosten, ook een robuuste
keuze.
Ik kom meteen op een vraag van de heer Flach. Hij vraagt of ik de
conclusie deel dat we met de inzet op kerncentrales onder aan de streep
waarschijnlijk goedkoper uit zijn dan met meer wind op zee. Een paar
dingen daarover. Uit de analyse van TNO blijkt dat de systeemkosten van
kernenergie in veel scenario's ongeveer vergelijkbaar zijn met die van
wind op zee. Om tot een efficiënt energiesysteem te komen, hebben we
kernenergie en wind op zee nodig, ook als wind op zee een lagere
capaciteitsfactor kent. TNO heeft inderdaad gerekend met een
capaciteitsfactor die hoger is dan de factor die gebruikt is in het
rapport van de TU Delft, waar we vorige week tijdens het vragenuurtje
met elkaar over debatteerden. Zoals ik al heb toegezegd, ben ik in
gesprek met de TU Delft over haar berekening en de factor waar zij mee
rekent. Ik zal dus bekijken wat dit betekent voor de berekeningen die
wij maken, ook voor wind op zee. Tegelijkertijd zie je dat in het
onderzoek van TNO aannames zitten die in de toekomst een mate van
onzekerheid kennen. Het gaat dan bijvoorbeeld over de bouwkosten voor
kernenergie en de kosten voor infrastructuur. Desalniettemin zie je in
al die scenario's dat kernenergie een robuuste keuze is. Daarom zet dit
kabinet in op de bouw van kerncentrales, maar zal de aanleg van wind op
zee ook doorgaan, want we hebben ze allebei nodig. Het is niet of-of;
het is en-en in onze energiemix.
De heer Van den Berg vroeg waarom in de TNO-studie nog wordt gerekend
met, in zijn woorden, optimistische aannames voor wind op zee. Die
studie is onafhankelijk door TNO uitgevoerd. De studie naar de
systeemkosten voor kernenergie liep samen met de andere studies, zoals
die voor het WIN, het infrastructuurplan voor wind op zee, waarin al wel
rekening is gehouden met een lagere factor. Het is natuurlijk vervelend
dat er in het debat ruis ontstaat over verschillende
capaciteitsfactoren. Dat is ook precies de reden dat ik het gesprek met
de TU Delft aanga, want we willen gewoon goed kunnen zien met welke
aannames zij werken en met welke aannames wij werken. Iedereen, ook ik
en het kabinet, heeft er immers baat bij om met de beste en de meest
actuele cijfers te werken. Ik ben er helemaal niet op uit om bewust uit
te gaan van een hogere of een lagere capaciteitsfactor; ik wil in
analyses gewoon de meest actuele, de meest realistische
capaciteitsfactor gebruiken.
Voorzitter. Waarom kiezen wij voor de bouw van vier kerncentrales? Dat
vroeg de heer Klos. Dat is een afspraak uit het coalitieakkoord. Ik duik
even in de analyses die er liggen. Het Nationaal Plan Energiesysteem
laat zien dat er ruimte is voor 3 tot 7 gigawatt aan kernenergie, zowel
grootschalig als SMR-capaciteit. Vier grootschalige reactoren kunnen
tussen 4 en 6,4 gigawatt opleveren, natuurlijk afhankelijk van de
leverancier. In de analyse van TNO zie je dat het in veel scenario's
efficiënt is om voor vier kerncentrales te kiezen. Het kabinet neemt de
definitieve keuze of beslissing voor kerncentrales drie en vier én SMR's
mee in het Programma Energiehoofdstructuur II. Daar zijn dus nog geen
keuzes voor gemaakt.
De heer Vermeer vroeg mij of ik het met hem, of met BBB, eens ben dat de
aanbevelingen uit het rapport van Peter Wennink aansluiten bij het
kabinetsbeleid over kernenergie. Ja, dat deel ik. Het rapport van de
heer Wennink sluit aan bij de manier waarop wij werken aan de
versterking van het energiesysteem, waar grootschalige kernenergie een
belangrijk onderdeel van is. Tegelijkertijd — dat schetst de heer
Wennink ook — zit er potentie in de innovativiteit van SMR's. De heer
Wennink noemt twee projecten heel erg in het bijzonder: Thorizon en
Allseas. In het beleid van dit kabinet zitten ook instrumenten om die
innovatie te stimuleren. De MOOI-regeling is daar een voorbeeld van.
Wellicht dat we daar in de toekomst een IPCEI aan toe kunnen
voegen.
Voorzitter. Mevrouw Van Oosterhout merkte op dat je in landen om ons
heen vertraging ziet optreden. Zij vroeg: is de situatie in Nederland
nou anders? En waarom zou ik niet een techniekneutrale tender
openstellen? Eerst even over het buitenland. Bij de ontwikkeling van
kernenergie en eigenlijk bij de vormgeving van de hele aanpak — hoe
komen we tot die bouw? — kijken we ook naar andere Europese trajecten.
We kijken niet alleen naar Finland, een voorbeeld dat mevrouw Van
Oosterhout noemde, maar ook naar Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk,
Tsjechië en Polen. Het is absoluut waar dat de bouw van een kerncentrale
een complex en langdurig project is. Ik ben dus steeds aan het kijken
hoe je dat op een zorgvuldige manier doet: hoe zorg je ervoor dat je de
snelheid behoudt, terwijl je de beperking door de complexiteit en de
potentiële risico's die er zijn wel in acht houdt? We hebben de
technische-haalbaarheidsstudies gedaan vooruitlopend op het
techniekselectieproces: dat is een voorbeeld van hoe we snelheid hebben
gemaakt, terwijl we wel netjes alle stappen die we moeten doorlopen,
zorgvuldig hebben doorlopen. Dat was juist bedoeld om snelheid te
maken.
Dan nog even over de techniekneutrale tender, als antwoord op de vraag
van mevrouw Van Oosterhout. Er is geld gereserveerd voor de bouw, voor
de ontwikkeling van kerncentrales. Daarvoor heb je in de beginfase
gewoon een grotere rol van de overheid nodig; ook dat zien we als we de
vergelijking maken met landen om ons heen. De verwachting van het
kabinet is niet dat als je nu een techniekneutrale tender gaat openen,
dat ineens tot een ander type inschrijvingen zal leiden. Ik merk wel op
dat we, naast geld voor kernenergie, ook geld gereserveerd hebben om te
voorkomen dat wind op zee komend jaar stil gaat vallen, dus dat we ook
een tender met subsidie kunnen gaan uitschrijven.
Voorzitter. Dan een vraag van de heer Van den Berg: komt er nog een
aparte integratiestudie voor SMR's? Met het Nationaal Plan
Energiesysteem maken we een integrale afweging en gaan we uit van de
ontwikkeling en inpassing van 3,5 tot 7 gigawatt kernenergie. Ik vind
het belangrijk dat SMR's ook onderdeel zijn van die integrale afweging
en dat ze worden betrokken in de eerstvolgende actualisatie van het NPE,
in plaats van dat we aparte studies doen. Het wordt dus daarin
meegenomen. Hierbinnen ziet het kabinet een brede potentie voor SMR's,
niet alleen voor elektriciteit, maar ook voor warmte, zoals ik volgens
mij in mijn inleiding ook al zei, met name bij industrieclusters. Het
potentieel vermogen hangt weer af van de vraagontwikkeling binnen
energieclusters.
Dan nog een vraag van de heer De Groot. Hij vroeg hoe ik voorkom dat
netcongestie of trage netwerkontwikkeling de bouw van kerncentrales of
SMR's vertraagt. De inpassing van kerncentrales in het systeem wordt
door TenneT onderzocht als onderdeel van het locatieonderzoek.
Tegelijkertijd onderzoeken we hoe toekomstige aanlandingen van wind op
zee in het net passen. Dat loopt via het programma VAWOZ. Besluiten over
die beide ontwikkelingen neem ik in de eerste helft van komend jaar, op
basis van een integraal beeld. TenneT rekent tweejaarlijks aan de
verwachte vraag en aanbod in het net. Dat is onlangs nog gebeurd in het
investeringsplan voor 2026. Vooruitlopend op de locatiekeuze is in de
doorrekening van TenneT al rekening gehouden met een mogelijke vestiging
in Zeeland. Zodra duidelijk is waar de kerncentrales beoogd zijn, kan
TenneT daar definitief rekening mee houden in de scenario's en de
planning. De verwachting is dat de definitieve locatie van de
kerncentrales onderdeel zal zijn van het eerstvolgende investeringsplan;
dat is het investeringsplan 2028.
Voorzitter. Dit was mijn eerste blokje.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden voor vragen. Ik begin bij mevrouw Van
Oosterhout namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Nog even over de techniekneutrale tenders. De minister stelt dat de
verwachting is dat niemand zich zou inschrijven voor kerncentrales als
we dat techniekneutraal zouden doen. Mijn vraag is deze. Als we dit
bedrag van 20 miljard à 30 miljard zouden gebruiken voor subsidiëring
van wind, zon en opslag, hoeveel meer elektriciteit zouden Nederlanders
dan kunnen krijgen in ruil voor dit belastinggeld?
Minister Hermans:
Dat hangt van heel veel factoren af. Als wij tenders doen met subsidie,
vragen we aan het PBL om een marktanalyse te doen om te kijken wat je
moet subsidiëren om de onrendabele top af te dekken. Die is weer
afhankelijk van de elektriciteitsprijs, dus dat is nu niet even snel in
een sommetje uit te drukken. Dat is de technische kant. Daarnaast zit
nog de vraag: wat moet het energiesysteem of de energiemix van de
toekomst zijn? Ik vind, en dat is ook het beleid van dit kabinet, dat
wij moeten werken aan een energiemix waarin verschillende vormen van
energie zitten. Wind en zon vormen absoluut een heel belangrijk
onderdeel, maar we hebben ook kernenergie nodig voor de dagen dat de
wind niet waait en de zon niet of maar heel beperkt schijnt. Je hebt dus
een vorm van energie nodig die voor stabiliteit en leveringszekerheid
zorgt in de dagen van dunkelflaute. Daar hebben we vorig jaar een aantal
keer een debat over gehad. Dat is dus ook echt de visie van dit kabinet
op het toekomstige energiesysteem. Kernenergie en wind op zee maken daar
onderdeel van uit. Zon ook, maar ik focus even op wind op zee en
kernenergie. Bij wind op zee zag ik dat die tenders stilvallen als je
die tenders blijft uitzetten zonder subsidie. Dat hebben we ook gezien
in de tender in oktober. Daarom heeft het kabinet gezegd: dan moeten we
dus ook geld beschikbaar stellen voor een tender met subsidie, zodat ook
die ontwikkeling doorgaat. Om in de toekomst aan de grote toename in de
elektriciteitsvraag te kunnen voldoen, hebben we ook wind op zee
nodig.
De heer Van den Berg (JA21):
Allereerst, voorzitter. Ik had net een vraag gesteld aan de minister,
maar ik heb simpelweg het antwoord op die vraag niet gekregen. Gaat dit
dan alsnog van mijn interrupties af?
De voorzitter:
Meestal doen we dat hier niet, maar het kan ook zijn dat de vraag nog op
een ander moment komt. Ik zou dus graag aan het eind van het debat
willen bekijken of u antwoord heeft gekregen op al uw vragen. Heeft u
een interruptie voor de minister?
De heer Van den Berg (JA21):
Nou, concreet dan. Er werd wel ingegaan op de vraag, maar het antwoord
kwam niet. Mijn vraag was simpelweg of de minister bereid is om TNO te
vragen om de doorrekening die daar nu ligt opnieuw te berekenen, zodat
wij wel een helder beeld krijgen van die systeemkosten. Waarom? Als wij
dat niet krijgen, hebben wij ook geen eerlijk beeld van het speelveld
dat er zou zijn met de realistische capaciteitsfactoren. Aan het rapport
dat er nu ligt, hebben we op deze manier onvoldoende.
Minister Hermans:
Waarom acht ik dat niet direct noodzakelijk? TNO heeft die analyse van
de systeemkosten voor ons gedaan. Het heeft daarin gewerkt met
verschillende aannames en daar kwamen verschillende scenario's uit.
Daaruit kan je concluderen dat het loont — laat ik het even zo zeggen —
om kernenergie onderdeel te maken van de energiemix. Ik zou het ook
vervelend vinden als er discussie blijft bestaan, ook naar aanleiding
van het debat dat we vorige week in het vragenuur hadden. Wat ik kan
doen, is aan TNO vragen of zij een gevoeligheidsanalyse willen maken op
basis van de verschillende percentages aan capaciteitsfactoren die er
rondgaan. Ik wil wel aan de heer Van den Berg vragen om mij en mijn
collega's even dat gesprek met de TU Delft te laten voeren, zodat we een
goed beeld hebben — anders blijven we analyse op analyse op analyse doen
en dat lijkt me ook niet heel nuttig — dus dat we als we dat goed hebben
uitgeklaard tussen TU Delft en het ministerie, naar TNO gaan met een
gerichte vraag.
De heer Van den Berg (JA21):
Dan zitten we al in een interruptie. Allereerst dank voor die
toezegging. Ik vraag me alleen wel af wanneer u daar dan naar
verwachting mee kunt terugkomen, op dat gesprek met de TU Delft en
vervolgens TNO en de realistische percentages. Daar zou ik wel een
antwoord op willen hebben.
Minister Hermans:
Ik heb vorige week al gezegd dat wij dat gesprek met TU Delft gaan
voeren. Ik kan nu niet een exact moment noemen wanneer die uitkomsten er
zijn. Die percentages komen dan dus ook later. Daar kan ik dus nu ook
niks over zeggen. Zodra ik dat weet, wil ik de Kamer dat laten weten.
Dit vergt denk ik best even een paar gesprekken.
De voorzitter:
Wilt u nog een interruptie, meneer Van den Berg? Dat is dan uw derde. Ik
wil toch even streng zijn. De minister heeft wel antwoord gegeven, maar
dat is niet het antwoord dat u graag wil, dat u wilde horen of dat u
verwacht had. Daar zit natuurlijk een interpretatieverschil, of het wel
of niet een interruptie is. U zult gewoon uw vragen moeten doorzetten om
de antwoorden te krijgen die u graag wilt hebben. Zo werken wij hier.
Dus gaat uw gang.
De heer Van den Berg (JA21):
Nee, dan laat ik het nu even schieten.
De voorzitter:
Heel verstandig. Dan ga ik eerst naar mevrouw Teunissen, want die was
eerder in de rij. Dan kom ik daarna bij u, meneer Jumelet.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Wat heel vaak door de voorstanders van
kernenergie naar voren wordt gebracht — ik hoor de minister daar ook
over — is die stabiliteit, dat kernenergie nodig zou zijn voor een
stabiele energievoorziening, maar de geplande centrales kunnen hooguit
15% van de energievoorraad geven en die moeten ook altijd aan blijven
staan. Bij een energieterugval, als het heel koud is, is het dus niet
voldoende om alleen die kerncentrales te hebben. Op andere momenten, in
de zomer, is juist heel veel energie overbodig, maar moeten die
centrales toch aan blijven staan. Daarmee blijft dus overeind dat dit
voor de stabiliteit die we met elkaar willen, gewoon een hele dure en
inefficiënte oplossing is. Mijn vraag is daarom de volgende. Waarom zet
de minister voor optimale energiezekerheid niet in op maximalisering van
de inzet van zon en wind en op energieopslag, juist voor die
piekmomenten?
Minister Hermans:
Dat zei ik helemaal in het begin van mijn inbreng. Uiteindelijk gaat het
om een diversificatie in energiebronnen. Om ons zo weerbaar mogelijk te
maken, willen we niet afhankelijk zijn van één bron. We hebben dus
meerdere bronnen naast elkaar nodig. Wind en zon zijn heel belangrijk,
maar daar zit een zekere mate van onzekerheid bij, namelijk als de wind
niet waait en de zon niet schijnt. Je kunt wel met opslag werken, dus
daarin investeren we ook. Daarnaast wil je iets van een baseload, van
regelbaar vermogen, hebben. Dat levert kernenergie. Dat is dus de
achterliggende reden dat ik dat punt van leveringszekerheid maakte.
Mevrouw Teunissen haalt kernenergie de hele tijd uit de vergelijking en
zet wind en zon helemaal bovenaan. Dat moet volgens haar dan het
verschil gaan maken, maar in alleen wind en zon zit een onzekerheid —
dat is mijn punt — namelijk als het niet waait en als de zon niet
schijnt. Daar wil ik iets tegenover zetten.
Nogmaals, wind op zee zal een ongelofelijk belangrijk onderdeel, sterker
nog, het grootste onderdeel uit gaan maken van onze energiemix in de
toekomst. We moeten dus ook doorgaan met de aanleg van wind op zee, want
om die gigantische stijging in de vraag naar elektriciteit op te kunnen
vangen, heb je wind op zee nodig. Je hebt wind op zee nodig voor die
massa en tegelijkertijd kernenergie voor stabiliteit en
betrouwbaarheid.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het was ooit Shell die het woord "energiemix" heeft gelanceerd. Ik was
er zelf nog bij aanwezig; dat was op een Shellfestival op het Malieveld.
Daar werd uitgebreid uitgevent: we hebben een energiemix nodig. Op
zichzelf ben ik niet zo tegen diversificatie. Alleen, het is een andere
interpretatie daarvan. Waarom zou je de keuze maken voor kernenergie in
die diversificatie? Je kan ook kiezen voor iets anders. Wind en zon zijn
niet de enige opties die ik heb genoemd. Je hebt namelijk ook
geothermie, waterstof en energiebesparing. Dat is ook een mix waarvoor
je kunt kiezen. Dat is veiliger en maakt ons minder afhankelijk van
Rusland. Over dat laatste ga ik zo meteen nog wel een vraag stellen. De
minister blijft halsstarrig vasthouden aan het idee dat alleen
kernenergie onze leveringszekerheid kan borgen.
Minister Hermans:
Nee. Dit kabinet doet en-en-en. U noemde waterstof. Er is ook veel inzet
op geothermie — ik kom daar straks nog op terug naar aanleiding van een
opmerking die mevrouw Teunissen maakte — en op wind, en op zon, en op
opslag én op kernenergie. Dat wij van mening verschillen over het
fenomeen kernenergie is wel duidelijk, maar ik acht het een bewezen
technologie, een CO₂-vrije vorm van energielevering die een hele goede
en betrouwbare aanvulling is op een mix waar al die andere vormen ook
onderdeel van uitmaken. Daar blijven we ook inzet op plegen.
De voorzitter:
Ik kijk naar de heer Jumelet en daarna kom ik bij u, meneer
Vermeer.
De heer Jumelet (CDA):
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik hoor de minister zeggen "3 tot 7
gigawatt". Nou, dat is inderdaad zo met vier centrales. Maar ik hoorde
haar ook zeggen dat daarin de bijdrage, de capaciteit, van de SMR's is
meegerekend. Volgens mij zei u dat. Ik weet niet of het in dit blokje
past, maar mijn beeld erbij is dat het een soort treintje is: eerst die
twee, of zeg vier, grote centrales en dat dan de SMR's ook meegenomen
worden. Mijn vraag is of ik het juiste beeld heb.
Minister Hermans:
Twee dingen. Ik ga zo meteen nog uitgebreid in op de SMR's, maar
hierover wil ik twee dingen zeggen. Ik noemde die 3 tot 7 gigawatt, die
in het NPE staat. Dat is een beleidsmatige keuze in de trant van: als
wij nu naar de energiemix van de toekomst kijken, is dit het aandeel
kernenergie, grootschalig en SMR. Dan even over de SMR. Eerst het een
dan het ander, zei u. Dat is niet hoe we nu aan het werk zijn. Ja, we
zijn bezig met de hele projectprocedure voor de bouw van de eerste twee
kerncentrales. Daarnaast hebben we die visie op de SMR's gepresenteerd,
waarin we laten zien welke stappen er allemaal gezet worden om de
potentie van SMR's in het Nederlandse energiesysteem, dicht bij
energieclusters, en de innovatieve kant ervan te laten zien en die
toepassing in Nederland van de grond te krijgen. Dat loopt allemaal
parallel. Het is wel zo dat we voor de bouw van de grootschalige
kerncentrales al daadwerkelijk in een projectprocedure zitten. Dat is
bij de SMR's nog niet het geval.
De heer Jumelet (CDA):
Dank voor het antwoord. Ik heb vandaag namelijk juist gevraagd hoe het
nou precies zit met de volgtijdelijkheid. Het een gaat misschien iets
sneller dan het ander. Een aantal innovaties en ontwikkelingen doen zich
voor. Daar worden we ook over geïnformeerd. Het zou toch jammer zijn als
de kansen van die SMR's niet benut worden, juist als het gaat om de hele
opgave die we met elkaar zien. Misschien kunt u dat antwoord nog wat
aanscherpen, want die vraag puzzelt mij.
Minister Hermans:
Dat kan volgens mij naast elkaar bestaan, dus wat we aan het doen zijn
om de bouw van die grootschalige kerncentrales van de grond te krijgen —
ik moet eigenlijk zeggen: om de schop in de grond te krijgen — en de
toepassing van SMR's. Ook daarin moet je eigenlijk weer onderscheid
maken: als we stappen gaan zetten in de innovatieve vormen, die de heer
Jumelet ook noemde in zijn inbreng, doorloop je eigenlijk een andere
procedure, een ander proces, dan bij de wat ik maar even de
"conventionele SMR's" noem, bijvoorbeeld de Rolls-Royce. Dan kom je meer
in een ruimtelijk inpassingstraject dat vergelijkbaar is met wat we voor
de grootschalige kerncentrales doen. Dat loopt allemaal naast elkaar,
kan tegelijkertijd bestaan. De stand is dat we met die grootschalige
kerncentrales voor nummer één en twee in de projectprocedure zitten en
voor SMR's op dit moment allerlei acties uitvoeren en opzetten om de
potentie die er is verder in beeld te krijgen en te zien wat er nodig is
om die daadwerkelijk in de praktijk te brengen.
De voorzitter:
Ja, u mag vier keer in totaal, meneer Jumelet. Dit is de derde
keer.
De heer Jumelet (CDA):
U telt goed, voorzitter, dank u wel. Ik wil misschien toch nog even
inzoomen op de brief van 17 oktober. Daarin is te lezen dat bij die
eerste SMR het Rijk slechts bevoegd gezag is, terwijl bij minder dan 500
megawatt de provincie dat ook zou kunnen zijn. Ik zie dit als de vinger
aan de pols houden, zo van: hoe gaan we hier met elkaar van leren? Ik
denk dat dat heel goed is, maar misschien kan de minister ook bevestigen
dat dat ook de bedoeling is, dus dat het juist geen hindermacht wil zijn
door te wachten op een aantal ontwikkelingen en dan pas die SMR's verder
te willen brengen tot realisatie. Kan zij bevestigen dat je juist in
samenspraak met elkaar, met een provincie of met een andere overheid,
kijkt wat je zo snel mogelijk met elkaar kunt realiseren? Dat zou mijn
vraag zijn.
Minister Hermans:
Nee, het is niet bedoeld als hindermacht. Waar de heer Jumelet aan
refereert, is hoe gaan we nou het bevoegd gezag indelen? Wij zeggen in
de strategie dat bij het eerste SMR-project, waarbij het even niet
uitmaakt van wat voor omvang of type dat is, het Rijk het bevoegd gezag
zal zijn en de regie op de procedure zal nemen, gewoon om met elkaar van
te leren. In een later stadium kan dat, afhankelijk van de omvang van
het project, ook op provinciaal niveau. Dat gaat over het bevoegd gezag.
Dat is wat anders dan de initiatiefnemer van een project. Dat zijn dus
twee verschillende dingen, maar de initiatiefnemer en het bevoegd gezag
zullen uiteindelijk natuurlijk wel goed samen moeten werken, als ze in
een procedure met elkaar komen om daadwerkelijk tot realisatie over te
gaan.
De heer Jumelet (CDA):
De vierde, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, uw laatste interruptie.
De heer Jumelet (CDA):
Het rapport van Wennink geeft aan dat we inderdaad snel aan slag moeten,
dat er allemaal uitdagingen liggen, dat innovaties belangrijk zijn en
dat die benut moeten worden. Ik ben blij met dit antwoord, want dit
geeft inderdaad ruimte om aan de slag te gaan en ook de lat echt hoog te
leggen, zodat de innovaties in Nederland verder gebracht kunnen worden.
Dus dank voor het antwoord.
De voorzitter:
Is daar nog een reactie op? Anders gaan we naar de interruptie van de
heer Vermeer.
Minister Hermans:
Ik heb volgens mij antwoord gegeven en dan kan ik, als er geen andere
interrupties zijn, naar het volgende blokje. Maar dat is niet zo.
De voorzitter:
Nee, de heer Vermeer heeft nog een interruptie. Ga uw gang.
De heer Vermeer (BBB):
Excuses, voorzitter. De minister geeft, als ik het goed begrepen heb,
eigenlijk aan dat ze het niet noodzakelijk acht om die TNO-analyse van
de integrale kosten van kernenergie versus wind op zee te updaten, omdat
er toch al verschillende scenario's in zitten die zeggen: het moet
gewoon gebeuren en het kan ook op die manier. Inmiddels zijn er
subsidies nodig bij tenders voor wind op zee. We hebben verhoogde kosten
van aanlanding, verhoogde kosten voor de waterstofinfrastructuur,
verhoogde kosten voor het netwerk en maatschappelijke schade voor het
toerisme en gezondheid. Complete gemeenschappen, zoals Moerdijk, komen
onder druk te staan, wat ook geld gaat kosten. Vanuit dit debat hier
geredeneerd kan je zeggen dat we genoeg informatie hebben om te zeggen
dat kernenergie door moet gaan, maar wij worden geacht om de integrale
aanpak te bekijken als volksvertegenwoordigers. Ik wil eigenlijk nog wel
weten hoe het zich inmiddels verhoudt tot wind op zee en of we nog wel
wind-op-zeetrajecten moeten doen. Ik wil de minister dus wel vragen om
dit continu met de nieuwe informatie te updaten en ik heb er ook wel
behoefte aan om het in de Kamer eens over die hele kostenberekening te
hebben, want in het debat zie ik gewoon … Ik vind het onwaarheden. Af en
toe worden die gewoon verteld, terwijl we de exacte informatie moeten
hebben. Dan kunnen we allemaal dezelfde berekening maken, want anders
kunnen we niet de juiste investering goedkeuren.
Minister Hermans:
Dat is wel interessant. In de ene interruptie is het "er mag helemaal
geen kernenergie" en in de andere interruptie "er mag helemaal geen wind
op zee". Mijn antwoord aan de heer Vermeer zal ook hier zijn: het zijn
wind op zee, zon en al die andere vormen van hernieuwbare energie én
kernenergie in onze mix van de toekomst. Ik deed juist een toezegging
aan de heer Van den Berg. Wat ik niet noodzakelijk acht, is een hele
nieuwe, totaal nieuwe systeemkostenanalyse. Ik wil wel een vraag stellen
aan TNO, nadat we die gesprekken met TU Delft hebben gedaan en inzicht
hebben in wat nou hun aannames zijn onder de berekening van de
capaciteitsfactor en hoe we dat bij elkaar brengen. Als we dan tot een
bandbreedte van capaciteitsfactoren zijn gekomen of een gezamenlijk
overeengekomen capaciteitsfactor — daar wil ik even allemaal niet op
vooruitlopen — vraag ik aan TNO: zouden jullie met deze informatie nog
eens een gevoeligheidsanalyse willen doen op de systeemkostenanalyse die
jullie gedaan hebben? Want heel veel van het basiswerk van TNO verandert
hier niet door. Dat heb ik al toegezegd aan de heer Van den Berg en het
is alleen maar fijn dat ik dat nu nog een keer kan herhalen in de
richting van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik zeg niet dat ik helemaal geen wind op zee wil. Ik vind dat wij hier
als Kamer goede afwegingen moeten kunnen maken en alle plannen voor wind
op zee zijn van misschien al vijf of zes jaar terug met heel andere
informatie. Op basis daarvan zeggen we "dat en dat en dat moet er de
komende twintig jaar gaan gebeuren", terwijl ik al die panelen zie
schuiven. Ik vraag me daarbij af of dit wel de juiste mix is. Wij moeten
op zoek naar de juiste mix. Daar ben ik het mee eens, maar dan moeten we
niet net doen alsof de plannen die al zo oud zijn gewoon onverkort
doorgezet moeten worden. Volgens mij moeten we daar juist … Ik zeg
steeds: als je dashboardlampje rood brandt, dan moet je even naar de
vluchtheuvel toe of in ieder geval naar de vluchtstrook en dan moet je
kijken wat er onder de motorkap aan de hand is. Ik wil gewoon een update
van de realiteit van de verschillende plannen en niet achter doelen aan
lopen die ooit zijn vastgesteld.
De voorzitter:
Helder. Mag ik u oproepen om korte interrupties te doen? De
minister.
Minister Hermans:
Dat ben ik eens met de heer Vermeer: we moeten realisme in het beleid
brengen, en dat betekent dat je ook moet durven bijsturen en bijstellen
als de situatie daarom vraagt. Dat is precies wat we gedaan hebben met
het windinfrastructuurplan dat ik net voor de zomer naar de Kamer heb
gestuurd, en de aangekondigde bijstelling in de Energienota van de
ambities voor wind op zee. We zijn nu bezig met een actualisatie van het
NPE. Er komt een Programma Energiehoofdstructuur II. Van al die
documenten vinden actualisaties plaats, waarin ook de bijgestelde
ambities voor wind op zee een plek krijgen. Dus ja, dat moet je blijven
doen, want dat is de enige manier om steeds zo realistisch en actueel
mogelijk beleid te kunnen maken.
De voorzitter:
Ik kijk nog één keer naar de leden of er nog interrupties of vragen
zijn. Dat is niet het geval. Dan gaan we door naar het volgende blokje
en dat is volgens mij financiering.
Minister Hermans:
Nee, voorzitter, de locatie.
De voorzitter:
O, kijk eens aan. Ik zie het, ja. Gaat uw gang.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dat we kerncentrales gaan bouwen en waarom, daar ging het in
het vorige blokje over. Een andere vraag is: waar doe je dat dan? Dat
vraagt een heel zorgvuldige weging en besluitvorming. Op dit moment zijn
nog alle locaties onderdeel van het onderzoek, dus Eemshaven, de
Maasvlakte en meerdere mogelijke locaties in Zeeland. Na de zomer van
2026 kan naar verwachting een ontwerp-voorkeursbeslissing voor de
locatie genomen worden. De verwachting is dat die beslissing begin 2027
definitief genomen kan worden. De bouw van kerncentrales zal voor,
tijdens en na de bouw een grote en langjarige impact hebben op de regio.
Daarom werkt het kabinet ook nu al nauw samen met de regio om een
zogenaamd Rijk-Regiopakket samen te stellen.
De heer Jumelet en de heer De Groot vroegen naar de NRD en wanneer die
nu precies komt. De NRD is zo goed als gereed, maar er zijn meer dan 500
reacties op binnengekomen en die willen wij in het kader van de nodige
zorgvuldigheid allemaal goed en zorgvuldig behandelen. Daarom is daar
iets meer tijd voor nodig en staat de publicatie nu gepland voor eind
januari. Daar zeg ik in de richting van de heer De Groot direct bij: dat
heeft geen impact op het doorlopen van onderzoeken en de verdere
besluitvorming. De onderzoeken zijn immers al in volle gang. Mijn inzet
is nog steeds om direct na de zomer van 2026 de
ontwerp-voorkeursbeslissing te nemen over de locatie van de eerste twee
kerncentrales.
Dan vroeg mevrouw Van Oosterhout of ik kan bevestigen dat andere
locaties zoals Eemshaven niet meer serieus overwogen worden. Zoals ik al
zei onderzoekt het kabinet meerdere locaties, zeven in totaal, waarvan
drie in Eemshaven. Twee daarvan zijn op landbouwgrond. Wij doen dat
onderzoek. Ik heb in een eerder debat en ook in een brief heel
uitgebreid toegelicht waarom dat ook in Eemshaven moet, als onderdeel
van de projectprocedure. In het kort doen wij dat omdat wij op grond van
de procedures die wij hebben, verplicht zijn om alle redelijke
alternatieven te onderzoeken.
Wij willen voorkomen dat we in een later stadium door de rechter op onze
vingers worden getikt, met alle vertraging van dien, en te horen krijgen
"u heeft een van de redelijke alternatieven niet onderzocht". Daarom
hebben we besloten om dat locatieonderzoek toch te doen, ondanks dat ik
mij realiseer wat voor Kameruitspraken er gedaan zijn en welke
gevoeligheid — en weerstand, moet ik eigenlijk zeggen — ertegen bestaat
in Groningen. Ik herhaal graag wat ik daarover al eerder heb gezegd: als
wij straks een keuze hebben, als alle onderzoeken zijn afgerond, dan zal
de voorkeur uitgaan naar een locatie in Zeeland.
Het onderzoek naar natuur, stikstof en ecologie loopt op dit moment en
ik kan nog niet zeggen of dat een vertragend effect heeft op andere
plannen in het gebied met stikstofuitstoot. Dat moeten we echt allemaal
zien in de uitwerking van die onderzoeken. Direct na de zomer leg ik dus
de locatiekeuze en het onderliggende onderzoek ter inzage.
Dan vroeg de heer Flach mij nog waarom ik er niet voor kies om een
locatie uit te werken waar één centrale past in plaats van twee. De
kostenvoordelen van twee reactoren op één locatie zijn dermate groot dat
dit vanaf het begin van de procedure een uitgangspunt is geweest.
Vandaar dat we locaties en alternatieve locaties op die manier in beeld
hebben gebracht. Dit sluit ook aan bij wat wij zien bij buitenlandse
projecten. Daarom houden we in deze procedure vast aan twee reactoren op
één plek.
De heer Flach vroeg mij ook of ik het met hem eens ben dat voor de
locatie vooral gekeken moet worden naar industriegebieden, zoals bij
Borssele en op de Tweede Maasvlakte, in plaats van naar een polder.
Volgens mij noemde de heer Flach de Paulinapolder expliciet. Ik ben zelf
op bezoek geweest in de Paulinapolder in Zeeland en heb daar ook mensen
gesproken. Ik snap dat de ongewisheid over de toekomst van je bedrijf
lopende het onderzoek leidt tot veel onzekerheid en dat dit veel emoties
losmaakt. Dat heb ik zelf ook ervaren in dat gesprek. Precies om die
reden kijken wij in die locatieonderzoeken niet alleen naar kosten,
techniek en milieu, maar ook naar de omgeving, naar het effect op de
omgeving en naar draagvlak.
Ik ben in gesprek met de provincie en de gemeente en doorloop dus een
heel zorgvuldig proces. Dat doe ik echt stap voor stap. Ik deel met de
heer Flach dat industriële gebieden een voordeel hebben, want daar zit
veel vraag naar energie. Maar die gebieden hebben ook weer nadelen,
bijvoorbeeld op het gebied van veiligheidscontouren. Ook zie je dat vaak
ook in de regio's zelf de voorkeur uitgaat naar ontwikkelingen in
industriegebieden. Toch heb ik mij op grond van de wet en de afgesproken
procedures te houden aan het zorgvuldig onderzoeken van alle
alternatieven. Dat doen we en dat doen we integraal, dus ik bekijk echt
alle effecten. Op basis van al die informatie nemen we een besluit, en
al die informatie wordt na het genomen besluit natuurlijk ook ter inzage
gelegd.
Dan vroegen de heer Flach, mevrouw Teunissen en mevrouw Van Oosterhout
naar de koeltorens in Zeeland. Of ik die, in de woorden van de heer
Flach, ga vermijden. Daarop is het antwoord ja. Ik wil die inderdaad
vermijden. Ik heb eerder al aangegeven dat het voor de locatie Borssele
technisch gezien waarschijnlijk niet nodig is om koeltorens te plaatsen,
omdat er voldoende koelwater beschikbaar lijkt te zijn. Ook voor andere
locaties hebben wij een voorkeur voor doorstroomkoeling in plaats van
koeltorens. Als blijkt dat op basis van het lopende ecologische
onderzoek aanvullende maatregelen nodig zijn, dan zal ik die per locatie
in beeld brengen. Dat wordt te zijner tijd ook allemaal onderdeel van
het locatiebesluit.
Dan een vraag van de heer Vermeer en mevrouw Van Oosterhout over de
Zeeuwse voorwaarden en of we die allemaal gaan inwilligen. Ik zei al dat
we in een intensief proces zitten om tot een Rijk-Regiopakket te komen,
zodat wij, als we straks een voorkeursbeslissing nemen — ik zei al dat,
als er een keuze is, het Rijk een voorkeur heeft voor Zeeland — ook
direct een afspraak over zo'n pakket kunnen maken. In het hele proces
van het komen tot zo'n pakket zijn de Zeeuwse voorwaarden
richtinggevend. Hetzelfde geldt overigens ook voor de voorwaarden van de
provincie. Ik kan alleen op dit moment niet toezeggen dat ik ze allemaal
een-op-een inwillig.
Het Rijk-Regiopakket waar we over spreken, moet straks antwoord gaan
geven op de vraag hoe we zo goed mogelijk tegemoet kunnen komen aan alle
belangen en verzoeken die er liggen, en ook aan de zorgen die er zijn.
Daarvoor hanteren wij een aantal uitgangspunten: het moet proportioneel
zijn, het moet passen in ons energiesysteem, het moet passen bij onze
wettelijke normeringen en het moet juridisch haalbaar zijn. Dat is het
voorbehoud dat ik moet maken, maar het is sowieso heel goed en
belangrijk dat die voorwaarden er liggen en richtinggevend zijn. Dat
woord gebruikte ik net ook. Dat zijn ze ook echt. Op die manier kijken
we ernaar, spreken we erover en proberen we op al die verschillende
punten te kijken hoe we daar zo goed als mogelijk invulling aan kunnen
geven.
Eén vraag tot slot, voorzitter. Dan ben ik aan het einde van dit blokje.
Het gaat om een vraag van de heer Jumelet, namelijk of ik bereid ben om
te investeren in onderwijs en in afspraken met toeleveranciers en of ik
daarvoor zogenaamde no-regretmaatregelen zou willen nemen. Onder leiding
van de gebiedsverbinder die aan het werk is voor dat Rijk-Regiopakket,
spreken we al over no-regretmaatregelen. Die moeten dus ook een plek
krijgen in dat Rijk-Regiopakket. Zodra er een locatiekeuze is gemaakt,
kunnen we ook starten met het regelen, uitvoeren of implementeren
daarvan. Daarvoor hoeven we dus niet te wachten op de bouw van de
kerncentrales.
Ik zal nog even de toevoeging doen dat de planning voor de locatiekeuze
op het schema ligt dat ik in de brief van 17 oktober beschreven heb.
Daar is niks aan veranderd, ook niet als die NRD wat later gepubliceerd
wordt omdat we goed op die zienswijze in willen gaan.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording in dit blokje. Meneer Vermeer, gaat uw
gang.
De heer Vermeer (BBB):
Ik bedank de minister voor het antwoord. We moeten geen concurrentie
creëren tussen Zeeuwse en Borselse voorwaarden, want volgens mij zijn
dat twee boodschappenlijstjes. Is dat alleen iets wat ontvangen is en
waaraan gewerkt wordt of is ook al duidelijk welke voorwaarden
bijvoorbeeld in de ogen van het ministerie gewoon onhaalbaar of te hoog
gegrepen zijn of over welke voorwaarden een ander idee leeft? Is er iets
bekend van de status hiervan?
Minister Hermans:
We zijn daarover nu in gesprek. Dat gebeurt allemaal onder leiding van
de gebiedsverbinder, die de Borselse en de Zeeuwse voorwaarden — de heer
Vermeer heeft gelijk; er liggen verschillende voorwaarden — met ons in
dat traject bij elkaar probeert te brengen. In de brief van oktober zijn
we ook al ingegaan op hoe we naar die verschillende voorwaarden kijken
en wat daar meer of minder … "Kansrijk" is niet helemaal het goede
woord. We hebben aangegeven waar we meer en minder dicht bij in de buurt
kunnen komen. Maar ik zou er ook voor op willen passen daar nu al hele
definitieve uitspraken over te doen, juist omdat dit een zorgvuldig
proces is, dat echt heel zorgvuldig door de gebiedsverbinder wordt
doorlopen en wordt ingericht. We hebben daar ook nog even de tijd voor.
Ik zou die tijd ook echt wel willen nemen, wat niet wegneemt dat
no-regretmaatregelen, zoals de heer Jumelet die noemde, daar natuurlijk
ook in meegenomen worden. Als we straks dat pakket hebben, kunnen zeker
die maatregelen al sneller worden uitgevoerd.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Vermeer (BBB):
Weet de minister ook of zowel de provincie als de gemeente liever hebben
dat alles in één keer bekend wordt of dat ze tussendoor al een
tussenstand krijgen, die volgens de minister niet gewenst is maar
misschien wel in het kader van het managen der verwachtingen van de
inwoners in zowel de gemeente als de provincie? Misschien denkt de
gemeente of de provincie hier anders over en zouden zij graag willen
weten waarvan nu al duidelijk is dat het onhaalbaar, minder kansrijk of
niet kansrijk is.
Minister Hermans:
Met een aantal bestuurders op de publieke tribune moet ik nu natuurlijk
voorzichtig zijn. Nee, ik moet altijd voorzichtig zijn en ook zo
duidelijk mogelijk. Ik snap dat bestuurders, maar zeker ook inwoners, zo
snel mogelijk duidelijkheid willen en willen weten waar ze aan toe zijn.
Dat weet ik van heel veel projecten waar ik aan werk in deze
portefeuille. Een paar daarvan zijn vandaag ook alweer genoemd, onder
anderen door de heer Vermeer. Dus ik wil niks liever dan zo snel
mogelijk duidelijkheid geven. Ik weet ook dat er niks vervelender is dan
nu iets zeggen en daar straks op terug moeten komen of een valse
verwachting wekken. Daarom ben ik een beetje terughoudend om nu allerlei
toezeggingen te doen of te zeggen: laten we "vooruitlopend op" alvast
een pakketje maatregelen of een pakketje voorwaarden inwilligen. We
zitten wat mij betreft echt in een goed en constructief proces. Alles is
erop gericht om een Rijk-Regiopakket te hebben op het moment dat er ook
een voorkeursbeslissing voor de locatie of een
ontwerp-voorkeursbeslissing wordt genomen. Dat is direct na de zomer,
waarvoor we dus — zo herhaal ik nog maar een keer — al op schema liggen.
Sommige van de voorwaarden hangen af van hoe je ze invult, van de
techniekselectie. We zijn nog niet bij die fase van techniekselectie.
Dus in zekere zin vraagt dit proces van ons allemaal ook een
stap-voor-stapbenadering. Dat vraagt geduld van iedereen — dat realiseer
ik me — maar als je die voorwaarden zo goed mogelijk wilt invullen, dan
moet je ook zo veel mogelijk weten over hoe het project er precies gaat
uitzien.
De heer Flach (SGP):
Ik heb twee vragen aan de minister, die ik afzonderlijk van elkaar zal
stellen. De eerste vraag was waarom er niet gekozen is voor een locatie
met één kerncentrale. Daarop heeft de minister opnieuw uitgelegd dat dat
vanwege kostenefficiëntie is. Dat snap ik. Dat lijkt me ook de enige
logische reden daarvoor. Maar in mijn bijdrage heb ik gezegd dat de
commissie m.e.r. aangeeft dat als je daarop terug moet komen, je de hele
locatieselectie opnieuw moet doen. Ik heb me laten vertellen, en ik kan
me dat nog steeds moeilijk voorstellen, dat het bouwen van één
kerncentrale leidt tot de grootste bouwput van West-Europa. Twee
kerncentrales betekenen een twee keer zo grote bouwput. Dat is dan zo'n
beetje de grootste van een nog grotere omgeving. Met andere woorden: het
beperkt de mogelijkheden en het maakt de impact ook veel groter, dus uit
die selectie kan ook komen dat je toch terug moet schakelen naar één en
één. Maar dan moet je het hele proces opnieuw doen. Dus dat is de
achtergrond van mijn vraag.
Minister Hermans:
Als je aan zo'n projectprocedure begint, moet je natuurlijk een
projectbeschrijving maken. Dat wil je zo zeker of zo vastomlijnd
mogelijk doen, want dat maakt dat je goed onderzoeken kan doen en dat je
alvast, wat we ook hebben gedaan, een technische haalbaarheidsstudie kan
doen. Daar hangt dit dus mee samen. Ik denk dat je ook niet zomaar kan
zeggen dat je alles keer twee kan doen: dus als de bouw van één
kerncentrale de grootste bouwput is, dan is twee kerncentrales twee keer
de grootste bouwput. Dat telt natuurlijk ook door in de kosten en in
allerlei andere factoren. Naast dat belangrijke vertrekpunt van de
kosten zit er ook in dat je op een gegeven moment een
projectbeschrijving maakt op basis waarvan iedereen aan het werk gaat om
de stappen te kunnen zetten om uiteindelijk tot de daadwerkelijke bouw
over te kunnen gaan.
De heer Flach (SGP):
Ik constateer dan maar dat de minister het risico dat de Commissie
m.e.r. schetst, eigenlijk dus niet ziet. Dan mijn tweede vraag. Die
bouwt een beetje voort op waar de heer Vermeer vrij uitgebreid op is
ingegaan, namelijk die Borselse en Zeeuwse voorwaarden. De minister
zegt: we zijn bezig om te komen tot een goed Rijk-Regiopakket en we
doorlopen een zorgvuldig proces. Dat kan een heel bestuurskundig of
participatief goed doorlopen proces zijn, maar dat zegt nog niks over de
uitkomst. Ik heb net aan de woordvoerder van de VVD gevraagd of hij
vindt dat die voorwaarden onverkort moeten worden uitgevoerd. Dat ga ik
niet vragen aan de minister, want die zit hier als dienaar van de Kroon,
maar ik ben wel benieuwd naar de insteek waarmee zo'n gesprek wordt
ingegaan. Zeeland is feitelijk de derde provincie waar Nederland voor
een groot gedeelte afhankelijk van is als het gaat om energie. Limburg
en Groningen gingen voor. In beide gevallen hebben we geconstateerd dat
die provincies meer geleden hebben dan daarvoor teruggekregen. Met
andere woorden: gaan we dit proces met Zeeland nu in als een koopman of
koopvrouw, of hebben we een meer moederlijke rol, in de zin van "laten
we zorgen dat wat we doen, ook een beetje draaglijk is voor de mensen
hier?" Dus koopvrouw of moeder? Daar mag de minister uit kiezen wat mij
betreft.
Minister Hermans:
Dan begin ik even met de Commissie m.e.r. en de risico-opmerking die de
heer Flach maakt. Mijn verantwoordelijkheid is risico's te wegen, dan
een keuze te maken en zo een stap in een proces te zetten. Dus ik zeg
niet dat ik een risico níét zie, of het er niet mee eens ben, maar
uiteindelijk maak je een weging. Elke keuze heeft een risico in zich en
potentiële consequenties. Daar moet ik het dan mee doen. Als die zich
materialiseren, dan moet ik me daarover verantwoorden en zult u mij daar
vast en zeker nog heel veel vragen over stellen. Dat is ook goed, maar
dit is hoe het werkt en hoe ik met die risico's omga.
Voorzitter. Dan het Rijk-Regiopakket. Ik weet niet of ik een keuze kan
maken tussen beide, want ik weet niet of ik met beide recht zou doen aan
wat ik vind dat dit proces verdient. Toen ik begon, kreeg ik van mijn
voorganger de puzzel overhandigt die symbool staat voor de 39 Borselse
Voorwaarden. Die puzzel, maar ook de gesprekken daarna, zitten in mijn
hoofd als "dit is wat Borsele op tafel legt". Zij zeggen: "We zouden
best een bijdrage willen leveren aan die hele verbouwing van het
energiesysteem, aangezien hier al een kerncentrale staat en wij daar ook
ervaring mee hebben. Wij zouden dus best een bijdrage willen leveren aan
dit hele grote project, maar het gaat wel langjarige impact hebben voor,
tijdens en na de bouw; dan zijn dít onze voorwaarden." In mijn rol kan
ik niet anders en wil ik ook niet anders — dat doe ik dus ook — dan daar
meer dan welwillend naar kijken, echt met de bereidheid om te bezien hoe
ik aan deze voorwaarden invulling kan geven. En, zo zeg ik daarbij: ik
heb natuurlijk wel een verantwoordelijkheid voor het algemeen belang,
dus ik moet wel kijken of het proportioneel is aan de hand van het
rijtje dat ik opnoemde. Als zo'n voorwaarde dan wringt, ga je in
gesprek, in dialoog — "onderhandeling" klinkt zo transactioneel — met de
bestuurders of vertegenwoordigers namens de voorwaarden, om te kijken
hoe je daar waar het wringt toch een antwoord kunt formuleren op zo'n
voorwaarde.
De voorzitter:
Meneer Flach, gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Eén laatste vraag hier dan nog over. We hebben een parlementaire enquête
rond Groningen gehad. Daaruit kwam naar voren dat die provincie gewoon
te weinig geprofiteerd heeft van wat wij daar gewonnen hebben. Dat kan
ook een les zijn voor nu. Want als de insteek is dat de minister
eigenlijk verantwoordelijk is voor het algemeen belang en een goede deal
voor de belastingbetaler van Nederland eruit moet halen, dan is dat een
heel andere insteek dan dat je zegt: nee, we gaan hier iets doen wat zo
ingrijpend is voor die provincie en nog meer voor die gemeente dat we
ervoor moeten zorgen dat ze daarmee kunnen leven, dat de impact
draaglijk is en dat de gevolgen voldoende gecompenseerd zijn. Dat zijn
verschillende insteken. De SGP zal daar met name naar kijken als het een
hele zakelijke deal is in de trant van: dit hebben we gedaan, dit is het
minimum, klaar. Dat hoor ik ook niet, hoor. Maar ik zou dat graag nog
een keer uitgesproken willen zien in de termen zoals ik die nu
gebruik.
Minister Hermans:
Als dat zo zou zijn, zou het bijna een taakje op het lijstje zijn dat we
hebben afgevinkt — en door naar de volgende stap. Dat is nadrukkelijk
niet hoe ik het zie en hoe mijn collega's op het ministerie het zien, en
zeker ook niet hoe de gebiedsverbinder hiermee aan het werk is, juist
omdat ik zie hoe groot de impact is — niet eventjes, hè, dit is echt
langjarig — en ook geleerd hebbend van de enquête en van wat er in gang
is gezet. Dat is ook de reden dat we in dat gesprek met de regio, met de
provincie, met de gemeente, ook breder en veel verder de toekomst in
kijken en de toekomstvisie van de provincie betrekken. We kijken hoe dit
past in het hele toekomstvraagstuk en hoe Zeeland zijn ontwikkeling de
komende jaren voor zich ziet.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
De minister had het er net over dat ze koeltorens wil vermijden. Het
alternatief is dan dus koelwater uit de Westerschelde, maar als
kerncentrales worden gekoeld met water uit de Westerschelde, dan kan dat
ook leiden tot ongewenste opwarming van het water. Bevestigt de minister
dat als uit het ecoologisch onderzoek zou blijken dat dit tot
milieuschade leidt of dat de temperatuurnormen worden overschreden, het
water uit de Westerschelde dan niet als koelwater gebruikt zou mogen
worden? En als uit de ecologische-effectenstudie zou blijken dat water
uit de Westerschelde echt niet kan, valt Zeeland dan weg als
optie?
Minister Hermans:
Er loopt op dit moment ook een ecologisch onderzoek. Als daaruit blijkt
dat er aanvullende maatregelen nodig zijn, dan zullen we die per locatie
in beeld brengen. Dit element zit volgens mij ook in de voorwaarden, dus
we zijn ook al vanuit die invalshoek eraan gehouden om daarnaar te
kijken, maar ook het ecologisch onderzoek zal daarop ingaan. Ik kan er
nu niet op vooruitlopen wat daaruit gaat komen, wat dat dan betekent en
wat we gaan doen, maar ik heb me er natuurlijk wel toe te verhouden als
dat daaruit komt. Dat geldt overigens voor alle locaties die we
onderzoeken.
De voorzitter:
Meneer Jumelet, u heeft al vier interrupties verbruikt. Helaas, dat is
de wet van spreiding van interrupties. Ik hoor u zeggen: de heer Vermeer
is al weg. Ja, maar die heeft er ook al vier gebruikt. Dus er valt ook
niks meer te lenen. Ik kijk even verder. Mevrouw Teunissen, gaat uw
gang.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Helaas mis ik tot nog toe in de beantwoording van de minister wel een
stevige plek voor de ecologie. Ze zegt: we doen op dit moment onderzoek
naar de ecologische effecten, en dan kijken we of we daar maatregelen op
moeten treffen. Ik denk dat het komt door de Omgevingswet, waar de
Partij voor de Dieren altijd tegen was. Dat is een afzwakking van de
toetsing van de milieueffecten; dat wordt nu getoetst via de planMER.
Maar stel nou dat uiteindelijk blijkt dat het water van de Westerschelde
structureel te veel opwarmt. Dat zou grote gevolgen hebben voor de
biodiversiteit, en is ook een schending van de Europese regelgeving. Dat
risico is er in ieder geval. Kan de minister dan zeggen: oké, we doen
het niet? Want dan moet ze weer op zoek gaan naar andere locaties.
Minister Hermans:
Nu vraagt mevrouw Teunissen mij vooruit te lopen op de uitkomst van
onderzoeken die lopen. Ik ben het met haar eens dat het belangrijk is
dat ook de ecologische effecten worden onderzocht. Dat doen wij dus ook,
juist op dit moment in het proces. Dat hoort ook. Dat vind ik ook
volstrekt logisch en vanzelfsprekend, zodat we straks alle effecten per
locatie in beeld hebben en we dan een integrale weging kunnen maken. Als
we dan die weging gemaakt hebben en kiezen voor een locatie waar je
effecten op bijvoorbeeld de ecologie ziet waar we iets aan moeten doen,
dan zal dat moeten gebeuren. Maar wat dat op welke locatie precies gaat
betekenen, daar ga ik echt niet op vooruitlopen. Maar we doen die
onderzoeken niet voor niks.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik loop er niet op vooruit, maar we willen er natuurlijk wel op
anticiperen. Ik vraag aan de minister of het een optie is, onder de vele
opties, dat de minister kán zeggen vanuit de wet- en regelgeving: de
ecologische effecten zijn zodanig dat het project niet doorgaat. Of is
het al een voldongen feit dat de milieueffecten uiteindelijk niet zo
doorslaggevend kunnen zijn dat het project helemaal niet doorgaat?
Minister Hermans:
Maar hier zit de suggestie in van "als dit, dan dat". Maar het kan ook
"of-of-of" zijn. Ik krijg straks per locatie heel veel effecten in beeld
en, zo zeg ik tegen de heer Flach, risico's. Dat moeten we gaan wegen.
Dan moeten we de weging maken welke effecten dan wel risico's we
bijvoorbeeld met mitigerende maatregelen weg kunnen nemen of kunnen
beperken. Die weging moet ik straks maken, moet het kabinet straks
maken, als alle onderzoeken voor alle locaties zijn afgerond. Dan zal
ook blijken op grond van de locatiekeuze wat je aanvullend aan
mitigerend beleid moet doen of welke mitigerende maatregelen je moet
nemen.
De voorzitter:
Dan zijn we bij het volgende blokje.
Minister Hermans:
Dan ben ik bij de financiering. Een investering in kernenergie is
omvangrijk. Die is robuust, maar ook omvangrijk. Zoals we ook in de
brief van oktober schreven, laten de studies nu zien dat de bandbreedte
voor de kosten zo'n 20 tot 30 miljard euro is, exclusief de
financieringslasten. De financiering hiervan zal grotendeels of geheel
van de overheid komen. Ook dat is overigens niet anders dan wat je in de
landen om ons heen ziet. De inzet is om een deel buiten het EMU-saldo om
te kunnen financieren. Het belangrijkste argument voor het kabinet om te
kiezen voor publieke financiering is de betaalbaarheid van het project.
De Nederlandse overheid kan zelf ook goedkoper geld lenen op de
kapitaalmarkt dan van private financiers. We zien dus in marktonderzoek
dat er maar beperkte bereidheid van private partijen is om in dit
stadium het project te financieren zonder vergaande garanties van het
Rijk. Zoals ik al zei, zien we dat ook in de landen om ons heen. In de
bouwfase heb je dus echt publieke financiering nodig. Daarna — in de
exploitatiefase, moet ik zeggen — is er echt veel meer interesse vanuit
private partijen.
Voorzitter. Door mevrouw Van Oosterhout, de heer Flach, de heer Klos en
de heer Jumelet zijn vragen gesteld over de risico's op bijvoorbeeld
kostenoverschrijdingen. Er is gevraagd hoe we gaan rapporteren. Ook u,
voorzitter, stelde daar vragen over. Daar ga ik nu dus in algemene zin
even nader op in. Ik begin even met de verdeling tussen NEO NL, de
deelneming, en de opdrachtnemers. Ondanks de keuze voor publieke
financiering blijven we inzetten op risicoverdeling. Dat doen we door
goede contractuele afspraken te maken over de risicoverdeling met de
opdrachtnemer. Dat maakt een zorgvuldig inkoopproces met de
opdrachtnemers ook zo belangrijk. Ook de risico's op
kostenoverschrijdingen worden daarin meegenomen.
Volgens mij vroeg de heer Klos naar het worstcasescenario. Het is nu nog
lastig om daar iets over te zeggen, omdat dat van veel factoren
afhankelijk is, maar ook daarover zullen wij de Kamer blijven
informeren. Dat zullen we op regelmatige basis doen, zeg ik daar direct
bij. Dat doen we nu al in voortgangsbrieven. In het eerste kwartaal van
2026 volgt de volgende voortgangsbrief. In die brieven worden steeds de
faseovergangen aangekondigd en beschreven. We hebben in de afgelopen
jaren heel veel analyses en onderzoeken gedaan. Nu gaan we veel meer
over naar het voorbereiden en het daadwerkelijk nemen van een aantal
besluiten. Dat doen we op een manier die, zou je kunnen zeggen, aansluit
bij hoe dat bij grote projecten in zijn werk gaat. Dat doen we vanuit
het ministerie dus al proactief, juist omdat we het bij zo'n groot en
complex project belangrijk vinden om de Kamer goed, volledig en
regelmatig te informeren over de stappen die gezet worden, de risico's
en de risicoafwegingen die we daarbij tegenkomen.
De bouw van kerncentrales echt als groot project bestempelen, is
natuurlijk een besluit van de Kamer zelf. Zoals ik al zei, werken wij al
indachtig het gegeven dat het een groot project is. Als de Kamer besluit
er een groot project van te maken, gaan we natuurlijk heel graag in
gesprek over hoe we dat op een goede manier vorm kunnen geven en hoe we
de informatievoorziening zo vorm kunnen geven dat die voldoet aan de
behoefte die er is.
Voorzitter. Dan een vraag van de voorzitter, de heer De Groot. Hij vroeg
naar het financieringsmodel. Wanneer komt dat volledig uitgewerkt naar
de Kamer? Ook over risicoverdelingsmechanismen vroeg de heer De Groot
iets, maar daar heb ik net al over gezegd dat we dat in de contractuele
afspraken een plek willen geven. We kiezen dus initieel, in de bouwfase,
voor volledige publieke financiering. We zijn dat pakket nu aan het
operationaliseren. Dat wordt de komende twee jaar voorgelegd aan de
Europese Commissie voor staatssteungoedkeuring. Bij die uitwerking
houden we de deur open voor private investeringen in een later stadium,
wanneer private partijen niet alleen willen, maar ook echt daadwerkelijk
toegevoegde waarde kunnen bieden. Nogmaals, de risicoverdeling willen we
onderdeel maken van de contractuele afspraken.
Dan vroeg de heer Jumelet hoe de schatting van 20 tot 30 miljard is
opgebouwd. Die bandbreedte komt uit de technische-haalbaarheidsstudies
en de third-party review die we hebben laten doen. Die bandbreedte omvat
de investering voor de bouw van twee kerncentrales. Die is exclusief
financieringslasten en inclusief de kosten die de eigenaar moet maken
voor het project, de zogenaamde owner's scope, die dus niet onder de
toekomstige verantwoordelijkheid van de technologieleverancier vallen.
Dan moet u denken aan kosten die gemaakt worden om de locatie aan te
passen of geschikt te maken voor de bouw. Ik zeg er nadrukkelijk bij dat
deze bandbreedte een inschatting is. Achter de schatting gaat
bedrijfsvertrouwelijke informatie schuil, dus ik kan niet dieper ingaan
op die precieze vormgeving. Die schatting is wel weer gebruikt voor de
TNO-studie. Zo proberen we steeds de meest actuele informatie te
gebruiken in alle onderzoeken en vervolgstappen die we zetten. Naarmate
het project zich verder ontwikkelt, zal de bandbreedte natuurlijk ook
kleiner worden.
De heer Flach vroeg hoe we de betrokkenheid van bedrijven bij de bouw
van kerncentrales gaan stimuleren. Ik deel heel erg met de heer Flach
dat het betrekken van de Nederlandse industrie bij de nucleaire
ontwikkelingen niet alleen een noodzaak is, maar ook echt een kans is
voor een groeiende nucleaire markt en industrie in Nederland. We hebben
in de afgelopen jaren dus een aantal stappen gezet om die nucleaire
waardeketen te organiseren, bijvoorbeeld met de publicatie Kansen in
Kaart. Een paar weken geleden was er de bijeenkomst Made for nuclear,
waar heel veel partijen, organisaties en bedrijven aanwezig waren om
juist de verbinding te leggen en te kijken waar die kansen liggen en hoe
we ervoor kunnen zorgen dat Nederlandse bedrijven die kansen gaan
grijpen. We kijken op welke manier we binnen het nieuwbouwproject
afspraken kunnen maken zodat we de industrie daarbij kunnen
betrekken.
Dan vroeg de heer Van den Berg mij nog of EDF wel of niet gaat
instappen. Wij willen een inkoopprocedure die competitief, gefaseerd en
flexibel is. We hebben goed contact met zowel EDF als Westinghouse. De
verwachting is dat ze beide gaan meedoen aan het inkoopproces, dat
komend jaar gaat starten.
Tot slot in dit blokje vroeg de heer Jumelet of er al goedkeuring is van
de Europese Commissie voor het verlenen van staatssteun aan NEO NL. Dat
moesten wij namelijk aan de Commissie voorleggen voor goedkeuring. Ik
heb goed nieuws: de Commissie heeft vandaag haar besluit tot goedkeuring
afgegeven. Dat zal later ook uitgebreid worden gepubliceerd. Op basis
van het goedkeuringsbesluit kan de financieringsdocumentatie worden
gefinaliseerd, ook met het oog op het verzelfstandigen van NEO NL.
Daarmee kan de organisatie ook echt van start. Als wij dit debat hebben
afgerond, waar de oprichting ook bij betrokken is, kan de formele
voorhangprocedure worden afgerond. Dan kunnen we de deelneming begin
2026 definitief oprichten.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de leden. Zijn hier vragen over? Nee. Dan
gaan we verder.
Minister Hermans:
Dan kom ik bij de SMR's. Er waren veel vragen en opmerkingen over de
SMR's. Laat ik zeggen dat ik de wens om snelheid te maken met de
conventionele SMR's en om Nederlandse innovatieve projecten sneller naar
de markt te brengen, herken en deel. De grootschalige inzet van
conventionele SMR's in ons nationale energiesysteem zal leiden tot een
ontwikkelpad dat vergelijkbaar is met dat van de grote kerncentrales.
Dat zeg ik ook in reactie op de heren Klos en Van den Berg. Eerlijkheid
gebiedt mij wel te zeggen dat SMR's op dit moment nog niet zijn
gerealiseerd in de westerse wereld. Dat is de reden waarom ik de
SMR-strategie én het conventionele programma heb. Ik wil dat het
SMR-potentieel voor private initiatieven goed wordt benut. De
toegevoegde waarde van SMR's ligt in verschillende toepassingen,
bijvoorbeeld in de industrie. Dat verschilt wel echt van de grote
centrales.
Ik heb al gewezen op het belang van het uit elkaar houden van de
toepassingen en heb gezegd dat daarbij verschillende procedures of
stappen moeten worden doorlopen. Omwille van de tijd zal ik dat niet
herhalen. Tegelijkertijd zijn SMR's, hoewel ze wat kleiner zijn qua
ruimte en vermogen, nog steeds omvangrijke, complexe projecten waarmee
we tegen dezelfde uitdagingen aanlopen die we bij grote kerncentrales
tegenkomen. Er zijn dus geen snelle geitenpaadjes denkbaar om dat even
op stel en sprong gerealiseerd te hebben.
Dan kom ik op de kosten. In het buitenland zie je dat er voor SMR's
vergelijkbare budgetten nodig zijn als voor de grootschalige
conventionele centrales. Dat staat nog los van het "first of a
kind"-risico.
Onder anderen de heer Flach vroeg: kun je zeggen dat overschakelen naar
SMR's in plaats van grote kerncentrales goedkoper is? Dat is dus niet
zo, volgens onze analyse op dit moment. In het besluitvormingsproces
voor de grote kerncentrales drie en vier zullen we opnieuw wegen wat de
toegevoegde waarde van die centrales kan zijn, ook in relatie tot SMR's.
We houden beide opties dus wel open naar de toekomst. Dat lijkt mij ook
verstandig, want die keuze is nu niet nodig.
Dan wat betreft de ruimte. De heren De Groot en Van den Berg vragen om
vaart te maken. Dat ben ik met hen eens. Dat doen we door SMR's in het
tweede Programma Energiehoofdstructuur te betrekken en door met
provincies aan de slag te gaan, te zijn en te blijven met regionale
verkenningen voor mogelijke toepassingen bij industrie en bedrijven,
zodat we samen geschikte locaties kunnen identificeren. Ik kreeg ook de
vraag of een aanvullend locatieprogramma kan bijdragen aan de
versnelling. Ik wil onderzoeken of dat kan helpen en of dat bijdraagt
aan snellere doorlooptijden. Dat wil ik toezeggen aan de heer De Groot,
en ik dacht dat ook de heer Van den Berg hiernaar vroeg.
Dan de realisatietijd. Ook bij SMR's zijn de analyses van milieueffecten
en veiligheidscontouren vergelijkbaar met die van grote kerncentrales.
Bij de innovatieve SMR's, zeg ik tegen de heer Jumelet, moet de techniek
zich wel eerst verder ontwikkelen. Ondertussen lichten we partijen in en
bereiden we ze voor op de komst van SMR's, bijvoorbeeld door simulaties.
Zo kunnen we bij de realisatie vanuit ieders rol snelheid maken.
De heer Vermeer en de heer Van den Berg refereren aan het ondersteunen
van de Nederlandse SMR-bedrijven in lijn met het rapport-Wennink.
Initiatieven in dit stadium kan ik alleen bereiken via generiek beleid,
dus niet gericht op specifieke bedrijven. Dat is de manier waarop de
Nederlandse overheid op dit moment innovatie stimuleert. Die
mogelijkheden grijp ik wel ten volle aan. Ik noemde de MOOI-regeling al,
waar ook SMR-ontwikkelaars, zoals Thorizon en Allseas subsidie kunnen
aanvragen. Die openstellingsronde is er nu en daar is een bedrag van 10
miljoen beschikbaar. Ik noemde volgens mij de IPCEI-regeling eerder in
een interruptiedebat. We onderzoeken ook of innovatieve projecten via
die route deel kunnen nemen, of daar mogelijkheden voor zijn.
Dan het betrekken van de industrie. Ik heb daar net al iets over gezegd
in de richting van de heer Flach. De kansen zijn er natuurlijk niet
alleen rondom de grootschalige kerncentrales, maar ook rondom SMR's. Het
versterken van die waardeketen en het betrekken van de industrie ziet
dus ook echt op allebei.
Voorzitter. Dan denk ik, ook met de interrupties die ik al met de heer
Jumelet heb gehad, dat ik de vragen over de SMR's … Althans, dit waren
mijn inleidende woorden. Er zijn nog wat specifieke vragen, dus ik ga nu
te snel.
Ik heb nog een vraag van de heer Klos over het risico om achterop te
raken, omdat we zien dat Canada en het VK zo zwaar inzetten ook op
publieke financiering. Het klopt dat landen als Canada en het VK al in
een vroeg stadium zijn begonnen met het verkennen van de mogelijkheden
voor SMR's. Canada heeft in 2018 al een routekaart gepubliceerd en is al
ver daarvoor begonnen met de ontwikkeling van die routekaart. De
koploperpositie die zij hebben, is dus niet van onlangs. Die stamt echt
al van langer geleden. Wij zien wel kansen om juist te leren van deze
landen en de stappen die zij al hebben gezet. We zetten echt in op het
uitwisselen van kennis en het delen van ervaringen, bijvoorbeeld als het
gaat over het betrekken van de industrie en het financieren van de bouw.
Met het VK hebben we aan het begin de zomer een MoU getekend, juist ook
om de samenwerking op dit gebied te intensiveren. Dan hebben we nog in
Europa de European Industrial Alliance on Small Modular Reactors en de
Nucleaire Alliantie, waar wij deel van uitmaken en ook actief in
meedoen.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Meneer Van den Berg, uw laatste interruptie.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik dacht dat ik er nog een had. Die laatste had ik toch ingetrokken?
Daar kom ik zo wel op.
Dank voor de beantwoording, maar ik hoor een aantal zaken van de
minister die ik niet zo goed kan volgen. Allereerst refereer ik even aan
de provincies en het SMR-programma daarvoor. Ik kom zelf uit de
Provinciale Staten. We hebben daar inderdaad geld voor gekregen, maar ik
zal u zeggen dat die dat expres bij het IPO hebben geparkeerd zodat er
helemaal niets mee gebeurt. Daar maak ik mij juist zorgen om, dat daar
dus helemaal niks van die gelden terechtkomt. U zegt dat we moeten leren
van Canada en van het Verenigd Koninkrijk. Dat is natuurlijk mooi, maar
we hebben in Nederland een aantal bedrijven die dit willen doen. Nou
waren het meer voorbeelden, maar als we het specifiek over Allseas
hebben: met die MOOI- en die IPCEI-regeling komen we misschien tot 60
miljoen aan financiering. Ik heb hier het rapport van Wennink. Die
spreekt over 240 miljoen euro. Dat red je dus niet met die gelden.
Waarom zouden we nou niet als Nederlandse overheid de vlucht naar voren
nemen met een investeringsfonds, met algemene deelnemingen, met
staatsgaranties om die innovatie vlot te trekken en hier in Nederland
een innovatieve SMR-markt op te richten, waardoor andere landen naar ons
zullen kijken van: hé, wat kunnen we van die Nederlanders leren.
Minister Hermans:
In de strategie is een van de toepassingen de innovatie of de
innovatieve kant: wat kan je nou in Nederland doen om innovatieve vormen
van SMR's te stimuleren en, zoals de heer Van den Berg zegt, anderen dan
mogelijk ook van Nederland kunnen leren? Daar is beleid op gericht via
de regelingen die ik eerder genoemd heb. Dan kan je een discussie voeren
over of er meer geld beschikbaar moet komen voor die regelingen, maar
dit is het geld dat nu beschikbaar is gesteld door dit kabinet en dat nu
in de begroting zit. Een volgende stap, die de heer Van den Berg maakt,
is dat je publiek gaat investeren en erin stapt. Dan word je ook echt
eigenaar. De weging is of je dit wilt doen in dit soort innovatieve
projecten. Dat is niet de keuze die we nu maken. Daarom trok ik in
reactie op de vraag van de heer Jumelet twee ontwikkelingen binnen de
SMR's uit elkaar: de innovatieve kant en de conventionele technieken,
zoals Rolls-Royce. Als je daar in Nederland iets mee wilt doen, dan
doorloop je daar een ander proces en andere procedures voor dan voor de
innovatieve kant.
Het punt dat de heer Van den Berg maakt over geld dat op de plank blijft
liggen, herken ik niet. Dat hoor ik nu van de heer Van den Berg, dus
daar zal ik mij even in verdiepen. Geld dat we beschikbaar stellen om
onderzoek te kunnen doen, moet wel nuttig besteed worden.
De voorzitter:
Ik heb zelf ook nog een interruptie voor de minister. Ik ga even kijken
of het zo werkt. Zullen we het zo doen? Want anders moet ik het
voorzitterschap weer overdragen, terwijl het een korte vraag is. Die
gaat over de uitspraak van de minister over de kosten van de SMR's. De
minister stelde net dat de kosten vergelijkbaar zijn met die van
conventionele kerncentrales, maar het ligt er natuurlijk aan welke
aannames je daarvoor gebruikt. Ik heb inmiddels een heel aantal partijen
gesproken die dat beeld niet herkennen. Is de minister bereid om nog
eens met hen in gesprek te gaan om te zien of die analyse klopt, kijkend
naar de aannames die zijn gedaan en die onder die analyse liggen?
Minister Hermans:
Ik ben altijd bereid om in gesprek te gaan, maar dat vraagt wel echt
openheid van zaken. Als we op hoofdlijnen een gesprek voeren, dan
blijven we een beetje in algemeenheden hangen. Het helpt mij als in zo'n
gesprek alles op tafel komt. Ik zeg daarmee niet dat we vervolgens
allemaal bedrijfsvertrouwelijke informatie op straat gaan gooien.
Integendeel. Maar het helpt ons wel om dit soort wegingen goed te kunnen
maken voor onze strategie en onze verdere vormgeving van het
beleid.
De voorzitter:
Akkoord. Meneer Van den Berg?
De heer Van den Berg (JA21):
Ik heb nog één interruptie, want die derde had ik …
De voorzitter:
Ik heb daar al een opmerking over gemaakt. Ik was hierin ook heel streng
richting de heer Jumelet.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik zit er tot nu toe op drie.
De voorzitter:
Nee, wij houden het netjes bij. Ik heb hier al een opmerking over
gemaakt. U heeft er al vier gebruikt. U krijgt straks in uw tweede
termijn nog alle ruimte om vragen te stellen, dus dat komt helemaal
goed. Volgens mij zijn we aangekomen bij het blokje overig. Gaat uw
gang.
Minister Hermans:
Voorzitter. Ik had nog een vraag van mevrouw Teunissen over de
afhankelijkheid van Rusland voor uranium. Waar halen we dat nog meer
vandaan? In Europa wordt 34% van het uranium geïmporteerd vanuit Canada
en 15% vanuit Rusland. Dat deel willen we afbouwen. Daarvoor zetten wij
ons ook in in Europees verband. Dat moeten we echt in Europees verband
doen, net zoals we met gas doen en hebben gedaan.
Voorzitter. Mevrouw Teunissen vroeg ook nog naar kernafval. Ze zei: daar
komt nu nog meer bij; is dat niet volstrekt onwenselijk? Radioactief
afval wordt in Nederland veilig opgeslagen. Het is waar: als je meer
inzet op kernenergie, dan levert dat ook meer radioactief afval op. De
hoeveelheid hoogradioactief afval is in volume zeer beperkt. Verder
geldt als uitgangspunt dat het ontstaan van radioactief afval zo veel
mogelijk geminimaliseerd moet worden.
Voorzitter. Dan de geothermie. Ik weet niet zeker of mevrouw Teunissen
mij echt een vraag stelde, maar zij noemde wel terecht een aantal keer
de potentie daarvan als bron in ons systeem. Daarom hecht ik eraan om
daar een paar dingen over te zeggen. In de zomer is de Rijksregisseur
stimulering aardwarmte gestart. Dat doen we juist om een meer
regisserende rol vanuit het Rijk op ons te nemen. Die regisseur is
verantwoordelijk voor het initiëren, coördineren en opleveren van een
set afspraken. De oplevering daarvan is voorzien in het tweede kwartaal
van 2026. Dan loopt er ook nog een programma, het SCAN-programma, om de
potentie van aardwarmte in beeld te brengen. Dat loopt tot 2027.
Daarnaast zijn er in 2025 meerdere besluiten genomen bij de
vergunningverlening onder het huidige wettelijke kader, dat is ingegaan
op 1 juli 2023. En in de tussentijd werken we ook aan een meerjarig
versnellingsprogramma. Dat is een mix van beleidsontwikkeling,
kennisopbouw en vroegefaseopschaling. Dat doen we juist omdat we zien
dat hierin potentie zit, die volledig benut moet worden.
De voorzitter:
Dan dank ik de minister voor de beantwoording. Ik ga er tenminste van
uit dat dit het laatste stukje was.
Minister Hermans:
Ja. Ik had hier nog een vraag van de heer Vermeer, maar die heb ik
eigenlijk al beantwoord. Ik las die beantwoording nog even door om te
zien of die volledig was, en dat is zo.
De voorzitter:
Dan dank ik de minister voor de beantwoording in eerste termijn van de
kant van het kabinet. De minister heeft dat mooi snel gedaan. Dat
betekent dat wij gelijk doorgaan met de tweede termijn van de kant van
de Kamer. Ik begin weer aan het begin van de rij. U heeft 1 minuut en 30
seconden. Dus meneer Flach, trap 'm af, zou ik zeggen.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. In Zeeland wonen veel gelovige christenen, dus
ik vroeg me af of dat de voorkeur van de minister verklaart voor
Zeeland. Ze wil namelijk graag confessionele reactoren neerzetten. Dat
verstond ik tenminste, maar zij bedoelde ongetwijfeld "conventionele".
Dan is dat misverstand in ieder geval opgehelderd.
Voorzitter. De SGP is tevreden met de houding van de minister en van het
departement in de hele afhandeling en het proces van het komen tot
kernreactoren. Ik proef daaruit voldoende gevoel bij de omgeving en bij
wat daar van belang is. We weten ook dat er een nieuw kabinet komt en we
weten niet of deze minister daarin terug zal komen, maar de SGP zal er
in ieder geval op toezien dat de voorwaarden die gesteld zijn vanuit
Borsele en Zeeland een belangrijke rol spelen. Wij kijken ernaar uit dat
er straks een locatiekeuze ligt en er aan twee kanten blije gezichten te
zien zijn. Ik denk dat dat uiteindelijk het ideaal is waar we met elkaar
naartoe werken. Het allermooiste zou het zijn als daar ook nog eens een
hele dikke opdracht voor het regionale en het nationale bedrijfsleven
aan vastzit. Dat zou, denk ik, leiden tot nog meer blije gezichten. Zo
zullen wij hier dus naar kijken, ook in het vervolg en ook als er straks
een nieuw kabinet mee aan de slag gaat.
Tot zover, voorzitter. Ik zou nog wel graag een tweeminutendebat willen
aanvragen.
De voorzitter:
Dat noteren wij dat. Mevrouw Van Oosterhout, gaat uw gang.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter, en dank aan de minister voor de antwoorden.
Zoals eerder gezegd willen wij dat de Nederlander betaalbare
elektriciteit heeft, waarmee onze bedrijven kunnen werken en Nederland
klimaatneutraal wordt. Dat is goed voor mensen, goed voor onze planeet
en en ook goed voor onze economie. Wat vandaag opvalt, is dat
kernenergie vooral een politiek-dogmatische keuze is. Er is echter veel
onzekerheid over de kosten van nieuwe centrales. De minister haalt aan
dat de TNO-studie schrijft dat er scenario's zijn waarin de
systeemkosten mét kernenergie gelijk zijn of lager uitvallen, maar er
staan ook scenario's in waarbij de systeemkosten mét kernenergie juist
hoger liggen. Hoger, gelijk of lager: er bestaan veel mogelijkheden voor
alle scenario's. alles kan nog en er is enorm veel onzekerheid.
Waar wel zekerheid over is, is dat je een kerncentrale ergens moet
neerzetten. Zeeland wil enkel meewerken als aan de Zeeuwse voorwaarden
voldaan wordt, maar de minister bood daarop nog steeds geen eenduidig
antwoord. Ook rond het koelwater is er nog geen duidelijkheid. Een
koeltoren willen de Zeeuwen niet en die wil de minister ook vermijden,
en zonder koeltoren heb je water van de Westerschelde nodig. Maar door
de temperatuurstijging van het water gaat dat ecologisch gezien
waarschijnlijk gewoon niet werken. En uiteraard zijn er de oplopende
kosten voor de bouw en voor de berging van het afval. Iedere nieuwe vorm
van elektriciteit zal nieuwe subsidies nodig hebben, maar voor de bouw
van nieuwe kerncentrales schieten die kosten de pan uit. Het is fijn dat
de minister hierover met andere lidstaten praat, maar ik hoorde geen
duidelijk antwoord over oplossingen. Die kostenexplosie van kernenergie
gaat er gewoon komen, ook hier in Nederland, en de Nederlander zal er
duur voor gaan betalen.
Het pad naar kerncentrales ligt vol moeilijke …
De voorzitter:
Komt u tot een afronding.
Mevrouw Van Oosterhout (GroenLinks-PvdA):
Oké. 50% van de Europese elektriciteit is op dit moment hernieuwbaar.
Voor SMR's is dat op dit moment 0%. Wij kiezen dus heel duidelijk niet
voor de nucleaire fata morgana, maar juist voor het echte winning team:
zon, wind, efficiëntie en opslag. Dat is onze ambitie voor
Nederland.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van den Berg.
De heer Van den Berg (JA21):
Dank, voorzitter. Dit is een interessant debat om te zien waar dit nou
heen gaat in de komende tijd. Ik denk wel dat we in deze commissie met
z'n allen onderschrijven dat we meer zouden willen zien op het gebied
van SMR's. Ik wil hier ook graag onderstrepen dat dat wat JA21 betreft
enorme kansen biedt voor onze economie en onze energievoorziening. Wij
zouden dan ook een pleidooi willen houden om niet alleen maar te kijken
naar die grote kerncentrales, maar om nu ook al echt serieus in te gaan
zetten op het verkennen van die kleinere: locaties gaan aanwijzen,
financiering verzorgen. Ik denk ook dat het heel veel biedt. Ik heb het
zelf al een keer uitgezocht. Wat er te zien valt — ik hoop dat u het
kunt zien en anders zal ik dit verspreiden onder de commissie — is dat
je door heel Nederland bij die industrieclusters een heel goede
koppeling kan maken met die industrie: de warmte en een kleinere
kerncentrale tot aan 1.000 graden Celsius. Het is gewoon heel zonde als
we dat laten liggen. Hoe kunnen we dat nou in de praktijk brengen? Ik
zou eigenlijk aan de minister willen vragen of wij niet voor de tenders
die nu lopen en die gaan komen gewoon een open systeem kunnen
ontwikkelen, waar dus niet alleen de grote kerncentrales op kunnen
inschrijven, maar ook de SMR's, ook al zijn dat FOAK-ontwerpen. Daar
zouden wij heel blij van worden en ik denk dat het ook een goede kans is
voor de Nederlandse economie.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Jumelet.
De heer Jumelet (CDA):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor alle antwoorden op de
gestelde vragen. Het CDA is content en niet zozeer tevreden. Een beetje
calvinistisch, dus dat hoort er niet helemaal bij. We gaan dus gewoon
voor content. We zijn blij met de ontwikkelingen. Ik wil nog wel iets
meegeven als het gaat om Zeeland en die no-regretmaatregelen. Ik zei net
dat dat toch van belang is, maar misschien kan het in zijn algemeenheid
wel zo zijn dat we werken aan kennisontwikkeling. Ik denk dat daar heel
veel waarde aan te hechten is, dat we in Nederland inderdaad die
innovaties aanjagen. Dan kan kennisontwikkeling misschien wel de motor
zijn om dat te doen en kan dat bijvoorbeeld in Zeeland al plaats gaan
vinden.
Ik heb ook gevraagd of het als groot project kan worden aangemerkt. Ik
begrijp dat wij daar zelf over gaan. Ik kan me dus voorstellen dat we
daarop terugkomen.
Dan het laatste. Dat is een inschatting. Dat is meer het gevoel daarbij.
Ik merk bij de minister toch een zekere terughoudendheid op de SMR's. Ik
zeg nu ook SMR's, op zijn Engels, want dat hoort zo, geloof ik. Als we
naar het rapport van Wennink kijken, denk ik dat er best een tandje bij
mag. Ik ben mijn bijdrage in eerste termijn begonnen met dat
wereldrecord. Laten we die lat echt hoog leggen, want dat verdient ons
land.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. In dit debat is wel weer duidelijk geworden dat
we veel te slappe natuur- en milieuwetgeving hebben in Nederland. Als we
de milieueffecten pas later gaan toetsen terwijl er al een potentiële
locatie is aangewezen en er allemaal zorgen zijn over de opwarming van
de Westerschelde en het biodiversiteitsverlies daar, dan zullen we veel
meer in die wetgeving moeten inbedden dat we daar dan ook echt gewoon
geen kerncentrale doen, om het belang van de natuur te beschermen. De
natuur staat in Nederland al op omvallen. Ik heb geen concrete
maatregelen gehoord van de minister, wat we nou concreet aan het
kernafval gaan doen en wat de risico's zijn die daaraan kleven. Als er
extra kernafval bij komt, dan is risico bijvoorbeeld besmetting van het
grondwater als je dat in klei opslaat. Ik heb op geen enkele manier
gehoord van het kabinet hoe het daarmee om zou gaan.
Tot slot. Energiesparing en de energiedichtheid afbouwen blijven
noodzakelijk. We zien hier met kernenergie een opschaling naar heel veel
aanbod van energie, continu. Dat is vooral in het belang van onze
exportbedrijven, om onze exportindustrie te beschermen, en dat gaat ten
koste van de energierekening van omwonenden. Die gaan hoge energie- en
netwerkkosten betalen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Klos. Een korte interruptie in deze tweede
termijn, meneer Van den Berg. Gaat uw gang.
De heer Van den Berg (JA21):
Ik zou eigenlijk via de voorzitter willen vragen: als u dat een probleem
vindt qua export, hoe kijkt u dan nu aan tegen het huidige
energiesysteem waarin wij op sommige dagen soms wel 8 gigawatt aan
vermogen exporteren naar België, Duitsland, Groot-Brittannië en
Noorwegen? Dat doen we met hernieuwbare energie. Vindt u dat dan een
slechte zaak? Begrijp ik dat dan goed?
De voorzitter:
Een verduidelijkende vraag. Mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik bedoelde met de exportindustrie die intensieve exportindustrie, dus
de industrie die heel veel energie nodig heeft. Denk bijvoorbeeld aan de
landbouwindustrie, de sierteelt. Daar doelde ik op. Ik doelde dus niet
op het uitwisselen van hernieuwbare energie. Dat is juist de toekomst
binnen Europa, dus daar heb ik geen problemen mee.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Klos.
De heer Klos (D66):
Nee, geen behoefte. Dank u.
De voorzitter:
Dan draag ik even het voorzitterschap over aan de heer Flach.
Voorzitter: Flach
De voorzitter:
Dan is het woord nu aan de heer De Groot voor zijn tweede termijn.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank, voorzitter. Ik wil graag de minister danken voor alle antwoorden.
Ik was blij te horen dat de minister er nog voor openstaat om met de
ontwikkelaars van de zogenaamde SMR's of mini-SMR's in gesprek te gaan
over de kosten. Want de VVD ziet gewoon dat kernenergie in de breedte
belangrijk is, niet als symbool maar gewoon als noodzakelijke pijler in
ons energiesysteem, want kernenergie is betrouwbaar, betaalbaar en
schoon. We zien het ook niet als een aanvulling, maar gewoon als een
integraal onderdeel van ons energiesysteem. Zo moeten we het ook wegen
in het beleid dat we maken.
Ik heb over één punt nog een specifieke vraag, namelijk over een
SMR-locatieprogramma, waar ik al iets over vroeg. Het gaat mij niet
zozeer om een programma. Het gaat mij meer om de interactie tussen de
keuzes die gemaakt worden. De minister gaf zelf als antwoord: we hebben
gezegd twee grote kerncentrales in Zeeland te willen; dan gaat TenneT
rekenen en kijken wat daarvoor nodig is. Dat is een hele belangrijke
keuze, met heel veel gevolgen in die hele keten. Ik zou graag zien dat
er interactie gaat ontstaan in het hele energiesysteem, waar kernenergie
in opgenomen moet worden met grote centrales maar ook met SMR's en
mini-SMR's, om ze maar even zo te noemen. Want op het moment dat je bij
Chemelot een SMR kan plaatsen, dan heb je misschien niet zo veel
waterstof of netverzwaring nodig. Die interactie mis ik. Daar zou ik
graag nog iets meer over willen horen. Anders kijken we even
verder.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Er zijn geen interrupties. Dan geef ik het voorzitterschap
terug.
Voorzitter: Peter de Groot
De voorzitter:
Dank u wel. We zijn aan het einde gekomen van de tweede termijn van de
kant van de Kamer. Ik wil even kort schorsen. Een minuut of tien, denk
ik?
Minister Hermans:
Vijf minuten.
De voorzitter:
Dat is lekker efficiënt. Dan hervatten we over vijf minuten het
debat.
De vergadering wordt van 18.04 uur tot 18.11 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering, het commissiedebat Kernenergie. We zijn
toegekomen aan de tweede termijn van het kabinet. Ik geef graag het
woord aan de minister van KGG.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank u wel. Om aan alle mogelijke verwarring een einde te
maken: ik bedoelde inderdaad een conventionele kerncentrale. Over
"confessioneel" kunnen we ook hele gesprekken voeren, maar dat staat
even los van dit debat.
Ik deel de opmerking van de heer Flach dat de keuze voor een locatie
meerdere blije gezichten moet opleveren, net als echte ruimte voor de
industrie om kansen te kunnen verzilveren.
Als ik goed geluisterd heb, dan had mevrouw Van Oosterhout geen vragen
meer aan mij.
Dan kom ik bij de heer Van den Berg. Ik zal nog een keer benadrukken dat
het wat mij betreft en-en is. Dat is ook hoe wij aan het werk zijn op
het ministerie. De procedure loopt nu, met alle onderzoeken naar de
locaties, de techniek en de financiering. Daarnaast hebben we natuurlijk
het Rijk-Regiopakket voor de bouw van twee conventionele grote
kerncentrales. We zetten allerlei stappen om de potentie van SMR's in
Nederland in beeld te krijgen en om ervoor te zorgen dat die in de
toekomst realiteit kunnen worden. Het wordt dus naast elkaar
ontwikkeld.
Ik heb een aantal toezeggingen gedaan, maar die kan ik nog wat scherper
maken. Ik ben bereid om te kijken waar we nog meer snelheid kunnen maken
of een been kunnen bijtrekken, zoals ik ook heb uitgesproken. Dan kom je
ongetwijfeld ook op het maken van een aantal keuzes, zoals de heer Van
den Berg schetste. Moet je er niet dieper in gaan, mogelijk ook met
publieke financiering? Dat zijn echt lange trajecten, waaraan allerlei
afwegingen voorafgaan. Je moet fundamentele keuzes maken. Ik kan een en
ander in beeld brengen, maar het is echt aan een volgend kabinet en de
Kamer om dat soort keuzes wel of niet te maken.
Zoals ik al zei: aan de ene kant heb je het daadwerkelijk starten van de
bouw van een SMR die gebaseerd is op de traditionele, conventionele
techniek, zoals nu wordt voorbereid in Canada en het Verenigd
Koninkrijk. Als we dat ook in Nederland zouden willen, zouden we een
vergelijkbaar stappenplan moeten maken als we hebben gedaan voor de
grootschalige kerncentrales. Daarin staat wat je nodig hebt aan middelen
en inzet. Dat kan ik in kaart brengen. Dan kom je vanzelf op de keuzes
die ik noemde. Aan de andere kant heb je de innovatieve kant van de
SMR-ontwikkeling. We kunnen diepgaander kijken naar de technologische
ontwikkeling van de verschillende private initiatieven in Nederland. Wat
kun je als overheid doen om de realisatie te versnellen? Want versnellen
in financiering of vergunningverlening vraagt in dit geval om een ander
type maatregelen dan voor de bouw van SMR's die draaien op conventionele
technieken. Die twee toezeggingen kan ik doen binnen hoe we nu al werken
met de SMR-strategie. We zullen meer in kaart brengen en laten zien voor
wat voor keuzes je komt te staan als je aanvullend dingen wilt doen of
wilt versnellen.
Wat ik niet ga doen, zo zeg ik tegen de heer Van den Berg, is het
opvolgen van zijn suggestie, namelijk het openbreken van de
projectprocedure die loopt voor de grootschalige kerncentrales, zodat de
conventionele SMR's zich daar ook voor kunnen laten inschrijven. Als ik
dat doe, dan moet ik helemaal opnieuw beginnen. Dan ga ik de
projectprocedure lopende de rit aanpassen. Dan moet ik opnieuw beginnen
en dan gaat al het werk dat ik en mijn voorganger in de afgelopen
tweeënhalf jaar hebben gedaan ... Dan worden we voor een heel groot deel
teruggeworpen in de tijd en dat zou ik niet willen. Dat ga ik dus echt
niet doen.
Dan had de heer Jumelet een vraag over de no-regretmaatregelen, met name
waar het ziet op kennisontwikkeling. Dat gebeurt al: middelen daarvoor
landen nu al in Zeeland. Ik zal even heel specifiek zijn over wat we nou
gedaan hebben in het kader van die kennisontwikkeling, of ik moet
zeggen: wat je nu eigenlijk ziet in de praktijk. Op wo-niveau heeft het
kabinet drie leerstoelen aan de TU Delft gerealiseerd. Op hbo-niveau is
gestart met verkenningen naar mogelijke kennishubs. Die verkenning loopt
nu en die resultaten verwachten we halverwege 2026, zodat we ook echt
kunnen gaan kiezen waar we die kennishubs dan verder willen gaan
ontwikkelen. Op mbo-niveau zetten we in op nucleaire practoraten. Tot
slot: de Nuclear Academy werkt samen met mbo- en hbo-instellingen aan
het versterken van het nucleair onderwijs. Twee voorbeelden hiervan zijn
een minor op het gebied van kernenergie aan de Hogeschool Zeeland en een
keuzedeel aan het Scalda-mbo, ook in Zeeland.
Dan vroeg mevrouw Teunissen nog iets over de eindberging en het afval.
Mijn collega, de staatssecretaris van IenW, is verantwoordelijk voor de
eindberging van radioactief afval. Een beslissing over de locatie van de
eindberging is rond 2050 voorzien. Het proces van de locatiekeuze staat
pas aan het begin. Er is nog geen gebied aangewezen of uitgezonderd als
mogelijke optie. Heel specifiek: eerder heeft mevrouw Beckerman een
motie ingediend over geen kernafval in Groninger zoutkoepels. De
staatssecretaris van IenW zal voor de zomer van '26 met een reactie
komen op de motie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het klinkt toch best een beetje als onverstandig beleid om te zeggen: we
gaan een kerncentrale bouwen, maar wat we met het afval gaan doen, gaan
we in 2050 besluiten. Ik zou dus toch willen vragen: ziet de minister
mogelijkheden om eerder een soort integraal plan te presenteren, waarin
ook staat wat er dan concreet gaat gebeuren met het kernafval?
Minister Hermans:
De inzet is geologische eindberging, maar voordat we weten hoe dat er
precies uitziet, moeten we een heel zorgvuldig traject doorlopen. Dat
was in eerste instantie voorzien voor het jaartal 2130. Dat is nu dus
naar voren gehaald naar 2050; dat is dus aanzienlijk versneld. Dat vind
ik overigens ook een goede ontwikkeling, omdat het goed is om daar zo
snel als mogelijk duidelijkheid over te geven. Ook hier geldt wel: dit
proces wil je zorgvuldig doorlopen. Dat is wat de collega van IenW aan
het doen is.
Voorzitter. Dan …
De voorzitter:
Ik zie dat dit toch nog tot een korte reactie leidt, dus dat doen we dan
even. Mevrouw Teunissen, kort graag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Maar moeten we dan ook niet een keer zien dat die verantwoordelijkheid
sec bij IenW ligt? Dit is toch een integrale afweging? Nu gaat het
kabinet een besluit nemen voor een nieuwe kerncentrale, terwijl we zien
dat langdurige stralingsbelasting de structuur van zoutlagen aantast.
Ons grondwater kan vervuild raken. Dat zijn allemaal dingen … Je wil
toch aan de voorkant weten wat daar de gevolgen van zijn, ook als je
minister van Klimaat en Groene Groei bent en zo'n groot project
start?
Minister Hermans:
Die splitsing van verantwoordelijkheden is ook heel bewust gedaan, dus
om dat uit elkaar te trekken en countervailing power te organiseren. Dat
geldt ook voor het toezicht. De kennis die bij bijvoorbeeld het
ministerie van KGG op het gebied van de diepe ondergrond aanwezig is,
wordt natuurlijk wel gebruikt en ingeroepen door IenW, net als de kennis
die het SodM daar heel diepgaand over heeft. Juist om die countervailing
power, die balans, erin te brengen, zijn die taken uit elkaar
gehaald.
Voorzitter. Dan tot slot nog de heer De Groot, die naar aanleiding van
mijn toezegging over de locaties deze vraag stelde: hoe interacteert
kernenergie nou in dat systeem, ook in de toekomst, met al die andere
vragen die er zijn, zoals de aanleg van hoogspanning en de aanlanding
van wind op zee? Die interactie is dus juist voorzien in het Programma
Energiehoofdstructuur II en het NPE. Daar moet dat bij elkaar komen.
Mijn voorganger is ooit voor de snelheid in de procedure ten aanzien van
de twee grootschalige kerncentrales een afzonderlijke projectprocedure
gestart. Dat is de historie van waaruit we werken. Dat neemt niet weg
dat ik dat punt van die interactie belangrijk vind, maar dat is dus in
dat NPE en het PEH gericht op kerncentrales 3 en 4 en SMR's.
Volgens mij heb ik dan alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Ik kijk even rond en ik zie, denk ik, dat iedereen het daarmee eens is.
Dank voor de beantwoording in de tweede termijn. Dan zijn we bijna aan
het einde gekomen van dit commissiedebat, maar niet voordat we nog even
de administratie doornemen. Die gaat over de toezeggingen die zijn
gedaan. Die lopen we even rustig langs, zodat iedereen zich herkent in
die toezeggingen.
De minister zal, naar aanleiding van het overleg met TU Delft, TNO vragen een gevoeligheidsanalyse in het kader van de bestaande systeemkostenanalyse te maken. Dat is een toezegging aan de heer Van den Berg.
De minister zal een overzicht maken van het proces en van het programma van de SMR's.
Minister Hermans:
En het stappenplan, zoals ik net in de tweede termijn eigenlijk nog even
concretiseerde. Het gaat om een stappenplan voor die confessionele, nee
"conventionele" kant. Ik hoor nu ook zelf hoe erg die woorden op elkaar
lijken. Verder is er de versnelling aan de innovatieve kant. Dat zijn
dan twee aparte toezeggingen.
De voorzitter:
Dat staat zo genoteerd.
Dan hebben we de toezeggingen gehad. Als het goed is, zijn er geen
andere toezeggingen gedaan. Wel moeten we zeggen dat er door de heer
Flach namens de SGP een tweeminutendebat is aangevraagd. Dat zal
plaatsvinden na het kerstreces. "Ná het kerstreces" bedoel ik inderdaad;
ik zag al enige schrikreactie hier aan de rechterzijde. Vóór het
kerstreces is nog heel kort. Nou ja, het kan ook heel lang zijn, maar
laten we het na het kerstreces doen, als we ook aan ieders gezondheid
denken.
Daarmee zijn we echt aan het einde gekomen van dit commissiedebat
Kernenergie. Ik wil alle belangstellenden hier op de publieke tribune
als eerste danken voor hun komst. Ook dank ik natuurlijk de mensen die
dit op afstand volgen. Dank aan de minister en de ondersteuning voor hun
komst en het debat dat hier gevoerd is. Dank aan de leden en niet als
laatste dank aan de griffier en de ondersteuning voor het mogelijk maken
van dit debat. Daarmee sluit ik dit debat. Dank u wel.
Sluiting 18.25 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
|---|