Conceptverslag Zzp
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D53982, datum: 2025-12-18, bijgewerkt: 2025-12-23 12:28, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-12-18 10:00: Zzp (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Zzp
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Financiën hebben op 18 december 2025 overleg gevoerd met de heer Heijnen, staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, en mevrouw Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over:
de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 2 oktober 2025 inzake handhaving schijnzelfstandigheid gevolgen verlengen zachte landing (31311, nr. 293);
de brief van de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane d.d. 6 oktober 2025 inzake het niet uitvoeren van de op 2 oktober door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Ergin c.s. (Kamerstuk 29544, nr. 1289) (31311, nr. 294);
de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 10 december 2025 inzake voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n) (31311, nr. 295).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Van der Burg
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Van der Lee
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Post
Voorzitter: Van Houwelingen
Griffier: Van den Broek
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Boon, Bühler, Ceulemans, Ergin, Flach, Van Houwelingen, Martens-America, Neijenhuis, Patijn en Vermeer,
en de heer Heijnen, staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, en mevrouw Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Ik open hierbij het debat over zzp. Het is precies 10.00 uur. Allereerst
welkom aan het kabinet, in de persoon van staatssecretaris Heijnen en
minister Paul, en natuurlijk ook aan de Kamer. De spreektijd is vier
minuten. Ik stel voor om drie interrupties in de eerste termijn te
hanteren, als de Kamer het daarmee eens is. Dan geef ik nu het woord aan
de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. In deze periode blikken we vaak met meer of
minder weemoed terug op het achterliggende jaar. Voor zzp'ers was 2025
het jaar van de zachte landing: het handhavingsmoratorium werd opgeheven
en opdrachtgevers en zelfstandigen kregen te maken met de handhaving op
arbeidsrelaties. De SGP wil in ieder geval voorkomen dat 2026 het jaar
van de harde klap wordt voor zzp'ers.
Het kabinet wil de zachte landing per 1 januari laten vervallen. Dit
besluit vergroot de onrust en onzekerheid bij veel opdrachtgevers en
zelfstandigen. Hierdoor zien steeds meer opdrachtgevers af van
samenwerking, terwijl we de goedwillende zzp'er juist de ruimte willen
bieden. De Kamer heeft daarom tijdig aangegeven dat de zachte landing
met een jaar verlengd moet worden. Die motie legde het kabinet echter
onmiddellijk naast zich neer. Er wordt geschermd met het Herstel- en
Veerkrachtplan, maar daarin is enkel opgenomen dat het
handhavingsmoratorium moet worden opgeheven. Daaraan heeft Nederland
voldaan. Het kan dus wél, zou ik het kabinet willen voorhouden. Ik roep
de minister en staatssecretaris dan ook op om hun standpunt te herzien.
Zijn zij op z'n minst bereid om toe te zeggen dat er eerst een
waarschuwing wordt gegeven, voordat boetes en naheffing worden
uitgedeeld? Kabinet en Kamer zijn het erover eens dat de handhaving op
schijnzelfstandigheid doorgang moet vinden, maar nu zien we dat ook
echte zelfstandigen in de problemen komen. Dan is het tijd om bij te
sturen, voordat ieder ondernemerschap uit de markt wordt geduwd.
Voorzitter. Uit het Handhavingsplan arbeidsrelaties van de
Belastingdienst blijkt dat ze zich daar richten op situaties waarin het
risico bestaat dat een arbeidsrelatie ten onrechte niet gekwalificeerd
is als een dienstbetrekking. Dat is dus heel breed. Dat kan in iedere
sector zijn, of daar nu risico is op uitbuiting en onderbetaling of niet
en of het nu gaat over het hogere of het lagere segment. In het
handhavingsplan komen de woorden "risicogericht toezicht" bij de aanpak
voor 2026 welgeteld nul keer voor, laat staan dat dat begrip wordt
omgezet in de handhavingsplannen. Terwijl het kabinet schrijft dat er
risicogericht wordt gehandhaafd, schrijft het ook dat het niet aan de
Belastingdienst is om alleen te handhaven op kwetsbare situaties. Wat
betekent dit? Wat is het nu? Klinken de woorden "risicogericht toezicht"
daarmee niet heel hol? Wat de SGP betreft gaan we echt risicogericht
handhaven, waarbij met prioriteit wordt gekeken naar probleemgevallen,
zoals bij stelselmatig misbruik, onderbetaling en evidente
schijnzelfstandigheid. Is het kabinet bereid dit toe te zeggen? Zo niet,
dan overweeg ik om hierover een motie in te dienen.
Een van de sectoren waar de voortdurende onduidelijkheid echt zijn tol
gaat eisen, is de zorgsector. Mede daarom heeft de SGP gezegd: behoud de
flexibele schil in de huisartsenzorg voor ziek, piek en uniek en in de
anw-zorg. Die is namelijk onmisbaar. De werkdruk neemt er alleen maar
toe. De continuïteit staat daardoor onder grote druk, vanwege minder
inhuur van zzp'ers. Uiteraard geldt dat ook in andere zorgsectoren. Het
is goed dat de minister van VWS erover in gesprek is met het zorgveld en
dat er pilots komen. Graag worden we op de hoogte gehouden van het
vervolg.
Meer specifiek zou ik aandacht willen vragen voor pgb-budgethouders die
als particuliere opdrachtgever rechtstreeks een overeenkomst aangaan met
een zzp-zorgverlener. Voor hen is nu ook niet duidelijk of dit nu wel of
niet kan. De eerdere brief hierover had duidelijkheid moeten bieden,
maar wie hem leest, blijft met nog meer vraagtekens achter. Kan de
minister deze groep duidelijkheid bieden, bijvoorbeeld door snel
casussen te beoordelen die hierop zien? Zegt zij toe dat zolang hierover
onduidelijkheid bestaat, er geen boetes en naheffingen worden geheven
bij deze specifieke, kwetsbare groep?
Tot slot, voorzitter. Mijn oproep aan dit kabinet is: laat na een zachte
landing geen harde klap volgen voor zzp'ers.
De voorzitter:
Dank voor uw betoog. U bent netjes binnen de vier minuten gebleven. Ik
geef nu het woord aan de heer Ergin van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank je wel. Eind oktober 2024 luidden tienduizenden zzp'ers
de noodklok. Het opheffen van het handhavingsmoratorium zorgde voor veel
onzekerheid. 1,8 miljoen zelfstandigen, mensen die elke dag bijdragen
aan onze economie, stonden ineens voor de absurde vraag: ben ik
eigenlijk nog wel zelfstandig? Opdrachtgevers trokken massaal de stekker
eruit, niet omdat er sprake was van massaal misbruik, maar omdat niemand
meer wist waar hij aan toe was. Toen greep de Kamer in. Er kwam een
zachte landing: geen boetes, begeleiding waar nodig en een aanpak van
echte schijnzelfstandigheid.
Voorzitter. We zijn nu een jaar verder en wat zien we? Er is nog steeds
geen nieuwe wetgeving. De Vbar is uitgesteld. De onduidelijkheid bij de
Belastingdienst staat nog steeds fier overeind. Intussen luiden het
onderwijs, de zorg, eigenlijk alle sectoren, de noodklok. Zelfstandigen
zien hun opdrachten verdwijnen en hun inkomsten verdampen. Hun
onzekerheid groeit met de dag. Daarom heeft de Kamer een motie van DENK
aangenomen om de zachte landing te verlengen. En wat doet het kabinet?
Binnen vier dagen zegt het kabinet: we voeren deze motie niet uit.
Voorzitter. Ik kan hier een heel relaas houden over het kabinet dat lak
heeft aan de Kamer, maar dat laat ik graag over voor een ander debat,
want ik wil vandaag oplossingen voor zelfstandigen. Ik wil meer
duidelijkheid voor zelfstandigen. Als we niks doen, creëren we een
pechgeneratie onder zelfstandigen. Daarom is mijn vraag aan het kabinet:
waarom laat het kabinet de zelfstandigen nu in de kou staan? Waarom
kiest het kabinet er niet voor om juist nu, nu er heel veel
onduidelijkheid is, duidelijkheid te creëren?
Voorzitter. Nog een vraag aan het kabinet is op welke manier deze motie
wél uitgevoerd kan worden, want daarover zie ik eigenlijk niks terug in
de brief die binnen vier dagen werd geschreven. Zou bijvoorbeeld het
verschuiven van de datum een oplossing kunnen zijn, of misschien het
verlengen of verkorten? Ik hoor graag een reflectie vanuit het
kabinet.
Voorzitter. Dan over de brief, want we merken dat in die brief, en ook
in eerdere debatten, heel vaak wordt gezwaaid met die 600 miljoen euro
uit het HVP, alsof de verlenging van de zachte landing meteen de
schatkist leegtrekt. Maar als we kijken naar wat er in het HVP staat,
dan zien we dat dat niet klopt. Er zijn namelijk drie onderdelen. Afbouw
van zelfstandigenaftrek: is al het geval. De
arbeidsongeschiktheidsverzekering: het wetsvoorstel Baz ligt al in de
Tweede Kamer. De aanpak van schijnzelfstandigheid: daar wordt al werk
van gemaakt. Het moratorium is opgeheven en de handhaving is
aangescherpt. Dan blijft er één subdoel over en dat is de beoordeling
van de arbeidsrelatie. Precies op dat onderwerp zien we dat de regering
bij die 600 miljoen als het ware van een mug een olifant maakt om de
Kamer af te schrikken: "als u de handhaving wil verlengen, dan trekt u
de schatkist leeg". Maar dat klopt niet. Ik zou graag een reactie willen
van het kabinet op dit specifieke onderdeel.
Voorzitter. Mijn tweede punt gaat over de heiligverklaring van de Vbar,
want het wetsvoorstel Vbar komt nergens terug in het HVP. In het HVP
wordt met name gerefereerd aan het herbeoordelen van de arbeidsrelatie.
We willen voorspelbaarheid. We willen duidelijkheid. Zou het kabinet
kunnen aangeven of we aan deze verplichting, deze Europese afspraak,
kunnen voldoen als we bijvoorbeeld zo snel mogelijk het onderdeel R,
namelijk het rechtsvermoeden, behandelen hier in de Tweede Kamer?
Voorzitter. Het tweede punt in de brief ging over voorspelbaarheid en
duidelijkheid. Die duidelijkheid komt er echt niet als we nu met de Vbar
blijven doordrammen, terwijl we hier in de zaal allemaal weten dat er
een meerderheid is voor de Zelfstandigenwet, ingediend door VVD, CDA,
D66 en SGP. Als je voorspelbaarheid wil, als je koersvastheid wil, als
je duidelijkheid wil, dan lijkt het me juist logisch dat je als kabinet
zegt: we verlengen nu de zachte landing totdat er duidelijkheid is over
wetgeving. Of het nou de wetgeving is zoals die nu is voorgesteld door
deze partijen of specifieke onderdelen van de Vbar: dat vind ik prima.
Maar we moeten echt niet met 130 kilometer richting een muur
afkoersen.
Voorzitter. Ik heb nog heel vragen, maar weinig tijd. Eén oproep: voer
die motie uit. Ik hoor graag een reflectie van het kabinet op de manier
waarop die motie wél uitgevoerd kan worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Martens-America van de
VVD.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank, voorzitter. Goed dat we dit debat hier voeren. Mijn buurman heeft
het al aangegeven: het betreft een groep van bijna 1,8 miljoen
Nederlanders die te maken hebben met de veranderende regelgeving rondom
zzp'ers. Deze veranderingen hebben impact op levens, op zekerheid, op
onzekerheid, maar ook op opdrachtgevers. Denk aan die ene huisarts, die
na zijn nachtdienst een zzp'er inzet, omdat hij de volgende dag ook weer
daadwerkelijk zijn praktijk moet openen. Het voelt soms als schieten met
hagel op een mug. Juist als je gesprekken voert met mensen in de
praktijk, wordt heel duidelijk dat wat wij hier bedenken een papieren
realiteit is en in de praktijk anders kan uitpakken. Dan is het ook aan
ons om te zeggen: misschien moeten we weer terug naar de
tekentafel.
Om te voorkomen dat ik hier vandaag een heel principieel zzp-debat ga
voeren, hoe groot de verleiding ook is, beperk ik mij tot het
inhoudelijke onderwerp dat we hier vandaag bespreken: het al dan niet
uitvoeren van de aangenomen motie van de heer Ergin, die wij ook hebben
ondersteund. De handhaving heeft namelijk problematische gevolgen in het
dagelijks leven van al die zzp'ers. Zelfs onder het huidige regime van
de zachte landing bestaat grote onzekerheid. Er zijn opdrachten die
wegvallen, uitsluitingen en serieuze berichten over mentale problemen
onder zzp'ers.
Voorzitter. Ik druk mij nog voorzichtig uit, maar de snelheid waarmee de
staatssecretaris van Financiën schriftelijk liet weten niets te doen met
de brief, deed mij mijn wenkbrauwen toch lichtelijk fronsen. Ik kan de
redenering inhoudelijk, zo kan ik ook via de voorzitter stellen, een
heel eind volgen. Wij zijn nu eenmaal afspraken aangegaan in Brussel.
Wij hebben afspraken gemaakt over de zzp-wetgeving. Ik ga niet herhalen
wat mijn buurman net heeft verteld, maar ook mijn fractie is op zoek
naar de gaten en hoe wij het HVP zouden moeten lezen. Toen de VVD vorig
jaar met veel andere partijen het huidige kabinet vroeg om een zachte
landing, stelde het kabinet zich daar een stuk soepeler over op. Er werd
gekeken naar wat wél mogelijk was. Zo kwamen we uit op zaken als
risicogericht handhaven, bedrijfsbezoeken en geen boetes uitdelen. Als
die zaken toen wel geregeld mochten of konden worden binnen datzelfde
HVP, waarom zou dat dan nu niet kunnen? Wil de staatssecretaris nu
risico-ongericht gaan handhaven? Zijn boetes per se nodig volgens die
Europese afspraken? Kan de staatssecretaris per punt uit de zachte
landing toelichten waarom dit echt niet kan volgens de Europese
afspraken?
Voorzitter. Ik zal ook eerlijk zijn: er moet duidelijkheid komen voor al
die hardwerkende zzp'ers, voor opdrachtgevers, voor mensen die dagelijks
afhankelijk zijn van het harde werken van zzp'ers. Elke paar maanden een
ander beleid schiet ook niet op. Het moge duidelijk zijn dat wat de VVD
betreft de Vbar plaatsmaakt voor de Zelfstandigenwet. Daar gaan we dan
ook hard mee door. Maar ondertussen kunnen we onze ogen niet sluiten
voor de desastreuze gevolgen, wellicht onbedoeld, van de papieren
realiteit, die voor problemen zorgt. Dus nogmaals: wat kunnen we wél
doen? Sectorale uitsluiting wellicht? Of denkt de staatssecretaris aan
in beginsel alleen bedrijfsbezoeken uitvoeren en niet direct overgaan
tot verzuimboetes? Welke verzachtende mogelijkheden ziet de
staatssecretaris nog meer? De VVD wil een duidelijke, werkbare oplossing
voor zzp'ers en opdrachtgevers. We zijn heel benieuwd hoe de
staatssecretaris tegemoet wil en kan komen aan de wens van de
Kamer.
De voorzitter:
Dank. Er is een interruptie van de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Ik ben heel benieuwd wat de VVD gaat doen om de motie die nu niet
uitgevoerd gaat worden, wél uitgevoerd te krijgen.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb die motie gesteund. Ik ben hier om aan de staatssecretaris te
vragen, volgens mij net als de heer Ergin, waarom hij dat niet wil
uitvoeren en wat er wel mogelijk is. Ik ben heel erg benieuwd wat de
antwoorden daarop zijn. Dan zien we verder wat de antwoorden zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Martens-America vervolgt haar betoog. U bent klaar? Dank u wel.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Boon van de PVV.
De heer Boon (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De PVV is duidelijk. De PVV wil dat de zachte
landing wordt verlengd tot eind 2026. Dat is geen wens. Dat is een
aangenomen motie van deze Kamer. Toch weigeren deze VVD-minister, deze
VVD-staatssecretaris en dit VVD- én BBB-kabinet om die motie uit te
voeren. De PVV begrijpt niet waar dit diepe wantrouwen richting onze
ondernemers vandaan komt, alsof ondernemend Nederland bij voorbaat al
fout zit, terwijl de praktijk iets heel anders laat zien. Ondernemers
zijn in beweging en nemen verantwoordelijkheid. Juist daarom zegt de
PVV: pak schijnzelfstandigheid aan waar het hoort, bij de
kwaadwillenden, niet bij de bonafide ondernemers. Dat kan nu al. De
Belastingdienst heeft de middelen al. Bij kwaadwillendheid kan zelfs tot
vijf jaar terug worden nageheven. De zachte landing is dus geen
vrijbrief, maar dit kabinet doet alsof dat wel zo is.
Ondernemers vragen geen cadeautjes. Ze vragen ruimte om hun werk goed te
doen. Eerlijk gezegd hebben ze daar groot gelijk in. Maar wat doet dit
kabinet? Het creëert chaos en wentelt dus de gevolgen af op de
ondernemers. De Vbar of de Zelfstandigenwet zijn nog niet eens door de
Kamer behandeld. Toch wil het kabinet de zachte landing beëindigen. De
PVV vraagt de minister waarom dít kabinet ondernemers hierop afrekent,
terwijl de wetgeving onvoldoende duidelijk is, want hoe zit het met het
spanningsveld tussen de Wet DBA en de zorgplicht?
Voorzitter. Ondernemers houden dit land draaiende. Zij nemen de
risico's. Zij verdienen dus een overheid die betrouwbaar is en haar
woord houdt. Deze Kamer heeft gezegd "verleng de zachte landing", maar
het kabinet weigert te luisteren en verschuilt zich achter slappe
excuses. Het zou verwarrend zijn. Het zou goed gedrag ontmoedigen.
Brussel zou geld kunnen inhouden. Dat zijn geen argumenten, dat zijn
uitvluchten. Dit is de bestuurlijke arrogantie van de VVD, het negeren
van een Kameruitspraak. Het kabinet erkent zelf dat de markt schreeuwt
om rust en duidelijkheid. Toch doet dit kabinet het tegenovergestelde.
Daarom zegt de PVV nogmaals tegen de minister: voer de motie uit.
Verleng de zachte landing tot eind 2026. Geef onze ondernemers de rust
en de zekerheid die ze nodig hebben en laat de VVD eindelijk stoppen met
het frustreren van onze ondernemers.
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank voor uw betoog. Dan geef ik nu het woord aan de heer Neijenhuis van
D66.
De heer Neijenhuis (D66):
Dank u, voorzitter. Met veel plezier neem ik dit mooie onderwerp over
van collega Vijlbrief. Hij heeft zich de afgelopen jaren hard ingezet
…
De voorzitter:
Kan de heer Boon misschien zijn microfoon uitzetten?
De heer Neijenhuis (D66):
… voor alle zelfstandigen in Nederland en terecht, want bijna 1,5
miljoen zelfstandigen in Nederland zijn de motor van onze economie. Zij
brengen innovatie, flexibiliteit en specialisatie naar bedrijven en
sectoren die dit hard nodig hebben. Ik kijk er dan ook erg naar uit om
samen met deze commissie te kijken hoe we de ruimte kunnen bieden aan de
ondernemende geesten in Nederland, maar ook hoe we samen kwetsbare
schijnzelfstandigen beter kunnen beschermen. We zien namelijk nogal wat
gebeuren in de maatschappij. Er zijn een boel mensen die meer autonomie
willen, meer ondernemerschap in hun werk, alleen krijgen deze mensen nu
niet altijd de ruimte die ze nodig hebben. Al tien jaar sleept de
onduidelijkheid zich voort, voor zowel zelfstandigen als opdrachtgevers.
Het lukt de overheid niet om voldoende duidelijkheid te bieden op de
vraag wanneer iemand nou echt als zelfstandige aan de slag kan. De kans
op naheffingen en boetes leidt tot veel onrust. Hierdoor lopen
zelfstandigen opdrachten mis en vinden opdrachtgevers niet altijd het
juiste personeel. Dat is slecht voor de ondernemers, voor de economie en
dus voor ons allemaal.
Vanaf 1 januari dit jaar is het handhavingsmoratorium op de Wet DBA
opgeheven. Op zich goed, maar de timing was natuurlijk wat gek, want er
lag nog geen nieuwe wet. Daarom vroegen wij samen met andere collega's
hier om te zorgen voor een zachte landing. Die motie is ook aangenomen.
Nu ligt er nieuwe aangenomen motie, die vraagt om de zachte landing te
verlengen naar 2026. Weer geen gek verzoek, zou je zeggen, omdat de
situatie volgend jaar nog niet direct anders is. Er is nog steeds geen
nieuwe wet. Er is nog steeds dezelfde onduidelijkheid. Het kabinet wil
deze motie echter niet uitvoeren en wijst op het belang van strenger
handhaven en op het risico van het mislopen van 600 miljoen uit het
coronaherstelfonds. Ik snap die argumenten, maar ik me toch zorgen over
de positie van de ondernemers, de werkgevers en de zelfstandigen. Daarom
heb ik een aantal vragen. Hoe kijken de bewindspersonen …
De voorzitter:
Excuus, er is een interruptie op dit onderdeel.
De heer Neijenhuis (D66):
Voordat ik aan de vragen begin een interruptie.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Er ís een wet. Ik hoorde D66 zeggen: er is geen handhaving op die wet en
er moet een nieuwe wet komen. Maar er is wel een wet en aan die wet
moeten werkgevers en zelfstandigen, dus mensen die eigenlijk werknemer
zijn, zich gewoon houden. Dat is al die tien jaar al het geval. Ik
begrijp niet helemaal waarom er dan niet gehandhaafd zou mogen worden,
want door de handhaving ontstaat er toch juist duidelijkheid over hoe
die wet te interpreteren? Er ontstaat toch jurisprudentie? Zo gaat dat
toch met wetgeving in het algemeen?
De heer Neijenhuis (D66):
In het algemeen misschien wel, maar in deze specifieke casus merk je dat
in de afgelopen tien jaar juist steeds meer onduidelijkheid is ontstaan.
Er zijn ook arresten bij gekomen, waardoor de situatie weer anders is
geworden. Dat levert aan de ene kant meer duidelijkheid op, maar als je
met ondernemers zelf praat en de voorbeelden uit de sectoren hoort
langskomen, dan merk dat je er juist ook heel veel onduidelijkheid is.
Wat is nou precies wel en niet een zelfstandige? Wanneer word je nou wel
of niet aangepakt? Daarom zijn we ook samen met andere partijen met die
Zelfstandigenwet gekomen en hebben we deze motie voor de zachte landing
ingediend. De overheid moet het eerst zelf op orde hebben en echt
duidelijkheid kunnen bieden aan ondernemers voordat ze met hoge
naheffingen en boetes gaat komen. Dat is het standpunt van D66.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Nogmaals, als er een nieuwe wet ontstaat — het is een vrij grote wet, de
Wet DBA — en je handhaaft niet, dan ontstaat er geen jurisprudentie,
want alle mensen die denken "ik leef gewoon de wet niet na" kunnen
doorgaan met het niet-naleven van die wet. Hoe denkt D66 nou dat er
uiteindelijk iets gaat ontstaan? Want de Wet DBA is ook niet goed
genoeg. U heeft ook een andere wet ingediend, maar het gaat nog een hele
tijd duren voordat die er is. Daar is nog niet eens een oordeel over en
die is ook nog niet afgeschreven. Dan gaan we dus weer jaren tegemoet
waarin het niet duidelijk is. Hoe denkt u nou dat een werkgever die zich
netjes aan die wet houdt … Die wet moet nageleefd worden. Dat stoplicht
staat op rood. Je hebt die gewoon na te leven, er is alleen geen
handhaving. Hoe denkt D66 nou dat die werkgevers die dat doen en die er
ook al twee jaar mee bezig zijn dat te handhaven, straks hun hoofd nog
boven water kunnen houden?
De voorzitter:
Ja, de heer Neijenhuis. De interrupties mogen trouwens wel iets korter,
dank.
De heer Neijenhuis (D66):
Ik zit een beetje te zoeken naar de vraag onder de vraag. Volgens mij
zijn we allebei op zoek naar de duidelijkheid voor iedereen die te maken
heeft met deze wet, die er inderdaad al tien jaar is. Het is, zoals ik
ook in mijn bijdrage heb gezegd, een vreemde situatie dat je al tien
jaar een wet hebt en dat je er eigenlijk niet op kan handhaven. Wij
hebben die zachte landing gesteund, het handhavingsmoratorium tot vorig
jaar, juist omdat die wet an sich dus niet die duidelijkheid biedt en
mensen toch van een betrouwbare overheid mogen verwachten dat die die
duidelijkheid biedt. Dan kan je zeggen: laat de wet maar gewoon helemaal
in werking gaan en dan komt die duidelijkheid vanzelf wel, met alle
naheffingen en boetes voor ondernemers van dien. Ik ben daar toch een
beetje huiverig voor. Als wij het als overheid niet helemaal goed op
orde hebben, onze zaken niet op orde hebben, dan kun je dat vind ik niet
van ondernemers verwachten.
De voorzitter:
Dank. Heeft u nog een interruptie, mevrouw Patijn?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor eigenlijk alleen maar: "We gaan nog een tijdje langer pappen en
nathouden. We gaan niet handhaven. We gaan nog een tijdje nadenken over
wat dan wel de oplossing is. We gaan nog een tijdje de onduidelijkheid
laten bestaan." En straks zien wij dat alle bedrijven die het wel goed
willen doen kopje-onder gaan, dat ons hele stelsel onderuitgaat en dat
we eigenlijk niet meer weten welke regels er zijn. U wilt duidelijkheid.
Geef die duidelijkheid, geef die zekerheid — er moet gehandhaafd worden
— in plaats van te kiezen voor achteroverzitten en "weet je wat: ik laat
de verantwoordelijkheid bij een ander, ik neem als Kamerlid geen
verantwoordelijkheid".
De voorzitter:
Dank.
De heer Neijenhuis (D66):
Dat zijn behoorlijk wat quotes, citaten, die ik niet heb gezegd en het
is ook zeker niet de conclusie die ik wil uitstralen. Laten we vooral
zoeken in deze commissie hoe we die duidelijkheid wel kunnen bieden. Uw
oplossing is: we laten gewoon de wet in werking treden, helemaal zonder
handhavingsmoratorium, zonder zachte landing of zonder wat dan ook. Wij
kiezen denk ik voor een andere oplossing, maar laten we in ieder geval
samen kijken hoe we die duidelijkheid wel kunnen bieden. Daarvoor heb ik
ook vragen aan het kabinet, die ik graag zou willen stellen.
De voorzitter:
De heer Neijenhuis vervolgt zijn betoog.
De heer Neijenhuis (D66):
Hoe kijken de bewindspersonen zelf eigenlijk terug op het afgelopen jaar
wat betreft de handhaving? Liep het nou beter of slechter dan zij
verwacht hadden? In de brief waarin het kabinet uitlegt de motie niet te
gaan uitvoeren, noemen ze inspanningen om de communicatie te verbeteren.
Specifiek op dat punt: hoe vinden ze zelf nu dat het gaat? Vinden ze dat
het goed gaat? Bereiken alle signalen uit de praktijk dat veel
ondernemers echt nog niet weten waar ze aan toe zijn het kabinet niet?
Wat is het verhaal van het kabinet aan die ondernemers? Op welke manier
is het kabinet van plan om hen tegemoet te komen als die zachte landing
afloopt? Ik lees het nog niet in de brieven, maar misschien kunnen we
het dan uit dit debat halen.
Graag zou ik het, net als de heer Flach, specifiek hebben over de
situatie in de zorg. Als het kabinet weigert deze motie uit te voeren,
welke oplossing biedt het dan voor de zorginstellingen waar het niet
meer inhuren van zzp'ers direct tot een hogere werkdruk leidt bij het
overgebleven personeel? De personeelstekorten zijn enorm. Hierdoor
kunnen ze bijna geen vervanging meer regelen voor ziekte of verlof. In
de brief van vorige week staat de zorg wel genoemd en de Kamer vraagt er
vaak aandacht voor, maar ik zie eigenlijk nog geen enkel concreet beleid
om de problemen in de zorg op te lossen, alleen passages over dat er
geen uitzonderingen zijn voor sectoren. Misschien lees ik eroverheen.
Specifiek zitten ook veel pgb-houders met de handen in het haar. Ik
sluit me dus graag aan bij de vragen van de heer Flach, ook op dat
onderwerp. Mogen we in ieder geval voor het WGO over de Wet aanpassing
Regeling dienstverlening aan huis hier een oplossing voor
verwachten?
Als we het dan toch hebben over beroepsgroepen met grote tekorten:
verzekeringsartsen. Hoe denkt de minister de enorme wachtlijsten bij het
UWV weg te werken terwijl veel verzekeringsartsen ermee stoppen omdat ze
door deze Wet DBA geen zzp'er meer kunnen zijn?
Verder noemt het kabinet het risico dat de Commissie het verlengen van
de zachte landing zou kunnen beschouwen als het terugdraaien van de
mijlpaal van het coronaherstelfonds. Heeft het kabinet eigenlijk al
contact opgenomen met de Commissie om te vragen of de huidige situatie
nou echt zo gezien moet worden en of middelen echt terugbetaald moeten
worden? Is het kabinet er al mee in onderhandeling getreden?
Voorzitter, ik kijk uit naar de beantwoording. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw betoog. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Patijn. O, er
is nog een interruptie van de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
De heer Neijenhuis had het in zijn betoog kort over het niet uitvoeren
van de motie. Hij noemde dat onduidelijk. Volgens mij gaf hij ook aan
dat hij de onderbouwing niet begreep. Kan ik erop rekenen dat D66 — het
tweeminutendebat is al vooraangekondigd, dus komt er vandaag een
tweeminutendebat over — samen met ons in ieder geval richting het
kabinet de druk op de ketel wil houden om ervoor te zorgen dat de zachte
landing wordt verlengd?
De heer Neijenhuis (D66):
Goed dat de heer Ergin al een tweeminutendebat heeft vooraangekondigd.
Dan kunnen we hier hopelijk snel duidelijkheid over krijgen na vandaag.
Dat is ook een beetje het doel van de vragen die ik net heb gesteld. We
hebben die motie samen ingediend, met goede redenen. Ik snap natuurlijk
dat een motie altijd een verzoek is en dat het geen wet is die helemaal
precies volgens de letter moet worden uitgevoerd, maar een motie is wel
een Kameruitspraak. Ik vind dat het kabinet dan met een heel goede
redenen moet komen om die niet uit te voeren en die lees ik nu nog niet
in de brief van twee kantjes. Vandaar dat ik nog aardig wat vragen had.
Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Patijn van de PvdA.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. In 2015 werd de VAR afgeschaft, want er waren te veel
schijnzelfstandigen en met de VAR in de hand was het moeilijk handhaven.
De Wet DBA werd ontworpen, door deze Kamer goedgekeurd en vastgesteld.
In het eerste jaar werd gezegd: misschien moeten we nog even niet
handhaven. Na dat eerste jaar is gezegd "misschien moeten we nog een
jaar niet handhaven" en in het derde jaar is de introductie gekomen van
het woord "handhavingsmoratorium". Ik heb het nergens anders kunnen
vinden, maar het zal ongetwijfeld wel vaker gebruikt worden. Het is een
woord dat zo langzamerhand redelijk bekend is bij veel mensen. In 2022
werd vooraangekondigd dat het handhavingsmoratorium in 2025 opgeheven
zou worden. Twee jaar van tevoren konden werkgevers en zelfstandigen aan
de slag om te kijken op welke manier de wet het beste zou kunnen landen:
twee jaar extreem zachte landing. Aan het einde van 2024 …
De voorzitter:
Excuses, mevrouw Patijn. Er is op dit punt een vraag van de heer
Flach.
De heer Flach (SGP):
Zoals mevrouw Patijn het beschrijft, klinkt het heel redelijk: je hebt
twee jaar de tijd om je voor te bereiden op hoe je omgaat met die wet.
Maar als die wet in zichzelf onduidelijk is, zelfs zo onduidelijk dat er
een Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
nodig is en zelfs zo onduidelijk dat de overheid er zelf niet aan
voldoet, wat is dit dan waard? Je kunt het wel tien jaar van tevoren
doen, maar als er geen duidelijkheid is, waar bereid je je dan op
voor?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
De Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
komt er omdat wij vaak zeggen dat het niet duidelijk is en zelfstandigen
vaak zeggen dat het niet duidelijk is. Maar ik ben ook zo langzamerhand
een klein beetje cynisch geworden, want er is wel degelijk duidelijkheid
in de uitspraken die er zijn en de jurisprudentie die er ligt. Het
vervelende is — dat is ook moeilijk en daarom is die zachte landing van
die twee jaar ook zo belangrijk geweest — dat de uitkomsten van die
duidelijkheid misschien niet altijd de gewenste uitkomsten zijn. Mensen
willen heel graag als zelfstandige werken, maar dan kunnen ze in de
betreffende opdracht waarin ze zitten helemaal niet als zelfstandige
werken en die duidelijkheid kan weleens de ongewenste duidelijkheid
zijn.
De heer Flach (SGP):
Dat is toch niet helemaal een antwoord op mijn vraag. Het is alsof je
twee jaar van tevoren aankondigt dat er geflitst gaat worden op een
bepaalde snelweg terwijl niet duidelijk is wat de maximumsnelheid is.
Iedereen probeert zich aan de maximumsnelheid te houden, maar niemand
weet wat die precies is. Zelfs overheidsvertegenwoordigers weten het
niet en doen maar wat. Vervolgens gaat op een bepaalde dag de flitspaal
aan. Welke snelheid hou je dan aan? Met andere woorden: ziet mevrouw
Patijn ook dat het geen argument is dat het een behoorlijke tijd heeft
geduurd als je geen duidelijkheid hebt over wat nou een arbeidsrelatie
is en wat een zelfstandig ondernemerschap is? Zou de volgorde niet
omgedraaid hebben moeten zijn en zou je zolang dat niet zo is niet
gewoon met die zachte landing moeten doorgaan?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik ben niet met u eens dat het niet duidelijk is. Ik ben ervan overtuigd
dat de jurisprudentie die duidelijkheid heeft gegeven en dat het nodig
is dat we meer jurisprudentie krijgen, zoals bij iedere wet, om sommige
dingen nog wat te verduidelijken. Ik vind uw voorbeeld goed. Als ik op
de snelweg rijd na 19.00 uur, moet ik altijd nog even uitzoeken hoe het
ook alweer zat. Stond er een bord van 100 met 100 en 120 of stond er een
bord met 100 en 130? Dat moet ik uitzoeken, maar na een paar jaar weet
ik nu hoe het werkt en weet ik zelfs voor de meeste snelwegen hoe het
zit. Dus wat dat betreft: ik zie dit probleem niet en ik ben het niet
met u eens.
De heer Flach (SGP):
Mijn laatste interruptie dan. Knap dat u dat wel kan, want ik vind het
nog steeds een chaos. Ik rijd heel vaak nog op een weg en denk dan: hoe
hard mag ik hier eigenlijk? Mooi voorbeeld inderdaad. Als ik mevrouw
Patijn zo beluister, zegt zij eigenlijk: die Wet Vbar is überhaupt
helemaal niet nodig, want de Wet DBA is met alle jurisprudentie wel
duidelijk genoeg. Dat is echt een heel ander geluid dan eigenlijk heel
zzp-Nederland op dit moment vertolkt en alle ondernemers laten weten. Ik
hoop dus echt dat er iets meer realiteitszin komt bij GroenLinks-PvdA
over dat dit gewoon een onwerkbare situatie is voor ondernemers en
zzp'ers.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik laat mij niet zeggen dat ik geen realiteitszin heb. Ik werkte jaren
en jaren in een omgeving waarin we met zelfstandigen,
schijnzelfstandigen en uitbuiting te maken hadden. Ik heb gezien wat het
doet met werkgevers die het goed willen doen. Ik heb gezien hoe
werkgevers eraan onderdoor gaan, failliet gaan. Dat zijn dezelfde
mkb'ers als waar u het over heeft. Het gebeurt in de bouw. Het zijn ook
scholen, die met de handen in het haar zitten omdat andere scholen zich
niet aan die regels houden en daarmee een oneerlijke arbeidsmarktpositie
creëren. Er zijn zorginstellingen die al vanaf het moment van die
aankondiging bezig zijn om te bekijken hoe ze het probleem moeten gaan
oplossen, en weer wordt er niet gehandhaafd. Weer wordt er wordt er
gezegd door ons: nee, het is zo onduidelijk. Wij creëren die
duidelijkheid alleen door die te geven en niet nog weer in stand te
laten dat we jaren en jaren een soort van handhavingsmoratorium met
zachte landingen gaan doen met een soort aangekondigde wet: de Vbar is
er, maar misschien gaan we toch nog iets anders doen. Het is valse hoop
die je creëert in plaats van dat je zorgt dat je helderheid geeft en
jurisprudentie laat ontstaan voor die gevallen — ik zal zeker niet
ontkennen dat die er zijn — in dat grijze gebied.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Een oprechte inhoudelijke, verdiepende vraag. Ik ken GroenLinks-PvdA
eigenlijk als een partij die altijd zegt "je moet vertrouwen hebben in
mensen, dat ze niet per definitie misbruik willen maken van het systeem"
en die ons er altijd op wijst dat extra wet- en regelgeving om strenger
te handhaven niet nodig is. Ik zie hier op de vroege ochtend bij mevrouw
Patijn een soort vurigheid ontstaan waarmee elke inhoudelijke vraag
wordt weggezet alsof de indieners van een alternatieve wet of mensen die
zorgen hebben op dit moment iedereen in de steek zouden willen laten.
Een aantal partijen hier hebben besloten om zelf een alternatief te
schrijven. We voeren hier immers al die gesprekken en horen van bijna
1,8 miljoen mensen dat de jurisprudentie en al de wetten die voorliggen
ontoereikend zijn. We kennen ook alle praktijkvoorbeelden over de Vbar.
Die zal mevrouw Patijn ook wel hebben ontvangen. Ik noem vervanging bij
zwangerschappen, waar altijd een duidelijke hiërarchie is, geen start en
geen einde, je vliegt in en je gaat er weer uit. Zo kan ik nog
tientallen voorbeelden noemen van waar de wet niet toereikend is. Dus
nog los van het feit dat mevrouw Patijn hier elke interruptie met vuur
wegveegt, wat is dan het alternatief van GroenLinks-PvdA om al die
gevallen die ik net noemde, zoals de huisartsen, dan toch wel tegemoet
te komen om te zorgen dat daar niet echt mensen gaan omvallen? Want ook
daar vallen mensen om. Wat is dan het alternatief?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik heb uiteraard met de huisartsen gesproken, maar ook met mensen op
heel veel andere plekken. Ik heb met hen ook doorgesproken of er
alternatieven zijn. Die zijn er. Er is bijvoorbeeld het fenomeen
maatschappen, waar huisartsen heel erg gewend zijn in te werken. Die kan
je ook met elkaar inrichten. Je zou voor vervanging met elkaar een
maatschap kunnen inrichten om vandaaruit uit te lenen, dus als een soort
vervangingspool. In het onderwijs zien we voorbeelden van pools die
ingericht worden door koepels van onderwijsorganisaties waarin de
onderwijzer meer autonomie heeft, want dat is vaak de wens van die
onderwijzer, en als werknemer met een pensioen en een
arbeidsongeschiktheidsverzekering aan de slag kan gaan. Daarmee is de
flexibiliteit georganiseerd voor de vervanging. Er zijn dus allerlei
alternatieven te bedenken en het mooie is dat door de vooraankondiging
die alternatieven worden ontwikkeld en naar tevredenheid worden
ingevoerd.
De voorzitter:
Dank. Er is nog een interruptie van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Een laatste verhelderende vraag. Dan is het toch principieel voor
GroenLinks-PvdA dat er zo min mogelijk zelfstandigen aan het werk zouden
moeten zijn? Er wordt zelfs gesproken over het oprichten van een
maatschap, wat vaak enkel voorbehouden is aan vermogende mensen die zich
moeten inkopen. Dan hebben we in één keer een GroenLinks-PvdA die nu
oppert dat de allerrijkste mensen met de beste studies zich daar maar
zouden moeten inkopen om te zorgen dat we die flexibele schil in stand
kunnen houden. Dat lijkt me echt de omgekeerde wereld op dit moment.
Gewoon een hele simpele vraag: dan is het dus een principieel standpunt
dat zzp-schap zo ver mogelijk zou moeten worden teruggedrongen en dat
zelfs een maatschap een beter alternatief zou zijn?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het verwijt mooi, maar u vroeg mij specifiek naar de huisartsen.
Ik noemde dat voorbeeld om uit te leggen wat daar voor oplossing zit,
maar helemaal goed. Nee, ik ben helemaal niet tegen zelfstandigen. Dat
is helemaal niet het geval. Wij hebben alleen een arbeidsmarkt met
elkaar ingericht waar premie betaald wordt in solidariteit en die premie
moet opgebracht worden door de werkgevers die werknemers in dienst
hebben. Ik vind dat we de pensioenfondsen overeind moeten houden. Het
gevolg van niet-handhaven — ik kom daar zo nog op — is dat er wel
rechten zijn, maar geen premies geïnd kunnen worden. Al dat soort dingen
zijn van belang om het evenwicht in stand te houden.
Ik wil nog heel even terugkomen op de vraag of er een alternatief is met
het wetsvoorstel dat de VVD heeft ingediend. Het probleem met die wet is
dat die dezelfde onduidelijkheid geeft — ik heb die wet goed bestudeerd
— als de Wet DBA, de huidige wet zoals die nu geïnterpreteerd is. Er zal
altijd aan het einde van de keten een besluit genomen moeten worden. Je
kunt proberen van tevoren wat meer duidelijkheid te geven. Daar ben ik
ook helemaal niet zo op tegen. Ik ben op zich niet tegen het alternatief
dat in de wet van de VVD zit, om te proberen of er nog wat meer
duidelijkheid aan de voorkant gegeven kan worden, maar aan het einde
moet er altijd nog een oordeel plaatsvinden en dat zit ook in de wet van
de VVD. De onduidelijkheid die daaruit voortkomt, kan alleen worden
weggenomen door de jurisprudentie die vanuit wetgeving ontstaat.
Gelukkig is die al een beetje ontstaan, maar er zal toch altijd nog wat
bij moeten komen en dat komt er alleen als je gaat handhaven.
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank, voorzitter. Inderdaad mijn laatste. Fijn om te horen dat het dan
toch lijkt alsof GroenLinks-PvdA ook inziet of steunt dat we die
onzekerheid van tevoren, die de Vbar natuurlijk nog vele malen meer
heeft dan de alternatieve Zelfstandigenwet die voorligt, zo veel
mogelijk moeten weghalen. Wellicht kunnen we u nog verleiden om mee te
kijken naar die Zelfstandigenwet, om te kijken hoe we hem beter kunnen
krijgen.
Toch nog een punt, want ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag. De
argumentatie die wordt aangehaald, de reden dat mevrouw Patijn idealiter
gezien zo min mogelijk zelfstandigen heeft, is omdat er meer premies en
belastingen moeten worden afgedragen. Dan kom ik toch weer terug bij
mijn vraag. Dan is het dus een principieel punt dat GroenLinks-PvdA van
mening is dat zo veel mogelijk mensen in een heel traditionele
loondienstovereenkomst zouden moeten zitten? Ik zou het zo fijn vinden
als we hier duidelijk zijn, dat ook de mensen die meekijken gewoon
weten: oké, het liefst zo min mogelijk.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Eerst even over het meedenken over de wet. Ik ben er meer voor om te
kijken hoe de Vbar op een goede manier aangepast kan worden, om te
kijken of we wat meer duidelijkheid vooraf kunnen regelen in die Vbar.
Dat is het ene.
Dan het tweede: ben ik een soort hater van zelfstandigen? Dat wordt mij
een beetje in de schoenen geschoven. Nee, natuurlijk niet. Natuurlijk
ben ik dat niet. Ik vind alleen dat als wij hier wetten maken, die
wetten nageleefd moeten worden. Dat is ook de bedoeling. Die worden
echter niet nageleefd en daar is voor nodig dat we toch wat meer gaan
handhaven. Gelukkig gebeurt dat ook, op een goede manier en ook tot
tevredenheid van veel werkgevers.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn vervolgt haar betoog. O, excuses. Er is nog een
interruptie van de heer Neijenhuis.
De heer Neijenhuis (D66):
Ik heb toch nog een verduidelijkende vraag, omdat ik zou willen kijken
of we een zo breed mogelijke oplossing kunnen vinden voor de problemen
die we hebben gehoord vanuit de sectoren en vanuit de ondernemers en
zelfstandigen. Ik weet ook wel dat mevrouw Patijn geen hater van
zelfstandigen is, maar ik ben dan wel benieuwd wat zo'n oplossing zou
kunnen zijn. Ze had het net over dat er wel duidelijkheid is, maar dat
dat dan misschien ongewenste duidelijkheid is. Ik zou ook zeggen: als je
een ongewenste situatie hebt vanuit de wet die je als overheid hebt,
probeer dan om te kijken hoe je die situatie kunt aanpassen zoals
gewenst. Staat mevrouw Patijn daarvoor open of vindt zij het eigenlijk
wel gewenst dat op heel veel plekken in de zorg en ook bij de
verzekeringsartsen nu heel veel zzp'ers stoppen vanwege deze wet?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het gewenst dat de wet nageleefd wordt, in algemene zin. Ik neem
aan dat u dat ook vindt. Ik vind dus ook dat als we een wet hebben, die
nageleefd moet worden. Ik vind het ook vervelend als ik een boete krijg
voor door rood rijden, maar ik moet wel die boete betalen. Zo werkt het
wel. Moeten we die wet dan aanpassen? Daar hebben we het net over gehad.
Dat is het ene.
Nou ben ik uw vraag vergeten. Fluister 'm maar even. O, ja. Ik weet niet
op welke specifieke sectoren u doelt. We hebben er net een paar genoemd,
en daar heb ik een alternatief voor genoemd. Ik ben niet de verzinner
van alle alternatieven voor de problemen die ontstaan. Ik zie dat de
markt ook heel slim is in het creëren van oplossingen. Naar mijn idee
zit de allerbelangrijkste oplossing in goed werkgeverschap. Geef mensen
autonomie, geef mensen betere arbeidsvoorwaarden, en geef ze vervolgens
ook de zekerheid die bij die contracten horen, met een
arbeidsongeschiktheidsverzekering, met WW-rechten en met een pensioen.
Dat is voor mij een hele belangrijke. Het gaat mij er niet om dat de pot
gespekt moet worden. Het arbeidsrecht is ontworpen om mensen te
beschermen, niet om premies te innen en pensioenfondsen in stand te
houden. Van dat frame moeten wij ons goed bewust zijn. De bedoeling van
het arbeidsrecht is om te zorgen dat mensen ook in de toekomst zekerheid
hebben. Dat is voor mij het belang van zorgen dat we
schijnzelfstandigheid voorkomen en zorgen dat ondernemers die ondernemer
zijn, volledig kunnen ondernemen zoals we dat graag willen.
De heer Neijenhuis (D66):
Ik ben het helemaal eens met dat laatste. We moeten het arbeidsrecht
vooral gebruiken om mensen te beschermen. Maar dan denk ik ook vooral
aan de mensen die nu van zorg afhankelijk zijn, enorme wachtlijsten
kennen en zien dat heel veel zorgverleners er nu, vanwege deze wet, mee
stoppen. Dan denk ik ook vooral aan mensen die wachten op een
WIA-keuring en enorm behoefte hebben aan een verzekeringsarts die ze
gaat keuren, die er in groten getale mee ophouden. Dan doe ik toch een
herhaalde oproep aan mevrouw Patijn om niet, zoals zij net zelf zei, te
denken "dit is de markt; die is creatief genoeg om een oplossing te
verzinnen", maar om ook vanuit de overheid, vanuit de politiek, te
kijken hoe wij zelf een oplossing kunnen bieden voor de plekken waar
misschien een boete voor te hard rijden er wel was, maar het juist een
maatschappelijk belang is dat geborgd moet worden als die wet
doorgaat.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Het probleem van te weinig verzekeringsartsen los je niet op door nog
een jaar zachte landing. Dat los je niet op door de Wet DBA of de
Zelfstandigenwet die aangekondigd is. Dit probleem is een structureel
probleem van te weinig verzekeringsartsen. Het is leuk om dit voorbeeld
steeds aan te halen — ik hoor het heel vaak — maar als die artsen er
waren geweest, zou dit probleem nog steeds omvangrijk zijn. Dat zullen
we echt hier in dezelfde commissie op een andere manier moeten oplossen
dan door te zeggen dat er meer verzekeringsartsen moeten komen of dat we
misschien moeten accepteren dat verzekeringsartsen in een
nepzelfstandigenconstructie terechtkomen. Misschien kunnen we daarbij
ook nog eens kijken, als er echt een alternatief moet komen, of er
wellicht een maatschap gecreëerd kan worden met die verzekeringsartsen.
Dat bedenk ik nu ter plekke, maar wie weet.
De kern is dat de wet er is. Van het overgrote deel van
schijnzelfstandigheid is heel duidelijk dat het schijnzelfstandigheid
is. Van het overgrote deel van de echte ondernemers is het heel
duidelijk dat het dat niet is. De voorbeelden die wij hier bespreken
lijken de dominante groep te vormen, maar dat is niet zo. Daarom vind ik
het zo belangrijk dat we voor het overgrote deel schijnzelfstandigen de
handhaving gaan organiseren.
De heer Boon (PVV):
Ik hoor de PvdA zeggen: in de zorg moeten we het op een andere manier
gaan oplossen. Maar we hebben nog drie weken, en dan is het al 1
januari. Dan valt in feite het doek. Hoe gaat u dit in drie weken
oplossen, om te voorkomen dat al die mensen in de crisiszorg, de
gehandicaptenzorg en de ouderenzorg geen hulp meer krijgen en er alleen
voor staan?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik heb ook in de zorg best veel mensen gesproken. De omvang van het
probleem zoals u het nu schetst, herken ik niet. Zeker, er zijn mensen …
Ik heb ook individuen gesproken die woest op mij waren, van: jij bent
voor die handhaving. Dat vind ik ook moeilijk. Ik probeer dan ook uit te
leggen waarom ik dat vind. Ik vind het voor individuen ook moeilijk.
Maar ik zie in de zorg de omvang zoals u die benoemt niet
terugkomen.
De heer Boon (PVV):
Dan verschillen we misschien qua beeld van de omvang. Maar al gaat het
om een kleine groep, dan is het toch juist goed dat wij vanuit deze
Kamer die zorg dragen? Als wij door het verlengen van die zachte landing
wel kunnen zorgen dat die zorg verleend kan blijven worden aan die
kwetsbare groep, dan moet het toch juist de PvdA zijn die als eerste
zegt: ja, dat moeten we doen?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Nogmaals, mijn beeld is niet hetzelfde. Het gebrek aan zorgmedewerkers
is wel een groot probleem, maar dat zit niet in de
zelfstandigenhoek.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn vervolgt haar betoog.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik moet even kijken of ik wat dingen kan overslaan, anders wordt het een
herhaling. Wat ik probeer aan te geven, is dat er jaar in, jaar uit is
uitgesteld met handhaven, met duidelijkheid geven, met jurisprudentie
creëren. We zijn nu tien jaar verder. Waar we aan de ene kant de
zekerheid en duidelijkheid zouden willen geven dat je vooraf weet of je
in een bepaalde opdracht zelfstandige bent of niet — daar gaat het
namelijk over: niet óf je zelfstandige bent, maar of je in deze opdracht
zelfstandige bent of niet — zijn ook vele, vele werkgevers in de
afgelopen drie jaar actief aan de slag gegaan. Die zeggen: stop nou
niet, want je ondermijnt mijn concurrentiepositie; ik doe het nu op een
nette manier en ik wil dat voor de toekomst ook doen. Intussen loopt de
staatskas miljarden mis als wij niet zouden handhaven. Dat hebben we de
afgelopen jaren ook gezien. Ik heb het niet over het Europees fonds,
maar over het niet binnenkrijgen van premies die wel betaald hadden
moeten worden. Intussen zijn er aanvragen bij de WW en de WIA van mensen
die voorheen zelfstandige waren, die eigenlijk schijnzelfstandige waren,
en die recht hebben, omdat er geen premie betaald is maar wel recht
bestaat, op een uitkering. Het UWV wordt belast met het feit dat ze
moeten testen of er sprake was van wel of geen zelfstandigheid. Daarna
moeten ze een uitkering toekennen zonder dat daar ooit premie voor
afgedragen wordt. Bij het pensioenfonds PAWW bijvoorbeeld staat 1,5
miljard aan rechten waar nooit premie voor uitbetaald wordt. Er kunnen
dus pensioengerechtigden komen waarvoor geen premie afbetaald is, die
wel recht hebben op pensioen uit die pot, die in solidariteit is
opgebracht door anderen. Wij mogen dat recht aan die mensen niet
ontzeggen, want zij waren schijnzelfstandigen. Zij hebben dus feitelijk
recht op die regeling. Een pensioenfonds kan die pensioenpremies wel
terughalen, maar dat zal een enorme klus worden en de vraag is of dat
gaat gebeuren.
Mijn grootste zorg gaat over de tienduizenden bouwvakkers die
onverzekerd op steigers staan, over arbeidsmigranten die geen
beschermingsmiddelen krijgen omdat ze geen werkgever hebben, over de
mensen die zonder pensioen — niet voor iedereen geldt namelijk: geen
premie, wel recht — hun oude dag tegemoetgaan omdat ze in hun uurtarief
geen ruimte hebben om geld voor hun pensioen opzij te zetten. We krijgen
een enorm grote groep die die pensioenrechten niet gaat krijgen. Dat is
ook uit onderzoek gebleken. Ik zou de minister willen oproepen om te
gaan handhaven. Zorg dat je dat gericht doet, juist in de
risicosectoren. Dat zie ik overigens ook gebeuren. Zorg dat het
werkgeverschap veel beter ingeregeld gaat worden. Ik hoop dat de
minister daar veel harder op gaat duwen, want ik vind echt dat dat
ontbreekt. Stimuleer ook al die goede initiatieven die we op dit moment
zien.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw betoog. Er is een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik sla aan op het verhaal van de zelfstandigen zonder pensioen. Dat zijn
zelfstandigen die niet in een pensioenfonds zitten. Heel veel van die
zelfstandigen hebben hun pensioen geregeld door bijvoorbeeld een extra
woning of een garagebox te kopen en die te verhuren. Als mevrouw Patijn
zo ongerust is over het pensioen van die mensen, waarom stemt
GroenLinks-PvdA dan tegen elke aanpassing van box 3-tarieven, die gewoon
oneerlijk en onrechtvaardig zijn en juist voor deze mensen het pensioen
kapotmaken?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
We hebben een stelsel van pensioenfondsen ingericht voor mensen die
schijnzelfstandige zijn. Die vallen daar ook gewoon onder en die hebben
daar ook rechten uit te ontlenen. Een garagebox verhuren is volgens mij
niet voldoende pensioen voor heel veel mensen, dus daar zou ik me ook
zorgen over maken. Je kunt je huis wel als pensioen zien, maar voor heel
veel mensen blijkt dat helemaal geen pensioen te zijn. Uit onderzoek
blijkt dat van de zelfstandigen die op dit moment aan het werk zijn,
meer dan de helft helemaal geen pensioen aan het opbouwen is, op geen
enkele manier. Denken dat je huis je pensioen is en dat je dat kunt
opeten ... Dat is niet toereikend. Dat is mijn grote zorg. Dit gaat niet
over paternalistisch denken. Dit gaat over mensen die straks afhankelijk
zijn van de AOW, die misschien losgekoppeld gaat worden van de verhoging
van het minimumloon, die niet rond zullen kunnen komen. Wat gaan we dan
doen? Dan moeten we daar weer oplossingen voor vinden. Laten we nou
zorgen dat we vooruitkijken. Laten we zorgen dat we voor mensen die
werknemer zijn, ook in de vorm waarin ze nu als zelfstandige aan het
werk zijn, pensioenregelingen hebben. De mensen die zelfstandige zijn,
moeten vooral hun pensioen gaan regelen op de manier die mogelijk is,
maar dan met de regels die daarvoor gelden.
De heer Vermeer (BBB):
Mevrouw Patijn gaat niet in op mijn vraag. Dat is punt één. Punt twee.
Of ze heeft niet naar mij geluisterd, of ze snapt niet hoe het werkt bij
box 3 en zelfstandigen. Dit gaat niet over hun eigen huis, maar over een
extra woning, een aantal garageboxen of een bedrijfspand dat gekocht
wordt en waarvan de inkomsten en de rente vervolgens in box 3 verrekend
worden. Voor heel veel zelfstandigen is dat de enige manier op dit
moment, of in ieder geval altijd een van de meest aantrekkelijke
manieren geweest, om hun eigen pensioen te regelen. Dat is waar het hier
over gaat. Ik heb nog geen antwoord op de vraag waarom GroenLinks-PvdA,
als ze zo begaan zijn met de pensioenvoorzieningen van zzp'ers, niet
meestemt met eerlijke regelingen binnen box 3.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
We kunnen hier een belastingdebat van maken, maar box 3 en het verhuren
van huizen … Voor de een is het verhuren van huizen misschien een
pensioenvoorziening, maar voor de ander is het gewoon een middel om geld
te verdienen. Dat wordt gewoon op een bepaalde manier belast. Wij gaan
dat niet scheiden in twee groepen. De kern is dat ik het ontzettend
belangrijk vind dat mensen in het geval van schijnzelfstandigheid gewoon
onder een pensioenfonds vallen en dus als werknemer pensioenafdrachten
doen.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Beuler van het CDA.
Mevrouw Bühler (CDA):
Dank u wel. Het is "Bühler".
De voorzitter:
Bühler, excuus
Mevrouw Bühler (CDA):
Voorzitter, dank. Ik mag het zzp-dossier overnemen van mijn collega Inge
van Dijk, die hier positief-kritisch en pragmatisch mee aan de slag is
gegaan. Op diezelfde manier wil ik dit voortzetten. We moeten op zoek
naar sociale bescherming zonder ondernemerschap te beknotten. Het CDA
ziet werken in loondienst als een stevige basis van de arbeidsmarkt, met
cao's en werknemersverzekeringen. Maar wie bewust en aantoonbaar
zelfstandig wil werken, moet daar absoluut de ruimte voor hebben. Ik heb
de afgelopen weken ook nogal wat gesprekken gevoerd met zelfstandigen en
opdrachtgevers. Beiden willen hetzelfde: duidelijkheid.
Voorzitter. In de brief van 10 december geeft de minister aan dat ze
hier begrip voor heeft. Ze geeft aan dat ze stappen zet om helderheid te
verschaffen. Echter, die helderheid blijft wat ons betreft hangen in
voorlichting en communicatie, terwijl de daadwerkelijke bezwaren worden
weggemasseerd. Het risico van onjuiste interpretatie blijft bij de
zelfstandige en de opdrachtgever. Helderheid zou vanzelfsprekend moeten
zijn, maar dat is het blijkbaar niet. Waarom kiest de minister ervoor om
de huidige status quo te handhaven en niet te kijken naar een oplossing
die echt tegemoetkomt aan de behoefte van de sector?
Als inwoner van de grensstreek hoor ik steeds hetzelfde: waarom doen we
het niet gewoon zoals over de grens? Waarom doen we het niet naar
Belgisch model, dus zelfstandigheid als volwaardige rechtsvorm en vooraf
duidelijkheid en sectorale criteria in plaats van voortdurende
herkwalificatie naar loondienst? Dat is dus de basis waarop ons
voorstel, samen met SGP, VVD en D66, voor de Zelfstandigenwet is
opgetuigd. Kan de minister daar duidelijkheid over geven?
Volgens ons is het nu belangrijk om eerst werk te maken van wat echt
moet: het rechtsvermoeden regelen. Ik hoor de regering steeds zeggen —
ik heb voorgangers daar ook over gehoord — dat de Vbar voor de deadline
van het Herstel- en Veerkrachtfonds in werking moet treden, omdat
Nederland anders geld misloopt. Het is wat ons betreft geen goed teken
als dat het argument is. Maar goed, als we dan naar het HVP kijken, zien
we daarin terug dat Nederland onder andere afgesproken heeft dat er een
rechtsvermoeden komt: het R-gedeelte van de Vbar. Mijn vraag aan de
minister: wat is er nu precies nodig om die gelden niet mis te lopen? Is
dat de hele Vbar, of alleen het rechtsvermoeden? Ik denk dat ik het
antwoord al weet. Daaruit volgt dan een logische oproep aan de minister:
zorg ervoor dat we nu uit deze impasse kunnen stappen en laten we nu
doen wat nodig is.
Ik pak even door op de handhaving. Die hebben we nu nodig. Het CDA is
voorstander van de dingen in één keer goed regelen. Ik heb al aangegeven
dat wij van mening zijn dat dit nu nog niet het geval is. Per 1 januari
start de handhaving en is de zachte landing dus voorbij, maar nog steeds
is er sprake van onduidelijkheid. De oproep aan de minister is dus: zet
in op risicogericht handhaven. Focus op echte misstanden, zoals
gedwongen zzp-schap, onderbetaling in laagbetaalde sectoren, duidelijke
schijnzelfstandigheid en misbruik van arbeidsmigranten. Wij willen
oproepen om de 80 fte die de Belastingdienst beschikbaar stelt voor
handhaving op het gebied van arbeidsrelaties, in te zetten op deze
onderwerpen.
Nogmaals, het CDA vindt het belangrijk dat al die zzp'ers die al jaren
toegevoegde waarde leveren in hun metier, evenals hun opdrachtgevers,
een duidelijke positie krijgen op de Nederlandse arbeidsmarkt. En dat
zonder in te leveren op de bescherming van mensen in loondienst en hun
werkgevers. Zzp'ers leveren met hun vakmanschap en ondernemerschap een
onmisbare bijdrage aan een sterke, flexibele en veerkrachtige
Nederlandse economie. Zij verdienen duidelijkheid, en het liefst
nu.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw betoog. Er is een vraag van de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb vrij weinig gehoord over het verlengen van de zachte landing.
Volgens mij heeft het CDA voor de motie gestemd. Tegen? O ja! Sorry, het
CDA staat onder het initiatiefwetsvoorstel; daar wilde ik naartoe. Het
initiatiefwetsvoorstel creëert volgens mij juist de duidelijkheid die
nodig is. Ik begrijp dus niet waarom het CDA niet zegt: prima, we willen
via het initiatiefwetsvoorstel duidelijkheid bieden en in de tussentijd,
totdat die duidelijkheid er door de wetgeving is, gaan we mensen niet
lastigvallen met strikte handhaving. Het CDA wil duidelijkheid, dus ik
begrijp echt niet waarom het CDA er niet voor kiest om die duidelijkheid
te verschaffen door de zachte landing te verlengen, in de tussentijd
eerst de wetgeving te regelen en pas daarna de handhaving in te richten
zoals het in de wet staat. Kan het CDA dat toelichten?
Mevrouw Bühler (CDA):
Ik denk dat het als volgt zit. Ja, het CDA wil duidelijkheid. Daarom
hebben we samen met de al genoemde partijen de Zelfstandigenwet
ingediend. Er wordt nu gezegd: in de tussentijd gaan we handhaven. Maar
er is nog steeds onduidelijkheid. We weten alleen dat er risicosectoren
zijn of sectoren met risico-onderdelen, waarin er sprake is van
schijnzelfstandigheid. Als het ministerie zegt nu te moeten gaan
handhaven omdat we anders middelen mislopen — daar heb ik ook nog een
vraagteken bij; die vraag is door meerderen gesteld — dan zeg ik: ga
handhaven, maar zorg er dan voor dat je gaat handhaven waar de risico's
zitten. Daarmee zeg je ook dat je duidelijkheid wilt, maar dat je dus
moet gaan handhaven in risicosectoren. Ik zou zeggen: laten we voor de
rest even wat milder zijn.
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Vermeer van de BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Zelfstandig ondernemerschap is geen probleem dat
opgelost moet worden, maar een bewuste en legitieme vorm van werken.
Nederland telt meer dan een miljoen zzp'ers, die bewust kiezen voor
vrijheid, vakmanschap en eigen verantwoordelijkheid. Deze mensen willen
geen werknemer maar ondernemer zijn. Tegelijkertijd moeten we eerlijk
zijn. Schijnzelfstandigheid bestaat en moet worden aangepakt, niet omdat
zelfstandigheid onwenselijk zou zijn, maar omdat misbruik leidt tot
oneerlijke concurrentie en kwetsbare situaties.
BBB staat voor een gerichte aanpak van het misbruik, en niet voor
generiek wantrouwen richting alle zelfstandigen. Precies daarom wringt
het dat het kabinet ervoor kiest de zachte landing niet te verlengen
terwijl de benodigde duidelijkheid voor zzp'ers en opdrachtgevers nog
onvoldoende is. BBB is niet tegen handhaving, maar wel tegen handhaving
zonder rechtszekerheid. Wat we nu zien, is geen zorgvuldige overgang,
maar onzekerheid die leidt tot stilstand en problemen in veel
verschillende cruciale sectoren. Daarbij kan niet worden voorbijgegaan
aan de periode van het handhavingsmoratorium en de daaropvolgende zachte
landing die de afgelopen jaren heeft gegolden. Deze periode was geen
vrijbrief om regels te negeren, maar bedoeld als overgangsinstrument om
wetgeving en praktijk beter op elkaar te laten aansluiten. Nu de zachte
landing wordt beëindigd terwijl die aansluiting nog onvoldoende is
gerealiseerd, ontstaat juist onrust bij de goedwillende zzp'er en
opdrachtgever. Hoe voorkomen de staatssecretaris en de minister dat deze
overgang leidt tot afhaken, stilstand en schade aan cruciale sectoren
waarin veel zzp'ers actief zijn, in plaats van tot zorgvuldige en
rechtvaardige handhaving?
Voorzitter. In de praktijk horen we dagelijks dat opdrachtgevers uit
voorzorg stoppen met het inzetten van zzp'ers, niet omdat er sprake is
van misbruik, maar uit angst voor naheffingen en boetes. Goedwillende
zelfstandigen verliezen zo hun opdrachten, terwijl echte
misbruikconstructies vaak buiten beeld blijven. Het kabinet stelt dat
verlenging van de zachte landing afbreuk doet aan koersvastheid en goed
gedrag ontmoedigt. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat onduidelijkheid
in de markt leidt tot terughoudendheid en verstoring. Voor BBB is dat de
fundamentele spanning. Handhaving, wetgeving en duidelijkheid horen hand
in hand te gaan. Als één van die drie achterblijft, raakt het vertrouwen
van ondernemers beschadigd. Daarom vraag ik de staatssecretaris: hoe
wordt geborgd dat handhaving zich daadwerkelijk richt op structureel
misbruik en kwetsbare situaties, en niet op zelfstandigen die
aantoonbaar als ondernemer werken en bewust buiten loondienst
opereren?
Voorzitter. Ook in onze wetgeving zouden we — ik heb daar eerder, in
verkiezingstijd, een debat over gehad met onder andere mevrouw Patijn —
niet het vaste werknemerscontract als norm moeten nemen, maar in plaats
daarvan hard werken in een omgeving die bij mensen past.
Over dat Herstel- en Veerkrachtplan: we moeten echt nooit meer akkoord
gaan met Europese regelingen waarbij voorwaarden worden gesteld
waaronder we ons eigen geld terug kunnen krijgen.
Voorzitter, tot slot. Als we zzp'ers blijven benaderen als een risico in
plaats van als ondernemers, verliezen we vakmanschap, flexibiliteit en
vertrouwen in de overheid. BBB wil een arbeidsmarkt waarin mensen
eerlijk worden beschermd, maar ook serieus worden genomen in hun keuze
voor zelfstandig ondernemerschap. Daar hoort deze discussie over
handhaving over te gaan.
Heb ik nog tijd over, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, nog 30 seconden.
De heer Vermeer (BBB):
O, super! Dan wil ik graag ook nog iets weten over het gebruik van de
webmodule bij de overheid voor zzp'ers. Kan de minister bevestigen dat
de webmodule geen rekening houdt met recente en richtinggevende
jurisprudentie, waaronder het Deliveroo-arrest en het Uber-arrest? Deelt
de minister de opvatting dat ondernemerschap van de zzp'er in de huidige
webmodule niet wordt meegewogen? Waarom wordt de webmodule desondanks
gebruikt bij de beoordeling van zzp-inzet binnen de overheid? Is de
minister bereid om uit te sluiten dat de webmodule wordt gebruikt als
beslissend of zwaarwegend beoordelingsinstrument bij
overheidsopdrachten? Kan de minister aangeven of en wanneer de webmodule
wordt geactualiseerd, zodat deze aansluit bij het huidige juridische
afwegingskader?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw betoog. Dan geef ik nu het woord aan de heer Ceulemans van
JA21.
De heer Ceulemans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Ik kan me in grote lijnen aansluiten bij veel
van de vorige sprekers. De Wet DBA is bedoeld om schijnzelfstandigheid
tegen te gaan, maar levert in de praktijk vooral onduidelijkheid op.
Voor zzp'ers en opdrachtgevers is in veel gevallen vooraf niet goed vast
te stellen of en wanneer er sprake is van een zelfstandige opdracht, en
wanneer niet. Er is een groot grijs gebied dat onder het huidige
toetsingskader interpretatiegevoelig is. Die onduidelijkheid is dan ook
de reden dat er al lang geleden een handhavingsmoratorium werd
ingesteld. Met dat moratorium erkende ook het kabinet dat het bestaande
kader onvoldoende houvast bood om op een consistente en voorspelbare
manier te handhaven. Het uitgangspunt was steeds: eerst duidelijkheid
creëren en daarna handhaven. Dat moratorium werd in 2025 opgeheven,
weliswaar met een zachte landing, omdat er geen concreet zicht was op
een alternatief en het kabinet de aanpak van schijnzelfstandigheid niet
langer wilde uitstellen.
Maar de situatie is veranderd. Er zitten op dit moment twee
wetsvoorstellen in de pijplijn die bedoeld zijn om duidelijkheid te
bieden: de Wet Vbar van het kabinet en de initiatiefwet Zelfstandigen
van VVD, D66, CDA en SGP. Daarom ligt de bal nu bij de Kamer om richting
te geven aan een nieuw en duidelijk kader. Bovendien ligt er een hele
duidelijke aangenomen motie, ook met steun van JA21, om de zachte
landing voort te zetten komend jaar. Het beëindigen van de zachte
landing loopt namelijk vooruit op wetgeving waarover de Kamer nog moet
besluiten. Het risico is dat de praktijk zich gaat aanpassen aan een
situatie waarvan aannemelijk is dat die op korte termijn weer wijzigt.
Daarmee bieden we opdrachtgevers en zelfstandigen op dit moment geen
stabiliteit. Dat doet afbreuk aan de voorspelbaarheid en betrouwbaarheid
van het overheidsbeleid. Daarmee verschuift de aandacht in de praktijk
ook van de vraag hoe werk goed georganiseerd kan worden, naar de vraag
welk risico een opdrachtgever nog durft te nemen. Dat effect doet zich
vooral voor in sectoren waar zelfstandigen inmiddels een vaste plaats
hebben gekregen, zoals de zorg, de bouw, het onderwijs en de IT. In die
sectoren is flexibiliteit geen uitzondering, maar een onderdeel van de
manier waarop het werk is georganiseerd.
Ik zei het al: de initiatiefwet Zelfstandigen van VVD, D66, CDA en SGP
is wat ons betreft op dit moment het beste voorliggende alternatief voor
de Wet DBA. In andere landen, zoals België, zien we dat een dergelijk
systeem meer rust geeft. Deze initiatiefwet lijkt dan ook op brede steun
te kunnen rekenen in de Kamer.
De voorzitter:
Excuus, maar de heer Vermeer heeft een vraag.
De heer Vermeer (BBB):
Mijn vraag gaat over de Zelfstandigenwet. Wij hebben daar in het begin
ook wel over meegepraat, maar we zijn op een gegeven moment toch maar
weer afgehaakt. Ik ben benieuwd hoe meneer Ceulemans aankijkt tegen de
verplichte toetsingskaders die erin zitten en dat de wet zich richt op
Europese harmonisatie. Hoe kijkt JA21 aan tegen die onderdelen?
De heer Ceulemans (JA21):
Dat zijn natuurlijk zaken waar wij kritisch naar kijken, maar ik zei dat
het op dit moment het beste voorliggende alternatief is. We weten ook
dat er veel kritiek is op de Wet Vbar, die nu voorligt. Daar zijn ook de
nodige vragen over gesteld. Mijn punt is vooral dat we nu, met de finish
in zicht, voor het eerst gaan handhaven op een wet, terwijl eigenlijk
iedereen in de Kamer het erover eens is dat het een gedrocht is dat we
al jaren geleden bij het grofvuil hadden moeten zetten. Er liggen
alternatieven voor. Op dit moment zeg ik dat de Zelfstandigenwet het
beste voorliggende alternatief is. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we
die van a tot z onderschrijven. Daarom zou ik ook gewoon zeggen: we
moeten dat wetstraject inzetten en dan kunnen we gewoon kijken wat er
nog bijgeschaafd moet worden.
De voorzitter:
De heer Ceulemans vervolgt zijn betoog.
De heer Ceulemans (JA21):
Daarom doen wij een beroep op de Kamer en het kabinet: behandel de
initiatiefwet Zelfstandigen voortvarend en serieus. Dat kan eventueel
parallel aan de behandeling van de Wet Vbar. Zo kan de Kamer een
inhoudelijke afweging maken tussen beide benaderingen en waar mogelijk
bijschaven. Als de Kamer haar schouders eronder zet, moet dat vrij snel
kunnen, waardoor ook het argument over het HVP minder relevant
wordt.
Ik kan, denk ik, een aantal vragen skippen. Ja, dat klopt. Ik kom al tot
een afronding.
Tot die tijd vragen wij de minister om de Kamer de ruimte te geven om
dit debat zorgvuldig te voeren en de handhaving dus op te schorten
conform de aangenomen motie. Daarover heb ik de volgende vragen aan de
staatssecretaris. Waarom kiest het kabinet ervoor om de zachte landing
te beëindigen, terwijl er op dit moment twee wetsvoorstellen voorliggen
die bedoeld zijn om onduidelijkheid weg te nemen, en de hele duidelijke
aangenomen motie van onder andere DENK? Acht de staatssecretaris het
wenselijk dat de praktijk zich nu gaat aanpassen aan een wet die op
korte termijn door nieuwe wetgeving vervangen zal worden? Is de
staatssecretaris bereid om de handhaving conform de aangenomen motie op
te schorten, in ieder geval totdat de Kamer een besluit heeft genomen
over de Wet Vbar of de initiatiefwet Zelfstandigen?
Dank.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Ik zou zelf ook graag een korte bijdrage willen
leveren, dus ik draag het voorzitterschap over aan mevrouw
Martens-America.
Voorzitter: Martens-America
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Forum voor Democratie draagt zelfstandigen een heel warm hart toe. Er
zijn inmiddels meer dan een miljoen zzp'ers in Nederland. Je zou kunnen
zeggen — dat is ook een beetje mijn indruk van dit debat — dat die
zzp'ers slachtoffer zijn geworden van hun eigen succes. Het zijn er zo
veel dat er nu allerlei wetgeving aankomt. We praten vandaag over de
handhaving op schijnzelfstandigheid, maar er komt ook een verplichte
arbeidsongeschiktheidsverzekering aan, waar wij heel erg tegen zijn, om
die zzp'ers weer — zo zien wij dat — in werknemerschap te drijven. Mijn
vraag is eigenlijk meer een algemene opmerking. Ik heb op werkbezoeken
ook weleens gehoord van werkgevers: ja, vervelend, die zzp'ers, want die
hebben mooie roosters en die hoeven geen sociale premies af te dragen.
Zij willen graag weer werknemers maken van zzp'ers. Maar je zou
natuurlijk ook andersom kunnen denken: hoe kunnen we het voor werknemers
nog aantrekkelijker maken?
Dat kan bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat ook zij vrij zijn in de
manier waarop ze hun werk inrichten. Misschien — maar dat is wel een
heel wild idee, waarvoor je het hele sociale stelsel moet aanpassen, en
ik weet dat dat niet zomaar kan — zou je kunnen zeggen: ook werknemers
moeten staat worden gesteld om te kiezen of ze wel of niet WW willen
betalen. Als je ervoor kiest om het niet te betalen, ga je dus gelijk de
bijstand in. Je kan ook die andere kant op denken. Dat klinkt vreemd,
maar we denken nu allemaal de hele tijd op een manier die het voor
zzp'ers moeilijker maakt. Het resultaat daarvan is dat we heel veel
brieven ontvangen van zzp'ers, die natuurlijk niet blij zijn met wat er
nu gebeurt, die dreigen hun baan te verliezen omdat ze ... Als ze al een
contract aangeboden krijgen, is dat vaak tijdelijk.
We zien natuurlijk — dat is al genoemd — de tekorten in de zorg.
Opleidingsinstituten hebben het ook heel zwaar, want die werken ook veel
met zzp'ers, begrijpen we. Ik vind het ook heel vervelend dat zzp'ers
ons laten weten dat ze soms worden gedwongen om via een uitzendbureau te
gaan werken. Daar is niemand blij mee, denk ik. Dat uitzendbureau zal er
blij mee zijn, want dat gaat eraan verdienen. De zzp'er moet echter
extra gaan afdragen en de werkgever waarschijnlijk ook. Waar zijn we
eigenlijk mee bezig? Ik vond het ook een goede vraag waarom er niet
risicogericht gehandhaafd wordt.
Tot slot. Dit is eigenlijk mijn belangrijkste opmerking. Ik ben heel
blij met de motie-Ergin, want ... Dat kwam eigenlijk als een duveltje
uit een doosje, maar het verbaasde me niet: de Europese Unie staat het
niet toe. Eigenlijk is dit, in mijn ogen, een beetje een schijndebat.
Als Kamer zijn we toch wel redelijk verenigd, denk ik. We zijn niet blij
met hoe het nu gaat. We willen bijvoorbeeld dat handhavingsmoratorium —
die motie is aangenomen — maar dat kan niet, want dat wil de Europese
Unie niet. Dan krijgen we een boete, begrijp ik van het kabinet. En net
hoor ik tot mijn verbazing — dat wist ik niet eens — dat die vreselijke
arbeidsongeschiktheidsverzekering die eraan zit te komen, ook een
onderdeel is van het coronaherstelfonds. U knikt, fijn om dat te
zien.
Dat betekent dus dat dit eigenlijk een schijndebat is, want over al die
belangrijke onderwerpen waar ik nog graag over had gedebatteerd, is al
besloten. Dat hebben we weggegeven. Mijn grote vraag is dus: hoe kan dat
zo zijn? De heer Vermeer merkte volkomen terecht op: dat
coronaherstelfonds is het domste wat we hadden kunnen doen. We lenen
heel veel geld uit, waarvan we een klein deel terugkrijgen, maar dan
moeten we wel aan allerlei voorwaarden voldoen. De beslissingsvrijheid
van de Kamer is ondermijnd. Dat is heel erg. Er is eigenlijk een stukje
soevereiniteit weggegeven. Wij gaan daar blijkbaar niet meer over. Mijn
hoofdvraag aan de minister is dus eigenlijk: hoe heeft dit kunnen
gebeuren? Hoe heeft de minister het kunnen laten gebeuren dat we nu
schijndebatten voeren? Wij willen graag iets — heel fijn dat die
motie-Ergin is aangenomen — maar dat kan niet, omdat de Europese
Commissie dat niet wil, omdat we ons eigen geld pas onder die
voorwaarden terug kunnen krijgen. Daar hadden we toch nooit mee akkoord
mogen gaan?
Is er wellicht nog meer waar we eigenlijk niet meer over kunnen
debatteren omdat dat geen zin heeft, omdat de Europese Commissie dat al
bepaald en besloten heeft, bijvoorbeeld via dat coronaherstelfonds? Dat
zou ik ook wel graag willen horen. Dan hoeven we die debatten ook niet
meer te houden. Dat scheelt.
Dat is mijn hoofdvraag, voorzitter. Daarmee rond ik mijn betoog
af.
De voorzitter:
Meneer Van Houwelingen, ik hoor aan mijn rechterkant ... Met een schuin
oog op hoeveel spreektijd u nog heeft, kunt u verder met uw
bijdrage.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Maar ik ben klaar met mijn bijdrage, voorzitter.
De voorzitter:
Nou, dit was mijn eerste zeer succesvolle invalbeurt als voorzitter. Ik
geef het voorzitterschap weer terug aan de voorzitter van vandaag.
Voorzitter: Van Houwelingen
De voorzitter:
Dank, voorzitter, ook voor uw coulance. Ik kijk naar het kabinet.
Hoelang denkt het kabinet nodig te hebben voor de beantwoording? Het zou
heel fijn zijn, maar dat is misschien wat kort, als het voor 11.30 uur
kan.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat zou te weinig tijd zijn. Zou het 11.45 uur mogen zijn,
voorzitter?
De voorzitter:
Ja, 11.45 uur. Dat gaan we doen. Dan wordt er nu even geschorst.
De vergadering wordt van 11.11 uur tot 11.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Welkom weer aan de bezoekers, de Kamerleden
en het kabinet. Ik hoop echt dat we om 13.00 uur kunnen eindigen, ook in
verband met de stemmingen. Ik geef nu het woord aan het kabinet. Ik stel
voor dat u aangeeft met welke blokjes u werkt. Ik dacht aan drie
interrupties. Misschien kunnen de vragen aan het eind van elk blokje
komen. Dat lijkt me wel verstandig. Ik geef het woord aan
staatssecretaris Heijnen.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de leden van uw Kamer danken voor de
vragen en de brede interesse rond dit dossier — en dat op de laatste dag
voor het kerstreces! Het is voor mij de eerste keer dat ik met uw Kamer
over dit onderwerp spreek, maar uiteraard is mij de jarenlange aandacht
van zowel de markt als uw Kamer niet ontgaan.
Voorzitter. Na de inleiding wilde ik de volgende drie blokjes doen:
handhaving in zijn algemeenheid, zachte landing en HVP. Volgens mij kan
ik daar veel vragen die op mijn terrein liggen, al beantwoorden. U was
enigszins verrast, voorzitter, maar in overleg met de minister begin ik
met deze termijn. Veel vragen gaan namelijk over de handhaving en de
zachte landing. Die liggen op mijn terrein. Ik wilde de Kamerleden niet
al te lang in spanning laten zitten.
De inleiding. Er zijn drie lijnen om de balans op de arbeidsmarkt te
herstellen. Dat is u allen bekend, maar toch noem ik ze: het creëren van
een gelijker speelveld tussen zelfstandigen en werknemers, het
verduidelijken van de regels en het verbeteren van de handhaving. Over
blokje één zijn er geen vragen gesteld. Blokje twee, het verduidelijken
van de regels, zal de minister zo voor haar rekening nemen. Het
verbeteren van de handhaving ligt uiteraard op mijn terrein, want als
staatssecretaris ben ik verantwoordelijk voor de handhaving door de
Belastingdienst.
Misschien is het goed om in de inleiding te vermelden dat de
Belastingdienst toeziet op de juistheid en volledigheid van de
loonaangifte. Hij stelt daarmee vast of er sprake is van
schijnzelfstandigheid. Het is u volgens mij allemaal bekend dat de
oorzaak van de huidige discussie over de handhaving wat ons betreft — ik
hoorde mevrouw Patijn het eigenlijk ook zeggen — is dat de
Belastingdienst zijn handhavingstaak te lang niet volledig heeft mogen
vervullen. Dat was vanwege het handhavingsmoratorium, dat vanaf 2016 van
kracht was. In die periode kon er niet alleen niet worden gehandhaafd,
maar ook niet worden gecorrigeerd voor het verleden, tenzij er sprake
was van kwaadwillendheid of van een aanwijzing die niet was opgevolgd.
Dat er zo lang een handhavingsmoratorium voor de loonheffingen bestond,
was een onwenselijke situatie. Daarom hebben we samen met uw Kamer
besloten om dat moratorium per 1 januari 2025 op te heffen.
Ook in samenspraak met uw Kamer is dat gedaan met een zachte landing. De
zachte landing, misschien even ter herinnering, houdt in dat de
Belastingdienst in principe begint met een bedrijfsbezoek en kiest voor
een onderzoek van het meest recente tijdvak. Daarnaast houdt de zachte
landing in dat de Belastingdienst geen boetes oplegt. Op hoofdlijnen zou
je dus kunnen zeggen dat de zachte landing uit drie elementen bestaat:
een bedrijfsbezoek, het meest recente jaar kiezen en geen boetes
opleggen. Een van de vragen was waar de zachte landing precies uit
bestaat, dacht ik.
Voorzitter. Uw Kamer heeft tijdens het tweeminutendebat
Arbeidsmarktbeleid met de minister het kabinet via de motie-Ergin
opgeroepen om de zachte landing te verlengen. Die motie is vaak aan de
orde gekomen. U heeft gezien dat wij dat een zeer slecht signaal vinden
richting partijen die zich op dit moment al wél aan wet- en regelgeving
houden. Dat is de voornaamste reden waarom we de motie niet hebben
uitgevoerd.
Wij vinden dat het na bijna tien jaar stilstand op het dossier
belangrijk is om het momentum vast te houden — dat momentum is er zeker
— en samen de maatschappelijke beweging in gang te houden. Ook onder het
handhavingsmoratorium en de zachte landing moeten partijen zich namelijk
aan wet- en regelgeving houden. Dat is, denk ik, het uitgangspunt. Veel
organisaties hebben hun bedrijfsvoering in de afgelopen periode
verbeterd. In de bouw en in de beveiliging, bijvoorbeeld, zien we een
groei van het aantal vaste medewerkers. Wij blijven van mening dat door
verlenging van die zachte landing de goede inspanningen van veel
organisaties zullen stagneren. Zij krijgen te maken met een
onaangekondigde koerswijziging die goed gedrag ontmoedigt. Zo blijft
oneerlijke concurrentie bestaan, zowel tussen opdrachtgevers als tussen
opdrachtnemers.
Het is veel gegaan over de zorg, maar goed, er zijn natuurlijk ook nog
veel andere sectoren. De markt heeft behoefte aan koersvastheid en
duidelijkheid. Vanuit allerlei sectoren in de markt horen we ook dat
handhaving op schijnzelfstandigheid nodig is en blijft. De bouw heeft
recent opgeroepen tot meer zichtbaarheid van de Belastingdienst, dus tot
meer handhaven. Dat is u allen bekend. Zoals uw Kamer regelmatig ook
zelf benadrukt, is voorspelbaarheid van overheidsbeleid belangrijk voor
zowel burgers als bedrijven. Het is, denk ik, goed om daarbij in
herinnering te roepen dat de voorspelde rampscenario's waar men vorig
jaar voor vreesde, gelukkig niet zijn uitgekomen.
Dan wil ik nu ingaan op de gestelde vragen langs de drie blokjes die ik
heb aangekondigd. Mevrouw Martens-America van de VVD vroeg wat we wél
kunnen doen. Ik denk dat die vraag ook in het kader van het HVP is
gesteld. Kunnen we alleen bedrijfsbezoeken uitvoeren en niet direct
overgaan tot verzuimboetes? Welke verzachtende mogelijkheden ziet de
staatssecretaris nog meer, was haar vraag. Laat ik beginnen met aan te
geven dat sectorale uitsluiting niet mogelijk is. Dat is juridisch
onhoudbaar, denken wij, voor de uitvoering onhaalbaar en beleidsmatig
onwenselijk, zeker ook uit het oogpunt van rechtsgelijkheid tussen de
verschillende sectoren. Daarnaast is het, zoals ik in mijn inleiding al
heb aangegeven, voor partijen die zich wél aan wet- en regelgeving
houden een slecht signaal als die zachte landing wordt verlengd. Zoals
ik al aangaf, vinden wij het belangrijk om het momentum, dat er in veel
van de sectoren zeer zeker is, vast te houden. Partijen die het, vaak
met heel veel moeite, inmiddels goed doen, moeten we belonen en niet
bestraffen.
Daarnaast kunnen verdere transitiemaatregelen een negatief effect hebben
op de regelnaleving. Daardoor blijft oneerlijke concurrentie bestaan
tussen zowel opdrachtgevers als tussen opdrachtnemers. Ik ben en blijf
daarom geen voorstander van het verlengen van de verzachtende
maatregelen.
Ik wil hier wel nog bij opmerken dat het ingroeimodel, waarin we niet
verder dan 2025 terug kunnen, van toepassing blijft tot 2030. Pas in
2030 kan de Belastingdienst weer tot vijf jaar terug
correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen. Bovendien
betekent het feit dat we in 2025 in beginsel starten met een
bedrijfsbezoek — dat heeft u ook in de brieven kunnen lezen — niet dat
er geen boekenonderzoeken plaatsvinden. Als we een risico op
schijnzelfstandigheid signaleren, kunnen we er altijd voor kiezen om een
boekenonderzoek te starten. Dat kan, ook nu, bij kwaadwillendheid leiden
tot naheffing.
Dan ga ik naar een vraag van de heer Flach.
De voorzitter:
Ik zie dat meneer Vermeer een interruptie heeft. Meneer Vermeer, het
liefst heb ik interrupties aan het einde van het blokje. Heeft u een
dringende vraag?
De heer Vermeer (BBB):
Ja, voorzitter. Ook bij Financiën zijn schijnzelfstandigen en potentieel
schijnzelfstandigen aan het werk. Hoe groot is de kans dat een
schijnzelfstandige straks moet controleren op
schijnzelfstandigheid?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is een mooie vraag van de heer Vermeer. Zoals u wellicht heeft
gelezen in de laatste updatebrief van mijn collega, de minister, zijn er
per 1 september van dit jaar geen schijnzelfstandigen meer aan het werk
bij Financiën, noch bij de uitvoerende diensten, de Belastingdienst, de
Douane en Toeslagen. Vraagt u mij of ik kan garanderen dat het zo is?
Nee, dat kan niemand, denk ik. Maar we hebben wel de stellige
overtuiging dat we alle mogelijke moeite hebben gedaan om ervoor te
zorgen dat het aantal schijnzelfstandigen bij Financiën en de
uitvoerende diensten op dit moment nul is.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog. O, excuus, mevrouw Patijn
heeft een interruptie.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Er wordt al gehandhaafd. Er worden dus ook al heffingen opgelegd. Ik las
vanochtend het FD, waarin staat dat bij Van Gelder gehandhaafd wordt.
Het is logisch om dat dan ook op andere plekken te doen, want anders
krijg je wel een heel ongelijk speelveld. Het gaat daar al over
miljoenen. Kan de staatssecretaris iets zeggen over wat de effecten
zouden zijn voor de inkomsten als de premies wel betaald zouden
worden?
Staatssecretaris Heijnen:
Op dit moment is het moeilijk om daar bedragen aan te plakken. We zijn
natuurlijk vanaf 2025 begonnen. We hebben — dat heeft u in het overzicht
kunnen zien — een groot aantal bedrijfsbezoeken gehad. De meeste
controles worden nu afgerond. Die halen soms de krant. Ik zou dus niet
weten om welke bedragen het gaat. Ik kan daar wellicht wel op
terugkomen. Ik kijk even naar rechts. Ja, mijn collega van de
Belastingdienst bevestigt dat.
De voorzitter:
Het is fijn als de vragen echt aan het einde van het blokje kunnen, om
dubbelingen te voorkomen. De staatssecretaris gaat door.
Staatssecretaris Heijnen:
De heer Flach vraagt: wat betekent risicogericht toezicht als er in de
aanpak een brede definitie van handhaving wordt gebruikt? De heer Flach
is er niet. Zal ik even wachten met het beantwoorden van zijn
vraag?
De voorzitter:
Nee, gaat u vooral door. Dank.
Staatssecretaris Heijnen:
Oké. De heer Flach gaat het ongetwijfeld terugkijken. De Belastingdienst
handhaaft, op basis van haar handhavingsstrategie, risicogericht. Ik zeg
er expliciet bij: fiscaal risicogericht. De handhaving door de
Belastingdienst ziet namelijk op een juiste en volledige aangifte van
loonheffingen. Toezicht op gedwongen zzp-schap, onderbetaling en
misbruik van arbeidsmigranten behoren niet tot het terrein van de
Belastingdienst. Ten aanzien van dat risicogerichte handhaven dat de
Belastingdienst dus doet, baseren onze collega's in de uitvoering zich
op signalen uit onze systemen, maar ook op signalen uit de media. Op
basis van civiele jurisprudentie zijn er natuurlijk wat rechtszaken
geweest op het gebied van arbeidsrecht; daar baseren we ons ook op. Er
wordt dus reeds ingezet op risicogerichte handhaving, maar dat is
fiscaal risicogerichte handhaving. Ik vind het heel belangrijk om dat te
benadrukken.
Voorzitter, als dat mag, licht ik het nog even toe. Ik heb ook de
diverse brieven van de zorginstellingen doorgenomen. In een van die
brieven wordt gevraagd om risicogerichte handhaving. Maar dat doen we
al, fiscaal. De voorbeelden die hier worden genoemd, vallen niet onder
onze verantwoordelijkheid.
Dan ga ik weer naar een vraag van de heer Flach: is de minister bereid
om toe te zeggen dat er eerst een waarschuwing wordt gegeven voordat er
boetes worden uitgedeeld? In het handhavingsplan, dat recent is
uitgekomen, is opgenomen dat de Belastingdienst bedrijfsbezoeken en
boekenonderzoeken in kan stellen. Bij een bedrijfsbezoek gaat de
Belastingdienst in gesprek met de opdrachtgever over de inhuur. Daarbij
zullen wij, de Belastingdienst, de opdrachtgever er zo nodig op wijzen
aandacht te hebben voor de kwalificatie van arbeidsrelaties en het
mogelijke risico op schijnzelfstandigheid. We kunnen er dan voor kiezen
om alsnog een boekenonderzoek te starten. Op deze manier wordt de
opdrachtgever dus al gewaarschuwd. De waarschuwing is overigens geen
officieel argument, zoals de aanwijzing. De aanwijzing bestaat vanaf 1
januari 2026 ook niet meer. Als we die opnieuw zouden invoeren, zou dat
betekenen dat het handhavingsmoratorium niet is opgeheven. Vandaar dat
dat ook niet kan. Wel is het belangrijk om te benadrukken dat over het
kalenderjaar van 2025 geen boetes worden opgelegd. Er wordt dus
gecorrigeerd zonder boete, maar dat is u bekend.
Dan een vraag van de heer Ceulemans: waarom handhaven zonder zachte
landing? Is de staatssecretaris bereid om de handhaving op te schorten?
Nou ja, er wordt altijd gehandhaafd, maar het gebeurt nu met een zachte
landing. Wat ons betreft is de aanpak van schijnzelfstandigheid
cruciaal. Dat gaat met name om oneerlijke concurrentie op
arbeidsvoorwaarden, zowel tussen werkgevers — er werden een aantal
voorbeelden genoemd — als tussen werkenden. Wij vinden het ...
De voorzitter:
De heer Ceulemans op dit punt.
De heer Ceulemans (JA21):
De staatssecretaris zegt "handhaven hebben we altijd al gedaan", maar ik
heb er expliciet bij gezegd: conform de aangenomen motie-Ergin. Dat
heeft natuurlijk te maken met het verlengen van de zachte landing. Ik
vind het heel moeilijk uitlegbaar dat er al sinds 2016 een moratorium
van kracht is, maar dat moratorium nu geschrapt gaat worden terwijl de
finish van de Wet DBA in zicht is en er twee parallelle wetstrajecten
lopen om die te vervangen. Waarom nu dan op het allerlaatste moment
overgaan tot handhaving van een wet waarvan Kamerbreed wordt gedeeld dat
die niet werkt, terwijl een heel groot deel van de Kamer heeft gezegd:
verleng die zachte landing nou?
Staatssecretaris Heijnen:
Dank aan de heer Ceulemans voor die toelichting. Dat is, denk ik, heel
juist. Maar de Belastingdienst kan alleen maar handhaven op wetten die
ingevoerd zijn en bestaan. Wij handhaven dus de Wet DBA; dat doen
we.
De heer Ceulemans (JA21):
Ook dat begrijp ik, maar het hele punt is nou juist dat we tien jaar
lang daar niet op gehandhaafd hebben, in de zin dat er een moratorium
van kracht was. U zegt dat we bestaande wetgeving handhaven, maar dat is
juist een uitzondering, omdat we dat tien jaar lang niet gedaan hebben.
Er wordt nu op de valreep besloten om dat wel te gaan doen, terwijl de
wet binnenkort vervangen gaat worden. Dit is toch het meest onlogische
moment om dat alsnog te gaan doen?
Staatssecretaris Heijnen:
Twee opmerkingen daarover. Ook ik ben van mening dat het
handhavingsmoratorium veel eerder opgeheven had moeten worden, maar dat
zal de heer Ceulemans niet bedoelen. Er had beter gehandhaafd moeten
worden. Dat het zou gebeuren, is begin 2022 al aangekondigd. In die zin
is het niet zo plotseling als de heer Ceulemans suggereert.
De heer Ergin (DENK):
Ik hoor de staatssecretaris zijn argumenten uit zijn brief herhalen. Die
hebben we allemaal al kunnen lezen. Daar zijn de verkiezingen overheen
gegaan. Alleen hoor ik van de staatssecretaris weinig politieke analyse.
Ik hoor in de eerste termijn letterlijk de PVV het kabinet vragen om een
DENK-motie uit te voeren. Zo eensgezind is deze Kamer over dit
onderwerp. Ik hoor ook D66, JA21, de VVD. Tegelijkertijd zie ik dat de
staatssecretaris helemaal niks doet met de oproep die vandaag door een
meerderheid in de Tweede Kamer is herhaald, namelijk: zorg voor een
verlenging van de zachte landing, want daarmee zorg je juist voor
duidelijkheid. Ik zou graag een reflectie van de staatssecretaris daarop
willen. Wat doet deze meerderheid, die zich hier opnieuw voordoet
ondanks de brief, met deze staatssecretaris?
Staatssecretaris Heijnen:
Wat doet dat met deze staatssecretaris? Nou, ik neem daar goed kennis
van. Wij hebben in de brief aangegeven waarom wij het een slecht idee
vinden om de zachte landing te verlengen. Het klopt dat ik deels
argumenten herhaal die ook in de brief staan, maar ik denk dat ik deels
ook inga op nadere vragen in dit commissiedebat naar aanleiding van de
brief. Daarom ben ik ook blij dat ik daar nu in de gelegenheid toe word
gesteld. U vraagt mij vervolgens, denk ik: wat gaat de staatssecretaris
doen als de motie-Ergin opnieuw wordt ingediend en wordt aangenomen?
Daar wil ik niet op vooruitlopen. Ik wil alleen aangeven waarom wij nog
steeds van mening zijn dat de zachte landing niet verlengd zou moeten
worden.
De heer Ergin (DENK):
De argumentatie van de staatssecretaris klopt gewoon niet. De
staatssecretaris zegt: ik wil meer duidelijkheid en daarom ben ik tegen
een verlenging. We zien echter dat de periode van de zachte landing niet
tot minder zorgen of meer zekerheid heeft geleid. Sterker nog, omdat de
koers van het kabinet de Kamer niet beviel, is er een
initiatiefwetsvoorstel gekomen. We zien dat daar eigenlijk ook al een
meerderheid voor is in de Kamer. We zitten eigenlijk ook niet op de Vbar
te wachten en komen met een eigen wet. De lezing dat de houding van de
staatssecretaris zou leiden tot meer duidelijkheid, meer
voorspelbaarheid en koersvastheid klopt gewoon niet. Dat krijgen we
gewoon niet terug vanuit het veld. Daar zie ik de staatssecretaris ook
niet op reflecteren.
Staatssecretaris Heijnen:
Laat ik met die laatste opmerking beginnen. Ik heb alle brieven vanuit
de zorg met belangstelling gelezen en begrijp die zorgen. Alle andere
sectoren geven aan: prima wat jullie doen. Ik heb het dan over de bouw,
de kinderopvang, het onderwijs en noem het maar op. Zij weten hier raad
mee en zijn ermee bezig. Dus ja, er zijn zorgen in de markt, maar die
zitten met name bij de zorg. Dan uw tweede vraag. U zegt dat ik geen
duidelijkheid geef, maar we hebben, zoals ik in mijn inleiding over de
handhaving ook heb geprobeerd duidelijk te maken, drie lijnen.
Duidelijkheid is lijn twee. Daar gaat de minister zo meteen ook
uitgebreid op in. Ik ga over de handhaving. Ik beantwoord de vragen
daarover.
De voorzitter:
De heer Neijenhuis was de eerste, dus het woord is aan hem.
De heer Neijenhuis (D66):
Ik hoor de staatssecretaris net zeggen, op de vraag hoe hij terugkijkt
op het afgelopen jaar: het rampscenario is niet uitgekomen. Nou ja, als
we hier de vlag zouden moeten uithangen voor iedere keer dat een
rampscenario over wetgeving niet is uitgekomen, kunnen we nog wel even
aan de gang blijven. Dan nog blijft natuurlijk de vraag: een ramp voor
wie? Kijk naar verschillende zorgkantoren en mensen die wachten op een
WIA-uitkering. Voor die mensen kan het persoonlijk echt wel een ramp
zijn als zij nog veel langer moeten wachten op iets wat ze heel hard
nodig hebben. Daarom heb ik toch de volgende vraag aan de
staatssecretaris. Ik hoor net heel veel antwoorden in de lijn van de
brief. Die antwoorden leggen vooral uit wat er allemaal niet kan. Is dat
alles? Of komen er straks nog opties die juist wel zouden kunnen, om
ervoor te zorgen dat er wel beter en risicogerichter gehandhaafd kan
worden, en tegemoetgekomen kan worden aan de wensen van de Kamer? Uit
die gedachte is deze motie immers ontstaan.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal zo meteen ingaan op de diverse elementen. Bij het blokje HVP zal
ik wellicht ook verder ingaan op de precieze eisen. Ik denk niet dat ik
op dit moment al een aantal optie wil aangeven, omdat ons standpunt is:
we willen de zachte landing niet verlengen.
De voorzitter:
Uw tweede interruptie, meneer Neijenhuis.
De heer Neijenhuis (D66):
Het standpunt kenden we al wel. Dat het kabinet dit geen goed idee vond,
wisten we ook al toen de motie ingediend was. Maar de Kamer vond het wel
een goed idee. Daarom hebben we die ook aangenomen, ondanks dat die
ontraden was. Ik zei het net in een interruptiedebat in de eerste
termijn ook al: het is natuurlijk een verzoek aan het kabinet, maar het
kabinet moet wel met goede redenen komen om een motie niet uit te
voeren. Is er dus in ieder geval wel een poging gedaan om tegemoet te
komen aan de zorgen die ten grondslag liggen aan het indienen van deze
motie? Of is er gewoon gedacht: wij willen dit nog steeds niet, dus we
gaan het gewoon niet doen? Dat vind ik dan wel een beetje een zorgelijke
houding van het kabinet.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat laatste is zeker niet het geval. We doen ons uiterste best om op een
goede manier te reageren op de zorgen van uw Kamer, die wij begrijpen.
Wij hebben in de brief alleen aangegeven waarom wij het een goed idee
vinden om de zachte landing niet te verlengen, en ik probeer dat nu op
mijn onderdeel, handhaving, nog een keer toe te lichten.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat het op dit moment vooral in de
zorgsector een grote uitdaging is. Volgens mij hebben de afgelopen jaren
juist laten zien dat dit zich niet enkel beperkt tot één sector. Neem
bijvoorbeeld ook de mediasector en de culturele sector, waarin veel
seizoenswerk plaatsvindt en veel projecten tijdelijk worden
gefinancierd, ook vanuit de overheid. Daardoor zijn opdrachtgevers en
werkgevers genoodzaakt om mensen tijdelijk aan te nemen. Die vorm van
werkverschaffing is vaak de enige optie. Wanneer ik de staatssecretaris
hier dan hoor zeggen dat het enkel in de zorg zo is, word ik daar dus
wel een beetje zenuwachtig van, als ik dat op die manier mag
omschrijven. Ondanks al het absoluut harde werk bij de Belastingdienst —
laat ik dat even voorop hebben gesteld — bereiken mij ook veel geluiden
dat veel sectoren nu afspraken proberen te maken over de profielen die
werkzaam zijn in hun sector, en dat dit vrij stroef gaat. Vaak zijn dat
tientallen profielen. Het gevoel leeft daarom ook dat er geen afspraken
te maken zijn om duidelijkheid vooraf te scheppen. Kan de
staatssecretaris iets meer duidelijkheid scheppen over welke ruimte we
zouden kunnen creëren om er afspraken over te maken?
Staatssecretaris Heijnen:
De Belastingdienst is druk bezig en probeert zo veel mogelijk tegemoet
te komen aan die wensen. Een eerste opmerking: ik wilde daarmee niet
aangeven dat het alleen binnen de zorg speelt. Laat ik dat
vooropstellen. Ik gaf alleen aan dat ik veel brieven uit de zorg heb
ontvangen voorafgaand aan dit debat. Wat kan de Belastingdienst nog meer
doen? U kent ongetwijfeld de website hetjuistecontract.nl. Ik weet dat
er ook op dit moment heel veel overleg plaatsvindt tussen de
Belastingdienst en instellingen, om te bekijken hoe zij meer
duidelijkheid kunnen krijgen en hoe de Belastingdienst meer
duidelijkheid kan geven. Is dat op dit moment voldoende? Ik denk dat dit
wel meer zou kunnen gebeuren, en zeker vanaf volgend jaar ook zal moeten
gebeuren.
De voorzitter:
Ik zag nog ... U heeft nog steeds een vraag, mevrouw Bühler?
Mevrouw Bühler (CDA):
Ik hoor de minister zeggen dat hij gebonden is aan diverse kaders en dat
hij daardoor niet aan de wensen van de Kamer tegemoet kan komen. Hij
geeft aan risicogericht te handhaven op de manier zoals dat volgens de
belastingwet mag. Dat is anders dan wat wij voor ogen hebben. Is de
staatssecretaris dan wel in de gelegenheid om de organisatie een
duidelijke opdracht mee te geven waardoor er risicogericht gehandhaafd
kan worden op de manier waarover wij het hier hebben?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is lastig. De Belastingdienst handhaaft conform de fiscale wet- en
regelgeving. Dat vindt risicogericht plaats, op dezelfde manier als dat
overal plaatsvindt. De manier van risicogericht handhaven ligt niet op
het terrein van de Belastingdienst, zoals ik ook in de brief heb
proberen aan te geven. Die ligt op het terrein van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Op het gebied van het arbeidsmarktbeleid, bijvoorbeeld
zaken zoals uitbuiting, controleren wij fiscaal niet.
Mevrouw Bühler (CDA):
Dan stel ik de vraag misschien te vroeg. Volgens mij moeten we met
elkaar en in ketens samenwerken, en veel meer proberen over ministeries
heen te kijken. Dat hebben we ook al vaker afgesproken. Misschien moet
ik dan wachten op het antwoord van de minister. Maar kunt u een
doorkijkje geven naar wat er welk mogelijk is?
De voorzitter:
Staatssecretaris, als u het niet leuker kunt maken, dan misschien wel
makkelijker.
Staatssecretaris Heijnen:
Volgens mij gebruiken we die slogan sinds een aantal jaar bewust niet
meer, maar dat terzijde.
Ik weet eigenlijk niet goed wat mijn antwoord zou moeten zijn. Ik denk
dat wij als Belastingdienst, als we handhaven zonder zachte landing,
risicogericht handhaven. Dat heb ik toegelicht. Ik kan dat niet anders
doen. De Belastingdienst kan dat ook niet anders doen, ook niet op
andere vlakken. Dus ja, sorry, dat is mijn antwoord.
De heer Boon (PVV):
De heer Van der Burg — ik was niet zijn grootste fan — zei als minister
één ding: als de Kamer mij vraagt om te springen, dan vraag ik hoe hoog.
U wordt nu 38 keer gevraagd om te springen, maar het enige wat ik hoor,
is: nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee. Waarom blijft u in deze
opstelling zitten en kijkt u niet meer naar de politieke realiteit? We
hebben al uw argumenten gelezen en we hebben ze gewogen, tijdens het
beoordelen van de motie, in uw brief en in dit debat. En toch vragen wij
u om te springen. Blijft u nu gewoon "nee, nee, nee" zeggen? Of gaat u
coöperatief aan de Kamer vragen: hoe hoog?
Staatssecretaris Heijnen:
In mijn geval zal het niet heel hoog zijn, want ik ben niet zo groot,
maar dat terzijde.
Daar wil ik nog niet op ingaan, zeg ik via de voorzitter tegen de heer
Boon. Als een motie wordt ingediend, gaan we ons daarop beraden. Zoals u
wellicht weet, moet dat vaak ook binnen de ministerraad besproken
worden. Ik probeer nu alleen aan te geven waarom wij nog steeds van
mening zijn dat de zachte landing niet moet worden voortgezet. Op het
moment dat er een motie wordt ingediend, komen wij daar zeker op terug.
Maar nu nog niet.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik vind dit echt heel lastig. Dat kan ik nu wel eerlijk stellen. Volgens
mij vindt hier een heel beschaafd debat plaats met Kamerleden, inclusief
die van uw eigen partij, die zich zeer veel zorgen maken. Er worden
verschillende handreikingen gedaan, er worden moties ingediend en er
worden alternatieve wetten geschreven, maar het enige wat ik de
staatssecretaris tot nu toe hoor zeggen, is: nee, nee, nee, nee. Er is
nu door drie Kamerleden gezegd: we snappen het, want u heeft nou eenmaal
afspraken waaraan u zich moet houden. Ik begrijp dat volledig. Maar er
is nog niet één zin gewijd aan wat we dan wel zouden kunnen doen en aan
hoe wij u kunnen helpen om te zorgen dat u met uw collega's in het
huidige kabinet het gesprek kunt aangaan over de ruimte die we wellicht
wél kunnen nemen. Even voor mijn eigen beeldvorming: blijft u nu op elke
vraag die we hier stellen, zeggen "nee, ga ik niet doen, daar wil ik
niet naar kijken"? Want nu hebben al drie mensen sympathiek en
vriendelijk gevraagd welke ruimte er is om samen ernaar te kijken. De
staatssecretaris zegt nu al: ik zie jullie straks, vanavond, wel in de
plenaire zaal en ik zie wel welke moties er dan worden ingediend. Dat is
volgens mij niet de manier waarop wij in dit huis met elkaar samenwerken
en ook niet de politieke cultuur die ik hier voorsta.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik denk dat ik niet heb gezegd dat we er niet naar zullen kijken. We
zullen er zeker naar kijken en dan tot een beslissing komen. Ja, dan de
opties. Ik heb aangegeven dat de zachte landing uit een aantal elementen
bestaat. Ik heb ook gehoord wat de Kamerleden zeiden over die elementen.
Ik ga zo meteen ook nog in op het HVP en daar zit natuurlijk ook nog een
link. Ik wil me daar echter niet achter verschuilen; begrijp me niet
verkeerd. Daar zijn ook diverse opmerkingen over gemaakt. Nederland
vindt het belangrijk dat er gehandhaafd worden en dat de zachte landing
beëindigd wordt. Mijn antwoord op de vraag van mevrouw Martens-America
is dat ik samen met de minister zeker serieus ga kijken naar voorstellen
die van de Kamer komen, maar ik geef aan dat het voorstel van het
integrale handhaven van de zachte landing niet goed mogelijk is.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan stelde de heer Ceulemans de volgende vraag: hoe kijken we terug op
de handhaving van het afgelopen jaar? Liep het beter of slechter dan
verwacht? De handhaving liep zoals het kabinet heeft verwacht. We zien
veel beweging in de markt om te werken conform de wet- en regelgeving.
Zoals bekend zijn we gestart met bedrijfsbezoeken. We zien daarbij
regelmatig dat goedwillende opdrachtgevers in de bedrijven die we
bezoeken, vrijwillig overgaan tot inhuur van arbeidskrachten in
loondienst. In die zin denken wij dat het loopt zoals verwacht en dus
goed.
De heer Boon (PVV):
Ik heb dan toch een vraag over het Herstel- en Veerkrachtplan. Voor de
Wet Vbar wordt een wijzigingsverzoek ingediend, waarin wordt gevraagd of
het tot 31 augustus gepubliceerd kan worden. Dat wordt dus opgeschoven.
Waarom kan dit niet — dat is het minimale dan — met de zachte landing
gebeuren? Waarom kan de zachte landing dan niet net als de Wet Vbar
worden verplaatst tot 31 augustus 2026?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik pak even het mapje Herstel- en Veerkrachtplan erbij, want ik wil heel
graag antwoord geven op die vraag. Laat ik beginnen met uitleggen waarom
de zachte landing wel in 2025 kan, maar niet in 2026. Dat was namelijk
ook een van de vragen. Het verlengen van de zachte landing tot eind
2026, dus tot éind 2026, betreft een risico voor het HVP, omdat er dan
geen volledige handhaving heeft plaatsgevonden binnen de looptijd van de
Herstel- en Veerkrachtfaciliteit, die op 31 december 2026 afloopt. Dan
de concrete vraag van meneer Boon: wat als we nu dan voor 31 augustus
kiezen? Dat hangt ermee samen dat deze mijlpaal al gereed gemeld is. Die
had gereed moeten zijn op 31 maart 2025 en niet op 31 augustus
2026.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog. O, nee, de heer Vermeer en dan
de heer Ergin.
De heer Vermeer (BBB):
Ik ga ervan uit dat het blokje Herstel- en Veerkrachtplan nu afgerond
is. Nee? Dan wacht ik nog even.
De voorzitter:
Meneer Ergin, wilt u wel een vraag stellen hierover? Want het is nog
niet afgelopen.
De heer Ergin (DENK):
Ik wil mijn laatste interruptie nu toch wel hiervoor inzetten. De heer
Boon snijdt een interessant punt aan en eigenlijk is de reactie van de
staatssecretaris nog interessanter, maar daar wil ik het nu niet over
hebben. Stel dat opnieuw een motie ingediend zou worden — er is al een
tweeminutendebat vooraangekondigd — waarin het niet gaat over eind 2026,
maar 31 augustus 2026 of 30 augustus 2026. Geeft dat de staatssecretaris
dan meer ruimte om deze motie uit te voeren?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik denk het niet. Laat me dat toelichten. Het Herstel- en Veerkrachtplan
... Zoals ik al aangaf, moesten we de mijlpaal voor handhaving,
volledige handhaving, op 31 maart 2025 gereed hebben, en dat is gelukt.
Ik denk dus dat het niet zo is. Ik kan de Kamerleden wel meegeven dat we
op ambtelijk niveau informeel contact hebben opgenomen met de Europese
Commissie. Daaruit heb ik begrepen dat er een risico is als wij de
zachte landing verlengen. Hoe groot dat risico is, weten we niet. Of dat
risico materialiseert, weten we ook niet, want de Europese Commissie
heeft natuurlijk een discretionaire bevoegdheid om dat te beoordelen.
Maar er is een risico; nogmaals, dat geeft men informeel, ambtelijk
aan.
Dan ga ik gelijk in op de opmerkingen die werden gemaakt door de
voorzitter over het Herstel- en Veerkrachtplan. Hij vroeg: is het wel zo
verstandig dat we dat hebben afgesloten? Dat weet ik niet. U kent het
standpunt van BBB; dat is, denk ik, helder. Ik wil nog wel iets
toelichten; dat mag wel, denk ik. Ik heb de minister van Financiën
tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer horen
zeggen dat hij dat waarschijnlijk niet snel nog een keer zou doen. Maar
we hebben ons er wel toe te verhouden. Daar kan ik als staatssecretaris
verder ook niks aan doen.
De voorzitter:
Ik kan als voorzitter even geen vervolgvraag stellen, dus ik geef u maar
weer het woord. O, een interruptie van mevrouw Bühler.
Mevrouw Bühler (CDA):
Ik wilde ook wat spaarzamer zijn met mijn interrupties, maar ik werd
toch even getriggerd. Er is een informeel overleg geweest. Er werd
gevraagd naar een risico. Ik hoor de minister en voel zijn
risico-appreciatie min of meer tussen de regels door. Overal waar sprake
is van een klein risicootje, wenst u dat risico niet te mitigeren of wat
dan ook, denk ik. Ik vraag me af of er een goed gesprek is gevoerd over
wat we wél kunnen doen. Ik voel niet dat wij dit gesprek voeren, dus ik
vraag me af of dit gesprek gevoerd kan worden in Brussel.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb die gesprekken zelf niet gevoerd, maar ik heb begrepen dat er een
heel goed gesprek was met de Europese Commissie. Er is zeker ook
gesproken over de risico's en de grootte daarvan. Ik wil alleen maar
aangeven — ik wil daar eerlijk en transparant over zijn richting uw
Kamer — dat er risico's zijn als we de zachte landing handhaven. Er is
toen ook met de Commissie gesproken over de verschillende elementen van
de zachte landing. Daarbij is aangegeven dat er nog steeds een
risicootje is, hoewel dat misschien gering is, op het moment dat een of
twee van die elementen van de zachte landing wél gehandhaafd zouden
worden. Ik kan alleen maar aangeven: als we 'm niet verlengen, lopen we
geen risico, en als we 'm volledig of deels verlengen, lopen we een
risico. Nogmaals, dat komt uit een informeel overleg met de ambtenaren
van de Europese Commissie. Het is niet aan mij … Althans, ik wil wel dit
soort risico's en geluiden benoemen die uitgebreid besproken zijn
tijdens het gesprek over wat er wel mogelijk is. Dat is besproken. Zo'n
overleg is informeel en wordt niet op papier gezet. Uiteindelijk beslist
de Europese Commissie, discretionair.
De heer Vermeer (BBB):
Uiteindelijk ligt het budgetrecht bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer
kan volgens mij beslissen of ze dat risico wel wil nemen. Ik vind het
logisch dat het kabinet het risico noemt. Ik zou graag willen weten om
welk bedrag het in dit geval gaat. Maar ik zou het nog breder willen
trekken. Ik zou graag van het kabinet uiterlijk 23 januari 2026 een
overzicht ontvangen van welke voorwaarden van het Herstel- en
Veerkrachtplan nog niet ingelost zijn, met daarbij de volledige tekst
die hoort bij de voorwaarden. Ik ontvang dus graag integraal, zoals het
in de overeenkomst staat, de datum waarop de mijlpaal gehaald moet
worden en welk bedrag hiermee gemoeid is. De heer Van Houwelingen zei:
we zijn niet met de handen gebonden. Dat zijn wij inderdaad niet, want
wij bepalen zelf of we ermee akkoord gaan of niet. Maar we moeten wel
weten over welke bedragen het gaat. Ik heb ook weleens een leasecontract
afgekocht. Misschien moeten we dat hier op sommige onderdelen ook
doen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal het verzoek van de heer Vermeer doorgeven aan mijn collega, de
minister van Financiën, die erover gaat. Wat betreft de mijlpaal voor
handhaving waarover we het hebben: het gaat het om 600 miljoen. Dat was
uw vraag. Ik ben het volledig eens met de opmerking dat het budgetrecht
bij de Kamer ligt en dat de Kamer afweegt of ze bereid is om mogelijke
risico's te nemen, hoe groot of klein die ook zijn. Vandaar dat ik het
meld.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Patijn. Ik stel voor dat u daarna uw blokje afmaakt,
staatssecretaris.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor u zeggen: er is wellicht een mogelijkheid om enigszins af te
wijken, bijvoorbeeld als het gaat om een van de elementen van de zachte
landing die we nu hanteren. Even heel concreet. Ik heb het volgende
volgens mij wel duidelijk gemaakt. Ik denk dat handhaving heel
belangrijk is. Het gaat mij niet per se om het Herstel- en
Veerkrachtfonds. Het gaat mij om wat het met de arbeidsmarkt doet. Is er
een mogelijkheid om er bijvoorbeeld voor te kiezen om alleen geen boete
op te leggen en om wel de handhaving verder vorm te geven?
De voorzitter:
Dank. Ik stel voor dat de staatssecretaris zijn beantwoording na het
antwoord afrondt.
Staatssecretaris Heijnen:
Gelijk de hele beantwoording?
De voorzitter:
Gezien de tijd, als u wilt. Dan kunnen we daarna kijken of er nog vragen
zijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
En mijn vraag?
De voorzitter:
Ja, natuurlijk, eerst uw vraag en daarna de rest. Uiteraard, mevrouw
Patijn, vanzelfsprekend.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik begrijp dat ik nog op deze vraag antwoord moet geven en dat dan het
woord aan de minister is.
De voorzitter:
Nee. Excuus, ik ben niet duidelijk. Als u wilt, staatssecretaris, kunt u
op de vraag van mevrouw Patijn antwoord geven. Daarna kunt u uw hele
beantwoording afronden. Als er dan nog vragen vanuit de Kamer zijn, gaan
we die af.
Staatssecretaris Heijnen:
Uitstekend. Excuus.
Ik zal uw vraag beantwoorden, mevrouw Patijn. Ik denk dat juist het
opleggen van boetes een belangrijk onderdeel is van het handhaven. Ik
denk dat daar heel kritisch naar gekeken zal worden door de Europese
Commissie. Tevens vinden wij het geen goed signaal richting de markt,
want je zou dan kunnen zeggen dat het voor kwaadwillenden een loterij
zonder nieten wordt, zo van: we proberen het gewoon en als het niet
lukt, is dat prima, want dan betalen we toch wat we anders toch hadden
moeten betalen; dan zijn we niet slechter uit. Ik denk dat het opleggen
van boetes ook een cruciaal aspect van handhaving is. Er zijn mogelijk
wel andere elementen die wat minder een probleem zouden zijn. Beginnen
met een bedrijfsbezoek is, denk ik, een vrij sympathieke maatregel, die
wellicht ook nog in 2026 gehanteerd zou kunnen worden.
De voorzitter:
Ik heb eigenlijk liever dat de staatssecretaris zijn betoog afrondt,
maar de heer Boon wil heel graag een vraag stellen.
De heer Boon (PVV):
Voorzitter, ik wil even een ordevoorstel doen. De beantwoording door de
staatssecretaris vind ik nog niet voldoende. Ik merk dat cruciale vragen
niet gesteld kunnen worden door collega's vanwege te weinig
interrupties. Ik wil dus vragen of het aantal interrupties omhoog
mag.
De voorzitter:
Ik sta daar sympathiek tegenover, maar dan lukt het echt niet om op tijd
klaar te zijn. Ik wil om 13.00 uur afronden, ook in verband met de
stemmingen. Er komt nog een tweeminutendebat, waarin u ook vragen kunt
stellen. Ik leef met u mee, maar gezien de tijd is het gewoon heel
lastig. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
In dit blokje heb ik nog twee vragen van de heer Vermeer. Ik zal
proberen om die zo kort mogelijk te beantwoorden. Hij vroeg: wanneer
kunnen zzp'ers en opdrachtgevers concreet duidelijkheid verwachten over
hoe de handhaving er in 2026 uitziet? Die duidelijkheid hebben wij
gegeven via het Handhavingsplan arbeidsrelaties, waarin inderdaad is
uitgegaan van het vervallen van de zachte landing. Dat handhavingsplan
is op 11 december gepubliceerd. Voor het maken van de afweging of er
sprake is van werken in loondienst of buiten loondienst past de
Belastingdienst de negen gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest toe.
Deze worden toegelicht op de website.
Tot slot in dit blokje. De heer Vermeer vroeg: hoe voorkomt de
staatssecretaris dat de opheffing van de zachte landing leidt tot
afhaken, stilstand en schade aan cruciale sectoren? Het opheffen van het
moratorium heeft in ieder geval niet geleid tot een wijziging van de
wetgeving omtrent de beoordeling en de arbeidsrelatie. Wel zien we dat
de bewustwording rondom dit onderwerp is toegenomen door het opheffen
van het moratorium. Tegelijkertijd benadrukken we dat handhaving wat ons
betreft nooit zou moeten leiden tot stilstand — dat zijn we volledig met
de heer Vermeer eens — maar juist tot een duidelijker en gelijk
speelveld. Ik gaf het al aan: in de bouw wordt juist opgeroepen om door
te pakken om te voorkomen dat welwillende bedrijven lijden onder de
bedrijven die het niet zo nauw nemen met de regels. Ik wil ook nog een
keer benadrukken dat de Belastingdienst in de handhaving zeker ruimte
heeft voor maatwerk en voor de menselijke maat.
Ik kijk even naar de tijd, maar daar gaat u uiteraard over,
voorzitter.
De voorzitter:
Rond als u wil uw betoog af, en dan kijken we of er nog vragen zijn van
de kant van de Kamer met betrekking tot uw betoog.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik denk dat veel vragen al aan de orde zijn gekomen. Ongetwijfeld zijn
er nog vragen van de zijde van de Kamer, dus daar wil ik nu gelegenheid
toe geven.
De voorzitter:
Ik begrijp dat die er niet zijn. Dan geef ik nu het woord aan de
minister.
Minister Paul:
Voorzitter, dank. Dank aan de leden voor hun bevlogen bijdragen. We
spreken hier vandaag over een belangrijke groep werkenden op de
arbeidsmarkt, namelijk de zelfstandigen, en over hoe we ervoor kunnen
zorgen dat we op een toekomstbestendige manier het werken met
zelfstandigen en het werken als zelfstandige beter maken, met meer
zekerheid, duidelijkheid en rust onder zelfstandigen en opdrachtgevers.
Daarin pakken we situaties van schijnzelfstandigheid aan en voorkomen we
de negatieve effecten daarvan. Dit onderwerp — dat merk ik ook in dit
debat — houdt terecht veel mensen bezig, zeker in de aanloop naar en
sinds de opheffing van het handhavingsmoratorium per 1 januari
2025.
Het zal u waarschijnlijk niet verbazen dat ik het als rechtgeaarde
liberaal ontzettend belangrijk vind dat iedereen vrij is om zelf te
kiezen volgens welke contractvorm die werkt. Je wil dat mensen hun
leven, en dus ook hun werkend bestaan, vormgeven op een manier die past
bij hen en bij hoe zij willen werken. Ook het werken als zelfstandig
ondernemer is wat dat betreft volwaardig onderdeel van de arbeidsmarkt.
Daar hoort ook bij dat dat in lijn met wet- en regelgeving en de daarop
gebaseerde jurisprudentie gebeurt. Ik vind het belangrijk om te
benadrukken dat er de afgelopen jaren al veel meer duidelijkheid is
gekomen door die jurisprudentie, onder andere door de arresten van de
Hoge Raad rondom Deliveroo, Uber en Temper. Dat biedt duidelijke kaders
voor veel branches en voldoende handvatten voor de handhaving.
We hebben intensieve gesprekken met de markt. Samen met de
Belastingdienst spreken we met werkgevers, werknemers en zelfstandige
organisaties. We zien dat in de praktijk in heel veel sectoren die
duidelijkheid wel degelijk ervaren wordt. Er zijn ook mooie voorbeelden
van organisaties die het goed willen doen. Mijn collega Heijnen noemde
het ook al. Denk bijvoorbeeld aan sectoren zoals de bouw, waar duizenden
extra mensen hebben besloten in loondienst te treden na een mooi aanbod
van hun werkgever. Maar denk ook aan de publieke sector, zoals de
kinderopvang, de zorg en het onderwijs. In het onderwijs — mevrouw
Patijn refereerde daar ook al aan — zijn hele goede initiatieven. Ik zeg
dat niet omdat ik er zelf aan heb bijgedragen, maar we hebben er de
afgelopen jaren heel hard aan gewerkt dat er juist over schoolbesturen
heen, binnen regio's nauw wordt samengewerkt om invalpools op te zetten
en andere manieren te zoeken om de tekorten het hoofd te bieden en op
een goede manier zaken flexibel in te zetten.
Voorzitter. Ik heb nog heel veel mooi proza, maar daar zult u van
gespeend blijven, want ik weet dat de Kamer graag de vragen beantwoord
wil zien. Ik ga over tot de beantwoording van de vragen. Ik zie een
aantal leden heel opgelucht ademhalen. Dat doe ik aan de hand van twee
blokjes. Blokje één gaat over duidelijkheid en communicatie. Het tweede
blokje gaat over zorg, met daarbij een aantal vragen die betrekking
hadden op het UWV. Wellicht ga ik heel kort in op het HVP, maar dat zal
ik even checken, want ik denk dat mijn collega daar eigenlijk al genoeg
over gezegd heeft.
De voorzitter:
Gaat u van start. Het zou mooi zijn als u uw betoog kunt afronden en we
alle vragen op het eind doen, als de commissie het ermee eens is. Ik
denk dat dat het meest efficiënt is.
Minister Paul:
Dat is goed. Dan begin ik met een vraag van mevrouw Martens-America en
mevrouw Bühler. De vraag was: hoe gaat het kabinet tegemoetkomen aan
wensen van de Kamer, zodat werkgevers en zzp'ers duidelijkheid krijgen?
Het kabinet werkt aan de aanpak voor zelfstandigen langs drie lijnen:
een gelijker speelveld tussen contractvormen, zodat om de juiste redenen
gekozen wordt voor een contractvorm, verduidelijking van wetgeving ten
aanzien van de vraag wanneer je als zelfstandige werkt of als werknemer,
en betere handhaving bij schijnzelfstandigheid. Dat is onderdeel van een
heel breed pakket dat samenhangt met hervormingen en de modernisering
van de arbeidsmarkt.
Mevrouw Bühler stelde de vraag: waarom hanteren we geen Belgisch systeem
rond de kwalificatie van de arbeidsrelatie? Mevrouw Bühler lijkt daarmee
te veronderstellen dat er in België op voorhand duidelijkheid over
bestaat voor een werkende dat hij als zzp'er kan werken. Omdat dat
voorbeeld vaker wordt aangehaald, vind ik het belangrijk om te zeggen
dat die aanname onjuist is. Ook in België wordt er per arbeidsrelatie
getoetst aan de hand van de feiten. Wel ben ik het met u eens dat het
altijd interessant is om te kijken hoe bepaalde zaken geregeld zijn. Wij
hebben daar ook met interesse kennis van genomen. Bepaalde elementen die
in het Belgische systeem voorkomen, zijn bijvoorbeeld ook gebruikt bij
de voorbereiding van het wetsvoorstel Vbar.
De heer Boon vroeg: hoe wil het kabinet omgaan met ondernemers terwijl
de wetgeving nog niet helemaal duidelijk is? Het is van groot belang,
zeg ik richting de heer Boon, dat werkenden vrij zijn om zelf te kiezen
welke contractvorm bij hen past en hoe zij willen werken. Dat kan ook
gewoon. Dat moet in de toekomst wat ons betreft mogelijk blijven en dat
blijft het ook. Daarbij is het wel van belang — ik herhaal mijn
inleiding een beetje — dat dat in lijn is met wet- en regelgeving.
Recente jurisprudentie rond Deliveroo en Uber — dat gaf ik al aan —
heeft ook al heel veel meer duidelijkheid geboden over de beoordeling
van arbeidsrelaties.
Dan een vraag van de heer Neijenhuis: bereiken signalen van ondernemers
die niet weten waar ze aan toe zijn het kabinet niet? De
veronderstelling dat wij in een donkere kamer doofstom zitten te wezen,
zou ik ver van me willen werpen. Natuurlijk bereiken die signalen ons
ook. Sterker nog, we halen ook heel actief de netten op. We hebben een
zogenaamd marktteam opgericht. Dat bestaat uit collega's van SZW en de
Belastingdienst. Ik heb begrepen dat die in allerlei uithoeken van het
land in gesprek gaan, zowel met werkgevers als met zelfstandigen. Soms
doen ze dat in congreszalen en soms in rokerige achterkamertjes. Zij
beantwoorden vragen en bieden verduidelijking rond de zaken waar we mee
bezig zijn. Want het is heel belangrijk dat zowel zzp'ers als
opdrachtgevers die twijfelen of ze het juiste doen en of ze volgens het
juiste contract werken, daar meer duidelijkheid over krijgen. Daar
blijven we ons ook voor inspannen. Tegelijkertijd is de onzekerheid lang
niet altijd zo groot als wordt gesuggereerd. In heel veel gevallen is
het wel duidelijk. Volgens mij is waar wij op inzetten belangrijk: het
zo klein mogelijk maken van het grijze gebied, zodat mensen zich er
senang bij voelen om door te pakken. Dat doen we met proactieve
communicatie en door in gesprek te blijven gaan met verschillende
sectoren.
Ik zag de heer Neijenhuis overigens kijken toen ik het had over doofstom
zijn en in een donkere kamer zitten. Ik bedoelde dat niet vervelend,
maar het kwam over alsof hij bedoelde dat wij zo bezig zijn. Dat is echt
niet zo.
We sparen de vragen op tot na het blokje, hè? Ja, oké.
De heer Neijenhuis had ook een vraag over de inspanningen om de
communicatie te verbeteren. Hij vroeg hoe wij vinden dat dat gaat. Ik
heb die vraag net eigenlijk al een beetje beantwoord. We gaan echt
actief het land in. We hebben de afgelopen jaren ook veel geïnvesteerd
in de communicatie over de kwalificatie van arbeidsrelaties. Zo is er
een campagne geweest in 2024 en is er in 2025 ook campagne gevoerd over
het voorkomen van schijnzelfstandigheid en hoe wel met zzp'ers gewerkt
kan worden. Er zijn natuurlijk twee kanten van de medaille. Je kunt 'm
heel negatief insteken en zeggen: dit kan allemaal niet. Ik vind het
vooral belangrijk dat we ook laten zien wat wel kan en dat we de goede
voorbeelden en de casussen breder delen. Want dat geeft in positieve zin
houvast. De campagne waar ik aan refereerde, loopt nog steeds en zal in
het eerste kwartaal van 2026 onafhankelijk geëvalueerd worden. Dan
krijgen we — ik zeg het maar oneerbiedig — geen "wij van
WC-Eend"-verhaal, ook al denk ik dat we best kritisch durven te zijn op
onszelf. Dat wordt extern geëvalueerd. Daarnaast zorgen we ervoor dat
praktijkvoorbeelden worden toegevoegd aan de website
hetjuistecontract.nl; collega Heijnen refereerde daar ook al aan. We
blijven daarnaast met veel sectorpartijen in gesprek om op sectorniveau
duidelijkheid te bieden. Al die inspanningen lopen dus al. Daar blijven
we in 2026 mee doorgaan. Het feit dat die website goed wordt bezocht met
de keuzehulp, vind ik positief. Maar het werk is niet af, dus we gaan
daarmee door.
De heer Vermeer vroeg naar de webmodule voor inhuur bij de overheid. Die
webmodule biedt om te beginnen een indicatie en is verder ook niet
verplicht of zo. Dat is puur een hulpmiddel voor zelfstandigen en voor
werkgevers. Die webmodule is in lijn gebracht met wet- en regelgeving en
ook met geldende jurisprudentie. In die webmodule wordt bijvoorbeeld ook
rekening gehouden met alle gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest en
dus ook met extern ondernemerschap. Dat is zo actueel als het zou kunnen
zijn. Wanneer daar aanleiding toe is, dus wanneer er weer nieuwe wetten
en regels zijn of nieuwe relevante uitspraken, wordt die webmodule daar
ook weer op aangepast.
Dat was het eerste blokje. Wilt u dat ik doorga? Ja, hoor ik. Prima. Dat
is efficiënt, denk ik. Dan ga ik naar het tweede blokje. Dat gaat over
zorg en het UWV. De heer Boon en de heer Neijenhuis stelden daar een
vraag over. In alle eerlijkheid zeg ik dat meerdere leden hun zorg over
de zorg aanstipten. De vraag was: welke oplossing biedt het kabinet voor
zorginstellingen die in de problemen dreigen te komen? Onze collega, de
minister van VWS, is al met een aantal brancheorganisaties in de zorg in
overleg over de verschillende mogelijkheden die er op basis van huidige
wet- en regelgeving zijn om een flexibele schil te behouden. Een
flexibele schil in loondienst kan bijvoorbeeld met flexibele
arbeidsovereenkomsten, zoals oproep- of tijdelijke contracten,
intercollegiale uitleen of flexpools. Ik had het daarnet bijvoorbeeld
over flexpools die we in het onderwijs hebben opgezet, dan wel uitzend-
of payrollcontracten met een derde partij. Met name werken aan flexpools
en andere vormen van samenwerking tussen verschillende organisaties
draagt daaraan bij. Collega Bruijn van VWS is daarover in gesprek.
Daarnaast verkent de minister van VWS samen met diverse branches
regionale oplossingen in loondienst. In 2026 zullen er diverse pilots
lopen, zodat ook duidelijk wordt welke opties in welke branche een
uitkomst bieden. Daarbij wordt ook weer gekeken naar de goede
voorbeelden, dus naar wat werkt. Dat kunnen we dan ook op andere plekken
laten landen. De minister van VWS zal uw Kamer hierover nader
informeren.
Dan een vraag van de heer Flach: kan de minister van VWS de Kamer
informeren over de maatregelen ten aanzien van de flexibele schil in de
zorg? Ja, zoals ook in de meest recente voortgangsbrief zzp is
aangegeven, zal de minister van VWS uw Kamer hierover informeren.
Dan een vraag van de heer Flach en de heer Van Neijenhuis: welk risico
lopen pgb-budgethouders nu bij schijnzelfstandigheid? Er werd ook
verwezen naar casuïstiek en of we daar proactief mee aan de slag kunnen
gaan. In juli is in een brief aangegeven dat de beoordeling of er sprake
is van schijnzelfstandigheid voor pgb-houders inderdaad lastig kan zijn.
Dat vind ik extra ingewikkeld omdat het een vaak kwetsbare doelgroep
betreft. Tegelijkertijd is het belangrijk om te benadrukken dat bij de
beoordeling meeweegt dat de pgb-houder een particulier is die zorg
inhuurt voor hem- of haarzelf. Ook vind ik het belangrijk om te
benadrukken — volgens mij zei collega Heijnen dat ook al even — dat de
Belastingdienst in zijn handhaving ruimte heeft voor maatwerk, en zeker
ook voor deze doelgroep de menselijke maat goed in het zicht houdt. Om
pgb-houders te helpen, werken we vanuit SZW en VWS aan meer
duidelijkheid en handvatten voor pgb-houders om een goede keuze te maken
over op welke manier zij hun zorgverleners inhuren. Ik meen dat we op 19
januari een WGO hebben over de Regeling dienstverlening aan huis. Dan
komen we er zeker ook over te spreken. Ik vind het belangrijk om hier
aan te geven dat we daar vol mee aan de slag zijn. Een heel concrete
stap is het publiceren en verspreiden van een casuspositie van een
pgb-houder en een zorgverlener. Dat zijn we dus aan het doen. Deze
casuspositie wordt gepubliceerd voor het wetgevingsoverleg over de
Regeling dienstverlening aan huis, dat inderdaad op 19 januari gepland
staat.
Ook een vraag van de heer Neijenhuis ... Sorry, ik ga het toch even
vragen, want af en toe staat er "Van Neijenhuis" en af en toe
"Neijenhuis" en ik zeg het volgens mij allebei ...
De heer Neijenhuis (D66):
Het is zonder "van".
Minister Paul:
Ja, excuses; ik zeg het door elkaar.
De heer Neijenhuis vroeg hoe ik de enorme wachtlijsten bij de
verzekeringsartsen denk weg te werken als de zzp'ers ook daar stoppen.
Niet toevallig had ik gisteren een debat in dezelfde zaal over sociale
zekerheid. Daar hebben we het onder andere over dit onderwerp gehad.
Morgen ligt er een uitgebreide brief voor in de ministerraad over de
WIA-problematiek rond UWV, en ook over de mismatch rond sociaal-medisch
beoordelen. Ik hoop en verwacht dat die brief door de ministerraad wordt
geloodst. Die komt dan naar de Kamer toe. Ik zou wel nog iets willen
aangeven, iets wat volgens mij ook mevrouw Patijn zei. Er is sowieso een
tekort aan verzekeringsartsen. Daar begint het dus al mee. De oplossing
zit ook niet per se in meer verzekeringsartsen. Ik zou willen dat ik er
genoeg had, maar ze liggen niet op de plank. We zijn dus ook heel
nadrukkelijk aan het kijken naar andere maatregelen. Dat voert misschien
een beetje te ver voor dit debat, maar de Kamer heeft daar wel om
gevraagd in een andere samenstelling van de commissie. We kijken naar
taakdelegatie, taakherschikking en het inzetten van andere
zorgprofessionals, hbo-zorgprofessionals, zoals ook op andere plekken in
de zorg gebeurt, in ziekenhuizen maar bijvoorbeeld ook in
huisartsenpraktijken. Dat gaan we doen.
We gaan ook bekijken hoe de private diensten, de arbodiensten en de
artsen die zich daarmee bezighouden, beter samenwerken met wat we in het
publieke domein doen. In de brief van morgen staat uitgebreider wat we
doen om de hardnekkige WIA-problematiek het hoofd te bieden. Het
adresseren van het vraagstuk rond de verzekeringsartsen is eentje
daarvan. Overigens blijft UWV net als alle werkgevers ook goed in
gesprek met zijn zelfstandigen. Inmiddels is een aantal van de
verzekeringsartsen in dienst getreden. Dat vind ik op zich ook heel
mooi.
Dan was er nog een vraag, maar nee, die heeft de staatssecretaris al
beantwoord.
Dat was 'm.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik nu naar de Kamer.
Mevrouw Bühler (CDA):
Dank. Ik hoor een minister die mee wil denken. Ik hoor de minister ook
zeggen: onzekerheden in het grijze gebied zo duidelijk mogelijk
invullen, samen met sectoren. Ik hoor van de staatssecretaris dat de
Belastingdienst handhaaft volgens strakke juridische kaders. Ik vraag me
dan af hoe dat met elkaar communiceert. De minister zegt dat ze wil
meedenken, dat ze zekerheid wil geven en dat ze dat samen met sectoren
wil doen. Ik vraag me dus af hoe de minister ervoor zorgt dat de
staatssecretaris die duidelijkheid ook meeneemt in de handhaving. Kan
dat heel snel?
Minister Paul:
De staatssecretaris en ik hebben heel geregeld contact en kijken hoe we
daar zo goed mogelijk samen in kunnen optrekken. Ik doelde met name op
het grijze gebied. Een paar keer is het wetsvoorstel Vbar ter sprake
gekomen. Ik weet hoe een deel van uw Kamer daarover denkt. Ik weet ook
dat er een initiatiefwetsvoorstel voorligt. Overigens werd de suggestie
gewekt dat dat ingediend is, maar dat is volgens mij nog niet het geval.
Ik volg dat wel, want dat bedoel ik met meedenken. Er is mij veel aan
gelegen om duidelijkheid te creëren op een manier waar ook de Kamer zich
in kan vinden. Als er elementen uit het wetsvoorstel, waar ik nu wel
gewoon volle bak mee verderga, want dat is het wetsvoorstel dat
inmiddels in de Kamer ligt, voor verbetering of voor verrijking vatbaar
zijn, dan wil ik daar echt met alle plezier naar kijken. Daar gaat het
mij met name om. Ik denk dat het heel mooi is als we dingen in samenhang
kunnen bekijken, dus ook ideeën vanuit de Kamer en het
initiatiefwetsvoorstel over zelfstandigen. Dat is wat ik daar met name
mee bedoelde, omdat dat ultiem duidelijkheid gaat geven. Als wij
duidelijk zijn, bieden we ook meer duidelijkheid aan zelfstandigen,
werkgevers en de hele markt.
De voorzitter:
Dank. Zijn er verder nog vragen van de kant van de Kamer? Nee, oké! Nou
mooi!
Dan dank ik het kabinet voor de beantwoording, de bezoekers voor hun
aandacht en de Kamer voor de inbreng. Er is niet echt meer tijd voor een
tweede termijn, maar ik wil wel de heer Ergin de gelegenheid geven om
een tweeminutendebat aan te vragen. Bovendien is er nog een toezegging.
Misschien is het goed om die even op te lezen. Maar eerst de heer
Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, het zal voor u geen verrassing zijn dat ik een
tweeminutendebat aanvraag. We zien elkaar vanavond weer in de plenaire
zaal.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er één toezegging. Ik lees die even op.
De staatssecretaris leidt het verzoek van het lid Vermeer om een overzicht te ontvangen van welke voorwaarden van het HVP nog niet ingelost zijn, inclusief data en bedragen, door naar de minister van Financiën.
Ik hoop dat iedereen zich daarin kan vinden. Dank! Dan sluit ik hierbij de vergadering.
Sluiting 12.52 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
|---|