BNC fiche Verordening inzake dierlijke bijproducten (22112, nr. 665, fiche 1)
Brief regering
Nummer: 2008D01493, datum: 2008-08-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.C.G.M. Timmermans, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van zaak 2008Z01272:
- Indiener: F.C.G.M. Timmermans, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2008-09-02 16:00: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2008-09-25 10:00: Landbouw- en Visserijraad (Algemeen overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-02-05 13:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Verordening inzake dierlijke bijproducten 1. Algemene gegevens Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (Verordening dierlijke bijproducten) Datum binnenkomst Tweede Kamer: 15 juli 2008 22112 xxx fiche nr. 1 Datum Commissiedocument: 10 juni 2008 Nr. Commissiedocument: HYPERLINK "http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2008:0345:FIN :NL:PDF" \t "_blank" COM(2008)345 definitief Pre-lex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=1 97093 Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: HYPERLINK "http://ec.europa.eu/governance/impact/cia_2008_en.htm" \t "_blank" http://ec.europa.eu/governance/impact/cia_2008_en.htm Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep veterinaire experts. Besluitvorming in Landbouwraad. Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Rechtsbasis: Artikel 152, lid 4 onder b) van het Verdrag Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheid, medebeslissingsprocedure. Comitologie: Ja, Permanent Comité voor de voedselketen en diergezondheid 2. Samenvatting BNC-fiche: Het Commissievoorstel betreft een verordening ter vervanging van de momenteel geldige verordening (EG) nr. 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Centraal uitgangspunt blijft dat het niveau van bescherming tegen risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid in de Gemeenschap niet in het gedrang komt. In dit opzicht verschilt de voorgestelde verordening dan ook niet van de huidige verordening. Ten aanzien van de handel in dierlijke bijproducten bestaat er noodzaak tot gezamenlijk optreden. Het subsidiariteitsoordeel valt daardoor positief uit. Het proportionaliteitsoordeel is positief. Nederland staat in beginsel positief tegenover dit voorstel. Het voorstel kan leiden tot een vereenvoudiging van regelgeving en verlichting van administratieve lasten, terwijl tegelijkertijd de risico’s van dierlijke bijproducten voor niet-humane consumptie, adequaat worden beheerst. 3. Samenvatting voorstel : Inhoud voorstel en Impact-assessment Commissie: Het betreft een voorstel voor een verordening ter vervanging van de momenteel geldige verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Centraal uitgangspunt blijft dat het niveau van bescherming tegen risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid in de Gemeenschap niet in het gedrang komt. In dit opzicht verschilt de voorgestelde verordening dan ook niet van de huidige verordening. Met het nieuwe voorstel tracht de Commissie de huidige, complexe en gedetailleerde regelgeving inzichtelijker te maken. De Commissie heeft in het impact-assessment drie beleidsopties naast elkaar gelegd. De conclusie is dat een herziening van de verordening de beste optie is om de bij de evaluatie ( in 2005 uitgevoerd) vastgestelde problemen aan te pakken. Enkele inhoudelijke wijzigingen die in het voorstel naar voren komen, zijn: - In lijn met de General Food Law wordt in dit voorstel de verantwoordelijkheid van de exploitant expliciet gemaakt voor producten die in zijn beheer vallen (zie bijvoorbeeld overweging 19). - het toepassingsgebied van de voorschriften inzake dierlijke bijproducten wordt aangepast. Verwerkte ingrediënten voor de vervaardiging van bijvoorbeeld geneesmiddelen moeten niet worden beschouwd als ‘dierlijke bijproducten’ (artikel 44, b). - de verhouding tussen de voorschriften inzake dierlijke bijproducten en andere communautaire wetgeving wordt verduidelijkt. Zo verwijst bijv. artikel 2, lid 3 rechtstreeks naar de van toepassing zijnde Europese Richtlijnen en wordt dubbele regelgeving voorkomen. - Dierlijke bijproducten kennen risicocategorieën. Hoe groter het risico, hoe zwaarder de maatregelen die de verordening voorschrijft. Voor de indeling van dierlijke bijproducten in categorieën en voor de controles wordt een meer op risico’s gebaseerde aanpak ingevoerd. In het voorstel is dit bijvoorbeeld terug te vinden in de artikelen 14 (waarmee wijzigingen tussen categorie-indeling mogelijk is) en 41 (waarin afgeleide artikelen waarvan de risico’s beheerst worden, in de handel mogen worden gebracht). - De structuur van de verordening wordt ingrijpend veranderd. Naast een ‘kaderverordening’ zal de Commissie middels ‘uitvoeringsverordening(en)’ de voorwaarden in de verordening nader uitwerken. 4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid: De Commissie baseert haar voorstel op artikel 152, lid 4, onder b, van het EG-verdrag. Er is hier sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EG en de lidstaten. b) Functionele toets • Subsidiariteit: positief De wijziging van een bestaande verordening kan alleen op Europees niveau gebeuren. Daarnaast bestaat met name ten aanzien van de handel in dierlijke bijproducten een noodzaak tot gezamenlijk optreden, omdat de doelstellingen van het voorstel niet voldoende door maatregelen van de lidstaten worden verwezenlijkt. Samenwerking op een ander niveau is niet haalbaar. • Proportionaliteit: positief Ten opzichte van het huidige Europese kader over dierlijke bijproducten (verordening (EG) 1774/2002) is het huidige voorstel een vereenvoudiging en een verbetering. Voor een deel zijn de eerder door Nederland gesignaleerde knelpunten verholpen. De keuze voor het instrument van een verordening bewerkstelligt een uniforme toepassing van het kader over dierlijke bijproducten binnen het gehele grondgebied van de Gemeenschap en draagt op die wijze bij aan de verwezenlijking van de doelstelling van het voorstel. c) Nederlands oordeel: positief Nederland staat in beginsel positief tegenover dit voorstel. Het voorstel kan leiden tot een vereenvoudiging van regelgeving. Nederland is wel kritisch met betrekking tot de vele verwijzingen in het voorstel naar de comitologieprocedure, waardoor het risico bestaat voor overregulering en het doel van vereenvoudiging van regelgeving hiermee niet bereikt wordt. 5. Implicaties financieel a) Consequenties EG-begroting Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de begroting van de Europese Gemeenschappen. b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden Het is nog niet mogelijk om dit te concretiseren. Er worden naar aanleiding van het voorstel echter geen grote financiële (> € 1 mln) of personele veranderingen voorzien in het toezicht op de naleving ten opzichte van de huidige situatie. Het toezicht op de sector dierlijke bijproducten wordt uitgevoerd door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en de Algemene Inspectie Dienst (AID). c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger Het voorstel zal tot gevolg hebben dat bepaalde bedrijven niet meer erkend hoeven te worden, maar worden geregistreerd. Naar verwachting zal dit, voor deze specifieke bedrijven, een lastenverlichting betekenen. d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger Omdat erkenningen deels worden omgezet in registraties met een lichter regime, voorziet Nederland een administratieve lastenverlichting. Echter, omdat de uitvoeringsbepalingen nog niet bekend zijn, is het per saldo effect nog niet te concretiseren. 6. Implicaties juridisch a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: De nationale regelgeving over dierlijke bijproducten is gebaseerd op verordening (EG) 1774/2002. Als het voorstel wordt aangenomen, wordt verordening (EG) 1774/2002 ingetrokken. De nationale regelgeving zal dan op basis van het nieuwe voorstel gewijzigd moeten worden. In dit geval zal met de inwerkingtreding van de nieuwe verordening in ieder geval de Regeling dierlijke bijproducten gewijzigd moeten worden. b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De verordening treedt inwerking met ingang van de 20e dag na bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is van toepassing 15 maanden na inwerkingtreding. Dit is voldoende tijd om de nationale regelgeving aan te passen. c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Geen. 7. Implicaties voor uitvoering en handhaving Informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, zelfstandige bestuursorganen e.d. a) Uitvoerbaarheid De uitvoering van de verordening blijft in handen van de VWA en de AID. De voorstellen kunnen bijdragen aan meer duidelijkheid in de uitvoering. b) Handhaafbaarheid: De voorgestelde verordening is handhaafbaar via de huidige structuur: De AID houdt toezicht op primaire bedrijven en in de transportfase. De VWA houdt toezicht op de overige schakels. In de nieuwe verordening zijn specifieke artikelen opgenomen die betrekking hebben op sancties en handhaving (art. 31 en art. 49). 8. Implicaties voor ontwikkelingslanden a) Geen/beperkt. b) Hoofdstuk V behandelt de voorwaarden waaronder invoer, doorvoer en uitvoer van dierlijke bijproducten mogelijk is. Deze sluiten aan bij de huidige verordening 1774/2002. De voorwaarden sluiten aan op hetgeen is bepaald in het SPS (WTO Agreement on the Application of Sanitary and Phytosanitary Measures). 9. Nederlandse positie a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt Nederland staat in beginsel positief tegenover dit voorstel. Het voorstel kan leiden tot een vereenvoudiging van regelgeving en verlichting van administratieve lasten, terwijl tegelijkertijd de risico’s van dierlijke bijproducten voor niet-humane consumptie, adequaat worden beheerst. Op een aantal artikelen zal Nederland sterker willen inzetten of duidelijkheid willen verkrijgen, zoals: - De stap naar risicogebaseerde maatregelen is een goede, maar gaat Nederland nog niet ver genoeg. Nederland vindt dat het mogelijk moet zijn dat er ook producten kunnen worden geschrapt uit de lijst van dierlijke bijproducten (in tegenstelling tot hetgeen in artikel 14 nu geformuleerd staat) als uit onderzoek blijkt dat er geen/nauwelijks risico’s zijn voor volks- en diergezondheid. De aansluiting met andere verordeningen is verbeterd, maar kan nog consequenter worden doorgevoerd. Zo verdient het de voorkeur dat bijvoorbeeld artikel 18 op hoofdlijnen refereert aan de TSE-verordening. De aansluiting met de nieuwe Kaderrichtlijn Afval is niet expliciet gemaakt (zie ook artikel 19 en 20). Nederland zal zich inzetten voor een duidelijke afbakening van deze verordening ten opzichte van de Kaderrichtlijn Afval en de daaraan opgehangen regelgeving en de Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). - De regeldichtheid van dit dossier blijkt uit de veelvuldige verwijzingen naar artikel 48 (comitologie). Nederland is van mening dat er meer verantwoordelijkheid mag worden gelegd bij de exploitant in plaats van het opleggen van gedetailleerde Europese regels. De ervaring leert dat waar er regelgeving ‘kan’ worden opgelegd, dat dit vrijwel altijd ingevuld wordt. Er komt behoorlijk wat ‘regelmacht’ bij de Commissie te liggen. Nederland is beducht voor overregulering, inconsistentie of toename van administratieve en uitvoeringslasten op het terrein van dierlijke bijproducten voor niet-humane consumptie. Waakzaamheid blijft dus geboden, ondanks het feit dat de verwachting is dat het voorstel kan leiden tot vereenvoudiging en lastenverlichting. - Nederland pleit er voor dat de nieuwe verordening, waar mogelijk, gebruik maakt van doel- in plaats van middelvoorschriften. De Nederlandse belangen liggen met name op het gebied van administratieve lastenverlichting voor (overheid en) het bedrijfsleven en eenvoudige procedures bij grensoverschrijdend handelen tussen lidstaten. Met betrekking tot het principe van wederkerigheid sluit het voorstel aan bij de huidige verordening. Afhankelijk van de uitvoeringsverordening(en) kunnen stappen worden gezet naar verlichting van de administratieve lasten.