[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen van de heer Van Praag over de betrokkenheid van vermogensbestanddelen bij de vaststelling van oorlogspensioenen

Brief regering

Nummer: 2008D01521, datum: 2008-07-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z01291:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG





Ons kenmerk	Inlichtingen bij	Doorkiesnummer	Den Haag

OHW-CB-U-2862889

	24 juli 2008

Onderwerp	Bijlage(n)	Uw brief

beantwoording vragen van de heer   



13 maart 2008

Van Praag aan Vaste Commissie VWS 







Bij brief van 13 maart 2008, kenmerk VWS-08-306, heeft de vaste
commissie voor 

Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij verzocht om een reactie op het
e-mailbericht van 

23 februari 2008 van de heer W. van Praag te Brinons/Beuvron, Courcelles
in Frankrijk, 

met vragen die gaan over de betrokkenheid van vermogensbestanddelen bij
de vaststelling van oorlogspensioenen. Graag reageer ik als volgt op de
vragen van de heer Van Praag. 

De wetgever heeft bepaald dat de pensioenen en uitkeringen in het kader
van de wetten voor oorlogsgetroffenen inkomensaanvullend zijn. Dit
betekent dat naast andere ‘overige’ inkomsten ook de inkomsten uit
vermogen, verminderd met een jaarlijks te indexeren franchise, op het
pensioen of uitkering moeten worden gekort. In de wetten buitengewoon
pensioen is geregeld dat bij het bepalen van de jaarlijks op het
buitengewoon pensioen te korten inkomsten uit vermogen wordt uitgegaan
van de feitelijk ontvangen vermogensinkomsten van de gerechtigde. Anders
is dit bij de uitkeringswetten. In deze wetten is geregeld dat bij het
bepalen van de jaarlijks op de uitkering te korten inkomsten uit
vermogen wordt uitgegaan van het percentage van dat vermogen dat gelijk
is aan het forfaitaire rendementspercentage genoemd in artikel 5.2 van
de Wet inkomstenbelasting 2001. Het is goed hierbij op te merken dat in
het kader van de uitkeringswetten het in aanmerking te nemen vermogen
het vermogen is op het moment van aanvraag. Hierbij moet wel bedacht
worden dat dit referentie-vermogen daarna niet meer wordt aangepast aan
bijvoorbeeld de algemene waarde ontwikkeling van vermogenstitels.

De door de heer Van Praag genoemde schade-uitkeringen dateren van eind
jaren ’50 begin jaren ’60, dat wil zeggen van ver voor de
inwerkingtreding van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers
1940-1945 (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
1940-1945 (Wubo). De schade-uitkeringen kunnen derhalve logischerwijs
niet zijn gekort op de Wuv/Wubo-uitkering. 

Wat betreft de handelwijze bij de pensioenen leert navraag bij de
Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) het volgende. 

Voor zover dat na ruim 40 jaar nog valt na te gaan acht de PUR het
uiterst onwaarschijnlijk dat indertijd de schade-uitkeringen als
schadeclaim in verband met de Tweede Wereldoorlog als ‘overige’
inkomsten op het pensioen is gekort. Hier is sprake van een analogie met
de handelwijze van de Belastingdienst die de desbetreffende uitkeringen
toentertijd buiten het belastbaar inkomen heeft gelaten.

De door de heer Van Praag genoemde schade-uitkeringen zijn dus vrijwel
zeker niet als 

‘overig’ inkomen op het pensioen of Wuv/Wubo-uitkering in mindering
gebracht.

Maar kunnen in individuele gevallen de door de heer Van Praag genoemde
nalatenschappen en schade-uitkeringen toch niet (voor een deel)
onderdeel zijn gaan uitmaken van het voor de berekening van het pensioen
of uitkering relevante vermogen en de daarvan afgeleide
vermogensinkomsten? Dit is logischerwijs niet uit te sluiten,
afhankelijk als dit is van het bestedings- en spaarpatroon van de
gerechtigde na ontvangst van de nalatenschap dan wel schade-uitkering.
In het kader van de wetten voor oorlogsgetroffenen wordt bij het
relevante vermogen dan ook geen onderscheid gemaakt naar herkomst.

Ik zal de heer Van Praag op de hoogte brengen van de beantwoording van
zijn vragen aan uw commissie.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

  PAGE  2 

Kenmerk

  REF bmkKenmerk  OHW-CB-U-2862889 

Postbus 20350

2500 EJ  DEN HAAG

Telefoon (070) 340 79 11

Fax (070) 340 78 34	Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  DEN HAAG	Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres
met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief	Internetadres:

www.minvws.nl



  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""