[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Ormel en Çörüz over martelingen in Turkije

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D01935, datum: 2008-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z05030:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie West en Midden Europa

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum	2 september 2008	Behandeld	Mary-Honor Kloeg

Kenmerk	DWM-539/08

	Telefoon	070-3484080

Blad	  PAGE  \* MERGEFORMAT  1 /1	Fax

	Bijlage(n)	1

mary-honor.kloeg@minbuza.nl

Betreft	Beantwoording vragen van   REF bm_txtLidLeden  \* MERGEFORMAT 
de leden    REF bm_txtnaam  \* MERGEFORMAT  Ormel en Çörüz  over  
REF bm_txtonderwerp  \* MERGEFORMAT  martelingen in Turkije 

	

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de staatssecretaris voor
Europese Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door de leden Ormel en Çörüz over martelingen in Turkije. Deze vragen
werden ingezonden op 30 juni 2008 met kenmerk 2070824210.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen



	Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de heer Timmermans, staatssecretaris voor Europese Zaken, op
vragen van de leden Ormel en Çörüz (CDA) over martelingen in Turkije.

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Turkey criticised for rise of torture cases’? 1)


Antwoord

Ja.

Vraag 2

Valt deze stijging te verklaren uit een daadwerkelijk toename van het
aantal martelingen of is de bereidheid tot het melden groter geworden?

Vraag 3

Kunt u een overzicht geven van de lopende acties dan wel de nog te
ondernemen acties vanuit Nederland en/of de EU om het aantal martelingen
te doen afnemen in Turkije?

Vraag 4

Onderschrijft u de conclusie dat de bereidheid om tot de benodigde
mentaliteitsverandering te komen bij de uitvoerende instanties
achterblijft? 

Vraag 5

Deelt u de mening dat dergelijke ontwikkelingen niet bijdragen tot het
vervolmaken van de Kopenhagen Criteria?

Antwoord

Juridische waarborgen die door de Turkse regering zijn geïntroduceerd
met het zero tolerance beleid ten aanzien van marteling, blijven een
positief effect hebben. Zo hebben hervormingen gericht op de toegang tot
advocaten een positieve uitwerking gehad en heeft Turkije het systeem
voor medisch onderzoek van veronderstelde zaken van mishandeling
versterkt. Sinds 2004 is sprake van een neerwaartse trend in het aantal
gerapporteerde zaken van marteling en mishandeling. Desondanks vinden,
o.m. volgens de voortgangsrapportage van de Europese Commissie over
Turkije voor 2007, nog steeds gevallen van marteling en mishandeling
plaats, met name tijdens arrestaties en buiten detentiecentra. 

Sinds begin 2008 claimt een aantal Turkse en internationale
mensenrechtenorganisaties dat het aantal gevallen van marteling weer is
toegenomen. Het is onduidelijk of dit duidt op een daadwerkelijke
toename van het aantal martelingen of dat martelingen dankzij het zero
tolerance beleid van de Turkse regering vaker worden gemeld. Betrouwbare
statistieken ter zake ontbreken. Dit komt mede doordat Turkije het
Optionele Protocol bij het VN Verdrag tegen marteling (OPCAT) nog niet
heeft geratificeerd. Hierdoor kan geen onafhankelijke monitoring van
gevangenissen en detentiecentra door de VN plaatsvinden.
Mensenrechtenorganisaties verklaren hun stelling met betrekking tot de
stijging van het aantal gevallen van marteling dikwijls door te
verwijzen naar de amendering van de politiewet in 2007. Deze wet geeft
de politie in bepaalde omstandigheden namelijk ruimere bevoegdheden. 

Door de Europese Commissie is voorgesteld de ratificatie van het OPCAT
door Turkije voorwaarde te maken voor opening van
onderhandelingshoofdstuk 23 van het acquis communautaire over de
rechterlijke macht en de fundamentele vrijheden. Ook in het kader van de
politieke dialoog wordt bij de Turkse autoriteiten aangedrongen op
verdere implementatie van het zero tolerance beleid.

Onafhankelijke monitoring van detentiefaciliteiten geschiedt wel door
het Comité voor de Preventie van Marteling (CPT) van de Raad van
Europa. Het CPT, dat naar aanleiding van de Conventie voor de Preventie
van Marteling is ingesteld, houdt toezicht op de naleving van het
verdrag. Naast de periodieke bezoeken brengt het Comité ook ‘ad
hoc’ bezoeken indien noodzakelijk, waardoor sinds de oprichting van
het CPT in 1990 het Comité Turkije bijna jaarlijks heeft bezocht. 

Door de UNHCR zijn de afgelopen jaren veel mensenrechtentrainingen
gegeven aan politie- en jandarmafunctionarissen, waardoor de
bewustwording van en kennis over mensenrechten onder deze
functionarissen is toegenomen. 

Via het MATRA-programma en de Mensenrechtenfaciliteit draagt de
Nederlandse regering bij aan de opbouw van het maatschappelijk
middenveld in Turkije en steunt het diverse Turkse
mensenrechtenorganisaties, waaronder organisaties die zich bezighouden
met monitoring van martelingen. 

In het kader van joint initiatives van de Raad van Europa en de Europese
Commissie vinden daarnaast activiteiten plaats gericht op het versterken
van de kennis van en aandacht voor mensenrechten bij leden van de
relevante beroepsgroepen (politie en justitie).

Ten slotte wordt de voortgang van Turkije op het terrein van de
preventie en vervolging van marteling en mishandeling nauwlettend
gemonitord door het Comité van Ministers van de Raad van Europa in het
kader van zijn controle-taak op de tenuitvoerlegging van uitspraken van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Onder meer tijdens bilaterale gesprekken op ministerieel niveau en via
de politieke dialoog met Turkije benadrukt de regering het belang van de
Kopenhagencriteria. Verdergaande hervormingen in de juridische sector en
de implementatie van die hervormingen zijn daar een belangrijk onderdeel
van.

1) EU-observer, 26 juni 2008