[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid De Wit over co-ouderschap in België

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D01986, datum: 2008-09-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z05029:

Preview document (🔗 origineel)


De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG





Ons kenmerk	Inlichtingen bij	Doorkiesnummer	Den Haag

DJJ-K-U-2875286

                                 2 sep. 08

Onderwerp	Bijlage(n)	Uw brief

Kamervragen

	1	1 juli 2008







Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden
op de vragen van het Kamerlid de Wit (SP) over het co-ouderschap in
België (2070824160).

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Antwoorden op kamervragen van   REF bmkHetLidDeLeden  \* MERGEFORMAT  
het Kamerlid    REF bmkKamerleden  \* MERGEFORMAT  de Wit  over   REF
bmkOnderwerp  \* MERGEFORMAT  het co-ouderschap in België .

(  REF bmkNummer  \* MERGEFORMAT  2070824160 )

1.

Heeft u kennisgenomen van het item ouderschap na echtscheiding in de
uitzending ‘AVRO: Wat nu…?’? 1)

1. 

Ja.

2.

Wat is uw reactie op het overwegend positieve beeld dat wordt geschetst
van de Belgische regeling (door onder meer een pedagoog en een
familiesocioloog) op het punt van het co-ouderschap, waar de ouders ook
in eerste instantie zelf tot overeenstemming moeten komen, maar wanneer
dat niet lukt de rechter de mogelijkheden voor co-ouderschap moet
onderzoeken wanneer tenminste een van beide ouders daar om vraagt?

3.

Bestaat er reeds een evaluatie van de nieuwe wettelijke regeling van het
co-ouderschap in België? Zo niet, zijn er (wetenschappelijke)
onderzoeken verschenen naar de uitwerking van deze wetswijziging? Hoe
luiden in het algemeen de conclusies?

4

Deelt u de mening van de kinderrechtercommissaris dat een goed en
regelmatig contact met beide ouders doorgaans het beste is voor het kind
en dat de problemen die ontstaan te maken hebben met de manier waarop
het (co-)ouderschap invulling krijgt en niet aan het (co-) ouderschap
als zodanig? 1)

2, 3 en 4.

Sinds 1 september 2006 geldt in België de regeling dat wanneer
niet-samenwonende ouders die gezamenlijk het gezag uitoefenen, het niet
eens zijn over de hoofdverblijfplaats van het kind en een van hen de
rechter om co-ouderschap verzoekt, deze rechter prioritair de
mogelijkheid van co-ouderschap dient te onderzoeken. Indien de rechter
van oordeel is dat co-ouderschap niet de meest passende oplossing is,
kan hij beslissen tot een ‘ongelijk verdeeld verblijf’. De rechtbank
moet bij zijn beslissing rekening houden met het belang van de kinderen
en dat de ouders (artikel 374, § 2 van het Belgische Burgerlijk
Wetboek).

Deze nieuwe regeling is nog niet van overheidswege geëvalueerd. Wel is
geschreven over de ervaringen in de rechtspraktijk. Een reden om een
verzoek om co-ouderschap af te wijzen ligt blijkens deze praktijk onder
meer in de jonge leeftijd van het kind. Men acht het niet aangewezen om
hen te onderwerpen aan een voortdurend heen-en-weer gaan tussen twee
verschillende opvoedingsmilieus. Verder wordt rekening gehouden met de
beschikbaarheid van ouders, de mogelijkheid van ouders om met elkaar te
communiceren, de opvoedingsmogelijkheden van de ouders en hun
betrokkenheid bij het kind, alsmede met het verloop van de reeds
bestaande verblijfsregeling. Geconcludeerd is dat de nieuwe wet
inhoudelijk niets wijzigt aan de voorheen bestaande situatie maar dat
deze veeleer moet worden beschouwd als wetgeving met een principiële
signaalfunctie.

Ik deel de mening dat een goed en regelmatig contact met beide ouders
doorgaans het beste is voor een kind. Of de problemen die bij
co-ouderschap ontstaan te maken hebben met de manier waarop het
(co)-ouderschap invulling krijgt en niet aan het (co)-ouderschap als
zodanig, kan ik niet beoordelen. Dr E. Spruijt, die ook in de genoemde
uitzending aan het woord komt, is niet geporteerd van een wettelijk
referentiemodel en benadrukt dat de mate van conflict tussen ouders van
belang is voor de ontwikkeling van het kind en niet zozeer de mate van
contact, alsmede dat kinderen een regeling op maat nodig hebben.

5.

Hoe kijkt u met de wetenschap van nu terug op uw opmerkingen in het
debat van 21 maart 2007 2) dat de geluiden die u heeft vernomen over de
wetgeving in België ‘niet onversneden positief’ is, en dat het
‘vaak veel onrust met zich mee’ brengt? Ziet u aanleiding uw
opvatting te nuanceren of te wijzigen? 

5.

In het licht van het antwoord op de vragen 2, 3 en 4 zie ik geen
aanleiding om de opmerking, dat de geluiden die wij hebben vernomen over
de wetgeving in België “niet onversneden positief” zijn, en dat het
co-ouderschap “vaak veel onrust met zicht mee brengt”, te nuanceren
of te wijzigingen.

6.

Is het waar dat uw opmerking in hetzelfde debat 2) dat rechters in
België soms gedwongen zijn tegen het belang van het kind in
co-ouderschap vast te stellen niet juist is? Zo niet, waarop baseert u
dit? 

6.

Zoals gezegd dient de rechter bij zijn beslissing inzake het verzochte
co-ouderschap rekening te houden met het belang van de kinderen én dat
van de ouders. Uit de mij bekende literatuur is nog niet op te maken of
rechters zich feitelijk gedwongen voelen een co-ouderschap toe te
wijzen.

7.

Hoe beoordeelt u de opmerkingen van de heer S. dat het goed zou zijn
wanneer er meer ondersteunend beleid zou komen op het gebied van
echtscheiding, bijvoorbeeld op het gebied van voorlichting,
hulpverlening en ondersteuning voor scheidende ouders, en bijvoorbeeld
de mogelijkheden voor kinderen te kunnen praten over de (gevolgen van
de) echtscheiding te verbeteren? Gaat u op dit punt maatregelen nemen?
Zo niet, volstaan de bestaande mogelijkheden en voorzieningen naar uw
mening?

7. 

De mening van Dr E. Spruijt zoals in deze vraag is weergegeven, deel ik.
In de Nota Gezinsbeleid, die in het najaar naar de Tweede Kamer zal
worden gezonden, wordt een aantal maatregelen op dit terrein opgenomen.

1) ‘AVRO: Wat nu…?’, maandag 23 juni 2008,   HYPERLINK
"http://www.avro.nl/radio/programmas%5Fa%2Dz/avrowatnu/terugluisteren/" 
http://www.avro.nl/radio/programmas%5Fa%2Dz/avrowatnu/terugluisteren/  

2) Handelingen II, debat van 21 maart 2007, TK 51-3040, vergaderjaar
2006-2007

 Hilde Vanbockrijck, Evaluatie na één jaar toepassing van de wet van
18 juli 2006 aangaande het verblijfsco-ouderschap en de
tenuitvoerlegging van uitspraken inzake verblijf en omgang, in:
Presonen- en Familierecht, Patrick Senaeve (ed), K.U. Leuven,
Academiejaar 2007-2008, p. 34 e.v.; Ilse Martens, Het
verblijfsco-ouderschap. Uitvoering en sanctionering van verblijfs- en
omgangsregelingen. Adoptie door personen van hetzelfde geslacht, P.
Senaeve, F. Swennen en G. Verschelden (eds.), p. 26 e.v.

Postbus 16166

2500 BD  DEN HAAG

Telefoon (070) 340 50 30

Fax (070) 340 78 34	Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  DEN HAAG	Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres
met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief	Internetadres:

www.jeugdengezin.nl



 

  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""