[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Van Velzen en De Wit over notarissen in criminele netwerken

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D02863, datum: 2008-09-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z05062:

Preview document (🔗 origineel)


	Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

	Bezoekadres

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Telefoon (070) 3 70 79 11

Fax (070) 3 70 79 00





Datum	4 september 2008

	Ons kenmerk	5561395/08

	Uw kenmerk	2070825400

	Bijlage(n)	1

	Onderwerp	Beantwoording vragen over notarissen in criminele netwerken

















	

In antwoord op uw brief van 16 juli 2008, deel ik u mee, mede namens de
Staatssecretaris van Justitie en de Minister voor Wonen, Werk en
integratie dat de vragen van de leden Van Velzen en De Wit (SP) van uw
Kamer over notarissen in criminele netwerken, worden beantwoord zoals
aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Justitie,

Antwoorden op de vragen van de leden Van Velzen en De Wit (beiden SP)
aan  over notarissen in criminele netwerken. (Ingezonden 16 juli 2008)

Vraag 1

Wat is uw reactie op het artikel in het Financieel Dagblad over
notarissen in dertig criminele netwerken? 1)

Vraag 4

Wat is uw oordeel over de vaststelling van het BFT dat notarissen 124
ongebruikelijke transacties hebben verzwegen?

Antwoord  vraag 1 en 4 

De signalen over mogelijke betrokkenheid van notarissen bij malafide
praktijken worden door mij als zeer ernstig beschouwd. De notaris
vervult in ons rechtsbestel de rol van ‘poortwachter’. De notaris
kan immers rechtskracht verlenen aan handelingen die plaatsvinden in het
maatschappelijk verkeer zoals de aan- en verkoop van onroerend goed of
de oprichting van een rechtspersoon, waardoor deze handelingen een
officieel karakter verkrijgen. De notaris bepaalt daarmee of toegang
wordt verkregen tot de legale economie.

Vanwege de bijzondere rol van de notaris en de kwetsbaarheid van diens
dienstverlening in verband met het witwassen van misdaadvermogen, geldt
sinds 2003 de meldingsplicht ongebruikelijke transacties voor
notarissen. Het Bureau financieel toezicht (BFT) is belast met het
toezicht op de naleving van de meldingsplicht door de notaris.

Voor de volledigheid moet echter het volgende aan het aangehaalde
artikel worden toegevoegd. Aanleiding voor de onderhavige berichtgeving
in het Financieele Dagblad (FD) was een interview dat de directeur van
het BFT aan het FD heeft gegeven. Het BFT heeft sindsdien een aantal van
de in het artikel gedane uitspraken genuanceerd. Op de eerste plaats
gaat het niet zozeer om criminele netwerken, als wel om groepen personen
waarvan het BFT transacties ongebruikelijk vindt. Het grote aantal door
deze groepen personen verrichte transacties kan het vermoeden opleveren
van ABC-transacties en hypotheekfraude. Dat het hier gaat om
‘criminele netwerken’ staat daarmee 

nog niet vast. In de tweede plaats betreft de nuancering de
veronderstelde betrokkenheid van notarissen bij de transacties van deze
groepen personen. Het is niet zo dat er evenveel notarissen bij genoemde
dertig groepen betrokken zijn, maar dat sommige personen uit die
netwerken regelmatig een beroep doen op bepaalde notarissen. 

Het BFT schat dat in totaal 124 transacties door de betrokken notarissen
als ongebruikelijk hadden moeten worden aangemerkt, doch dat deze niet
door de notarissen in kwestie zijn gemeld aan FIU-Nederland. Of het hier
ook daadwerkelijk gaat om het ‘verzwijgen’ door de notaris van 124
ongebruikelijke transacties kan pas duidelijk worden bij beoordeling
door de tuchtrechter of de strafrechter.

Vraag 2

Acht u het wenselijk dat aanwezige kennis over criminele netwerken niet
bekend mag worden gemaakt aan het Openbaar Ministerie (OM) en dat de
criminele activiteiten gewoon kunnen doorgaan? Zo neen, bent u bereid
maatregelen te nemen om op korte termijn een eind te maken aan deze
situatie en voorts op korte termijn de wet zodanig te wijzigen dat het
uitwisselen van informatie met het OM mogelijk wordt?

Antwoord 2

Nee, wij achten het niet wenselijk dat aanwezige kennis over criminele
netwerken niet bekend zou worden aan het Openbaar Ministerie (OM) en dat
criminele activiteiten gewoon kunnen doorgaan. Er bestaan nu reeds
wettelijke mogelijkheden om informatie over betrokkenheid van notarissen
bij malafide praktijken aan de opsporing te doen toekomen. Op grond van
door de Staatssecretaris van Justitie en mij geĂŻnitieerde maatregelen
zullen deze mogelijkheden verder worden uitgebreid. 

Het BFT oefent in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en
financiering van terrorisme (Wwft) toezicht uit op de naleving door de
notaris van de meldingsplicht en de verplichtingen tot identificatie van
cliënten, zoals deze voortvloeien uit de Wwft. Indien sprake is van
overtreding van de identificatie- of meldingsplicht kan het BFT een
procedure aanspannen tegen de notaris bij de tuchtrechter. Het BFT kan
er ook voor kiezen om aangifte te doen bij de politie of het OM
(overtreding van de Wwft is een economisch delict, op grond van artikel
1, sub 2, Wet op de Economische Delicten). Tevens geldt dat transacties
waarvan het BFT als toezichthouder van mening is dat deze ongebruikelijk
zijn, maar die niet gemeld zijn aan FIU-Nederland (het meldpunt), door
het BFT zelf alsnog kunnen worden gemeld (zie artikel 25 Wwft). Het
meldpunt zal dan vervolgens onderzoek verrichten en de transactie,
indien deze inderdaad ‘verdacht’ is, ter beschikking stellen aan de
politie en het OM. De conclusie luidt dan ook dat het BFT in beginsel
over voldoende mogelijkheden beschikt om signalen van ongebruikelijke
transacties te melden of aangifte te doen bij het OM.

Het BFT heeft echter in de praktijk nog andere werkzaamheden. Zo
verricht het BFT in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de kamer
van toezicht onderzoek naar klachten over het functioneren van een
notaris. Het is in het kader van deze werkzaamheden, dat de informatie
tot het BFT is gekomen die leidde tot het vermoeden van malafide
praktijken door dertig netwerken van personen. Formeel betreft het hier
toezicht door de tuchtrechter, de kamer van toezicht (artikel 93 Wna).
Het BFT treedt slechts op als uitvoerder van het tuchtrechtelijk
onderzoek door de kamer van toezicht en heeft geen zelfstandige
bevoegdheden. Bovendien is inzage in de dossiers met doorbreking van de
geheimhoudingsplicht van de notaris tijdens een tuchtrechtelijk
onderzoek doelgebonden: het gaat om het onderzoek naar een
tuchtrechtelijke klacht tegen een notaris. Er bestaat dan ook geen
mogelijkheid om aldus verkregen informatie die valt onder de
geheimhoudingsplicht vrijelijk voor andere doeleinden te gebruiken.

Bij het toezicht in het kader van de Wwft ondervindt het BFT in sommige
gevallen een probleem, wanneer het cliëntdossiers van de notaris wil
inzien om de naleving van de meldingsplicht te controleren. Inzage wordt
dan door de notaris geweigerd op basis van diens geheimhoudingsplicht.
Dit vraagstuk komt aan de orde in twee onderzoeken die op het moment
plaatsvinden. Het betreft een WODC-evaluatie van het handhavingstelsel
en de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het
functioneren van het BFT door een speciaal voor dit doel in het leven
geroepen Evaluatiecommissie BFT. Het streven is erop gericht de
resultaten van beide onderzoeken nog voor het einde van dit jaar
beschikbaar te doen zijn. Ik heb uw Kamer reeds toegezegd op basis van
de uit de onderzoeken verkregen inzichten een oplossing te zullen
treffen die het BFT in staat stelt het toezicht adequaat uit te oefenen.


Het grote belang dat is gemoeid met de integriteit van de notaris is
voor de Staatssecretaris van Justitie en mijzelf aanleiding om
onverminderd in te zetten op ten aanzien van het notariaat al in gang
gezette hervormingen en de snelle implementatie daarvan. Het betreft
hier het toezicht en tuchtrecht bij het notariaat inclusief een
herbezinning op de bevoegdheden en positionering van het BFT. Daarnaast
betreft het de snelle invoering van een informatieplicht van de notaris
om het OM en de fiscus bepaalde gegevens te verstrekken inzake
betalingen verricht via zijn derdenrekening. In dit kader verwijs ik
naar de brief d.d. 18 juni jl. die de Staatssecretaris van Justitie uw
Kamer heeft doen toekomen inzake de bestrijding van de georganiseerde
criminaliteit. Hierin zijn de maatregelen en acties ten aanzien van het
notariaat, die op dit moment relevant zijn in het kader van de aanpak
van vastgoed- en hypotheekfraude kort opgesomd. 

Vraag 3

Heeft de aanpak van fraude voldoende prioriteit bij het OM? Zo ja, hoe
is het mogelijk dat slechts vijf van de bij het Bureau Financieel
Toezicht (BFT) bekende criminele netwerken bij het OM bekend zijn? 2)

Antwoord 3

Het OM is zich zeer bewust van de noodzaak van een adequate bestrijding
van fraude. Zoals reeds eerder aan de Kamer gemeld wordt de aanpak van
financieel-economische criminaliteit de komende jaren verder versterkt.
Daartoe is het OM onder andere gestart met het intensiveringprogramma
aanpak financieel-economische criminaliteit.

Het is een verantwoordelijkheid van het BFT om aangifte te doen van
misdrijven waarvan zij tijdens hun taakuitoefening kennis nemen. Bij
eventuele aangifte beslist het OM vervolgens op grond van de beschikbare
informatie over de strafrechtelijke vervolging. Indien sprake is van een
onderzoek op grond van de Wwft is het voor het BFT mogelijk om aangifte
te doen van misdrijven die door de notaris zijn begaan. 

Vraag 5 

Acht u het acceptabel dat schade als gevolg van criminele netwerken
wordt afgewenteld op burgers, zoals in 2007 is gebeurd door het als
verlies afboeken van tenminste 24 miljoen euro door het waarborgfonds
van de Nationale Hypotheekgarantie?

Antwoord 5

Nee. Het afwentelen van schade als gevolg van criminele netwerken op de
burgers acht ik niet acceptabel. Overigens betreft het door de Stichting
Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) in 2007 uitbetaalde verlies van ten
minste 24 miljoen euro het totaal uitbetaalde verlies wegens de
gedwongen verkoop van woningen. Daarvan heeft 62% betrekking op
verliezen in Rotterdam, de regio Rotterdam (Schiedam, Dordrecht,
Vlaardingen en Spijkenisse), Den Haag en de regio Limburg (Venlo,
Sittard-Geleen, Heerlen en Kerkrade). Een substantieel deel daarvan
wordt veroorzaakt door verschillende vormen van hypotheekfraude. Het WEW
heeft met brancheverenigingen van makelaars en taxateurs afspraken
gemaakt om te komen tot verbetering van de taxatiepraktijk en de
kwaliteitscontrole op taxatierapporten. Voorts zijn  geldgevers
aangeschreven met het verzoek om aanscherping van hun interne controle,
gericht op het beperken van oneigenlijke garantieverliezen. Daarnaast
participeert het WEW in de met de gemeente Rotterdam en de gemeente Den
Haag gerealiseerde samenwerkingsverbanden, gericht op de aanpak van
illegale bewoning en hypotheekfraude.

Vraag 6

Deelt u de conclusie van het BFT dat notarissen nog steeds niet
voldoende weerbaar zijn om zich buiten frauduleuze praktijken te kunnen
houden? Zo neen, waarom niet?

Vraag 7

Speelt het feit dat notarissen sinds de invoering van de marktwerking in
het notariaat gedwongen zijn om op prijs te concurreren een rol bij dit
gebrek aan weerbaarheid? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om de
prijsconcurrentie in te dammen? Zo neen, waarop baseert u uw mening, en
waaraan is dit gebrek aan weerbaarheid dan wel te wijten?

Antwoord 6 en 7

Nee, wij delen niet de conclusie dat notarissen in het algemeen nog
steeds niet voldoende weerbaar zouden zijn. Evenmin delen wij de
veronderstelling dat toegenomen marktwerking en prijsconcurrentie in het
notariaat leiden tot aantasting van de integriteit of frauduleus gedrag.
Ook de Commissie Evaluatie Wet op het notarisambt (onder voorzitterschap
van de heer mr. A. Hammerstein) concludeert in haar rapport dat geen
concrete aanwijzingen gevonden zijn voor de juistheid van de
veronderstelling dat marktwerking en liberalisering van tarieven hebben
geleid tot het op grote schaal teruglopen van de kwaliteit en aantasting
van de integriteit binnen de beroepsgroep. En zeer onlangs schreef de
Minister van Economische Zaken u ook nog: “De veronderstelling dat er
een Ă©Ă©n op Ă©Ă©n verband is tussen niet financieel solide notarissen
en een verhoogd risico op integriteitschendingen, kan niet zonder meer
onderschreven worden. Bij integriteitrisico’s kunnen andere factoren
een rol spelen dan financieel ongunstige bedrijfsresultaten; de houding
van de notaris speelt hierbij een veel grotere rol.” 

In het jaarverslag van het BFT wordt duidelijk vermeld dat het
kennisniveau en daarmee het weerstandsniveau bij de onder toezicht
staande beroepsgroepen is toegenomen. Ook verwijs ik naar het in het
antwoord op vraag 1 al aangehaalde artikel in de Nieuwsbrief Novocatie,
waarin het BFT zich positief uit over de vooruitgang die geboekt wordt
in het notariaat.

   

1) Het Financieele Dagblad, 15 juli 2008

2) Bureau Financieel Toezicht jaarverslag 2007

 Zie onder andere de Nieuwsbrief Novocatie, juli 2008 nr. 16

 Tweede Kamer, handelingen  2007-2008, nr. 86, blz. 6080-6081

 Tweede Kamer, 2007-2008, 29279 en 29911, nr. 76

 Tweede Kamer, 2007-2008, 28 684, nr. 119, p. 17-19 en Tweede Kamer
2007-3008, 29 911, nr. 10

 Eindrapportage Commissie Evaluatie Wet op het notarisambt “Het beste
van twee werelden”,  pagina 7

 Brief aan de Tweede kamer d.d. 14 juli 2008 met antwoorden op de vragen
van de leden van de Vaste Kamercommissie voor Economische Zaken
(ingediend op 29 mei 2008) over de brief van 18 februari 2008 inzake het
onderzoek marktwerkingsbeleid en het onderzoek zelf (Tweede Kamer
2007-2008, 24036 nr. 343).

 pagina 24

5561395/08/4 september 2008

  PAGE  7 /  NUMPAGES  7 



Ministerie van Justitie



Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving



Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden





Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts
Ă©Ă©n zaak in uw brief behandelen.

ïȘ