Antwoord op vragen van de leden Dibi en Azough over de lagere inkomenseis bij gezinsvorming
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D03088, datum: 2008-09-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2007Z05100:
- Gericht aan: C.P. Vogelaar, minister voor Wonen, Wijken en Integratie
- Gericht aan: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Indiener: T. Dibi, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: N. Azough, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 79 11 Fax (070) 3 70 79 72 www.justitie.nl Onderdeel Directie Vreemdelingenbeleid Datum 8 september 2008 Ons kenmerk 5560172/08 Uw kenmerk 2070826320 Bijlage(n) 1 Onderwerp Vragen van de leden Dibi en Azough (beiden GroenLinks) over de inkomenseis bij gezinsvorming In antwoord op uw brief van 25 juli 2008, met het kenmerk 20708260, deel ik u mee dat de vragen van de leden Dibi en Azough (beiden GroenLinks) over de lagere inkomenseis bij gezinsvorming mede namens de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage. De Minister van Justitie, Vragen van de leden Dibi en Azough (beiden GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie over de lagere inkomenseis bij gezinsvorming. (ingezonden 25 juli 2008) 1 Hoeveel migranten, die naar Nederland wilden komen voor gezinsvorming, werd de toelating volgens de uitspraak van de rechtbank in Roermond over de inkomenseis bij gezinsvorming onterecht geweigerd? Antwoord vraag 1 Allereerst wil ik opmerken dat hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank in Roermond. Hangende het hoger beroep blijft het huidige beleid van kracht en kan in die zin dan ook niet worden gesproken van onterechte weigeringen van toelating. De IND registreert in haar informatiesysteem bij mvv-aanvragen wanneer de aanvraag wordt afgewezen op het feit dat niet over middelen van bestaan wordt beschikt. Hierbij wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen het gegeven dat de referent niet over zelfstandige middelen beschikt, niet duurzaam beschikt over middelen of niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Al zou de laatste categorie apart geregistreerd worden dan nog zou hieruit niet af te leiden zijn of de referent beschikt over middelen van bestaan die hoger zijn dan de bijstandnorm voor echtparen of dat ook aan die norm niet wordt voldaan. Ik kan dan ook niet aangeven hoeveel vreemdelingen de afgelopen jaren toelating is geweigerd op grond van het feit dat niet is voldaan aan de 120% norm. 2 Wat betekent deze uitspraak voor het huidige toelatingsbeleid van migranten die naar Nederland willen komen vanwege gezinsvorming, maar waarvan hun partner nu minder dan 120 procent van het minimumloon verdient? Antwoord vraag 2 Tegen de uitspraak is door de Staat hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Tot de uitspraak in hoger beroep blijven de huidige regels van kracht. 3 Aangezien er nu voor de tweede keer in korte tijd een negatieve uitspraak van de rechter over het toelatingsbeleid is geveld, bent u van plan het huidige beleid onder de loep te nemen en aan te passen nu blijkt dat ook andere wetten het bij de rechter niet zullen halen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer daarover informeren vóór Prinsjesdag? Antwoord vraag 3 Begin 2008 is een onderzoek gestart naar de gevolgen van de wijzigingen van de regelgeving op het gebied van gezinsvorming (namelijk de invoering van de zogeheten 120% norm voor het middelenvereiste en het leeftijdsvereiste van 21 jaar). Dit onderzoek wordt verricht naar aanleiding van een toezegging van de Minister van Justitie hierover aan de Tweede Kamer van 20 februari 2007. In mijn brief van 24 september 2007 aan uw Kamer heb ik aangegeven dat de resultaten van deze evaluatie eind 2008 verwacht kunnen worden. Ook is inmiddels gestart met de evaluatie van de Wet inburgering in het buitenland. In de brief van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 19 mei 2008 is aan uw Kamer bericht dat de uitkomsten van de evaluatie naar verwachting in het voorjaar 2009 beschikbaar zullen zijn. Eventuele aanpassingen van het beleid acht ik bij de huidige stand van zaken dan ook vooralsnog niet aan de orde. Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Fritsma(PVV), ingezonden 24 juli 2008 (vraagnummer 2070826180) en van de leden Van Toorenburg en Van de Camp (beiden CDA), ingezonden 24 juli 2008 (vraagnummer 207826260) Kamerstukken II, 2006-2007, 30573, nr 5 Kamerstukken II, 2007-2008, 30573, nr.6 Kamerstukken II, 2007-2008, 29 700, nr. 55 5560172/08/8 september 2008 PAGE 3 / NUMPAGES 3 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Vreemdelingenbeleid Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.