[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over de Kabinetsvisie 'alternatieven voor dierproeven'

Evaluatie Wet op de dierproeven

Lijst van vragen

Nummer: 2008D03977, datum: 2008-09-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z00313:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld ???????2008

Ter voorbereiding van het algemeen overleg Dierproevenbeleid bestaat er
in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn  en Sport bij enkele
fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen aan
het kabinet.

De op 12 september 2008 toegezonden vragen zijn met de daarop verstrekte
antwoorden hieronder afgedrukt.

Inbreng CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
de kabinetsvisie “Alternatieven voor dierproeven’. Voor hen zijn de
drie V’s : vervanging, verfijning en vermindering, uitgangspunt om te
komen tot een zo verantwoord mogelijk gebruik van proefdieren. Maar zij
zijn ook van mening dat experimenten op dieren bij de huidige stand van
de wetenschap onmisbaar zijn, en zelfs aan de basis staan om te komen
tot een vermindering, verfijning en vervanging van proefdieren. Deze
realiteit spreekt ook uit de kabinetsvisie. In de kabinetsvisie wordt
aangegeven dat voorlichting van groot belang is. De Nederlandse burger
dient meer inzicht te krijgen in nut en noodzaak, de ethische
dilemma’s van dierproeven en de huidige mogelijkheden en
onmogelijkheden van alternatieven voor dierproeven. Op welke wijze gaat
het kabinet hier vorm aan geven?

In de visie wordt gesproken over de organisatie van een internationale
werkconferentie over 3V alternatieven in de eerste helft van 2009. wie
is verantwoordelijk voor de organisatie van deze conferentie?
Interfereert deze conferentie niet met andere bijeenkomsten over
hetzelfde onderwerp?

Het kabinet zal een Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor
Dierproeven (NKCA) instellen. Tegelijkertijd worden het NCA en het PAD
opgeheven.  De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze een
gestructureerde samenwerking met de industrie in het NKCA vorm zal
krijgen. Het lijkt hen wenselijk dat de NKCA zal worden ondergebracht
bij de faculteit diergeneeskunde, zoals ook het geval is met het huidige
NCA dat zal worden omgevormd tot het NKCA. Kan daarover duidelijkheid
worden verschaft?

Een belangrijke rol in het stimuleren van vermindering, verfijning en
vervanging , speelt de Europese Farmacopee. Wie vertegenwoordigt
Nederland in de Raad van Toezicht van de Europese Farmacopee en heeft
deze functionaris de opdracht om maximaal in te zetten op vermindering,
verfijning en vervanging van proefdiergebruik? Krijgt het NKCA een
belangrijke rol in de versnelling van goedkeuringsprocessen van testen
die bijdragen aan de drie V’s? Kunt u meer aandacht richten op het
harmoniseren van de Amerikaanse en Europese farmacopee? De ‘test of
importation’ vereist extra proefdiergebruik dat na harmonisatie sterk
verminderd kan worden.

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis
genomen van de Kabinetsvisie “Alternatieven voor Dierproeven”. Zij
zien dierproeven als een noodzakelijk kwaad en zijn blij dat er nu een
kabinetsbrede inzet is om meer en betere alternatieven voor dierproeven
te ontwikkelen, zodat dierproeven steeds minder nodig worden. Nederland
heeft op dit beleidsterrein een voortrekkersrol en zal die rol ook in de
toekomst moeten blijven waarmaken.

Het kabinet stelt dat kennis, gegevens en informatie van onderzoekers
maar beperkt worden gedeeld en dat daardoor enerzijds onderzoek minder
efficiënt is en anderzijds ontwikkelde methoden niet aan de wettelijke
eisen voldoen (blz. 8). Kan het kabinet een voorbeeld geven van een
nieuw ontwikkelde methode die niet aan de wettelijke eisen voldoet? Op
welke wijze gaat het kabinet er zorg voor dragen of eraan bijdragen dat
nieuw ontwikkelde methoden wel aan de wettelijke eisen gaan voldoen? 

Deze leden maken zich zorgen dat onderzoekers zich niet bewust zijn van
het implementatietraject van alternatieven. Voor een succesvolle
toepassing van alternatieven is zowel het ontwikkelings- als het
implementatietraject essentieel. Kan het kabinet aangeven hoe concreet
zal worden ingezet op het versterken van het implementatietraject?

De leden van de fractie van de PvdA vragen het kabinet om een verdere
toelichting op de gekozen organisatiestructuur van het Nationaal
Kenniscentrum Alternatieven voor Dierproeven. Op welke wijze wordt het
NCA hierbij betrokken? Hoe zelfstandig wordt het NKCA? 

De leden van de fractie van de PvdA zijn tegen het gebruik van
dierproeven voor cosmetica. Het gebruik van dierproeven voor cosmetica
is in Nederland al tien jaar verboden. Toch is er in Nederland nog veel
cosmetica te koop die elders op proefdieren getest is. Een (Europees)
importverbod op cosmetica die op proefdieren getest is, gaat pas in 2009
in. Er is een uitzondering gemaakt voor drie testen, die pas per 2013
verboden zullen worden en alleen als er voldoende alternatieven
beschikbaar zijn. Kan het kabinet ons informeren hoe ver de
ontwikkelingen van alternatieven voor deze testen zijn? Verwacht het
kabinet dat deze testen daadwerkelijk per 2013 verboden kunnen worden?
Draagt Nederland bij aan de ontwikkeling van deze alternatieven? Zo ja,
op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

 

Inbreng SP-fractie 

De leden van de SP-fractie delen het streven van het kabinet om het
aantal dierproeven terug te brengen. De vraag is wel in hoeverre dit
streven zich dan ook vertaalt in concrete maatregelen. Zij hebben dan
ook de volgende vragen:

1. Op welke wijze heeft het kabinet uitvoering gegeven aan het
amendement Van Velzen ( 30800 XVI, nr. 22)? Kan het kabinet een
overzicht geven van hoe de 900.000 euro die in dat amendement is 
vrijgemaakt om alternatieven voor dierproeven te ontwikkelen is besteed
of besteed gaat worden? 

2. Op welke manier kan de farmaceutische industrie bijdragen aan het
ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven? 

3. Kan het gebruik van proefdieren een extra ethisch bezwaar zijn om
onderzoek naar de zogenaamde me-too-geneesmiddelen te beperken? Zo nee,
waarom niet? 

4. Heeft het kabinet inzicht in het aantal dierproeven om producten te
testen waarvan de schadelijkheid al is bewezen, zoals tabak?

5. Wat vindt het kabinet van het voorstel van Proefdiervrij om te komen
tot een centrale landelijke toetsingsautoriteit? 

6. Is het kabinet bereid een vergunningprocedure in te stellen voor
genetische manipulatie bij dieren, zowel voor genetisch gemanipuleerde
dieren als voor gewone proefdieren?

7. Wanneer gaat het kabinet stappen ondernemen om de Wet op de
dierproeven (Wod) en het Besluit Biotechnologie bij Dieren (BBD) aan te
passen? Is het kabinet bereid zich in te spannen om op Europees niveau
het proces te versnellen?

8. Op welke manier wordt het verbod op dierproeven bij
cosmeticaproducten gehandhaafd? Zijn er overtredingen geweest en op
welke manier zijn deze overtredingen gesanctioneerd? Op welke manier
wordt omgegaan met cosmeticaproducten buiten de EU die wel getest zijn
op dieren? Erkent u dat een verbod op  Is het kabinet bereid om zich in
te zetten voor een verbod op wereldniveau?

9. Kan het verbod op proefdieronderzoek bij primaten worden verbreed
naar andere soorten?

10. Hoe wordt omgegaan met boventallige dieren die worden gefokt, maar
niet nodig zijn voor het onderzoek? Is de minister deze dieren onderdak
te verschaffen of daar voor te zorgen?

Inbreng PvdD

De leden van de fractie van de PvdA zijn blij dat het kabinet aandacht
heeft besteed aan het beleid rondom dierproeven. De Wet op de
dierproeven had en heeft tot doel om voorschriften te stellen ten
aanzien van dierproeven met het oog op de bescherming van het dier. De
Wod is 25 jaar na zijn inwerkingtreding in 2005 eindelijk geëvalueerd. 

In het evaluatieonderzoek stonden twee vragen centraal:

1. Is het instrumentarium van de Wod doeltreffend, met andere woorden:
dragen (de toepassing van) het instrumentarium, het toezicht en de
handhaving en de daarbij gevolgde procedures bij aan de bescherming van
de intrinsieke waarde van proefdieren?

2. Biedt de Wod voldoende houvast voor een adequate ethische toetsing
c.q. afweging van het maatschappelijk belang tegen het aan het proefdier
berokkende ongerief in het licht van het in de Wod geformuleerde
uitgangspunt van de erkenning van de (intrinsieke waarde van) het dier?

Het onderzoeksteam kwam tot de conclusie dat het instrumentarium van de
Wod in de huidige opzet zeker bijdraagt aan de bescherming van de
intrinsieke waarde, maar dat de bijdrage die de wet levert aan de
bescherming van proefdieren verre van optimaal is. Daarbij concludeert
de commissie dat de gedachte van de wetgever dat het belang van dieren
in een bewust afwegingsproces moet worden ingebracht, in de praktijk
niet uit de verf blijkt te komen. De praktijk laat vooral een toetsing
zien van de proefdierkundige opzet, de erkenning van de intrinsieke
waarde van het dier vormt geen zelfstandig afwegingscriterium voor de
ethische toetsing.

De fractie van de PvdD denkt dat de evaluatiecommissie een deugdelijk
rapport heeft afgeleverd. Deze leden betreuren het dan ook dat destijds,
bij het verschijnen van het rapport, de toenmalige minister van VWS
kennelijk zijn oren heeft laten hangen naar wetenschap, farmaceutische
industrie en patiëntenorganisaties, die protesteerden tegen de
voorgestelde verbeteringen van de wetgeving. Op basis van hun verzet
meende de minister te kunnen concluderen dat er ‘onvoldoende
draagvlak’ zou bestaan voor de aanbevelingen van de onderzoeksgroep
die de evaluatie heeft uitgevoerd. 

In de brief Beleidsvoornemens dierproeven (19 oktober 2007) stelt het
kabinet dat de bezwaren tegen de aanbevelingen uit het evaluatierapport
“Noodzakelijk kwaad” van ‘fundamentele aard’ waren, en dat de
toenmalige minister van VWS de aanbevelingen om die reden destijds niet
heeft overgenomen. De leden van de fractie van de PvdD vragen hoe het
kabinet het evaluatierapport beoordeelt. Is het kabinet van mening dat
de onderzoekers van de Universiteit Utrecht een deugdelijk rapport
hebben afgeleverd? Kan het kabinet aangeven welke ‘fundamentele
bezwaren’ precies zijn aangevoerd, en hoe zij deze bezwaren
beoordeelt? Heeft zij onderzocht in hoeverre de bezwaren gegrond waren?
Kan het kabinet aangeven hoe haar oordeel over de kwaliteit van het
evaluatierapport zich verhoudt tot haar oordeel over de bezwaren die
zijn geuit tegen de conclusies en aanbevelingen? 

Juridisch kader Wet op de dierproeven

De evaluatie wijst uit dat de Wod qua juridische structuur is
achtergebleven bij de ontwikkelingen die sedert haar inwerkingtreding
hebben plaatsgevonden in het algemeen bestuursrecht. Ook
bestuursrechtjuristen wijzen er al jaren op dat de Wod een uniek geval
is, omdat het zo ongeveer de enige (bestuurs)wet is, waar het voor de
rechter onmogelijk is om de praktijk aan de wet te toetsen. Hoe kijkt
het kabinet tegen deze situatie aan? 

De aanbeveling om de Wet op de dierproeven, die immers al meer dan 30
jaar oud is, te herijken tegen de achtergrond van de systematiek van de
Algemene wet bestuursrecht lijkt alleszins redelijk. De
evaluatiecommissie merkte hierbij terecht op dat de Wet openbaarheid van
bestuur in deze opzet de benodigde bescherming van
bedrijfsvertrouwelijke gegevens geeft, en dat bovendien overwogen kan
worden in aanvulling daarop specifieke bepalingen op te nemen in de Wet
op de dierproeven, bijvoorbeeld met betrekking tot de bescherming van
gegevens over de locatie van de uitvoering van dierproeven en de
bescherming van persoonlijke gegevens. 

De leden van de fractie van de PvdD begrijpen niet waarom het kabinet
zulke heldere aanbevelingen voor het verbeteren van verouderde wetgeving
in de wind slaat. Kunnen de bewindslieden toelichten waarom de kaders
van de Algemene wet bestuursrecht niet zouden gelden voor de Wet op de
dierproeven?

De leden van de fractie van de PvdD zijn van mening dat dierproeven een
maatschappelijke aangelegenheid vormen waar democratische controle op
moet kunnen worden uitgeoefend. Kan het kabinet aangeven welke visie zij
heeft op de verantwoording die over dierproeven moet (kunnen) worden
afgelegd? 

Het kabinet schrijft dat de wenselijkheid van openbaarmaking op drie
verschillende niveaus is bekeken, waarbij openbaarmaking van projecten
(die bestaan uit samenhangende experimenten) wordt gepresenteerd als een
werkbare oplossing die aanvaardbaar is voor het merendeel van de
betrokkenen. Deze oplossing wordt vervolgens niet verder uitgewerkt.
Waarom niet? De openbaarmaking van de DEC-jaarverslagen en de grotere
openheid waaraan vergunninghouders moeten werken, leveren nog geen
openbaarheid van projecten op.  Kan het kabinet aangeven op welke wijze
zij de openbaarheid van projecten zal realiseren?  

In de beleidsvoornemens spreekt het kabinet de wens uit meer openheid te
betrachten rondom dierproeven. Kan het kabinet aangeven welke definitie
van openheid zij hiervoor hanteert? De Code openheid dierproeven
opgesteld door de VSNU, KNAW en NFU beschrijft openheid als “een
bereidwillige houding van de houder van informatie over dierproeven om
de dialoog hierover met de samenleving aan te gaan. (
) Kenmerkend is
het vrijwillige karakter: de informatie hoeft niet compleet te zijn, mag
geabstraheerd zijn en hoeft niet de originele documenten te omvatten.”
Hoe beoordeelt het kabinet deze visie op openheid?

De leden van de fractie van de PvdD vragen op welke wijze het kabinet de
stelling heeft getoetst dat het openbaar maken van individuele
experimenten ‘zal leiden tot een onwerkbare situatie door de
verzwaring van administratieve lasten en problemen met de bescherming
van het intellectuele eigendom van de aanvragers en de privacy van de
onderzoekers’. Kan het kabinet aangeven hoe deze stelling zich
verhoudt tot de aanbevelingen uit het evaluatierapport, waarin wordt
gewezen op de bescherming die kan worden geboden door de Wet
openbaarheid van bestuur, alsmede door specifieke bepalingen die zouden
kunnen worden opgenomen in de Wet op de dierproeven?

De Wet op de dierproeven regelt dat dierproeven vooraf moeten worden
getoetst door dierexperimentencommissies. De primaire taak van de DECs
is het toetsen van de ethische toelaatbaarheid van elk individueel
dierexperiment, en daarnaast dienen deze commissies na te gaan of aan
alle wettelijke eisen voor de dierproef is voldaan. Nu is de ethische
afweging van DECs, die ten grondslag zou moeten liggen aan de
goedkeuring van dierexperimenten, niet openbaar en daarom niet
controleerbaar. Uit diverse proefschriften, onderzoeksrapporten en uit
publicaties uit de vakliteratuur (interviews met proefdierdeskundigen)
blijkt echter dat DECs niet toekomen aan de ethische toetsing, maar zich
beperken tot een beschouwing van de 3 V’s (vermindering, vervanging en
verfijning). 

Zo constateert onderzoeker Frans Stafleu in zijn proefschrift over de
ethische aanvaardbaarheid van dierproeven: “De drie V’s (met nadruk
op verfijning) en de overige aspecten van de proefdierkundige kwaliteit
komen uitgebreid aan bod en worden zeer kritisch getoetst. Men vindt het
echter moeilijk om het menselijk belang te beoordelen. Het doel van de
proef is veelal onduidelijk. Bovendien is het moeilijk voor werknemers
bepaalde doelstellingen van hun instelling te bekritiseren, als was het
maar vanwege de economische afhankelijkheid van de instelling.
Afwijzingen van de dierproef komen weinig voor en hebben dan meestal
betrekking op de wetenschappelijke kwaliteit”  . De Keuringsdienst van
Waren bevestigt dit beeld , en ook uit de evaluatie van de Wod blijkt
dat DECs vooral toetsen op de 3 V’s, en met de ethische toets slecht
uit de voeten kunnen.

De leden van de fractie van de PvdD zijn hoogst verbaasd dat het kabinet
hier volledig aan voorbij gaat in haar brief over de beleidsvoornemens
dierproeven. Waarom wordt er om de hete brei heen gedraaid? De fractie
van de PvdD wil van de bewindslieden weten hoe zij de ethische toetsing
van dierproeven door DECs beoordelen. 

De fractie van de PvdD wijst erop, dat de overheid de DECs heeft belast
met de ethische toetsing van dierproeven, maar heeft verzuimd om
hiervoor een ethisch toetsingskader te ontwikkelen. Hoe moeten DECs de
moeilijke ethische toets uitvoeren in de ogen van het kabinet? Ook de
evaluatiecommissie stelt dat het probleem rond de ethische toets ‘in
belangrijke mate lijkt samen te hangen met een gebrek aan een
operationeel toetsingskader door dierexperimentencommissies’. Zij
adviseert nader onderzoek te verrichten naar de operationalisering van
de toetsingscriteria, en te voorzien in een uitdrukkelijke neerslag
(motivering) van de ethische toets. Dat zijn alleszins redelijke
aanbevelingen, die in de ogen van de leden van de fractie van de PvdD
zonder problemen zouden moeten kunnen worden opgevolgd. Waarom heeft het
kabinet niets met deze voorstellen om de ethische toets te verbeteren
gedaan? 

In de Wet op de dierproeven ontbreekt een afbakening van de belangen
voor welke wetenschappelijk onderzoek met dierproeven gerechtvaardigd
kan zijn. Is het kabinet bereid deze belangen alsnog in te kaderen,
zodat meer duidelijkheid ontstaat over de doelen waarvoor dierproeven in
elk geval niet zijn toegestaan?

De PvdD-fractie heeft de volgende vragen over de ethische toetsing van
dierproeven:

-Kan het kabinet aangeven hoe de ethische toets precies plaatsvindt bij
de DECs? Welke criteria worden bij deze toets gehanteerd, en door wie
zijn die criteria opgesteld? 

-Kunnen de bewindslieden aangeven of, en zo ja, hoe, er wordt toegezien
op de wijze waarop DECs de ethische toets uitvoeren? 

- Bestaat er (inmiddels) een algemeen toetsingkader voor DECs met
betrekking tot de ethische toets? Zo ja, hoe ziet dat toetsingskader er
uit? Zo nee, betekent dat dan dat elke DEC zijn eigen toetsingskader
heeft ontwikkeld? 

-Hoe denkt het kabinet willekeur in de ethische toetsing van dierproeven
te kunnen voorkomen wanneer er geen algemeen geldend toetsingskader
bestaat dat de DECs kunnen gebruiken bij de uitvoering van de hen
opgelegde taak? 

-Kan het kabinet aangeven op welke wijze de ethische norm voor de
toelaatbaarheid van dierproeven tot stand komt of is gekomen? 

In de beleidsvoornemens dierproeven heeft het kabinet alleen aandacht
voor de deskundigheid en de expertise van de DECs, en niet over de
structuur waarin de ethische toetsing van dierproeven het beste kan
plaatsvinden. Op de knelpunten rond de onafhankelijkheid van de DECs ten
opzichte van het instituut waaraan zij verbonden zijn, wordt niet
ingegaan. Wat is de visie van het kabinet op de positie van de DEC-leden
en de afhankelijkheidsrelatie met het onderzoeksinstituut waar zij als
werknemer aan verbonden zijn? Kan het kabinet de onafhankelijkheid van
DECs waarborgen? Zo ja, op welke wijze?

Er zijn in Nederland rond de 80 vergunninghouders actief, en 25 DECs,
die ieder voor hun eigen instituut de aanvragen voor dierexperimenteel
onderzoek moeten beoordelen. In het licht van de opbouw en bundeling van
expertise, efficiency, stroomlijning van de ethische toets, waarborging
van onafhankelijkheid en deregulering valt er veel te zeggen voor de
oprichting van Ă©Ă©n landelijke DEC, die alle dierproeven in Nederland
van een oordeel voorziet. Via gespecialiseerde subcommissies kan binnen
zo’n landelijke DEC de benodigde kennis over en ervaring op de
verschillende onderzoeksterreinen gemakkelijker worden gegarandeerd dan
in de huidige situatie, waarin de verschillende DECs min of meer als
generalisten moeten kunnen opereren. Is het kabinet bereid een
dergelijke structuur te overwegen? Zo neen, waarom niet?

Het kabinet schrijft in haar brief van 19 oktober: “Het
instrumentarium van de toezichthouder, de VWA, is beperkt tot de
schriftelijke waarschuwing en (uiteindelijk) het opmaken van een proces
verbaal en het inzenden daarvan naar het Openbaar Ministerie (OM). (
)
 Hoewel sprake is van een gering aantal vergrijpen dat geconstateerd
wordt is het handhavingsinstrumentarium in de praktijk niet altijd
toereikend gebleken. Als het OM om redenen van opportuniteit van
vervolging afziet, blijft een misdraging soms zonder gevolg.

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat het kabinet hier de
wereld op zijn kop zet. Er is een al vele jaren een ernstig en
structureel gebrek aan toezicht. Het kabinet bevestigt dit in antwoord
op Kamervragen over de handhaving en sanctionering rondom de Wod (26
juni 2008). Er wordt gesneden in het aantal beschikbare fte’s bij de
VWA, en van de 5,3 fte in 2006 was slechts 3,8 fte belast met het
daadwerkelijke toezicht. Daar komt bij dat de formatie de afgelopen 5
(!) jaar niet volledig inzetbaar is geweest. Inspectie is vooral een
papieren inspectie en het is niet ongebruikelijk dat de helft van de
voorgenomen controles niet wordt uitgevoerd. De constatering van het
kabinet dat er slechts een gering aantal vergrijpen wordt vastgesteld
lijkt te suggereren dat die vergrijpen niet plaatsvinden, terwijl de
gebrekkige controle net zo goed de reden kan zijn van het kleine aantal
geconstateerde overtredingen. Graag een reactie van de bewindslieden. De
leden van de fractie van de PvdD vinden dat het kabinet de controle op
de Wod serieus moet invullen, en hiervoor structureel meer geld en
mankracht moet reserveren. Uitbreiding van het
handhavingsinstrumentarium van de VWA heeft immers alleen zin als er
voldoende geld en menskracht beschikbaar is om daadwerkelijk te
controleren en handhaven. 

Het kabinet schrijft verder dat een misdraging soms zonder gevolg
blijft. Dat lijkt de fractie van de PvdD wat omzichtig uitgedrukt. Kan
het kabinet de situatie wat preciezer schetsen? Hoe vaak is er in de
afgelopen tien jaar aangifte gedaan van overtreding van de Wet op de
dierproeven bij het OM? En kan het kabinet aangeven welke sancties in de
loop der jaren zijn opgelegd aan vergunninghouders die de Wod
overtraden? 

Het kabinet schrijft dat het Besluit Biotechnologie bij dieren heeft
voldaan aan de oorspronkelijke doelstelling, te weten inzicht krijgen in
de biotechnologische handelingen bij dieren en de ethische
aanvaardbaarheid daarvan. Vervolgens stelt het kabinet dat “De
toetsing van aanvragen voor een vergunning heeft uitgewezen dat
biotechnologische handelingen bij proefdieren voor medisch onderzoek
aanvaardbaar is, als het maatschappelijk belang van dit onderzoek
opweegt tegen de nadelen die proefdieren mogelijk ondervinden”.
Feitelijk denken de bewindslieden dus wel genoeg te te weten over de
ethische aanvaardbaarheid van genetische manipulatie van dieren voor
medisch onderzoek. Kan het kabinet aangeven welke criteria en
toetsingskaders zijn gehanteerd voor het bepalen van het
‘maatschappelijk belang’ van het onderzoek waarvoor de afgelopen
jaren vergunningen voor het genetisch manipuleren van dieren zijn
afgegeven? Kan het kabinet voorts aangeven of, en zo ja hoe vaak, een
positief advies van de Commissie biotechnologie bij dieren over een
aangevraagde vergunning door de rechter is herroepen? Dankzij de
uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure bestaat de mogelijkheid om
verleende vergunningen te toetsen aan de Nederlandse wet- en regelgeving
en zo nodig een vonnis van de rechter te vragen. Openbaarheid en de
mogelijkheid om zaken aan de rechter voor te leggen hebben geleid tot
voortschrijdend inzicht en het afschaffen van deze openbaarheid en het
afschaffen van de mogelijkheid om de rechter in te schakelen bij
vermeende discrepanties tussen voorgenomen handelingen en de wetgeving,
betekent een buitengewoon ernstige verslechtering van de positie van de
proefdieren. Dat staat haaks op de stelling van het kabinet dat het
Besluit Biotechnologie bij dieren niet veel meer toevoegt aan een betere
bescherming van proefdieren. Kunnen de bewindslieden dit uitleggen?
Streeft het kabinet naar een betere bescherming van proefdieren, en zo
ja, op welke wijze zal dit streven vorm gegeven worden? 

De leden van de fractie van de PvdD zijn van mening dat de
ontwikkelingen die zich op het gebied van de biomedische wetenschappen
zullen voordoen, de maatschappelijke discussies die daarover gevoerd
gaan worden en de biotechnologische technieken die in de toekomst op
dieren kunnen worden toegepast, niet kunnen worden voorspeld. Alleen al
om die reden kan onmogelijk worden volgehouden dat de ethische
aanvaardbaarheid van biotechnologische handelingen bij proefdieren voor
medisch onderzoek vaststaat. De maatschappelijke discussie over
voortschrijdende biomedische ontwikkelingen zou onderdeel moeten vormen
van de beoordeling van het maatschappelijk belang van een bepaald
medisch onderzoek waarbij dieren worden gebruikt. Wanneer de
vergunningprocedure voor biotechnologie bij dieren achter gesloten
deuren gaat plaatsvinden, worden ethische bezwaren uit de samenleving
letterlijk buitengesloten. De leden van de PvdD achten dat
onaanvaardbaar en pleiten voor het behoud van de openbaarheid rond
biotechnologie bij dieren. 

Genetische manipulatie van dieren gaat gepaard met niet te onderschatten
dierenleed. Het ‘creĂ«ren’ van ‘lijnen’ met een genetische
afwijking gaat gepaard met voortplantingstechnieken waar de betreffende
dieren ernstig onder te lijden hebben. De dieren die geboren worden uit
een dergelijk genetisch experiment worden veelal onderworpen aan extra
ingrepen om hun precieze gentype te kunnen bepalen, en om hen onderling
uit elkaar te kunnen houden. Kan het kabinet aangeven welke technieken
op dit moment worden gebruikt voor de genetische manipulatie van dieren,
en hoezeer de dieren daarvan te lijden hebben? Kan het kabinet voorts
aangeven welke ingrepen worden toegepast op (genetisch gemanipuleerde)
proefdieren, zoals de staart-, oor- en teenknip, en welke alternatieven
mogelijk zijn voor deze ingrepen? Is het kabinet bereid pijnlijke
ingrepen op proefdieren, louter ter identificatie, te verbieden?

Genetische manipulatie kost zeer veel dierenlevens, vanwege het grote
aantal dieren dat ‘nodig’ is voor de creatie van een koppeltje
dieren met het gewenste genetisch defect. De aantallen dieren die ‘in
voorraad’  worden gedood, is de afgelopen jaren schrikbarend gestegen,
zo blijkt uit de jaarlijkse rapportages van de VWA. In 2006 ging het om
meer dan 408.960 dieren! Dat is vooral te wijten aan het toegenomen
aantal biotechnologische experimenten met proefdieren. Kan het kabinet
aangeven welke ontwikkelingen zij op dit gebied verwacht? Moeten we ons
binnenkort neerleggen bij het kille feit dat meer dan een half miljoen
dieren als fokvoorraad wordt gedood in onze proefdierlaboratoria? Is het
kabinet bereid ambities te formuleren en beleid te ontwikkelen om deze
verontrustende ontwikkeling een halt toe te roepen? 

In de deskstudy wordt een overzicht gegeven van de proeven waarvoor
primaten zijn gebruikt in 2006. Gegevens over in Nederland aanwezige
fokkolonies ontbreken. Kan het kabinet aangeven om hoeveel primaten het
hierbij gaat, welke soorten hierbij betrokken zijn en hoeveel instituten
beschikken over fokkolonies? 

In de deskstudy wordt beschreven dat 5-10% van de gebruikte dieren niet
uit fokcentra binnen de EU komen. Kan het kabinet aangeven waar deze
dieren vandaan komen? 

Bij de conclusies is te lezen dat ‘huidige fokkolonies minimaal op het
huidige niveau gehandhaafd moeten worden, eventueel kan overwogen worden
dit niveau iets te verhogen om bij te dragen aan het opheffen van het
Europees tekort aan apen van EU-bodem.’ Graag een reactie hierop van
het kabinet.

Gezien de aard van de proeven, hebben primaten meer te lijden onder de
experimenten waarvoor zij worden gebruikt, zo wordt beschreven in de
deskstudy. Kan het kabinet aangeven welke initiatieven er tot nu toe
hebben plaatsgevonden ten aanzien van de verfijning, vermindering en
vervanging van experimenten met primaten? Door wie zijn deze
geĂŻnitieerd? Welke budgetten zijn hiermee gemoeid en van wie zijn deze
afkomstig?

De deskstudy geeft aan dat het gebruik van primaten in onderzoek meer
ethische bezwaren oplevert dan het gebruik van andere diersoorten en dat
(niet gevalideerde) alternatievenmethoden door toelatende instanties
voorzichtigheidshalve niet worden geaccepteerd. Kan het kabinet aangeven
om welke methoden het hier gaat en welke inspanningen zijn verricht om
de validatie rond te krijgen? Kan het kabinet aangeven of en zo ja,
welke maatregelen worden getroffen om deze situatie te veranderen?  

Deelt het kabinet de mening van de onderzoekers dat het van belang is op
korte tot middellange termijn aandacht te schenken aan vermindering en
verfijning? Zo ja, op welke wijze geeft het kabinet hieraan gevolg? 

Er wordt gesteld dat apen nodig zijn voor onderzoek naar hogere
cognitieve functies. Kan het kabinet aangeven welk onderzoek hieronder
valt? Kan het kabinet uiteenzetten wat moet worden verstaan onder ‘een
andere wetenschappelijke vraag’ (pagina 4) en welke apensoorten
hiervoor worden gebruikt?

Kan het kabinet aangeven of en zo ja, op welke wijze invulling wordt
gegeven aan de ‘Primaten Declaratie’ (No 40) die in september 2007
is aangenomen door het Europees Parlement, waarin staat dat een
afbouwprogramma moet worden opgesteld voor het uitfaseren van
dierproeven met primaten en dat moet worden gezocht naar proefdiervrije
alternatieven?

De leden van de fractie van de PvdD zijn verbaasd over het feit dat
gewacht wordt met het nemen van maatregelen tot de Europese
besluitvorming is afgerond nu de EFSA advies heeft uitgebracht over de
wettelijke bescherming van drie groepen ongewervelden (cephalopoda,
cyclostomata en decapoda crusteae). Deze diersoorten mogen hierdoor nog
steeds zonder bescherming in proeven worden gebruikt, terwijl is
aangetoond dat zij kunnen lijden. 

Ook met betrekking tot diersoorten uit categorie 3 van de deskstudy
dient volgens de PvdD het voorzorgsprincipe te worden gehanteerd. Er is
onvoldoende bekend om een verantwoorde risico-inschatting te kunnen
maken over het receptief vermogen van deze categorie dieren. Desondanks
wordt geconcludeerd dat wettelijke bescherming niet nodig is. Is het
kabinet bereid dit standpunt te herzien?

Kan het kabinet aangeven in hoeverre het advies van de EFSA met
betrekking tot de wettelijke bescherming van deze drie groepen
ongewervelden uitwerking zal krijgen op andere beleidsterreinen,
bijvoorbeeld wanneer het gaat om toegestane dodingsmethoden?

De leden van de fractie van de PvdD zijn blij dat het kabinet het beleid
rond alternatieven voor dierproeven opnieuw heeft willen bekijken. Het
belang van het ontwikkelen en valideren van alternatieven voor
dierproeven wordt onderstreept door alle partijen in het debat:
farmaceutische industrie, wetenschap, patiëntenorganisaties en
dierenbeschermingsorganisaties. Iedereen is ervan doordrongen dat een
ambitie om het aantal dierproeven terug te dringen door de ontwikkeling
en toepassing van alternatieven, vraagt om een voortvarende aanpak met
bijbehorende middelen. Op dit vlak kunnen we de visie die het kabinet
heeft gepresenteerd niet anders zien dan als een eerste analyse van het
bestaande beleid en de recente ontwikkelingen in de maatschappelijke
discussie over de aanvaardbaarheid van dierproeven en de wens om te
komen tot alternatieven. In de kabinetsvisie Alternatieven voor
dierproeven kunnen we lezen dat er meer structuur en coördinatie wordt
aangebracht in lopend en voorgenomen beleid. Dat is een goede en
noodzakelijke eerste stap, maar ook niet meer dan dat. Het kabinet
spreekt zich niet uit over ambities, heeft geen concrete doelen en
resultaten op het oog, en gaat niet in op de aanpak van een knelpunt als
validatie, een probleem dat door veel stakeholders als frustrerend wordt
ervaren. Daarbij komt dat de financiële middelen die het kabinet
vrijmaakt voor het alternatievenbeleid, volstrekt ontoereikend zijn. 

De fractie van de PvdD vraagt het kabinet om een nadere uitwerking van
de visie. Wat zijn de ambities van het kabinet voor de ontwikkeling en
toepassing van alternatieven en de terugdringing van dierproeven op de
lange termijn? Welke concrete doelen en resultaten heeft het kabinet
voor ogen? Op welke analyses is het gepresenteerde budget gebaseerd?
Heeft het kabinet haar licht opgestoken bij de onderzoeksinstituten,
ZonMw en NCA om zicht te krijgen op de budgetten die nodig zijn om een
doeltreffend alternatievenbeleid te kunnen voeren? Is het kabinet bereid
om een werkplan op te stellen waarin de kabinetsvisie wordt uitgewerkt
in concrete doelen en bijbehorende maatregelen en tijdsplanning? 

Op dit moment volgen proefdieronderzoekers een relatief korte cursus met
betrekking tot alternatieven voor dierproeven. Is het kabinet bereid de
mogelijkheden te onderzoeken om deze cursus uit te breiden en een
systeem te ontwikkelen waarbij afgestudeerde onderzoekers regelmatig een
opfriscursus volgen om op de hoogte te blijven van de actuele
ontwikkelingen op het gebied van alternatievenonderzoek? Eerder heeft de
minister van VWS de Kamer toegezegd de werkwijze en budgetten van het
Britse National Centre for the Replacement, Refinement and Reduction of
Animals in Research (NC3R’s) nader te bekijken. In de kabinetsvisie
Alternatieven voor dierproeven is hier echter niet veel over terug te
vinden. Kan het kabinet (alsnog) aangeven wat de beschikbare budgetten
zijn bij het NC3R’s in het Verenigd Koninkrijk en welk werk zij
precies verrichten? De fractie van de PvdD is van mening dat waardevolle
initiatieven op het gebied van alternatieven voor dierproeven
nauwlettend moeten worden gevolgd, om daar ons voordeel mee te kunnen
doen voor de Nederlandse situatie en internationale samenwerking. Graag
alsnog een uitvoering van de eerder gedane toezegging op dit gebied. 

Kan het kabinet aangeven in welk stadium het ASAT initiatief zich thans
bevindt, welke partijen hierbij zijn betrokken, waarom het dit
initiatief buiten de kabinetsvisie wordt gehouden en wat de verwachte
consequenties zijn met betrekking tot de ontwikkeling van alternatieven
voor dierproeven en het terugdringen van het proefdiergebruik? 

Het is onduidelijk met welke financiële middelen de overheid de
ontwikkeling van alternatieven voor dierproevenprojecten gaat
ondersteunen en via welke organisatie. Kan het kabinet hier
duidelijkheid over verschaffen? 

Op welke wijze denkt de overheid overheidsgerelateerde organisaties (als
RIVM, NVI, ID-Lelystad, NWO, RIKILT), andere organisaties
(dierenbelangenorganisaties, patiëntenverenigingen) en industrie te
stimuleren om het alternatieven voor dierproevenonderzoek te
ondersteunen? 

De taken van het NKCA worden uitgebreid in vergelijking met die van het
huidige NCA. Verwacht het kabinet dat het NKCA met het voorgestelde
budget alle voorgestelde taken afdoende kan vervullen? 

De voorgestelde organisatiestructuur is complex en onduidelijk. Wat
wordt de rol van de Maatschappelijke klankbordgroep, en van de
organisaties genoemd links in het diagram (ZonMw, NVI, NWO, etc.)? Wat
wordt de rol van de Interdepartementale Stuurgroep en Werkgroep? 

Is het kabinet bereid publicaties te stimuleren over dierproeven die
niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd, opdat dubbelingen zoveel
mogelijk worden voorkomen?  

 De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,

Smeets

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,

Teunissen 

	Vervolg



Bladzijde	  PAGE  10