Nader rapport
Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nader rapport
Nummer: 2008D05054, datum: 2008-09-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J. Bos, minister van Financiën (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z02447:
- Indiener: W.J. Bos, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2008-09-16 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-09-17 10:15: Algemene politieke beschouwingen (eerste termijn Kamer) (Plenair debat (overig)), TK
- 2008-09-17 13:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-09-18 10:20: Algemene politieke beschouwingen (voortzetting) (Plenair debat (overig)), TK
- 2008-09-23 14:00: Inbreng feitelijke vragen Miljoenennota 2009 en de MEV (31700) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Financiën
- 2008-09-25 10:00: Procedurevergadering Financien (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2008-10-01 10:15: Algemene financiële beschouwingen (hoofdstuk IXA en IXB) + BTW-compensatiefonds (fonds G) (1e TK) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2008-10-02 10:15: Algemene financiële beschouwingen (hoofdstuk IXA en IXB) + BTW-compensatiefonds (fonds G) (antwoord eerste termijn + repliek) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2008-10-02 20:30: Algemene financiële beschouwingen (hoofdstuk IXA en IXB) + BTW-compensatiefonds (fonds G) (dupliek) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2008-12-04 13:30: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
De Koningin Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk BZ 2008-676M Onderwerp Nader rapport over de Ontwerp-Miljoenennota 2009 Blijkens de mededeling van de directeur van Uw Kabinet van 1 september 2008, nummer 08.002342, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies betreffende bovengenoemde Ontwerp-Miljoenennota 2009 rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 september 2008, nr. W06.08.0308/III, biedt ik U hierbij aan. De Ontwerp-Miljoenennota 2009 geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van een aantal inhoudelijke opmerkingen. De adviezen en suggesties van de Raad zullen hieronder stuk voor stuk worden besproken. Het kabinet wil echter beginnen met het uitspreken van zijn welgemeende waardering voor het Raadsadvies. 1. Tevredenheid en vertrouwen De Raad stelt dat de Miljoenennota tevredenheid en vertrouwen uitstraalt. En daar is ook reden toe volgens de Raad. Binnen de Eurozone behoort Nederland tot de best presterende landen wat betreft het EMU-saldo. Daarnaast spreekt de Raad zijn waardering uit voor het kabinet, omdat het kabinet nadrukkelijk aan de uitgangspunten van het trendmatige beleid vasthoudt. Het kabinet deelt de zorgen van de Raad over de grote tekorten in een aantal andere Europese landen. Ondanks de beter dan verwachte begrotingsuitkomsten, voldoen een aantal lidstaten niet aan de verplichtingen uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Nederland heeft dan ook herhaaldelijk aangegeven dat sommige lidstaten een grotere verbetering van de overheidsfinanciën moeten nastreven en is van mening dat het beschikbare instrumentarium moet worden benut zodra dat nodig blijkt. In dit kader heeft Nederland gepleit voor het inzetten van een waarschuwing voor Frankrijk en Roemenië. Nederland is dan ook verheugd dat de Commissie voor het eerst een ‘policy advice’ aan Frankrijk gaf op 28 mei 2008 en aan Roemenië op 12 juni 2008. Tegelijk vraagt de Raad nadrukkelijk aandacht voor structurele verschuivingen in de economische en financiële verhoudingen. Dit uit zich in turbulente wereldmarkten (zowel de financiële markten als grondstoffen) en in een door de vergrijzing op termijn krimpende beroepsbevolking en lagere economische groei. De Raad stelt dat een duurzaam houdbare welvaart op grond van deze ontwikkelingen een grotere behoedzaamheid verlangt dan waarvan de Miljoenennota 2009 blijk geeft. Het kabinet deelt de analyse dat op grond van deze ontwikkelingen het streven naar een duurzaam houdbare welvaart een behoedzaam beleid vergt en dat het vermogen tot veranderen van de marktsectoren en de publieke sector gestimuleerd dient te worden. De behoedzaamheid van het kabinetsbeleid komt tot uiting in het vasthouden aan een prudent begrotingsbeleid, óók in economisch zwaardere tijden en bij tijdelijk hogere aardgasbaten. Het streven naar prudentie en houdbaarheid wordt ook zichtbaar in de maatregelen die het aantrekkelijker maken voor ouderen om te blijven werken, maatregelen die nog krachtiger worden doorgezet dan oorspronkelijk voorzien in het Coalitieakkoord. 2. Houdbare welvaart a. Houdbaarheid van de overheidsfinanciën en aardgasbaten De Raad stelt met recht dat de tijdelijk hogere aardgasbaten het beeld van de overheidsfinanciën en de houdbaarheid daarvan vertekenen. In dit kader merkt de Raad op dat het structurele saldo een beperkt kompas biedt voor houdbare overheidsfinanciën, aangezien in dit saldo niet gecorrigeerd wordt voor de tijdelijk hogere gasbaten. De Raad wijst hierbij op het sterk dalende robuuste saldo. Het kabinet is zich zeer bewust van de tijdelijkheid en eindigheid van de aardgasinkomsten en werkt dan ook langs de lijnen van het Coalitieakkoord door aan de realisatie van de ambitie om het houdbaarheidstekort te reduceren. Dit gebeurt via een breed scala aan maatregelen op het terrein van budgettair beleid, participatie en andere maatregelen die ook na 2011 bijdragen aan het versterken van de financiële houdbaarheid. Het kabinet hecht er aan vast te houden aan de vastgestelde begrotingskaders en begrotingssystematiek. Deze kaders zorgen er voor dat de aardgasmeevallers in de kabinetsperiode niet worden aangewend voor hogere uitgaven of lastenverlichting, maar geheel ten goede komen van aflossing van de staatsschuld. De kaders fungeren zo als ‘robuust’ kompas voor een verantwoord generatiebewust beleid. Het Centraal Planbureau (CPB) spreekt hierover in waarderende termen in de Macro Economische Verkenningen 2009. Het CPB ziet de aanpassing van de voeding van het FES door dit kabinet als een verbetering, waardoor de hogere aardgasbaten niet leiden tot bestedingsdwang via dit begrotingsfonds. Ook het besluit om de rentebetalingen buiten de kaders te plaatsen kan rekenen op de instemming van het CPB. Bij gelijkblijvende reële rente impliceert een hogere inflatie een hogere nominale rente. Doordat de rentebetalingen buiten de kaders blijven, leidt deze rentestijging niet tot verdringing van andere uitgaven. Verder merkt het CPB op dat het structurele en robuuste saldo in de praktijk geen betrouwbaar kompas vormen voor het begrotingsbeleid. De reden daarvan is eenvoudig: het is heel moeilijk om vast te stellen in welke fase van de conjunctuur we ons bevinden. Dat heeft tot gevolg dat het ook moeilijk is om ex ante vast te stellen welk deel van het EMU-saldo conjunctureel van aard is, en dus ook om het structurele en robuuste EMU-saldo te bepalen. Sturen op de meting van het structurele of robuuste saldo zou dus juist kunnen leiden tot ongewenste bestuurlijke onrust op het begrotingsfront. Dit staat haaks op de principes van het trendmatig begrotingsbeleid. Het sturen op basis van begrotingskaders is hieraan praktisch superieur, terwijl er wel degelijk wordt gewaarborgd dat aardgasmeevallers niet worden ‘verjubeld’. Technischer benaderd wordt de verslechtering van het robuuste saldo vooral veroorzaakt door de incidentele aanwending van de ruilvoetwinst in 2009 en de manier waarop het CPB het feitelijk saldo corrigeert voor conjunctuur én welk structureel saldo wordt gebruikt voor berekenen van het robuust saldo. Het CPB en de Europese Commissie (EC) hebben verschillende methodes om het feitelijk saldo te schonen voor conjuncturele effecten. Het komt wel vaker voor dat de twee meetmethodes uit elkaar lopen, maar het verschil is op dit moment erg opvallend. Het CPB gebruikt haar eigen structurele saldo voor het berekenen van het robuust saldo. Dit saldo is 1,7% lager dan het saldo volgens de EC methode. Indien de EC methode zou zijn gebruikt als basis voor het berekenen van het robuuste saldo, dan zou het robuuste saldo 1,7% hoger uitkomen. In dat geval zou het robuust saldo nauwelijks verslechterd zijn. De suggestie van de Raad dat de verslechtering van de berekening van het robuuste saldo noopt tot een opnieuw bezien van de aanpak van het houdbaarheidstekort lijkt, gegeven bovenstaande analyse, voorbarig. Dat neemt niet weg dat het Kabinet de financiële houdbaarheid onveranderd hoog in het vaandel heeft staan. b. Participatie De Raad spreekt in zijn advies waardering uit voor de maatregelen van het kabinet om de indexering van de tweede belastingschijf in de inkomstenbelasting vanaf 2011 gedeeltelijk te beperken en werknemers de mogelijkheid te bieden te besluiten tot het geheel of gedeeltelijk uitstellen van de ingangsdatum van hun AOW-uitkering. Tegelijk zijn er twijfels bij de Raad of deze maatregelen voldoende zoden aan de dijk zetten om de ambitie van de 80%-participatiedoelstelling te bereiken en de financiële houdbaarheid voldoende te versterken. Een aantal observaties is hierbij van belang. Ten eerste wordt een deel van de toename van de participatiegraad naar het beoogde doel van 80 procent bereikt door een autonome stijging van de arbeidsdeelname. Deze autonome stijging is deels het gevolg van de hogere arbeidsdeelname van jongere cohorten vrouwen. Ten tweede maakt het kabinet langer doorwerken financieel aantrekkelijker, maar de keuzevrijheid van de werknemers staat hierbij voorop. Het kabinet beziet het streven naar een hogere arbeidsdeelname in samenhang met sociale doelstellingen en de aansluiting bij de voorkeuren van werknemers. In dit kader is het kabinetbeleid er op gericht om de welhaast onvermijdelijk lijkende verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, te voorkomen, zoals ook in de kabinetsreactie op het advies van de Commissie Arbeidsparticipatie is aangegeven, Het kabinet deelt de analyse van de Raad dat een toename van de arbeidsparticipatie een cruciaal ingrediënt vormt in het beleidsrecept van het kabinet om de financiële houdbaarheid van de Nederlandse overheidsfinanciën te versterken. Om de arbeidsdeelname te bevorderen neemt het kabinet maatregelen die werken lonender maken. Het kabinet is bereid de WW-premie voor werknemers tot nul te reduceren in de context van gesprekken met de sociale partners over de loontontwikkeling. Daarnaast wordt, door nieuwe inkomensafhankelijke arbeidskortingen (720 miljoen in 2009) de stap naar werken aantrekkelijker. Om ouderen te stimuleren langer door te werken komt er een bonus voor mensen die doorwerken na hun 62e. Deze doorwerkbonus wordt uitgekeerd in elk jaar dat de desbetreffende persoon nog werkt. Het kabinet zet ook in op nadere afspraken met de sociale partners die positief uitwerken voor de arbeidsparticipatie, in vervolg op de aanbevelingen die de commissie Arbeidsparticipatie heeft gedaan. c. Arbeidsproductiviteit De Raad stelt terecht dat groei van de productiviteit de toekomstige motor van economische groei moet worden, als de beroepsbevolking op termijn krimpt door de vergrijzing. De Raad spreekt in dit kader zijn zorg uit over de daling van de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling in Nederland sinds 2000, en de in Europees verband lage overheidsuitgaven per onderwijsdeelnemer. Het kabinet deelt het gevoel van urgentie bij het versterken van de productiviteitsgroei in Nederland. In dit kader stimuleert het kabinet innovatie door een selectieve voortzetting van aflopende projecten binnen het Fonds Economische Structuurversterking (FES) op het gebied van kennis, innovatie en onderwijs. Het kabinet zet hiervoor de komende jaren maximaal 500 miljoen uit het FES in. Daarnaast wordt komend jaar extra geld ingezet voor maatschappelijke innovatieprogramma’s, voor speur en ontwikkelingswerk (WBSO) en worden er innovatiekredieten beschikbaar gesteld om risicovolle innovatieprojecten van het midden- en kleinbedrijf te ondersteunen. Belangrijke aantekening van het kabinet bij de analyse van de Raad is overigens wel dat de publieke uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling in Nederland boven het Europese gemiddelde liggen en de private uitgaven op dit terrein Europees juist achterblijven. Tweede aantekening is dat de Nederlandse beroepsbevolking in internationaal perspectief goed tot zeer goed geschoold zijn. Overigens merkt het kabinet op dat de door de Raad voorgestelde extra uitgaven voor innovatie en verhoging van de onderwijskwaliteit op zichzelf weer moet wedijveren met het beleid tot verdere versterking van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. d. Koopkracht De Raad onderschrijft de analyse van het kabinet dat een verantwoorde loonontwikkeling in de huidige economische situatie zeer belangrijk is en begrijpt de maatregelen die getroffen zijn, om de inflatie te beperken. Daarbij tekent de Raad aan dat de rekening van de compensatie van koopkrachtverlies een goede en structurele dekking behoeft op lange termijn. Het kabinet onderschrijft dit van harte en dekt de voorgenomen maatregelen dan ook op solide wijze. Het kabinet heeft er voor gekozen op korte termijn lastenverlichting te geven om de koopkracht van burgers te beschermen en een loon-prijsspiraal te helpen voorkomen. Binnen deze kabinetsperiode wordt een groot deel van deze lastenverlichting structureel gedekt. Van structurele financiering uit tijdelijke aardgaswinsten en ruilvoetwinsten, zoals de Raad stelt, is geen sprake. Structureel is daarenboven ruimte beschikbaar omdat met de afgesproken houdbaarheidsbijdrage een grotere houdbaarheidswinst wordt gerealiseerd dan bij de doorrekening van het Coalitieakkoord werd verondersteld. Op deze manier worden tegelijkertijd het kortetermijnbelang voor burgers en het langere termijndoel van houdbare overheidsfinanciën gediend. Publieke dienstverlening: minder mensen en middelen De Raad merkt op dat het beroep op de publieke dienstverlening zal toenemen in de toekomst, terwijl er door de vergrijzing tegelijk minder mensen en middelen beschikbaar zijn. De Raad maakt zich zorgen over de grote vervangingsvraag bij de zorg, het onderwijs en de politie. Verder wijst de Raad op de noodzaak selectief te zijn in de overheidsuitgaven en de effectiviteit van de publieke dienstverlening te verhogen. a. Publieke dienstverlening Het kabinet onderschrijft het belang van een betaalbare en kwalitatief hoogwaardige publieke dienstverlening, nu en in de toekomst. Een hogere productiviteit in de collectieve sector draagt bij aan het bereiken van een hogere kwaliteit tegen lagere kosten en een geringer beslag op schaars personeel. Daarom werkt het kabinet aan een kleinere en efficiëntere overheid langs de lijnen van het Coalitieakkoord. Hierop is uitgebreid ingegaan in onze reactie op uw advies over de Ontwerp-Miljoenennota van afgelopen jaar. Daarbij zet het kabinet ook komend jaar geld in voor maatschappelijke innovatieprogramma’s, die een bijdrage leveren aan de toekomstige productiviteit en kwaliteit in de publieke dienstverlening. Het kabinet realiseert zich dat naast het verhogen van de productiviteit in de collectieve sector inspanningen geleverd moeten worden om voldoende goede mensen aan te trekken en te behouden voor het onderwijs, de zorg en de politie. Met betrekking tot het onderwijs merkt het kabinet op dat in het najaar van 2007 het Actieplan Leerkracht is opgesteld. In dit actieplan zijn maatregelen genomen om het dreigende kwalitatieve en kwantitatieve tekort aan leraren te voorkomen. In 2009 wordt een begin gemaakt met de uitvoering van het actieplan. De hierin opgenomen maatregelen dragen er aan bij dat leraren beter worden beloond, meer oudere leraren voor het onderwijs worden behouden, de opleiding van leraren wordt verbeterd (bijvoorbeeld taal- en rekenonderwijs) en de kwaliteit van leraren wordt vergroot. Wat betreft de zorgsector investeert het kabinet via het Zorginnovatieplatform in innovaties die de zorgverlening efficiënter en kwalitatief beter maken en die bijdragen aan het verlichten van de werkdruk. Het aantrekken en behouden van voldoende personeel is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf. De dreigende tekorten overstijgen echter de oplossingsmogelijkheden van de individuele instellingen en op sommige punten ook die van de sociale partners. Daarom is er een actieplan Werken aan de Zorg om samen met werkgevers- en werknemersorganisaties en andere betrokken partijen het dreigende personeelstekort het hoofd te bieden. Ook investeert het kabinet fors in stageplaatsen voor studenten in het zorgonderwijs. Er komt meer aandacht voor het werven van groepen mensen die nu nog niet in de zorg werken. En als werknemers met een deeltijdbaan in de zorg allemaal twee uur per week extra werken, scheelt dat al tienduizenden extra arbeidsplaatsen. b. Selectieve aanwending publieke middelen De Raad wijst in zijn advies terecht op het belang van een selectieve en effectieve aanwending van publieke middelen. Het kabinet geeft hier onder andere invulling aan door het beheersbaar maken van collectieve regelingen zoals de kinderopvang en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Uitgangspunt is dat de groepen die het nodig hebben een beroep kunnen blijven doen op de regelingen, maar dat oneigenlijk gebruik wordt tegengegaan. Daardoor worden deze regelingen op een verantwoorde manier selectiever en beter beheersbaar gemaakt. Tot slot Het kabinet heeft de overtuiging dat het, in een tijd van versnelde globalisering, de juiste keuze maakt door voortdurend te blijven zoeken naar nieuwe manieren om tegelijk het veranderingsvermogen van onze economie te verbeteren én mensen houvast en perspectief op nieuw werk te bieden op het moment dat ze in de knel komen. In de Miljoenennota 2009 wordt duidelijk welke keuzes daarvoor dit jaar zijn gemaakt. De verschillende constructieve aanbevelingen van de Raad zullen echter, nu en in de toekomst, een vruchtbare rol kunnen en moeten spelen bij het vaststellen van het kabinetsbeleid. In gevolge de door Uwe Majesteit bij besluit van 6 maart 1992, nummer 92.002038 verleende machtiging zal ondergetekende de begrotingsstukken voor het dienstjaar 2009 op dinsdag 16 september 2008 aanbieden aan de Tweede Kamer der Staten – Generaal. Hoogachtend, De minister van Financiën, Wouter Bos PAGE 2 / NUMPAGES \* ARABIC \* MERGEFORMAT 7 Directie Begrotingszaken Inlichtingen mw. K.E. Hüner T 070-342 7347 F 070-342 7946 E K.E.Huner@minfin.nl