[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsstandpunt t.a.v. Het onderzoek 'Evaluatie Benzineveiling'

Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

Lijst van vragen

Nummer: 2008D05163, datum: 2008-09-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z00039:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


24 036  	Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

Nr.	VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

		Vastgesteld ā€¦2008

De vaste commissies voor Financien heeft over de brief d.d. 19 juni 2008
van de minister van Financien inzake het kabinetsstandpunt op het
onderzoek Evaluatie benzineveiling (24 036, nr. 347) de navolgende
vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. Deze vragen,
alsmede de daarop op ā€¦.. gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissievoor Financien

Blok

Waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financien,

Esmeijer

Opmerkingen en vragen van de leden van de CDA-fractie

1.

De leden van de CDA-fractie zijn ontevreden over het standpunt van de
regering om geen majeure ingrepen in de veilingmethode te doen. Het
onderzoeksbureau dat belast is met de evaluatie stelt dat het onmogelijk
is om te concluderen dat de veiling effecten heeft op de marktwerking.
Ook wordt gesteld dat het effect niet hoog moet worden ingeschat. Deze
leden trekken hieruit de conclusie dat de veiling, die meer marktwerking
ten doel had, goeddeels mislukt is. Deze leden willen dat de bijna
kamerbreed aangenomen motie Ten Hoopen (31200, 21), met zeven
voorstellen om de marktwerking tussen benzinestations langs de snelweg
te vergroten en daarmee de prijs te verlagen, onverkort wordt
uitgevoerd.

Kan de minister bevestigen dat ongeveer een jaar na aanname van de
motie, geen enkel onderdeel van de motie Ten Hoopen is uitgevoerd?
Waarom is bijvoorbeeld het voorstel met betrekking tot prijspalen niet
uitgevoerd?

2.

Een en ander wil niet zeggen dat de leden van de CDA-fractie de ogen
sluiten voor juridische obstakels die kunnen voortkomen uit de met
marktpartijen afgesloten convenanten. Echter, simpelweg stellen dat
majeure ingrepen leiden tot ā€œlangdurige juridische proceduresā€ is
onvoldoende om deze leden te overtuigen. Is de regering bereid een
uitvoerige juridische analyse te geven van de juridische
(on)mogelijkheden? Is de regering bereid daarbij ook in te gaan op de
zeven voorstellen die zijn vastgelegd in de motie Ten Hoopen (die
overigens slechts ten dele betrekking hebben op de veilingmethode)? De
leden van de CDA-fractie betwijfelen of bijvoorbeeld een wijziging van
de topdeelregeling inderdaad onmogelijk is. In 2007 is deze immers ook
gewijzigd (van 15 naar 30%). Kan de regering bevestigen dat deze majeure
wijziging in 2007 niet tot procedures heeft geleid? Indien ja, waarom
zou een nieuwe wijziging dan wel tot procedures leiden?

3.

Hoe heeft de regering ooit kunnen toestaan dat benzinestations
eeuwigdurende concessies verkregen? 

4.

Kan de regering bevestigen dat de afdeling Domeinen zich binnen het
ministerie van Financiƫn bezighoudt met de veiling van benzinestations?


5.

Deelt de regering de mening dat de impliciete doelstelling, om na 2020
de marktwerking toe te laten nemen, weinig ambitieus is?

6.

Deelt de regering de mening dat de topdeelregeling zeer voordelig is
voor ā€˜zittende partijenā€™?

Kan de regering een volledig overzicht geven van redenen waarom nieuwe
toetreders na 2000 nauwelijks meer voet aan de grond hebben gekregen?
Deelt de regering de mening dat de in Europees perspectief relatief hoge
prijs van benzine langs de snelweg een gevolg is van de achterblijvende
marktwerking?

7.

Wat vindt de regering van de mogelijkheid om loyaliteitsprogrammaā€™s
van oliemaatschappijen, zolang de marktwerking achterblijft, tijdelijk
te verbieden? 

8.

Kan de regering de conclusie van de Benzinescan 2005/2006 (van de NMa)
en de uitspraken in de media van de NMa in het afgelopen jaar hierover
kort weergeven? Deelt de regering het kritische standpunt van de
toezichthouder?

Opmerkingen en vragen van de leden van de PvdA-fractie

9.

Het instrument veilingen lijkt niet te leiden tot meer prijsconcurrentie
en evenmin tot minder hoge benzineprijzen. Kan de regering aangeven
waarom toch doorgegaan wordt met de veilingen? Ook in het licht van de
kosten die hiermee gemoeid zijn en de rompslomp die ermee gepaard gaat? 
Waarom gaat de regering niet op zoek naar effectievere methoden om
prijsconcurrentie te verhogen, zoals het verplicht plaatsen van
prijsvergelijkingspalen? Wat zijn daarmee de ervaringen in Frankrijk en
Spanje? Waarom zijn in dit kader de motie-Hofstra/Crone en de motie-Ten
Hoopen nog niet uitgevoerd?

10.

Is het denkbaar dat op navigatiesystemen voortaan (verplicht) informatie
over benzineprijzen vermeld zal worden? 

11.

Is de veronderstelling juist dat de grotere oliemaatschappijen bij een
veiling meer kans op een winnend bod hebben dan de kleine
maatschappijen, mede als gevolg van netwerkeffecten en omdat ze
kapitaalkrachtiger zijn? Indien deze veronderstelling juist is, is het
dan waar dat hoe meer veilingen georganiseerd worden, hoe minder
concurrentie er naar verwachting zal zijn? Is het instrument van de
veilingen daarmee niet contraproductief? 

12.

Valt, gezien de geringe effectiviteit enerzijds en de kosten en
rompslomp anderzijds, te overwegen om te stoppen met het
veilinginstrument? Zo nee, wat zou zich hier tegen verzetten?  

13.

Is het waar dat de vier grote pomphouders (Shell, Esso, BP en Texaco)
inmiddels aan hun reductieverplichting (-50 benzinestations) hebben
voldaan, en in de komende jaren vooral de kleine pomphouders geveild
gaan worden? En is het waar dat de grote pomphouders kapitaalkrachtiger
zijn en netwerkvoordelen hebben, en het dus niet onwaarschijnlijk is dat
de veilingen in de komende jaren een averechts effect zullen hebben? Is
het waar dat met iedere veiling de kans groot is dat juist de grote
pomphouders terrein terug gaan winnen en de concurrentie juist gaat
afnemen in plaats van toenemen? 

14.

Is het in dit kader waar dat de particuliere pomphouders achter in het
schema zitten voor de veiling? Hoe zit dit schema er uit, als het gaat
om de kansen voor meer concurrentie?   

15.

Waarom poogt EZ het Rijksbeleid, dat niet effectief blijkt te zijn, via
een toolbox ook nog te exporteren naar de gemeenten? 

16.

Kan de regering overwegen om te komen tot assymetrische veilingen,
waarbij bedrijven boven een bepaald marktaandeel uitgesloten worden van
deelname en nieuwe toetreders op voorsprong gezet worden?     

17.

Is het dossier benzineveilingen een typisch voorbeeld van een
beleidsdossier waarin het einddoel (minder hoge benzineprijzen) uit het
oog is verloren en alle aandacht uitgaat naar het beleidsinstrument, en
dan met name alle juridische ins en outs van dit instrument? Deelt de
regering de mening dat het bevorderen van de prijsconcurrentie ook
slechts een middel is tot een hoger doel, of was marktwerking in dit
geval een doel op zich? Hoe kan de verhouding in aandacht voor
(eind)doel en middel weer in evenwicht gebracht worden?   

18.

Zou een concreet doel kunnen zijn dat binnen twee jaar het prijsverschil
tussen het Rijkswegennet en het onderliggende wegennet verdwenen moet
zijn? Kan de regering maatregelen bedenken om dit doel te bereiken? Kan
de regering daarbij vooral kijken naar maatregelen buiten het
veilinginstrument om?   

19.

SEOR trekt de conclusie dat er geen systematische data voorhanden zijn
over de ontwikkeling van de benzineprijs. Maar hoe zijn dan de data van
Eurostat op te vatten? 

20.

Kan de regering een verklaring geven voor de bevinding dat de hoogte van
de topdeelregeling (15 of 30%) niet veel uit lijkt te maken? 

21.

Kan de regering ingaan op de voordelen die het opnemen van meer
relevante informatie heeft in het biedboek? Wat zou zich er tegen
verzetten? Zijn er alternatieven om aan de relevante waardebepalende
informatie te komen? Zullen de mededingingsrechtelijke en
bedrijfsvertrouwelijke waarborgen in de Benzinewet opgenomen worden? Op
welke wijze zal dit gebeuren? 

22.

Waarom laat de regering de uitvoering van meer informatie in het
biedboek afhangen van overleg tussen de marktpartijen? Hoe lang gaat dit
duren? Waarom wordt niet nu al het advies van de NMa hierover gevolgd? 

Opmerkingen en vragen van de leden van de SP-fractie

23.

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de
evaluatie benzineveiling en de kabinetsreactie daarop en hebben daarom
nog enkele vragen.

De regering concludeert dat de huidige veilingmethode een goede manier
om marktdynamiek op gang te brengen. De onderzoekers concluderen echter
dat er geen harde conclusies getrokken kunnen worden over de invloed van
de veilingen op de marktwerking in de benzinemarkt. De conclusie van de
regering doet naar de mening van de leden van de SP-fractie daarom nogal
vreemd aan. Waar baseren de regering deze stelling op?

24.

De leden van de SP-fractie vinden het ook vreemd dat er geconcludeerd
wordt dat er niets hoeft te worden gedaan, terwijl is aangetoond dat de
veilingen geen effect hebben. Het doel van veilingen is om voor meer
toetredingsmogelijkheden te zorgen. Er zijn echter nauwelijks serieuze
nieuwkomers volgens de onderzoekers. De veiling werkt dus niet. De
logische conclusie zou zijn om dan ofwel de veiling zelf aan te passen
of iets anders te doen, afspraken met marktpartijen ten spijt. Graag
zien de leden van de SP-fractie een reactie van de regering tegemoet.

25.

De leden van de SP-fractie spreken tevens hun verbazing uit over de
stelling van de regering dat het verzamelen van prijsdata niet nodig is
om de marktwerking te beoordelen. Is de prijs of het prijsverloop niet
een essentiƫle indicator van de mate van marktwerking? Ook al is het
initiƫle doel van de veilingen om tot meer toetredingsmogelijkheden te
komen, uiteindelijk moet de consument ervan profiteren middels lagere
prijzen aan de pomp. Of denkt de regering hier anders over?

26.

Het topdeelpercentage hoeft niet verhoogd te worden, aldus de regering.
Uit het onderzoek blijkt dat rationeel biedende partijen niet zullen
bieden boven de waarde die zij aan een concessie toekennen. Het is
echter nog maar de vraag is of alle marktpartijen rationeel biedende
partijen zijn; theorie en praktijk zijn twee verschillende dingen. De
BOVAG geeft in een reactie op het evaluatierapport enkele voorbeelden
van veilingen waar het verschil tussen het hoogste bod en het tweede bod
aanzienlijk was. Kan de regering dit grote verschil uitleggen?

Indien het zo is dat zittende partijen vrijwel altijd een hogere waarde
toekennen aan een locatie, vanwege bijvoorbeeld netwerkeffecten, moet de
conclusie dan niet zijn dat veilingen er nooit voor zullen zorgen dat er
meer marktwerking ontstaat? 

27.

Hoe staat het met de motie Hofstra uit december 2005 over prijspalen
langs de snelweg (24036, 324)? Is deze motie inmiddels uitgevoerd?

Opmerkingen en vragen van de leden van de VVD-fractie

28.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
het onderzoek ā€˜Evaluatie Benzineveilingā€™ alsmede de kabinetsreactie
daarop. Naar verluid staat in het convenant dat de pomphouders geen
openheid over de bedrijfsgegevens hoeven te verschaffen indien zij dit
niet wensen. De regering heeft in haar brief aangegeven dat er overleg
tussen marktpartijen plaatsvindt om meer informatie in het biedboek op
te nemen. Wat gebeurd er als de bedrijven niet meer informatie willen
overhandigen (ook die bedrijfsgegevens waarvan de NMa zegt dat ze vanuit
mededingingsrechtelijk oogpunt mogen worden opgenomen in het biedboek)?
Kan de minister van Financien deze informatie van bedrijven dan
afdwingen? Waarom zouden bedrijven onverplicht meer informatie
overleggen? Welke alternatieven ziet de regering om partijen in staat te
stellen een nog beter onderbouwd bod in de veiling uit te brengen? 

29.

Heeft de regering in haar overwegingen alternatieven betrokken om op
budgettair neutrale wijze huidige concessiehouders uit te kopen om
daarna de vrijgevallen concessies te veilen? Daarmee zou de
bekritiseerde topdeelregeling niet nodig zijn. Zo neen, waarom niet?
Gaat de regering dit alsnog doen? Zo ja, waarom is er niet voor een
dergelijk systeem gekozen?  

30.

Kan het advies van de NMa, waarin zij stelt dat er vanuit
mededingingsrechtelijk oogpunt in principe geen bezwaar bestaat tegen
opname van bepaalde bedrijfsgegevens in het biedboek, openbaar worden
gemaakt?

31.

Uit het SEOR onderzoek komt naar voren dat het effect van de veiling op
de marktwerking niet te hoog moet worden ingeschat. Dit kan worden
toegeschreven aan het feit dat oliemaatschappijen buiten de veiling om
stations kunnen overdragen. Kan de regering helderheid verschaffen over
hoe oliemaatschappijen buiten de veiling om stations kunnen overdragen?
Gaat dit ook over stations aan het hoofdwegennet?

32.

Het voorstel van SEOR om in gebreke blijvende (niet betalen na
uitbrengen van het bod) winnaars van de biedingen eventueel uit te
sluiten van toekomstige veilingen, past volgens de regering niet in de
visie van de regering. Temeer omdat dit volgens de regering nog maar
Ć©Ć©n keer is gebeurd. Wat zijn de achtergronden waaruit de conclusie
zou volgen dat het bij dit ene incident zal blijven? 

33.

De regering geeft aan dat op dit moment de meerwaarde van een
dataverzameling niet op weegt tegen de langdurige jaarlijkse kosten ten
behoeve van het opzetten en onderhouden van zo een verzameling. Kan de
regering in een overzicht aangeven waaruit de (geschatte) kosten van een
dergelijke dataverzameling bestaan? Nu is onduidelijk over welk bedrag
het gaat. 

34.

Om concurrentie te bevorderen is bij motie Hofstra (VVD) het initiatief
genomen om prijspalen te plaatsen bij pompstations langs het
hoofdwegennet. Kan de regering aangeven wat de huidige stand van zaken
is met betrekking tot de uitvoering van deze motie?

35.

De regering geeft aan dat de kabinetsreactie is opgesteld onafhankelijk
van de reacties van de betrokken partijen. Kan de regering alsnog een
uitgebreide reactie geven op de bijdragen van de betrokken partijen? 

36.

Kan de regering in een overzicht aangeven waaruit het marktaandeel van
de verschillende maatschappijen langs het hoofdwegennet blijkt? Hoe is
het marktaandeel veranderd na invoering van de benzineveiling? 

 

Opmerkingen en vragen van de PVV-fractie

37.

Waarom krijgen andere mogelijke toetreders (particulier of van een
kleinere organisatie zoals de Gulf) niet de informatie die belangrijk is
voor het bepalen van hun bod (zoals de eerder genoemde informatie over
de omzet van de shop, of de doorzet van de hoeveelheid brandstof.)?

Is deze informatie bedrijfsvertrouwelijk, zo ja waarom (volgens de VPR
zijn deze gegevens niet bedrijfsvertrouwelijk en mogen zij dus gegeven
worden)?

Wordt het afgeven van die informatie tegengehouden door bepaalde
partijen?

38.

Welke benzinestations (een top 10) in Nederland hebben de
hoogste/grootste REN-score?

39.

Hoe wordt voorkomen dat er afspraken gemaakt worden tussen de hoogste
bieder (zittende eigenaar) en de een na hoogste bieder, teneinde het te
betalen verschil aan de staat zo klein mogelijk te houden?

40.

Heeft elk van de 250 benzinestations een eeuwig durende concessie gehad?
Of zaten er bij die 250 stuks ook benzinestations die dit niet hadden,
maar wel een ā€œvergoedingā€ voor het mislopen van de eeuwig durende
concessie gaan krijgen?

41.

Is er wel eens gedacht aan een groeistop voor de 4 grote maatschappijen
(Esso, Shell, BP, Texaco) om andere bedrijven/particulieren meer kans te
geven?

42.

Het ondernemersklimaat moet meer gestimuleerd worden, is het geen optie
om de particulieren en kleine organisaties vrij te stellen van
dergelijke veilingen, zodat zij de kans kunnen benutten om toe te treden
tot de markt, of zich uit te breiden (met behoud van hun huidige
locatie)?

43.

Is het waar het dat de grote vier zich strategisch uitbreiden?

44.

Hoe is de prijs van een liter benzine / diesel / lpg opgebouwd?

45.

Hoe staat het met de verplichte prijspalen aan de autosnelwegen en de
verwijzing naar benzinestations op de N-wegen?

46.

Hoe is het met de concurrentiepositie van grensstations met de ons
omringende landen? Hoe kan deze in Europees verband worden beschermd?

47.

Hoe verhoudt zich de hoge benzineprijs als gevolg van de hoge olieprijs
zich tot de enorme winsten die de oliemaatschappijen maken? Kan de
winstmarge niet naar beneden worden bijgesteld met als gevolg een lage
literprijs  aan de pomp?

48.

Hoeveel verdient het rijk jaarlijks aan de benzine/diesel/lpg accijnzen,
de precariorechten en veilingresultaten uitgesplitst over de jaren 2003
ten en met 2008?

49.

Hoeveel mensen en om welke bedragen gaat het rijden door zonder te
betalen bij de pomp?

50.

Hoe verhoudt zich de shopomzet tot de brandstofomzet zich bij een
gemiddeld snelwegstation? 

51.

Welk aandeel hebben de sigarettenverkoop en alcoholverkoop in de
shopomzet?

Opmerkingen en vragen van de leden van de fractie van GroenLinks

52.

Hoe beoordeelt de regering de kwaliteit van de evaluatie? Is voldaan aan
de onderzoeksopdracht? Kunnen hieruit lessen worden geleerd?

53.

Is het niet teleurstellend dat tot 2024 slechts de randvoorwaarden voor
meer marktdynamiek geschapen worden en dat de er qua echte marktwerking
niet veel veranderd is en ook in de komende jaren niet veel lijkt te
veranderen? Kan hierbij een oordeel gegeven worden over de gekozen duur
van de convenanten?

54.

Zijn er mogelijkheden om de oorzaak van de beperkte marktwerking, het
feit dat oliemaatschappijen buiten de veiling om stations kunnen
overdragen, aan te pakken of te veranderen? 

55.

Deelt de regering de mening dat de kale prijs van de brandstoffen,
bijvoorbeeld in vergelijking met het buitenland, voor de burgers
feitelijk de belangrijkste indicator van de marktwerking is? Kan in
cijfers worden aangegeven hoe het verloop hiervan is in de afgelopen zes
jaar?

56.

Waarom is een topdeelpercentage van 100% op gespannen voet met het
uitgangspunt dat zittende partijen gecompenseerd moeten worden voor het
opgeven van hun eeuwigdurende concessie, feitelijk krijgt de zittende
partij dan toch in alle gevallen het prijs van de hoogste bieder
exclusief de zittende partij zelf?