Lijst van vragen over wijziging Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting i.v.m. Subsidie toegelaten instellingen voor wijkenaanpak
Aanpak Wijken
Lijst van vragen
Nummer: 2008D05846, datum: 2008-09-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2007Z00372:
- Indiener: C.P. Vogelaar, minister voor Wonen, Wijken en Integratie
- Voortouwcommissie: algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2008-09-04 13:00: Procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2008-09-18 12:00: Wijziging Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting i.v.m. Subsidie toegelaten instellingen voor wijkenpak (Inbreng feitelijke vragen), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2008-10-09 13:00: Procedurevergadering WWI (Procedurevergadering), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2008-11-13 15:00: Wijkaanpak (Algemeen overleg), algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie (2008-2010)
- 2009-04-02 14:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Lijst van vragen – wijziging besluit VFV (i.v.m. subsidie toegelaten instellingen voor wijkaanpak) en BBSH Kamerstuknummer : 30995-53 Vragen aan : Regering Commissie : Algemene commissie Wonen, Wijken en Integratie Nr Vraag Blz van tot 1 Waarom is als deadline voor het aanmerken van 'oude plannen' gekozen voor de datum 16 juli 2007? 9 2 Wat is het bezwaar tegen het door middel van deze projectsteun meefinancieren plannen ouder dan 16 juli 2007 die een lange doorlooptijd hebben? 9 3 De nieuwe heffing sluit aan op de al bestaande projectsteunheffing die wordt opgelegd ten behoeve van de subsidiëring van werkzaamheden van toegelaten instellingen in het belang van de volkshuisvesting. Betekent dit dat de heffing alleen kan worden ingezet voor zaken die te maken hebben met het huisvesten van mensen, het bouwen, beheren en verhuren van woningen dus? Zo neen, waarvoor kan de heffing dan wél worden ingezet? 9 4 Vanuit de woningcorporaties die werkzaam zijn in de 40 wijken, kwamen ten tijde van het aanbod van Aedes signalen dat de bijeengebrachte financiën in dat aanbod voldoende zouden zijn. Heeft u onderzoek gedaan onder deze woningcorporaties voordat u besloot tot een heffing? 9 5 Worden de woningcorporaties die aanspraak maken op projectsteun gecontroleerd op onacceptabele nevenactiviteiten? 9 6 Kunt u nader toelichten waarom niet is gekozen voor een specifieke wet om de beoogde financiële ondersteuning voor de aanpak van de 40 wijken tot stand te brengen, één en ander mede in relatie tot het ontnemen van eigendom van woningcorporaties? 9 7 Waarom is het voorliggende besluit, houdende wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (subsidie aan toegelaten instellingen voor de wijkenaanpak) en van het Besluit beheer sociale huursector niet eerder dan 23 juni 2008 genomen, terwijl de heffing betrekking heeft op het jaar 2008? 9 8 Ondermijnt de wijze waarop de bijzondere projectsteun wordt geregeld niet de bestaande regionale solidariteit tussen woningcorporaties? 9 9 Rechtvaardigt het primaat van de wetgever, nu er sprake is van een zwaarwegend nieuwe component in de bijdrage van toegelaten instellingen, en onverlet de ruim geformuleerde delegatiebepaling in artikel 71e, tweede lid Woningwet, dat de grondslag voor de heffing in de wet wordt verankerd? Zo neen, waarom niet? 9 10 De voornaamste reden voor het nu wijzigingen van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (BCFV) ligt in het invoeren van de heffing voor de wijkenaanpak in ieder geval voor het jaar 2008. De werking van dit deel van de regeling is, zoals uit de nota van toelichting lijkt, kennelijk niet beperkt tot 2008. Waar is precies vastgelegd dat er een keuze gemaakt kan worden tussen een heffing, dan wel een regeling die de sector zelf treft met hetzelfde materiële effect? 10 11 Is het mogelijk om bijvoorbeeld vanaf 2013 met een regeling op basis van vrijwilligheid te komen zonder dit besluit aan de passen c.q. te wijzigen? 10 12 Hoe verhoudt de conclusie van het CFV dat 'de woningcorporaties met meer dan 10% van het bezit in de 40 aandachtswijken in financieel opzicht weinig verschillen van de andere woningcorporaties' (november 2007) zich tot de noodzaak van de heffing? 10 13 Hoe verhoudt de conclusie van het CFV dat 'door de invoering van het integrale VPB en de uitvoering van de afspraken uit het onderhandelaarsakkoord ongeveer 61 woningcorporaties in 2016 een te laag weerstandvermogen hebben' zich tot uw geruststellende woorden over de robuustheid van de financiële positie van de corporatiesector? 10 14 Is dit besluit eventueel ook geldig voor de jaren 2009 en verder of moet er voor die jaren een nieuw besluit c.q. een wijziging van het besluit worden genomen? Heeft u nog overleg met de sector? Zo ja, wanneer kan de Kamer de uitkomsten van dat overleg vernemen? 10 15 Verwacht u dat de projectsteun ook voor de jaren 2009 en verder zal worden geheven? Zo neen, hoe zal de bijdrage aan de wijkenaanpak dan vorm worden gegeven? 10 16 In hoeverre kan na de bruteringsoperatie van de jaren negentig van de vorige eeuw nog worden gesteld dat het vermogen van toegelaten instellingen maatschappelijk gebonden is? 11 17 De heffing wordt gebaseerd op een mix van een vast bedrag per woongelegenheid én de gezamenlijk WOZ-waarde van woongelegenheden. Is in de regeling ook rekening gehouden met uw toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg van 23 april 2008 over dit onderwerp, dat zodra dit technisch en praktisch mogelijk is een vermogensafhankelijk heffing onderdeel kan zijn van de regeling? 12 18 Waarom vindt er geen nadere vermogenstoets plaats van het CFV? Kan dit in de praktijk zo uitpakken dat woningcorporaties die ten minste 10% van hun bezit in één of meer van de 40 wijken hebben, maar wel een grote vermogensovermaat hebben, toch in aanmerking komen voor deze projectsteun? 12 19 Waarop baseert u dat toegelaten instellingen met een hoge gezamenlijke WOZ-waarde van de woongelegenheden een vermogensovermaat hebben? Geeft dit een indicatie over het vrij besteedbaar vermogen? 12 20 Wordt er bij de berekening van de gezamenlijke WOZ-waarde van het bezit een correctiefactor (of iets in die geest) toegepast voor gebieden waar woningen moeilijk tot vrijwel niet te verkopen zijn? Zo neen, is dit niet erg onrechtvaardig voor woningcorporaties in de krimpgebieden die van u horen dat zij meer woningen moeten verkopen, maar dit helemaal niet kunnen? 12 21 Waarom vindt er geen nadere toets door het CFV plaats in relatie tot de vermogenspositie van de toegelaten instelling die een aanvraag indient? 12 22 Kunt u een lijst verschaffen met woningcorporaties die op basis van de twee genoemde criteria in aanmerking komen voor vrijstelling op de heffing? 13 23 Is het eerder voorgekomen dat u een voorbehoud bij de goedkeuring van de CFV-begroting heeft gemaakt? Zo ja, wat voor soort gevallen betrof dat? Wat is de rechtskracht van een voorbehoud, zoals door u gemaakt? 13 24 In hoeverre wordt de vermogenspositie en de bezitspositie van de woningcorporatie bij de heffing meegewogen? In hoeverre wordt bij de heffing de inspanning van woningcorporaties ten behoeve van het verbeteren van de slechte wijken in het "eigen gebied" meegewogen? 14 25 Heeft u zicht op de inzet van de toegelaten instellingen, zoals overeengekomen vóór 16 juli 2007? Zo ja, hoeveel bedraagt die en hoe is die inzet over de 40 wijken verdeeld? 14 26 Hoe wordt op een objectieve en juridisch houdbare wijze vastgesteld dat het "additionele" inzet betreft, zoals gesteld in artikel 3a, lid 1? 16 27 Hoe breed wordt in artikel 2 lid 2 het criterium "werkzaamheden in het belang van de volkshuisvesting" gedefinieerd? Wordt daaronder ook verstaan het opknappen en inrichten van een schip in de Rotterdamse haven door Woonbron? Zo neen, hoe wordt dat dan voorkomen en welke consequenties heeft dit? 16 28 Hoe verhoudt de vermogenspositie van de woningcorporaties met bezit in de 40 wijken zich ten opzichte van het bepaalde in artikel 3? Op welke wijze kan vooraf en achteraf worden vastgesteld dat deze corporaties feitelijk aan deze situatie, zoals gesteld in artikel 3, voldoen? 16 29 Kan nader worden toegelicht hoe het CFV de verdeling van het beschikbare bedrag verdeelt? 17 30 In onderdeel H is vastgelegd dat de verhouding tussen de beide componenten die gebruikt worden bij het vaststellen van het te betalen bedrag worden vastgelegd in de beleidsregels van het CFV. Kan worden toegelicht waarom de verhouding per vorm van projectsteun van jaar tot jaar kan verschillen en wilt u uw antwoord motiveren? 17 18 31 Op basis van welke uitgangspunten komt de jaarlijkse vaststelling tot stand? 17 18 32 Op basis van welke uitgangspunten kan er jaarlijks een verschil ontstaan tussen de deelbedragen? 17 18 33 Wordt u bij al deze afwegingen betrokken? 17 18 34 Op welk moment is de wijziging van de Woningwet art. 71a, eerste lid voorzien? 20 FILENAME GRT_RGR_WWI_30995-53 PAGE 1 / NUMPAGES 3