[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over de brief 'Diversiteit in het Jeugdbeleid'

Programma voor Jeugd en Gezin

Lijst van vragen

Nummer: 2008D06787, datum: 2008-09-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z00905:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


31 001		Programma voor Jeugd en Gezin

Nr. XXXXX

 

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 



. 2008

In de algemene commissie voor Jeugd en Gezin bestond er bij enkele
fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de
ministers voor Jeugd en Gezin en voor Wonen, Wijken en Integratie over
de brief van 11 juli 2008 inzake diversiteit in het jeugdbeleid (31 001,
nr. 52).

De op 26 september 2008 toegezonden vragen zijn met de door de ministers
bij brief van 

.. 2008 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Heijnen

De griffier van de algemene commissie voor Jeugd en Gezin,

Teunissen

Inhoudsopgave									               blz.	

I. 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II. 	Reactie van de ministers 

I. 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief
“Diversiteit in het jeugdbeleid”. Deze leden onderschrijven het
belang in het jeugdbeleid rekening te houden met de diversiteit in de
samenleving. In het bijzonder past daarbij aandacht voor
migrantenkinderen. Een blik in de samenleving toont aan dat de jeugdzorg
overwegend “wit” is, waar in de repressieve instellingen er
overwegend allochtone jongeren zijn. Problemen in stadswijken
onderstrepen deze problematiek nog eens nadrukkelijk. Dit moet
veranderen, zo vinden zij. Het bereik van deze groep migrantenkinderen
en hun ouders is nog onvoldoende, en er ontbreekt veelal kennis over
welke aanpak effectief is. Daarom is het goed dat er specifiek aandacht
wordt gegeven aan deze groep. Ieder kind verdient immers passende
aandacht ongeacht zijn of haar achtergrond. 

Toch hebben deze leden vragen over de inhoud van de brief. De brief
stelt dat er onvoldoende kennis is van de effectiviteit van het beleid.
Dat wekt de indruk alsof we vanaf “nul” zouden moeten beginnen. Is
er de afgelopen jaren niet geĂŻnvesteerd in kennis over effectieve
methoden? Hoe beoordelen de ministers bijvoorbeeld de rol van Forum in
dit verband? Waarom wordt er alleen samenwerking gezocht met het NJI,
het RIVM en ZonMw, en niet met Forum? De ministers willen een nulmeting
laten plaatsvinden. Genoemde leden vragen hen toe te lichten op welke
punten dit zal zijn en of er ook meetbare en afrekenbare doelstellingen
aan zijn gekoppeld. Onduidelijk is ook wie nu welke verantwoordelijkheid
heeft. Er wordt van alles in gang gezet, maar wie is daarvoor nu
afrekenbaar?

Genoemde leden onderschrijven het belang om ook in de hulpverlening
multiculturaliteit te laten terugkomen. Het is van belang dat mensen uit
de doelgroep ook als hulpverleners kunnen worden ingezet. Deze leden
stellen echter wel dat het van belang is dat zij voldoende kennis hebben
van de cultuur enerzijds, en anderzijds dat er ook voldoende afstand is
tot hun eigen cultuur om ook daadwerkelijk de positie van hulpverlener
te kunnen vervullen. Graag ontvangen zij een reactie van de ministers op
dit standpunt.

De brief stelt dat van de € 200 mln. die beschikbaar wordt gesteld aan
de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) ook een deel ten goede zal komen
aan migrantenkinderen- en ouders. Deze leden vragen de ministers dit toe
te lichten. Zijn daar concrete afspraken over gemaakt, om welk deel gaat
het en is dit te controleren?

De leden van de CDA-fractie vinden het van groot belang dat het CJG
ouders van de migrantenkinderen weet te bereiken. In dat verband wordt
er gesproken over het ontwikkelen van een gereedschapskist. Graag
ontvangen zij een toelichting op dit punt. Verder constateren deze leden
dat gemeenten die gewend zijn in een multiculturele omgeving te
functioneren (Nieuwegein, Rotterdam en Zaanstad) hun CJG’s afstemmen
op de doelgroep. Zij vinden het echter ook van groot belang dat CJG’s
in een omgeving waar men niet direct gewend is te werken vanuit
multiculturaliteit, zoals in de regiogemeenten waar de doelgroep veel
kleiner is, ook hiermee leren omgaan.

Een onderdeel van de Jeugdzorg vormt de pleegzorg. Daarbinnen is een
tekort aan allochtone pleegouders. Graag horen de leden van de
CDA-fractie welke mogelijkheid de ministers zien om dit tekort weg te
krijgen.

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie 

De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat het voornemen tot meer
diversiteit in het jeugdbeleid eindelijk is uitgewerkt. Maatwerk is van
groot belang. Alleen met maatwerk kun je “alle kansen voor alle
kinderen” in de praktijk realiseren. Op dit moment zijn we nog ver
verwijderd van dit ideaal. Deze leden vinden het daarom belangrijk dat
er hard gewerkt wordt aan het vergroten van diversiteit in het
jeugdbeleid te vergroten en hebben enkele vragen en opmerkingen over de
brief. 

Om het jeugdbeleid beter te kunnen toerusten op “diversiteit” is het
van belang dat er zicht is op de aard en omvang van de problemen. In de
brief geven de ministers aan dat ouders van migrantenkinderen vaak
moeilijk bereikt worden. Toch is de omvang van het probleem niet
duidelijk. Hoeveel migrantenkinderen zijn er met een lichtverstandelijke
handicap? Is dit bekend en/of onderzocht? Hoeveel van deze kinderen
krijgen jeugdhulp of worden anderszins bijgestaan door professionals?
Hoe verhoudt dit aantal zich tot het aantal autochtone kinderen met een
licht verstandelijke handicap? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal
kinderen dat jeugdhulp ontvangt en of op andere wijze wordt bijgestaan
door professionele hulpverleners? Pas als we bekend zijn met de aard en
omvang van het probleem kunnen we achteraf kijken of het beleid dat we
gevoerd hebben vruchten afwerpt. 

Ook met betrekking tot de instroom in de jeugd-GGZ bestaat er bij de
leden van de PvdA-fractie nog onduidelijkheid. Uit de tabel op bladzijde
3 komt naar voren dat het aandeel van migrantenjongeren in de jeugd-GGZ
9 procent is. Hoe verhoudt dit aantal zich tot de behoefte aan
geestelijke gezondheidszorg onder migrantenjongeren? Hoe verhoudt dit
aantal zich tot het aantal autochtone jongeren in de jeugd-GGZ? 

 De leden van de PvdA-fractie vermoeden dat de ondervertegenwoordiging
van jongens uit migrantengroepen in de vrijwillige jeugdzorg verband
houdt met de oververtegenwoordiging in de justitiële jeugdzorg. In de
tabel wordt geen onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. Is het
waar dat de oververtegenwoordiging in de justitiële jeugdinrichtingen
(JJI’s) en de oververtegenwoordiging in de gesloten jeugdzorg nog
groter is als we alleen naar migrantenjongens kijken? Hoe verklaren de
ministers dit verschil? 

Wat gaan de ministers ondernemen om ouders van migrantenkinderen eerder
op het spoor van de vrijwillige hulpverlening te krijgen? In de brief
geven de ministers aan dat ouders en hulpverleners een belangrijke rol
spelen bij het zoeken en bieden van hulp en dat in sommige culturen
schaamte bij ouders een belangrijke reden kan zijn om geen hulp te
zoeken. Kan worden aangegeven op welke wijze hij met deze informatie aan
de slag gaat? Kan een offensief worden verwacht met het doel dit taboe
te doorbreken? Wat gaan de ministers concreet doen om alle ouders van
alle kinderen bekend te maken met de voordelen van vrijwillige hulp in
een vroeg stadium? Zien zij een rol voor de CJG’s? Welke (andere)
instanties willen de ministers er bij gaan betrekken en welke resultaten
verwachten zij te behalen en op welke termijn? Kunnen concrete
voorstellen, afrekenbare doelen en een concreet tijdpad worden gegeven?
Op voorhand moet duidelijk zijn wat de ministers willen bereiken en op
welke termijn.

In de brief geven de ministers aan dat zij de nieuwe professionals in de
jeugdzorg zo wil opleiden dat deze na hun opleiding in het bezit zijn
van interculturele competenties en vaardigheden. Ook geven zij aan dat
er voor de huidige professionals in de jeugdzorg een specifiek
bijscholingsprogramma dient te worden samengesteld en aangeboden. Deze
leden juichen dit toe. Ook geven de ministers aan dat het van belang is
dat er aandacht wordt besteed aan het aantrekken van medewerkers met
diverse culturele achtergronden. Ook dit vinden genoemde leden zeer
belangrijk. Een goed diversiteitbeleid in instellingen draagt immers in
belangrijke mate bij aan verbeteren van de aansluiting met de doelgroep.
Niet bij alle jeugdzorginstellingen in Nederland lijkt dit mogelijk.
Kunnen de ministers uiteenzetten op welke wijze bijvoorbeeld het Leger
des Heils werkt aan het aantrekken van medewerkers met een verschillende
culturele achtergrond nu het Leger des Heils alleen professionals met
een christelijke achtergrond aanneemt? Hoe kan worden gewaarborgd dat
ook in deze organisatie medewerkers met diverse culturele achtergronden
worden aangesteld?

Diversiteit in het jeugdbeleid is erg belangrijk. In de brief wordt het
onderscheid gemaakt tussen migrantenjongeren en autochtone jongeren. Er
wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. Toch
zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat er een groot verschil
bestaat tussen de jeugdzorgproblemen van migranten jongens en migranten
meisjes. Aan dit verschil wordt nauwelijks aandacht besteed in de brief.
Kunnen de ministers uiteenzetten waarom dit onderscheid in de brief niet
gemaakt wordt? Kan ook worden toegelicht welke specifiek op de problemen
van migranten meisjes gericht beleid er op dit moment ontwikkeld wordt?

Tenslotte valt het de leden van de PvdA-fractie op dat het accent in de
brief wel wat al te eenzijdig op jeugdzorg ligt. De brief gaat vooral
over het voorkomen van individuele problemen bij jongeren. Zij vinden
dat diversiteit breder is dan dat. Graag hadden zij ook een visie gehad
op het versterken van burgerschap bij alle jongeren, en antwoord op de
volgende vragen. Hoe kun je alle jongeren betrekken bij burgerschap? Wat
kun je doen om er voor te zorgen dat autochtone en allochtone jongeren
elkaar blijven ontmoeten en stimuleren in een samenleving die in
sneltreinvaart segregeert? Wat ga je doen aan een kleine minderheid die
een straatcultuur hoog houdt die je niet bevalt? Wat ga je doen aan de
discriminatie van jongeren die heel erg graag willen maar geen eerlijke
kans krijgen? Dit zijn allemaal vragen die deze leden graag beantwoord
zouden zien door de ministers.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie 

De leden van de SP-fractie hebben met kennisgenomen van de brief over
diversiteit in het jeugdbeleid en stellen de navolgende vragen aan de
ministers. In de brief noemen de ministers voor Jeugd en Gezin en voor
Wonen, Wijken en Integratie als belangrijke preventieve actie de
CJG’s. In hoeverre zijn straks deze centra meer gericht op het
diversiteitbeleid dan de al bestaande hulporganisaties? (bijvoorbeeld
het algemeen maatschappelijk werk, schoolmaatschappelijk werk, jeugdzorg
etc.). Hoe gaan de ministers ervoor zorgen dat de CJG’s wel de
migrantenjongeren gaan bereiken, anders dan de bestaande
hulporganisaties? Hoeveel van de migrantenjongeren worden er nog niet
bereikt? Hoe gaan de ministers ervoor zorgen dat deze jongeren wel
bereikt worden? Welk streefgetal hebben zij hierbij voor ogen? Waarom is
er tot op heden zo weinig aandacht besteed aan het bereiken van de
diverse migrantengroepen? Wordt het huisbezoek een standaard onderdeel
van het contact tussen migrantenjongeren en hun ouders in de
hulpverlening? Zo nee, waarom niet? Voor de CJG’s komt € 200 mln.
beschikbaar, die deels ten goede komt aan migrantenkinderen en ouders.
Welk deel is dit en hoe wordt dit concreet ingezet? Waarom is gekozen
voor 3 regionale academische werkplaatsen en waarop is dit aantal
gebaseerd? 

Uitstroom van professionals is een groot probleem in de
jeugdhulpverlening, omdat het veel tijd kost voor professionals om
vertrouwen op te bouwen, zo schrijven de ministers. Wat is de omvang van
deze uitstroom? Hoe gaan de ministers deze uitstroom uit de
jeugdhulpverlening bestrijden? Kunnen de ministers uiteenzetten hoe
groot het aantal medewerkers met diverse culturele achtergronden is in
de jeugdhulpverlening? Nieuwe professionals moeten na hun opleiding in
bezit zijn van interculturele competenties en vaardigheden. In hoeverre
wordt dit al niet geboden op de diverse opleidingen? Zijn de ministers
bereid ook te kijken naar opleidingen die dit al bieden en dit als
voorbeeld te stellen? Kan een voorbeeld worden genoemd?

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie 

De leden van de VVD-fractie vinden het onbegrijpelijk dat er nu weer €
10 mln. geĂŻnvesteerd gaat worden in een beleidsspecifieke aanpak om
migrantenouders en -kinderen te bereiken terwijl er al tal van
programma’s bestaan. De ministers geven in hun brief al aan dat er een
uitgebreid beleidsinstrumentarium bestaat om ook migrantenkinderen en
-ouders te bereiken. Dit zijn onder andere de volgende programma’s:
VVE (€ 70 mln. OCW), Aanval op de uitval (€ 100 mln. OCW), Iedereen
Doet mee (€ 205 mln. SZW), Actie programma overlast en verloedering
(BZK begroting onduidelijk), Actieplan polarisatie en radicalisering
(€ 28 mln. BZK), Wijkenaanpak (€ 115 500 000 WWI), Integratie Nota
“Zorg dat je erbij hoort” (OCW, VWS, BZK, JUS en J&G), Meedoen
Allochtone Jeugd door Sport (VWS en WWI), Naar een professionele,
integrale en meerjarige aanpak voor Antilliaans-Nederlandse
risicojongeren (WWI en Jus) en dan nog op preventief gebied: de CJG’s
(€ 200 mln.), De Brede School en de Krachtwijken. Maar al deze
programma’s zijn volgens de ministers te “inclusief” en besteden
te weinig aandacht aan de “diversiteit” van het jeugdbeleid. Als
klap op de vuurpijl geven de ministers ook nog aan dat ondanks
bovenstaand beleid “we toch nog onvoldoende weten over effectief
jeugdbeleid voor migrantenouders en -kinderen”. De leden van de
VVD-fractie vinden het onbegrijpelijk dat er naast alle bestaande
initiatieven er nu weer 3 jaar lang onderzoek moet worden gedaan naar de
juiste aanpak. Bovendien zullen de effecten van dit onderzoek pas na 8
Ă  10 jaar zichtbaar zijn. Kan worden uitgelegd hoe het komt dat de
bestaande programma’s niet genoeg effect opleveren? Kan worden
toegelicht hoe het mogelijk is dat er nu nog steeds niet bekend is hoe
migrantenouders en -kinderen het meest effectief bereikt kunnen worden?
Waarom moet hiervoor nu weer nieuw beleid worden gemaakt en opnieuw geld
voor worden uitgetrokken? Deze leden zouden graag zien dat er eerst eens
gekeken wordt naar de effectiviteit van de al bestaande programma’s. 

Het kabinet wil met “Diversiteit in het jeugdbeleid” inzetten op het
ontwikkelen van kennis via academische werkplaatsen. Waarom nu weer
aparte werkplaatsen opzetten? Wat is de toegevoegde waarde van die
werkplaatsen? Wachten de ministers eerst de resultaten af van de
projecten “interculturele meetladder” en “versterken van de
frontlinie” eind 2008? Wat is eigenlijk de toegevoegde waarde van die
projecten? De leden van de VVD-fractie zijn absoluut tegen al die
versnippering van losse projecten waarbij de ondoorzichtigheid steeds
groter wordt. 

Welke specifieke onderdelen worden er in 2010 precies geëvalueerd? En
welke SMART indicatoren worden er aan het beleid gekoppeld? De ministers
geven aan dat uit sociaaleconomisch onderzoek blijkt dat vroeg en
effectief ingrijpen tot een hoger sociaal en economisch rendement lijdt.
Daarom willen zij “aandacht” geven aan het ondersteunen bij de
opvoeding van ouders van kinderen van 0 tot 4 jaar en aan de Voor- en
Vroegschoolse Educatie (VVE). Wat bedoelen de ministers precies met
“aandacht” geven? Waarom wordt VVE voor migrantenkinderen met een
taalachterstand niet gewoon verplicht gesteld? Het is toch bekend dat er
vooral in die gezinnen taalachterstanden bestaan? Waarom wordt er niet
keihard ingezet op deze preventieve werking? Waarom is er niet ook een
verplichte taalcursus voor ouders uit migrantengezinnen? 

Waarom gaat de minister voor Jeugd en Gezin de bestaande programma’s
niet gewoon zelf coördineren in plaats van opnieuw beleid optuigen wat
allang bestaat?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie 

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief  inzake
“Diversiteit in het jeugdbeleid” en hebben naar aanleiding daarvan
een aantal vragen.

Is het, gezien het feit dat dit beleid is gebaseerd op de stelling dat
migrantenjongeren ondervertegenwoordigd zijn in de ontwikkelingsgerichte
jeugdhulpverlening, niet behoorlijk knullig dat we in een voetnoot
moeten lezen dat na 2002 het aandeel van migrantenjongeren in de
jeugdhulpverlening niet consistent meer is bijgehouden?

Vormt het optuigen van een miljoenenverslindende diversiteitsindustrie
binnen het jeugd- en jongerenwerk, zoals nu dreigt, feitelijk niet
gewoon de beklinking van het volstrekte falen van het integratiebeleid
van de afgelopen decennia?

Waarom denken de ministers eigenlijk dat meer jeugdhulp het antwoord is
op de problemen rond migrantenjongeren? Wat hebben al die miljoenen die
we in dit land over de jaren hebben besteed aan jeugd- en jongerenwerk
feitelijk nu eigenlijk opgeleverd? 

Een van de doelstelling is dat migrantenkinderen gelijke kansen moeten
krijgen. Waar baseren de ministers de aanname op dat migrantenkinderen
in dit land geen gelijke kansen krijgen? Is het in werkelijkheid niet zo
dat bepaalde groepen migranten de kansen die hen in dit land geboden
worden zelf niet grijpen, omdat ze opgesloten zitten in destructieve
culturen?

Waarom wordt er een rol voor migrantenorganisaties ingeruimd, terwijl
het gezien de negatieve rol die culturele factoren spelen in de
problemen rond migrantenjongeren juist zaak is om migrantenjongeren los
te weken van de cultuur van hun landen van herkomst? 

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie 

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling
kennisgenomen van de brief  inzake “Diversiteit in het jeugdbeleid”
en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

Op bladzijde 4 van de brief staat dat de achterstand bij ouders bij
zowel autochtone als allochtone gezinnen een voorspeller is van
achterstand bij kinderen. De ontwikkeling van een kind is door
professionals al vroeg in te schatten, ook door te kijken naar andere
factoren. Deze leden vragen of in het jeugdbeleid breed gebruik wordt
gemaakt van het op jonge leeftijd inschatten van de persoonlijke
ontwikkeling van kinderen. 

Op bladzijde 10 van de brief staat dat een grondige kennis van
voorkomende culturen in Nederland bij professionals en organisaties in
de jeugdgezondheidszorg, het jeugdwerk en de jeugdzorg niet noodzakelijk
is. De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de verschillen tussen
steden en regio’s van voorkomende culturen. Hoe kunnen steden en
regio’s zich afzonderlijk specialiseren in veelvoorkomende culturen?
Krijgt de specifieke werkwijze bij veel voorkomende culturen van steden
en regio’s gestalte in “Diversiteit in het jeugdbeleid”, naast de
specifieke aanpak van problemen onder jongeren van Marokkaanse en
Antilliaanse afkomst?

II. 	Reactie van de ministers

 PAGE    

 PAGE   1