[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Velzen over een sterfgeval in de penitentiaire inrichting De Grittenborgh in Hoogeveen

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D07091, datum: 2008-09-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z05083:

Preview document (🔗 origineel)


	Postadres: Postbus 20301, 2500 EH  Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

	Bezoekadres

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Telefoon (070) 3 70 71 31

Fax (070) 3 70 90 11

www.justitie.nl

Datum	26 september 2008

	Ons kenmerk	5560160/08/DSP

	Uw kenmerk	2070825930

	Bijlage(n)	1

	Onderwerp	Sterfgeval in de penitentiaire inrichting De Grittenborgh in
Hoogeveen





















	

In antwoord op uw brief van 22 juli 2008 deel ik u mede dat de vragen
van het lid Van Velzen (SP) van uw Kamer over een sterfgeval in de
penitentiaire inrichting De Grittenborgh in Hoogeveen door mij worden
beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Staatssecretaris van Justitie,

Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie op vragen van het lid
Van Velzen (SP) over een sterfgeval in de Penitentiaire Inrichting De
Grittenborgh in Hoogeveen. (Ingezonden 22 juli 2008; nr 2070825930)

1

Wat is uw oordeel over het feit dat er nog steeds geen doodsoorzaak is
vastgesteld voor het overlijden van A.H. in oktober 2007 in de
Penitentiaire Inrichting De Grittenborgh in Hoogeveen? 1) 

Antwoord 1

De oorzaak van het overlijden is onderzocht door het Nederlands
Forensisch Instituut (NFI), die sectie en toxicologisch onderzoek heeft
laten verrichten. Uit deze onderzoeken is geen anatomische doodsoorzaak
gebleken. Het komt vaker voor dat nader onderzoek leidt tot de conclusie
dat geen oorzaak van een overlijden kan worden vastgesteld. Dit zijn
feiten waarover ik geen oordeel heb.

2

Welke onderzoeken hebben er tot heden plaatsgevonden en welke conclusies
zijn daaruit getrokken? 

3

Zijn daarbij ook de direct betrokken personeelsleden gehoord? 

4

Heeft het Openbaar Ministerie de zaak aangemeld bij de Rijksrecherche?
Zo neen, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog zo spoedig mogelijk te
doen?

5

Kunt u uitsluiten dat er in deze zaak verwijtbaar gehandeld is door het
personeel van de inrichting of door derden? Zo neen, wat gaat u
ondernemen om hierover helderheid te krijgen?

7

Deelt u de mening dat nu gebleken is dat er sprake was van letsel dat
door een externe factor is veroorzaakt nog vóór het overlijden van
A.H., het van het grootste belang is te achterhalen of de overledene is
mishandeld tijdens zijn verblijf in de Penitentiaire Inrichting De
Grittenborgh in Hoogeveen en wie daarvoor verantwoordelijk is? Zo neen,
waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te achterhalen? Deelt u
voorts de mening dat het van belang is te achterhalen waardoor en/of
door wie de aangetroffen onderhuidse bloedingen zijn veroorzaakt? Zo ja,
wat gaat u doen om dit te achterhalen?

8

Waarom zijn de onderzoeken afgerond terwijl niet duidelijk is wat de
doodsoorzaak is geweest?

9

Bent u bereid contra-expertises uit te laten voeren, zowel toxicologisch
onderzoek als een verwondinganalyse, om alsnog helderheid te krijgen
over de doodsoorzaak?

Antwoord op de vragen 2, 3, 4, 5, 7, 8 en 9.

Onder leiding van het openbaar ministerie te Assen heeft de regiopolitie
Drenthe een onderzoek ingesteld naar het overlijden van de heer A.H. op
17 oktober 2007. In het kader van dit onderzoek heeft de politie op 17
oktober 2007 de direct betrokken penitentiaire inrichtingswerkers, de
instellingsarts en twee gedetineerden als getuigen gehoord. 

Daarnaast hebben een patholoog-anatoom en een toxicoloog van het NFI op
17 oktober 2007 respectievelijk 18 februari 2008 onderzoek verricht op
het lichaam van de gedetineerde. De bevindingen van deze onderzoeken
zijn neergelegd in een deskundigenrapport van 29 februari 2008. 

Uit het onderzoek door de politie is gebleken dat er geen concrete
aanwijzingen zijn gevonden dat de gedetineerde voor zijn overlijden is
mishandeld dan wel betrokken is geweest bij een vechtpartij. De
patholoog-anatoom heeft overigens na sectie geconcludeerd dat
geconstateerde onderhuidse bloeduitstortingen geen rol van betekenis
hebben gespeeld bij het intreden van de dood. 

Evenmin zijn er aanwijzingen gevonden dat er strafrechtelijk verwijtbaar
is gehandeld door het personeel van de penitentiaire inrichting of
derden. Gelet op de bevindingen van het politie-onderzoek, de
patholoog-anatoom en toxicoloog, heeft het openbaar ministerie te Assen
geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de gedetineerde
als gevolg van een misdrijf zou zijn overleden. 

De familie van de overledene heeft aan de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) gevraagd om nader onderzoek in te stellen naar het
functioneren van de (medewerkers van de) medische dienst. De IGZ bepaalt
binnenkort of zij een nader onderzoek instelt. 

Nader (forensisch) onderzoek of contra-expertise acht ik niet
noodzakelijk.

4.

Heeft het openbaar ministerie de zaak aangemeld bij de Rijksrecherche?
Zo neen, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog zo spoedig mogelijk te
doen?

Antwoord 4

De rechercheofficier van justitie van het openbaar ministerie te Assen
heeft op 

17 oktober 2007 contact opgenomen met de coördinerend officier van
justitie Rijksrecherchezaken. Gelet op de situatie op de genoemde datum
en de Aanwijzing taken en inzet van de Rijksrecherche (2006A005), is
besloten dat de inzet van de Rijksrecherche op dat moment niet voor de
hand lag. Uit de genoemde Aanwijzing kan worden afgeleid dat gevallen
waarin sprake is van een niet-natuurlijk overlijden in penitentiaire
inrichtingen in beginsel niet door de Rijksrecherche maar door de
regiopolitie worden onderzocht. In het onderhavige geval heeft de
rechercheofficier van justitie op diverse momenten in de loop van het
onderzoek getoetst of de inzet van de Rijksrecherche geïndiceerd was.
De uitkomsten van het onderzoek - te weten de bevindingen van de
patholoog-anatoom dat geconstateerde onderhuidse bloeduitstortingen geen
rol van betekenis hebben gespeeld bij het intreden van de dood, de
resultaten van het toxicologisch onderzoek en de bevindingen van het
politieonderzoek dat er geen aanwijzingen waren dat de gedetineerde is
mishandeld door medegedetineerden dan wel betrokken personeelsleden van
de penitentiaire inrichting - gaven daartoe geen aanleiding. 

6

Is het waar dat het in de loop van de avond, dat A.H. overleed, al
duidelijk was dat er iets aan de hand was met hem? Is het waar dat toen
niet is besloten een arts in te schakelen maar hem slechts onder
nachtcontrole te plaatsen? Waarom is dat besluit toen genomen?

Antwoord 6

Op de avond van het overlijden van de heer A.H. heeft het personeel
omstreeks 21.00 uur contact met hem gehad in verband met het uitreiken
van zijn dagelijkse medicijnen. Het personeel trof de heer A.H. liggend
op de grond van zijn cel aan. Op de vraag waarom hij op de grond lag,
antwoordde hij dat hij last van zijn rug had. Het personeel heeft de
medicijnen aan hem uitgereikt en heeft gecontroleerd of hij deze
daadwerkelijk innam, hetgeen het geval was.

Er is besloten om betrokkene onder nachtcontrole (controle om de twee
uur vanaf 23.00 uur) te plaatsen, omdat hij niet goed aanspreekbaar was
en rode bulten in zijn gezicht en nek had. Het gedrag en de rode bulten
in zijn gezicht en nek vormden voor het personeel geen aanleiding om een
arts te waarschuwen. Met de heer A.H. is afgesproken dat hij zijn bed
midden in de cel zou plaatsen, zodat hij vanuit het luikje in de celdeur
goed kon worden geobserveerd. Bij de volgende controle werd hij dood in
de cel aangetroffen.

1) Uitzending EenVandaag, 17 juli 2008  HYPERLINK
"http://www.eenvandaag.nl/index.php?module=PX_Story&func=view&cid=2&sid=
33687&nav=33690,33687,33688,33684,0"
http://www.eenvandaag.nl/index.php?module=PX_Story&func=view&cid=2&sid=3
3687&nav=33690,33687,33688,33684,0  

5560160/08/DSP/26 september 2008

  PAGE  5 /  NUMPAGES  5 



Ministerie van Justitie



Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties



Directie Sanctie- en Preventiebeleid





Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts
één zaak in uw brief behandelen.

