[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Koser Kaya en Van der Ham over de verpakkingenbelasting

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D07117, datum: 2008-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z02919:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen van
de leden Koşer Kaya en Van der Ham (D66) over de verpakkingenbelasting.

Hoogachtend,

de staatsecretaris van Financiën

mr. drs. J.C. de Jager

Antwoorden op vragen van de leden Koşer Kaya en Van der Ham (beiden
D66) als vervolg op de antwoorden op de eerdere vragen over de
verpakkingenbelasting (2008Z0291 / 2080900690)

Vraag 1

Kunt u in het licht van het niet beantwoorden van vraag 4, tweede zin,
alsnog aangeven of u van mening bent dat de aanpassingen in de
wetsregels en de uitvoeringsregels van de verpakkingenbelasting gezien
kunnen worden als een goed voorbeeld van de manier waarop het kabinet
met belastingplichtigen wil omgaan? 

Antwoord

Bij de vormgeving en invoering van de verpakkingenbelasting is het
georganiseerde bedrijfsleven van het begin nauw betrokken. In overleg
met het bedrijfsleven en de Belastingdienst zijn voor de na de invoering
gesignaleerde knelpunten oplossingen gezocht. In dat overleg hadden
mogelijkheden voor vereenvoudigingen en vermindering van administratieve
lasten bijzondere aandacht. De thans voorgestelde vereenvoudigingen en
wijzigingen zijn vooraf besproken met het bedrijfsleven en dit heeft
aangegeven zich in de gekozen aanpak te kunnen vinden. Ik ben van
oordeel dat de aanpassingen van de verpakkingenbelasting op een zodanige
wijze zijn vormgegeven dat belastingplichtigen zich er in redelijkheid
naar kunnen richten. 

Het feit dat een aanzienlijk aantal bedrijven (op dit moment al meer dan
2.000) al ruim vóór de 30ste september de schattingsopgaaf heeft
ingezonden is een aanwijzing dat het indienen van een schattingsopgaaf
heel wel mogelijk is. Bedrijven die de schattingsopgaaf nog moeten
insturen mogen daarbij rekening houden met de voorgestelde
vereenvoudigingen, maar zijn daartoe niet verplicht.

Vraag 2

Deelt u de mening dat van een correct optredend overheidsorgaan mag
worden verwacht dat in een brief die een verplichting tot het doen van
een opgave resp. een verplichting tot betaling vermeldt, tevens wordt
aangegeven waarop die verplichtingen zijn gebaseerd en wat de gevolgen
zijn van het niet voldoen aan die verplichtingen? Kunt u meedelen onder
welke omstandigheden de Belastingdienst dergelijke gegevens wel in
correspondentie met belastingplichtigen vermeldt en onder welke
omstandigheden niet? 

Antwoord

De wijze van corresponderen met belastingplichtigen wordt telkens
toegesneden op het betreffende onderwerp en de feitelijke situatie. De
verpakkingenbelasting is een nieuwe belasting die in korte tijd is
ingevoerd. Dat stelt speciale eisen aan de manier waarop de
Belastingdienst omgaat met belastingplichtigen. Allereerst moet worden
bepaald welke bedrijven belastingplichtig zijn en vervolgens moet de
nieuwe belasting bekendheid gaan krijgen binnen die groep. De
Belastingdienst heeft bij de uitvoering van deze nieuwe belasting
gekozen voor een aanpak op basis van de uitgangspunten van horizontaal
toezicht. Van meet af aan is contact gezocht met de doelgroep. In de
wijze waarop de belastingheffing plaatsvindt, is aansluiting gezocht bij
het verpakkingenbesluit. Daardoor werd het mogelijk een “vliegende
start” te maken, zodat de belasting al effectief kon worden in 2008.
Dat was afgesproken in het Coalitieakkoord, ook de inwerkingtreding per
1 januari 2008 volgt uit het Coalitieakkoord. De wetgever heeft de
verpakkingenbelasting vervolgens per 1 januari 2008 van kracht doen
zijn. Bij het ontwerpen van de wetgeving is, zoals hiervoor al
aangegeven, het bedrijfsleven geconsulteerd en de Belastingdienst voert
al sinds begin 2008 overleg met een klankbordgroep die bestaat uit
vertegenwoordigers van diverse branches. Samen met vertegenwoordigers
van de Belastingdienst buigt deze groep zich over uitvoeringsproblemen. 

Juist wanneer een nieuwe belasting wordt geïntroduceerd, is het te
verwachten dat er zich problemen zullen aandienen. Er is sprake van
constructief overleg waarbij inderdaad problemen zijn onderkend en
oplossingen aangedragen. Veel van de aangedragen oplossingen zijn
verwerkt in de voorgestelde aanpassingen. Ook op de site van de
Belastingdienst heeft de verpakkingenbelasting een heel duidelijke eigen
plaats gekregen en wordt een zo actueel mogelijke stand van zaken
weergegeven.

Bij een dergelijke werkwijze past informatievoorziening van
belastingplichtigen over wat er van hen wordt verwacht. 

De tot nu toe gehanteerde werkwijze van overleg en informatie heeft
concrete resultaten opgeleverd gezien het aantal bedrijven dat zich als
belastingplichtige heeft aangemeld (ongeveer 4.500). Bedrijven die zich
nog niet hebben aangemeld als belastingplichtige hebben de mogelijkheid
om zich alsnog aan te melden waarna ze de schattingsopgaaf en de
voorlopige betaling kunnen verrichten.

De Belastingdienst hanteert geen algemene gedragslijn dat in
correspondentie met belastingplichtigen wordt gerefereerd aan de
formeelrechtelijke bepalingen waarop de belastingheffing is gebaseerd.
Ook is het geen gebruik om in standaard correspondentie aan te geven
welke sanctie bestaat op het niet naleven van een verplichting. Daarbij
is het uitgangspunt dat belastingplichtigen in het algemeen heel goed
beseffen wat van hen wordt verwacht en wat de gevolgen zijn als zij niet
aan hun verplichtingen voldoen. 

Vraag 3

Kunt u uiteenzetten hoe uw mededeling in antwoord op vraag 3 van de
eerder genoemde vragen, dat bij een correctie van de schatting “het
opleggen van een boete niet aan de orde is”, zich verhoudt tot de
brief die u een dag eerder aan de Tweede Kamer stuurde waarin u schrijft
dat bij een foutieve schatting alleen “voor zover er geen opzet of
grove nalatigheid in het spel is, geen boete [zal] worden opgelegd.”?
Wat heeft veroorzaakt dat uw mening in die ene dag is veranderd? 

Vraag 4

Nu uit het antwoord op vraag 3 kan worden opgemaakt dat de opgave die
ondernemers voor 30 september moeten verstrekken, niet de status van een
(voorlopige) aangifte heeft, kunt u dan meedelen welke
formeel-rechtelijke status deze opgave dan wel toekomt? Kunt u in het
verlengde daarvan meedelen waarop de boete is gebaseerd die de
belastingplichtige kan worden opgelegd als hij grove nalatigheid heeft
betracht bij het doen van de opgave? Bestaat die boetemogelijkheid ook
als de belastingplichtige in het geheel geen schattingsopgave doet?
Mocht dat niet het geval zijn, doet zich hier dan geen merkwaardige
discrepantie voor in het handhavingsbeleid? 

Antwoord

In het licht van mijn antwoord op vraag 2 zal het duidelijk zijn dat in
de beginfase van het toezicht op de naleving van de
verpakkingenbelasting de nadruk niet ligt op sancties, maar op
dienstverlening en communicatie. Hoewel het doen van de schattingsopgave
op verzoek van de inspecteur wel verplicht is, is er niet voorzien in
een fiscale boete. Dit laat onverlet dat wanneer een belastingplichtige
een opgaaf waarvan later blijkt dat die evident onjuist is, er sprake
kan zijn van een beboetbaar feit..

De beantwoording van de Kamervragen had betrekking op de situatie dat in
de opgaaf opgenomen schatting naar beste weten en rekening houdende met
de bij de belastingplichtige voorhanden zijnde gegevens is gedaan. Dat
laatste zal, daar ben ik van overtuigd, de praktijk zijn.

Ook belastingplichtigen die zich nu nog niet gemeld hebben bij de
inspecteur zal gevraagd worden een schattingsopgaaf in te dienen en ook
zij zullen aan de verplichting tot voorlopige betaling moeten voldoen.
Hen zal overigens een redelijke termijn worden gegund om die opgaaf te
doen. 

Naar mijn mening is geen geen sprake van discrepantie in het
handhavingsbeleid

Vraag 5

Kunt u in het licht van de slotzin van uw brief van 18 september 2008
uiteenzetten onder welke omstandigheden bij het verlenen van uitstel van
fiscale verplichtingen wel en onder welke omstandigheden niet van een
verkeerd signaal kan worden gesproken? 

Antwoord

Het is een onjuist signaal wanneer de datum van 30 september 2008 als
het eerste moment voor de schattingsopgaaf en de daaraan gekoppelde
betalingsverplichting wordt uitgesteld als duidelijk is dat dit niet
nodig is. De verpakkingenbelasting heeft de normale procedure doorlopen
en is door de wetgever ingevoerd per 1 januari 2008. Gebleken is dat een
groot aantal bedrijven binnen de gestelde termijn zich als
belastingplichtige heeft aangemeld. Een aanzienlijk deel van hen heeft
daarna ook al de schattingsopgaaf gedaan en de voorlopige betaling
verricht. Daarom is er geen reden meer om bedrijven die in dit opzicht
hun verplichting nog moeten nakomen extra ruimte te geven. Als dat zou
gebeuren, is dat een verkeerd signaal, omdat het de algemene compliance
nadelig beïnvloedt. Goedwillende belastingplichtigen zullen een
dergelijk besluit kunnen beschouwen als het belonen van non- compliance
en dat kan hen ertoe brengen om zich in het vervolg ook minder compliant
op te stellen. Uiteraard krijgen bedrijven die zich aanmelden, zoals
hiervoor ook is aangegeven, een redelijke termijn van de Belastingdienst
om aan hun verplichtingen te voldoen.

Vraag 6

Kunt u deze vragen voor de Algemene Financiële Beschouwingen
beantwoorden? 

Antwoord

Ja.

	 PAGE  5  /  NUMPAGES \* ARABIC \* MERGEFORMAT  5 

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  's-Gravenhage 

Directie Douane en Verbruiksbelastingen



Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

 29 september 2008

2008Z02919/2080900690

DV/2008/757 U

Onderwerp

Vragen van de leden Koşer Kaya en Van der Ham (D66) over de
verpakkingenbelasting



Inlichtingen

Mw mr. G.J. Schiffers 

T 070-3428374

F 070-3427938

E g.j.schiffers@minfin.nl