[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Tang en Vos over de inval bij een beleggingskantoor

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D07610, datum: 2008-09-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z01728:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

In de bijlage treft u de antwoorden aan op de vragen van de leden Tang
en Vos (PvdA) over de inval bij een beleggingskantoor, die aan mij en
aan de minister van Justitie zijn toegezonden bij brief van 8 september
2008 onder nummer 2070828890. 

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

mede namens de minister van Justitie,

Wouter Bos

2070828890

Vragen van de leden Tang en Vos (PvdA) aan de ministers van Financiën
en van Justitie over de inval bij een beleggingskantoor. (Ingezonden 5
september 2008)

Vraag 1

Kent u het bericht 'Inval bij beleggingskantoor in Helmond', waarin
wordt gesproken van 500 gedupeerden van fraude voor een totaalbedrag van
33 miljoen euro? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich de door u gegeven antwoorden op vragen van het lid Tang
2) over ditzelfde beleggingskantoor, waarin u is gevraagd of de
voorgespiegelde rendementen niet te mooi om waar te zijn? 

Antwoord

Ja.

Vraag 3

Werpt de inval een nieuw licht op het feit dat er in de Wet financieel
toezicht een vrijstelling van de vergunningplicht bestaat voor
aanbieders van beleggingsobjecten die beleggingsobjecten aanbieden voor
een nominaal bedrag per beleggingsobject van ten minste € 50.000,-? Zo
ja, bent u bereid maatregelen te nemen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Het toezicht op de financiële sector zoals dat is geregeld in de Wet
financieel toezicht, vloeit voort uit een informatie-asymmetrie tussen
cliënt en aanbieder. Onder meer in het licht van consumentenbescherming
is een vergunning in beginsel verplicht voor aanbieders van effecten en
beleggingsobjecten en voor beheerders van beleggingsinstellingen. Het
toezicht op de financiële markten moet niettemin proportioneel zijn.
Bij de vraag of er (aanvullend) toezicht moet worden opgelegd dient
daarom een afweging te worden gemaakt tussen de kosten en de baten van
het (aanvullende) toezicht. 

Vrijstelling van de vergunningplicht wordt verleend indien ieder van de
aangeboden beleggingsobjecten slechts kan worden verworven tegen een
totale economische tegenwaarde van ten minste € 50.000.
Beleggingsobjecten met een dergelijke waarde zullen in het algemeen
slechts worden gekocht door beleggers waarvan mag worden verondersteld
dat zij voldoende deskundig en professioneel zijn om zich een behoorlijk
inzicht te kunnen vormen omtrent de aard van de aangeboden producten, of
dat zij over voldoende middelen beschikken om zich te laten adviseren.
Aan de vrijstelling is niettemin een voorwaarde verbonden: ze is slechts
van toepassing voor zover de aanbieder bij een aanbod van
beleggingsobjecten in reclame-uitingen en documenten waarin een
dergelijk aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, vermeldt dat hij
voor het aanbieden niet vergunningplichtig is ingevolge de wet en niet
onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Wordt
een aanbod gedaan zonder de voorgeschreven vermelding, dan is de
aanbieder alsnog vergunningplichtig.

Het bedrag van € 50.000 vloeit voort uit de Europese
Prospectusrichtlijn (Rl 2003/71/EG). Het aanbieden van effecten met een
waarde van ten minste € 50.000 is uitgezonderd van de reikwijdte van
de vergunningplicht. De richtlijn is volgens maximale harmonisatie
geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving. Aangezien beleggingsobjecten
en beleggingsinstellingen in het economische verkeer tot op zekere
hoogte vergelijkbaar en uitwisselbaar zijn met effecten, is voor deze
financiële producten aangesloten bij het systeem van vrijstellingen dat
in de richtlijn wordt gehanteerd. Bij afwijkende hoogten van
vrijstelling bij concurrerende producten kunnen namelijk ongewenste
(substitutie-)effecten optreden.

De basisregel bij financiële transacties is dat rendement en risico
samenhangen. De consument heeft hierin zeker ook een eigen
verantwoordelijkheid. Een verdere uitbreiding van het toezicht zal nooit
kunnen voorkomen dat beleggers verliezen lijden bij risicovolle
beleggingen of in geval van fraude.

Vraag 4

Deelt u de mening dat in dit geval een telefonische hulplijn, die
bellers kan waarschuwen voor onwaarschijnlijk hoge rendementen of voor
waarschijnlijk hoge risico’s, slachtoffers had kunnen voorkomen?

Antwoord

Mensen die willen beleggen hebben zelf een verantwoordelijkheid om te
controleren of de aangeboden producten betrouwbaar zijn. Zeker indien er
onwaarschijnlijk hoge rendementen worden voorgespiegeld, moeten mensen
de betrouwbaarheid van het aangeboden product nagaan.

Consumenten kunnen bij de AFM nagaan welke instellingen een vergunning
hebben door contact te zoeken met het “Meldpunt Financiële
Markten”. Bij de AFM kan men ook algemene informatie vinden over
financiële producten. De AFM heeft echter geen rol als “helpdesk voor
beleggingsvragen”.  

In het kader van project 18 van het Actieplan Veilig Ondernemen, deel 3,
worden de mogelijkheden en de wenselijkheid van een helpdesk/hulplijn
voor (potentiële) slachtoffers van financieel-economische criminaliteit
onderzocht. Niet alleen mogelijke beleggingsfraude, maar ook andere
vormen van financieel-economische criminaliteit zijn onderwerp van deze
inventarisatie. 

Vraag 5

Bent u van mening dat voorkomen beter is dan genezen en dat het daarom
algemener wenselijk is om de telefonische hulplijn ‘Helpdesk 113’ in
te stellen waar mensen voordat zij een financiële beslissing nemen
terecht kunnen met financiële vragen? 

Vraag 6

Kunt u aangeven in welk stadium het initiatief voor de hulplijn
verkeert? In hoeverre ondervindt het initiatief medewerking van beide
ministers?

Antwoord 5 en 6

Eén van de acties van het eerdergenoemde project is een onderzoek naar
de wenselijkheid van en de mogelijkheden voor een helpdesk/hulplijn of
meldpunt voor (potentiële) slachtoffers van oplichting. Hiertoe is een
onderzoek gehouden  onder natuurlijke personen. Onderzocht is welke
mensen slachtoffer worden van welk type delicten en er is gekeken naar
de wenselijkheid van een hulplijn. Ook potentiële slachtoffers zijn in
het onderzoek meegenomen. Tevens is, buiten dit onderzoek om, gekeken
naar de mogelijkheden voor het opzetten van een helpdesk/hulplijn.

In november wordt hierover gerapporteerd aan het Nationaal Platform
Criminaliteitsbeheersing, waarin onder andere de Ministeries van
Justitie, Economische Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
vertegenwoordigd zijn. 

1)   HYPERLINK "http://www.omroepbrabant.nl"  www.omroepbrabant.nl , 2
september 2008 

2) Aanhangsel Handelingen nr. 1615, vergaderjaar 2007-2008

	 PAGE  4  /  NUMPAGES \* ARABIC \* MERGEFORMAT  4 

De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA 'S-GRAVENHAGE 

Directie Financiële Markten



Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

30 september 2008

2070828890

FM/2008/2183 U

Onderwerp

Kamervragen van de leden Tang en Vos over de inval bij een
beleggingskantoor