Antwoord op vragen van het lid Van der Ham over de aanleg van windmolenparken op zee
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D07886, datum: 2008-10-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2007Z05204:
- Gericht aan: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Gericht aan: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken
- Indiener: B. van der Ham, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van het lid Van der Ham (D66) over de aanleg van windmolenparken op zee, zoals gesteld aan de ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2070827620, ingezonden 19 augustus 2008). Onderstaande antwoorden zijn mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (VenW). 1 Bent u bekend met het onderzoek naar de besluitvorming rond offshore-windmolenparken van Stichting Natuur en Milieu? Antwoord Ja. 2 Deelt u de analyse dat de besluitvorming inzake windmolenparken de realisatie ervan onnodig vertraagd wordt, waardoor de doelstelling om in 2020 6000 megawat (MW) vermogen te verkrijgen uit windenergie op zee niet gehaald dreigt te worden? Zo neen, waarom niet? Zo ja welke actie gaat u ondernemen om één en ander te verbeteren? Antwoord Nee. Zoals in de brief van 4 april jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 209 en 31 239, nr. 26) van de Staatssecretaris van VenW, mede namens de Ministers van EZ, VROM en LNV, is aangegeven en zoals besproken met de Tweede Kamer op 1 juli jl., heeft het kabinet een strakke planning voor ogen om de 450 MW in 2009 te vergunnen en in 2010 te subsidiëren, alsook om ruimtelijke voorwaarden te scheppen op grond waarvan volgende kabinetten het doel van 6000 MW vóór 2020 kunnen realiseren. Eind dit jaar, in het ontwerp Nationaal Waterplan, ligt er een conceptaanwijzing van de gebieden op de Noordzee waar dit vermogen aan wind op zee kan worden gebouwd. Begin 2009 is er ook meer duidelijkheid over de methode van toewijzing van kavels uit deze aangewezen windgebieden aan marktpartijen. Bovendien is het project ‘infrastructuur op zee’ – gestart naar aanleiding van de motie Samsom c.s. van 5 maart 2008 (TK 2007/2008, 31 239, nr. 17) - dan afgerond. Vervolgens kunnen op grond van deze resultaten definitieve besluiten worden genomen dan wel voorbereid. 3 Hoe gaat u om met het gegeven dat voor ontwikkelaars de subsidie en bouwvergunning nauw samenhangen, aangezien zonder subsidie vaak niet ontwikkeld kan worden, maar dat deze door verschillende ministeries worden verstrekt die hun beleid niet op elkaar afstemmen? Antwoord De gezamenlijke brief van 4 april jl. illustreert dat goed wordt samengewerkt tussen de betrokken ministeries. Een besluit omtrent de beschikbare ruimte vergt evenwel andere afwegingen dan het besluit over de toewijzing van subsidie. Het draaiboek voor de committering van de 450 MW aan wind op zee in 2010 – zoals bijgevoegd bij de brief van 30 juni jl. (TK 2007/2008, 31 209 en 31 239, nr. 35) – zet precies uiteen in welke stappen en in welk tempo de besluitvorming over aanvragen voor Wbr-vergunningen en voor SDE-subsidie zal plaatsvinden. Voor de periode vanaf 2011 zal – zoals aangekondigd in de brief van 4 april – een nieuw uitgiftestelsel worden ontwikkeld waarin de uitgifte van ruimte en subsidie voor wind op zee gecombineerd zal plaatsvinden. Ook het kabinet realiseert zich dus dat subsidie en bouwvergunning voor windparken op zee nauw met elkaar samenhangen. 4 Bent u bereid deze procedures te koppelen? Welke andere problemen tussen verschillende departementen zorgen er op dit moment voor de vertraging? Bent u bereid te bekijken of de ontwikkeling van windparken geheel gecoördineerd kan worden door één ministerie? Antwoord Zoals ik in het debat op 1 juli heb toegelicht, ben ik geen voorstander van één verantwoordelijke bewindspersoon, omdat de procedures voor ruimtelijke inpassing en financiële stimulering van windparken volstrekt andere afwegingen vergen. Bovendien verloopt de interdepartementale coördinatie momenteel zonder problemen, zodat er ook weinig reden is voor zo’n majeure organisatorische verandering. Verder is en wordt de planning van de binnen de verschillende departementen te doorlopen procedures maximaal op elkaar afgestemd, zodat de gehele doorlooptijd (ruimtelijke beoordeling en subsidieverlening) zo kort mogelijk zal zijn. 5 Hoe kunt u ertoe bijdragen dat aanvragen voor windparken niet allemaal dezelfde locaties betreffen? Bent u bereid locaties aan te wijzen zoals in andere Europese landen gebeurt? Antwoord Voor de korte termijn (450 MW) wordt de bestaande ruimtelijke vergunningsprocedure op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) gehanteerd. Alleen partijen met een Wbr-vergunning kunnen meedoen aan de subsidietender voor de 450MW. Aanvragers van vergunningen proberen elkaar nu al ruimtelijk te mijden. Daarnaast is de beoordelingssystematiek van Wbr-vergunningsaanvragen zodanig dat degenen aan wie een Wbr-vergunning wordt verleend steeds (voor een bepaalde periode) een ruimtelijk exclusief bouwrecht hebben. Bij de tender doen dan ook alleen partijen mee die ruimtelijk exclusieve bouwrechten hebben. Voor de langere termijn (vanaf 2011) wijst het rijk eind dit jaar gebieden aan in het Nationaal Waterplan. De beleidsmatige en juridische basis voor de gecombineerde toewijzing van kavels binnen deze gebieden en de bijbehorende subsidie aan marktpartijen, wordt momenteel in interdepartementale samenwerking nader uitgewerkt. Daarbij wordt ook goed gekeken naar hoe andere Europese landen dit aanpakken. 6 Is het waar dat het besluit over een bouwvergunning soms 256 weken op zich laat wachten? Hoe beoordeelt u dit en wat gaat u doen om dit te versnellen? Antwoord De duur van de te volgen procedure wordt bepaald deels door de initiatiefnemer die aan zet is om informatie te verzamelen en deels door de overheid om deze te beoordelen. Voor de beoordeling van een MER en aanvraag gelden wettelijke termijnen; het aanleveren van informatie is niet aan termijnen gebonden. De complexe afwegingen en de grote maatschappelijke belangen, die ook blijken uit de inspraakreacties, maken dat de beoordeling van de (volledigheid van) aanvragen in sommige gevallen meer tijd vergt. Sinds eind 2004 zijn onverwacht veel initiatieven ingediend. Het stelsel werd heroverwogen en de procedure werd tijdelijk stilgelegd. Dit leidde toen niet tot aanpassing van het stelsel maar had wel tot gevolg dat de richtlijnen voor de MER pas in maart 2006 werden afgegeven. Het bevoegd gezag heeft daarna diverse keren om aanvullingen op de ingediende MER-en moeten vragen. Ook hierdoor nam de doorlooptijd toe. De onvrede bij alle partijen met deze situatie heeft geleid tot het interdepartementaal opstellen van een draaiboek voor de committering van 450 MW. Het draaiboek gaat uit van een strak tijdschema volgens de wettelijke termijnen en geeft ook de laatst ingediende initiatieven een kans een volledige aanvraag met goedgekeurd MER in te dienen. Initiatiefnemers krijgen de kans tot 1 maart 2009 een volledige aanvraag in te dienen, het Bevoegd Gezag krijgt volgens de wettelijke termijn uiterlijk tot 1 november 2009 de tijd om deze laatste aanvragen te beoordelen. Aanvragen die eerder volledig zijn verklaard, worden eerder beoordeeld. De genoemde periode van 256 weken is het maximale en theoretische verschil tussen het moment van indienen van een initiatief per eind 2004, dat leidt tot een volledige aanvraag van de initiatiefnemer per 1 maart 2009 en het besluit daarop van het Bevoegd gezag op uiterlijk 1 november 2009. Voor de periode na 2010 wordt het stelsel herzien door windgebieden aan te wijzen en stapsgewijs kavels uit te geven. Door op voorhand gebieden aan te wijzen op basis van kennis van de effecten op ander gebruik en het milieu, kan de hele MER procedure verkort worden. 7 Kunt u een tijdspad aangeven hoe u de doelstellingen in 2020 wilt halen? Antwoord Dit kabinet werkt – naast de activiteiten zoals uiteengezet in bovengenoemd draaiboek - aan een aantal actielijnen die, uitgaande van toereikende financiering, leiden tot committering van 6000 MW aan wind op zee in 2020. Deze betreffen op hoofdlijnen: Een ruimtelijke planning voor 6000 MW, leidend tot een aanwijzing van de windgebieden op de Noordzee. Het project ‘infrastructuur op zee’ waarin onder meer wordt bezien of, en zo ja hoe, de infrastructuurkosten buiten de reguliere exploitatie gehouden kunnen worden. Uitwerking van de niet-ruimtelijke vraagstukken, zoals de wijze waarop windkavels binnen de aangewezen gebieden (ruimte en subsidie gecombineerd) kunnen worden toegewezen en de financiële consequenties hiervan. Naar verwachting zullen deze actielijnen zijn afgerond in 2010, zodat vanaf 2011 de nieuwe en aanzienlijk efficiëntere uitgiftesystematiek gevolgd kan worden. 8 Op welke wijze betrekt u de conclusies van het rapport van de Commissie Elverding, ten aanzien van de besluitvorming van grote projecten, bij de ontwikkeling van windmolenparken? Antwoord Het realiseren van windparken op zee vraagt van veel partijen een grote inzet en een afweging van vele belangen. De verschillende actielijnen zoals hiervoor aangegeven, worden dan ook transparant en in nauwe afstemming met betrokken partijen op de Noordzee vormgegeven. Op deze wijze zijn naar verwachting de formele procedures die met de besluitvorming samenhangen, snel te doorlopen. Deze aanpak sluit aan bij de adviezen van de Commissie Elverding. Deze sterken mij dan ook in de opvatting dat we op de juiste weg zijn. (w.g.) Maria J.A. van der Hoeven HYPERLINK "http://www.natuurenmilieu.nl/pdf/kb_rapport_zeekracht_def3.pdf" \o "http://www.natuurenmilieu.nl/pdf/kb_rapport_zeekracht_def3.pdf" http://www.natuurenmilieu.nl/pdf/kb_rapport_zeekracht_def3.pdf Volgvel minute \PAGE 5 Paraaf en datum Minute Auteur Toestelnummer Classificatienummer Ed Buddenbaum 8116 Datum Uiterste verzenddatum Verzendwijze Aan Informatiekopie aan Medeafdoening van ons kenmerk De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA ‘s-GRAVENHAGE Frequin, Bert de Vries, Eijkelberg, Buddenbaum, vd Elzen, Doornbos, Boomsma Medeparaaf en datum BSG / Verheule Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) 1 oktober 2008 ET/ED / 8121079 Onderwerp Beantwoording vragen over de aanleg van windmolenparken op zee Bezoekadres Doorkiesnummer Telefax Bezuidenhoutseweg 30, Den Haag Hoofdkantoor Bezuidenhoutseweg 30 Postbus 20101 2500 EC 's-Gravenhage Telefoon (070) 379 89 11 Telefax (070) 347 40 81 Email ezpost@minez.nl Website www.minez.nl Behandeld door Ed Buddenbaum Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden \PAGE 5 Minute Auteur Toestelnummer Classificatienummer Ed Buddenbaum 8116 Datum Uiterste verzenddatum Verzendwijze 24-09-2008 Aan Informatiekopie aan Medeafdoening van ons kenmerk De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Frequin, Bert de Vries, Eijkelberg, Buddenbaum, vdElzen, Doornbos, Boomsma Medeparaaf en datum BSG / Verheule Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) ET/ED / 8121079 Onderwerp Beantwoording Kamervragen 2070827620 (Van der Ham) Bezoekadres Doorkiesnummer Telefax Bezuidenhoutseweg 30, Den Haag 070-3798116 070-3798264 Getypt Gecoll. Verzonden Rappel Paraaf en Datum Behandeld door drs. E.R. Buddenbaum