Antwoord op vragen van het lid Fritsma over het ten onrechte verlenen van een verblijfsvergunning aan een vreemdeling op grond van gezinsleven
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D08381, datum: 2008-10-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2007Z05158:
- Gericht aan: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie
- Indiener: S.R. Fritsma, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 79 11 Fax (070) 3 70 79 72 www.justitie.nl Onderdeel Directie Vreemdelingenbeleid Datum 1 oktober 2008 Ons kenmerk 5562206/08/DVB Uw kenmerk 2070827110 Onderwerp Vragen van het lid Fritsma (PVV) over het ten onrechte verlenen van een verblijfsvergunning aan een vreemdeling op grond van gezinsleven Hierbij bied ik u de beantwoording aan van de schriftelijke vragen (kenmerk: 2070827110, ingezonden 8 augustus 2008) die door het lid Fritsma (PVV) zijn gesteld over het ten onrechte verlenen van een verblijfsvergunning aan een vreemdeling op grond van gezinsleven. De Staatssecretaris van Justitie, Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie op de vragen van het lid Fritsma (PVV) d.d. 8 augustus 2008 over het ten onrechte verlenen van een verblijfsvergunning aan een vreemdeling op grond van gezinsleven. Vraag 1 Is het waar dat aan de betreffende vreemdeling een verblijfsvergunning is verleend met als doel “uitoefenen gezinsleven met dochter x op grond van artikel 8 EVRM”? Antwoord Aan betrokkene is voor de duur van één jaar een verblijfsvergunning verleend onder de beperking “uitoefenen gezinsleven met dochter op grond van artikel 8 EVRM”. Vraag 2 Bent u bekend met het door de moeder aangevoerde -en met stukken onderbouwde- standpunt dat nooit sprake is geweest van een gezinsband tussen de vreemdeling en het kind, en dat deze de bewering dat sprake is van ‘family life’ met zijn dochter (dus) slechts doet om in Nederland te kunnen blijven? Vraag 3 Deelt u de mening dat het van de zotte is dat een vreemdeling, die nimmer heeft aangetoond dat sprake is van ‘family life’, die nooit een cent heeft bijgedragen aan de verzorging van zijn dochter, die richting de moeder van het kind heeft toegegeven dat het hem slechts om een verblijfsvergunning gaat, en die zelfs getracht heeft om de moeder een valse verklaring over de omgang met het kind te laten ondertekenen, door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) tóch in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning? Zo neen, waarom niet? Vraag 4 Erkent u dat de IND moet toetsen of aan alle verblijfsvoorwaarden wordt voldaan, en dat het niet de bedoeling is om vreemdelingen een verblijfsvergunning te geven waarbij ze de kans krijgen om alsnog aan die voorwaarden te gaan voldoen, zoals openlijk in deze zaak is gebeurd? Zo neen, waarom niet? Vraag 5 Bent u bereid om op grond van het bovenstaande de verblijfsvergunning van de betreffende vreemdeling onmiddellijk in te trekken en hem vervolgens direct uit Nederland te verwijderen? Zo neen, waarom niet? Vraag 6 Bent u voorts bereid om de IND duidelijk te maken dat het niet de bedoeling is om dit soort leugenachtige vreemdelingen een verblijfsvergunning te geven waarbij ze de mogelijkheid krijgen om in de toekomst nog aan verblijfsvoorwaarden te gaan voldoen, omdat dan veel te gemakkelijk misbruik van het toelatingsbeleid kan worden gemaakt? Heeft u de directeur van de IND, die in een brief aan de moeder deze foute werkwijze heeft verdedigd, aangesproken en hem duidelijk gemaakt dat vreemdelingen reeds bij een verblijfsaanvraag zelf aan moeten tonen dat aan de voorwaarden wordt voldaan? Hoe beoordeelt u het dat zelfs de directeur van de IND het normaal vindt dat verblijfsvergunningen worden verstrekt aan vreemdelingen die duidelijk niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoen? Antwoord 2 t/m 6 Betrokkene verbleef rechtmatig in Nederland op grond van een vergunning voor verblijf bij zijn toenmalige echtgenote. Als gevolg van de echtscheiding diende vervolgens onder meer bezien te worden of het verblijf van betrokkene ingevolge internationale verplichtingen diende te worden voortgezet. In dat verband is beoordeeld of er sprake is van gezinsleven tussen betrokkene en in Nederland verblijvende gezinsleden in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Vervolgens moest worden beoordeeld of uitzetting van betrokkene in strijd is met het recht op dit gezinsleven. Uit het huwelijk van betrokkene en zijn toenmalige echtgenote is een dochter geboren. Betrokkene deelt met de moeder het ouderlijk gezag over zijn dochter. Tussen ouders en hun biologische kinderen is sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Het gezinsleven tussen ouders en hun biologische kinderen eindigt slechts in zeer uitzonderlijke situaties. Voor de beoordeling of uitzetting van betrokkene in strijd is met het recht op gezinsleven moest een belangenafweging worden gemaakt. De mate waarin betrokkene invulling geeft aan het gezinsleven met zijn dochter is in deze belangenafweging meegenomen. Betrokkene heeft op dit moment een beperkte omgangsregeling met zijn dochter. Nu betrokkene en zijn ex-echtgenote het niet eens kunnen worden over een uitbreiding van deze omgangsregeling, heeft betrokkene de rechter verzocht hier een uitspraak over te doen. In de zaak Ciliz vs Nederland is door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geconcludeerd dat indien een verblijfsrechtelijke procedure samenvalt met een procedure betreffende vaststelling van een omgangsregeling, artikel 8 EVRM zich tegen uitzetting verzet. De deelname van de ouder aan de procedure betreffende het omgangsrecht mag niet in gedrang komen. Deze uitspraak van het EHRM is redengevend om betrokkene tijdelijk een verblijfsvergunning te verlenen voor het uitoefenen van het gezinsleven met zijn dochter. Indien betrokkene na het verlopen van deze vergunning verzoekt om verlenging daarvan, dan zal opnieuw worden beoordeeld of uitzetting van betrokkene in strijd is met artikel 8 EVRM. De mate waarin betrokkene op het moment van die beoordeling invulling geeft aan het gezinsleven met zijn dochter zal dan opnieuw in de belangenafweging worden meegenomen. Een eventuele uitspraak van de rechtbank omtrent de omgangsregeling tussen betrokkene en zijn dochter zal hierbij worden betrokken. Ik ben van mening dat in deze een juiste beslissing is genomen. De directeur van de IND heeft de hierboven beschreven werkwijze toegelicht in reactie op de brief van de moeder van het kind. Ik zie gelet op het vorenstaande dan ook geen reden de directeur van de IND hierop aan te spreken. Vraag 7 In hoeveel andere zaken zijn de vreemdelingen na een verblijfsaanvraag waarbij niet is aangetoond dat aan de voorwaarden wordt voldaan, toch in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning, zodat ze zelf mogen zorgen dat ze de situatie zo naar hun hand kunnen zetten dat ze in Nederland kunnen blijven? Kunt u er zorg voor dragen al deze verblijfsvergunningen in te trekken? Zoals in de beantwoording van vraag 2 t/m 6 is uiteengezet, is in onderhavige casus geen sprake geweest van het verlenen van een verblijfsvergunning terwijl niet aan de voorwaarden is voldaan. De wijze van registreren in de systemen van de IND laat het niet toe cijfers te genereren met betrekking tot het aantal vergunningen dat is verleend voor het uitoefenen van gezinsleven op grond van artikel 8 EVRM als gevolg van lopende rechterlijke procedures met betrekking tot het verzoek om (de uitbreiding van) een (proef)omgangsregeling. Namen van de betreffende persoon, alsmede het betreffende dossiernummer, zijn onderhands aan de staatssecretaris van Justitie bekend gemaakt. 11 juli 2000, JV 2000/187. 5562206/08/DVB/1 oktober 2008 PAGE 2 / NUMPAGES 5 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Vreemdelingenbeleid Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.