[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over blauwdruk modern migratiebeleid

Migratiebeleid

Lijst van vragen

Nummer: 2008D09668, datum: 2008-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z00349:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


30 573	Migratiebeleid

Nr. 		Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. 


Binnen de vaste commissie voor Justitie hebben enkele fracties de
behoefte over de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d.27 juni
2008 (30 573, nr. 10) inzake de Blauwdruk modern migratiebeleid enkele
vragen en opmerkingen voor te leggen. Bij brief van ... heeft de
staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna
afgedrukt.

De voorzitter van de commissie

De Pater – van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie

Beuker 

 

Inhoud

I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 

1.	Inleiding, voorgeschiedenis en voorbereiding 

2.	Doelstellingen van het nieuwe migratiebeleid

3. 	Nieuw stelsel van verblijfsvergunningen

4. 	Vereenvoudiging van procedures 

5. 	Referentensystematiek 

6. 	Toezicht en handhaving 

7. 	Leges 

8. 	Administratieve en bestuurlijke lasten en begrotingsconsequenties 

II 	Reactie van de staatssecretaris 

I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding, voorgeschiedenis en voorbereiding 

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de voorstellen in het beleidsdocument ‘Blauwdruk modern
migratiebeleid’. Zij onderschrijven het kabinetsuitgangspunt dat de
toelatingsprocedures voor migranten snel, doeltreffend en beheersbaar
moeten zijn en dat effectief toezicht en handhaving daarbij
onontbeerlijk zijn. In dit verband steunen zij de door het kabinet
voorgestelde vereenvoudigingen in de toelatingsprocedures, zoals de
verkorting van procedures, de gecombineerde aanvraag voor machtiging tot
voorlopig verblijf en verblijfsvergunning (mvv), Ă©Ă©n-loket van CWI en
de IND, en de referentensystematiek. Deze leden vragen wat het overleg
met de betrokken (keten)partners over de nadere invulling van de door
het kabinet voorgestelde vereenvoudigingen van de toelatingsprocedure
inmiddels heeft opgeleverd.

De leden van de CDA-fractie delen de visie van het kabinet inzake een
geharmoniseerd EU-arbeidsmigratiebeleid. Dit beleid moet volgens deze
leden voldoende ruimte laten voor en complementair zijn aan het
nationale beleid. Voor het te voeren nationale arbeidsmarktbeleid dienen
de behoeften van de nationale arbeidsmarkt uitgangspunt te zijn en te
blijven, zo menen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote belangstelling
kennisgenomen van de bovengenoemde brief van de staatssecretaris van
Justitie inzake de ‘Blauwdruk modern migratiebeleid’. Deze leden
onderschrijven de doelstelling van het kabinet om te komen tot een
modern, selectief en innovatief beleid. Zij zijn verheugd dat diverse
procedures worden vereenvoudigd. Niettemin wijzen leden erop dat ervoor
moet worden gewaakt dat de procedures met voldoende waarborgen zijn
omkleed. Naar aanleiding van het voorgestelde beleid hebben de leden van
de PvdA-fractie nog een aantal vragen.

Deze leden wijzen erop dat de staatssecretaris in de brief meldt dat zij
bij de voorbereiding van de blauwdruk adviezen heeft ontvangen van tal
van belanghebbenden en van Actal. De leden van de PvdA-fractie vernemen
graag welke (belangen)organisaties zijn geconsulteerd bij de
totstandkoming van de ‘Blauwdruk modern migratiebeleid’. Is hierbij
tevens de advocatuur betrokken geweest, zo vragen deze leden. 

De leden van de PvdA-fractie constateren dat veel Nederlanders de
afgelopen jaren gebruik hebben gemaakt van de zogeheten België-route
ofwel EU-route. Deze leden bedoelen daarmee de situatie dat de
Nederlander die zijn partner wil laten overkomen uit een derde land via
een omweg – door tijdelijk in BelgiĂ« of in een ander EU-land te
verblijven – aanspraak kan maken op het Gemeenschapsrecht, zodat de
betreffende partner ingevolge dat Gemeenschapsrecht recht heeft in
Nederland te verblijven. Heeft de staatssecretaris bij de voorbereiding
van voorliggend beleidsdocument over het hiervoor beschreven situatie
contact gehad met, bijvoorbeeld, de (desbetreffende) Belgische
autoriteiten, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de brief en stellen vast dat het gaat om doelstellingen en een schets op
hoofdlijnen van het migratiebeleid. Deze leden wachten de betreffende
wetsvoorstellen af maar hebben over de schets op hoofdlijnen ook enige
opmerkingen en vragen. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat
nationaal beleid leidend is en onderschrijven de mening van het kabinet
dat Europees migratiebeleid daaraan complementair is.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de onderhavige brief en het onderliggende beleidsplan. In het algemeen
onderschrijven deze leden het uitgangspunt van het beleidsplan, te weten
een selectief migratiebeleid waarbij het beleid uitnodigend is voor
migranten die nodig zijn om de economie, cultuur en wetenschap te
versterken en tegelijkertijd restrictief is voor kansarme migranten.
Nederland dient aantrekkelijk te worden als vestigingsplaats voor
internationale bedrijven en kennismigranten. Elementen van deze regeling
kunnen daaraan bijdragen, zo menen zij. De manier waarop het onderhavige
beleidsplan wordt uitgewerkt is daarbij voor deze leden cruciaal. De
leden van de VVD-fractie stellen in dat licht de volgende vragen bij de
inhoud en uitwerking van het beleidplan.

Deze leden zijn van mening dat kabinet terecht en in lijn met de
adviezen van SER en ACVZ benadrukt, dat het nationaal beleid ontwikkeld
dient te worden binnen Europese kaders en dat rekening gehouden dient te
worden met toekomstige ontwikkelingen die binnen afzienbare tijd tot
nieuwe Europese wetgeving kunnen leiden. Zij merken evenwel op dat het
kabinet niet ingaat op de inhoud van het Franse asiel en migratiepact en
de mededeling van de Europese Commissie inzake een gemeenschappelijk
immigratiebeleid (d.d. 17 juni 2008). In het licht van de discussie
tijdens het Algemeen overleg over de JBZ-raad van 24 september
jongstleden, komt het de leden van de VVD-fractie voor dat een
appreciatie van de verhouding tussen het Nederlandse en Europese beleid
op het gebied van reguliere migratie instrumenteel zal zijn bij de
beoordeling van onderhavige voorstellen. Bij deze appreciatie dienen,
volgens deze leden, twee aspecten nadrukkelijk aan bod te komen:

Ten eerste of aangegeven kan worden waar het kabinet denkt dat
Nederlandse wetgeving – in het licht van de te verwachte Brusselse
regelgeving op migratiegebied – spanning kan opleveren met Europese
regelgeving. Wat zal het kabinet doen om dit te voorkomen, zo vragen
deze leden. 

Ten tweede, met de voorstellen van de staatsecretaris, heeft Nederland
een soepeler en minder bureaucratisch beleid voor kennismigranten dan in
andere EU Lidstaten het geval is. Dit maakt Nederland in potentie
aantrekkelijker voor kennismigranten. Deelt het kabinet de mening dat
ervoor gewaakt moet worden dat deze positie leidt tot misbruik, zo
vragen deze leden. Voorts vragen zij hoe Het kabinet dit gaat voorkomen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mening deelt dat op
basis van de Nederlandse positie in Europa en zolang de Europese en
Nederlandse regelingen complimentair aan elkaar blijven, een
waarschijnlijk scenario kan zijn dat internationale bedrijven onder de
Nederlandse regeling een kennismigrant naar Nederland halen om
vervolgens, als deze eenmaal in Nederland is, een Europese bluecard aan
te vragen. Is zo’n scenario, waarbij Nederland als doorgeefluik van
kennismigranten fungeert, te verwachten, zo vragen deze leden. 

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de bovengenoemde brief. Naar aanleiding van deze brief hebben deze leden
enkele vragen en opmerkingen, deze luiden als volgt. Vooraf merken zij
op dat het kabinet in deze brief de doelstellingen van het
migratiebeleid uiteen zet en het nieuwe stelsel op hoofdlijnen schetst.
Deze leden benadrukken in het algemeen het bittere noodzaak te vinden om
de gezinsmigratie te beperken, dit nog los van de wens van deze leden om
een immigratiestop voor vreemdelingen uit moslimlanden in te stellen.
Immers, zo menen deze leden, het is juist de gezinsmigratie welke zorgt
voor vele problemen en juist op dit punt worden door het kabinet geen
(beperkende) maatregelen voorgesteld. Integendeel, er is zelfs sprake
van verruiming van de mogelijkheden om familieleden naar Nederland te
laten komen, zo merken deze leden op.

De leden van de PVV-fractie maken zich tevens zorgen over de massale
omzeiling van het Nederlandse gezinsmigratiebeleid middels de zogenoemde
Europa-route en over de kritiek van de Europese commissie op onderdelen
van het gezinsmigratiebeleid welke toch echt in stand moeten worden
gehouden. Deze leden zijn van mening dat hier door het kabinet ten
onrechte geen aandacht aan wordt besteed.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
onderhavige brief en hebben daarover een enkele vraag. 

2. Doelstellingen van het nieuwe migratiebeleid

De leden van de CDA-fractie merken op dat het kabinet stelt dat het
toelatingsbeleid slechts Ă©Ă©n elementen in het Nederlandse
vestigingsklimaat is. Kan de stelling van het kabinet dat zich te weinig
buitenlandse kennisintensieve bedrijven en kennismigranten in Nederland
vestigen worden onderbouwd, zo vragen deze leden. Kan, zo vragen zij
voorts, worden aangegeven op grond van welke andere elementen dan het
toelatingsbeleid zich te weinig buitenlandse bedrijven en
kennismigranten in Nederland vestigen. Deze leden vragen of de omvang
van dit tekort kan worden geduid. Kan met cijfers (absoluut en
procentueel) inzake instroom van studenten en kenniswerkers worden
aangeven hoe de aantrekkelijkheid van Nederland zich verhoudt tot die
van andere Europese landen, zo vragen zij. 

De leden van de CDA-fractie vragen waarom er zo erg lang moet worden
gewacht op de nadere uitspraak van het Europese Comité voor Sociale
rechten inzake het Deense model. Wat zijn de mogelijkheden om een en
ander te bespoedigen, zo vragen zij.

Waarom doen zich enkele jaren na de invoering van de
kennismigrantenregeling klaarblijkelijk nog steeds obstakels voor in de
toelatingsprocedure en aanpalende procedures en welke zijn dat, zo
vragen de leden van de CDA-fractie. En hoe moet dit worden bezien tegen
de achtergrond van de evaluatie van de kennismigrantenregeling, die
uitwees dat de regeling overwegend naar tevredenheid functioneert?

Naar mening van de leden van de SP-fractie mag het toelatingsbeleid niet
zo worden ingericht dat het beleid alleen uitnodigend is voor die
migranten waar Nederland van denkt te kunnen profiteren. Selectief
beleid mag volgens deze leden, geen dusdanig hoge belemmeringen opwerpen
dat het feitelijk een ontmoedigingsbeleid wordt.

Deze leden stellen vast dat het uitnodigend migratiebeleid alleen de
kennis- en studiemigranten betreft. Zij benadrukken dat bij de
afwegingen om een vreemdeling uit deze groep toe te laten uitdrukkelijk
de gevolgen voor het land van herkomst moeten worden betrokken.
Eenzijdig profiteren mag naar de mening van deze leden niet het gevolg
zijn van het voorgestelde beleid.

Het kabinet stelt, zo merken de leden van de VVD-fractie op, dat naar
gelang de maatschappelijke behoefte, het beleid voor een verblijfskolom
juist uitnodigend of restrictief kan zijn. Deze leden vragen of het
kabinet nader uit kan werken hoe zij in de praktijk zal oordelen of er
op een bepaald moment behoefte is aan uitnodigend of restrictief beleid
ten aanzien van een verblijfskolom. Wenst het kabinet  hier sturing aan
te geven of laat zij dit aan de markt, zo vragen deze leden. Hoe kan
snel op tendensen worden ingespeeld om te voorkomen dat, zoals
bijvoorbeeld in Duitsland het geval was ten aanzien van verplegend
personeel, het overheidsbeleid (ver) achter loopt op de actuele
maatschappelijke behoeften, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

3. Nieuw stelsel van verblijfsvergunningen

De leden van de CDA-fractie constateren dat voor religieuze en
levensbeschouwelijke doeleinden het kabinet geen aparte kolom wil
inrichten, maar deze wil onderbrengen in verblijfskolom IV (Arbeid
regulier). Het kabinet motiveert dit met de stelling dat een groot deel
van de migranten die hier voor deze doeleinden verblijven als
tewerkstellingsvergunningsplichtige arbeid of werkzaamheden verrichten.
Deze leden vragen of deze stelling nader (ook cijfermatig) kan worden
onderbouwd.  Zij vragen hoeveel verblijfsvergunningen de afgelopen vijf
jaren verleend zijn voor religieuze en levensbeschouwelijke doeleinden.
Kan daarbij een onderscheid worden gemaakt naar “denominaties”, zo
vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts of de uitzondering op het
salariscriterium alleen van toepassing is op wetenschappelijke
onderzoekers, of ook op onderzoekers aan hogescholen.

De leden van de PvdA-fractie vragen ten aanzien van kolom VI ‘Familie
en gezin’ of de staatssecretaris aan kan geven of de gezinsleden
bezwaar kunnen maken indien aan hen de afgifte van het visum geweigerd
wordt door de diplomatieke post. 

Voorts vragen deze leden ten aanzien van humanitaire toelating of het
kabinet bereid te bezien hoe modern migratiebeleid en het asielbeleid
zodanig op elkaar kunnen aansluiten dat onnodige stapeling van
procedures wordt voorkomen. Zij vragen of het kabinet bereid is ervoor
te zorgen dat binnen het migratiebeleid een adequaat humanitair vangnet
wordt geboden in die gevallen die daartoe nopen. 

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de kolom ‘Humanitair
tijdelijk’ ook verblijf kan worden verleend aan de vreemdeling die op
medische gronden verblijf aanvraagt in Nederland. Valt een uitstel van
vertrek omdat de vreemdeling niet in staat is om te reizen (artikel 64
Vreemdelingenwet) hieronder, zo vragen deze leden. Zij vragen of de
vreemdeling die reeds in Nederland verblijft en een aanvraag doet voor
verblijf op een van de gronden die zijn opgenomen in kolom VII
‘Humanitair tijdelijk’ terug dient te keren naar het land van
herkomst, indien niet is voldaan aan de mvv-eis?

Gezien de belangrijke rol die geloofsgemeenschappen en geloofsbedienaren
spelen in, bijvoorbeeld, het integratieproces in Nederland,
onderschrijven de leden van de VVD-fractie de uitgezonderde positie die
de Blauwdruk creëert voor geloofsbedienaren. Het is en blijft van
belang dat deze groep voldoet aan de eisen van de Wet Inburgering, te
maken krijgt met aanvullende inburgeringseisen, voldoet aan de eisen van
de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en dat de organisatie waarvoor deze
groep werkt zich binnen de Nederlandse rechtsorde begeeft. De leden van
de VVD-fractie stellen vast dat deze vereisten ook in het nieuwe stelsel
van kracht blijven. Wel vragen zij een toelichting van het kabinet op de
wijze waarop zij de inhoud van de Motie Bos/ Van Aartsen (29 854, nr.
10) en de motie Sterk c.s. (29 200 VI, nr. 155) heeft meegewogen bij de
opzet van een kader voor geestelijke bedienaren. Zij vragen of het
kabinet verder kan aangeven waarom zij afwijkt van de door de ACVZ
voorgestelde termijn van 10 jaar alvorens een geestelijk bedienaar een
verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan aanvragen. Zij vragen of
het kabinet tenslotte kan aangeven in hoeverre dit beleidsvoornemen in
lijn is met de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op
12 juni 2007 beantwoorde vragen van het lid van der Vlies (TK
2006–2007, Aanhangsel 1819). 

De leden van de VVD-fractie zetten vraagtekens bij de bijzondere
categorie die door de Blauwdruk wordt gecreëerd voor zogenaamde interne
functionarissen en contemplatieven. Kan nader toegelicht worden waarom
er voor gekozen is om voor deze groep de inburgeringsplicht niet toe te
passen indien zij binnen kolom VI Nederland binnenkomen, zo vragen deze
leden. Gelden andere voorwaarden wel onverkort, zo vragen zij.

De leden van de PVV-fractie stellen vast dat vreemdelingen die, na aan
een Nederlandse hogere onderwijsinstelling te zijn afgestudeerd, gebruik
maken van het zogenaamde zoekjaar recht hebben op gezinshereniging. Het
verbaast deze leden dat dergelijke vreemdelingen gebruik kunnen maken
van dit recht, terwijl het in het geheel niet zeker is dat zij na afloop
van het zoekjaar verblijf in Nederland zullen verkrijgen. Deze leden
vragen of het niet te prefereren valt om het recht op gezinshereniging
pas van toepassing te laten zijn wanneer een vreemdeling er in geslaagd
is om een baan als kennismigrant te vinden en daarmee bestendig verblijf
in Nederland heeft verkregen. 

De leden van de PVV-fractie merken op dat door het kabinet is aangegeven
dat met betrekking tot het zogenaamde ouderenbeleid het bestaande
vereiste dat vrijwel alle kinderen van een oudere vreemdeling in
Nederland dienen te verblijven, komt te vervallen. Deze leden vragen
waarom het kabinet heeft besloten om het genoemde vereiste te laten
vervallen.

4. Vereenvoudiging van procedures 

De leden van de CDA-fractie vragen hoe wordt omgegaan met de volgende
situatie: Een hoofdpersoon/verblijfgever heeft werk, hij laat een
partner overkomen, de partner vindt werk, de hoofdpersoon verliest zijn
baan. Deze leden vragen of de hoofdpersoon dan zonder meer, zonder te
hoeven voldoen aan het mvv-vereiste, mag verblijven bij zijn partner
(die aan de inkomenseis voldoet).

Deze leden vragen waar het verschil in inkomensnorm bij
gezinshereniging/gezinsvorming op is gebaseerd en, of in de nieuwe
situatie de inkomensnormen voor gezinsvorming en gezinshereniging
ongewijzigd zullen blijven.

Kan al een indicatie worden gegeven van de wijze waarop het beleid voor
verblijf op grond van een medische noodsituatie nader zal worden
vormgegeven, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Deze leden vragen of, vooruitlopend op de nieuwe situatie, aan houders
van een verblijfsvergunning voortgezet verblijf om humanitaire redenen
nu al vrije arbeid kunnen worden toegestaan, zonder dat een
tewerkstellingsvergunning is vereist.   

Kunnen, in de huidige situatie, aanvragen voor verblijf op religieuze of
levensbeschouwelijke gronden, van kloosterordes die niet voldoen aan de
voorwaarden zoals die in de Vreemdelingencirculaire zijn geschetst, niet
worden gehonoreerd? Kunnen er in de huidige situatie kloosterordes
worden toegevoegd aan de lijst van organisaties waarbij thans verblijf
kan worden toegestaan, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Zijn er plannen om, mede naar aanleiding van de uitspraak van het
Europese Hof voor de Rechten van de Mens betreffende “excessive
formalism” waartoe het Nederlandse mvv-vereiste in bepaalde gevallen
kan leiden, te komen tot aanpassing van het  mvv-beleid, zo vragen de
leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de Blauwdruk aangegeven
wordt dat vreemdelingen moeten beschikken over voldoende middelen van
bestaan en dat een beroep op bijstand kan leiden tot het intrekken van
de verblijfsvergunning. Waarom is niet bepaald dat beroep op bijstand
automatisch leidt tot intrekking van de verblijfsvergunning, zo vragen
deze leden. Zij vragen onder welke omstandigheden de verblijfsvergunning
wel en in welke gevallen niet zou worden ingetrokken.

En waarom staat dit slechts veelal  en niet altijd aangetekend op de
verblijfsvergunning? In hoeverre wordt het staand beleid inzake het
kunnen intrekken van de verblijfsvergunning bij beroep op bijstand
daadwerkelijk toegepast? Geldt deze bepaling ook voor arbeidsmigranten
die slechts voor een tijdelijk doel in Nederland verblijven, zo vragen
deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van het kabinet is op
de opmerking van de Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties (RCO)
dat het nog niet bekend zijn van de kabinetsvoorstellen voor
vereenvoudiging en stroomlijning van de Wav tot vertraging van
procedures kan leiden, hetgeen ongunstig is voor de Nederlandse
concurrentiepositie. Wanneer zal de Kamer kennis kunnen nemen van die
voorstellen? Welke oplossing zal het kabinet voorstellen ten aanzien van
practicanten die voor enkele maanden in Nederland verblijven om hier
specifieke werkervaring op te doen (waarbij het niet gaat om vacatures
op de Nederlandse arbeidsmarkt en waarbij dus geen sprake is van
verdringing van arbeid)? Overweegt het kabinet wellicht voor deze
categorie de notificatieplicht (vervroegd) in te voeren, zo vragen deze
leden. 

De leden van de PvdA-fractie wijzen er op dat het kabinet aangeeft dat
op de mvv-aanvraag binnen drie maanden zal worden beslist, hetgeen thans
een reeds bestaande beleidsregel is. Deze leden vragen of het kabinet
kan verduidelijken of thans de mvv-aanvragen binnen drie maanden worden
afgehandeld. Tevens volgt dat op de aanvraag in eerste aanleg  nieuwe
wettelijke beslistermijnen zullen worden gehanteerd. Op de aanvraag tot
het verlenen van een verblijfsvergunning zal in de toekomst in plaats
van binnen zes maanden, binnen drie maanden worden beslist. Zien de
leden van de PvdA-fractie het goed dat doordat de mvv en de reguliere
vergunning geĂŻntegreerd worden het eenvoudiger is voor de Immigratie en
Naturalisatiedienst (IND) om de beslistermijn van drie maanden te halen?
 

Is de regering voorts bereid om in de situatie dat een mvv in een
naburig land moet worden opgehaald de termijn op zes maanden te
handhaven en de mogelijkheid voor verlenging van de beide termijnen bij
complicaties, zo vragen deze leden.

Met de aanvraagprocedure voor toegang en verblijf (TEV) zal het verlenen
van een mvv tevens resulteren in het verlenen van een
verblijfsvergunning regulier (vvr) en er zal maar Ă©Ă©n toetsingsmoment
plaatsvinden. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe daarmee omgegaan
zal worden in situaties dat de betrokken migrant of referent niet meer
voldoet aan (een van) de voorwaarden, bijvoorbeeld het middelenvereiste,
nadat de betrokken migrant Nederland is in gereisd. Zal dan worden
afgezien van het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning, zo
vragen zij. 

De leden van de PvdA-fractie zouden graag vernemen of de gezinsleden,
indien aan hen de afgifte van het visum geweigerd wordt door de
diplomatieke post, hiertegen in bezwaar kunnen gaan. Is dit ook mogelijk
voor de referent, zo vragen deze leden. 

Het voorstel meldt dat in de regel de aanmaak van een
verblijfsvergunning tien werkdagen zal duren. De leden van de
PvdA-fractie constateren dat er op dit moment problemen zijn met het
tijdig aanmaken en afgeven van verblijfspassen. Deze leden vragen hoe
het kabinet zal bevorderen dat de termijn van tien  werkdagen gehaald
zal worden. Kunnen de verblijfspassen op verschillende instellingen
worden aangemaakt, zo vragen deze leden.  

De leden van de PvdA-fractie gaan ervan uit dat met deze kabinetsplannen
veel afstemming zal moeten plaatsvinden tussen verschillende
overheidsdiensten, ook wat betreft computernetwerksystemen. Op welke
wijze gaat de IND en ook andere instanties zich digitaal voorbereiden op
de voorgestelde wijzigingen, vragen deze leden.  

De regering geeft aan dat de IND gebruik gaat maken van digitaal
beschikbare informatie om de inkomenspositie van aanvragers te kunnen
toetsen. PvdA-fractie verneemt graag van de regering of zal worden
voorzien in voldoende waarborgen waaronder de mogelijkheid tot inzage in
de gegevens indien sprake is van een negatief oordeel en de mogelijkheid
indien sprake van onjuiste informatie deze eenvoudig te kunnen
herstellen. 

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het beleidsdocument wordt
gemeld dat de effectiviteit van de maatregel de middeleneis voor
gezinsvormers te verhogen van de toepasselijke bijstandsnorm naar 120%
Wettelijk minimumloon, wordt geëvalueerd. De uitkomsten van het
onderzoek worden eind 2008 verwacht. De leden van de PvdA-fractie zien
uit naar de uitkomsten van dit onderzoek. Kan het kabinet de Kamer over
deze uitkomsten zo spoedig mogelijk informeren, zo vragen zij.

Het kabinet geeft aan dat vanuit de optiek van het nieuwe migratiebeleid
er geen bezwaar zou zijn om de draagkrachtige vreemdeling die in het
kader van gezinsmigratie naar Nederland wil komen toe te laten, hetgeen
bijvoorbeeld kan worden aangetoond middels een bankgarantie door een
gerenommeerde bank of door middel van het storten van een waarborgsom.
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat met het voorgaande de
referent zal worden vrijgesteld van het middelenvereiste. Deze leden
vragen zich nog wel wat precies onder ‘financiĂ«le betrouwbaarheid’
moet worden verstaan.  

Wordt er bij de kennis- en migrantenregeling rekening gehouden met
migratieproblemen van familieleden, zo vragen de leden van de
SP-fractie. De snelle procedure voor gezinsleden is alleen van
toepassing voor minderjarige kinderen en (huwelijks)partners. Voor
andere gezinsleden moet de gewone, langzame procedure worden doorlopen.
Dit zou betekenen dat een kennismigrant toch minstens drie maanden of
wellicht wel zes maanden moet wachten op zekerheid ten aanzien van de
verblijfsstatus van zijn gezin. Wordt dit probleem onderkend als een
mogelijke belemmering, zo vragen deze leden.

Ziet de regeling ook op andere gezinsleden dan alleen partner en
kinderen? Is ook een inwonende ouder onder de regeling begrepen? De
leden van de SP-fractie menen dat de toelatingsprocedure voor alle
migranten aan dezelfde eisen van snelheid, doelmatigheid en
beheersbaarheid moet voldoen. Onderscheid naar groep of nationaliteit op
bijvoorbeeld het gebied van inburgeringeisen als voorwaarde voor
vestiging wijzen deze leden af. Waarom worden de bestaande verschillen
gehandhaafd, zo vragen zij.

De leden van de SP-fractie vragen hoe het moderne migratiebeleid
aansluit op de voorziene wijzigingen in de Vreemdelingenwet 2000. Zullen
de verschillende procedures op elkaar aansluiten? Kan worden
gegarandeerd dat toelating op humanitaire gronden in voorkomende
gevallen binnen het migratiebeleid geboden zal worden, zo vragen deze
leden.

De leden van de SP-fractie menen dat het gezinsherenigingbeleid
aanpassing behoeft voor wat betreft de inkomenseis en de legeskosten. De
nareistermijn moet naar de mening van de leden weer worden teruggebracht
naar zes maanden. De aanscherping van de eisen voor gezinshereniging
zoals die in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden leidt naar de
mening van deze leden tot een onwenselijke situatie waarbij artikel 8
EVRM in gevaar komt. De leden van de SP-fractie merken op dat de
verkorting van de termijn voor het ophalen van een mvv wordt beperkt tot
drie maanden. Deze leden vragen of hierbij rekening is gehouden met soms
moeilijke bereikbare diplomatieke posten en met de lange reistijden die
planning vragen. Is er een hardheidsclausule voor gevallen waar in een
naburig land een mvv moet worden opgehaald of waarbij om duidelijk
aanwijsbare redenen de termijn van drie maanden niet haalbaar is, zo
vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering stelt dat de
procedure voor het inreisvisum (de mvv) en de procedure voor een
reguliere verblijfsvergunning kunnen worden samengevoegd tot de
TEV-procedure. EĂ©n aanvraag en Ă©Ă©n enkel toetsmoment zouden voldoende
zijn. Immers, de praktijk wijst uit dat de feitelijke situatie tijdens
de procedure voor een reguliere verblijfsvergunning vrijwel altijd
gelijk is aan die tijdens de mvv-procedure. Kan het kabinet aangeven in
wat voor gevallen dit niet zo is en hoe het kabinet dit soort situaties
zal gaan opvangen? Kan het kabinet aangeven of er een studie is gedaan
naar de mogelijke consequenties van het vergemakkelijken van de
administratieve procedures en of dit zal leiden tot een toename van de
mvv-aanvragen?

Gesteld wordt dat het kabinet, in reactie op het SER-advies
arbeidsmigratiebeleid, zal bezien of de Wav kan worden vereenvoudigd of
gestroomlijnd. De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan
aangeven wanneer de plannen hieromtrent nadere omlijnd zijn en naar de
kamer zullen worden gestuurd. Kan het kabinet aangeven of bij de
vereenvoudiging en/ of stroomlijning van de Wav ook zal worden gekeken
naar de door de SER aangekaarte positie van participanten, oftewel
buitenlandse werknemers die in het buitenland een vaste baan hebben en
voor enkele maanden naar Nederland komen om werkervaring, welke voor hun
toekomstig functioneren in het herkomstland van belang is, op te doen?

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan toelichten waarom
er niet voor is gekozen om de procedure voor de verblijfsvergunning en
de tewerkstellingsvergunning van een arbeidsmigrant daadwerkelijk te
laten samenkomen in Ă©Ă©n procedure, in plaats van de IND en het CWI nu
Ă©Ă©n loket te laten openen. Deelt het kabinet de mening dat het hebben
van daadwerkelijk Ă©Ă©n procedure de administratieve lasten en kosten
waarschijnlijk aanmerkelijk zal terugbrengen, zo vragen de leden van de
VVD-fractie.

5. Referentensystematiek 

De leden van de CDA-fractie kunnen zich in beginsel vinden in de
voorgestelde nieuwe referentensystematiek en de grotere
verantwoordelijkheid die referenten krijgen toebedeeld. Zij dringen in
dit verband echter wel aan op een gedegen controle op misbruik.
Erkenning van een referent moet er niet toe leiden dat vervolgens
achterover geleund gaat worden. De betrouwbaarheid van de erkende
referent wordt steekproefsgewijs en/of op basis van signalen gevolgd en
onderzocht. Vervolgens zal bij “bepaalde zeer ernstige gedragingen”,
schorsing van de referent kunnen volgen of intrekking van de status van
erkend referent. De leden van de CDA-fractie achten dit te mager. Naar
hun mening moet bij de geringste indicaties van misbruik of oneigenlijk
gebruik worden overgegaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete en
onmiddellijke schorsing en intrekking van de referentenstatus. Immers
bij voorbaat is in het kader van de opgezette referentensystematiek -
als het goed is – gedegen met de referent gecommuniceerd over de
voorwaarden waaraan men als referent moet voldoen, zodat deze goed op de
hoogte kan zijn van die voorwaarden. Daarom moeten, in de ogen van deze
leden, ook de kosten (ook die van eventuele terugkeer van een onterecht
toegelaten migrant), altijd op de referent worden verhaald, met andere
woorden: geen “kan-bepaling” in dezen, zo menen de leden van de
CDA-fractie. Graag vernemen deze leden de reactie van het kabinet
hierop. De leden van de CDA-fractie vragen of verduidelijkt kan worden
bij welke doelgroepen de kans op overtreding hoger wordt ingeschat en
welke intensiever zullen worden gecontroleerd. En in wat voor bijzondere
gevallen zal eventueel bedrijfs- of huisbezoek worden verricht? Kan een
nadere duiding worden gegeven van de omvang, samenstelling en kosten van
het tijdelijk “Procesbureau voor toezicht en handhaving”, zo vragen
deze leden.

De leden van de SP-fractie menen dat meer verantwoordelijkheden voor
referenten moet samengaan met toezicht en handhaving. De
referentensystematiek mag geen ruimte bieden voor misbruik. Vertrouwen
is goed maar een sluitende controle is naar mening van deze leden
noodzakelijk. Zij waarschuwen voor overhaaste invoering van maatregelen.
Een stelsel van erkende referenten is een goed uitgangspunt, zo menen
deze leden, maar ook daar blijft controle noodzakelijk. De leden van de
SP-fractie zijn van mening dat verzwaring van eisen voor erkenning van
werkgevers als erkende referent noodzakelijk is, zodat gewaarborgd wordt
dat de regeling alleen voor de groep wordt gebruikt waar zij voor is
bedoeld.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de positie van de referent
in dit voorstel een centrale rol speelt. Kan het kabinet aangeven of met
onderwijsinstellingen en internationale bedrijven is overlegd over deze
rol van de referent en wat de reacties op deze nieuwe systematiek
behelsden?

De regering stelt dat de erkenning als betrouwbare referent, de deur
opent tot een versnelde afhandeling van verblijfsaanvragen. Een
beslistermijn van twee weken geldt daarbij als het streven (indien de
gegevens digitaal toetsbaar zijn en er geen nader onderzoek nodig is).
Kan worden aangegeven op basis waarvan de termijn van twee weken is
vastgesteld en hoe reëel deze termijn is, zo vragen de leden van de
VVD-fractie. Deze leden vragen of de IND op deze termijn worden
afgerekend of is deze slechts indicatief.

Kan het kabinet aangeven of zij zicht heeft op de te verwachte aantallen
aanvragen door – voornamelijk – werkgevers om als referent te worden
erkend? Deelt het kabinet de mening dat naast de genoemde criteria voor
de betrouwbaarheidstoets (solvabiliteit, belasting- en premieafdracht,
mate waarin de werkgever vreemdelingenrechtelijke verplichtingen, de Wav
en de Wet minimum loon (Wml) naleeft, eventuele criminele doelstellingen
en antecedenten van de werkgever en eventuele intrekking van eerdere
erkenning van de referent), het ook functioneel zou kunnen zijn als (via
marginale toetsing) gekeken wordt naar de doelstelling van de
potentiële werkgever en de mate waarin het daarbij reëel is dat
gebruik gemaakt wordt van kennis- en talentmigranten, zo vragen deze
leden.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven nog immer de lijn van de in
november 2005 kamerbreed ondersteunde motie-Bakker (30 300 XIII, nr. 30)
waarin onder andere wordt opgeroepen ook starters en nieuw in Nederland
gevestigde bedrijven gebruik te laten maken van de
kennismigrantenregeling. Onder de huidige regeling wordt nu echter
voorgesteld deze bedrijven ook gebruik te laten maken van de
mogelijkheid zich te laten erkennen als referent. De
betrouwbaarheidstoets en de daarbij vervatte elementen zijn echter in
dat geval niet / slechts beperkt mogelijk. De leden van de VVD-fractie
vragen of het kabinet in dat licht kan aangeven hoe mogelijk misbruik
van de onderhavige regels door dergelijke ondernemingen wordt voorkomen.
Ten aanzien van uitwisselingsorganisaties, zal bij au pairs het
au-pairbureau als referent optreden en niet het gastgezin. Gesteld wordt
dat de IND een proeftuin heeft opgezet om met de au-pairbranche vast
naar deze situatie toe te werken. Kan de regering aangeven of de eerste
resultaten van deze proeftuin reeds bekend zijn, zo vragen deze leden.

Het kabinet geeft aan dat aan de referent een grotere rol zal worden
toebedeeld dan thans het geval is. Betrouwbare partners zullen als
“erkende referent” worden aangemerkt. Ingeval van bepaalde zeer
ernstige gedragingen zullen echter sanctiemaatregelen als schorsing of
intrekking van de status van erkende referent kunnen worden opgelegd.
Voorts kan aan een referent een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Aangegeven is dat deze bestuurlijke lijn wordt aangevuld met de
mogelijkheid om in geval van recidive de overtreding via het strafrecht
te sanctioneren. De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de
aanpak van het kabinet ernstig te kort schiet wanneer alleen actie wordt
ondernomen bij recidive en bij zeer ernstige misdragingen. Ook bij
enkelvoudig misbruik en bij misdragingen in zijn algemeenheid is
krachtig optreden geboden. Een bestuurlijke boete is in dergelijke
gevallen beslist onvoldoende.

6. Toezicht en handhaving 

Uit het voorgestelde beleid volgt, zo merken de leden van de
PvdA-fractie op, dat er in het kader van de effectiviteit van de
handhaving een bestuurlijke boete kan worden opgelegd indien niet wordt
voldaan aan de inlichtingenplicht. Deze leden zouden voor de
duidelijkheid willen vernemen of deze bestuurlijke boete kan worden
opgelegd aan referenten die in het kader van gezinsvorming of
gezinshereniging het gezinslid naar Nederland hebben laten overkomen. Of
heeft de regering in dit verband meer malafide werkgevers of bedrijven
voor ogen? In hoeverre zal hierbij de proportionaliteit in acht worden
genomen? Hoe zal naar de referent worden gecommuniceerd dat sprake is
van een inlichtingenplicht, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

De leden van de SP-fractie vragen om strikt toezicht op werkgevers van
reguliere en tijdelijke arbeidsmigranten. Er zijn teveel berichten van
wantoestanden waarvan arbeidsmigranten het slachtoffer worden. Op welke
wijze zal het toezicht worden georganiseerd? Deze leden vragen om bij
overtreding door referenten of migranten de sanctie toe te spitsen op de
overtreder. Dit moet leiden tot bescherming van de partij die
“slachtoffer” wordt van de overtreding. Kan dit worden toegezegd?

Wordt in voldoende capaciteit voorzien voor het ontvangen, registreren
en beoordelen van ontvangen signalen van fraude of oneigenlijk gebruik?

De brief van de staatsecretaris stelt dat efficiëntere
toelatingsprocedures effectief toezicht en een verbeterde handhaving
mogelijk maken. Kan het kabinet nader toelichten op welke wijze zij dit
voornemen gaat uitvoeren? De brief stelt verder: “Het kabinet
introduceert nieuwe handhavinginstrumenten die effectiever zijn dan de
huidige instrumenten.” De leden van de VVD-fractie vragen op basis
waarvan deze appreciatie gegeven wordt. Is dit enkel een beleidsmatige
inschatting of is dit reeds proefondervindelijk dan wel middels
uitgebreide studies aangetoond?

Bij het verlengen van de verblijfsvergunning maakt de verlenging plaats
voor een zogenoemde meldingsplicht. De leden van de VVD-fractie vragen
de regering of zij nader kan uitleggen wat in het geval van verlenging
met deze meldingsplicht wordt bedoelt.

De brief van de staatsecretaris stelt dat de overheid, na de toelating,
steekproefsgewijs of op basis van ontvangen signalen van bijvoorbeeld
ketenpartners controleert of de toegelaten migrant aan de gestelde
voorwaarden voldoet. Indien dat niet het geval is, aldus de brief, kan
de verblijfsvergunning worden ingetrokken. De leden van de VVD-fractie
vernemen graag waarom er niet toe is besloten om in alle gevallen dat
blijkt dat niet aan de voorwaarden voor toelating is voldaan, de
verblijfsvergunning in te trekken.

De brief van de staatsecretaris stelt dat voor de categorieën
referenten waarbij erkenning als referent verplicht wordt gesteld (te
weten onderwijsinstellingen, uitwisselingsorganisaties en werkgevers van
kennismigranten), ĂĄlle verblijfsaanvragen worden afgewezen indien de
erkenning als referent wordt ingetrokken. In dezelfde brief wordt echter
gesteld dat indien een erkende referent zich niet houdt aan de
verplichting tot actieve informatieverstrekking, de referent als
niet-betrouwbaar kan worden aangemerkt en de status van erkende referent
kan worden geschorst of ingetrokken. Het gevolg hiervan is dat de
verblijfsvergunningen van de betrokken migranten dan opnieuw individueel
dienen te worden beoordeeld, omdat “het [immers] niet bij voorbaat
vaststaat dat reeds toegelaten migranten niet meer aan de
verblijfsvoorwaarden kunnen voldoen.” De leden van de VVD-fractie zien
hiertussen enige spanning. Kan het kabinet op dit punt opheldering
verschaffen?

De leden van de PVV- fractie wijzen erop dat migratiebeleid weinig
waarde heeft als de uitvoering van het beleid te kort schiet (zo is er
veel te weinig controle op inkomen, samenwoning etcetera). De leden van
de PVV-fractie wensen dat in deze situatie verbetering komt.

De leden van de SGP-fractie merken op dat het kabinet aangeeft de status
en betrouwbaarheid te zullen blijven toetsen en volgen. Wat is het
gevolg van de intrekking van de erkenning als referent voor de
mogelijkheid om in de toekomst opnieuw als erkend referent op te willen
treden? Worden in dat geval zwaardere criteria gehanteerd, zo vragen
deze leden. 

7. Leges 

Betekent het voornemen de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de voorziene duur van het
verblijf, dat er minder legesopbrengsten zullen worden ontvangen omdat
er minder jaarlijkse verlengingen nodig zijn, zo vragen de leden van de
CDA-fractie. Of bestaat het voornemen om, ter mogelijke compensatie,
leges voor de eerste aanvraag te verhogen?

In antwoord op Kamervragen (vergaderjaar 2007-2008, Aanhangsel 3129)
heeft de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen aangegeven dat
de aanbevelingen van de ACVZ inzake leges voor (arbeids)migratie zouden
worden meegenomen bij de voorbereiding van dit beleidsdocument. De leden
van de PvdA-fractie constateren dat dit niet heeft plaatsgevonden.
Wanneer kan de Kabinetsreactie op het ACVZ advies worden verwacht?  

De erkenning als referent vormt een nieuw legesfeit. Betekent dit ook
dat hieraan (extra) kosten zijn verbonden bij het doen van een reguliere
aanvraag en dus de leges omhoog gaan, zo vragen deze leden.

Het doel is om te komen tot een doeltreffende toelatingsprocedures met
lagere lasten. De leden van de SP-fractie vragen waarom de leges in
Nederland op dit moment zo veel hoger zijn dan in omringende landen.
Zullen de leges aanzienlijk worden verlaagd en zo ja op welke wijze zal
dit gebeuren? Wat is de reactie op het bericht dat Nederland volgens de
Europese Commissie bijzonder hoge eisen stelt aan inwoners afkomstig van
buiten de Europese Unie die hun familieleden hierheen willen halen. Zo
is de salariseis met € 1.484 de hoogste in de Europese Unie. Daarnaast
zijn ook de kosten voor de procedure, € 1.368, erg hoog vergeleken met
de € 50 tot €150 in de meeste andere EU-landen. De Nederlandse
regels voor familiehereniging zijn volgens de Europese Commissie in
strijd met Europese regelgeving over visumafgifte voor familieleden. De
leden van de SP-fractie vragen ook op dit punt een reactie.

 8. Administratieve en bestuurlijke lasten en begrotingsconsequenties 

In verband met de aangeduide planningsperiode 2008-2010 vragen de leden
van de CDA-fractie of de verdere uitwerking van de beleidsvoorstellen in
de blauwdruk in wetgeving en lagere regelgeving al is aangevangen en of
de ex ante uitvoeringstoets al is verricht

Het komt de leden van de VVD-fractie voor, dat het kabinet erg veel
waarde hecht aan, en vertrouwen heeft in, de ICT achter het onderhavige
voorstel. “Geautomatiseerde processen” zullen helpen bij het
herkennen van de aard van de referenten, koppelingen van bestanden van
verschillende uitvoeringsorganisaties zullen fraudesignalen opleveren en
de IND in staat stellen informatie die gevolgen kan hebben voor de
verblijfssituatie van een vreemdeling snel te achterhalen en
automatische behandelprofielen zullen worden opgesteld. De leden van de
VVD-fractie vragen het kabinet waar zij dit vertrouwen op baseert. Zijn 
er reeds studies verricht naar de effectiviteit en haalbaarheid van deze
te implementeren processen?  En zo ja, wat zijn de uitkomsten van die
studies?

II 	Reactie van de staatssecretaris