[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over de populariteit van reptielen als gezelschapsdieren

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D09705, datum: 2008-10-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2007Z05154:

Preview document (🔗 origineel)


  FORMTEXT  Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 

  FORMTEXT  Directie Landbouw 

  FORMTEXT  Bezuidenhoutseweg 73 

Postadres:   FORMTEXT  Postbus 20401 

  FORMTEXT  2500 EK  's-Gravenhage 

Telefoon:   FORMTEXT  070 - 3786868 

Fax:   FORMTEXT  070 - 3786100 











  FORMTEXT  De Voorzitter van de Tweede Kamer   

  FORMTEXT  der Staten-Generaal 

  FORMTEXT  Postbus 20018 

  FORMTEXT  2500 EA  's-GRAVENHAGE 

  FORMTEXT        

  FORMTEXT        

  FORMTEXT        

  FORMTEXT        

  FORMTEXT        

  FORMTEXT  8 augustus 2008 	  FORMTEXT  2070827070 	  FORMTEXT  DL.
2008/2364 	  FORMTEXT  10 oktober 2008 

  FORMTEXT  Kamervragen over de populariteit van reptielen als
gezelschapsdieren 	  FORMTEXT  3785707 	  FORMTEXT        

Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Ouwehand
(Partij voor de Dieren) over de populariteit van reptielen als
gezelschapsdieren. 

1

Bent u bekend met het artikel “Het reptiel is de nieuwe hond” 1),
waaruit blijkt dat het houden en verzamelen van reptielen in Nederland
een enorme vlucht heeft genomen?

Ja. 

2

Kunt u uiteenzetten hoeveel reptielen er jaarlijks in Nederland worden
verkocht, om welke soorten het zoal gaat en welke ontwikkelingen zich
voordoen in de handel in reptielen? 

Het is niet bekend hoeveel reptielen in Nederland worden verhandeld. De
dieren worden verhandeld via dierenspeciaalzaken, internet en
(reptielen)beurzen. 

De vraag naar bepaalde soorten is trendgevoelig. Op dit moment schijnt
er vooral vraag te zijn naar rode rattenslangen, pythons, boa’s,
baardagamen en luipaardgekko’s. Ook worden bij de gemakkelijk te
houden soorten steeds meer kleurvariaties gekweekt. 

Gegevens die betrekking hebben op de internationale handel worden alleen
voor beschermde reptielen nauwkeurig bijgehouden. Het gaat daarbij om
beschermde reptielen (CITES A en B) in het internationale handelsverkeer
en in het intracommunautaire handelsverkeer (CITES A). Deze gegevens
worden opgenomen in de jaarlijkse- en tweejaarlijkse rapporten. Deze
zijn gepubliceerd op:


De grote groei in de handel heeft 5 tot 10 jaar geleden plaatsgevonden
en die groei lijkt nu gestagneerd te zijn. Door beperkte kennis van
zaken en tegenvallende verkopen zijn veel dierenspeciaalzaken weer
gestopt met de verkoop van reptielen. Er zijn slechts enkele
specialisten overgebleven. 

Het aantal bezoekers aan reptielenbeurzen is wel toegenomen. 

3

Kunt u uiteenzetten welk deel van de in Nederland verhandelde reptielen
afkomstig is van wildvang, en welk deel van kweek?

Er zijn signalen dat er thans meer uitheemse reptielen in Nederland
worden gekweekt dan worden ingevoerd. 

De reptielen die worden vermeld op de CITES Bijlage A en Habitat Bijlage
IV mogen alleen voor handelsdoeleinden worden gebruikt wanneer zij
gefokt zijn. Een groot deel van deze groep bestaat uit in gevangenschap
gefokte en geboren landschildpadden. Dit gebeurt ook in Nederland. De
overige uitheemse reptielensoorten mogen uit de natuur worden gehaald
voor handelsdoeleinden. 

4

Hoe beoordeelt u de constatering dat de snel toenemende vraag heeft
geleid tot een sterftecijfer van negentig procent onder de
geïmporteerde exotische dieren kort na aankomst? Kunt u uiteenzetten
hoe de situatie nu is?

Er lijkt geen sprake te zijn van een snel toenemende vraag naar
exotische dieren. Volgens Maathuis (1998) zat het reptielen- en
amfibieënbezit in de categorie tussen 0 en 1% van de Nederlandse
huishoudens. Een NIPO-onderzoek in 2003 bevestigde dit en in 2006 (in
RDA: feiten en cijfers) was dit gegroeid percentage tot 1,2%. Nederland
telt naar schatting 250.000 gehouden reptielen en amfibieën.
Rekeninghoudend met de toename van de bevolking in die periode, maar ook
met de afronding van de cijfers, zou er een lichte groei geweest kunnen
zijn.

De sterfte onder geïmporteerde exotische dieren kort na aankomst wordt
niet bijgehouden. Volgens een woordvoerder van Reptielen dierenpark
Serpo lijkt een sterfte van 90% niet reëel.

Door een toename van de beschikbare kennis over reptielen en amfibieën,
is de gemiddelde leeftijd die de dieren kunnen halen sterk gestegen en
ligt doorgaans boven 

de leeftijd die de dieren in de vrije natuur halen. Het kweken van
dieren zal sterkere dieren opleveren die beter zijn aangepast aan het
leven in gevangenschap en dat zal bijdragen aan vermindering van sterfte
bij de handel. 

5

Kunt u uiteenzetten welke regelgeving geldt voor het kweken,
tentoonstellen en verhandelen van reptielen? Acht u deze regelgeving
voldoende met het oog op dierenwelzijn, volksgezondheid en
biodiversiteit? Kunt u dit toelichten?

Op basis van artikel 13 van de Flora- en faunawet is het onder andere
verboden om dieren, behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse
diersoort ten toon te stellen, te koop te vragen of voor verkoop aan te
bieden. Het kweken en tentoonstellen van deze soorten met een
commercieel oogmerk is evenmin toegestaan. 

Wanneer het gaat om gefokte dieren, dan is het mogelijk ontheffing te
verlenen. Er zijn echter daartoe geen ontheffingsaanvragen ingediend of
ontheffingen verleend.

Uitheemse reptielen die zijn opgenomen op CITES Bijlage A of
Habitatrichtlijn Bijlage IV mogen alleen voor vermelde handelingen
worden gebruikt, indien zij zijn gefokt. Wanneer deze dieren aan de
natuur onttrokken zijn, mogen zij alleen voor niet-commerciële
doeleinden worden tentoongesteld of gefokt. Daarbij komt dat de houder
altijd de verplichting heeft over een ontheffing (voor CITES Bijlage A
een EG-certificaat) te beschikken. 

Voor reptielen in dierentuinen gelden de voorschriften van het
Dierentuinenbesluit op grond waarvan eisen zijn gesteld met betrekking
tot de verzorging, de huisvesting en het fok- en transactiebeleid. 

Voor reptielen die buiten dierentuinen worden gehouden, gelden op basis
van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) geen specifieke
vereisten met betrekking tot het tentoonstellen, verhandelen en kweken.
Wel gelden ook voor deze dieren de bepalingen van artikel 36 en 37 van
de Gwwd op basis waarvan het verboden is bij dieren onnodig pijn of
letsel te veroorzaken, dan wel deze dieren de nodige verzorging te
onthouden.

Momenteel zijn de dierenspeciaalzaken, de import en groothandel van
gezelschapsdieren bezig met de ontwikkeling van een
certificeringsstelsel voor de handel in gezelschapsdieren waarin normen
worden opgenomen over onder andere de huisvesting en de verzorging van
gezelschapsdieren. Parallel daaraan wordt aan overheidszijde gewerkt aan
een AMvB met doelvoorschriften. 

Nadelen voor de volksgezondheid kunnen vooral bestaan uit letsel dat
door reptielen en andere dieren wordt toegebracht. Dit kan nooit worden
uitgesloten. Door goede voorlichting kan het risico op letsel wel worden
verminderd.

Met het oog op de biodiversiteit kunnen dierentuinen deelnemen aan
fokprogramma’s of andere activiteiten ontplooien ter bevordering van
de instandhouding van de diersoorten in gecontroleerde situaties.

6 en 7

Hoe beoordeelt u de uitspraak van de directeur van het Reptielen
dierenpark SERPO dat er jaarlijks ‘waanzinnig veel dieren’
ontsnappen en er minstens zoveel gedumpt worden? Kunt u aangeven om
hoeveel ontsnapte en gedumpte dieren het gaat? Zo ja, welke maatregelen
bent u voornemens te treffen om deze aantallen terug te dringen en
tevens de volksgezondheid en het welzijn van de dieren te beschermen? Zo
neen, waarom niet en bent u bereid een deugdelijke inventarisatie uit te
voeren?



Hebt u zicht op de aard van het consumentengedrag dat betrekking heeft
op de aankoop van reptielen? Bent u van mening dat er sprake is van
impulsaankopen? Zo ja, in welke mate en welke ambitie heeft u voor het
terugdringen van het aantal impulsaankopen? 

Zo neen, waar baseert u dat op?

Het is mij bekend dat het ontsnappen en dumpen van reptielen voorkomt.
Daarover wordt in de media regelmatig gerapporteerd en aan de
reptielenopvangcentra worden regelmatig ontdekte dieren aangeboden.
Dumpen is verboden. Artikel 14 van de Flora- en faunawet verbiedt het
uitzetten van dieren in de vrije natuur. Over het algemeen worden vooral
de schildpadden gedumpt. Bij andere reptielen, vermoedelijk enkele
honderden per jaar, is er meestal sprake van ontsnappen en niet van
dumpen, omdat zij een zekere waarde vertegenwoordigen. Het is mij niet
bekend op welke schaal schildpadden worden gedumpt en het zal bijzonder
lastig zijn om hierover met enige zekerheid cijfers te achterhalen. 

Om het bewust aanschaffen van gezelschapsdieren te bevorderen en daarmee
het dumpen en het ontsnappen van alle dieren, waar onder ook reptielen,
tegen te gaan is het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren
opgericht. Dit LICG geeft voorlichting over het houden en aanschaffen
van dieren. 

In het boekje “Gedeelde zorg, feiten & cijfers” van het Forum
Welzijn Gezelschapsdieren (RDA, maart 2006) zijn de beschikbare cijfers
over het houden van reptielen verzameld. De cijfers betreffen
schattingen van het aantal reptielen en amfibieën, aantal huishoudingen
met dergelijke diersoorten, omzet in de handel. Ik zie geen noodzaak
voor verdere inventarisatie. 

8

Hebt u zicht op het aantal opvangcentra en de capaciteit voor gedumpte
en afgestane reptielen en de wijze waarop deze worden gefinancierd? Acht
u dit aantal voldoende?

Zo ja, waar baseert u dit op? Zo neen, bent u bereid zich in te spannen
voor het creëren van een landelijke dekking van opvangcentra voor
reptielen?

Mijn uitgangspunt is dat eigenaren van gezelschapsdieren
verantwoordelijk zijn voor de aanschaf en de verzorging van hun dieren.
Daarbij wil ik eigenaren bij ondersteunen door middel van voorlichting.
Voor dieren die worden afgestaan, kan de eigenaar de opvang zelf
regelen. Wanneer dieren ontsnappen of op straat worden gezet en het dier
wordt gevonden, dient de gemeente ervoor te zorgen dat het dier twee
weken wordt opgevangen, zodat de eigenaar zich kan melden of opgespoord
kan worden. 

Na deze twee weken mag de gemeente beschikken over het dier en kan het
dier worden verkocht. Tot zover reikt de plicht van de overheid. Hierna
komen particuliere initiatieven in beeld. 

Op dit moment zijn mij drie opvangcentra bekend die zich actief
bezighouden met de opvang van reptielen die ooit als huisdier zijn
gehouden en daartoe over een ontheffing beschikken. Dit zijn SERPO, het
Herpetologisch Educatief Centrum en Iguana. Er is nog een aantal
instellingen dat al lange tijd over een ontheffing voor opvang beschikt.


Voor zover mij echter bekend is, zijn deze niet meer actief. Daarnaast
zijn dierentuinen incidenteel inzetbaar voor de opvang van reptielen. 

Opvangcentra kunnen onder meer via openstelling fondsen genereren,
ontvangen donaties en dergelijke.

9, 10 en 11

Kunt u uiteenzetten welke regels gelden voor het fokken, houden en doden
van de dieren die aan reptielen worden gevoerd? Op welke wijze wordt het
welzijn van deze zogenaamde voedseldieren gewaarborgd?

Welke diersoorten worden als (levend) voedsel voor reptielen gebruikt en
wat is de herkomst van deze dieren? Kunt u uiteenzetten onder welke
voorwaarden levende dieren als muizen, ratten, konijnen en kittens aan
reptielen mogen worden gevoerd?

Kunt u uiteenzetten op welke wijze een humane dood gegarandeerd kan
worden van levende dieren die door de eigenaar van reptielen eigenhandig
gedood worden alvorens zij worden gevoerd aan reptielen? 

Alleen dieren die in de bijlage van het Besluit voor productie te houden
dieren voorkomen, welk besluit gebaseerd is op artikel 34 Gwwd, mogen
worden geproduceerd om als voedsel voor een ander dier te dienen.
Kittens staan niet op deze lijst en mogen dus niet voor dit doel
geproduceerd worden. Bovendien behoren roofdieren in beginsel 

niet tot het dieet van reptielen. Vooral knaagdieren en vogels dienen
als voedsel voor reptielen, met name voor slangen en varanen. Hagedissen
en gekko’s eten ofwel fruitvliegjes en krekels, dan wel plantaardig
voer. 

Ten aanzien van het houden van dieren die als voedsel voor een ander
dier dienen, zijn 

de artikelen 36 en 37 Gwwd van toepassing: het verbod op
dierenmishandeling en de verzorgingsplicht van de houder van het dier.

De dieren kunnen dood worden aangeboden aan de reptielen, wanneer het
dier gewend is om dood voedsel te eten. Dat is bijna altijd het geval.
De ratten die als voedsel dienen, zijn vooral afkomstig uit Frankrijk.
Met betrekking tot het doden van deze dieren zijn de algemene bepalingen
uit het besluit Doden van dieren van toepassing. De gehanteerde
dodingsmethode dient zonder aanvaardbare opwinding of pijn te worden
toegepast. Er bestaan geen specifieke regels voor het doden van de
dieren die als voedsel voor een ander dier worden gebruikt.

De Nederlandse wet- en regelgeving kent geen specifieke regels met
betrekking tot het gebruik van levende dieren als voedsel voor andere
dieren.  

12

Kunt u uiteenzetten welke kaders er worden gehanteerd voor de
herintroductie van reptielensoorten in de natuur? Kunt u uiteenzetten
hoeveel pogingen tot herintroductie van reptielen de afgelopen jaren
zijn ondernomen, door wie, waar deze dieren zijn uitgezet en hoeveel van
deze pogingen succesvol zijn geweest? Op welke wijze worden dergelijke
herintroducties van reptielensoorten gemonitord?

 

De kaders die worden gehanteerd voor herintroductie van reptielensoorten
zijn opgenomen in het Afwegingskader herintroductie zoals in april dit
jaar aan de Kamer toegezonden en de IUCN-richtlijnen voor
herintroductie. 

Voor zover het herintroductie van reptielen betreft, heeft in Nederland
een project plaatsgevonden voor de muurhagedis. Na de restauratie van de
oude stadswallen in Maastricht is de kwijnende populatie muurhagedissen
aangevuld door uitzetting van gekweekte exemplaren. De term hiervoor is
bijplaatsing (restocking). De populatie die was teruggelopen tot enkele
tientallen in de jaren ’80 van de vorige eeuw, bestaat nu weer uit
ruim 400 exemplaren. 

Van pogingen tot herintroductie van reptielensoorten in de natuur buiten
Nederland is mij bekend dat de Nederlands-Belgische
Schildpaddenvereniging een project heeft lopen voor herintroductie van
een bedreigde landschildpaddensoort in de oorspronkelijke habitat. 

Dit is mogelijk, omdat de kennis die door deze vereniging is vergaard
betreffende de voortplanting en het gedrag van deze dieren, geleid heeft
tot zeer succesvolle vermeerdering van deze soort die tot voor kort met
uitsterven bedreigd werd.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN 

VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

1) Vrij Nederland, 26 juli 2008

 





Datum	Kenmerk	Paraaf:	Vervolgblad

  REF datum  \* MERGEFORMAT  10 oktober 2008 	  REF onskenmerk  \*
MERGEFORMAT  DL. 2008/2364 	  PAGE  \* MERGEFORMAT  6 



                                                                        
                    

Directie Landbouw



















uw brief van	uw kenmerk	ons kenmerk	datum





	onderwerp	doorkiesnummer	bijlagen