[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Anker over misstanden in de prostitutiesector

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D09746, datum: 2008-10-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z01374:

Preview document (🔗 origineel)


	Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

	Bezoekadres

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Telefoon (070) 3 70 79 11

Fax (070) 3 70 79 00

Datum	10 oktober 2008

	Ons kenmerk	5566043/08/

	Uw kenmerk	2070828510

	Onderwerp	Beantwoording Kamervragen van het lid Anker (ChristenUnie)
aan de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over misstanden in de prostitutiesector

























	

In antwoord op uw brief van 1 september 2008, delen wij u mee dat de
schriftelijke vragen van het lid Anker (ChristenUnie) van uw Kamer over
misstanden in de prostitutiesector (ingezonden 29 augustus 2008), worden
beantwoord zoals aangegeven in de bijlage van deze brief.

De Minister van Justitie,	

		

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Antwoorden van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties op vragen van het lid Anker (ChristenUnie)
over misstanden in de prostitutiesector. (Ingezonden 29 augustus 2008,
2070828510)

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Einde aan de mythe van ‘die gezellige Wallen’
en ‘Mannen, die vieze varkens’’? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de conclusie van de onderzoekers van de Nationale
Recherche dat, uitgaande van de hoogste schatting, 90 procent van de
raamprostituees in Amsterdam, dat wil zeggen 7200 vrouwen, gedwongen
prostitutie bedrijven?

Antwoord

Het onderzoek Sneep, en de bestuurlijke rapportage ‘Schone Schijn’
die onlangs daarop is gevolgd, hebben ons geleerd dat de vergunde
prostitutiesector helaas nog niet schoon is van misstanden. In de
branche wordt nog steeds onvrijwilligheid geconstateerd, met name in de
raamsector. In deze sector hebben ook relatief veel vrouwen een pooier,
die vaak een rol hebben in de dwang die wordt uitgeoefend. Het behoeft
geen betoog dat het hier gaat om zeer kwalijke zaken die met kracht
bestreden dienen te worden.

De in de rapportage ‘Schone Schijn’ aangehaalde percentages van
onvrijwilligheid zijn heel hoog. Hierbij moet worden aangetekend dat het
steeds gaat om schattingen, die bovendien met name betrekking hebben op
de raamsector in een drietal steden; het gaat derhalve niet om de hele
vergunde prostitutiesector in Nederland. De vraag welk percentage van de
vrouwen die werkzaam zijn in de prostitutie dit werk vrijwillig en
autonoom doet, is niet met zekerheid te beantwoorden. Hierover lopen de
meningen sterk uiteen. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel doet
hierover geen definitieve uitspraken. Zij constateerde in haar vijfde
rapportage dat het weliswaar spijtig is dat geen overzicht bestaat van
het totale aantal slachtoffers van mensenhandel (wel van het aantal
aangemelde slachtoffers), maar dat dat geen verschil zou maken voor wat
er moet gebeuren om mensenhandel te bestrijden.

Reeds bij het aantreden van het Kabinet hebben wij geconstateerd dat de
misstanden in de prostitutiesector met extra middelen dienen te worden
bestreden. Er is inmiddels een Task Force Aanpak Mensenhandel ingesteld,
die aan de gang is gegaan met een tiental belangrijke knelpunten in de
aanpak van mensenhandel. Tevens bereidt het Kabinet een wetsvoorstel op
het terrein van de seksindustrie voor, waarmee het zicht op de branche
(en dus ook op misstanden daarbinnen) naar verwachting sterk zal
verbeteren. Bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel wordt ook
aandacht besteed aan de aanpak van kwalijke praktijken van pooiers. 

Vraag 3

Wat is uw reactie op de conclusie van het onderzoek uitgevoerd door de
Amerikaans klinisch psycholoog Melissa Farley, dat van de 854
prostituees die zijn geĂŻnterviewd in negen landen, 68 procent voldeed
aan de criteria van het posttraumatisch stresssyndroom, 71 procent
fysiek mishandeld werd tijdens het werk, 63 procent verkracht, 64
procent bedreigd met een wapen en 89 procent niet wilde werken als
prostituee? 

Antwoord

Het onderzoek van Melissa Farley is niet uitgevoerd in de specifieke
Nederlandse situatie. Ik onderschrijf wel dat de prostitutiebranche geen
doorsnee economische branche is en dat de positie van de prostituee
extra bescherming behoeft. Het Nederlandse prostitutiebeleid is erop
gericht een gezonde en veilige prostitutiebranche te bevorderen. Daarom
zal in de voorgenomen wetgeving bij de aan exploitanten op te leggen
vergunningvoorwaarden aandacht worden besteed aan de positie van de
prostituee. Daarnaast heeft uw Kamer onlangs extra middelen uitgetrokken
voor uitstapprogramma’s voor prostituees. 

Vraag 4

Deelt u de mening dat er een einde moet komen aan de ‘Mythe van die
gezellige Wallen’, op basis van de uitkomsten van genoemde
onderzoeken? Deelt u de mening dat misstanden veel eerder regel dan
uitzondering zijn?

Antwoord

Er is niet met zekerheid te zeggen of de misstanden regel of
uitzondering zijn. Het bestaan van misstanden is op zichzelf echter
voldoende reden hiervoor extra maatregelen te treffen. Zie hierover ook
het antwoord op vraag 2 en 3. Verder ben ik van mening dat het beeld
over ‘die gezellige Wallen’ onder invloed van de recente
berichtgeving over de geconstateerde misstanden al veel minder
rooskleurig is geworden dan het wellicht was. 

Vraag 5

Op welke manier worden deze nieuwe uitkomsten betrokken bij het
opstellen van de Kaderwet Vergunningen Prostitutie?

Antwoord

In de momenteel beschikbare rapporten, waaronder ook het rapport Schone
Schijn, valt een groot aantal zeer bruikbare aanbevelingen te lezen die
bij de voorbereiding van het eerdergenoemde wetsvoorstel worden
meegenomen. Hierbij valt te denken aan de vergunningplicht,
vergunningvoorwaarden, vergunningen voor de escortsector, registratie
van zelfstandig werkende prostituees en verplichtingen voor de
exploitant. 

Vraag 6

Is de voorgenomen mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke
handhavinginstrumenten afdoende om de misstanden die uit de onderzoeken
blijken, aan te pakken? 

Antwoord

Met de voorgenomen mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke
handhavingsinstrumenten wordt beoogd een krachtige bijdrage te leveren
aan de bestrijding van misstanden in de prostitutiebranche. Beide
instrumenten worden door de in het wetsvoorstel voorziene maatregelen
versterkt. Daarnaast wordt door de Task Force aanpak mensenhandel
gewerkt aan het uitrollen van de programmatische aanpak en het
barriĂšremodel, waarmee structurele drempels tegen mensenhandel worden
opgeworpen. Ook de reeds genoemde uitstapprogramma’s zullen een
belangrijke bijdrage leveren. Het is de verwachting dat misstanden met
deze combinatie van maatregelen zullen worden aangepakt.

Vraag 7

Bent u bereid de Kamer vóór de begrotingsbehandelingen van Justitie en
Binnenlandse Zaken te informeren over het plan van aanpak en de
besteding van de middelen bedoeld voor de uitstapprogramma’s
prostituees, zoals beschikbaar gekomen door het amendement van het lid
Anker, ingediend bij de Voorjaarsnota? 2)

Antwoord

Op 3 en 4 september 2008 organiseerde het Ministerie van Justitie in
nauwe samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid een tweedaagse werkbijeenkomst met beleidsmedewerkers
prostitutie en belangengroeperingen die actief zijn in straatwerk,
preventie, voorlichting en maatschappelijke hulpverlening rond
prostitutie. Tijdens deze bijeenkomst is op hoofdlijnen vastgesteld wat
de onderscheiden fasen zijn in het traject van uitstappen (contactfase,
oriëntatiefase, uitvoering, nazorg) en is vastgesteld op welke aspecten
(leefgebieden) een uitstapprogramma betrekking zou moeten hebben. 

Op basis van bovenstaande hoofdlijnen zal thans worden gestart met het
opstellen van een regeling ter uitwerking van het amendement. Ik zal uw
Kamer daarover zo spoedig mogelijk nader informeren.

1) de Volkskrant, 28 augustus 2008

2) Kamerstuk 31 474 VI, nr. 7, vergaderjaar 2007-2008

5566043/08/10 oktober 2008

  PAGE  5 /  NUMPAGES  5 



Ministerie van Justitie



Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving



Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden





Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts
Ă©Ă©n zaak in uw brief behandelen.

ïȘ