Antwoord op vragen van het lid Van Velzen over de intensieve sociale controle door vrijwilligers op zedendelinquenten
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D09783, datum: 2008-10-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z01455:
- Gericht aan: N. Albayrak, staatssecretaris van Justitie
- Indiener: K. van Velzen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 39 11 Fax (070) 3 70 79 31 www.justitie.nl Onderdeel Afdeling Sanctie- en Reclasseringsbeleid Datum 10 oktober 2008 Ons kenmerk 5566307/08/DSP Uw kenmerk 2070828650 Onderwerp Antwoorden Kamervragen Van Velzen Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen ingediend door het lid Van Velzen (SP) over de intensieve sociale controle door vrijwilligers op zedendelinquenten (kenmerk 2070828650). Deze vragen zijn ingezonden op 2 september 2008. De Staatssecretaris van Justitie, 2070828650 Vragen van het lid Van Velzen (SP) aan de staatssecretaris van Justitie over de intensieve sociale controle door vrijwilligers op zedendelinquenten. (Ingezonden 2 september 2008) Vraag 1 Kent u de specifieke nazorgmethode voor zedendelinquenten die wordt toegepast in Canada en Engeland, waarbij zedendelinquenten door intensieve controle door vrijwilligers minder in sociaal isolement verkeren en daardoor minder lijken te recidiveren? 1) Hoe beoordeelt u deze aanpak, waarin controle en ondersteuning gecombineerd worden? Bent u bereid in Nederland een experiment te starten met het bieden van specifieke nazorg aan zedendelinquenten, waarbij de positieve elementen uit Engeland en Canada kunnen worden overgenomen? Zo neen, waarom niet? Vraag 4 Deelt u de mening van de directeur van Reclassering Nederland dat het sociaal isolement van een ex-zedendelinquent een extra risicofactor is die verminderd kan worden door deze aanpak omdat een cirkel van vrijwilligers de noodzakelijke verbinding met de samenleving maakt? Deelt u eveneens de mening van de heer Vogelvang, lector Reclassering en Veiligheidsbeleid aan Avans Hogeschool, dat de tijd nu rijp is voor deze aanpak in Nederland, juist ook omdat (recent) buurten in verzet zijn gekomen tegen de vestiging van een ex-zedendelinquent? Zo neen, waarom niet? Antwoord vraag 1 en 4 Ik ben bekend met deze methode. COSA (Circles of Support and Accountability) is oorspronkelijk in 1994 in Canada geïntroduceerd en later in Engeland overgenomen. In Canada vindt COSA plaats buiten het justitieel kader bij plegers van een ernstig gewelds- of zedendelict die niet in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling en die daardoor na ommekomst van hun gevangenisstraf zonder formele nazorg worden vrijgelaten. In Canada is dus geen sprake van een justitieel kader en vindt COSA op vrijwillige basis plaats. In Engeland daarentegen vindt COSA binnen het justitieel kader plaats, onder meer bij voorwaardelijke invrijheidstelling in het kader van de gevangenisstraf. Hier wordt toezicht door politie/reclassering gecombineerd met “toezicht” door vrijwilligers. Ik beoordeel een combinatie van controle en ondersteuning bij de begeleiding van justitiabelen over het algemeen positief. Ik deel de mening van de directeur van Reclassering Nederland dat het sociaal isolement bij ex-zedendelinquenten een risicofactor kan zijn. Inmiddels heeft de Reclassering Nederland zijn ketenpartners uitgenodigd te participeren in de verdere gedachteontwikkeling rond COSA in Nederland. Ik wacht deze ontwikkelingen af. Mochten deze plannen concrete vormen aannemen dan kan Reclassering Nederland COSA ter erkenning voordragen bij de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. Deze commissie toetst vervolgens de kwaliteit ervan. Vraag 2 Welke elementen van deze aanpak, zoals bijvoorbeeld de werkwijze, het werven en trainen van vrijwilligers, en het toekennen van controlerende taken en bevoegdheden aan vrijwilligers, beoordeelt u als positief en zijn wellicht ook in Nederland over te nemen? Van welke elementen denkt u dat deze minder geschikt zouden zijn voor de Nederlandse situatie? Kunt u uw antwoord toelichten? Antwoord vraag 2 Ik beoordeel die elementen positief die daadwerkelijk bijdragen aan de reïntegratie van delinquenten en het terugdringen van recidive. Alleen op deze manier worden extra slachtoffers voorkomen. Zoals ik aangaf bij het antwoord op vraag 1 en 4 heeft de Reclassering Nederland inmiddels zijn ketenpartners uitgenodigd te participeren in de verdere gedachteontwikkeling rond COSA in Nederland en wacht ik deze ontwikkelingen af. Vraag 3 Deelt u de mening dat een specifieke aanpak voor deze specifieke groep (zedendelinquenten) gerechtvaardigd is, juist omdat het risico op recidive bij zedendelinquenten relatief hoog is en ieder zedendelict een enorme impact heeft op slachtoffer en maatschappij? Zo neen, waarom niet? Antwoord vraag 3 Ik deel de mening dat een specifieke aanpak van zedendelinquenten gerechtvaardigd is. Deze aanpak is afhankelijk van de persoon van de justitiabele, zijn gedragingen en recidive-risico. Bij zedendelinquenten is doorgaans sprake van een intensief behandelings- en/of begeleidingsvorm in combinatie met toezicht. 1) ‘Vrijwilliger houdt pedofiel in gareel’, de Volkskrant, 1 september 2008 5566307/08/DSP/10 oktober 2008 PAGE 4 / NUMPAGES 4 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Sanctie- en Preventiebeleid Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.