Subsidiariteitstoets van voorstel COM(2008) 600/4
Brief commissie
Nummer: 2008D11186, datum: 2008-10-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.J. (Jan Jacob) van Dijk, voorzitter van de tijdelijke gemengde commissie subsidiariteitstoets (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z04848:
- Indiener: J.J. (Jan Jacob) van Dijk, voorzitter van de tijdelijke gemengde commissie subsidiariteitstoets
- Volgcommissie: tijdelijke gemengde commissie subsidiariteitstoets
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2008-11-04 16:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tijdelijke Gemende Commissie Subsidiariteitstoets Den Haag, 21 oktober 2008 TGCS 29 Aan: De voorzitter van de vaste commissie voor SZW van de Eerste Kamer De voorzitter van de vaste commissie voor SZW van de Tweede Kamer Onderwerp: Subsidiariteitstoets van voorstel COM(2008) 600/4 Geachte collega’s, Zoals u bekend toetst de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets (TGCS) samen met de betrokken vakcommissies in 2008 een aantal regelgevingsvoorstellen van de Europese Commissie aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit (Kamerstukken I/II, 2006-2007, 22112, AN en nr. 516 en Kamerstukken I/II, 2007-2008, 22112, BF en nr. 621). De te volgen procedure is weergegeven in Kamerstukken I, 2005-2006, 30389 A, pp. 8-10. Onlangs heeft de Europese Commissie het richtlijnvoorstel van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijn van de Raad 92/85/EEG inzake de invoering van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid van zwangere werknemers en werknemers die onlangs zijn bevallen of borstvoeding geven (COM(2008) 600/4) gepubliceerd. Het voorstel moet in kader van de parlementaire subsidiariteitstoets binnen acht weken worden getoetst. Bijgaande adviesaanvraag aan uw commissie bevat onder andere een samenvatting van het voorstel, alsmede een opsomming van de argumenten van de Europese Commissie met betrekking tot de rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen. Ook de tekst van het richtlijnvoorstel is bijgevoegd. In het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets verzoekt de TGCS de vaste commissies voor SZW van de Eerste en Tweede Kamer haar uiterlijk 12 november 2008 12.00 uur een gemotiveerd advies te zenden over de vragen of voor onderhavig richtlijnvoorstel voldoende rechtsgrondslag in het EG-Verdrag bestaat en of met het voorstel is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (artikel 5 EG-Verdrag). Met vriendelijke groeten, J.J. van Dijk, voorzitter van de tijdelijke gemengde commissie subsidiariteitstoets ADVIESAANVRAAG OVER HET RICHTLIJNVOORSTEL van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijn van de Raad 92/85/EEG inzake de invoering van maatregelen TER verbetering van de veiligheid en gezondheid van zwangere werknemers en werknemers die onlangs zijn bevallen of borstvoeding geven (COM(2008) 600/4) Adviesaanvraag In het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets verzoekt de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets de vaste commissies voor SZW van de Eerste en Tweede Kamer haar uiterlijk 12 november 2008 12.00 uur een gemotiveerd advies te zenden over de vragen of voor het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijn van de Raad 92/85/EEG inzake de invoering van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid van zwangere werknemers en werknemers die onlangs zijn bevallen of borstvoeding geven (COM(2008) 600/4) voldoende rechtsgrondslag in het EG-Verdrag bestaat en of met het voorstel is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (artikel 5 EG-Verdrag). Behandeltraject op Europees niveau De eerstvolgende Raadsvergadering ter zake staat gepland voor 15 december 2005. Samenvatting voorstel Het richtlijnvoorstel beoogt wijziging van de bestaande richtlijn 92/85/EEG van 19 oktober 1992. Doel van het voorstel is zwangere werknemers en werknemers die net zijn bevallen of borstvoeding geven beter te beschermen. De voornaamste, voorgestelde bepalingen zijn de volgende: Geamendeerd artikel 8 (Zwangerschapsverlof) Voorgesteld artikel 8, leden 1 en 2 zien op een minimale duur van het zwangerschapsverlof van 18 weken (conform de ILO-aanbeveling), waarvan ten minste zes weken ná de bevalling. Lidstaten worden voorts verplicht ervoor zorg te dragen dat werknemers de overige 12 weken (van de in totaal 18 weken) naar eigen keuze kunnen opnemen vóór of na de bevalling. Voorgesteld artikel 8, lid 3 bepaalt dat het prenatale deel van het zwangerschapsverlof wordt verlengd in geval van bevalling ná de uitgerekende datum, zonder dat dit consequenties heeft voor de duur van het eerder opgenomen zwangerschapsverlof ná de uitgerekende datum. Voorgesteld artikel 8, lid 4 bepaalt dat lidstaten maatregelen nemen die extra verlof verzekeren in geval van premature bevalling, ziekenhuisopname van pasgeborenen, pasgeboren kinderen met een handicap en in geval van meerlingen. Voorgesteld artikel 8, lid 5 bepaalt dat ziekteverlof ten gevolge van een ziekte of complicatie verbandhoudend met de zwangerschap vier of meer weken vóór de bevalling niet van invloed is op de duur van het zwangerschapsverlof. Geamendeerd artikel 10 (Verbod op ontslag) Op grond van Hofjurisprudentie wordt voorgesteld dat de ontslagbescherming van zwangere vrouwen en vrouwen die zwangerschapsverlof genieten uit te breiden tot een periode van zes maanden na afloop van het zwangerschapsverlof. Bij ontslag in die extra zes maanden is de werkgever voortaan gehouden op verzoek van werknemer de ontslaggronden uitvoerig schriftelijk te motiveren. Het gaat hier om ontslaggronden die niet gerelateerd zijn aan/het gevolg zijn van zwangerschap/bevalling etc. en die toegestaan zijn in nationale wetgeving/gebruiken. Geamendeerd artikel 11 (Rechten van werknemers) Bepaalt dat werknemers na afloop van het zwangerschapsverlof het recht hebben terug te keren in dezelfde of een soortgelijke functie. Ook regelt dit artikel de betaling gedurende het zwangerschapsverlof. De lidstaten introduceert het principe van volledige betaling, maar lidstaten mogen hiervan afwijken, mits de maandelijkse vergoeding niet beneden de uitkering in geval van ziekteverlof ligt. Bovendien bepaalt dit artikel dat de werkgever een verzoek van de werknemer tot aanpassing van de werktijden en –patronen (na afloop van het zwangerschapsverlof) in overweging neemt, overigens zonder dat dit een verplichting tot honorering inhoudt. Rechtsgrondslag De gekozen rechtsgrondslagen van het voorstel zijn artikelen 137, lid 2, EG-Verdrag en 141, lid 3 van het EG-Verdrag. De bestaande richtlijn 92/85/EEG is enkel gebaseerd op het oude artikel 118a EG-Verdrag (= huidige artikel 137). Artikel 137, tweede lid, geeft de Raad de bevoegdheid om op sociaal terrein, onder andere met betrekking tot de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers, de bescherming van werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk, door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vast te stellen die geleidelijk van toepassing zullen worden, met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. In deze richtlijnen worden vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd. Artikel 141, derde lid, EG-Verdrag bepaalt dat de Raad volgens de procedure van artikel 251 en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité maatregelen kan aannemen om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. Argumenten Europese Commissie ter zake van rechtsgrondslag en subsidiariteit De Europese Commissie stelt op grond van de volgende argumenten dat is voldaan aan het subsidiariteitsvereiste: De Europese Commissie stelt dat Europees optreden in de vorm van het vaststellen van gemeenschappelijke minimumstandaarden noodzakelijk is ten einde een gelijk speelveld tussen de lidstaten tot stand brengen met betrekking tot de bescherming van zwangere werknemers en werknemers die recent bevallen zijn of borstvoeding geven; Het voorstel zou bovendien de mogelijkheden van werknemers om werk, familie en privéleven te combineren, vergroten. Hierom is bij diverse gelegenheden door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en door de belangrijkste belanghebbenden gevraagd. Argumenten Europese Commissie ter zake van de proportionaliteit De Europese Commissie voert de volgende argumenten aan met betrekking tot de proportionaliteit: met onderhavig voorstel wordt richtlijn van de Raad 92/85/EEG gewijzigd. Een bestaande richtlijn kan slechts door een richtlijn worden gewijzigd; het voorstel voorziet in minimumstandaarden; lidstaten die verder willen gaan, houden die mogelijkheid; de voorgestelde maatregelen gaan niet verder dan noodzakelijk om de beoogde doelstellingen te bereiken. Standpunt Nederlandse regering In december 2007 heeft de Europese Commissie de lidstaten geconsulteerd om duidelijkheid te verkrijgen over de wettelijke verlofregelingen in de lidstaten en om duidelijkheid te krijgen hoe zij staan tegenover aanpassing van bestaande Europese regelgeving op dit terrein. De positie van de Nederlandse regering staat samengevat in bijlage II van het Impact Assessment Report bij onderhavig voorstel. Hieruit blijkt dat de Nederlandse regering geen voorstander is van aanpassing van de verlofarrangementen op Europees niveau. Zij acht aanpassingen in de eerste plaats niet noodzakelijk, maar mocht dit onverhoopt toch het geval blijken te zijn dan dient dat – volgens de regering - op nationaal niveau te geschieden. Deze richtlijn voorziet in een minimum zwangerschapsverlof van 14 weken aaneensluitend. De richtlijn bevat ook eisen op het gebied van de gezondheid en de veiligheid op de werkplek met het oog op de bescherming van zwangere werknemers en werknemers die pas bevallen zijn of borstvoeding geven. Ook wordt bepaald dat een vrouw gedurende het zwangerschapsverlof niet mag worden ontslagen. EC, Impact Assessment Report, SEC(2008) 2526/2, pp. 10 en 58.