Verslag van een schriftelijk overleg over risicovereveningssysteem 2009
Herziening Zorgstelsel
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2008D11349, datum: 2008-10-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.E. Smeets, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PvdA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z03306:
- Indiener: A. Klink, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2008-09-30 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-10-08 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2008-10-21 16:00: V.S.O. Risicovereveningssysteem (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2008-12-04 13:30: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2009-02-05 13:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
29 689 Herziening Zorgstelsel Nr. XXXXX VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld …………. 2008 In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 26 september 2008 inzake het risicovereveningssysteem 2009 (29 689, nr. 222). De op 23 oktober 2008 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van …….. 2008 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Smeets Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp Inhoudsopgave blz. I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties II. Reactie van de minister I. Vragen en opmerkingen vanuit de fractie - Vragen en opmerkingen van de CDA- en de ChristenUnie-fractie Inleiding De leden van de CDA- en de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief van de minister over de risicoverevening. Met de minister zijn zij van mening dat een kernpunt van de nieuwe zorgverzekeringswet is dat verzekeraars risico dragen over de kosten die zij kunnen beïnvloeden. Zij zien dat de minister stappen onderneemt om dat van jaar op jaar beter vorm te geven. Wel zien zij deze stappen graag gekoppeld aan concrete, meetbare en afrekenbare resultaten van het vereveningsmodel. Ook merken deze leden op dat de brief iets aan de late kant komt. Immers wanneer op 26 september wordt aangegeven dat de beleidsregels en de minsteriele regelingen op 1 oktober worden vastgelegd, bevat de brief meer een mededeling dan een discussie. Is het mogelijk om volgend jaar een soortgelijke brief te ontvangen voor het eind van het zomerreces? Is er overigens een site, document van de overheid, waarin het hele stelsel, inclusief de frequente veranderingen, te allen tijde beschikbaar zijn? De minister schrijft dat “Het ex-ante systeem wint van jaar op jaar aan voorspelkracht”. Welke kwantitatieve maatstaf heeft ontwikkeld om dit te kunnen stellen? Basisgegevens en ex-ante vereveningsmodel 2009 De leden van de CDA- en de ChristenUnie-fractie zijn tevreden dat er voor de risicoverevening over 2009 nu eindelijk gebruik gemaakt kan worden van uniforme data. Dat was hard nodig. Maar zij schrikken wel behoorlijk van het feit dat de data van 2006 gebruikt worden voor de risicoverevening van 2009. Bewust heeft de Kamer meerdere keren aangedrongen op snellere afhandeling van administratieve processen, al was het alleen maar om inzicht te krijgen in wie onnodig risico loopt in de zorg. Zo mag een verzekeraar alleen het eigen risico tot een jaar na datum in rekening brengen en niet meer tot 3 of 5 jaar na afloop van het verzekeringsjaar zoals het oorspronkelijke voorstel luidde. Is de minister daarom bereid om een plan te maken, waarbij op de korte termijn (één tot twee jaar) ernaar gestreefd wordt om de verevening afhankelijk te maken van het jaar t-2 (en niet meer t-3) en op de middellange termijn van het jaar t-1? Immers het medicijngebruik van 3 jaar geleden is toch echt een mindere voorspeller dan het medicijngebruik van het jaar ervoor. Kan de minister ten slotte de stand van zaken geven voor de afhandeling van de verevening 2006, 2007 en 2008 en het tijdspad waarop de afwikkeling plaatsvindt? WOR-advies Het is goed dat de twee aanbevelingen van de werkgroep onderzoek risicoverevening (WOR) worden opgevolgd door de minister. Maar er zijn nog meer aanbevelingen van de WOR. “De WOR beveelt aan om …. In ieder geval aandacht te besteden aan: de ontwikkeling van een objectieve maatstaf, die een relatie legt tussen de mate van modelverbetering en de inzet van ex-post compensaties.” Is de minister bereid zo’n objectieve maatstaf van modelverbetering te (laten) ontwikkelen en voor mei 2009 met een voorstel te komen? Kan de minister daarbij ook uiteenzetten hoe die maatstaf gekoppeld wordt aan de verdere afbouw van de ex-post verevening? Kan in zo’n maatstaf ook worden meegenomen: de mate waarin kosten in jaar t-3 de kosten in het jaar t verklaren? de mogelijkheid tot het meenemen van meerdere jaren farmaceutische kosten groepen (FKG’s) en diagnose kosten groepen (DKG’s), een wens, die de Kamer al meerdere keren te kennen gegeven heeft (zie onder andere motie: 29763, nr. 78) en die nu in zicht moet komen. Bij de compensatie voor het eigen risico moet een persoon 2 jaar in een FKG zijn gevallen. Dat laat zien dat de minister ook zelf inziet dat 2 jaar een betere voorspelling van chronisch ziek en meerkosten is dan één jaar. Is de minister in staat om een overzicht te geven van de voorspelkracht van de modellen van de afgelopen jaren? Kan er een overzicht gegeven worden van de variabelen die de komende twee jaar onderzocht zullen worden en mogelijk zullen worden toegevoegd aan het risicovereveningsmodel? Er word momenteel gewerkt aan een hulpmiddelenregistratie. Vanaf wanneer zullen verzekeraars hulpmiddelen op een uniforme manier moeten registreren, zodat de gegevens bruikbaar zullen zijn voor de verevening? Indien dit al gebeurd is, kan de minister dan uitleggen hoe zij geadministreerd moeten worden? Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg Het is spijtig te moeten constateren dat er voor GGZ kosten in 2009 nog geen enkele risicodragendheid is bij de verzekeraars. Zullen verzekeraars in 2010 wel enig risico dragen over de kosten voor de GGZ? Welke planning op het pad naar risicodragendheid heeft de minister voor ogen en hoe zal een goed model ontwikkeld worden voor de GGZ? Overig Wanneer is de conferentie voor de eerste evaluatie van de risicoverevening gepland? Nu de gegevens over 2006 beschikbaar zijn, kan de minister hierbij ook aandacht geven aan de kwantitatieve evaluatie? Graag een toezegging van de minister op dit punt. In de brief over kapitaallasten (16 oktober 2008) schrijft de minister “Als gevolg van de fasering van de overheveling van de kapitaallasten zal de omvang van het deelbedrag kosten van B-DBC’s afnemen en als gevolg daarvan zal ook de risicodragendheid van verzekeraars gedurende de overgangsregeling afnemen”. Kunt de minister precies aangeven welke gevolgen het advies van de commissie-Havermans hebben voor de risicoverevening? - Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie De leden van de PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennis genomen van de brief van de minister waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de vormgeving van het risicovereveningssysteem 2009. Genoemde leden zijn tevreden dat de risicodragendheid van zorgverzekeraars stapsgewijs wordt vergroot. Zij zijn wel van mening dat deze brief buitengewoon laat is toegezonden aan de Kamer. Wanneer op 26 september wordt aangegeven dat de beleidsregels en de minsteriele regelingen op 1 oktober worden vastgelegd, zijn de mogelijkheden beperkt om de minister het standpunt van de leden van de PvdA-fractie over te brengen. Zij zouden het op prijs stellen als de brief over de risicoverevening 2010 voor het eind van het zomerreces aan de Kamer wordt verzonden. Genoemde leden hebben over de brief van de minister nog de volgende vragen. De minister schrijft in zijn brief dat meer risicodragendheid van zorgverzekeraars voor de inkoop van ziekenhuiszorg de substitutiebelemmeringen beperkt. In hoeverre kan concreet meetbaar worden gemaakt of er sprake is van substitutiebevordering? Aangegeven wordt dat het risicovereveningssysteem wordt gebaseerd op de meest recente, zo veel mogelijk, uitgedeclareerde kostengegevens van alle zorgverzekeraars op individueel verzekerdenniveau. Het betreft de kostengegevens met bijbehorende verzekerdenkenmerken voor het jaar 2006. Deze leden zijn tevreden dat er voor de risicoverevening over 2009 nu, zoals de minister aangeeft, gebruik gemaakt kan worden van uniforme data. De minister geeft aan dat de kosten van ziekenhuiszorg zoveel mogelijk zijn gecorrigeerd ten aanzien van de overfinanciering van ziekenhuizen in 2006. In hoeverre is er precies rekening is gehouden met de problematiek van overfinanciering, ook ten aanzien van (mogelijke) overfinanciering in de toekomst? Kan de minister de afhandeling van de verevening voor 2006, 2007 en 2008 en het tijdspad waarop de afwikkeling plaatsvindt, aangeven? De leden van de PvdA-fractie maken uit de brief van de minister op dat het de bedoeling is om per 2010 een nieuwe DBC productstructuur bij de ziekenhuizen door te voeren. Kan de minister uiteenzetten of hij voornemens is om de inzet van de ex post correctie mechanismen voor 2010 te enten op de dan bestaande inzichten en omstandigheden? - Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie achten het van groot belang dat zorgverzekeraars worden gestimuleerd om zo goed mogelijk zorg in te kopen, zowel kwalitatief als wat betreft de prijs. De huidige situatie blokkeert de gewenste zorginkoop. Zo liften zorgverzekeraars die niet selectief geneesmiddelen inkopen mee op die zorgverzekeraars die dat wel doen. Het levert een zorgverzekeraar geen concurrentievoordeel op om te investeren in preferentiebeleid. Sterker nog, doordat zorgverzekeraars die hierin helemaal niet investeren daar uiteindelijk hun voordeel mee kunnen doen in de huidige systematiek (je biedt wel alle geneesmiddelen aan, maar komt financieel niet slechter uit dan zorgverzekeraars die maar een selectief pakket geneesmiddelen aanbiedt door de nacalculatie). Hetzelfde geldt eigenlijk voor inkoop van zorg in de eerste lijn. Deze zorg is inmiddels volledig risicodragend in tegenstelling tot de ziekenhuiszorg. Risicomijdende zorgverzekeraars zijn daardoor eerder geneigd zorg te blijven afnemen van de veel duurdere tweede lijn. Genoemde leden hebben ingestemd met een nacalculatie om de overgang van het oude naar het nieuwe ziektekostenverzekeringssysteem soepel te laten verlopen. Ook toen hebben zij uitdrukkelijk aangegeven dat dit van tijdelijke aard moet zijn, om de concurrentieontwikkeling niet te belemmeren. Deze leden steunen de stappen die de minister aankondigt om de ex-post compensatiemechanismen af te bouwen. Maar zij tekenen daarbij aan dat dit best wat royaler had gekund, zeker gezien de achtervang van de bandbreedte die nog steeds blijft bestaan en op 45 euro is gesteld (+ of – 22,50 euro) en de hoge kosten compensatie. De minister stelt dat “het ex-post deel kan worden afgebouwd naar de mate waarin het ex-ante deel zelfstandig in staat is om het gelijke speelveld en de juiste prikkels te genereren”. Genoemde leden zoude dit willen aanvullen met de stelling dat het ex-post deel moet worden afgebouwd als wordt geconstateerd dat dit een gezonde en wenselijke concurrentie belemmert. Wenselijke concurrentie is immers ten bate van de patiënt die daardoor betere zorg voor minder premiegeld krijgt. Wenselijke concurrentie wordt helaas aanwijsbaar belemmerd, daar moet dus zeker worden afgebouwd. Ook in die gebieden waar evident is dat gewenst gedrag pas van de grond komt na afschaffing van de nacalculatie. Tot slot is ook de massa een punt van overweging. Investering in een daadwerkelijk robuuste zorginkoop moet zich voor een zorgverzekeraar kunnen terugverdienen. Dat omslagpunt is beleidsmatig relevant. In hoofdstuk 3 legt de minister uit welke nieuwe indeling er is gekozen voor de ziekenhuiskosten. De minister geeft aan dat hierachter geen andere reden ligt dan het praktische argument dat de zaken niet bijtijds konden worden aangeleverd. Derhalve is gekozen voor het huidige B-segment, 20% van de ziekenhuiskosten. In verband met de kapitaallasten is de afbouw stapsgewijs in 3 jaar. Betekent dat, dat in 2010 35% van de zorg – te weten het hele B-segment - niet meer wordt nagecalculeerd (of 20% helemaal niet en 15% nog voor 15%)? Als dat laatste het geval is, kan dan worden toegelicht waarom voor deze ingewikkelde weg is gekozen? Voorts stellen deze leden dat indien pas in juli bekend is welke DBC’s overgaan naar het B-segment het altijd zo zal zijn dat tegelijkertijd de marktprijs nog niet beschikbaar is. Met andere woorden: zit in het huidige systeem niet altijd deze vertraging in de invoering van de risicodragendheid. Kan de minister hier nader op ingaan en uiteenzetten wat hij voornemens is hieraan te doen? Laten wij deze beslissing nu vertalen naar de praktijk met twee voorbeelden: het preferentiebeleid geneesmiddelen en de substitutie van zorg uit de tweede naar de eerste lijn. Niet alle geneesmiddelen waarop preferentiebeleid wordt gevoerd zitten in het B-segment. Niet alle zorg die beter in de eerste lijn kan worden aangeboden zit in het B-segment. Daarbij valt bijvoorbeeld al te denken aan COPD, depressie en dementie, maar er zijn meer voorbeelden denkbaar. Dat wil zeggen dat de belemmeringen die bestaan niet volledig worden weggenomen, noch ongewenst free ridersgedrag, noch het niet van de grond komen van betere allocaties. Kan de minister hierop nader ingaan? Inzoomend op de GGZ is te zien dat het besluit om de GGZ-kosten 100 % na te calculeren leidt tot handhaving en versterking van de positie van de huidige GGZ-instellingen en dit ten koste gaat van de eerste lijn. In het kader van het beleid dat deze leden steunen, om zoveel mogelijk zorg die in de eerste lijn kan plaatsvinden daar ook te laten plaatsvinden, zien zij dat dit botst. De eerste lijn is volop bezig met de invoering van de praktijkondersteuner GGZ (PO-GGZ). Een 100% nacalculatie, zoals de minister voornemens is, zal de invoering van de PO-GGZ afremmen. Tevens bestaat daarbij het gevaar dat de eerste lijn zich weer terugtrekt op het veld van de somatiek. Er is hier voor een zorgverzekeraar niet echt een keuze. Hij kan kiezen voor zorg in de eerste lijn, dichtbij huis, kwalitatief goed, maar veel goedkoper, terwijl aan de andere kant de 100% nacalculatie uit de grote collectieve pot op de tweedelijns GGZ-zorg in de praktijk toch te aantrekkelijk zal blijken. De leden van de VVD-fractie vragen de minister voorts hoe het tijdpad voor verdere afbouw van de nacalculatie van het A-segment zal verlopen. Bestaat er al een tijdpad? Zo ja, wat is dat tijdpad en zo nee, waarom bestaat er geen tijdpad? Indien er geen zicht is op een afbouw van de nacalculatie op redelijke termijn is het te overwegen om te onderzoeken hoe zorgverzekeraars toch voor hun inspanningen, bijvoorbeeld op het gebied van het preferentiebeleid, kunnen worden beloond. Zij zorgen immers voor een daling van de geneesmiddelenprijzen en dat is geen klein geld. Ons heeft de suggestie bereikt om zorgverzekeraars het voordeel ten opzichte van de geraamde zorgkosten te laten houden, terwijl een zorgverzekeraar die deze inspanningen niet verricht wordt afgerekend op basis van de nagecalculeerde zorgkosten. Kan de minister een reactie geven op deze suggestie? II. Reactie van de minister PAGE PAGE 1