[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van Bommel over de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D11426, datum: 2008-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z02864:

Preview document (🔗 origineel)


	Postadres: Postbus 20301, 2500 EH  Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG	Bezoekadres

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Telefoon (070) 3 70 79 11

Fax (070) 3 70 79 72

www.justitie.nl

Onderdeel	Directie Vreemdelingenbeleid

	Datum	23 oktober 2008

	Ons kenmerk	5566191/08

	Uw kenmerk	2080900600

	Bijlage(n)	1

	Onderwerp	beantwoording Kamervragen

















	

Hierbij zend ik u de beantwoording van de vragen van het lid Van Bommel
(SP) over de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname.
(ingezonden 22 september 2008).

De Minister van Justitie,

2080900600

Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de minister van Justitie over de
Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname. (Ingezonden 22
september 2008)

Vraag 1

Hebt u op 26 augustus 2008 tijdens een interview op Surinaamse Televisie
Stichting 

(STVS) gezegd dat de rechten onder artikel 5, tweede lid, van de
Toescheidingsovereenkomst (TO) geen kiesrecht bevatten, ook al wonen de
personen die eronder vallen in Suriname? Zo ja, waarop baseert u deze
zienswijze?

Antwoord 1

Neen, dat is geen nauwkeurige weergave van hetgeen is gezegd. In het
interview heb ik uitgesproken dat de gedachte dat personen die geen
Surinaams staatsburger zijn in Suriname kiesrecht kunnen uitoefenen een
onjuiste opvatting lijkt. Ook heb ik in dat interview aangegeven dat
deskundigen aan beide kanten is gevraagd zich te buigen over de kwestie.


Vraag 2

Bent u bekend met de rechterlijke uitspraken in Suriname van het Eerste
Kantongerecht A.R.NO. 994674, 23 mei 2001 1) en Hof van Justitie GR
14155, 03 augustus 2007 2) en het deskundigenbericht van 03 augustus
2000 van de gerechtsdeskundige mr P.D. Haarmans? 3) Hoe verhoudt dit
zich met uw uitspraken?

Antwoord 2

Ik ben bekend met de genoemde uitspraken en stukken en constateer dat
het Surinaamse Hof van Justitie op 3 augustus 2007 vaststelt dat de
eerste zin van artikel 5, tweede lid, van de Toescheidingsovereenkomst
inzake nationaliteiten, gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Republiek Suriname (Trb. 1975, 132) rechtskracht heeft. Tevens
moet worden vastgesteld dat over de precieze uitleg van deze zin
onduidelijkheid bestaat. Daarom heb ik tijdens mijn bezoek aan Suriname
het voornemen uitgesproken dat in onderling overleg de beide landen
zullen komen tot een verduidelijking van genoemde bepaling.

Vraag 3

Hoe verhouden uw uitspraken zich met artikel 12 van de TO? Zijn de
uitspraken door de Surinaamse en/of de Nederlandse rechter over de TO
niet bindend voor beide landen? 

Antwoord 3

Artikel 12 van de Toescheidingsovereenkomst bepaalt dat vraagstukken die
bij de toepassing van de Overeenkomst rijzen in onderling overleg tussen
de administraties van de beide landen worden opgelost. Het in mijn
antwoord op vraag 2 bedoelde overleg dient in dat licht te worden
bezien. Daarnaast heeft een persoon die het oneens is met een concrete
beslissing van de administratie van één van beide landen uiteraard het
recht zich te wenden tot de bevoegde rechter.

Vraag 4

Welk deel van de rechten van artikel 5, tweede lid, TO wordt thans door
Suriname nageleefd? Heeft u aan uw Surinaamse collega’s kenbaar
gemaakt dat de TO per ommegaand dient te worden nageleefd? Zo ja, wat is
de reactie van Suriname hierop? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4

Op dit moment is geen informatie beschikbaar die erop wijst dat sprake
is van een wezenlijk andere benadering dan voorheen van de groep
Nederlanders die wordt bestreken door artikel 5, tweede lid, van de
Toescheidingsovereenkomst. Dit betekent dat hun voor het binnenreizen
van Suriname een visum wordt gevraagd en dat zij een verblijfs- dan wel
een vestigingsvergunning moeten aanvragen indien zij langdurig verblijf
beogen. Er is in het verleden meer dan eens door verschillende leden van
het Nederlandse kabinet gepleit voor inachtneming van de rechten die
artikel 5, tweede lid, van de Toescheidingsovereenkomst waarborgt. Het
huidige kabinet heeft eenzelfde inzet. Ik benadruk hier dat er zowel aan
Nederlandse als Surinaamse kant bereidheid is te komen tot een
oplossing.

1) Surinaams Juristenblad, 2002, nr. 2

2) Surinaams Juristenblad, 2007, nr. 2

3) Surinaams Juristenblad, 2007, nr. 3

5566191/08/23 oktober 2008

  PAGE  3 /  NUMPAGES  3 



Ministerie van Justitie



Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken



Directie Vreemdelingenbeleid





Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts
één zaak in uw brief behandelen.

