[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Wolbert en Van Dijken over het landelijk vervolgprogramma stimulering cliëntparticipatie

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D11498, datum: 2008-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z02366:

Preview document (🔗 origineel)


De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG





Ons kenmerk	Inlichtingen bij	Doorkiesnummer	Den Haag

DMO-K-U-2879630

                                 23 okt. 08

Onderwerp	Bijlage(n)	Uw brief

Kamervragen



15 september 2008







Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Wolbert
en Van Dijken (beiden PvdA) over het landelijk vervolgprogramma
stimulering cliëntparticipatie (2070829760).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

Antwoorden op Kamervragen van   REF bmkHetLidDeLeden  \* MERGEFORMAT 
de Kamerleden Wolbert en Van Dijken  (beiden PvdA)  REF bmkKamerleden 
\* MERGEFORMAT    over   REF bmkOnderwerp  \* MERGEFORMAT  het landelijk
vervolgprogramma stimulering cliëntparticipatie 

(2070829760)

1 

Is het waar dat u in het Algemeen Overleg van 19 juni jl. over de
financiering van PGO-organisaties hebt toegezegd voor een jaar
financiën beschikbaar te stellen om het programma Lokaal Centraal te
continueren?

1 

Nee. In het verslag van het Algemeen Overleg van 19 juni jl. over de
financiering van PGO-organisaties staat het volgende: “Voor de
cliëntenparticipatie in de Wmo, moet een goed fundament aanwezig zijn.
Is dat fundament nog onvoldoende aanwezig en komen partijen met een goed
plan, dan is de staatssecretaris na overleg met partijen bereid om nog
voor één jaar financiën te zoeken”. Dit verslag geeft goed weer wat
ik precies gezegd heb. 

2 

Hoe rijmt u deze uitspraak met het gegeven dat u slechts een bedrag van
€ 500.000,- beschikbaar wilt stellen voor het alsnog bereiken van zeer
moeilijk bereikbare doelgroepen, zoals allochtonen, jongeren en mensen
met een verstandelijke beperking?

3 

Deelt u de mening dat de borging van de programmaresultaten en
overdracht van verantwoordelijkheid naar gemeenten zorgvuldig moet
plaatsvinden?

4 

Zijn naar uw mening gemeenten voldoende op de hoogte van de wijziging
van het bedrag en kunnen gemeenten nog voldoende rekening mee houden in
het opstellen van hun begrotingen in 2009? 

2, 3. en 4 

De programma’s Lokaal Centraal en Lokale Versterking zijn in 2006 in
het leven geroepen om, in het kader van de implementatie van de Wmo,
cliëntenparticipatie tijdelijk een extra impuls te geven. Het was
partijen duidelijk dat beide programma’s in 2008 zouden eindigen.
Zorgbelang en het GGZ-platform vragen nu om verlenging van het programma
Lokaal Centraal en Lokale Versterking, waarbij de huidige programma’s
in de kern structureel worden voortgezet. Men vraagt daarvoor op
jaarbasis minimaal de huidige bedragen van € 2,5 miljoen per
programma.

Bij de vraag of en zo ja hoe de programma’s zouden moeten worden
voortgezet heb ik de volgende afwegingen gemaakt. Ten eerste het belang
van cliëntenparticipatie voor de burger. Dat staat buiten kijf. Het
Verweij-Jonker Instituut constateert ondermeer dat op dit gebied de
afgelopen jaren een enorme dynamiek is ontstaan, mede dankzij deze twee
programma’s.

Ten tweede dat volgens de wet gemeenten zorg moeten dragen voor
cliëntenparticipatie. De Wmo geeft hen daarvoor een heldere opdracht.
De verantwoordelijkheid daarvoor moet liggen waar deze ook hoort: bij
gemeenten. Gemeenten doen het nodige aan cliëntenparticipatie. In de
onlangs naar u gezonden Eerste tussenevaluatie Evaluatie Wmo van het SCP
wordt geconstateerd dat nagenoeg alle gemeenten voorafgaand aan de
beleidsontwikkeling de wensen en behoeften van burgers en cliënten
hebben geïnventariseerd. Maar het kan nog beter. Gemeenten moeten dat
oppikken. De rol van VWS is hier hetzelfde als bij andere onderwerpen in
de Wmo: ik draag een systeemverantwoordelijkheid. Ik kom daar later op
terug. 

Ten derde moet een vorm van verlenging van de programma’s bijdragen
aan het leggen van een meer stevig fundament voor cliëntenparticipatie.
Het tijdelijk of structureel verlengen van de huidige programma’s –
waarmee veel middelen gemoeid zullen zijn – biedt mij geen garantie op
een structureel betere positionering van de cliëntenparticipatie.

Het argument van betrokken partijen dat het versterken van
cliëntenparticipatie ‘nooit klaar zal zijn’ sterkt mij in de
overtuiging dat het een goede zaak is de verantwoordelijkheid daarvoor
nu volledig bij het lokaal bestuur te leggen. 

Dat laat onverlet dat ik me verantwoordelijk voel voor een goede borging
van de resultaten van genoemde programma’s en een goede overdracht
naar gemeenten. Daartoe stel ik voor beide programma’s in 2009 € 0,5
miljoen beschikbaar. Dit nog los van mijn besluit om het programma
Lokale Versterking GGZ toe te staan de tot dusver onbestede middelen in
2009 te bestemmen. Het gaat bij het laatste om een bedrag van ongeveer
€ 1 miljoen.

 

Om verder invulling te geven aan mijn systeemverantwoordelijkheid:

1) komt er structureel € 100.000 beschikbaar om het proces van
cliëntenparticipatie bij gemeenten te monitoren en te stimuleren; 

2) zijn gesprekken gestart over de landelijke borging van kennis en
expertise bij Movisie;

3) zal ik gemeenten aanspreken op hun verantwoordelijkheid op het gebied
van cliëntenparticipatie; 

4) wordt mogelijke samenwerking met andere partijen bevorderd, zoals met
het programma Versterking CliëntPositie (VCP) van de CG-Raad.

Bij dit alles zij bedacht dat ook via andere wegen cliëntenparticipatie
wordt bevorderd. Ik noem de landelijke pgo-organisaties, de taakgroep
Handicap en Lokale Samenleving en de naar de gemeente overgehevelde
VTA-subsidies.

5 

Wat is de stand van zaken omtrent de verdergaande samenwerking tussen de
programma’s Lokale Versterking GGZ, Lokaal Centraal en Versterking
Cliëntpositie? Wanneer kan de Kamer dit gezamenlijk plan verwachten?

5 

De partijen komen dit najaar met een plan om de samenwerking meer op
elkaar af te stemmen. VWS vindt het belangrijk dat nadere samenwerking
bijdraagt aan de doelstelling dat cliëntenbelangen zoveel mogelijk hun
weerklank vinden in het gemeentelijke beleid. Ik zal het plan daar ook
op beoordelen. Ik zorg ervoor dat de Kamer het gezamenlijke plan van de
partijen toegestuurd krijgt.

 Kamerstuk 29 214, nr.34 vergaderjaar 2007-2008.

Postbus 20350

2500 EJ  DEN HAAG

Telefoon (070) 340 79 11

Fax (070) 340 78 34	Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  DEN HAAG	Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres
met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief	Internetadres:

www.minvws.nl



  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""