Brief over het niet versturen van een rectificatiebrief door RWS
Brief regering
Nummer: 2008D11508, datum: 2008-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat ()
Onderdeel van zaak 2008Z05008:
- Indiener: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2008-10-28 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-11-05 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-01-14 13:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 23 oktober 2008 U vraagt mij te reageren op een brief van de heer Van der C. aan u, van 18 september 2008. In deze brief geeft de heer Van der C. aan het oneens te zijn met mijn reactie in mijn brief van 15 september 2008, kenmerk VENW/DGMo-2008/2849. Deze brief hebt u in afschrift van mij ontvangen. Communicatie in het afgelopen jaar: Met de heer Van der C. is de afgelopen jaren een intensief proces doorlopen. Op 14 juni 2007 heeft de heer Van der C. met de heer D., Plv. DG Mobiliteit, een gesprek gehad waarin de heer Van der C. zijn visie op de A4 Delft-Schiedam heeft toegelicht. Het ministerie heeft daarop twee onafhankelijke deskundigen ingeschakeld die in december 2007 een oordeel hebben gegeven over deze visie. In de lopende studie houd ik rekening met de adviezen van de genoemde deskundigen, naar aanleiding van de visie van de heer Van der C.: Ik plaats de A4 in een bredere ruimtelijke context, Ik onderbouw verkeerskundig waarom verschillende alternatieven geen oplossing bieden, Ik reken qua verkeersbelasting kritische knooppunten ook met een dynamisch model door, Ik maak een Kosten-Baten-Analyse volgens de OEI-systematiek. Mijn ministerie heeft dit op 10 maart 2008 met de heer Van der C. besproken. Daarbij is aangegeven dat de communicatie over het studieproces verder verloopt zoals gangbaar is voor een Trajectnota/MER. Op dit moment worden diverse onderzoeken uitgevoerd. In het tweede kwartaal van 2009 zullen deze in de vorm van een Trajectnota/MER ter visie worden gelegd en krijgen belanghebbenden, waaronder de heer Van der C., de mogelijkheid hierop in te spreken. De mondelinge afspraak van 10 maart heb ik in een brief van 25 maart 2008, kenmerk VENW/DGP-2008/2888, aan de heer Van der C. schriftelijk bevestigd. Daarin heb ik tevens aangeboden dat de heer Van der C. periodiek informatie over de studievoortgang kan krijgen van Rijkswaterstaat en enkele malen per jaar een mogelijkheid krijgt tot een gesprek. De diverse, zeer veelvuldige, reacties van de heer Van der C. zullen periodiek, gebundeld, beantwoord worden. Dit is gezien de veelheid aan reacties van de heer Van der C. wenselijk om de werkprocessen binnen mijn ministerie hiermee niet bovenmatig te belasten. Conform de in maart gemaakte afspraken heeft de projectorganisatie van RWS de heer Van der C. uitgenodigd voor toelichtende gesprekken. Tot nu toe hebben de volgende gesprekken plaatsgevonden: 9 juni 2008 gesprek met de omgevingsmanagers 18 juni 2008 vervolggesprek met een omgevingsmanager en verkeerskundigen 21 juli 2008 gesprek met de projectdirecteur A4 DS. Ook daarna nog heeft er correspondentie plaatsgevonden tussen mijn ministerie en de heer Van der C., deels rechtstreeks, deels via u: Op 2 mei 2008 heeft de heer Van der C. mij een brief gestuurd. Op 18 juni 2008 heb ik schriftelijk geantwoord, en een afschrift van mijn antwoord aan u gezonden (Rijkswaterstaat Zuid-Holland, kenmerk 4777). Ik heb daarin aangegeven en onderbouwd dat : Er geen geheim gehouden studies zijn (de notitie waar de heer Van der C. steeds op doelt, is openbaar en is al geruime tijd in uw bezit). Ik de kritiek op de bewonersbrief van februari 2008 niet deel; de bewonersbrief is geheel in lijn met de motivering die ik op 16 januari 2008 in kamerstuk 30561 nr. 8 aan u heb gegeven. Deze motivering is ontleend aan de Trajectnota/MER stap 1, van november 2007, die in uw bezit is. Ik het belangrijk vind dat de beslisinformatie zorgvuldig en transparant in de Tracé/MER procedure aan de orde komt. Hiervoor is een totaalbeeld nodig van de problematiek, ondersteund door onderliggende cijfers en onderzoeken. Dit totaalbeeld is naar verwachting in het tweede kwartaal van 2009 in de vorm van de Trajectnota/MER beschikbaar. Dat is het ook het meest geëigende moment voor burgers om in te spreken. In e-mails van 11 juli, 11 augustus, 26 augustus, 2 september, 11 september en 14 september komt de heer Van der C. terug op dezelfde onderwerpen als reeds beantwoord in mijn brief van 18 juni 2008. In mijn brief van 15 september 2008, kenmerk VENW/DGMo-2008/2849, heb ik dan ook in lijn met mijn brief van 18 juni 2008 geantwoord. Ook op 15 september, 16 september en 17 september heb ik weer soortgelijke reacties van de heer Van der C. mogen ontvangen (soms twee per etmaal), op 18 september gevolgd door de brief waarop u mij nu om een reactie vraagt. Reactie op brief van Dhr. van de C. van 18 september 2008: De heer Van der C. blijft dezelfde thema’s bij herhaling aan de orde stellen. Ik waardeer zijn betrokkenheid. Aangezien er geen nieuwe feiten zijn, blijft mijn reactie in lijn met mijn eerdere reactie in de brieven aan de heer Van der C. van 18 juni 2008 en 15 september 2008, welke u in afschrift hebt ontvangen, en mijn brief aan u van 11 juli 2008, waarin gereageerd wordt op artikelen in de Delftse post en Delft op zondag. De heer Van der C. verzoekt een rectificatiebrief te sturen naar aanleiding van een brief aan bewoners, verstuurd door RWS. Dit omdat de informatie in deze brief niet onderbouwd zou zijn. Ik hecht waarde aan een zorgvuldig en transparant besluitvormingsproces. Daarom heb ik u in januari 2008 (Kamerstuk 30 561 nr. 8) geïnformeerd over het besluit dat ik samen met mijn collega, minister Cramer, en in afstemming met de IODS-adviesgroep heb genomen. Daarom ook heb ik Rijkswaterstaat verzocht om de omwonenden in de regio met een brief te informeren over dit besluit, en mijn beweegredenen daarbij. De informatie die Rijkswaterstaat in opdracht van mij aan de burgers in de regio heeft gegeven is in lijn met de informatie die u van mij hebt ontvangen. Door de heer Van der C. wordt betoogd dat de informatie die in deze brief gegeven wordt niet te onderbouwen is. In Kamerstuk 30 561 nr. 8, en in navolging daarvan in de brief van Rijkswaterstaat aan de burgers in de regio, heb ik mijn keuzen gemotiveerd. Bij deze motivering heb ik informatie uit de Trajectnota/MER stap 1, betrokken. Ik heb in bovengenoemd kamerstuk aangegeven dat ik een bestuurlijke voorkeur heb voor het A4 alternatief. Tevens heb ik aangegeven dat uit de Trajectnota/MER stap 1 blijkt dat de alternatieven A4 en A13+A13/16 vooralsnog realistische alternatieven zijn, dat de planstudie nog loopt, en dat er nog een aantal complexe vraagstukken zijn die om een oplossing vragen. Ik heb daarop de conclusie getrokken dat nu alleen het A4-alternatief verder onderzoeken juridische risico’s geeft. Daarom kies ik ervoor in de tweede stap van de Trajectnota/MER beide alternatieven verder te onderzoeken. Mijn conclusie was en is dat zowel u als de omwonenden van de A4 juist en volledig zijn geïnformeerd op basis van de informatie die ik op dit moment ter beschikking heb (Trajectnota/MER stap 1). Er is dus geen enkele reden voor een rectificatie zoals de heer van der C. die vraagt. Tot slot: In het tweede kwartaal van 2009 zal de Trajectnota/MER ter visie worden gelegd. De inhoudelijke discussie zal dan op basis van actuele gegevens worden gevoerd. Op dat moment krijgen belanghebbenden, waaronder de heer Van der C., de mogelijkheid hierop in te spreken. In het derde kwartaal van 2009 zal ik dan, gehoord hebbend de inspraakreacties en de adviezen van de wettelijke adviseurs, samen met mijn collega van VROM, een standpunt innemen. Met de heer Van der C is afgesproken dat zijn veelvuldige tussentijdse reacties periodiek, gebundeld, beantwoord worden. Dit is gezien de veelheid aan reacties van de heer Van der C. tevens wenselijk om de werkprocessen binnen mijn organisatie hiermee niet bovenmatig te belasten. Ik vraag u deze lijn te ondersteunen. DOCVARIABLE briefaanparlement.ondertekening DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT, C.M.P.S. Eurlings