De samenloop van het doen van verbeterde aangifte voor de belastingen en het vervolgen van witwassen
Schriftelijke vragen
Nummer: 2008D11537, datum: 2008-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F. Teeven, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.W. Remkes, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z04973:
- Gericht aan: J.C. de Jager, staatssecretaris van Financiën
- Gericht aan: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Indiener: F. Teeven, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.W. Remkes, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2008-12-11 14:05: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2008Z04973 / 2080903560 Vragen van de leden Teeven en Remkes (VVD) aan de minister van Justitie en de staatssecretaris van Financiën over de onwenselijke samenloop van het doen van verbeterde aangifte voor de belastingen en het vervolgen van witwassen. (Ingezonden 23 oktober 2008) 1 Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de strafkamer van de Hoge Raad d.d. 7 oktober 2008 waarin is bepaald dat de onderhavige zaak wordt terugverwezen naar het Hof in Den Bosch om opnieuw te worden berecht? 1) 2 Bent u van mening dat artikel 69, derde lid van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) met deze uitspraak in de praktijk (feitelijk) buiten werking is gesteld? Deelt u de zienswijze dat een ieder die gebruik maakt van de fiscale inkeerregeling zonder enig voorbehoud per omgaande kan worden betrokken in een vervolging ter zake van overtreding van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht? 3 Bent u van mening dat, kijkende naar rechtsoverweging 3.5 van de Hoge Raad in haar arrest, deze rechtsopvatting en uitleg van de wet betekent dat het doen van verbeterde aangifte (in de zin van artikel 69, derde lid AWR) de facto onmogelijk is geworden? 4 Bent u van oordeel dat, gezien de uitleg van het begrip ‘afkomstig van enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis en 420quater Wetboek van Strafrecht (zie rechtsoverweging 3.8), een wetswijziging dient plaats te hebben om de verbeterde belastingaangifte blijvend mogelijk te maken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, binnen welke termijn zal de wetswijziging tot stand worden gebracht? 1) Hoge Raad 03511/06, LJN BD2774