Vetmelkers i.r.t. de superheffingsregeling
Brief regering
Nummer: 2008D11922, datum: 2008-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z05150:
- Indiener: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2008-11-05 14:45: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-11-11 16:00: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2008-11-13 10:00: Landbouw- en Visserijraad (Algemeen overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-02-05 13:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (๐ origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 27 oktober 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de vaste Kamercommissie voor LNV om een reactie op de brief van maatschap van Zutphen - van der Vleuten inzake de zogenaamde โvetmelkersโ in relatie tot de superheffingsregeling, bericht ik u als volgt. Over de gevolgen van de wijziging van de regels van de superheffing op het punt van de vetcorrectiefactor heb ik evenals mijn ambtsvoorganger regelmatig met uw Kamer mondeling en schriftelijk gecommuniceerd, laatstelijk bij brief d.d. 11 april 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 28 625, nr. 41). Op 4 oktober 2006 heeft de Europese Commissie bij verordening een grenswaarde voor de negatieve correctie van het vetgehalte vastgesteld, die inhoudt dat de aangepaste hoeveelheid van de door de producent geleverde melk (waarover superheffing wordt berekend) niet minder kan zijn dan 75% van de daadwerkelijk geleverde hoeveelheid melk. Deze verordening is van toepassing met ingang van het superheffingjaar 2007/2008, dus vanaf 1 april 2007. De Brusselse verordening bood de veehouders derhalve een overgangstermijn voor de bedrijfsvoering van ongeveer een half jaar. Daarnaast heb ik de veehouders voor 2007/2008 een ook met uw Kamer besproken overgangsvoorziening aangeboden, die uitgaande van gelijkblijvend leveringsniveau inhoudt dat de helft van de eventueel verschuldigde superheffing in 2007/2008 wordt verevend. Dit gaf de betreffende veehouders de tijd om in plaats van al na een half jaar, anderhalf jaar na wijziging van de verordening hun bedrijfsvoering volledig te hebben aangepast aan de nieuwe omstandigheden. In april 2007 heb ik alle 16 betrokken veehouders een aanbod gedaan op basis van het bovenstaande om te voorzien in een overgangsperiode voor het superheffingjaar 2007/2008. Daarnaast heeft mijn ambtsvoorganger de getroffen melkveehouders aangeboden dat zij hun quotum met hoog vetgehalte kunnen laten omzetten in quota met lagere vetgehaltes, zoals genoemd in de brief aan uw kamer van 16 februari 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 28 625, nr. 39). De veehouders zijn eerst in bezwaar en daarna in beroep gegaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Eind juli 2008 heeft het CBB alle beroepen van de vetmelkers ongegrond verklaard. In de bestuursrechtelijke procedure is het CBB eindrechter. Tevens heeft het merendeel van de vetmelkers over de door mij geboden oplossing een procedure aanhangig gemaakt bij de civiele rechter. Gezien het belang van een snelle uitspraak werd daarbij een tijdelijke voorziening gevorderd. De betreffende veehouders zijn voor de gevraagde tijdelijke voorziening in het ongelijk gesteld; de bijbehorende bodemprocedure loopt nog. Samenvattend concludeer ik dat over de geboden voorziening aan de veehouders meermalen met uw Kamer overleg heeft plaatsgevonden. Ik begrijp dat de veehouders de mogelijkheden aangrijpen tot het alsnog krijgen van een ruimere voorziening dan hen is geboden. Er zijn geen nieuwe feiten die voor mij aanleiding zijn de zeer zorgvuldig afgewogen voorziening te heroverwegen. Ook gezien de uitspraken van de bestuursrechter en de voorlopige uitspraak van de civiele rechter bestaat er voor mij geen aanleiding om in de geboden voorziening veranderingen aan te brengen. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, G. Verburg