[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Zijlstra over Regelgeving rond opleidingsfonds

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2008D12033, datum: 2008-10-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z03885:

Preview document (🔗 origineel)


De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA  DEN HAAG





Ons kenmerk	Inlichtingen bij	Doorkiesnummer	Den Haag

MEVA-K-U-2884219

                                 27 okt. 08

Onderwerp	Bijlage(n)	Uw brief

Kamervragen

	1	8 oktober 2008







Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Zijlstra
(VVD) over Regelgeving rond opleidingsfonds (2080901960).

De Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Vragen van het lid Zijlstra (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de regelgeving rond het opleidingsfonds.
(2080901960)

1

Bent u bekend met het artikel “Papierwinkel funest voor opleiding”?
1)

1

Ja, ik ben bekend met dit artikel dat stamt uit januari van dit jaar en
met de reactie van de MSRC op dit artikel.

2

Kunt u uiteenzetten of het verdere traject na het verschijnen van het
genoemde artikel vanuit het veld reacties heeft opgeleverd over de
uitvoerbaarheid van de regels omtrent het opleidingsfonds? 

2

Ook in de periode na het verschijnen van het artikel hebben mij signalen
bereikt dat instellingen en opleiders graag een verdere flexibilisering
van de regelgeving omtrent het opleidingsfonds zouden zien. Ik kan die
signalen op zich goed duiden. Voor opleiders en instellingen is er de
afgelopen periode immers veel veranderd, niet alleen als het gaat om het
opleidingsfonds overigens. De opleidingen zijn of worden gemoderniseerd,
er wordt opgeleid met inachtneming van de Canmeds-competenties, er
worden portfolio’s door de AIOS bijgehouden, opleiders worden zelf
opgeleid om AIOS te begeleiden. De specialisten  (in casu de Medische
Specialisten Registratie Commissie) houden zelf strakker toezicht op de
naleving van de regels die men zelf (in casu het Centraal College voor
Medische Specialisten) heeft gesteld teneinde de kwaliteit van de
opleiding te borgen. De opleidingswereld is kortom volop in beweging.
Zoals ook uit bovengenoemd artikel blijkt – en uit een latere
aanvullende reactie van de auteur van het artikel – wordt deze
ontwikkeling niet door iedereen toegejuicht. 

In die veranderende wereld zorgt ook het opleidingsfonds voor nieuwe
financiële spelregels.  Die spelregels betreffen de gebruikelijke
spelregels als het gaat om een adequaat subsidiebeheer vanuit de
overheid, waarbij ik wil benadrukken dat het bij het opleidingsfonds
gaat om een zeer omvangrijke subsidieregeling (circa € 700 miljoen aan
beschikte subsidies) in macro-termen. Ook op meso-niveau is sprake van
een forse subsidiëring: sommige opleidende instellingen ontvangen
subsidies van meer dan € 45 miljoen louter en alleen voor het opleiden
van AIOS. Een dergelijk bedrag voor een enkele instelling ligt
bijvoorbeeld in dezelfde orde van grootte als het totaalbedrag voor alle
instellingen waarmee VWS stageplaatsen voor verplegenden en verzorgenden
in het veld ondersteunt. Ook per individuele AIOS is sprake van een
substantiële subsidie van gemiddeld € 130.000 per jaar waarmee de
vervolgopleiding wordt bekostigd. Per vervolgopleiding financiert de
overheid – in aanvulling op de reeds door de overheid bekostigde
opleiding tot basisarts - een bedrag van circa € 0,8 miljoen voor een
6-jarige opleiding met een grote baanzekerheid en een goed inkomen. Het
is mede vanuit het perspectief van de belastingbetaler dat ik hecht aan
een adequate besteding van middelen met inachtneming van een aantal
democratisch in overeenstemming met de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB)
tot stand gekomen spelregels. 

Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.

3

Is het u bekend dat de regelgeving rondom het opleidingsfonds door het
veld als star ervaren wordt, waardoor de veldpartijen onvoldoende kunnen
werken met de regels en daardoor de kwaliteit van ziekenhuisopleidingen
in gevaar kan komen?

3

Het “opleidingsfonds” is in het leven geroepen om marktverstoring
bij de ziekenhuizen door de invoering van de DBC-tarieven te voorkomen,
aantallen en bedragen transparant te maken, planning en uitvoering beter
op elkaar te laten aansluiten, free riders gedrag uit te sluiten,
varkenscycli te verkleinen en opleidingsplaatsen te verdelen op basis
van toetsbare criteria, waaronder kwaliteit, tegen een redelijke prijs. 

Vóór totstandkoming van het opleidingsfonds vond bekostiging plaats
ongeacht de geleverde prestatie. Er was sprake van ondoorzichtige
verdelingsmechanismen, gebrek aan inzicht in kwaliteitsverschillen en
kostprijzen van opleidingen en er waren weinig kansen voor nieuwe
toetreders. Dat de verdeling in het verleden niet altijd soepel verliep
blijkt bijvoorbeeld uit het artikel “Orde schort overleg over aios
op” uit Medisch Contact van 18 augustus 2006, waarin wordt aangegeven
dat de Orde van Medisch Specialisten uit het zogeheten BOLS-overleg
dreigt te stappen, omdat men het niet eens kan worden over de
opleidingsplaatsen voor AIOS in dat lopende jaar.

In het nieuwe systeem stelt de minister van VWS op basis van de ramingen
van het Capaciteitsorgaan jaarlijks de aantallen assistenten in
opleiding vast die aan de opleiding mogen beginnen. Op basis van
toetsbare en transparante spelregels in overeenstemming met de AWB
worden de beschikbare opleidingsplaatsen per zorgopleiding over de
instellingen verdeeld. De verdeling van opleidingsplaatsen vindt nu
vrijwel beleidsneutraal plaats. Om te komen tot een verdeling van ten
minste een deel van opleidingsplaatsen op basis van kwaliteit heb ik het
College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG) in
februari 2007 gevraagd met voorstellen te komen. Hiernaast verwacht ik
voor het einde van dit jaar een rapport van Berenschot met betrekking
tot de kostprijzen van zorgopleidingen.

Bij het ingezette verandertraject vallen in het bijzonder de volgende
zaken op. Sommige instellingen hebben meer AIOS laten instromen dan door
mij bij de subsidieverlening beschikt en zij lijken vervolgens
verwonderd te zijn wanneer die plaatsen niet worden vergoed. Hiernaast
heeft een aantal instellingen er moeite mee, dat de opleidingsplaatsen
volgens een bepaalde systematiek worden verdeeld. Met het oog op een
gelijke behandeling van instellingen kan daar niet zomaar omheen worden
gegaan. Een aantal instellingen wil ook meer mutaties ten opzichte van
de subsidieverlening gedurende het jaar mogelijk maken. De essentie van
de subsidieregeling gaat echter over het verdelen van door mij
beschikbaar gestelde opleidingsplaatsen. Daaruit vloeit voort dat ik
terughoudendheid betracht met het toestaan van tussentijdse mutaties, te
meer daar veel mutaties zijn terug te voeren op bedrijfsvoering,
financiën en/of het opvangen van diensten. Bedrijfsvoering dient uit
het zorgbudget te worden betaald en niet uit de subsidie ten behoeve van
opleiden van AIOS. Bovendien dienen partijen een weloverwogen
opleidingsschema op te stellen. Een dergelijk schema hoeft vervolgens
niet met enige regelmaat te worden gewijzigd. Mocht dat onverhoopt toch
nodig zijn, dan biedt de regeling jaarlijks de mogelijkheid om het
opleidingsschema en daarmee de geldstroom te wijzigen. Ook zijn er
instellingen die bij uitval van AIOS terstond nieuwe instroom wensen.
Deze instellingen zien over het hoofd, dat ik bij de vaststelling van de
jaarlijkse instroom van AIOS al met eventuele uitval tijdens de
opleiding heb rekening gehouden; om 100 specialisten op te leiden laat
ik bij een uitval van 10%  111 AIOS instromen. Verder geldt ook hier dat
bedoelde wens om de capaciteit bij uitval op te vullen veelal is terug
te voeren op bedrijfsvoering, financiën en/of het opvangen van
diensten. 

Bedrijfsvoering die niet met het opleiden heeft te maken dient uit het
zorgbudget te worden betaald en niet uit de subsidie ten behoeve van
opleiden van AIOS. Wanneer dat niet gebeurt, ontstaat marktverstoring
tussen opleidende en niet opleidende ziekenhuizen ten nadele van
laatstgenoemde instellingen. Hiernaast heb ik met betrekking tot de
verdeling van de vooropleidingplaatsen heelkunde en interne geneeskunde
over de opleidingsinrichtingen voor het subsidiejaar 2009 en volgende
jaren voor een gewijzigde systematiek gekozen. Deze systematiek komt
tegemoet aan de wensen van het veld en betekent, dat de
opleidingsinrichting die verantwoordelijk is voor de eindopleiding de
AIOS selecteert. Hierna zoekt de AIOS in overleg met de opleider een
instelling die bereid is de vooropleiding interne geneeskunde of
heelkunde te verzorgen. De instelling die de vooropleiding verzorgt
ontvangt vervolgens de subsidie. In dit verband kan ik mij ook niet aan
de indruk onttrekken, dat een aantal instellingen pas vrij laat heeft
beseft, dat er met de totstandkoming van het opleidingsfonds zaken zijn
veranderd respectievelijk dat de interne communicatie binnen
instellingen tussen bestuur en opleiders niet steeds optimaal is
geweest. Na de gewenning met betrekking tot 2007 en 2008 zou dat voor
2009 geen probleem meer moeten zijn. Ten slotte bestaan misverstanden
ten aanzien van het opleidingsfonds. Zo zou het AIOS volgens sommige
instellingen of opleiders in het kader van het opleidingsfonds niet zijn
toegestaan in deeltijd te werken. Ook zouden AIOS niet in andere
regio’s dan die waar ze zijn begonnen mogen worden opgeleid. De
Subsidieregeling zorgopleidingen spreekt zich over dit soort zaken in
het geheel niet uit.    

4

Deelt u de mening dat als de regelgeving in de praktijk niet werkzaam
is, de invoering van deze regeling als prematuur dient te worden
beschouwd? Bent u in het verlengde daarvan bereid om terug te keren naar
de voorgaande regeling danwel vergaande aanpassingen uit te voeren in de
bestaande regeling waarbij als uitgangspunt vermindering van
administratieve last wordt gehanteerd?

4

Zoals ik in het antwoord op vraag 2 en 3 heb uiteengezet is een
veranderingstraject op weg naar een meer optimale situatie uit oogpunt
van transparantie, betaalbaarheid, toegankelijkheid en de kwaliteit van
het zorgstelsel ingezet. Dat leidt onvermijdelijk tot reacties uit het
veld. Ik heb evenwel geen reden om aan te nemen, dat de richting van het
beleid niet juist zou zijn. En waar reden is het beleid bij te stellen,
zoals bij de vooropleidingen voor heelkunde en interne geneeskunde, heb
ik dat al verwerkt in de Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche.
Steeds is hierbij het streven om de administratieve lasten zo laag
mogelijk te houden. Juist daarom heb ik voor het bepalen van de
subsidiering van de doorstroom gekozen voor het zoeken van aansluiting
bij de (centrale) registratie van de Medische Specialisten Registratie
Commissie (MSRC). De MSRC moet volgens de regels van het Centraal
College voor Medische Specialisten (CCMS) deze registratie al voeren,
die mede ten doel heeft de kwaliteit van de medisch-specialistische
opleidingen te waarborgen. Door dit in de subsidieregeling te verankeren
wordt bovendien de noodzaak onderstreept deze regels effectief na te
leven wanneer instellingen tenminste voor subsidiëring van hun
doorstroom in aanmerking willen komen. De in het artikel door de MSRC
geuite zorg over een mogelijke discrepantie tussen de werkelijke
situatie bij de opleidingsinrichtingen en de bij het MSRC bekende
gegevens is hiermee tevens effectief aangepakt.

5

Deelt u de mening dat het vreemd is dat opleidingsplaatsen toegekend
gaan worden op basis van kwaliteitscriteria die nog niet ontwikkeld
zijn? Is het waar dat een deel van de opleidingsplaatsen voor 2009 niet
kan worden ingevuld omdat deze criteria ontbreken en wat is het effect
van deze maatregel op het aantal medisch specialisten in de getroffen
opleidingen?

5

Het verdelen van opleidingsplaatsen op basis van kwaliteit tegen een
redelijke prijs zou een normaal principe moeten zijn bij de verdeling
van opleidingsplaatsen. Dit is nu echter nog niet het geval. Daarom heb
ik het CBOG in februari 2007 gevraagd met voorstellen daartoe te komen.
Het CBOG heeft evenwel aangegeven meer tijd nodig te hebben voor de
ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren. Om die reden heb ik het CBOG in
de gelegenheid gesteld ten aanzien van de subsidieronde 2009 later dit
jaar alsnog met voorstellen te komen voor de verdeling van 4
opleidingplaatsen heelkunde en 34 opleidingsplaatsen interne
geneeskunde. Daarmee zou dan een zeer bescheiden start gemaakt worden
met verdeling op basis van kwaliteitsindicatoren (circa 0,8% van alle
opleidingsplaatsen zou dan op die wijze gealloceerd worden). 

6

Wat gaat u doen om de ontstane situatie te verbeteren?

6

Ik blijf de ontwikkelingen in het veld scherp monitoren en waar er
binnen de randvoorwaarden van een adequaat subsidiebeheer mogelijkheden
zijn om de administratieve lasten te verlichten, zal ik dat uiteraard
niet nalaten. Dit laat onverlet dat ik het ingezette verandertraject met
kracht zal voortzetten, opdat opleidingsplaatsen zo spoedig mogelijk
kunnen worden verdeeld op basis van kwaliteit tegen een redelijke prijs.

7

Bent u bereid deze vragen vóór de behandeling van de VWS- begroting te
beantwoorden?

7

Ja

1) Medisch Contact 2008-02, pagina’s 58 en 59

Postbus 20350

2500 EJ  DEN HAAG

Telefoon (070) 340 79 11

Fax (070) 340 78 34	Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  DEN HAAG	Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres
met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief	Internetadres:

www.minvws.nl



  IF   DOCPROPERTY "propArchiefkopie"  Fout! Onbekende naam voor
documenteigenschap.  = "Archiefkopie"   AUTOTEXT sysArchiefkopie 
AANGETEKEND  ""