Antwoord op vragen van de leden Arib, Agema en De Roon over de bestrijding van loverboys op Internet
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2008D12328, datum: 2008-10-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
Onderdeel van zaak 2008Z02160:
- Gericht aan: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Indiener: K. Arib, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Onderdeel van zaak 2008Z02171:
- Gericht aan: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Gericht aan: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin
- Indiener: M. Agema, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: R. de Roon, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Telefoon (070) 3 70 79 11 Fax (070) 3 70 79 00 Datum 28 oktober 2008 Ons kenmerk 5568379/08 Uw kenmerk 2070829430 en 2070829450 Onderwerp Beantwoording Kamervragen van het lid Arib (PvdA) over de bestrijding van loverboys op internet en Kamervragen van de leden Agema en De Roon (PVV) over de berichtgeving dat loverboys via het internet slachtoffers zoeken In antwoord op uw brieven van 12 september 2008 deel ik u mee, mede namens mijn ambtgenoot voor Jeugd en Gezin, dat de schriftelijke vragen van lid Arib (PvdA) van uw Kamer over de bestrijding van loverboys op Internet (ingezonden op 11 september 2008) en de schriftelijke vragen van de leden Agema en De Roon (PVV) van uw Kamer over de berichtgeving dat loverboys via het Internet slachtoffers zoeken (ingezonden op 11 september 2008) worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief. De Minister van Justitie, Antwoorden van de Minister van Justitie op de vragen van het lid Arib (PvdA) over de bestrijding van loverboys op internet (Ingezonden 11 september 2008; nr. 2070829430) Vraag 1 Hebt u kennisgenomen van het artikel over de loverboys die via internet nieuwe slachtoffers zoeken? 1) Antwoord Ja. Vraag 2 Is het waar dat er een verschuiving plaatsvindt van het rechtstreeks benaderen van meisjes naar het via internet naar potentiĂ«le slachtoffers zoeken op websites als Hyves en Sugababes? Vraag 3 Bestaat er zicht op welke schaal dit zich voordoet? Antwoord 2 en 3 De dienst Nationale Recherche (DNR) van het KLPD richt zich via het Expertisecentrum Mensenhandel Mensensmokkel (EMM) op het probleem mensenhandel. Het is de politie bekend dat mensenhandelaren potentiĂ«le slachtoffers regelmatig via het internet benaderen. De âloverboyâ wordt binnen dit aandachtsgebied gezien als een methode van de criminaliteitsvorm mensenhandel. De DNR registreert misdaad niet naar methode maar naar criminaliteitsvorm. Derhalve valt de schaal van de âloverboymethodeâ binnen de criminaliteitsvorm mensenhandel niet vast te stellen en blijkt uit de gegevens van de DNR niet of de door de vraagsteller verwoorde verschuiving daadwerkelijk plaats vindt. Vraag 4 Op welke wijze en in welke mate is de politie actief ten aanzien van het opsporen en aanpakken van deze van manier van ronselen van meisjes door loverboys? Antwoord Dat de aanpak van mensenhandel binnen de politie een hoge prioriteit heeft blijkt onder andere uit het feit dat het is aangewezen als een van de zes speerpunten in de bestrijding van zware criminaliteit. Het benoemen tot speerpunt in de aanpak van zware criminaliteit heeft zich onder meer vertaald in de oprichting van een landelijk Expertisecentrum mensenhandel en mensensmokkel (EMM). Dit centrum heeft als doel om informatie omtrent mensenhandel te vergaren, dit te analyseren en weer uit te zetten. Bij het EMM binnengekomen informatie over gedwongen prostitutie wordt, voorzover mogelijk, omgezet in onderzoeksvoorstellen. Deze onderzoeken worden gewogen en overgedragen aan een regiokorps, bovenregionaal rechercheteam, de dienst Nationale Recherche van het KLPD, de Koninklijke Marechaussee (KMAR) of de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD). Het opstarten van projecten vindt plaats na overleg met het Openbaar Ministerie (OM). Daarnaast heeft de politie een rol binnen de Task Force mensenhandel. Deze Task Force is een samenwerkingsverband, waarbinnen buiten de politie onder andere ook het OM, gemeenten en het Ministerie van Justitie vertegenwoordigd zijn, om mensenhandel aan te pakken. Vanzelfsprekend richt de politie zich, waar dit gebruikt wordt door mensenhandelaren met het doel gedwongen prostitutie te bewerkstelligen, ook op het internet. 1) de Volkskrant, 9 september 2009 Antwoorden van de Minister van Justitie mede namens de minister voor Jeugd en Gezin op de vragen van de leden Agema en De Roon (PVV) over de berichtgeving dat loverboys via het internet slachtoffers zoeken. (Ingezonden 11 september 2008; nr. 2070829450) Vraag 1 Bent u bekend met het berichten âLoverboy zoekt via internetâ en âUtrecht wil opvang van misbruikte meisjes delenâ? 1) Antwoord Ja. Vraag 2 Hoe kan het dat de problemen rond het walgelijke verschijnsel van de âloverboyâ gewoon voort lijken te woekeren, terwijl het hier gaat om een niet te tolereren misstand die met urgentie moet worden bestreden? Is er sprake van een dalende of juist stijgende trend? Antwoord Voorafgaand aan de beantwoording van deze vraag merk ik op dat ik in plaats van de verhullende term âloverboysâ ervoor kies de term âmensenhandelarenâ te gebruiken. Bestrijding van mensenhandel heeft onverminderd mijn aandacht. Derhalve maakt de programmatische aanpak van mensenhandel deel uit van het programma versterking aanpak georganiseerde misdaad (PVAGM). Deze aandacht blijkt verder uit de in februari 2008 opgerichte Task Force Aanpak Mensenhandel. Speerpunten van deze Task Force zijn onder andere de dadergerichte aanpak van souteneurs en het aanvullen en implementeren van het barriĂšremodel. Dit barriĂšremodel is er op gericht om alle schakels in de criminele keten van mensenhandelaren scherp in beeld te brengen zodat interventies getroffen kunnen worden op die plekken waar dat het meest effectief is. Het aantal geregistreerde slachtoffers van mensenhandel vertoont de afgelopen jaren echter, volgens cijfers van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2008), een stijgende trend. Het aantal geregistreerde mogelijke slachtoffers mensenhandel bij de Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha) in 2006 bedroeg 579. Voor de stijgende trend valt geen eenduidige verklaring te geven. Het is echter goed mogelijk dat de stijgende trend onder meer te verklaren valt door het feit dat opsporingsdiensten en hulpverleners zich in steeds hogere mate bewust zijn van het fenomeen mensenhandel. Dat heeft tot gevolg dat mensenhandel steeds vaker gesignaleerd en dientengevolge ook geregistreerd wordt Vraag 3 Deelt u de mening dat het bewust selecteren van meisjes met een lichte verstandelijke beperking, die misschien in letterlijke zin wel meerderjarig zijn maar niet qua mentale leeftijd, een extra weerzinwekkende dimensie aan dit verschijnsel geeft? Zijn gerichte maatregelen ter bescherming van deze kwetsbare groep mogelijk? Zo neen, waarom niet? Antwoord Elke vorm van Mensenhandel acht ik een weerzinwekkend verschijnsel. LVG-instellingen, die tot opdracht hebben om licht verstandelijk gehandicapten een veilig thuis te bieden, zijn zich zeer wel bewust van het probleem van mensenhandel. Deze instellingen hebben beleid ontwikkeld om te voorkomen dat meisjes slachtoffer worden van mensenhandelaren. Dit beleid is er op gericht om de weerbaarheid van deze meisjes tegen mensenhandelaren te verhogen. In dit kader verzorgen zij speciale voorlichtingsactiviteiten en werken op het gebied van voorlichting en preventie samen met politie, jeugdzorg en jeugdbescherming. Vraag 4 In hoeverre hangt de oververtegenwoordiging van Turken en Marokkanen onder de daders van gedwongen prostitutie en andere vormen van seksueel geweld samen met het gestoorde vrouwbeeld dat die groepen koesteren? Antwoord De gedachte dat deze groepen in zijn algemeen een dermate gestoord vrouwbeeld zouden hebben dat dit vrouwenhandel zou rechtvaardigen, onderschrijf ik niet. Vraag 5 Beschikken we ĂŒberhaupt over gedetailleerde landelijke cijfers over de loverboy- problematiek? Zo ja, kunt u daar inzicht in geven? Zo neen, is het geen zaak om daar zo snel mogelijk beschikking over te krijgen? Antwoord De zesde rapportage mensenhandel (2008) geeft gedetailleerde cijfers over slachtoffers en daders van mensenhandel in Nederland. Deze rapportage is openbaar en valt te raadplegen via HYPERLINK "http://www.bnrm.nl" www.bnrm.nl . Vraag 6 Deelt u de mening dat haast moet worden gemaakt met het verhogen van de prostitutieleeftijd naar 21 jaar, omdat prostitutie in Nederland op dit moment vanaf 18 jaar volkomen legaal is en loverboys daardoor ongestoord hun gang kunnen gaan? Zo neen, waarom niet? Antwoord Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht stelt mensenhandel strafbaar. Dit geldt voor slachtoffers van alle leeftijden en staat geheel los van een eventuele verhoging van de prostitutieleeftijd. Daarnaast geeft lid 1, sub 3, 5 en 8 van dat artikel extra bescherming voor personen onder de 18 jaar. Wanneer er sprake is van een minderjarig slachtoffer hoeven er voor een veroordeling voor mensenhandel geen middelen van dwang bewezen te worden. Zoals ik heb aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van 19 juni jongstleden over de Tweede Evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod, zullen de maatregelen die momenteel op het terrein van mensenhandel worden genomen en de intensivering van het prostitutiebeleid mede tot betere bescherming en positieverbetering van bedoelde groep prostituees leiden. Ik heb bij die gelegenheid uiteengezet waarom ik op dit moment niet voornemens ben om de minimumleeftijd voor prostitutie wettelijk te verhogen. Wel heb ik toegezegd dat ik de ervaringen die op dit punt in Den Haag met een convenant tussen exploitanten en beheerders van Haagse raamprostitutiebedrijven zijn opgedaan, zal bezien. 1) de Volkskrant, âLoverboy zoekt via internetâ en âUtrecht wil opvang van misbruikte meisjes delenâ, 9 september 2008 Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Arib (PvdA), ingezonden 11 september 2008 (vraagnummer 2008Z02160 / 2070829430) 5568379/08/28 oktober 2008 PAGE 2 / NUMPAGES 6 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts Ă©Ă©n zaak in uw brief behandelen. ïȘï±